12.07.2015 Views

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>Onderzoek naar klas- en leerkrachtkenmerken <strong>in</strong> debasisschool: effect op taal- en rekenprestaties enschoolwelbev<strong>in</strong>den <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde leerjaar (schooljaar2006-2007)L. Moens, D. Smits, I. Van Droogenbroeck, S. Speybroeck & J. Van Damme


TA<strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>Onderzoek naar klas- en leerkrachtkenmerken <strong>in</strong> debasisschool: effect op taal- en rekenprestaties enschoolwelbev<strong>in</strong>den <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde leerjaar (schooljaar2006-2007)L. Moens, D. Smits, I. Van Droogenbroeck, S. Speybroeck & J. Van DammePromotoren coörd<strong>in</strong>atieteam: J. Van Damme, B. De Fra<strong>in</strong>e, I. Nicaise, P. Van Petegem & K. VerschuerenOverige promotoren: P. Ghesquière, R. Janssen, F. Laevers, P. Onghena, M. Valcke & L. VerschaffelOnderzoek <strong>in</strong> opdracht van de Vlaamse m<strong>in</strong>ister van Onderwijs en Vorm<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong>programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’2010SSL-rapport nr. SSL/OD1/2010.24Datum oplever<strong>in</strong>g eerste versie: 26 april 2010Datum publicatie: 17 juni 2010


Voor meer <strong>in</strong>formatie over deze publicatie:Steunpunt SSL, Unit OnderwijsloopbanenAuteurs: L. Moens, D. Smits, I. Van Droogenbroeck, S. Speybroeck & J. Van DammeAdres:Dekenstraat 2, 3000 LeuvenTel.: +32 16 32 57 58 of +32 16 32 57 47Fax.: +32 16 32 58 59E-mail: Jan.VanDamme@ped.kuleuven.beWebsite: http://www.steunpuntloopbanen.beCopyright (2010)Steunpunt SSLp/a Parkstraat 47, 3000 LeuvenNiets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijk teverwijzen naar de bron.No part of this material may be made public without an explicit reference to the source.De verantwoordelijkheid voor dit rapport berust volledig bij de auteurs en vertolkt niet noodzakelijkde officiële visie van de Vlaamse Overheid.


InhoudstafelInhoudstafel............................................................................................................1Woord Vooraf ..........................................................................................................31. Inleid<strong>in</strong>g .............................................................................................................42. Omschrijv<strong>in</strong>g van de variabelen ................................................................................52.1 Geobserveerde klasvariabelen ................................................................................52.2 Betrokkenheid...................................................................................................52.3 Prestaties ........................................................................................................62.4 Schoolwelbev<strong>in</strong>den .............................................................................................62.5 Percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen.....................................................................................72.6 Steekproeven....................................................................................................73 Verbanden tussen betrokkenheid, prestaties en schoolwelbev<strong>in</strong>den ....................................93.1 Correlaties op leerl<strong>in</strong>gniveau .................................................................................93.1.1 Betrokkenheid en prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde ..................................93.1.2 Betrokkenheid en scores van schoolwelbev<strong>in</strong>den ................................................... 103.1.3 Prestaties en welbev<strong>in</strong>den ............................................................................. 123.2 Correlaties op klasniveau.................................................................................... 143.2.1 Betrokkenheid en prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde ................................ 143.2.2 Betrokkenheid en scores van schoolwelbev<strong>in</strong>den ................................................... 153.2.3 Betrokkenheid en klasvariabelen ...................................................................... 163.2.4 Prestaties en welbev<strong>in</strong>den ............................................................................. 213.2.5 Prestaties en klasvariabelen ........................................................................... 233.2.6 Schoolwelbev<strong>in</strong>den en klasvariabelen ................................................................ 273.2.7 Correlaties tussen klasvariabelen ..................................................................... 314 Klasgemiddelde van betrokkenheid voorspellen............................................................ 324.1 Betrokkenheid voorspellen voor de referentiesteekproef .............................................. 324.2 Betrokkenheid voorspellen voor de totale proefgroep .................................................. 335 Multilevel analyses ............................................................................................... 345.1 Schoolwelbev<strong>in</strong>den: leerl<strong>in</strong>gperceptie..................................................................... 355.1.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 355.1.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 355.1.3 Model met klasvariabelen als voorspellers ........................................................... 361


5.2 Schoolwelbev<strong>in</strong>den: leerkrachtperceptie ................................................................. 375.2.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 375.2.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 375.2.3 Model met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellers ..................................... 385.3 Schoolwelbev<strong>in</strong>den: ouderperceptie....................................................................... 395.3.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 395.3.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 395.3.3 Model met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellers ..................................... 405.4 Begrijpend lezen: toetsscore ............................................................................... 415.4.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 415.4.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 415.4.3 Model met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellers ..................................... 425.5 Begrijpend lezen: verschilscore ............................................................................ 435.5.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 435.5.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 435.6 Wiskunde: toetsscore ........................................................................................ 445.6.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 445.6.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 445.7 Wiskunde: verschilscore ..................................................................................... 455.7.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau..................................................... 455.7.2 Model met betrokkenheid als voorspeller ............................................................ 456 Besluit............................................................................................................... 477 Bibliografie......................................................................................................... 492


Woord VoorafEén van de moeilijkheden bij grootschalig longitud<strong>in</strong>aal <strong>onderzoek</strong> van de schoolloopbanen van leerl<strong>in</strong>gen is dat devereiste middelen zo omvangrijk zijn dat de <strong>onderzoek</strong>ers voor <strong>het</strong> verzamelen van gegevens noodgedwongenalleen gebruik kunnen maken van toetsen en vragenlijsten. Vooral als <strong>het</strong> gaat om <strong>het</strong> gebeuren b<strong>in</strong>nen de klas isdat problematisch. Om een goed zicht te krijgen op <strong>het</strong> onderwijs <strong>in</strong> en <strong>het</strong> functioneren van klassen volstaatzelfrapporter<strong>in</strong>g door de betrokken leerkrachten immers niet.Daarom waren we bijzonder blij dat collega’s van twee hogescholen (later aangevuld door een derde) bereidbleken om mee te werken aan <strong>het</strong> SIBO-<strong>onderzoek</strong> en PWO-middelen én studenten <strong>in</strong> te zetten om aanvullendobservaties te organiseren <strong>in</strong> sommige klassen van <strong>het</strong> vierde leerjaar van een aantal SIBO-scholen én van de eigenstagescholen.We stellen <strong>het</strong> dan ook op prijs de verantwoordelijken van de Hogeschool-Universiteit Brussel en van de KatholiekeHogeschool Mechelen te danken voor die waardevolle vorm van samenwerk<strong>in</strong>g. Aanvullend willen we ook deeigenlijke trekkers van die samenwerk<strong>in</strong>g danken, m.n. Dirk Smits (HUB) en Josée Verschueren (KHM), samen metde personeelsleden die een groot deel van <strong>het</strong> werk uitgevoerd hebben, m.n. achteréénvolgens Maya Van Opstalen Eva Goossens (KHM) en vooral Loth Moens (HUB) die van haar hogeschool de gelegenheid kreeg de gegevens ookgrondig te analyseren. De laatstvermelde is dan ook de hoofdauteur van dit voorliggende rapport.Uiteraard zijn we ook dankbaar ten aanzien van de onderwijskundigen en studenten (ook van andere hogescholen)die de observaties uitgevoerd hebben, de SIBO-medewerkers die deel uitmaakten van <strong>het</strong> samenwerk<strong>in</strong>gsverband(achteréénvolgens Frederik Maes en Ine Van Droogenbroeck), de leerkrachten die toegelaten hebben dat eenobservator twee dagen <strong>in</strong> hun klas doorbracht en de collega’s die mee nadachten over <strong>het</strong> observatie-<strong>in</strong>strumenten daar een bijdrage toe geleverd hebben.Het is onze overtuig<strong>in</strong>g dat de waarde van de verzamelde observatiegegevens tijdens de komende jaren volledigduidelijk zal worden, ook en vooral voor de opleid<strong>in</strong>g van de leraren voor <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>.Jan Van Damme3


1. Inleid<strong>in</strong>gDit <strong>onderzoek</strong>srapport is een vervolg op <strong>het</strong> <strong>onderzoek</strong> over hoe leerkrachten les geven, geobserveerd <strong>in</strong> <strong>het</strong>vierde leerjaar van de lagere school <strong>in</strong> <strong>het</strong> schooljaar 2006-2007. Via observaties <strong>in</strong> 222 klassen van <strong>het</strong> vierdeleerjaar kregen we een zicht op de mate waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen betrokken zijn bij <strong>het</strong> klasgebeuren en op tal vanklasfactoren zoals klasklimaat, leerkrachtstijl, bevorderen van <strong>het</strong> leerproces, duidelijkheid van <strong>in</strong>structies,klasmanagement en diversiteit en <strong>in</strong>tegratie. Een beschrijvend overzicht van deze schalen met bijbehorende itemsen psychometrische kenmerken is opgenomen <strong>in</strong> SSL-rapport nr. 19 (Goossens et al., 2009).B<strong>in</strong>nen dit vervolg<strong>onderzoek</strong> willen we een stap verder gaan dan <strong>het</strong> louter beschrijven van de belangrijkeeigenschappen van <strong>het</strong> lesgebeuren (kortweg klasvariabelen). We trachten verbanden bloot te leggen tussengeobserveerde variabelen en behaalde prestaties en schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen. Welke klasvariabelenbepalen mee of k<strong>in</strong>deren zich goed voelen <strong>in</strong> de school en of ze goede resultaten behalen?Om deze verbanden na te gaan, doen we een beroep op de observatiegegevens van klasvariabelen <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierdeleerjaar (Goossens et al., 2009) en op de toetsscores en de scores van schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong>vierde leerjaar. Deze gegevens werden verzameld <strong>in</strong> <strong>het</strong> schooljaar 2006-2007 en dit <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong>grootschalige en longitud<strong>in</strong>ale SiBO-<strong>onderzoek</strong>, dat staat voor ‘Schoolloopbanen <strong>in</strong> <strong>het</strong> BasisOnderwijs’. Informatieover en resultaten van dit grootschalig <strong>onderzoek</strong> zijn opgenomen <strong>in</strong> de LOA-rapporten en de SSL-rapporten op dewebsite http://www.steunpuntloopbanen.be.In hoofdstuk 2 overlopen we kort de <strong>onderzoek</strong>svariabelen, hoofdstuk 3 behandelt de verbanden tussen dezevariabelen. In <strong>het</strong> daaropvolgende hoofdstuk 4 stellen we een model op om de betrokkenheidscores van leerl<strong>in</strong>genen klassen te voorspellen of te verklaren. Tot slot stellen we <strong>in</strong> <strong>het</strong> laatste hoofdstuk 5 multilevel modellen op, die<strong>het</strong> ons mogelijk maken om schoolprestaties en schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen te voorspellen op basis van deklasvariabelen en de betrokkenheidscores. Op die manier <strong>onderzoek</strong>en we welke variabelen een positieve ofnegatieve <strong>in</strong>vloed hebben op de schoolprestaties en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den.4


2. Omschrijv<strong>in</strong>g van de variabelen2.1 Geobserveerde klasvariabelenDe klasvariabelen die <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde leerjaar geobserveerd werden, zullen b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> huidige <strong>onderzoek</strong> fungerenals onafhankelijke variabelen. Dit wil zeggen dat we nagaan <strong>in</strong> welke mate zij een potentiële verklar<strong>in</strong>g kunnenbieden voor verschillen tussen leerl<strong>in</strong>gen met betrekk<strong>in</strong>g tot betrokkenheid, schoolprestaties enschoolwelbev<strong>in</strong>den (zie hoofdstuk 4 en 5). Deze variabelen werden per klas (klasniveau) tweemaal geobserveerd,namelijk tijdens observatiedag 1 en observatiedag 2. De gemiddelde score van beide dagen werd opgenomen <strong>in</strong><strong>het</strong> databestand van <strong>het</strong> huidige <strong>onderzoek</strong>.De klasvariabelen worden uitgebreid besproken <strong>in</strong> SSL-rapport 19 (Goossens et al., 2009) maar om een duidelijkoverzicht te behouden, lichten we ze hier kort toe.Leerkrachtstijl gaat over de houd<strong>in</strong>g van de leerkracht <strong>in</strong> de klas. Meer concreet gaat <strong>het</strong> daarbij over de manierwaarop of de mate waar<strong>in</strong> de leerkracht autonomie verleent aan leerl<strong>in</strong>gen (subschaal AV), stimulerendtussenkomt (subschaal ST) of gevoelig is voor de belev<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren (subschaal GB).De observatieschaal klasklimaat bestaat uit vier subschalen namelijk sfeer (SF), relatie tussen de k<strong>in</strong>deren (RK),relatie met de leerkracht (RL) en structuur en regels (SR). In SSL-rapport 19 wordt aangetoond dat nafactoranalyse drie factoren overblijven en dat de subschalen ‘relatie met de leerkracht’ en ‘sfeer’ betersamengevoegd worden. Als we <strong>in</strong> de volgende hoofdstukken spreken over ‘klasklimaat totaal’ verwijzen we steedsnaar de som van de items van alle subschalen.De derde klasvariabele is de manier waarop leerkrachten <strong>het</strong> leerproces van de leerl<strong>in</strong>g bevorderen. Deze schaalwordt aangeduid met de term bevorderen leerproces.Vervolgens observeerden we of leerkrachten duidelijke <strong>in</strong>structies geven aan leerl<strong>in</strong>gen en op welke manier ditgebeurt. Deze variabele krijgt de naam duidelijkheid <strong>in</strong>structies.De vijfde klasvariabele is klasmanagement. Items van deze schaal gaan na of de lessen tijdig stoppen en starten,of er voldoende orde heerst <strong>in</strong> de klas,…. Nadat een factoranalyse werd uitgevoerd op de items van deze schaal(zie Goossens et al., 2009) bleken er twee factoren uit de bus te komen. Items 1, 2 en 3 vertoonden een hogelad<strong>in</strong>g op factor 1 (<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van de klas) terwijl items 4 tot en met 7 hoog laadden op de tweede factor(duidelijke structuur en afspraken).Tot slot observeerden we <strong>in</strong> welke mate en op welke manier er b<strong>in</strong>nen de klasmuren aandacht wordt besteed aandiversiteit en <strong>in</strong>tegratie. Het gaat hierbij o.m. om aandacht voor vreemde talen, voor diverse etnische en sociaaleconomischeachtergrond, voor vakoverschrijdend werken, enz.2.2 BetrokkenheidTijdens de observaties <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde leerjaar werd nagegaan <strong>in</strong> welke mate leerl<strong>in</strong>gen betrokken zijn bij <strong>het</strong>klasgebeuren. Aan elke leerl<strong>in</strong>g werd tijdens 4 meetmomenten een score voor betrokkenheid toegekend, gaandevan waarde 1 (helemaal niet betrokken) tot waarde 5 (optimale betrokkenheid bij <strong>het</strong> klasgebeuren). Nadienberekenden we op basis van deze 4 scores een gemiddelde betrokkenheidscore per leerl<strong>in</strong>g. Dezebetrokkenheidscore op leerl<strong>in</strong>gniveau wordt <strong>in</strong> de hierop volgende hoofdstukken betrokkenheid genoemd.In een volgende stap hebben we de gemiddelde betrokkenheidscore per klas berekend. Als <strong>het</strong> gaat over dezewaarden op klasniveau, spreken we over betrokkenheid klas.5


2.3 PrestatiesOm de cognitieve ontwikkel<strong>in</strong>g van leerl<strong>in</strong>gen uit de deelnemende SiBO-scholen van nabij te volgen, worden elkschooljaar toetsen voor taal en wiskunde afgenomen. Op <strong>het</strong> moment dat de leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde leerjaarzitten, worden deze toetsen op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> schooljaar afgenomen.Oorspronkelijk werd gewerkt met ruwe toetsscores. Aangezien er steeds een gemakkelijke en moeilijkeretoetsversie was ontwikkeld, werden de ruwe scores gekalibreerd. Hierdoor krijgen we voor alle leerl<strong>in</strong>gen perleerjaar één totaalscore per vak die over de jaren heen met elkaar te vergelijken zijn.B<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> huidige PWO-<strong>onderzoek</strong> zijn we naast de toetsscores ook geïnteresseerd <strong>in</strong> de leerw<strong>in</strong>st die leerl<strong>in</strong>genna <strong>het</strong> verloop van één schooljaar boeken. Met andere woorden, scoort een leerl<strong>in</strong>g beter dan <strong>in</strong> <strong>het</strong> vorige jaar?Om dit te <strong>onderzoek</strong>en, gebruiken we de toetsen voor begrijpend lezen en wiskunde, die op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong>derde en <strong>het</strong> vierde leerjaar werden afgenomen. De verschillen tussen die twee toetsen, afzonderlijk voorbegrijpend lezen en voor wiskunde, fungeren als <strong>in</strong>dicatoren voor de leerw<strong>in</strong>st die een leerl<strong>in</strong>g boekt tussen <strong>het</strong>derde en vierde leerjaar. De totstandkom<strong>in</strong>g van deze toetsen wordt samen met de <strong>in</strong>houd ervan besproken <strong>in</strong> SSLrapportnr. 7 (Hendrikx, Verhaeghe, Maes, Ghesquière, & Van Damme, 2008).2.4 Schoolwelbev<strong>in</strong>denHerhaaldelijk wordt aan ouders en leerkrachten van k<strong>in</strong>deren uit deelnemende SiBO-scholen gevraagd omrespectievelijk een ouder- en leerkrachtvragenlijst <strong>in</strong> te vullen. Aan de hand van deze vragenlijsten tracht meneen beeld te krijgen van belangrijke omgev<strong>in</strong>gskenmerken en van de sociale, dynamisch-affectieve en cognitieveontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren (zie o.a. LOA-rapport 40 en SSL-rapport 9). Onder de dimensie dynamisch-affectieveontwikkel<strong>in</strong>g bev<strong>in</strong>den zich drie categorieën waaronder ‘welbev<strong>in</strong>den’. Deze categorie wordt vervolgensgeconcretiseerd als een variabele met de naam ‘schoolwelbev<strong>in</strong>den’. Deze schaal bestaat uit vier items die menop een zespuntenschaal scoort. Enkele items zijn negatief geformuleerd ‘(-)’ zodat positief en negatiefgeformuleerde items elkaar voldoende afwisselen.Tabel 1Items van de schaal 'schoolwelbev<strong>in</strong>den' leerkracht- en oudervragenlijst (SiBO-<strong>onderzoek</strong>)SCHAALITEMSSchoolwelbev<strong>in</strong>den (mijn k<strong>in</strong>d) komt met tegenz<strong>in</strong> naar school (-) (mijn k<strong>in</strong>d) amuseert zich op school (mijn k<strong>in</strong>d) v<strong>in</strong>dt school niet leuk (-) (mijn k<strong>in</strong>d) v<strong>in</strong>dt de meeste klasactiviteiten plezierigVan deze schaal wordt per leerl<strong>in</strong>g een totale schaalscore berekend en <strong>het</strong> is deze waarde die we b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong>huidige <strong>onderzoek</strong> gebruiken. De totale schaalscore die een ouder aangeeft <strong>in</strong> verband met <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>denvan zijn/haar k<strong>in</strong>d, valt onder de naam schoolwelbev<strong>in</strong>den ouder. Deze score situeert zich op leerl<strong>in</strong>gniveau maarals we de scores van alle leerl<strong>in</strong>gen uit een klas samen nemen en daar <strong>het</strong> gemiddelde van berekenen, spreken weover schoolwelbev<strong>in</strong>den ouder klas. Wordt <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van een leerl<strong>in</strong>g beoordeeld door de leerkracht,dan valt de totale schaalscore onder de noemer schoolwelbev<strong>in</strong>den leerkracht. De gemiddelde waarde hiervan opklasniveau krijgt de naam schoolwelbev<strong>in</strong>den leerkracht klas.Tot op <strong>het</strong> moment dat de SiBO-cohorte <strong>in</strong> <strong>het</strong> derde leerjaar zat, deed men enkel een beroep op <strong>het</strong> oordeel vanouders en leerkrachten om zicht te krijgen op de aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkel<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren.Het leek immers niet opportuun om een schriftelijke vragenlijst voor te leggen aan jonge leerl<strong>in</strong>gen. Vanaf <strong>het</strong>vierde leerjaar zijn leerl<strong>in</strong>gen wel <strong>in</strong> staat om dergelijke vragenlijsten op een z<strong>in</strong>volle manier <strong>in</strong> te vullen. Hetvoordeel hiervan is dat we rechtstreeks naar cognities en emoties kunnen peilen, terwijl betrokkenen uit deomgev<strong>in</strong>g zoals ouders en leerkrachten een eerder <strong>in</strong>direct zicht hebben op deze cognities en emoties viagedragsmatige uit<strong>in</strong>gen (Hendrikx, Maes, Ghesquière, Verschueren & Van Damme, 2008). Er werd een aparte6


leerl<strong>in</strong>gperceptievragenlijst ontworpen (Hendrikx, Maes, Ghesquière, Verschueren & Van Damme, 2008) waar<strong>in</strong>men onder andere peilt naar de waarder<strong>in</strong>g voor en de tevredenheid van <strong>het</strong> dagelijkse leven op school of metandere woorden <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den. Meer <strong>in</strong>formatie over de ontwikkel<strong>in</strong>g van dezeleerl<strong>in</strong>gperceptievragenlijst is opgenomen <strong>in</strong> SSL-rapport nr. 8 (Hendrikx, Maes, Ghesquière, Verschueren, & VanDamme, 2008). Hier geven we ter verduidelijk<strong>in</strong>g een schematisch overzicht van de schalen en items diebetrekk<strong>in</strong>g hebben op <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van de leerl<strong>in</strong>g. Ze worden allen gescoord op een vijfpuntenschaal.Tabel 2Items van schoolwelbev<strong>in</strong>den – leerl<strong>in</strong>gperceptievragenlijst (SiBO-<strong>onderzoek</strong>)SCHAALITEMSPlezier op school ik ben blij dat ik op deze school zit ik heb geen z<strong>in</strong> om naar school te gaan (-) de lessen op school v<strong>in</strong>d ik vervelend (-) ik v<strong>in</strong>d dat we op deze school genoeg leuke d<strong>in</strong>gen doen als ik mag kiezen, zit ik liever op een andere school (-) ik v<strong>in</strong>d <strong>het</strong> best leuk op school ik krijg slecht les op deze school (-) ik heb plezier <strong>in</strong> <strong>het</strong> werk voor schoolSchoolwelbev<strong>in</strong>den ik kom met tegenz<strong>in</strong> naar school (-) ik v<strong>in</strong>d de meeste klasactiviteiten plezierig ik v<strong>in</strong>d school niet leuk (-) ik amuseer me op schoolOp basis van beide subschalen werd een totale schaalscore berekend. De term schoolwelbev<strong>in</strong>den leerl<strong>in</strong>g gaatover de totale score voor schoolwelbev<strong>in</strong>den zoals beoordeeld door de leerl<strong>in</strong>g zelf <strong>in</strong> deleerl<strong>in</strong>gperceptievragenlijst. Als we de gemiddelde score hiervan berekenen voor een volledige klas, spreken weover schoolwelbev<strong>in</strong>den leerl<strong>in</strong>g klas.2.5 Percentage zorgleerl<strong>in</strong>genAan elke klasleerkracht werd een <strong>in</strong>ventarisatie gevraagd van leerl<strong>in</strong>gen waarover hij of zij zich zorgen maakt. De<strong>in</strong>houd van de zorgvragen wordt behandeld <strong>in</strong> een vorig rapport (Moens, Smits, Van Drogenbroeck, & Van Damme,2009). Bijgevolg weten we voor elke klas over hoeveel leerl<strong>in</strong>gen een leerkracht zich zorgen maakt. Hetpercentage zogenaamde zorgleerl<strong>in</strong>gen kan een <strong>in</strong>vloed hebben op <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den en de prestaties van leerl<strong>in</strong>genen wordt daarom opgenomen als voorspeller <strong>in</strong> de huidige studie.2.6 SteekproevenWe hebben <strong>in</strong>formatie over de klasvariabelen van 222 klassen maar van deze grote proefgroep bezitten we helaasgeen gegevens over behaalde prestaties op schoolvakken en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen. Deze gegevenswerden wel verzameld bij leerl<strong>in</strong>gen van deelnemende SiBO-scholen.Negenentachtig van de geobserveerde klassen maken ook deel uit van de SiBO-steekproef, de 135 andere klassenzijn klassen uit stagescholen gecontacteerd door meewerkende hogescholen. Meer <strong>in</strong>formatie over deproefgroepen is opgenomen <strong>in</strong> Goossens et al. (2009).Voor de analyses van <strong>het</strong> huidige <strong>onderzoek</strong> maken we daarom gebruik van de subdatabestandset dat enkelgegevens bevat over geobserveerde klasvariabelen en de prestatie- en welbev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gscores van leerl<strong>in</strong>gen van 89deelnemende SiBO-klassen uit 60 scholen. Deze proefgroep is voldoende groot om z<strong>in</strong>volle uitspraken te doen oververbanden tussen de verschillende onafhankelijke en afhankelijke variabelen.7


B<strong>in</strong>nen deze totale SiBO-proefgroep werd een referentiesteekproef getrokken van 45 klassen. Deze isrepresentatief voor <strong>het</strong> Vlaamse onderwijslandschap. Het voordeel hiervan is dat resultaten die gevonden wordenop basis van referentiesteekproefgegevens, ook veralgemeend mogen worden naar overige Vlaamse basisscholen.In de volgende hoofdstukken worden de resultaten steeds weergegeven voor beide proefgroepen.8


3 Verbanden tussen betrokkenheid, prestaties en schoolwelbev<strong>in</strong>denWe kunnen verwachten dat hogere scores voor betrokkenheid gepaard gaan met betere prestaties en leerw<strong>in</strong>st. Indit hoofdstuk gaan we na of deze veronderstell<strong>in</strong>g correct is voor begrijpend lezen en wiskunde. Bijkomend zoekenwe naar verbanden tussen de overige variabelen. Deze correlaties worden eerst berekend op leerl<strong>in</strong>gniveau. Dithoudt <strong>in</strong> dat we een gemiddelde score voor betrokkenheid per leerl<strong>in</strong>g berekenen over de verschillendemeetmomenten, zie paragraaf 2.2. In paragraaf 3.2 komen de correlaties op klasniveau aan bod. Voor devariabelen die we oorspronkelijk per leerl<strong>in</strong>g scoorden, berekenen we een klasgemiddelde. De geobserveerdeklasvariabelen kregen tijdens de observaties een score per klas.Elk verband wordt eerst nagegaan voor de referentiesteekproef van 45 klassen, representatief voor <strong>het</strong> Vlaamseonderwijslandschap, en nadien kijken we of <strong>het</strong> resultaat stand houdt <strong>in</strong> de totale SiBO-proefgroep van 89 klassen.3.1 Correlaties op leerl<strong>in</strong>gniveau3.1.1 Betrokkenheid en prestaties voor begrijpend lezen en wiskundeOnderstaande tabellen geven de correlaties weer op leerl<strong>in</strong>gniveau tussen de mate van betrokkenheid zoalsgeobserveerd op de twee observatiedagen, en de prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van<strong>het</strong> vierde leerjaar. De score voor begrijpend lezen en wiskunde omvat <strong>het</strong> resultaat van de leerl<strong>in</strong>g op degekalibreerde toetsen afgenomen op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar en de leerw<strong>in</strong>st, geoperationaliseerd alseen verschilscore (<strong>het</strong> verschil tussen de scores behaald <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde en <strong>in</strong> <strong>het</strong> derde leerjaar, zie paragraaf 2.3).Tabel 3Correlaties tussen betrokkenheid en prestaties (begrijpend lezen en wiskunde) op leerl<strong>in</strong>gniveau - referentiesteekproefBetrokkenheidkalScoreBegr LezenCorrelatie .23 **p-waarde .00N 471kalScoreWiskundeCorrelatie .17 **p-waarde .00N 467VerschilscoreBegr LezenCorrelatie .07p-waarde .21N 382VerschilscoreWiskundeCorrelatie .08p-waarde .14N 378**. Correlatie is significant op .01 niveau9


Tabel 4Correlaties tussen betrokkenheid en prestaties (begrijpend lezen en wiskunde) op leerl<strong>in</strong>gniveau – totale proefgroepBetrokkenheidkalScoreBegr LezenCorrelatie .23 **p-waarde .00N 924kalScoreWiskundeCorrelatie .17 **p-waarde .00N 921VerschilscoreBegr LezenCorrelatie .04p-waarde .31N 767VerschilscoreWiskundeCorrelatie -.01p-waarde .83N 770**. Correlatie is significant op .01 niveauAls we op leerl<strong>in</strong>gniveau nagaan of er een verband bestaat tussen de score voor betrokkenheid en de prestatiesvoor begrijpend lezen en wiskunde, hebben we een tweeledig verhaal.Tabel 3 toont aan dat er een samenhang is tussen de gemiddelde betrokkenheidscore en de gekalibreerde scoresvoor wiskunde en begrijpend lezen <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierde leerjaar. Deze verbanden zijn significant op <strong>het</strong> .01-niveau. Ditbetekent dat een hogere (gekalibreerde) toetsscore voor wiskunde en begrijpend lezen samenhangt met eenhogere mate van betrokkenheid.Een gelijkaardig verband wordt niet gevonden als we, <strong>in</strong> plaats van de gekalibreerde scores, gebruik maken van deverschilscores voor begrijpend lezen en wiskunde. We bekomen deze verschilscores voor elk vak door degekalibreerde scores op de toets van <strong>het</strong> derde leerjaar af te trekken van de gekalibreerde score behaald <strong>in</strong> <strong>het</strong>vierde leerjaar. Een negatieve verschilscore wijst erop dat de leerl<strong>in</strong>gen tussen <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> derde leerjaaren <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar zaken hebben afgeleerd. Bij een verschilscore 0 hebben de leerl<strong>in</strong>gengedurende <strong>het</strong> jaar niets bijgeleerd, terwijl een positieve verschilscore aantoont dat leerl<strong>in</strong>gen hebben bijgeleerdtussen <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> derde leerjaar en <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar.UitTabel 3 en Tabel 4 kunnen we concluderen dat een hogere score voor betrokkenheid niet samenhangt met meerleerw<strong>in</strong>st maar wel met een hogere toetsscores voor wiskunde en begrijpend lezen. Deze conclusie geldt opleerl<strong>in</strong>gniveau zowel voor de grote proefgroep (cfr. Tabel 4) als voor de referentiesteekproef. Dus, beterpresterende leerl<strong>in</strong>gen zijn meer betrokken, maar meer betrokken leerl<strong>in</strong>gen leren niet noodzakelijk meer bij danm<strong>in</strong>der betrokken leerl<strong>in</strong>gen.3.1.2 Betrokkenheid en scores van schoolwelbev<strong>in</strong>denIn tweede <strong>in</strong>stantie bekijken we <strong>het</strong> verband tussen de mate van betrokkenheid en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den. Wegaan dit verband na op <strong>het</strong> niveau van de <strong>in</strong>dividuele leerl<strong>in</strong>gen en maken daarvoor gebruik van de scores voorschoolwelbev<strong>in</strong>den, op basis van vragenlijsten <strong>in</strong>gevuld door de leerl<strong>in</strong>gen zelf, door hun ouders en doorleerkrachten.10


Tabel 5Correlaties tussen betrokkenheid en schoolwelbev<strong>in</strong>den op leerl<strong>in</strong>gniveau - referentiesteekproefBetrokkenheidSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>gCorrelatie .02p-waarde .71N 458Schoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkrachtCorrelatie .24 **p-waarde .00N 496Schoolwelbev<strong>in</strong>denOuderCorrelatie .01p-waarde .92N 456**. Correlatie is significant op .01 niveauTabel 6Correlaties tussen betrokkenheid en schoolwelbev<strong>in</strong>den op leerl<strong>in</strong>gniveau - totale proefgroepBetrokkenheidSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>gCorrelatie -.01p-waarde .73N 859Schoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkrachtCorrelatie .05p-waarde .10N 911Schoolwelbev<strong>in</strong>denOuderCorrelatie .04p-waarde .21N 865Tabel 5 geeft aan dat er b<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef een significante samenhang bestaat tussen de gemiddeldemate van betrokkenheid en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen, beoordeeld door de leerkracht.Leerl<strong>in</strong>gen die gemiddeld genomen meer betrokken zijn bij <strong>het</strong> klasgebeuren, voelen zich volgens de leerkrachtbeter op school. Of andersom, leerl<strong>in</strong>gen die zich volgens hun leerkrachten goed voelen op school, vertonen eenhogere mate van betrokkenheid <strong>in</strong> de klas.We v<strong>in</strong>den geen samenhang tussen de mate van betrokkenheid en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den zoals beoordeeld door deouders of de leerl<strong>in</strong>gen zelf. Een mogelijke verklar<strong>in</strong>g hiervoor kan zijn dat leerl<strong>in</strong>gen zelf hun schoolwelbev<strong>in</strong>denniet zozeer laten bepalen door hun betrokkenheid bij <strong>het</strong> klasgebeuren, maar eerder door andere zaken zoalssociale contacten met leerl<strong>in</strong>gen en leerkrachten. Leerkrachten echter zien de leerl<strong>in</strong>gen vooral bezig <strong>in</strong> de klasen zullen <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den waarschijnlijk afleiden van de manier waarop leerl<strong>in</strong>gen zich gedragen <strong>in</strong> de klas. Ditaspect is nauw verweven met de mate van betrokkenheid.In de totale SIBO-proefgroep bestaat er geen enkele samenhang tussen de mate van betrokkenheid en <strong>het</strong>schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen.11


3.1.3 Prestaties en welbev<strong>in</strong>denOp leerl<strong>in</strong>gniveau v<strong>in</strong>den we een aantal significante correlaties terug tussen de scores voor begrijpend lezen,wiskunde en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen.Tabel 7Correlaties tussen prestaties en welbev<strong>in</strong>den op leerl<strong>in</strong>gniveau - referentiesteekproefkalScoreBegr LezenkalScoreWiskundeVerschilscoreBegr LezenVerschilscoreWiskundeSchool School Schoolwelbev<strong>in</strong>den welbev<strong>in</strong>den welbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g Leerkracht OuderkalScoreBegr LezenCorrelatie 1.00 .60 ** .31 ** -.01 .07 .24 ** .04p-waarde .00 .00 .81 .13 .00 .42N 472 466 383 377 457 468 432kalScoreWiskundeCorrelatie 1.00 .05 .27 ** .01 .23 ** -.02p-waarde .29 .00 .80 .00 .72N 468 379 379 454 464 431VerschilscoreBegr LezenCorrelatie 1.00 .10 -.00 -.06 -.05p-waarde .06 .97 .23 .34N 383 375 382 380 352VerschilscoreWiskundeCorrelatie 1.00 .00 .11 * -.03p-waarde .95 .03 .63N 379 378 376 350Schoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>gSchoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkrachtSchoolwelbev<strong>in</strong>denOuderCorrelatie 1.00 .18 ** .31 **p-waarde .00 .00N 459 455 421Correlatie 1.00 .21 **p-waarde .00N 497 452Correlatie 1.00p-waardeN 457**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauWat betreft de prestaties, merken we een significant verband op tussen de gekalibreerde scores voor begrijpendlezen en wiskunde op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar. Een hoge score voor begrijpend lezen hangt samen meteen hoge score voor wiskunde, terwijl we bij leerl<strong>in</strong>gen met een lagere score voor wiskunde ook een lagere scorevoor begrijpend lezen mogen verwachten. Als we de verschilscores van beide vakken bekijken, merken we op dater geen significante samenhang is tussen beide. De samenhang is dus niet door te trekken naar de leerw<strong>in</strong>st.Daarnaast wordt er wel een sterke samenhang gevonden tussen de gekalibreerde scores en de verschilscores vaneenzelfde vak. Deze verbanden zijn significant op <strong>het</strong> .01-niveau. Dit wijst erop dat iemand die hoog scoort op eenvak ook meer bijleert voor dat vak.Als we de samenhang nagaan tussen de scores van schoolwelbev<strong>in</strong>den, gescoord door de leerl<strong>in</strong>gen zelf, deleerkrachten en de ouders, v<strong>in</strong>den we een verband tussen <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen beoordeeld doorde leerl<strong>in</strong>gen zelf, en de men<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van de ouders en de leerkrachten. Met andere12


woorden, als leerl<strong>in</strong>gen zelf aangeven dat ze zich goed voelen op school, beoordelen de ouders en de leerkrachten<strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van de leerl<strong>in</strong>g vaak ook als goed.Het oordeel van de ouders en de leerkrachten over <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen hangt eveneens samen.Als ouders <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van een leerl<strong>in</strong>g hoog <strong>in</strong>schatten, geven ook de leerkrachten een positieve beoordel<strong>in</strong>gover <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den. Beide verbanden zijn significant op <strong>het</strong> .01-niveau. De correlaties zijn echterhoogstens gelijk aan .31, wat erop wijst dat ouders, leerkrachten en leerl<strong>in</strong>gen ook andere criteria of<strong>in</strong>formatiebronnen gebruiken om vast te stellen of de leerl<strong>in</strong>g zich goed voelt op school of niet.Tot slot laat bovenstaande tabel toe na te gaan of er een verband is tussen <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van een leerl<strong>in</strong>g(beoordeeld door de leerl<strong>in</strong>g zelf, de leerkracht en de ouders) en de prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde.We v<strong>in</strong>den een verband tussen de prestaties van begrijpend lezen (gekalibreerde score) en wiskunde(gekalibreerde score en verschilscore) en de mate van schoolwelbev<strong>in</strong>den, beoordeeld door de leerkracht. Metandere woorden, leerkrachten geven aan dat leerl<strong>in</strong>gen die beter presteren op wiskunde en begrijpend lezen, enleerl<strong>in</strong>gen die leerw<strong>in</strong>st boeken voor wiskunde tussen <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> derde en vierde leerjaar, zich betervoelen op school. Of andersom, dat leerl<strong>in</strong>gen, die zich volgens de leerkracht beter voelen op school, ook meerleerw<strong>in</strong>st boeken voor wiskunde en hogere toetsscores behalen voor begrijpend lezen en wiskunde. Dezeverbanden zijn significant op <strong>het</strong> .01-niveau.Tabel 8Correlaties tussen prestaties en welbev<strong>in</strong>den op leerl<strong>in</strong>gniveau - totale proefgroepkalScoreBegr LezenkalScoreWiskundeVerschilscoreBegr LezenVerschilscoreWiskundeSchool School Schoolwelbev<strong>in</strong>den welbev<strong>in</strong>den welbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g Leerkracht OuderkalScoreBegr LezenCorrelatie 1.00 .56 ** .30 ** .02 .10 ** -.01 .10 **p-waarde .00 .00 .57 .00 .89 .01N 926 916 769 767 855 855 818kalScoreWiskundeCorrelatie 1.00 .05 .28 ** .05 .00 .04p-waarde .18 .00 .18 .98 .21N 923 762 772 851 852 818VerschilscoreBegr LezenCorrelatie 1.00 .15 ** .02 .01 -.02p-waarde .00 .61 .76 .61N 769 753 737 707 683VerschilscoreWiskundeCorrelatie 1.00 .02 .08 * -.02p-waarde .52 .04 .60N 772 739 709 684Schoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>gSchoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkrachtSchoolwelbev<strong>in</strong>denOuderCorrelatie 1.00 -.00 .05p-waarde .97 .21N 861 806 762Correlatie 1.00 .01p-waarde .84N 913 827Correlatie 1.00p-waardeN 867**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveau13


Wat betreft de prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde kunnen we voor de totale proefgroep gelijkaardigeconclusies trekken als voor de referentiesteekproef. Bijkomend v<strong>in</strong>den we een significante samenhang tussen deverschilscores van begrijpend lezen en wiskunde. Leerl<strong>in</strong>gen die meer leerw<strong>in</strong>st boeken voor wiskunde, vertonenook meer leerw<strong>in</strong>st voor begrijpend lezen.In tegenstell<strong>in</strong>g tot wat we vonden <strong>in</strong> de referentiesteekproef, is er <strong>in</strong> de totale steekproef voorschoolwelbev<strong>in</strong>den geen verband tussen <strong>het</strong> oordeel van de leerkrachten, dit van de ouders en van de leerl<strong>in</strong>genzelf. Dit bevestigt de conclusie dat de drie partijen m<strong>in</strong>imaal gedeeltelijk andere <strong>in</strong>formatiebronnen en criteriagebruiken om te oordelen of een leerl<strong>in</strong>g zich al dan niet goed voelt op school.Als ouders en leerl<strong>in</strong>gen zelf <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den hoog <strong>in</strong>schatten, behalen leerl<strong>in</strong>gen hogere (gekalibreerde)scores voor begrijpend lezen. Of andersom, als leerl<strong>in</strong>gen hogere scores behalen voor begrijpend lezen, scoren zevolgens ouders en leerl<strong>in</strong>gen zelf hoger voor schoolwelbev<strong>in</strong>den. Dit verband geldt niet voor <strong>het</strong> oordeel vanleerkrachten. De score voor schoolwelbev<strong>in</strong>den gegeven door leerkrachten hangt dan wel weer samen met deverschilscore van wiskunde.Samengevat kunnen we stellen dat er positieve verbanden zijn tussen <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van de leerl<strong>in</strong>gen en hunprestaties op school, maar de gevonden verbanden zijn niet consistent over beide proefgroepen.3.2 Correlaties op klasniveauDe volgende rubriek behandelt de correlaties tussen de variabelen waarvan we scores hebben op <strong>het</strong> niveau van deklas. Op dit niveau beschikken we naast resultaten over betrokkenheid, prestaties voor begrijpend lezen enwiskunde en schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen, ook over geobserveerde klasvariabelen (zie p. 6). Het gaat hierbijvooral om kenmerken van <strong>het</strong> lesgebeuren en de wijze van lesgeven.3.2.1 Betrokkenheid en prestaties voor begrijpend lezen en wiskundeTabel 9Correlaties tussen betrokkenheid en prestaties op klasniveau - referentiesteekproefBetrokkenheid klaskalScoreBegr Lezen klasCorrelatie .15p-waarde .36N 42kalScoreWiskunde klasCorrelatie .08p-waarde .62N 42VerschilscoreBegr Lezen klasCorrelatie .27p-waarde .11N 37VerschilscoreWiskunde klasCorrelatie -.12p-waarde .47N 3714


Tabel 10Correlaties tussen betrokkenheid en prestaties op klasniveau - totale proefgroepBetrokkenheid klaskalScoreBegr Lezen klasCorrelatie .16p-waarde .15N 82kalScoreWiskunde klasCorrelatie .04p-waarde .72N 82VerschilscoreBegr Lezen klasCorrelatie -.01p-waarde .96N 73VerschilscoreWiskunde klasCorrelatie -.29 *p-waarde .01N 74*. Correlatie is significant op .05 niveauB<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef (Tabel 9) v<strong>in</strong>den we geen enkel significant verband tussen de gemiddelde scorevoor betrokkenheid van een klas en de gemiddelde prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde.Op basis van gegevens uit de totale proefgroep (Tabel 10) wordt een significante, negatieve correlatie gevondentussen de gemiddelde score van betrokkenheid (op klasniveau) en de gemiddelde verschilscore voor wiskunde vaneen klas. Meer concreet betekent dit dat klassen die meer betrokken zijn, m<strong>in</strong>der leerw<strong>in</strong>st boeken voor wiskunde,dus afleren. Dit resultaat v<strong>in</strong>den we echter niet terug <strong>in</strong> de referentiesteekproef.3.2.2 Betrokkenheid en scores van schoolwelbev<strong>in</strong>denTabel 11Correlaties tussen betrokkenheid en schoolwelbev<strong>in</strong>den op klasniveau - referentiesteekproefBetrokkenheid klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g klasCorrelatie -.18p-waarde .26N 41Schoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkracht klasCorrelatie .06p-waarde .69N 44Schoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klasCorrelatie -.04p-waarde .81N 44B<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef is er geen significant verband tussen de gemiddelde score voor betrokkenheid vaneen klas en <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een klas. Deze conclusie geldt eveneens voor de totaleproefgroep.15


Tabel 12Correlaties tussen betrokkenheid en schoolwelbev<strong>in</strong>den op klasniveau - totale proefgroepBetrokkenheid klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g klasCorrelatie -.03p-waarde .82N 76Schoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkracht klasCorrelatie .14p-waarde .20N 81Schoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klasCorrelatie -.02p-waarde .86N 863.2.3 Betrokkenheid en klasvariabelenAangezien we observatiegegevens hebben verzameld over klasvariabelen, kunnen we nagaan of deze variabeleneen significante samenhang vertonen met de gemiddelde betrokkenheidscore van klassen, m.a.w. of degemiddelde betrokkenheid van een klas samenhangt met de wijze waarop les gegeven wordt en waarop <strong>het</strong>klasgebeuren georganiseerd is.16


Tabel 13Correlaties tussen betrokkenheid en klasvariabelen leerkrachtstijl en klasklimaat op klasniveau - referentiesteekproefBetrokkenheid klasLeerkrachtstijl STCorrelatie .30 *p-waarde .05N 44Leerkrachtstijl AVCorrelatie .34 *p-waarde .02N 44Leerkrachtstijl GBCorrelatie .33 *p-waarde .03N 44Leerkrachtstijl totaalCorrelatie .35 *p-waarde .02N 44Klasklimaat RKCorrelatie .34 *p-waarde .03N 42Klasklimaat RLSFCorrelatie .27p-waarde .07N 44Klasklimaat SRCorrelatie .16p-waarde .29N 44Klasklimaat totaalCorrelatie .28p-waarde .07N 44*. Correlatie is significant op .05 niveauB<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef v<strong>in</strong>den we een verband (significant op <strong>het</strong> .05-niveau) tussen de subschalen en detotale schaal van leerkrachtstijl en de mate van betrokkenheid.Dit betekent dat de gemiddelde betrokkenheidscore van een klas hoger ligt bij leerkrachten die gevoelig zijn voorde belev<strong>in</strong>g van leerl<strong>in</strong>gen, op een stimulerende manier tussenkomen en autonomie verlenen aan leerl<strong>in</strong>gen. Dit iseen belangrijke conclusie die de rol van leerkrachten onderlijnt.We v<strong>in</strong>den geen verband tussen de totale schaal klasklimaat en de mate van betrokkenheid. Wel is er eensignificante samenhang tussen de gemiddelde betrokkenheid van een klas en de relatie tussen de k<strong>in</strong>derenonderl<strong>in</strong>g. Bij een positieve relatie tussen de k<strong>in</strong>deren is er een hogere mate van betrokkenheid of andersom, bijeen hogere mate van betrokkenheid is er sprake van een positieve relatie tussen de k<strong>in</strong>deren.17


Tabel 14Correlaties tussen betrokkenheid en overige klasvariabelen op klasniveau - referentiesteekproefBetrokkenheid klasBevorderen LeerprocesCorrelatie .33 *p-waarde .03N 44Duidelijkheid <strong>in</strong>structiesCorrelatie .20p-waarde .19N 44Klasmanagement totaalCorrelatie .22p-waarde .16N 44Klasmanagement 123Correlatie .13p-waarde .39N 44Klasmanagement 4567Correlatie .20p-waarde .19N 44Diversiteit <strong>in</strong>tegratieCorrelatie .38 *p-waarde .02N 38Percentage zorgleerl<strong>in</strong>genCorrelatie -.23p-waarde .13N 42*. Correlatie is significant op .05 niveauResultaten van de referentiesteekproef tonen ook aan dat er een significante correlatie is (op <strong>het</strong> .05-niveau)tussen de mate waar<strong>in</strong> de leerkracht <strong>het</strong> leerproces van leerl<strong>in</strong>gen bevordert en de gemiddeldebetrokkenheidscore van een klas. Leerkrachten die <strong>het</strong> leerproces regelmatig bevorderen, behalen hogerebetrokkenheidscores <strong>in</strong> hun klas. Daarnaast lezen we <strong>in</strong> de tabel af dat er een verband is tussen de schaal‘diversiteit en <strong>in</strong>tegratie’ en de gemiddelde betrokkenheidscore van een klas. Klassen waar<strong>in</strong> er veel (positieve)aandacht wordt besteed aan speciale achtergrondkenmerken van leerl<strong>in</strong>gen, scoren gemiddeld gezien ook hogervoor betrokkenheid. Het percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> een klas lijkt geen verband te vertonen met de gemiddeldebetrokkenheid van de klas.18


Tabel 15Correlaties tussen betrokkenheid en klasvariabelen leerkrachtstijl en klasklimaat op klasniveau - totale proefgroepBetrokkenheid klasLeerkrachtstijl STCorrelatie .20p-waarde .06N 86Leerkrachtstijl AVCorrelatie .15p-waarde .18N 85Leerkrachtstijl GBCorrelatie .15p-waarde .16N 86Leerkrachtstijl totaalCorrelatie .20p-waarde .07N 86Klasklimaat totaalCorrelatie .28 **p-waarde .01N 86Klasklimaat RLSFCorrelatie .21p-waarde .06N 86Klasklimaat SRCorrelatie .28 **p-waarde .01N 86Klasklimaat RKCorrelatie .31 **p-waarde .01N 84**. Correlatie is significant op .01 niveauResultaten van de totale proefgroep laten ons echter een enigsz<strong>in</strong>s ander verhaal zien. Op basis van gegevens uitde totale proefgroep kunnen we immers concluderen dat er geen verband bestaat tussen de gemiddeldebetrokkenheidscore van een klas en de gehanteerde leerkrachtstijl. De correlaties zijn allen positief, maar nietsignificant.Het klasklimaat hangt wel samen met de mate van betrokkenheid. Klassen die hoog scoren op deklasklimaatschaal, halen ook een hoge score voor betrokkenheid. Voornamelijk de mate waar<strong>in</strong> structuur en regelsworden toegepast en de kwaliteit van de relaties tussen de k<strong>in</strong>deren onderl<strong>in</strong>g, bepalen mee hoe goed leerl<strong>in</strong>genvan een klas betrokken zijn.19


Tabel 16Correlaties tussen betrokkenheid en overige klasvariabelen op klasniveau - totale proefgroepBetrokkenheid klasBevorderen LeerprocesCorrelatie .20p-waarde .07N 86Duidelijkheid <strong>in</strong>structiesCorrelatie .23 *p-waarde .04N 86Klasmanagement totaalCorrelatie .26 *p-waarde .02N 86Klasmanagement 123Correlatie .19p-waarde .09N 86Klasmanagement 4567Correlatie .23 *p-waarde .03N 86Diversiteit <strong>in</strong>tegratieCorrelatie .19p-waarde .10N 75Percentage zorgleerl<strong>in</strong>genCorrelatie -.03p-waarde .73N 84*. Correlatie is significant op .05 niveauB<strong>in</strong>nen de totale proefgroep v<strong>in</strong>den we op klasniveau ook nog een verband tussen de gemiddeldebetrokkenheidscore en de scores op klasvariabelen duidelijkheid van <strong>in</strong>structies en klasmanagement. Leerkrachtendie duidelijke <strong>in</strong>structies geven kunnen de leerl<strong>in</strong>gen van hun klas beter betrekken bij <strong>het</strong> klasgebeuren. Een goedklasmanagement leidt daarnaast ook tot een hogere graad van betrokkenheid.20


3.2.4 Prestaties en welbev<strong>in</strong>denTabel 17Correlaties tussen prestaties en schoolwelbev<strong>in</strong>den op klasniveau - referentiesteekproefSchoolSchoolSchoolwelbev<strong>in</strong>denwelbev<strong>in</strong>denwelbev<strong>in</strong>denLeerkrachtleerl<strong>in</strong>g klasOuder klasklaskalScoreBegr LezenklaskalScoreWiskundeklasVerschilscoreBegr LezenklasVerschilscoreWiskundeKlasSchool Correlatie 1.00 .10 .60 ** .08 -.02 -.09 .04welbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>gp-waarde .52 .00 .62 .91 .60 .81klas N 41 41 41 41 41 37 37School Correlatie 1.00 .21 .13 .09 -.18 .12welbev<strong>in</strong>denLeerkrachtp-waarde .18 .42 .58 .28 .48klas N 44 44 42 42 37 37School Correlatie 1.00 -.15 -.35 * .18 -.14welbev<strong>in</strong>denOuderp-waarde .33 .02 .29 .42klas N 44 42 42 37 37kalScoreBegr LezenklaskalScoreWiskundeklasVerschilscoreBegr LezenklasVerschilscoreWiskundeklasCorrelatie 1.00 .78 ** -.21 .12p-waarde .00 .22 .46N 42 42 37 37Correlatie 1.00 -.31 .31p-waarde .06 .06N 42 37 37Correlatie 1.00 .12p-waarde .49N 37 37Correlatie 1.00p-waardeN 37**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauTabel 17 toont aan dat <strong>het</strong> oordeel van leerl<strong>in</strong>gen en ouders over <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen verbandhoudt. Als ouders van een klas aangeven dat hun k<strong>in</strong>deren zich goed voelen op school, wordt dit bevestigd door demen<strong>in</strong>g van de leerl<strong>in</strong>gen zelf.Een volgende bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g houdt <strong>in</strong> dat <strong>het</strong> oordeel van ouders <strong>in</strong> verband met <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den samenhangtmet de gekalibreerde scores voor wiskunde. Het gaat hier echter om een negatieve correlatie. Dit houdt <strong>in</strong> dat eenhoger schoolwelbev<strong>in</strong>den (gerapporteerd door de ouders) samenhangt met lagere scores voor wiskunde op <strong>het</strong>e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar.Tot slot v<strong>in</strong>den we een positief verband tussen de gekalibreerde scores voor wiskunde en die voor begrijpend lezenop <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar. Deze correlatie is significant op <strong>het</strong> .01-niveau.21


Tabel 18Correlaties tussen prestaties en schoolwelbev<strong>in</strong>den op klasniveau - totale proefgroepSchoolSchoolSchoolwelbev<strong>in</strong>denwelbev<strong>in</strong>denwelbev<strong>in</strong>denLeerkrachtleerl<strong>in</strong>g klasOuder klasklaskalScoreBegr LezenklaskalScoreWiskundeklasVerschilscoreBegr LezenklasVerschilscoreWiskundeklasSchool Correlatie 1.00 .25 * .43 ** .18 .06 -.02 -.03welbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>gp-waarde .04 .00 .12 .63 .87 .79klas N 76 72 76 76 71 76 72School Correlatie 1.00 .20 .27 * .04 .04 .04welbev<strong>in</strong>denLeerkrachtp-waarde .07 .02 .74 .75 .73klas N 81 81 77 68 77 69Schoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klaskalScoreBegr LezenklasVerschilscoreBegr LezenklaskalScoreWiskunde klasCorrelatie 1.00 -.09 .08 -.31 ** -.24 *p-waarde .41 .51 .005 .040N 86 82 73 82 74Correlatie 1.00 .08 .61 ** .10p-waarde .49 .00 .38N 82 73 82 74Correlatie 1.00 -.04 .38 **p-waarde .71 .00N 73 73 73Correlatie 1.00 .36 **p-waarde .00N 82 74VerschilscoreWiskunde klasCorrelatie 1.00p-waardeN 74**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauGegevens uit Tabel 18 tonen de volgende verbanden aan: op vlak van <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den v<strong>in</strong>den we,gelijkaardig als <strong>in</strong> de referentiesteekproef, significante correlaties tussen <strong>het</strong> oordeel van leerl<strong>in</strong>gen zelf, en <strong>het</strong>oordeel van de ouders en de leerkrachten. Als leerkrachten en ouders met andere woorden aangeven dat deleerl<strong>in</strong>gen zich goed voelen op school, liggen de scores voor welbev<strong>in</strong>den, zoals gescoord door de leerl<strong>in</strong>gen zelf,ook hoog. Leerkrachten en ouders hebben dus een realistisch zicht op <strong>het</strong> gemiddelde schoolwelbev<strong>in</strong>den van deklas. Hun zicht op <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van <strong>in</strong>dividuele leerl<strong>in</strong>gen is m<strong>in</strong>der goed, zie paragraaf 0. Analoog met dereferentiesteekproef geldt hier dat <strong>het</strong> verband tussen de scores gegeven door de leerl<strong>in</strong>gen en de ouders hoger isdan tussen de leerl<strong>in</strong>gen en de leerkrachten.Als we kijken naar de prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde, v<strong>in</strong>den we verbanden terug tussen degekalibreerde scores voor wiskunde en begrijpend lezen, tussen de verschilscores van beide vakken, en tussen deverschilscore en de gekalibreerde score van wiskunde. Opmerkelijk is dat de gekalibreerde score en deverschilscore van begrijpend lezen niet significant gecorreleerd zijn.22


3.2.5 Prestaties en klasvariabelenTabel 19Correlaties tussen prestaties en klasvariabelen leerkrachtstijl en klasklimaat op klasniveau - referentiesteekproefkalScoreBegr Lezen klasVerschilscoreBegr Lezen klaskalScoreWiskunde klasVerschilscoreWiskunde klasLeerkrachtstijl STCorrelatie .26 -.05 .06 -.05p-waarde .09 .79 .72 .77N 42 37 42 37Leerkrachtstijl AVCorrelatie .34 * -.03 .09 -.14p-waarde .03 .87 .57 .41N 42 37 42 37Leerkrachtstijl GBCorrelatie .29 -.09 .11 -.18p-waarde .06 .59 .49 .28N 42 37 42 37LeerkrachtstijltotaalCorrelatie .32 * -.06 .09 -.13p-waarde .04 .75 .57 .46N 42 37 42 37Klasklimaat RKCorrelatie .07 .09 .01 .02p-waarde .67 .61 .94 .93N 40 36 40 36Klasklimaat SRCorrelatie .40 ** -.11 .20 .02p-waarde .01 .51 .19 .91N 42 37 42 37Klasklimaat RLSFCorrelatie .17 -.04 -.02 -.23p-waarde .30 .80 .91 .18N 42 37 42 37Klasklimaat totaalCorrelatie .25 -.06 .06 -.15p-waarde .11 .72 .69 .37N 42 37 42 37**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauDe totale schaal leerkrachtstijl en de subschaal ‘autonomie verlenen’ correleren positief met de gekalibreerdescores voor begrijpend lezen. Leerl<strong>in</strong>gen van leerkrachten die veel autonomie verlenen aan de klas, scoren hogerop de toets begrijpend lezen op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar (of andersom). Dezelfde conclusie kunnen wetrekken voor klassen die zeer gestructureerd zijn en waar<strong>in</strong> iedereen zich aan de regels houdt. Dewiskundeprestaties van een klas en de leerw<strong>in</strong>st die voor beide vakken geboekt wordt, houdt geen verband met deleerkrachtstijl en met <strong>het</strong> klasklimaat.23


Tabel 20Correlaties tussen prestaties en overige klasvariabelen op klasniveau - referentiesteekproefkalScoreBegr Lezen klasVerschilscoreBegr Lezen klaskalScoreWiskunde klasVerschilscoreWiskunde klasBevorderenLeerprocesCorrelatie .26 .08 -.01 -.22p-waarde .10 .66 .97 .19N 42 37 42 37Duidelijkheid<strong>in</strong>structiesCorrelatie .15 .05 -.07 -.02p-waarde .36 .75 .64 .92N 42 37 42 37KlasmanagementtotaalCorrelatie .10 .11 -.10 -.12p-waarde .52 .50 .51 .50N 42 37 42 37Klasmanagement123Correlatie -.13 .17 -.28 -.16p-waarde .43 .30 .07 .35N 42 37 42 37Klasmanagement4567Correlatie .31 * -.03 .13 .01p-waarde .04 .86 .40 .95N 42 37 42 37Diversiteit<strong>in</strong>tegratieCorrelatie .16 -.04 .00 -.07p-waarde .34 .83 .98 .71N 36 33 36 33Percentagezorgleerl<strong>in</strong>genCorrelatie -.26 .04 -.16 .15p-waarde .10 .82 .32 .37*. Correlatie is significant op .05 niveauN 42 42 42 42B<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef v<strong>in</strong>den we verder ook nog een verband tussen de gekalibreerde score voorbegrijpend lezen en enkele items van de schaal ‘klasmanagement’. Een beter klasmanagement hangt met anderewoorden samen met betere scores voor begrijpend lezen op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar. Deze correlatie issignificant op <strong>het</strong> .05-niveau. Ook hier v<strong>in</strong>den we opvallend we<strong>in</strong>ig samenhangen.24


Tabel 21Correlaties tussen prestaties en klasvariabelen leerkrachtstijl en klasklimaat op klasniveau - totale proefgroepkalScoreBegr Lezen klasVerschilscoreBegr Lezen klaskalScoreWiskunde klasVerschilscoreWiskunde klasLeerkrachtstijl STCorrelatie .20 -.09 .14 -.16p-waarde .07 .47 .21 .17N 82 73 82 74Leerkrachtstijl AVCorrelatie .28 * -.18 .17 -.20p-waarde .01 .14 .13 .09N 81 72 81 73Leerkrachtstijl GBCorrelatie .11 -.25 * .09 -.32 **p-waarde .32 .03 .43 .01N 82 73 82 74LeerkrachtstijltotaalCorrelatie .24 * -.19 .13 -.27 *p-waarde .03 .10 .26 .02N 82 73 82 74Klasklimaat RKCorrelatie .09 -.08 -.04 -.17p-waarde .43 .50 .76 .15N 80 72 80 73Klasklimaat SRCorrelatie .23 * -.18 .16 -.07p-waarde .04 .12 .16 .54N 82 73 82 74Klasklimaat RLSFCorrelatie .11 -.14 .04 -.25 *p-waarde .31 .24 .71 .03N 82 73 82 74Klasklimaat totaalCorrelatie .17 -.17 .07 -.22p-waarde .13 .16 .52 .06N 82 73 82 74**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauGegevens uit Tabel 21 laten enigsz<strong>in</strong>s gelijkaardige conclusies toe als voor de referentiesteekproef.Meer bepaald is er een positief verband tussen de leerkrachtstijl (en voornamelijk de mate van autonomieverlenen) en de gekalibreerde scores voor begrijpend lezen op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde leerjaar. Ook desamenhang tussen de mate waar<strong>in</strong> b<strong>in</strong>nen een klas structuur en regels worden toegepast en de (gekalibreerde)scores voor begrijpend lezen, wordt b<strong>in</strong>nen de totale proefgroep bevestigd. Tabel 22 toont een positief verbandtussen de mate waar<strong>in</strong> leerkrachten <strong>het</strong> leerproces van leerl<strong>in</strong>gen bevorderen en de gekalibreerde scores voorbegrijpend lezen. Deze correlatie is significant op <strong>het</strong> .05-niveau.In tegenstell<strong>in</strong>g tot de resultaten van de referentiesteekproef, tonen de gegevens van de totale proefgroep aandat er een negatieve samenhang bestaat tussen de verschilscores voor begrijpend lezen en de scores voor deleerkrachtstijlsubschaal ‘gevoeligheid voor belev<strong>in</strong>g’. Inhoudelijk betekent dit dat klassen een lage leerw<strong>in</strong>stbehalen voor begrijpend lezen als de leerkracht gevoelig is voor de belev<strong>in</strong>gswereld van leerl<strong>in</strong>gen.Andere negatieve verbanden zijn er tussen de verschilscore voor wiskunde en gevoeligheid van belev<strong>in</strong>g, de totaleschaal leerkrachtstijl en de relatie met de leerkracht en de sfeer <strong>in</strong> de klas.25


Deze resultaten gaan <strong>in</strong> tegen de verwacht<strong>in</strong>gen. Het zou immers voor de hand liggen dat meer gevoeligheid voorbelev<strong>in</strong>g, hogere scores voor leerkrachtstijl, een betere relatie met de leerkracht en een positieve sfeer <strong>in</strong> de klas,zouden leiden tot meer leerw<strong>in</strong>st voor wiskunde.In Tabel 22 v<strong>in</strong>den we een negatief verband tussen enkele items van de schaal ‘klasmanagement’ en deverschilscores voor wiskunde.Het percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen hangt negatief samen met de prestaties voor wiskunde en begrijpend lezen (enkel<strong>in</strong> de totale steekproef), maar niet met de leerw<strong>in</strong>st die leerl<strong>in</strong>gen boeken.Tabel 22Correlaties tussen prestaties en overige klasvariabelen op klasniveau - totale proef groepkalScoreBegr Lezen klasVerschilscoreBegr Lezen klaskalScoreWiskunde klasVerschilscoreWiskunde klasBevorderenLeerprocesCorrelatie .27 * -.03 .14 -.20p-waarde .01 .80 .22 .08N 82 73 82 74Duidelijkheid<strong>in</strong>structiesCorrelatie .14 .05 .08 -.11p-waarde .20 .70 .49 .34N 82 73 82 74KlasmanagementtotaalCorrelatie .12 -.09 -.02 -.23p-waarde .30 .44 .85 .05N 82 73 82 74Klasmanagement123Correlatie .06 -.07 -.16 -.30 **p-waarde .58 .56 .15 .01N 82 73 82 74Klasmanagement4567Correlatie .16 -.13 .14 -.07p-waarde .16 .29 .21 .56N 82 73 82 74Diversiteit<strong>in</strong>tegratieCorrelatie .16 -.13 .12 -.11p-waarde .17 .30 .30 .36N 71 64 71 65Percentagezorgleerl<strong>in</strong>genCorrelatie -.25* -.03 -.23 -.11p-waarde .03 .80 .04 .36**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauN 80 71 80 7226


3.2.6 Schoolwelbev<strong>in</strong>den en klasvariabelenTabel 23Correlaties tussen schoolwelbev<strong>in</strong>den en klasvariabelen leerkrachtstijl en klasklimaat op klasniveau - referentiesteekproefSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkracht klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klasLeerkrachtstijl STCorrelatie .43 ** .23 .40 **p-waarde .01 .13 .01N 41 44 44Leerkrachtstijl AVCorrelatie .25 .17 .25p-waarde .11 .28 .10N 41 44 44Leerkrachtstijl GBCorrelatie .46 ** .25 .36 *p-waarde .00 .10 .02N 41 44 44Leerkrachtstijl totaalCorrelatie .40 ** .23 .36 *p-waarde .01 .13 .02N 41 44 44Klasklimaat RKCorrelatie .24 .14 .19p-waarde .14 .37 .22N 40 42 42Klasklimaat SRCorrelatie .39 * .38 * .27p-waarde .01 .01 .08N 41 44 44Klasklimaat RLSFCorrelatie .41 ** .27 .50 **p-waarde .01 .08 .00N 41 44 44Klasklimaat totaalCorrelatie .44 ** .33 * .45 **p-waarde .00 .03 .00N 41 44 44**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauAls we nagaan welke klasvariabelen een significante samenhang vertonen met <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van een klasleerl<strong>in</strong>gen, dan komen we tot de volgende conclusies:Het klasgemiddelde voor schoolwelbev<strong>in</strong>den zoals gescoord door leerl<strong>in</strong>gen zelf en de ouders vertoont eensamenhang met een positieve leerkrachtstijl en meer bepaald ‘stimulerend tussenkomen’ en ‘gevoeligheid voorbelev<strong>in</strong>g’.Daarnaast v<strong>in</strong>den we een significant verband tussen een hoog klasgemiddelde voor schoolwelbev<strong>in</strong>den en eenpositief klasklimaat. Verbanden tussen schoolwelbev<strong>in</strong>den en subschalen van klasklimaat variëren naargelang depersonen die <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den scoorden.Als leerkrachten <strong>het</strong> leerproces van leerl<strong>in</strong>gen bevorderen, voelen leerl<strong>in</strong>gen zich gemiddeld (volgens hun ouders)beter op school. Leerl<strong>in</strong>gen zouden zich gemiddeld ook beter voelen volgens de men<strong>in</strong>g van hun ouders alsleerkrachten duidelijke <strong>in</strong>structies geven, veel aandacht hebben voor diversiteit en <strong>in</strong>tegratie en een goedklasmanagement hanteren (zie Tabel 24).27


Leerl<strong>in</strong>gen zelf geven aan dat ze zich gemiddeld beter voelen op school als er sprake is van duidelijke <strong>in</strong>structiesvan de leerkracht, een goed klasmanagement (omschreven door items 4-7) en aandacht voor diversiteit en<strong>in</strong>tegratie.Tabel 24 toont tenslotte aan dat er geen significante correlaties bestaan tussen <strong>het</strong> oordeel van leerkrachten overde mate van schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen en duidelijkheid van <strong>in</strong>structies, de mate waar<strong>in</strong> leerkrachten <strong>het</strong>leerproces bevorderen, een goed klasmanagement of aandacht voor diversiteit en <strong>in</strong>tegratie. Ook <strong>het</strong> percentagezorgleerl<strong>in</strong>gen vertoont geen verband met <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen.Tabel 24Correlaties tussen welbev<strong>in</strong>den en overige klasvariabelen op klasniveau - referentiesteekproefSchoolwelbev<strong>in</strong>den Schoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g klasLeerkracht klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klasBevorderen LeerprocesCorrelatie .31 .21 .40 **p-waarde .05 .17 .01N 41 44 44Duidelijkheid<strong>in</strong>structiesCorrelatie .34 * .27 .40 **p-waarde .03 .08 .01N 41 44 44Klasmanagement totaalCorrelatie .30 .24 .39 **p-waarde .05 .12 .01N 41 44 44Klasmanagement 123Correlatie .12 .13 .21p-waarde .45 .41 .17N 41 44 44Klasmanagement 4567Correlatie .37 * .29 .40 **p-waarde .02 .06 .01N 41 44 44Diversiteit <strong>in</strong>tegratieCorrelatie .42 * .19 .37 *p-waarde .01 .24 .02N 36 38 38Percentagezorgleerl<strong>in</strong>genCorrelatie .26 -.07 .08p-waarde .10 .65 .63**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauN 41 44 4428


Tabel 25Correlaties tussen welbev<strong>in</strong>den en klasvariabelen leerkrachtstijl en klasklimaat op klasniveau - totale proefgroepSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkracht klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klasLeerkrachtstijl STCorrelatie .24 * .20 .23 *p-waarde .04 .08 .03N 76 81 86Leerkrachtstijl AVCorrelatie .09 .06 .12p-waarde .43 .61 .29N 76 80 85Leerkrachtstijl GBCorrelatie .22 .08 .26 *p-waarde .06 .46 .02N 76 81 86Leerkrachtstijl totaalCorrelatie .21 .14 .22 *p-waarde .07 .21 .04N 76 81 86Klasklimaat RLSFCorrelatie .23 * .23 * .34 **p-waarde .05 .04 .00N 76 81 86Klasklimaat RKCorrelatie .11 .18 .20p-waarde .35 .10 .07N 75 79 84Klasklimaat SRCorrelatie .30 ** .34 ** .15p-waarde .01 .00 .18N 76 81 86Klasklimaat totaalCorrelatie .27 * .30 ** .31 **p-waarde .02 .01 .00N 76 81 86**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveau29


Tabel 26Correlaties tussen welbev<strong>in</strong>den en overige klasvariabelen op klasniveau - totale proefgroepSchoolwelbev<strong>in</strong>denleerl<strong>in</strong>g klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denLeerkracht klasSchoolwelbev<strong>in</strong>denOuder klasBevorderen LeerprocesCorrelatie .21 .17 .19p-waarde .07 .14 .08N 76 81 86Duidelijkheid<strong>in</strong>structiesCorrelatie .15 .18 .19p-waarde .19 .10 .08N 76 81 86Klasmanagement totaalCorrelatie .21 .26 * .26 *p-waarde .06 .02 .02N 76 81 86Klasmanagement 123Correlatie .15 .26 * .19p-waarde .20 .02 .09N 76 81 86Klasmanagement 4567Correlatie .22 .19 .22 *p-waarde .06 .09 .04N 76 81 86Diversiteit <strong>in</strong>tegratieCorrelatie .24 * .10 .14p-waarde .05 .42 .25N 67 70 75Percentagezorgleerl<strong>in</strong>genCorrelatie .14 -.03 .19p-waarde .23 .77 .09**. Correlatie is significant op .01 niveau*. Correlatie is significant op .05 niveauN 74 79 84B<strong>in</strong>nen de totale proefgroep hangt een hoog gemiddeld schoolwelbev<strong>in</strong>den zoals gepercipieerd door leerl<strong>in</strong>genzelf, samen met stimulerende tussenkomsten van de leerkracht, een positief klasklimaat (behalve relaties tussenk<strong>in</strong>deren) en aandacht voor diversiteit en <strong>in</strong>tegratie.Volgens leerkrachten voelen leerl<strong>in</strong>gen zich gemiddeld beter op school als er goed klasklimaat heerst (behalverelaties tussen k<strong>in</strong>deren) en er sprake is van een goed klasmanagement.Als tenslotte <strong>het</strong> gemiddelde schoolwelbev<strong>in</strong>den wordt beoordeeld door de ouders, merken we een verband optussen een hoog welbev<strong>in</strong>den en een hoge gevoeligheid voor de belev<strong>in</strong>g van k<strong>in</strong>deren, stimulerendetussenkomsten door de leerkracht, een positief klasklimaat (en meer bepaald een goede sfeer en een goede relatiemet de leerkracht) en een goed klasmanagement.30


3.2.7 Correlaties tussen klasvariabelenIn voorgaand <strong>onderzoek</strong> werden de correlaties tussen alle klasvariabelen (en bijbehorende subschalen) berekend(Goossens et al., 2009). De voornaamste conclusie wat dat alle geobserveerde klasvariabelen <strong>in</strong> hoge mate metelkaar correleren en dat er met andere woorden één overkoepelde factor is, die we ‘goed onderwijs’ kunnennoemen. Voor een volledig overzicht van deze resultaten verwijzen we graag naar Goossens et al. (2009).Aangezien de correlaties tussen de totale schalen en de subschalen meestal erg hoog lagen en we voornamelijkgeïnteresseerd zijn <strong>in</strong> de unieke bijdrage van elke schaal <strong>in</strong> relatie tot betrokkenheid, welbev<strong>in</strong>den, en prestaties,werd beslist om enkel de scores van de totale schalen op te nemen als voorspellers.We behouden uite<strong>in</strong>delijk de volgende klasvariabelen als mogelijke voorspellers voor onze afhankelijke variabelen: Leerkrachtstijl: totale schaalscore (zonder item 5) Klasklimaat: totale schaalscore Bevorderen van <strong>het</strong> leerproces: totale schaalscore Duidelijkheid van <strong>in</strong>structie: totale schaalscore Klasmanagement: totale schaalscore Diversiteit en <strong>in</strong>tegratie: totale schaalscore Percentage zorgleerl<strong>in</strong>genDe schalen Bevorderen van <strong>het</strong> Leerproces en Duidelijkheid van <strong>in</strong>structies kunnen mogelijk sterk <strong>in</strong>tercorrelerenen eventueel problemen opleveren (multicoll<strong>in</strong>eariteit). Indien dit probleem voorvalt, zullen we <strong>het</strong> opmerkentijdens de analyses.31


4 Klasgemiddelde van betrokkenheid voorspellenNa <strong>het</strong> opsporen van verbanden, willen we nagaan welke comb<strong>in</strong>atie van klasvariabelen de gemiddelde mate vanbetrokkenheid <strong>het</strong> best voorspelt op klasniveau. Dit omdat betrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen door leerkrachten vaakvermeld wordt als een cruciale variabele die <strong>het</strong> leerproces van leerl<strong>in</strong>gen sterk kan bevorderen of belemmeren.Om na te gaan welke variabelen uit <strong>het</strong> klasgebeuren de beste voorspellers zijn van <strong>het</strong> klasgemiddelde vanbetrokkenheid, maken we gebruik van l<strong>in</strong>eaire regressie-analyses. Aan de hand van de stepwise-methode trachtenwe te achterhalen welke geobserveerde klasvariabelen fungeren als significante voorspellers en een uniekevoorspellende bijdrage leveren bovenop de andere variabelen. We ontwerpen een model om de gemiddeldebetrokkenheidscore te voorspellen op klasniveau voor de referentiesteekproef en de totale proefgroep.4.1 Betrokkenheid voorspellen voor de referentiesteekproefIn de referentiesteekproef blijkt de klasvariabele bevorderen van <strong>het</strong> leerproces een significante voorspeller tezijn voor de gemiddelde klasscore van betrokkenheid, zie Tabel 27.Tabel 27Regressie-analyse voor betrokkenheid - referentiesteekproefOngestand. CoëfficiëntenModel β SFIntercept 3,10 ,23Bevorderen leerproces ,13 ,05Met andere woorden, als we een zicht hebben op de mate waar<strong>in</strong> er b<strong>in</strong>nen een klas <strong>in</strong>terventies plaatsv<strong>in</strong>den die<strong>het</strong> leerproces van leerl<strong>in</strong>gen stimuleren, kunnen we <strong>in</strong> beperkte mate voorspellen hoe betrokken de klas zal zijnbij <strong>het</strong> klasgebeuren. 15% van de variantie <strong>in</strong> gemiddelde betrokkenheid wordt verklaard door deze klasvariabele.We zouden kunnen verwachten dat leerkrachtstijl en klasklimaat eveneens een belangrijke rol spelen bij devoorspell<strong>in</strong>g van betrokkenheid. Het feit dat deze twee variabelen ontbreken <strong>in</strong> <strong>het</strong> bovenstaande model, is <strong>het</strong>gevolg van de hoge correlaties die bestaan tussen de klasvariabelen onderl<strong>in</strong>g (cfr. hoofdstuk 3). Er is éénonderliggende factor die de samenhang tussen de klasvariabelen kan verklaren en hierdoor is er slechts eenbeperkt bijkomend effect van de klasvariabelen afzonderlijk, bovenop <strong>het</strong> effect van de andere variabelen. Opbasis van de correlaties kunnen we immers stellen dat bevorderen van <strong>het</strong> leerproces <strong>in</strong> sterke mate samenhangtmet leerkrachtstijl, klasklimaat en aandacht voor diversiteit en <strong>in</strong>tegratie. Dit maakt dat deze laatstgenoemdevariabelen hierdoor geen extra voorspellend effect opleveren b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> bovenstaande model.32


4.2 Betrokkenheid voorspellen voor de totale proefgroepWe trachten eveneens een model op te stellen om de gemiddelde betrokkenheidscore op klasniveau te voorspellenvoor de totale proefgroep.Tabel 28Regressie-analyse voor betrokkenheid - totale proefgroepOngestand. CoëfficiëntenModel Β SFIntercept 3,03 ,23klasklimaat ,12 ,05Op basis van de resultaten <strong>in</strong> Tabel 28 zien we dat <strong>in</strong> de totale proefgroep enkel klasklimaat een significantevoorspeller is voor de gemiddelde betrokkenheid op klasniveau. 8% van de variantie wordt verklaard door dezevariabele.33


5 Multilevel analysesIn dit vijfde hoofdstuk trachten we de mate van schoolwelbev<strong>in</strong>den en de prestaties van leerl<strong>in</strong>gen te voorspellen.De mate van schoolwelbev<strong>in</strong>den en de prestatiescores fungeren dus als afhankelijke variabelen. De onafhankelijkevariabelen zijn de klasvariabelen die significant correleren met de respectievelijke afhankelijke variabele én demate van betrokkenheid.Het schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen wordt afzonderlijk bekeken voor de scores gegeven door de leerl<strong>in</strong>gen zelf(leerl<strong>in</strong>gperceptie), door de leerkrachten en door de ouders.Prestaties voor begrijpend lezen en wiskunde worden opgesplitst <strong>in</strong> gekalibreerde toetsscores op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong>vierde leerjaar (prestatie) en de verschilscore (tussen de gekalibreerde score op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierde en op<strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> derde leerjaar), verwijzend naar de leerw<strong>in</strong>st.Voor elke afhankelijke variabele worden de variabelen (klasvariabelen en betrokkenheid) die ermee verbandhouden (zie hoofdstuk 3) opgenomen <strong>in</strong> <strong>het</strong> 2-level model. Aangezien de verbanden verschillen afhankelijk van degebruikte steekproef, beslissen we om de variabelen te selecteren die significant correleren b<strong>in</strong>nen dereferentiesteekproef, omdat deze resultaten veralgemeend mogen worden naar de populatie van Vlaamse scholen.We gebruiken een p-waarde van .10 als grens, wat wil zeggen dat een voorspeller <strong>in</strong> <strong>het</strong> model wordt opgenomenals de correlatie van de voorspeller met <strong>het</strong> criterium significant is op α=.10. Het eerder liberaal criterium van α=.10, is te verantwoorden door <strong>het</strong> eerder beperkt aantal observaties <strong>in</strong> de referentiesteekproef.Als maten van betrokkenheid doen we een beroep op de gemiddelde betrokkenheidscores op klasniveau en op de<strong>in</strong>dividuele betrokkenheidscores (leerl<strong>in</strong>gniveau). Dit laatste om na te gaan of <strong>het</strong> klasgemiddelde nog eenvoorspellende kracht heeft bovenop de score van de leerl<strong>in</strong>g, m.a.w. of <strong>het</strong> zitten <strong>in</strong> een al dan niet betrokkenklas nog een effect heeft op de prestaties en <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den, bovenop de eigen betrokkenheid van de leerl<strong>in</strong>gzelf.Aangezien we data op leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau gebruiken, zullen we voor de voorspell<strong>in</strong>gen gebruik maken vanmultilevel analyses (via de MIXED procedure van SPSS 16). We gaan uit van de veronderstell<strong>in</strong>g dat de gewichtenvan de onafhankelijke variabelen (hun voorspellende waarde) gelijk zijn voor alle klassen (fixed).In onderstaande tabellen geven we voor elke afhankelijke variabele m<strong>in</strong>imaal drie modellen weer: (1) een leegmodel met enkel een <strong>in</strong>tercept. Dit geeft de variantieverdel<strong>in</strong>g over de twee niveaus weer (leerl<strong>in</strong>g en klas). (2)Een tweede model met de mate van betrokkenheid (op leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau) als voorspeller. (3) In <strong>het</strong> derdemodel tenslotte gaan we na of er naast de betrokkenheidscores ook een bijdrage wordt geleverd door devariabelen die significant correleren met de afhankelijke variabele. Indien predictoren geen significante bijdrageleveren worden ze uit dit model verwijderd om zo tot een eenvoudiger model te komen. In elke tabel v<strong>in</strong>dt mende resultaten voor de referentiesteekproef en de totale proefgroep.Aangezien de conclusies die we kunnen trekken op basis van de referentiesteekproefgegevens veralgemeendkunnen worden naar de andere Vlaamse scholen, zijn <strong>het</strong> vooral deze resultaten die we <strong>in</strong> elke paragraaf zullenbespreken.34


5.1 Schoolwelbev<strong>in</strong>den: leerl<strong>in</strong>gperceptie5.1.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveauTabel 29Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau voor schoolwelbev<strong>in</strong>den leerl<strong>in</strong>gperceptieReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 4,21 ,05 .00 4,18 ,04 .00Variantie leerl<strong>in</strong>gniveau ,44 ,03 ,41 ,02Variantie klasniveau ,05 ,02 ,06 ,02Uit <strong>het</strong> multilevelmodel met enkel een <strong>in</strong>tercept, kunnen we op basis van de gegevens van de referentiesteekproefafleiden dat een gemiddelde leerl<strong>in</strong>g 4,21 scoort (op een vijfpuntenschaal) voor schoolwelbev<strong>in</strong>den zoalsbeoordeeld door de leerl<strong>in</strong>g zelf. De gemiddelde leerl<strong>in</strong>g voelt zich met andere woorden goed op school.Variantie op leerl<strong>in</strong>gniveau verwijst naar de grootte van de verschillen tussen leerl<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen klassen. 89,8% vande verschillen <strong>in</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den (leerl<strong>in</strong>gperceptie) situeren zich op dit leerl<strong>in</strong>gniveau. De overige 10,2% zijngelegen op klasniveau.5.1.2 Model met betrokkenheid als voorspellerTabel 30Multilevel analyse voor schoolwelbev<strong>in</strong>den leerl<strong>in</strong>gperceptie met betrokkenheid als voorspellerReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 4,83 ,51 .00 4,26 ,36 .00β Betrokkenheid leerl<strong>in</strong>g ,07 ,05 .16 ,09 ,03


5.1.3 Model met klasvariabelen als voorspellersEnkel klasvariabelen die op <strong>het</strong> α=.10 niveau correleren met schoolwelbev<strong>in</strong>den zoals beoordeeld door de leerl<strong>in</strong>gworden opgenomen <strong>in</strong> dit model. Dit zijn leerkrachtstijl, klasklimaat, bevorderen van <strong>het</strong> leerproces, duidelijkheidvan <strong>in</strong>structie, klasmanagement, diversiteit en <strong>in</strong>tegratie, en percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen.Tabel 31Multilevel analyse voor schoolwelbev<strong>in</strong>den leerl<strong>in</strong>gperceptie met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellersReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 3,20 ,42


5.2 Schoolwelbev<strong>in</strong>den: leerkrachtperceptie5.2.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveauTabel 33Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau voor schoolwelbev<strong>in</strong>den leerkrachtperceptieReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 4,56 ,07 .00 4,59 ,05 .00Variantie leerl<strong>in</strong>gniveau ,63 ,04 ,57 ,03Variantie klasniveau ,18 ,05 ,17 ,04Een gemiddelde leerl<strong>in</strong>g scoort 4,56 (op een zespuntenschaal) voor schoolwelbev<strong>in</strong>den, volgens de men<strong>in</strong>g van deleerkracht. Met andere woorden, we mogen aannemen dat de leerl<strong>in</strong>gen zich volgens hun leerkrachten goedvoelen op school.22% van de verschillen <strong>in</strong> scores voor schoolwelbev<strong>in</strong>den (leerkrachtperceptie) situeren zich op klasniveau. Deoverige 78% zijn gesitueerd op leerl<strong>in</strong>gniveau.5.2.2 Model met betrokkenheid als voorspellerTabel 34Multilevel analyse voor schoolwelbev<strong>in</strong>den leerkrachtperceptie met betrokkenheid als voorspellerReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 4,26 ,81 .00 3,40 ,50 .00β Betrokkenheid leerl<strong>in</strong>g ,35 ,05 .00 ,29 ,04 .00β Betrokkenheid klas -,27 ,22 .23 -,12 ,14 .37Variantie leerl<strong>in</strong>gniveau ,58 ,04 ,53 ,03Variantie klasniveau ,19 ,05 ,18 ,04Tabel 34 geeft weer dat enkel de gemiddelde betrokkenheidscore op leerl<strong>in</strong>gniveau significant is <strong>in</strong> de voorspell<strong>in</strong>gvan <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen, beoordeeld door de leerkracht. We kunnen met andere woorden <strong>het</strong>schoolwelbev<strong>in</strong>den van een leerl<strong>in</strong>g, zoals beoordeeld door de leerkracht, nauwkeuriger voorspellen als we eenzicht hebben op de <strong>in</strong>dividuele betrokkenheidscore van die leerl<strong>in</strong>g. Door de variabele “betrokkenheid leerl<strong>in</strong>g” opte nemen, wordt een kle<strong>in</strong>e 9% van de variantie op leerl<strong>in</strong>gniveau b<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef verklaard. Opbasis hiervan kan men dus aannemen dat een leerkracht zich voor zijn oordeel over <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den vanleerl<strong>in</strong>gen gedeeltelijk baseert op hoe betrokken de leerl<strong>in</strong>g <strong>in</strong> kwestie is bij <strong>het</strong> klasgebeuren. Enkel debetrokkenheid op leerl<strong>in</strong>gniveau wordt opgenomen <strong>in</strong> de volgende analyse.37


5.2.3 Model met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellersEnkel variabelen die op <strong>het</strong> α=.10 niveau correleren met <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den zoals beoordeeld door deleerkracht, worden opgenomen <strong>in</strong> dit model. Dit zijn betrokkenheid op leerl<strong>in</strong>gniveau, klasklimaat en duidelijkheidvan <strong>in</strong>structie.Tabel 35Multilevel analyse voor schoolwelbev<strong>in</strong>den leerkrachtperceptie met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellersReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 2,36 ,59


5.4 Begrijpend lezen: toetsscore5.4.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveauTabel 41Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau voor gekalibreerde toetsscores begrijpend lezenReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 48,09 ,48


5.4.3 Model met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellersEnkel variabelen die op <strong>het</strong> α=.10 niveau correleren met de score voor begrijpend lezen worden opgenomen <strong>in</strong> ditmodel. Dit zijn leerkrachtstijl, bevorderen van <strong>het</strong> leerproces en percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen.Tabel 43Multilevel analyse voor gekalibreerde toetsscores begrijpend lezen met betrokkenheid en klasvariabelen als voorspellersReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 40,73 3,39


5.5 Begrijpend lezen: verschilscore5.5.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveauTabel 45Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau voor verschilscores begrijpend lezenReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 6,00 ,36


Tabel 47Multilevel analyse voor verschilscores begrijpend lezen met klasscore betrokkenheid als voorspellerReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept -2,28 3,82 .55 4,43 2,87 .13β Betrokkenheid klas 2,24 1,02 .04 ,43 ,79 .59Variantie leerl<strong>in</strong>gniveau 20,83 1,59 21,57 1,15Variantie klasniveau 2,11 1,02 3,68 ,985.6 Wiskunde: toetsscore5.6.1 Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveauTabel 48Variantieverdel<strong>in</strong>g over leerl<strong>in</strong>g- en klasniveau voor gekalibreerde toetsscores wiskundeReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 96,92 ,76


Er zijn geen klasvariabelen die significant correleren met de gekalibreerde toetsscore voor wiskunde (cfr. Tabel 19en Tabel 20). Daarom fitten we enkel een nieuw 2-levelmodel met enkel de betrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen alspredictor. Dit model verklaart net zoals bovenstaand model 4% van de variantie op leerl<strong>in</strong>gniveau.Tabel 50Multilevel analyse voor gekalibreerde toetsscores wiskunde met betrokkenheid leerl<strong>in</strong>gniveau als voorspellerReferentiesteekproefTotale proefgroepParameter Waarde SF p-waarde Waarde SF p-waardeIntercept 88,17 2,103


andsignificant en merken we daarnaast ook een voorspellende waarde van de betrokkenheidscore van klassen. Inde referentiesteekproef verklaart dit model m<strong>in</strong>der dan 1% van de variantie op klasniveau en 1% op leerl<strong>in</strong>gniveau.Dit was op basis van de correlaties te verwachten: betrokkenheid vertoont geen significant verband met deverschilscore van wiskunde, noch op klasniveau, noch op leerl<strong>in</strong>gniveau.Er zijn geen klasvariabelen die significant correleren met de verschilscore voor wiskunde (cfr. Tabel 19 en Tabel20) waardoor <strong>het</strong> we<strong>in</strong>ig z<strong>in</strong>vol is om een multilevelmodel met klasvariabelen te ontwikkelen.46


6 BesluitHet hoofddoel van dit <strong>onderzoek</strong> was na te gaan <strong>in</strong> welke mate de betrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>het</strong> vierdeleerjaar van <strong>het</strong> lager onderwijs en de klas/leerkracht-variabelen een effect hebben op <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den vande leerl<strong>in</strong>gen en op hun prestaties en leerw<strong>in</strong>st voor begrijpend lezen en wiskunde. Betrokkenheid speelt <strong>in</strong> ditverhaal een dubbele rol: als afhankelijke variable, d.w.z. wat bepaalt dat leerl<strong>in</strong>gen of klassen zich meer ofm<strong>in</strong>der betrokken voelen, en als onafhankelijke variabele of predictor voor schoolwelbev<strong>in</strong>den enprestaties/leerw<strong>in</strong>st. Door middel van correlaties en multilevel analyses kregen we hier een duidelijker zicht op.In de eerste plaats g<strong>in</strong>g onze <strong>in</strong>teresse uit naar de mate waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen betrokken zijn bij <strong>het</strong> klasgebeuren. Debetrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen hangt samen met de leerkrachtstijl. Een leerkrachtstijl gekenmerkt door veelgevoeligheid voor de belev<strong>in</strong>g van leerl<strong>in</strong>gen, stimulerende tussenkomsten van de leerkracht en een grote portieautonomie voor de leerl<strong>in</strong>gen, hangt samen met een hogere betrokkenheid bij <strong>het</strong> klasgebeuren. Daarnaast hangteen hogere betrokkenheidscore ook samen met de mate waar<strong>in</strong> de leerkracht <strong>het</strong> leerproces van leerl<strong>in</strong>genbevordert en aandacht heeft voor diversiteit en <strong>in</strong>tegratie <strong>in</strong> de klas. Echter, deze resultaten konden nietgegeneraliseerd worden naar de totale proefgroep, wat ons tot voorzichtigheid noopt. In toekomstig <strong>onderzoek</strong> zalnog moeten nagegaan worden of deze samenhangen tussen de variabelen overe<strong>in</strong>d blijven <strong>in</strong> de verschillendetypes scholen: methodeschole, GOK-scholen, enz.Vervolgens willen we ook weten welke variabelen samenhangen met <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen uit <strong>het</strong>vierde leerjaar. Om een zicht te krijgen op de mate waar<strong>in</strong> leerl<strong>in</strong>gen zich goed voelen op school, beschikken weover drie maten, namelijk de beoordel<strong>in</strong>g door de ouders, door de leerkracht en door de leerl<strong>in</strong>g zelf. Correlatiestonen aan dat als leerl<strong>in</strong>gen zichzelf een hoge score geven voor zich goed voelen op school, de ouders enleerkracht dit gemiddeld ook doen. Het oordeel van de ouders en de leerkrachten over <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den vanleerl<strong>in</strong>gen hangt eveneens samen. Als ouders <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van een leerl<strong>in</strong>g hoog <strong>in</strong>schatten, geven ook deleerkrachten een meer positieve beoordel<strong>in</strong>g over <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den (en andersom). Echter, de beoordel<strong>in</strong>genvan leerl<strong>in</strong>gen, leerkrachten en ouders zijn geensz<strong>in</strong>s identiek. Ze variëren voor een deel samen, maar er zijn ookaanzienlijke verschillen tussen. Blijkbaar steunen de drie beoordelaars bij hun beoordel<strong>in</strong>g op andere criteria of<strong>in</strong>formatiebronnen.De betrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen is voor leerkrachten een <strong>in</strong>formatiebron waarop men steunt om zich een oordeelte vormen over de mate van schoolwelbev<strong>in</strong>den van de leerl<strong>in</strong>g. Leerl<strong>in</strong>gen nemen andere criteria op <strong>in</strong> hunoordeel: de stijl van de leerkracht en <strong>het</strong> percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de klas (als de maat voor mate waar<strong>in</strong>leerkracht <strong>in</strong>zit met leerl<strong>in</strong>gen) verklaren een groot deel van de verschillen op klasniveau (44%). Echter, 90% vande verschillen <strong>in</strong> welbev<strong>in</strong>den situeren zich op leerl<strong>in</strong>gniveau, en daarvoor biedt de voorliggende studie geenverklar<strong>in</strong>g. Ouders laten zich <strong>in</strong> hun oordeel over <strong>het</strong> welbev<strong>in</strong>den van hun k<strong>in</strong>deren op school leiden door <strong>het</strong>klasklimaat, waarbij een betere sfeer samenhangt met een hoger welbev<strong>in</strong>den; 58% van de verschillen tussenklassen kan verklaard worden door deze variabele. Een belangrijke nuance hierbij is weerom dat <strong>het</strong> grootsteaandeel van de verschillen zich situeert tussen leerl<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen klassen (95%) en dat voor deze verschillen geenverklar<strong>in</strong>g geboden wordt <strong>in</strong> <strong>het</strong> huidige <strong>onderzoek</strong>.In de derde plaats hebben we onze aandacht verlegd naar de prestaties die leerl<strong>in</strong>gen op <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van <strong>het</strong> vierdeleerjaar leveren voor begrijpend lezen en wiskunde. Een hoge score voor begrijpend lezen hangt samen met eenhoge score voor wiskunde, en omgekeerd. De behaalde leerw<strong>in</strong>st voor begrijpend lezen en die voor wiskundevertoont b<strong>in</strong>nen de referentiesteekproef geen samenhang, terwijl dit b<strong>in</strong>nen de totale proefgroep wel <strong>het</strong> geval is.Bij leerl<strong>in</strong>gen van deze laatste proefgroep betekent een grotere leerw<strong>in</strong>st voor <strong>het</strong> ene vak ook een grotereleerw<strong>in</strong>st voor <strong>het</strong> andere vak, net zoals klassen die sterk scoren voor lezen gemiddeld ook sterk scoren voorwiskunde en omgekeerd.We stellen vast dat er geen éénduidige verbanden bestaan tussen de prestaties voor begrijpend lezen en wiskundeen <strong>het</strong> schoolwelbev<strong>in</strong>den van leerl<strong>in</strong>gen. Het is immers zo dat we soms positieve en soms negatieve correlaties47


verkrijgen, terwijl <strong>in</strong> andere bereken<strong>in</strong>gen er helemaal geen sprake is van een significant verband tussenschoolwelbev<strong>in</strong>den en prestaties.Van de geobserveerde variabelen vertoont enkel betrokkenheid een verband met de prestaties van leerl<strong>in</strong>gen. Eenhogere betrokkenheid hangt niet samen met meer leerw<strong>in</strong>st, maar meestal wel met hogere prestaties (toetsscoresvoor wiskunde en begrijpend lezen). Deze comb<strong>in</strong>atie van bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen suggereert dat beter presterende leerl<strong>in</strong>genmeer betrokken zijn bij <strong>het</strong> klasgebeuren; 4 tot 9% van de verschillen tussen leerl<strong>in</strong>gen, respectievelijk <strong>in</strong>wiskunde en begrijpend lezen, kan verklaard worden door de betrokkenheid van de leerl<strong>in</strong>gen. De klasvariabelenleerkrachtstijl, bevorderen van <strong>het</strong> leerproces, duidelijkheid van <strong>in</strong>structie, klasmanagement, diversiteit en<strong>in</strong>tegratie en percentage zorgleerl<strong>in</strong>gen zijn niet gerelateerd aan de prestaties noch aan de leerw<strong>in</strong>st. Mogelijkbiedt de eerder beperkte variatie tussen leerkrachten qua scores op sommige van deze schalen (zie Goossens etal., 2009) een verklar<strong>in</strong>g. Een andere potentiële verklar<strong>in</strong>g is dat de fit tussen de leerkracht en de leerl<strong>in</strong>g en <strong>het</strong>effect ervan op de prestaties, een subtiel proces is dat afhangt van meer <strong>in</strong>dividuele factoren bij de leerl<strong>in</strong>g en deleerkracht.We mogen met andere woorden concluderen dat er b<strong>in</strong>nen <strong>het</strong> huidige onderwijs een belangrijke rol is weggelegdvoor de mate van betrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen bij <strong>het</strong> klasgebeuren. Aangezien leerw<strong>in</strong>st niet samenhangt metbetrokkenheid, zou kunnen verondersteld worden dat betere prestaties leiden tot een hogere mate vanbetrokkenheid (en niet omgekeerd). Leerl<strong>in</strong>gen die zich beter <strong>in</strong> hun vel voelen op school, zijn ook <strong>in</strong> sterkeremate betrokken bij <strong>het</strong> klasgebeuren. Let wel, op basis van de huidige analyses kunnen we enkel spreken van eensamen variëren van variabelen. We kunnen niet concluderen dat betrokkenheid de motor is voor betere prestaties.Een andere plausibele verklar<strong>in</strong>g is dat beter presterende k<strong>in</strong>deren zich meer <strong>in</strong>teresseren voor de lessen endaardoor meer betrokken zijn.Tot slot is <strong>het</strong> zo dat de stijl die een leerkracht hanteert zeker niet onbelangrijk is: deze hangt <strong>in</strong> belangrijke matesamen met de betrokkenheid van leerl<strong>in</strong>gen en vormt daarom zeker een aandachtspunt voor verder <strong>onderzoek</strong>.48


7 BibliografieGoossens, E., Moens, L., Van Droogenbroeck, I., Verschueren, J., Smits, D., Van Opstal, M., Maes, F., D’Haensens,E. & Van Damme, J. (2009). <strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>. Observaties vierde leerjaar:<strong>in</strong>strumentontwikkel<strong>in</strong>g en basisrapportage (schooljaar 2006-2007). (SSL-rapport nr. SSL/OD1/2009.19). Leuven:Steunpunt ‘Studie- en schoolloopbanen’ (SSL).Hendrikx, K., Verhaeghe, J.P., Maes, F., Ghesquière, P., & Van Damme, J. (2008). <strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong><strong>basisonderwijs</strong>. Toetsen vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) (SSL-rapport nr. SSL/OD1/2008.07). Leuven:Steunpunt ‘Studie- en schoolloopbanen’ (SSL).Hendrikx, K., Maes, F., Ghesquière, P., Verschueren, K., & Van Damme, J. (2008). <strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong><strong>basisonderwijs</strong>. Leerl<strong>in</strong>gperceptievragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) (SSL-rapport nr.SSL/OD1/2008.08). Leuven: Steunpunt ‘Studie- en schoolloopbanen’ (SSL).Maes, F., Van Damme, J., & Verschueren, K. (2008). <strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>.Leerl<strong>in</strong>gvragenlijst vierde leerjaar(schooljaar 2006-2007)(SSL-rapport nr. SSL/OD1/2008.09). Leuven: Steunpunt‘Studie- en schoolloopbanen’ (SSL).Moens, L., Smits, D.J.M., Van Droogenbroeck, I., & Van Damme, J. (2009). Zorgen van leerkrachten, zorgen voorKlasse(n)!: <strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>, observaties vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007):Zorg<strong>in</strong>terview. Brussel, HUBrussel.Reynders, T., Nicaise, I., & Van Damme, J. (2006). <strong>Longitud<strong>in</strong>aal</strong> <strong>onderzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>:Instrumentontwikkel<strong>in</strong>g oudervragenlijst 2003-2004 en een beschrijv<strong>in</strong>g van enkele gez<strong>in</strong>skenmerken van de K3-&L1-groep (LOA-rapport nr. 40). Leuven: Steunpunt 'Loopbanen doorheen Onderwijs naar Arbeidsmarkt', Cel'Schoolloopbanen <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>basisonderwijs</strong>' (SiBO).49

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!