Niet voor ons soort mensen? - Vrije Universiteit Brussel
Niet voor ons soort mensen? - Vrije Universiteit Brussel
Niet voor ons soort mensen? - Vrije Universiteit Brussel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Niet</strong> <strong>voor</strong> <strong>ons</strong> <strong>soort</strong> <strong>mensen</strong> Een panelstudie naar de<br />
relatie tussen gevoelens van sociale demotie en<br />
arbeidsmarktstatus bij jongvolwassenen in Vlaanderen<br />
1 Inleiding<br />
Hoewel we over de afgelopen decennia anders en minder zijn gaan werken<br />
(Glorieux, Mestdag & Minnen, 2008), blijft arbeid een van de meest relevante<br />
activiteiten in het leven van volwassenen. Naast de instrumentele functie van het<br />
<strong>voor</strong>zien in een levensonderhoud, vervult betaalde arbeid ook een aantal latente<br />
functies (Jahoda, 1982). Eén daarvan is het verlenen van maatschappelijke status.<br />
We zijn in onze samenleving in grote mate wat we doen (De Witte, 2003). Arbeid<br />
wordt inderdaad vaak gezien als een zingever (Glorieux, 1995) waarbij de zingeving<br />
zich niet alleen beperkt tot aspecten van het individuele welbevinden die betrekking<br />
hebben op de private sfeer – zoals een positief zelfbeeld, geluk, zelfvertrouwen –<br />
maar ook leidt naar een meer algemeen gevoel een zinvolle plaats in de<br />
samenleving te kunnen innemen (Elchardus et al., 1996). Toch wordt vandaag de<br />
vraag luidop gesteld of arbeid die functie ook in de toekomst zal blijven vervullen<br />
(Swierstra & Tonkens, 2008).<br />
Verschillende auteurs waren er reeds vroeg van overtuigd dat de combinatie van<br />
blijvende sociale ongelijkheden enerzijds en de anderzijds <strong>voor</strong> onze huidige<br />
samenleving zo typische klemtoon op individuele prestaties en persoonlijke<br />
verantwoordelijkheid, het verwerven van een positieve identiteit <strong>voor</strong> <strong>mensen</strong> aan<br />
de onderkant van de samenleving zou bemoeilijken (o.a. Aronowitz, 1973; Lewis,<br />
1978; Sennett & Cobb, 1973). Er is vandaag inderdaad groeiend empirisch<br />
materiaal dat toont dat groepen die zich op de onderste sporten van de<br />
maatschappelijke ladder bevinden kampen met gevoelens van ressentiment, een<br />
<strong>soort</strong> ongedefinieerd gevoel van maatschappelijk onbehagen dat vaak samengaat<br />
of uitmondt in gepercipieerde achterstelling (Betz, 1990; Derks, 2004, 2006;<br />
Kochuyt & Derks, 2003). Eerder onderzoek naar de oorsprong en rol van dergelijke<br />
gevoelens leert twee zaken. Ten eerste weten we dat dergelijke gevoelens reeds<br />
aanwezig zijn bij bepaalde leerlingen uit het secundair onderwijs (Pelleriaux, 2001;<br />
Van Houtte & Stevens, 2008, 2010). De verspreiding valt er samen met de<br />
p. 1