11.07.2015 Views

Participatie aan leeractiviteiten na het initieel onderwijs met een ...

Participatie aan leeractiviteiten na het initieel onderwijs met een ...

Participatie aan leeractiviteiten na het initieel onderwijs met een ...

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Participatie</strong> <strong>aan</strong> <strong>leeractiviteiten</strong> <strong>na</strong><strong>het</strong> <strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> focusop jongvolwassenen <strong>met</strong> beperktekwalificatiesKim SaliënKatl<strong>een</strong> De Rick


<strong>Participatie</strong> <strong>aan</strong> <strong>leeractiviteiten</strong> <strong>na</strong> <strong>het</strong><strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> focus opjongvolwassenen <strong>met</strong> beperktekwalificatiesKim SaliënKatl<strong>een</strong> De RickTOnderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong>programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’rapport nr. SSL/OD2/2008.11datum oplevering versie 2: 21 april 2009


Voor meer informatie over deze publicatie:Steunpunt SSL, onderzoeksdomein 2 ‘Overgang van <strong>onderwijs</strong> <strong>na</strong>ar arbeidsmarkt’Auteurs:Kim Saliën, Katl<strong>een</strong> De Rickadres: Parkstraat 47 – bus 5300tel.: 016/32 33 33 – 016/32 33 71fax: 016/32 33 44e-mail: kim.salien@hiva.kuleuven.bewebsite: http://www.steunpuntloopbanen.beCopyright (2007)Steunpunt SSLp/a Parkstraat 47, 3000 LeuvenNiets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijkte verwijzen <strong>na</strong>ar de bron.No part of this material may be made public without an explicit reference to the source.De verantwoordelijkheid voor dit rapport berust volledig bij de auteurs en vertolkt nietnoodzakelijk de officiële visie van de Vlaamse Overheid.


iiiINHOUDInleiding 1Hoofdstuk 1 / Situering van <strong>het</strong> onderwerp 51. Een veranderende samenleving: nood <strong>aan</strong> nieuwe competenties envaardigheden 52. Het antwoord vanuit Vl<strong>aan</strong>deren en Europa op de nieuwe ontwikkelingeninzake competentieontwikkeling 72.1 Vl<strong>aan</strong>deren 72.2 Europa 8Hoofdstuk 2 / Theoretisch en conceptueel kader 111. <strong>Participatie</strong> <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen: <strong>een</strong> oplossing? 111.1 Economische theorieën 111.2 Sociologische theorie 132. Conceptueel kader 142.1 Definitie van levenslang leren 142.2 Types van levenslang leren 15Hoofdstuk 3 / Onderzoeksopzet 171. Onderzoeksvragen 172. Onderzoekshypothesen 183. Methode 19


InhoudivHoofdstuk 4 / Resultaten - Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 211. Inleiding 212. Mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 232.1 Deel<strong>na</strong>me tot op de leeftijd van 29 jaar 242.1.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingen 242.1.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op dewerkvloer 252.1.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 262.2 Deel<strong>na</strong>me tot op de leeftijd van 26 jaar 282.2.1 Georganiseerde opleidingen 292.2.1.1 Mate van participatie <strong>aan</strong> georganiseerde opleidingen 292.2.1.2 Aantal georganiseerde opleidingen 302.2.1.3 Gemiddelde globale duur van georganiseerde opleidingen 312.2.1.4 Op wiens vraag werden georganiseerde opleidingen gevolgden wie betaalde deze? 322.2.1.5 Wat is de inhoud van de gevolgde georganiseerdeopleidingen? 342.2.2 Opleidingen op de werkvloer 352.2.3 Opleidingen <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloed op de arbeidsloopb<strong>aan</strong> 362.2.4 Opleidingen willen volgen, maar toch niet ged<strong>aan</strong> 382.3 Deel<strong>na</strong>me tussen 26 jaar en 29 jaar 392.3.1 Formele opleidingen: binnen of buiten <strong>het</strong> bedrijf 402.3.1.1 Mate van participatie <strong>aan</strong> formele opleidingen 402.3.1.2 Aantal formele opleidingen 412.3.1.3 Gemiddelde globale duur van formele opleidingen engemiddelde duur per formele opleiding 432.3.1.4 Op wiens vraag werden formele opleidingen gevolgd en wiebetaalde deze? 452.3.1.5 Wie organiseerde de formele opleiding? 472.3.1.6 Wat is de inhoud van de gevolgde formele opleidingen? 482.3.1.7 Een getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs van <strong>een</strong>formele opleiding 502.3.1.8 Overdraagbaarheid van de vaardigheden geleerd in formeleopleidingen 502.3.2 Informele opleidingen: door <strong>een</strong> collega of overste of door <strong>het</strong>bestuderen van werk van collega’s 512.3.3 Vergelijking tussen loopb<strong>aan</strong> tot op 26 jaar en loopb<strong>aan</strong> tussen 26 en29 jaar 533. Wie participeert <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job? 533.1 Geslacht: mannen vs. vrouwen 543.1.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingen 54


Inhoudv3.1.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op dewerkvloer 543.1.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 553.2 Etnische afkomst: autochtonen vs. allochtonen 563.2.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingen 563.2.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op dewerkvloer 583.2.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 603.3 Thuistaal: Nederlands vs. andere taal 623.3.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingen 623.3.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op dewerkvloer 633.3.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 643.4 Socio-economische afkomst 653.4.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingen 663.4.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op dewerkvloer 673.4.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 684. Besluit 69Hoofdstuk 5 / Resultaten - Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 731. Inleiding 732. Mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 752.1 Mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 752.2 Aantal opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 782.3 Gemiddelde globale duur van opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job engemiddelde duur per opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job 782.4 Wat is de inhoud van de gevolgde opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob? 812.5 Een getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs van <strong>een</strong> opleiding buiten<strong>het</strong> kader van de job 832.6 Overdraagbaarheid van de vaardigheden geleerd in opleidingen buiten <strong>het</strong>kader van de job 843. Wie participeert <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job? 853.1 Geslacht: mannen vs. vrouwen 863.2 Etnische afkomst: autochtonen vs. allochtonen 863.3 Thuistaal: Nederlands vs. andere taal 883.4 Socio-economische afkomst 894. Besluit 91


InhoudviAlgem<strong>een</strong> besluit 95Referenties 99Bijlagen 105Bijlage I: Vragen betreffende opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 107Bijlage II: Vragen betreffende opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 109


1INLEIDING<strong>Participatie</strong> <strong>aan</strong> <strong>leeractiviteiten</strong> <strong>na</strong> <strong>het</strong> beëindigen van <strong>het</strong> <strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong> (dit is<strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> <strong>met</strong> eventueel hoger <strong>onderwijs</strong>) is in Vl<strong>aan</strong>deren enEuropa <strong>een</strong> hot topic binnen de beleidsdomeinen <strong>onderwijs</strong> en werkgelegenheid.De belangstelling voor de mogelijke voordelen van <strong>het</strong> volgen van bijkomendeopleidingen die Vl<strong>aan</strong>deren en Europa tonen in allerlei beleidsdocumenten, geeftdit <strong>aan</strong>. Met de doelstellingen van de ‘Lissabon strategie’ (maart 2000) en <strong>het</strong>‘Education and Training 2010’ werkprogramma (2002) tracht de Europese Unie demeest competitieve en dy<strong>na</strong>mische kenniseconomie in de wereld te worden, instaat om blijvende groei te bewerkstelligen <strong>met</strong> meer en betere jobs. Dit betekentop <strong>het</strong> individuele niveau dat de vaardigheden van alle mensen steeds hernieuwdmoeten worden opdat ze in staat zijn om de uitdagingen van voortdurend evoluerendetechnologieën, toenemende inter<strong>na</strong>tio<strong>na</strong>lisering en demografische wijzigingen<strong>aan</strong> te g<strong>aan</strong>. Kortom, participatie in levenslang leren speelt <strong>een</strong> belangrijkerol op <strong>het</strong> individuele niveau in <strong>het</strong> vinden van (betere) jobs en in <strong>het</strong> verbeterenvan de kansen om volledig te kunnen participeren in de samenleving. Op <strong>het</strong>niveau van de gehele economie kan participatie in levenslang leren <strong>een</strong> belangrijkefactor zijn in <strong>het</strong> realiseren van toenemende groei.De hernieuwde <strong>aan</strong>dacht voor levenslang leren past in <strong>het</strong> universele kader vande verschuiving van <strong>een</strong> op industrie gebaseerde <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> op kennis gebaseerdeinformatiemaatschappij (Plug & du Bois-Reymond, 2005). In de eerste plaatsbepaalt <strong>onderwijs</strong> in deze kennismaatschappij in belangrijke mate de kansen vanindividuen om hun sociale positie te verwerven. Het regulier <strong>onderwijs</strong> (d.i. <strong>het</strong><strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong> m.i.v. <strong>het</strong> hoger <strong>onderwijs</strong>) heeft bijgevolg <strong>een</strong> belangrijkefunctie op <strong>het</strong> vlak van <strong>het</strong> voorbereiden van individuen zodat ze inzetbaar zijn opde arbeidsmarkt en integreerbaar zijn in de samenleving (van Hoof, 2001).Niettemin heeft niet ieder<strong>een</strong> gelijke kansen in <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> en bijgevolg ook nietop de arbeidsmarkt en in de samenleving. Met <strong>na</strong>me de kansen vanlaaggeschoolde en ongekwalificeerde jongeren om zich voldoende te integreren inde samenleving en op de arbeidsmarkt zijn laag. Bijkomende (formele eninformele) opleidingen worden vaak beschouwd als <strong>een</strong> mogelijke oplossing omtoch nog <strong>een</strong> goede positie te verwerven op de arbeidsmarkt.


A<strong>na</strong>lysing complex spatial association patterns 3Fi<strong>na</strong>lly, we used a null model that tests selectively for positivelarge-scale association patterns (50–250 m; a<strong>na</strong>lysis 3). Speciesbelonging to the same successio<strong>na</strong>l stage should occupy thesame larger-scale patches.Materials and <strong>met</strong>hodsSTUDY AREAThe study area is located in the Changbai Nature Reserve, whichextends along the border of Chi<strong>na</strong> and North Korea from 127°42¢ to128°17¢ E and 41°43¢ to 42°26¢ N (Fig. 1). It is one of the largest biospherereserves in Chi<strong>na</strong> and has b<strong>een</strong> spared from logging and othersevere human disturbances since it was established in 1960. TheChangbai Nature Reserve joined the World Biosphere Reserve Networkunder the UNESCO Man and the Biosphere Programme in1980. The CBS plot is located in the core zone of the Changbai NatureReserve and is representative of broad-leaved Korean pine mixedforest, the most common vegetation type in species composition andecosystem structure for the region.The 500 · 500 m CBS plot was established in summer 2004 and isthe northernmost plot of the Chi<strong>na</strong> Forest Biodiversity MonitoringNetwork (http://www.cfbiodiv.org) initiated by the Chinese Academyof Sciences (CAS) in collaboration with the Center for TropicalForest Science (CTFS). Mean elevation in the plot is 801.5 m; the elevationranges from 791.8 to 809.5 m. The soil is classified as darkbrown forest soil. Mean annual precipitation is approximately700 mm; most of this occurs from June to September (480–500 mm).Mean annual temperature is 2.8 °C, with a January mean of)13.7 °C, and a July mean of 19.6 °C (Yang & Li 1985). All trees atleast 1 cm in dia<strong>met</strong>er at breast height (d.b.h.) were mapped and identifiedto species; their geographic coordi<strong>na</strong>tes were recorded followinga standard field protocol (Condit 1998). The total number of livingindividuals in the first census of 2004 was 38 902, consisting of 52species, 32 genera and 18 families (Hao et al. 2008).FOREST CHARACTERISTICSThe main tree species at CBS include Pinus koraiensis, Tilia amurensis,Quercus mongolica, Fraxinus mandshurica, Ulmus japonica andAcer mono. Unlike tropical rain forests without obvious domi<strong>na</strong>ntspecies, there were eight species with more than 1000 individuals,which accounted for 83.4% of the total individuals in the plot. Meanstand density was 1556 living trees per ha. Mean basal area was43.2 m 2 ha )1 (Hao et al. 2008; Wang et al. 2009). In this study, thespatial pattern of 10 527 non-juvenile trees with d.b.h. ‡ 10 cm wasa<strong>na</strong>lysed. To obtain a sufficiently large sample size for the pointpattern a<strong>na</strong>lyses, we included 15 species each with more than 50 suchtrees (Table 1), making up 97.7% (10 313 trees) of the total. Theecological characteristics of these species are also shown in Table 1.Most species in the studied forest were clustered at some spatial scale(Hao et al. 2007; Wang et al. 2008b) and about 60% of 35species studied showed significant habitat association (J. Ye, unpubl.data).Forest vegetation at the CBS plot is largely the result of <strong>na</strong>turalsuccession (Zhao 1981), which is now at the late-succession stage. Themean age of the canopy trees is about 300 years. One common coexistencehypothesis is niche differentiation in temperate forests (Daiet al. 2004), resulting from <strong>het</strong>erogeneous environmental conditions(e.g. differences in topographical and soil factors). However, Wanget al. (2008a) showed that pure topographical factors were not sufficientto explain the species diversity pattern at the CBS plot. Anothercoexistence hypothesis is that <strong>na</strong>tural disturbance (e.g. wind) createscanopy openings and consequently initiates regeneration, maintainingearly successio<strong>na</strong>l species by local secondary succession, thuse<strong>na</strong>bling the coexistence of tree species (Zang et al. 1998). In addition,species competition may be important for the mainte<strong>na</strong>nce of speciesdiversity at small scales (Wang et al. 2008a).Statistical a<strong>na</strong>lysesPOINT PATTERN ANALYSIS: SUMMARY STATISTICSTo quantify the spatial patterns found at the CBS forest ‘from theplant’s eye view’, we used recent techniques of spatial point patter<strong>na</strong><strong>na</strong>lysis (Ripley 1981; Stoyan & Stoyan 1994; Diggle 2003; Illianet al. 2008) and summary statistics such as the pair-correlation function(Stoyan & Stoyan 1994), Ripley’s (1981) K-function and the distributionfunction of nearest neighbour distances (Diggle 2003). Thebivariate pair-correlation function g 12 (r) can be estimated using thequantity k 2 g 12 (r), which is the mean density of trees of species 2 at distancer away from trees of the focal species 1, whereby k 2 is the meandensity of trees of species 2 in the whole study area. Ripley’s (1981)K-function K (r) is the cumulative version of the pair-correlationfunction, i.e. the quantity k 2 K 12 (r) is the average number of trees ofspecies 2 within distance r from trees of the focal species 1. The univariateK- and pair-correlation functions follow intuitively (Wiegand &Moloney 2004), but the focal point is not counted. To describe additio<strong>na</strong>lcharacteristics of the spatial patterns, we used the bivariate distributionfunction D 12 (y) which gives the fraction of trees of the focalspecies 1 that have their nearest species 2 neighbour within distancey (Diggle 2003; Illian et al. 2008). Note that D(y) is often referred toas G(y) in the literature (e.g. Diggle 2003), but we have adopted thenotation of the recent textbook by Illian et al. (2008).Chi<strong>na</strong>Y-coordi<strong>na</strong>tes (m)NFig. 1. The location and contour map of the25-ha (500 · 500 m) Changbai temperateplot.X-coordi<strong>na</strong>tes (m)Ó 2010 The Authors. Jour<strong>na</strong>l compilation Ó 2010 British Ecological Society, Jour<strong>na</strong>l of Ecology


Inleiding 3In <strong>het</strong> volgende hoofdstuk wordt <strong>het</strong> onderwerp, <strong>na</strong>melijk de participatie <strong>aan</strong>levenslang leren en de mogelijke implicaties hiervan op de beroepsloopb<strong>aan</strong>,geplaatst in <strong>het</strong> licht van de veranderingen en ontwikkelingen die de samenlevingde afgelopen decennia heeft doorst<strong>aan</strong>, in <strong>het</strong> bijzonder inzakecompetentieontwikkeling. Ook <strong>het</strong> antwoord van Vl<strong>aan</strong>deren en Europa daarop inde vorm van allerlei beleidsdoelstellingen en –maatregelen wordt belicht. Daar<strong>na</strong>g<strong>aan</strong> we op zoek <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal theoretische denkkaders die verklaren waarom<strong>het</strong> beleid en de onderzoekswereld <strong>een</strong> compensatie zien in de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>levenslang leren voor de afwezigheid van de juiste vaardigheden en competentiesop de arbeidsmarkt. Bijkomend wordt <strong>het</strong> concept levenslang leren en de typesvan levenslang leren voorgesteld. Vervolgens worden de onderzoeksvragen diehier centraal st<strong>aan</strong> uitvoerig besproken en de bijbehorende onderzoekshypothesenvoorgesteld. Ook <strong>het</strong> <strong>met</strong>hodologische kader, <strong>met</strong> <strong>na</strong>me welke gegevens wordengebruikt en van waar komen ze, wordt behandeld. Het belangrijkste deel van ditonderzoek zijn de resultaten. Deze worden uitgesplitst in twee types van levenslangleren, en voorgesteld in de volgende twee hoofdstukken. Ten slotte sluitenwe <strong>het</strong> rapport af <strong>met</strong> <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> besluit, waarin <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal conclusies, beleids<strong>aan</strong>bevelingenen enkele <strong>aan</strong>zetten voor verder onderzoek <strong>aan</strong> bod komen.


5HOOFDSTUK 1SITUERING VAN HET ONDERWERP1. Een veranderende samenleving: nood <strong>aan</strong> nieuwecompetenties en vaardighedenTransformatieprocessen zoals de toe<strong>na</strong>me van informatie- en communicatietechnologie,globalisering, individualisatie, de vrijmaking van wereldmarkten,enzovoort, die de moderne maatschappij kenmerken, hebben <strong>een</strong> verschuivingvan <strong>een</strong> op industrie gebaseerde <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> op kennis gebaseerdeinformatiemaatschappij teweeggebracht. Deze moderniseringsprocessen hebbennieuwe kansen, maar ook grote onzekerheden gecreëerd, zowel voor <strong>het</strong> individuals voor de samenleving. Beck verwoordt dit <strong>met</strong> <strong>het</strong> concept ‘Risk society’ (Beck,1998).Parallel <strong>met</strong> deze ontwikkelingen veranderde de werking van de arbeidsmarktfundamenteel: nieuwe functies en beroepen werden gecreëerd en de best<strong>aan</strong>dewerden grondig veranderd of zijn verdwenen. Bovendien bleken organisaties behoeftete hebben <strong>aan</strong> nieuwe attitudes van hun werknemers ten <strong>aan</strong>zien van hun(beroeps)loopb<strong>aan</strong>: de ‘job for life’ lijkt te verdwijnen en employability wordt <strong>het</strong>sleutelwoord (Plug & du Bois-Reymond, 2005). De verschillende ontwikkelingenin <strong>het</strong> arbeidsmarktsysteem wijzigden <strong>met</strong> andere woorden zowel de inhoud vande verworven vaardigheden, kwalificaties en competenties als de aard van deindustriële relaties. Ten slotte blijkt dat <strong>het</strong> huidige <strong>onderwijs</strong>systeem onder drukstaat om <strong>aan</strong> de nieuwe eisen van de postindustriële maatschappij en dearbeidsmarkt te beantwoorden (Hövels, 1999).Jongeren krijgen op <strong>een</strong> uitgesproken wijze te maken <strong>met</strong> deze diepg<strong>aan</strong>de veranderingenen onzekerheden zowel op de arbeidsmarkt als in <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>systeem(Hövels, 1999). Het transitieproces van <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> <strong>na</strong>ar de arbeidsmarkt verlooptimmers steeds langer, onzekerder, meer complex en risicovoller, vooral voorde zwakste groepen in de maatschappij (Hövels, 1999; van Hoof & Bradley, 2005;Plug & du Bois-Reymond, 2005; OECD, 2000). De ‘job voor <strong>het</strong> leven’ is niet meervanzelfsprekend. Werknemers moeten zich vandaag de dag meer en meer engagerenin levenslang en levensbreed leren, zich flexibel opstellen en kennis accumulerenom hun niveau van ‘employability’ bij te houden (Plug & du Bois-


Situering van <strong>het</strong> onderwerp 6Reymond, 2005). De transities tussen <strong>onderwijs</strong> en arbeidsmarkt verschuiven vanéénmalige ervaringen <strong>na</strong>ar regelmatig weerkerende ‘yo-yo’-bewegingen tussensituaties van tewerkstelling, werkloosheid, <strong>onderwijs</strong> en bij- of omscholing en zorgvoor <strong>het</strong> gezin. Een vlotte en succesvolle transitie van <strong>onderwijs</strong> <strong>na</strong>ar werk iszeker niet meer evident vandaag de dag (Plug & du Bois-Reymond, 2005).De flexibilisering van de arbeidsloopb<strong>aan</strong>, in termen van deeltijds werk, tijdelijkebanen, veelvoudige jobs en zelfstandig werk, maken dus permanent deel uitvan de levensloop of levenscyclus van jongeren. Dit heeft gevolgen voor de socialeintegratie van de verschillende groepen jongeren. Jongeren die reeds achterblijven,worden <strong>het</strong> hardst getroffen, dit zijn de ‘verliezers’ van de modernisatie. De‘win<strong>na</strong>ars’ zijn daarentegen de jongeren die <strong>het</strong> secundair of hoger <strong>onderwijs</strong> <strong>met</strong>succes verlaten (Plug & du Bois-Reymond, 2005). Deze ideologie van de win<strong>na</strong>arsen de verliezers is <strong>na</strong>uw verbonden <strong>met</strong> <strong>het</strong> concept meritocratie (Bradley, 2005).Het meritocratisch ideaal kreeg in de eerste helft van de twintigste eeuw ee<strong>na</strong>ndere invulling door <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal nieuwe ontwikkelingen op <strong>het</strong> vlak van <strong>onderwijs</strong>en arbeidsmarkt. Zo <strong>na</strong>m de participatie <strong>aan</strong> <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> sterk toe <strong>na</strong> deTweede Wereldoorlog. Verder stelden werkgevers steeds hogere eisen <strong>aan</strong> dekennis en de bekwaamheden van hun werknemers. Hierdoor ontstond er <strong>een</strong><strong>na</strong>uwere band tussen de genoten opleiding van de werknemers en <strong>het</strong> beroep datze verrichtten. Daar<strong>na</strong>ast werden verworven kwalificaties <strong>het</strong> belangrijkstecriterium bij de allocatie van functies op de arbeidsmarkt. Als gevolg van dezeontwikkelingen werd <strong>onderwijs</strong> <strong>een</strong> instrument om de maatschappelijke positie ende sociale status te verbeteren door middel van de eigen <strong>onderwijs</strong>prestaties enleercapaciteiten. De verworven kwalificaties en de vooropleiding van <strong>een</strong> individubepalen immers in belangrijke mate zijn of haar positie op de arbeidsmarkt. Dezearbeidsmarktpositie heeft opnieuw <strong>een</strong> weerslag op zijn of haar positie ofintegratie in de maatschappij (van Hoof, 2001).Dit meritocratisch ideaal staat echter in schril contrast <strong>met</strong> de sociale ongelijkheiddie geproduceerd wordt in de maatschappij, ondanks de democratisering van<strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> <strong>na</strong> de Tweede Wereldoorlog (van Hoof, 2001). Een tweede visie op<strong>onderwijs</strong>, de reproductiethese, beweert dat <strong>onderwijs</strong> bijdraagt tot <strong>het</strong> in standhouden van die sociale ongelijkheid. Het <strong>onderwijs</strong> zou de verschillen tussen deklassen in de maatschappij weerspiegelen en <strong>het</strong> zou deze verschillen doorgevenin de vorm van ongelijke kansen in <strong>het</strong> verwerven van de hoogst gewaardeerdekwalificaties (van Hoof, 2001).Onderwijs bepaalt dus in belangrijke mate de kansen van individuen om hunsociale positie te verwerven. Het regulier <strong>onderwijs</strong> (d.i. <strong>het</strong> <strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong>m.i.v. <strong>het</strong> hoger <strong>onderwijs</strong>) heeft bijgevolg <strong>een</strong> belangrijke functie op <strong>het</strong> vlak van<strong>het</strong> voorbereiden van individuen zodat ze inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt enintegreerbaar zijn in de samenleving. Niettemin heeft niet ieder<strong>een</strong> gelijke kansenin <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> en bijgevolg ook niet op de arbeidsmarkt en in de samenleving.


Situering van <strong>het</strong> onderwerp 7Met <strong>na</strong>me de kansen van laaggeschoolde en ongekwalificeerde jongeren om zichvoldoende te integreren in de samenleving en op de arbeidsmarkt zijn laag.Bijkomende (formele en informele) opleidingen worden vaak beschouwd als <strong>een</strong>mogelijke oplossing om toch nog <strong>een</strong> goede positie te verwerven op dearbeidsmarkt.2. Het antwoord vanuit Vl<strong>aan</strong>deren en Europa op de nieuweontwikkelingen inzake competentieontwikkeling2.1 Vl<strong>aan</strong>derenDe Vlaamse overheid heeft zich tot doel gesteld om de ongelijke kansen in <strong>het</strong><strong>onderwijs</strong> en op de arbeidsmarkt te elimineren en om derhalve de inzetbaarheiden de sociale integratie van de bevolking te verhogen door te werken <strong>aan</strong> dekennis en ontwikkeling van individuen. Een van de doelstellingen die terug tevinden zijn in overheidsdocumenten en beleidsteksten van de voorbije jaren is <strong>het</strong>verhogen van de participatie <strong>aan</strong> levenslang en levensbreed leren en <strong>het</strong> verhogenvan <strong>het</strong> niveau van geletterdheid (Pact van Vilvoorde, 2001; Beleidsnota’s van deMinister van Onderwijs, Vorming en Werk 2000-2004 & 2004-2009;Competentieagenda 2007).De beleidsnota van 2000-2004 bijvoorbeeld, die de keuzes en opties van <strong>het</strong>regeerakkoord weergaven van toenmalig Vlaams minister van Onderwijs en VormingMarl<strong>een</strong> Vanderpoorten, gaf <strong>aan</strong> dat levenslang leren steeds belangrijkerwordt in Vl<strong>aan</strong>deren. Op verschillende momenten werd <strong>het</strong> concept van levenslangen levensbreed leren geïntroduceerd. Levenslang leren wordt in dit beleidsdocumentbeschouwd als één van de grote uitdagingen van de kennismaatschappij:‘De <strong>aan</strong>houdende groei en de voortdurende vernieuwing van kennis, dediverser en complexer wordende omgeving nopen de mensen ertoe zich voortdurendbij te scholen en hun kennis op peil te houden.’ Daar<strong>na</strong>ast is <strong>het</strong> noodzakelijkom ook bijzondere <strong>aan</strong>dacht te besteden <strong>aan</strong> levenslang en levensbreedleren om gelijke kansen te realiseren. Kortom: men moet ‘leren uitbouwen tot <strong>een</strong>proces dat de hele levensloop omspant’ (Vanderpoorten, 2000).Daar<strong>na</strong>ast werd in 2001, in <strong>het</strong> kader van de Lissabondoelstellingen, <strong>het</strong> Pact vanVilvoorde ondertekend door de Vlaamse regering en de sociale partners. Zij verbondenzich tot <strong>het</strong> realiseren van 21 doelstellingen voor Vl<strong>aan</strong>deren tegen 2010.Vijf doelstellingen hebben betrekking op levenslang leren (Ministerie van deVlaamse gem<strong>een</strong>schap, Administratie Planning en Statistiek, Project KleurrijkVl<strong>aan</strong>deren, 2003). Deze zijn:1a. Vl<strong>aan</strong>deren is in 2010 verder geëvolueerd <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> lerende samenleving. Hetlevenslang en levensbreed leren zijn ingebed in de samenleving. Minstens tien


Situering van <strong>het</strong> onderwerp 8procent van de Vlaamse inwoners tussen 25 en 65 neemt dan deel <strong>aan</strong> permanentevorming.1b. Een lerende samenleving erkent ook dat competenties, waar en hoe men zeook verwerft, als evenwaardig worden erkend.2a. In 2010 is <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal functioneel geletterden en <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal personen <strong>met</strong> ICTvaardighedengestegen tot meer dan driekwart van de bevolking.2b. Het <strong>aan</strong>tal jongeren dat de school verlaat zonder voldoende startkwalificatiesvoor de arbeidsmarkt en de samenleving is tegen dan minstens gehalveerd.2c. Tegen 2010 is <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> meer gedemocratiseerd. De dualisering van desamenleving wordt bestreden door de toegang tot leerinitiatieven <strong>aan</strong> ieder<strong>een</strong>te garanderen en door doorh<strong>een</strong> <strong>het</strong> gehele leerproces effectief en efficiëntongelijke kansen <strong>aan</strong> te pakken.Het Pact van Vilvoorde werd in 2005 herzien waarbij de oorspronkelijke doelstellinggeformuleerd in 1a (10% van de bevolking tussen 25 en 64 jaar moet tegen2010 deelnemen <strong>aan</strong> permanente vorming), werd gewijzigd in 12,5%.Recent werd ten slotte de Competentieagenda 2010 opgesteld door de Vlaamseoverheid en de sociale partners voor <strong>een</strong> totaal<strong>aan</strong>pak van talentontwikkeling.Deze visietekst is <strong>een</strong> onderdeel van <strong>het</strong> Meerbanenplan van de Vlaamse regeringen de sociale partners waarin ze op zoek g<strong>aan</strong> <strong>na</strong>ar wegen om de doelstellingenvan Lissabon en <strong>het</strong> Pact van Vilvoorde te realiseren.De Competentieagenda is <strong>een</strong> tienpuntenprogramma <strong>met</strong> prioriteiten over degrenzen van <strong>onderwijs</strong>, werkgevers- of werknemersorganisaties h<strong>een</strong> en heeft <strong>het</strong>voornemen om de competenties en vaardigheden die ontwikkeld werden in <strong>het</strong><strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong>, in organisaties en bedrijven en op de arbeidsmarkt en die noodzakelijkzijn voor de hoge werkzaamheid en de brede inzetbaarheid, verder teontwikkelen en te onderkennen. Op die manier beoogt de competentieagenda bijte dragen <strong>aan</strong> meer welzijn en duurzame, innovatieve economische groei inVl<strong>aan</strong>deren. Deze tekst beschrijft <strong>met</strong> andere woorden welke competentiesbelangrijk zijn om <strong>een</strong> leven lang breed inzetbaar te zijn en hij bevat tevens intentiesdie de Vlaamse overheid en de sociale partners inzake competentieontwikkelingmoeten realiseren (Vandenbroucke, 2007).2.2 EuropaDe Vlaamse initiatieven komen er voor<strong>na</strong>melijk dankzij de doelstellingen die deEuropese Unie geformuleerd heeft om de ongelijkheid in <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> en op dearbeidsmarkt terug te dringen (Europese richtsnoeren van <strong>het</strong> werkgelegenheidsbeleid1997, Europese Raad van Lissabon 2000, Memorandum inzakelevenslang leren van de Europese Commissie 2000).Een belangrijke actie die de Europese Unie heeft opgevat, is <strong>het</strong> opstellen van<strong>het</strong> Memorandum over levenslang leren (2000a). Dit Memorandum werd door de


Situering van <strong>het</strong> onderwerp 9Europese Commissie opgesteld <strong>na</strong> de Europese Top in Lissabon in 2000, waar <strong>een</strong><strong>aan</strong>tal doelstellingen werden geformuleerd m.b.t. de kenniseconomie, <strong>met</strong> o.a. <strong>het</strong>plan dat levenslang leren de hoekst<strong>een</strong> moet worden van <strong>het</strong> Europese sociaalmodel. Levenslang leren is volgens de Europese Commissie essentieel, <strong>aan</strong>gezien<strong>het</strong> de inzetbaarheid van individuen ontwikkelt en in stand houdt, daar<strong>na</strong>astbevordert <strong>het</strong> tevens <strong>het</strong> actief burgerschap zodat mensen <strong>aan</strong> alle domeinen van<strong>het</strong> sociale en economische leven kunnen deelnemen. Het Memorandum wasbelangrijk omdat <strong>het</strong> de lidstaten <strong>aan</strong>spoorde om meer inspanningen te leverenvoor <strong>een</strong> coherent beleid wat levenslang leren betreft. Het had immers tot doel omin heel Europa <strong>een</strong> debat of consultatieproces te lanceren over <strong>het</strong> ontwikkelenvan <strong>een</strong> geïntegreerde strategie inzake levenslang leren (DIVA, 2003; Wouters,2002).


11HOOFDSTUK 2THEORETISCH EN CONCEPTUEEL KADER1. <strong>Participatie</strong> <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen: <strong>een</strong> oplossing?Het is duidelijk dat zowel de onderzoekswereld als <strong>het</strong> beleid <strong>een</strong> oplossing zienin de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslang leren voor de afwezigheid van de juiste vaardighedenen competenties van vooral ongekwalificeerde en laaggeschoolde jongeren.Bijkomende opleidingen worden beschouwd als <strong>een</strong> opstap <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> beterecarrière. Is er nu <strong>een</strong> gegronde theoretische basis of argumentatie om te kiezenvoor deze oplossing?1.1 Economische theorieënVolgens de human capital theorie (Becker, 1975; Rosenbaum e.a., 1990) vormen<strong>onderwijs</strong> en opleiding <strong>een</strong> onderdeel in de opbouw van <strong>het</strong> menselijk kapitaal.Dit kapitaal, onder de vorm van vaardigheden, is van essentieel belang voorindividuen om hun productiviteit te behouden of te verhogen. Door te investerenin <strong>onderwijs</strong> kunnen jongeren <strong>met</strong> andere woorden hun productiviteit verhogen.Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> additionele opleiding en training kan op deze manier verhinderendat individuen hun vaardigheden verliezen. Door hun vaardigheden encompetenties te versterken en te verhogen kunnen vooral ongekwalificeerde enlaaggeschoolde werknemers meer flexibel worden, meer gespecialiseerde enspecifieke kennis en competenties accumuleren, meer complexe taken uitvoerenen bijgevolg hun niveau van employability verhogen.Een tweede theorie, de sig<strong>na</strong>altheorie, legt vooral de <strong>na</strong>druk op de kosten voorwerkgevers om informatie over potentiële kandidaten te verzamelen en op debeperkingen van de beschikbaarheid en <strong>het</strong> nut van deze informatie. De theoriestelt dat werknemers, door de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> verdere <strong>leeractiviteiten</strong> en dedaaropvolgende verworven vaardigheden, <strong>aan</strong> (potentiële) werkgevers sig<strong>na</strong>lerendat ze <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal unieke kenmerken hebben die cruciaal zijn voor de <strong>aan</strong>gebodenjob: ze zijn meer bekwaam om zich flexibel te gedragen en om zich <strong>aan</strong> te passen<strong>aan</strong> nieuwe activiteiten en situaties in <strong>het</strong> bedrijf en <strong>met</strong> betrekking tot <strong>het</strong> werkdat zij moeten verrichten, ze zijn meer gedreven en bereid om bij te leren,enzovoort. Opleiding en <strong>onderwijs</strong> geven immers informatie over dit soort


Theoretisch en conceptueel kader 12noodzakelijke kenmerken. Aangezien informatie verzamelen over zulkecapaciteiten van sollicitanten zeer duur is en dergelijke informatie niet altijdbeschikbaar is, zullen werkgevers kandidaten scr<strong>een</strong>en en <strong>aan</strong>werven op basis vande beschikbare sig<strong>na</strong>len die zij van de kandidaten verkrijgen. In plaats van <strong>het</strong>gehele menselijke kapitaal van <strong>een</strong> mogelijke werknemer te scr<strong>een</strong>en, zullenwerkgevers daarom informatie doorlichten die ze gemakkelijk kunnenbemachtigen zoals leeftijd, geslacht, etnische afkomst, maar ook <strong>het</strong><strong>onderwijs</strong>niveau en <strong>het</strong> -diploma, de kwalificaties en de vaardigheden en deverschillende bijkomende opleidingen (Spence, 1973; Rosenbaum e.a., 1990).Daar<strong>na</strong>ast kan de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen, volgens <strong>een</strong> derdedenkkader, <strong>na</strong>melijk de wachtrijtheorie, verhinderen dat laaggeschoolde werknemersworden vervangen door hoger geschoolde werknemers in <strong>een</strong> job. Additioneletraining kan er zelfs voor zorgen dat werklozen of werknemers bevoordeeldworden in de rij van potentiële kandidaten. Dat <strong>een</strong> potentiële werknemer zijnvaardigheden en competenties verbetert en dat hij/zij investeert in <strong>een</strong> ofmeerdere opleidingen is immers <strong>een</strong> sig<strong>na</strong>al <strong>aan</strong> de werkgever van zijn of haar‘trai<strong>na</strong>bility’ 2 . Een werkgever zal <strong>een</strong> individu <strong>aan</strong>nemen als hij of zij verwacht datde investering in bijkomende opleiding en training laag zal zijn in vergelijking <strong>met</strong>andere potentiële kandidaten. In dit proces gebruiken werkgevers de kwalificaties,vaardigheden en competenties die de kandidaten eerder verworven hebben om<strong>het</strong> niveau van trai<strong>na</strong>bility te schatten en vervolgens rangschikken werkgevershen, op basis van deze schatting, in <strong>een</strong> denkbeeldige rij <strong>met</strong> voor<strong>aan</strong> dekandidaten <strong>met</strong> de minst verwachte opleidingskosten (Thurow, 1975;Hövels, 1999).Een mogelijke kritiek op de bovenst<strong>aan</strong>de economische theorieën is dat ze de rolvan sociale afkomst negeren. Vanuit deze theorieën en dan vooral vanuit dehuman capital be<strong>na</strong>dering wordt er geargumenteerd dat als <strong>een</strong> jongere deperceptie heeft dat participatie <strong>aan</strong> levenslang leren rendeert, er <strong>een</strong> grotere kansis dat hij/zij deelneemt <strong>aan</strong> bijkomende <strong>leeractiviteiten</strong>. Meer nog, leren kan <strong>een</strong>zelfversterkend effect veroorzaken: reeds hooggeschoolde jongeren vindenmakkelijker de weg <strong>na</strong>ar activiteiten van levenslang leren, zij vinden <strong>het</strong> leren opzich ook gemakkelijker. Dit verklaart mede <strong>het</strong> Matteuseffect: ‘laaggeschooldencompenseren hun gedurende de initiële loopb<strong>aan</strong> opgelopen scolarisatieachterstandniet door participatie op latere leeftijd maar zij lopen nog verderachterstand op door hun niet-deel<strong>na</strong>me’ (Wouters, 2002).2Trai<strong>na</strong>bility betekent dat <strong>een</strong> persoon <strong>met</strong> veel <strong>onderwijs</strong>- en opleidingsbagage makkelijker kanopgeleid worden dan <strong>een</strong> persoon <strong>met</strong> weinig <strong>onderwijs</strong>- of opleidingservaring. Dit heeft totgevolg dat de trainingskosten voor <strong>een</strong> werkgever hoog zijn wanneer <strong>het</strong> niveau van trai<strong>na</strong>bilityvan <strong>een</strong> persoon laag is.


Theoretisch en conceptueel kader 131.2 Sociologische theorieDe sociologische theorie van reproductie (Bourdieu & Passeron, 1970; Bowles,1972) probeert, in tegenstelling tot de human capital theorie, sociale afkomst meete betrekken in <strong>het</strong> verklaren van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> verdere <strong>leeractiviteiten</strong>. Erwordt <strong>na</strong>melijk gesteld dat er <strong>aan</strong> <strong>leeractiviteiten</strong> wordt geparticipeerd als menvan thuis uit voldoende economisch, sociaal en cultureel kapitaal heeftmeegekregen.Een veelheid van cijfermateriaal (Hirtt, Nicaise & De Zutter, 2007; Groenez, Vanden Brande & Nicaise, 2003) toont <strong>aan</strong> dat de sociale ongelijkheid in <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>in de voorbije decennia niet is afgenomen. Ondanks de groeiende <strong>onderwijs</strong>participatiein alle sociale categorieën (dus ook de lagere) omwille van de democratiseringvan <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> in de voorbije eeuw blijven de relatieve verschillen tussenkinderen van verschillende sociale afkomst ongeveer even hoog. Hoewel <strong>onderwijs</strong>en de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslang leren dus <strong>een</strong> belangrijke rol kan spelen omde participatie van leerlingen uit zwakkere sociale milieus te bevorderen, blijkt dat<strong>onderwijs</strong> en opleiding zelf deze sociale verschillen in de samenleving reproduceert.De sociologische theorie van reproductie verklaart deze toestand niet enkelvanuit economische kenmerken (bijvoorbeeld de fi<strong>na</strong>nciële situatie van <strong>het</strong> gezin),maar voor<strong>na</strong>melijk vanuit sociaal-culturele kenmerken. Het sociaal kapitaalbeïnvloedt <strong>het</strong> schoolsucces van kinderen en <strong>het</strong> rendement van <strong>het</strong> beslissingsprocesinzake levenslang leren langs verschillende wegen (schoolprestaties, oordeelvan leerkrachten over leerlingen, beslissingen (van ouders) om opleidingenniet vroegtijdig te beëindigen). Dit betekent dat in <strong>een</strong> samenleving waarin fi<strong>na</strong>nciëledraagkracht niet meer zo’n grote rol speelt als vroeger, de rol van ‘sociaalkapitaal’ en de daar<strong>aan</strong> verbonden verschillen tussen sociale milieus nog steedsverbonden zijn <strong>met</strong> ongelijkheid van kansen in <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>. Onderwijs is dus deinstelling bij uitstek die bijdraagt tot de reproductie van sociale ongelijkheden(Hirtt, Nicaise & De Zutter, 2007; Van Hoof, 2001).Het werk van Bourdieu & Passeron (1970), van Coleman (1988) en van Put<strong>na</strong>m(1993) is belangrijk in deze context <strong>aan</strong>gezien deze auteurs <strong>het</strong> begrip sociaalkapitaal theoretisch uitwerkten. Bourdieu & Passeron beschrijven socialeongelijkheid als <strong>een</strong> ongelijke verdeling over de bevolking van drie soortenkapitaal, <strong>na</strong>melijk economisch, sociaal en cultureel kapitaal. Cultureel kapitaalbestaat uit taalvaardigheid, <strong>het</strong> <strong>aan</strong>leren van gedragscodes (zoals gezagsdiscipline),waarden en normen. Met andere woorden de culturele bagage dieouders via de gezinssocialisatie <strong>aan</strong> hun kinderen meegeven, speelt ook <strong>een</strong>belangrijke rol in de manier waarop <strong>het</strong> ouderlijke milieu de schoolb<strong>aan</strong> kanbeïnvloeden. Economisch kapitaal verwijst <strong>na</strong>ar inkomen en andere fi<strong>na</strong>nciëlebronnen en middelen. Sociaal kapitaal wordt gedefinieerd als <strong>een</strong> geheel vanduurzame hulpbronnen in de vorm van sociale relaties, netwerken en contacten


Theoretisch en conceptueel kader 14dat dient als mechanisme om andere vormen van kapitaal uit te wisselen. Eenindividu is, via deze persoonlijke hulpbronnen, in staat om nieuwe expertise,bronnen en ondersteuning <strong>aan</strong> te boren (Nicaise, 2008; O’ Brien & Fathaigh, 2005).Coleman (1988) definieert sociaal kapitaal op <strong>het</strong> mesoniveau. Hij m<strong>een</strong>t datsociaal kapitaal ontstaat uit de structuur van relaties tussen individuen en dat <strong>het</strong>bepaalde handelingen van individuen binnen <strong>het</strong> sociale systeem bevordert. Doormiddel van sociaal kapitaal kunnen bepaalde doelen bereikt worden die nietzouden bereikt zijn indien sociaal kapitaal afwezig was. In die zin is sociaalkapitaal productief. Uit zijn eigen onderzoek <strong>na</strong>ar schoolprestaties bleekbijvoorbeeld dat hoe meer kinderen via <strong>het</strong> netwerk van hun ouders toeganghadden tot kennis en vaardigheden, hoe succesvoller de <strong>onderwijs</strong>loopb<strong>aan</strong> was.Put<strong>na</strong>m (1993, 2000) gebruikt <strong>het</strong> begrip sociaal kapitaal dan weer op <strong>een</strong>macroniveau. Voor hem behoort sociaal kapitaal niet all<strong>een</strong> toe <strong>aan</strong> individuen ofindividuele relaties, maar wordt <strong>het</strong> beschouwd als <strong>een</strong> eigenschap van groepen ofvan de samenleving in haar geheel. Put<strong>na</strong>m be<strong>na</strong>drukt dat sociaal kapitaal bestaatuit drie componenten: morele verplichtingen en normen, sociale waarden(voor<strong>na</strong>melijk vertrouwen) en ten slotte sociale en informele netwerken (in <strong>het</strong>bijzonder bijvoorbeeld lid zijn van <strong>een</strong> vereniging, netwerken van familie, burenen vrienden). Voor hem is de verbondenheid binnen <strong>een</strong> gezin of familie essentieelom <strong>het</strong> maatschappelijke vertrouwen en de relaties binnen samenlevingen instand te houden. Sociaal kapitaal bevordert coördi<strong>na</strong>tie en samenwerking voorwederzijdse voordelen (Hooghe, 2003; O’ Brian & Fathaigh, 2005).Met betrekking tot <strong>onderwijs</strong> en levenslang leren kan sociaal kapitaal best<strong>aan</strong> uitgezinsrelaties, <strong>na</strong>bije sociale netwerken, maar ook bijvoorbeeld meer geïnstitutio<strong>na</strong>liseerdevormen van sociaal kapitaal, zoals bijvoorbeeld kinderopvang (Nicaise,2008). Al deze vormen van sociaal kapitaal zijn essentieel voor de <strong>onderwijs</strong>loopb<strong>aan</strong>van individuen of, in functie van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslang leren, voor <strong>het</strong>beslissingsproces en <strong>het</strong> rendement van deel<strong>na</strong>me.2. Conceptueel kader2.1 Definitie van levenslang lerenLevenslang leren kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. Baert(2002) stelt volgende definitie voor: ‘Levenslang leren is <strong>een</strong> proces, waarbij zowelpersonen als organisaties, in alle contexten van hun functioneren de nodige kennisen competenties verwerven om hun professionele, economische, sociale en cultureletaken in <strong>een</strong> snel veranderende samenleving beter <strong>aan</strong> te kunnen en zichdaarbij kritisch, zingevend en verantwoordelijk kunnen opstellen’.


Theoretisch en conceptueel kader 15Daar<strong>na</strong>ast is levenslang leren volgens Baert (2002) niet enkel <strong>een</strong> proces dat personenen organisaties kunnen doorlopen, maar <strong>het</strong> is ook <strong>een</strong> beleidsconcept <strong>met</strong>drie componenten:– er is de tijdscomponent die wijst <strong>na</strong>ar leren tijdens <strong>het</strong> ganse leven, continuof periodiek;– de inhoudscomponent wijst <strong>na</strong>ar leren dat betrekking heeft op alle facettenen terreinen van <strong>het</strong> sociale, economische, politieke, culturele, … leven;– de derde component, de actor- en procescomponent, stelt dat de lerendecentraal komt te st<strong>aan</strong> in <strong>het</strong> denken en <strong>het</strong> educatieve <strong>aan</strong>bod moet <strong>aan</strong>gepastworden <strong>aan</strong> de lerende in <strong>een</strong> veelvoud van vormen en <strong>met</strong> <strong>een</strong>grote flexibiliteit om de lerende kansen te geven om te leren wat voor henen ook de samenleving zinvol is.De term levenslang leren wordt vaak <strong>aan</strong>gevuld <strong>met</strong> levensbreed leren. Levenslangen levensbreed leren duidt erop dat alle levenssferen van <strong>een</strong> persoon <strong>het</strong>voorwerp kunnen uitmaken van levenslang leren (Wouters, 2002). In die zinwordt ook de term levensbreed leren gebruikt om de inhoudscomponent vanlevenslang leren te be<strong>na</strong>drukken: leren kan betrekking hebben op álle facetten enterreinen van zowel <strong>het</strong> sociale, als <strong>het</strong> economische, politieke, culturele, … levenen beperkt zich dus niet all<strong>een</strong> tot de vermeerdering van kennis en de verbeteringvan de bekwaamheden in functie van de loopb<strong>aan</strong>. In dit onderzoek wordtlevensbreed leren niet in beschouwing genomen.2.2 Types van levenslang lerenLevenslang leren is <strong>een</strong> zeer brede, algemene term en wordt daarom vaakonderverdeeld in verschillende types. Er zijn verschillende typologieën diegehanteerd kunnen worden. Er kan bijvoorbeeld <strong>een</strong> onderscheid gemaaktworden tussen twee types leren: formele educatie en niet-formele educatie.Formele educatie wordt georganiseerd en <strong>aan</strong>geboden door <strong>onderwijs</strong>instellingenen opleidingsinstituten en neemt plaats in <strong>een</strong> georganiseerde en gestructureerdeleercontext (in de zin van leerdoelen, leertijden of ondersteuning bij <strong>het</strong> leren). Hetwordt gekenmerkt door <strong>een</strong> vastgesteld en erkend programma en wordt bestempeldals <strong>een</strong> leeractiviteit dat leidt tot <strong>een</strong> civiel effect in de vorm van <strong>een</strong> erkenddiploma. Formele educatie vindt vanuit <strong>het</strong> oogpunt van de lerende plaats <strong>met</strong><strong>een</strong> bepaalde intentie. Voorbeelden zijn reguliere <strong>onderwijs</strong>instellingen, maar ookleren via publieke, intermediaire en private opleidingssystemen (Colardyn &Bjørnåvold, 2005; Colley, Hodkinson & Malcolm, 2003; Europese Commissie,2001).Niet-formele educatie verwijst <strong>na</strong>ar alle activiteiten die niet expliciet omschrevenzijn als <strong>leeractiviteiten</strong>, maar die wel <strong>een</strong> belangrijke leercomponent bevatten.Niet-formele educatie leidt niet tot <strong>een</strong> erkend diploma of getuigschrift. Het wordtveelal niet georganiseerd en <strong>aan</strong>geboden door <strong>het</strong> reguliere <strong>onderwijs</strong>systeem of


Theoretisch en conceptueel kader 16opleidingsinstituties en kan plaatsvinden binnen de werkplek of er buiten. Wanneerleren plaatsvindt op de werkplek, wordt dit doorg<strong>aan</strong>s werkpleklerengenoemd.Twee types van niet-formele educatie kunnen onderscheiden worden. Een eerstetype, semi-gestructureerde educatie, houdt <strong>leeractiviteiten</strong> in die ingebed zijnin <strong>een</strong> omgeving waarin elementen <strong>met</strong> <strong>een</strong> leercomponent worden ingebracht.Het tweede type is informele educatie en wordt omschreven als meestal implicieteof onbewuste leerresultaten gedurende dagdagelijkse activiteiten gerelateerd <strong>aan</strong>werk, gezin, vrije tijd, enzovoort die niet plaatsvinden via <strong>een</strong> formele structuur.(Colardyn & Bjørnåvold, 2005; Colley, Hodkinson & Malcolm, 2003). Meestalgebeurt informele educatie spont<strong>aan</strong>, is er g<strong>een</strong> enkele intentie tot leren <strong>aan</strong>wezigen gebeurt <strong>het</strong> leren ‘tijdens’ de dagdagelijkse bezigheden (Borghans, Golsteyn, &de Grip, 2006; Van Bree, 2007).In de SONAR-dataset wordt er <strong>een</strong> onderscheid gemaakt tussen twee types vanlevenslang leren of opleidingen die gevolgd worden <strong>na</strong> <strong>het</strong> beëindigen van deschoolloopb<strong>aan</strong>, dit zijn opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job en opleidingen buiten<strong>het</strong> kader van de job. Zowel de definiëring als de be<strong>na</strong>ming verschilt dus duidelijkvan bovenst<strong>aan</strong>de types. Het is ook niet <strong>een</strong>voudig om deze twee soorten inbovenst<strong>aan</strong>de indeling in te passen. Als we deze twee soorten toch willen classificerenonder <strong>een</strong> van de theoretische types van levenslang leren, dan behoren deopleidingen in <strong>het</strong> kader van de job tot de niet-formele educatie. Het gaat om opleidingendie worden verricht om de vaardigheden en competenties op de werkplekte verbeteren. Het kan plaats vinden op de werkvloer (door bijvoorbeeld <strong>het</strong>bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s), maar <strong>het</strong> kan ook g<strong>aan</strong> om georganiseerdeopleidingen, zowel binnen als buiten <strong>het</strong> bedrijf. Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader vande job behoren vervolgens tot de categorie formele educatie en worden georganiseerddoor de VDAB, <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> voor Sociale Promotie of andere opleidingsverstrekkers.De twee soorten opleidingen worden in dit rapport apart behandeld, <strong>aan</strong>geziende definitie en de implicatie van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> deze opleidingen verschilt.


17HOOFDSTUK 3ONDERZOEKSOPZET1. OnderzoeksvragenVoor zowel de onderzoekswereld als <strong>het</strong> beleid kan de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslangleren <strong>een</strong> mogelijke compenserende factor zijn voor de afwezigheid van degeschikte vaardigheden en competenties om goed te kunnen functioneren op dearbeidsmarkt. Bijkomende opleidingen kunnen bijgevolg dienen als <strong>een</strong> opstap<strong>na</strong>ar <strong>een</strong> betere loopb<strong>aan</strong>. Vooral voor jongeren die hun <strong>onderwijs</strong>loopb<strong>aan</strong> afsluiten<strong>met</strong> onvoldoende competenties en vaardigheden is deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomendeopleidingen tijdens hun loopb<strong>aan</strong> <strong>een</strong> mogelijke springplank <strong>na</strong>ar <strong>een</strong>(betere) job.Vooraleer de vraag kan beantwoord worden of participatie <strong>een</strong> al dan niet positieveinvloed heeft op de carrière van jongvolwassenen, rijzen er eerst twee anderevragen die beantwoord moeten worden. Vooreerst willen we onderzoekenhoeveel jongeren die onvoldoende competenties en vaardigheden hebben verworvenin hun schoolloopb<strong>aan</strong>, juist participeren en wat de omvang van deze participatieis. Als slechts <strong>een</strong> klein percentage van deze ongekwalificeerde of laaggeschooldejongeren participeert, dan stelt deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslang leren alscompensatie voor <strong>het</strong> gebrek <strong>aan</strong> juiste competenties en vaardigheden op dearbeidsmarkt niet veel voor. De eerste onderzoeksvraag luidt <strong>met</strong> andere woorden:Wat is de mate van participatie van ongekwalificeerde en laaggekwalificeerde jongerenten opzichte van gekwalificeerde jongeren?De tweede vraag die ook nog beantwoord moet worden vooraleer <strong>het</strong> effect vande deel<strong>na</strong>me op de beroepsloopb<strong>aan</strong> <strong>na</strong> te g<strong>aan</strong>, is of er binnen de verschillendeopleidingsniveaus nog sprake is van <strong>een</strong> ongelijke participatie <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen.Met andere woorden: Zijn er, <strong>na</strong>ast opleidingsniveau, nog andere discriminerendefactoren die zorgen voor <strong>een</strong> ongelijke verdeling van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomendeopleidingen?De twee onderzoeksvragen worden zowel beantwoord voor opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job als opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job.


Onderzoeksvragen en -hypothesen 182. OnderzoekshypothesenUit cijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van deFOD Economie, KMO, Middenstand en Energie (2006b) blijkt dat in 2005 35% va<strong>na</strong>lle werknemers in Vl<strong>aan</strong>deren deelgenomen heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in<strong>het</strong> kader van de job. 3 Het percentage jongvolwassen deelnemers (minder dan25 jaar) <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job bedraagt 33%.Daar<strong>na</strong>ast ligt <strong>het</strong> percentage werknemers dat deelneemt <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informeleopleiding in <strong>het</strong> kader van de job in Vl<strong>aan</strong>deren iets hoger, <strong>na</strong>melijk 38%. 4Verder blijkt uit onderzoek dat ongekwalificeerde en laaggekwalificeerde jongerenminder deelnemen <strong>aan</strong> <strong>leeractiviteiten</strong> (welke dan ook) dan gekwalificeerdejongeren (Saliën, De Rick & Baert, 2008).Hypothese: Een relatief groot <strong>aan</strong>deel van de jongeren neemt deel <strong>aan</strong> bijkomendeopleidingen. In de groep van jongvolwassenen nemen procentueel minder jongeren<strong>met</strong> beperkte kwalificaties deel <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen dan gekwalificeerdejongeren. De mate van participatie is <strong>het</strong> grootst bij opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job.Hoewel de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslang leren licht stijgt doorh<strong>een</strong> de tijd en hoewel<strong>een</strong> relatief <strong>aan</strong>zienlijk deel van de bevolking deelneemt <strong>aan</strong> opleidingen <strong>na</strong> <strong>het</strong>verlaten van <strong>het</strong> <strong>initieel</strong> <strong>onderwijs</strong>, blijkt ook dat niet alle groepen in demaatschappij in gelijke mate deelnemen. De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> levenslang leren inVl<strong>aan</strong>deren is <strong>met</strong> andere woorden niet gelijkmatig verdeeld over allebevolkingsgroepen. We kunnen <strong>met</strong> betrekking tot de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomendeopleidingen verschillende kansengroepen onderscheiden die ook vaak reeds <strong>een</strong>zwakke positie innemen op de arbeidsmarkt. Een <strong>aan</strong>tal van de factoren die dekans op deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen beïnvloeden zijn: geslacht,3 Formele opleidingen worden in de CVTS (Continuing vocatio<strong>na</strong>l training survey of Enquête<strong>na</strong>ar voortgezette beroepsopleidingen) gedefinieerd als volgt: Formele voortgezette beroepsopleidingenkenmerken zich door: meestal duidelijk van de werkplek gescheiden te zijn (opleidingvindt plaats in bijzonder daartoe ingerichte ruimtes zoals klaslokalen of opleidingscentra),<strong>een</strong> hoge graad van organisatie (tijd, ruimte en inhoud) door <strong>een</strong> opleider of opleidingsinstelling,leerinhouden zijn voor <strong>een</strong> groep leerlingen opgevat (er bestaat bijvoorbeeld<strong>een</strong> leerplan), <strong>het</strong> bevat zowel interne als externe opleidingen (FOD Economie, KMO,Middenstand en Energie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2006a).4 Minder informele en informele opleidingen worden in de CVTS gekenmerkt door: meestal onmiddellijkverbonden te zijn <strong>met</strong> <strong>het</strong> werk en de werkplek maar omvat ook deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> conferenties,beurzen enz. voor leerdoeleinden, hoge graad van zelforganisatie (tijd, ruimte eninhoud) door de individuele leerling of door <strong>een</strong> groep van leerlingen, inhoud wordt gekozen<strong>na</strong>argelang van de individuele behoeften van de leerling op de werkplek. Het omvat volgendevijf vormen: on the job training (20% deelnemers van alle werknemers), uitwisseling tussendiensten, jobrotatie, detacheringen of studiebezoeken (3% deelnemers), deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>vormings- of kwaliteitscirkels (6% deelnemers), zelfstudie (3% deelnemers), bijwonen van conferenties,workshops, lezingen en beurzen (6% deelnemers) (FOD Economie, KMO,Middenstand en Energie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2006a).


Onderzoeksvragen en -hypothesen 19etnische afkomst, leeftijd, inkomensniveau, statuut, omvang van de organisatiewaar men werkt, gezinssituatie en opleidingsniveau. Vooral opleidingsniveau is<strong>een</strong> discriminerende factor. In feite is <strong>het</strong> opleidingsniveau zelfs één van de meestdiscriminerende factoren ten <strong>aan</strong>zien van de participatie <strong>aan</strong> levenslang leren(Saliën, De Rick & Baert, 2008).Hypothese: Het opleidingsniveau van de jongere is <strong>een</strong> duidelijke discriminerendefactor in de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen. Als er gecorrigeerd wordtvoor <strong>het</strong> opleidingsniveau van de jongere zijn er nog <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal bijkomende factorendie de ongelijke participatie van jongeren kunnen verklaren, <strong>met</strong> <strong>na</strong>megeslacht, etnische afkomst, thuistaal van de jongere en socio-economische afkomst.3. MethodeDe twee onderzoeksvragen, die hierboven voorgesteld werden, worden in ditrapport beantwoord <strong>aan</strong> de hand van gegevens die SONAR verzameld heeft.SONAR was <strong>een</strong> interuniversitaire en interdiscipli<strong>na</strong>ire onderzoeksgroep <strong>met</strong>onderzoekers van <strong>het</strong> Hoger Instituut voor de Arbeid (K.U.L.), deonderzoeksgroep TOR (V.U.B.), de vakgroep Sociale Economie (Universiteit Gent)en <strong>het</strong> Departement AEC (TEW) (Universiteit Antwerpen). Deze onderzoeksgroepwerd opgericht in 1998, maakte deel uit van <strong>het</strong> steunpunt Loopbanen doorh<strong>een</strong><strong>het</strong> Onderwijs <strong>na</strong>ar de Arbeidsmarkt dat tussen 1999 en 2006 heel wat gegevensheeft verzameld en is nu onderdeel van <strong>het</strong> Steunpunt Studie- enSchoolloopbanen 5 .De SONAR-databank omvat gedetailleerde informatie over de overgang van<strong>onderwijs</strong> <strong>na</strong>ar arbeidsmarkt van jongeren geboren in 1976, 1978 en 1980. De jongerenwerden eerst bevraagd op 23-jarige leeftijd. De selectie van deze jongerengebeurde door middel van <strong>een</strong> tweetrapssteekproef. Daarbovenop werd er <strong>een</strong>herbevraging georganiseerd op 26-jarige leeftijd voor de cohorten 1976 en 1978. Decohorte 1976 werd opnieuw geïnterviewd op 29-jarige leeftijd. Het is de bedoelingde verzamelde gegevens tijdens de looptijd van <strong>het</strong> Steunpunt Studie- enSchoolloopbanen uit te breiden <strong>met</strong> gegevens van <strong>een</strong> survey op de leeftijd van29 jaar bij de geboortecohorte 1980.De gegevens van de SONAR-databank werden verzameld via face-to-face interviewsop basis van <strong>een</strong> gestructureerde vragenlijst die de gegevens <strong>met</strong> betrekkingtot de overgang van <strong>onderwijs</strong> <strong>na</strong>ar arbeidsmarkt <strong>na</strong>uwkeurig in kaart bracht.Deze vragenlijst omvat ten eerste <strong>een</strong> kalender <strong>met</strong> daarin de <strong>onderwijs</strong>- e<strong>na</strong>rbeidsloopb<strong>aan</strong> van de respondent. Inzake de <strong>onderwijs</strong>loopb<strong>aan</strong> worden per5 http://www.steunpuntloopbanen.be/


Onderzoeksvragen en -hypothesen 20schooljaar <strong>het</strong> type <strong>onderwijs</strong>, leerjaar, studierichting en <strong>het</strong> studieresultaat in kaartgebracht. Inzake de gegevens omtrent de arbeidsloopb<strong>aan</strong> gebeurt de registratie inde kalender op m<strong>aan</strong>delijkse basis. Ze betreft onder meer <strong>het</strong> statuut, <strong>het</strong> arbeidscontract,voltijds/deeltijds tewerkgesteld.De kalender wordt <strong>aan</strong>gevuld d.m.v. <strong>een</strong> ‘traditionele’ vragenlijst <strong>met</strong> bijkomendevragen over o.a. <strong>het</strong> verloop van de schoolloopb<strong>aan</strong>, de evaluatie die jongerenmaken over hun schoolloopb<strong>aan</strong>, de werkervaring tijdens de schoolloopb<strong>aan</strong>, hunzoekgedrag <strong>na</strong>ar de eerste job, de gevolgde opleidingen <strong>na</strong> de schoolloopb<strong>aan</strong>,informatie over de eerste en de huidige job, hun houding ten <strong>aan</strong>zien van werk,hun offerbereidheid, sociale demotie en <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal achtergrondkenmerken, zoalsgeslacht, sociale afkomst, etniciteit.In dit rapport wordt er enkel gewerkt <strong>met</strong> gegevens van de cohorte 1976. De jongerendie deelgenomen hebben op 23-jarige, op 26-jarige én op 29-jarige leeftijdworden opgenomen in de a<strong>na</strong>lyses. Dit zijn <strong>met</strong> andere woorden de jongeren die<strong>aan</strong> alle bevragingen hebben meegewerkt.Het <strong>aan</strong>tal jongeren in de a<strong>na</strong>lyses bedraagt 1657. Aangezien er in bepaaldehoofdstukken wordt gewerkt <strong>met</strong> groepen jongeren (o.a. allochtonen versusautochtonen, jongeren die thuis Nederlands spreken versus jongeren die thuisg<strong>een</strong> Nederlands spreken) en sommige van deze groepen <strong>een</strong> klein <strong>aan</strong>talrespondenten bevatten, is <strong>het</strong> <strong>aan</strong>gewezen om de percentages en <strong>aan</strong>tallen en debijbehorende chikwadraattoetsen <strong>met</strong> enige omzichtigheid te lezen. Er wordt wel<strong>aan</strong>gegeven wanneer <strong>een</strong> chikwadraattoets niet geldig is, dit betekent dat devoorwaarden om <strong>een</strong> chikwadraattoets toe te passen niet vervuld zijn 6 .Bij <strong>het</strong> bestuderen van de twee onderzoeksvragen wordt er telkens <strong>een</strong> onderscheidgemaakt tussen opleidingen binnen <strong>het</strong> kader van de job en opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job.In Bijlage I en Bijlage II wordt <strong>een</strong> overzicht gegeven van de specifieke vragen die<strong>aan</strong> de geselecteerde jongeren gesteld werden over de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomendeopleidingen, dit voor de drie verschillende bevragingen apart.6 Een eerste voorwaarde is dat maximaal 20% van de verwachte frequenties kleiner mag zijndan 5. Een tweede voorwaarde stelt dat alle verwachte frequenties minimaal 1 moeten zijn.


21HOOFDSTUK 4RESULTATEN - OPLEIDINGEN IN HET KADERVAN DE JOB1. InleidingIn dit hoofdstuk wordt de deel<strong>na</strong>me <strong>met</strong> betrekking tot opleidingen in <strong>het</strong> kadervan de job beschreven.Aangezien jongvolwassenen zonder of <strong>met</strong> beperkte kwalificaties voordeelkunnen halen uit de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen, zoals <strong>aan</strong>gehaaldwerd in de voorg<strong>aan</strong>de hoofdstukken, leggen we de focus telkens op <strong>het</strong> kwalificatieniveauvan de jongeren. Drie categorieën <strong>met</strong> betrekking tot <strong>het</strong> kwalificatieniveauvan de jongere worden onderscheiden: jongeren zonder diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds en deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.De eerste categorie jongeren zijn jongeren die <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> niethebben afgerond <strong>met</strong> <strong>een</strong> kwalificatie, dit wil zeggen dat zij g<strong>een</strong> diploma hebbenvan <strong>het</strong> ASO, <strong>het</strong> TSO, <strong>het</strong> KSO of <strong>het</strong> BSO, g<strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> BSO 7 eng<strong>een</strong> getuigschrift van de deeltijdse <strong>onderwijs</strong>systemen. De tweede categorie bevatjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds beroepssecundair <strong>onderwijs</strong> of<strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van de leertijd (SYNTRA). Ten slotte bestaat de laatstecategorie uit jongeren die minstens <strong>een</strong> diploma van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong> hebben behaald. In <strong>het</strong> geval van <strong>het</strong> beroepssecundair <strong>onderwijs</strong> gaat<strong>het</strong> om jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> tweede jaar van de derde graad.Het is mogelijk om de jongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> en de jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> als <strong>een</strong> groep te beschouwen ten opzichte van de jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Binnen deVlaamse overheid wil men echter de groep van jongeren zonder of <strong>met</strong> beperktekwalificaties wat meer onderscheiden (Vandenbroucke, 2004). Een mogelijke7 Wanneer jongeren <strong>het</strong> zesde jaar BSO <strong>met</strong> succes hebben afgerond, krijgen zij g<strong>een</strong> diplomamaar wel <strong>een</strong> getuigschrift. Een diploma van <strong>het</strong> BSO wordt verkregen wanneer ze slagen in<strong>een</strong> zevende jaar BSO.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 22opdeling van deze groep, is de opdeling die hier gehanteerd wordt. Jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> getuigschrift van de deeltijdse <strong>onderwijs</strong>systemen hebben in deze definitieg<strong>een</strong> diploma van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> verworven. Aan de andere kant hebbenze binnen <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> wel <strong>een</strong> ander soort getuigschrift behaald. Omdit getuigschrift te erkennen, worden deze jongeren ondergebracht in <strong>een</strong> apartecategorie (zie ook De Rick & Maes, 2005).We gebruiken bij de a<strong>na</strong>lyses telkens <strong>het</strong> kwalificatieniveau op 29-jarige leeftijd 8 .Uit onderst<strong>aan</strong>de tabel blijkt dat 6% van de jongeren die in 2005 de leeftijd hebbenvan 29 jaar g<strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> heeft, 3%heeft <strong>een</strong> getuigschrift van de deeltijdse <strong>onderwijs</strong>systemen en 90%, de grotemeerderheid dus, heeft <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong>. Deze percentages stemmen min of meer over<strong>een</strong> <strong>met</strong> gegevens uitandere SONAR-rapporten (De Rick & Maes, 2005) en <strong>met</strong> gegevens van de LOSOdatabank,van de VDAB en van Administratieve gegevensbanken (DIVA, 2003).Tabel 5.1Kwalificatieniveau van de jongeren op 29-jarige leeftijdKwalificatieniveau Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO 103 6,2Getuigschrift deeltijds SO 56 3,4Diploma/getuigschrift voltijds SO 1 498 90,4Totaal 1 657 100,0Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)In de SONAR-dataset worden opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job gedefinieerdals: opleidingen die de respondent op initiatief van de werkgever volgde ofopleidingen die op eigen initiatief werden gevolgd indien ze voor de job relevantkonden zijn. 9 Opleidingen die eventueel gevolgd werden <strong>met</strong> <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong>vinden van <strong>een</strong> andere job zijn hier niet van toepassing, deze komen in <strong>het</strong>volgende hoofdstuk <strong>aan</strong> bod.8 Het <strong>aan</strong>tal jongeren dat tussen 23 jaar en 29 jaar van categorie verandert, is drie. Twee jongerenhebben op de leeftijd van 23 jaar g<strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>,maar wel op de leeftijd van 26 jaar. Een jongere heeft op 26-jarige leeftijd <strong>een</strong> getuigschrift van<strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong>, maar kan op 29-jarige leeftijd ingedeeld worden bij de jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.9 Voorbeelden van <strong>een</strong> dergelijke opleiding zijn: land- en tuinbouw, transport en opslag, maatschappelijken cultureel werk, horeca, administratie en boekhouden, computeropleiding,ma<strong>na</strong>gement, marketing, sociale vaardigheden, vreemde talen, … Het gaat dus voor<strong>na</strong>melijkom opleidingen die respondenten volgen om de competenties en vaardigheden, in functie vande job, te verbreden en uit te diepen.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 23De jongeren die nog g<strong>een</strong> enkele job hebben gehad op 29-jarige leeftijd, kregende vraag <strong>na</strong>ar deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job niet, omdat zeniet de kans hadden om <strong>aan</strong> <strong>een</strong> dergelijke opleiding deel te nemen. Van de 1657opgenomen jongeren hebben negen jongeren op de leeftijd van 29 jaar nog nooitgewerkt. Deze jongeren maken dan ook g<strong>een</strong> deel uit van de a<strong>na</strong>lyses in dithoofdstuk.In wat volgt worden eerst cijfers <strong>met</strong> betrekking tot de mate van participatieweergeven. Daar<strong>na</strong> g<strong>aan</strong> we dieper in op de samenstelling van de groep deelnemersen niet-deelnemers.2. Mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobDe verschillende vragen in verband <strong>met</strong> de participatie <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job in bijlage 1 maken duidelijk dat de vraagverwoording en zelfs deplaats van de bevraging (kalender of vragenlijst) verschillend is voor elk van dedrie bevragingen. Dit maakt <strong>het</strong> moeilijk om <strong>na</strong> te g<strong>aan</strong> of <strong>een</strong> respondent tijdenszijn loopb<strong>aan</strong> (tot op de leeftijd van 29 jaar) <strong>een</strong> opleiding heeft gevolgd, hoeveelopleidingen hij of zij heeft gevolgd, wanneer deze opleidingen plaatsvonden, enwelk soort opleidingen dit waren (opleidingen op de werkvloer/informele opleidingenof georganiseerde opleidingen/formele opleidingen).Ondanks deze moeilijkheden werd <strong>een</strong> manier gevonden om <strong>na</strong> te g<strong>aan</strong> hoeveelrespondenten ooit tijdens hun loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 29 jaar (<strong>het</strong> laatstebevragingsmoment) hebben geparticipeerd <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van dejob. Dit gebeurt in de eerste paragraaf. Indien <strong>een</strong> respondent ooit bevestigendheeft geantwoord op <strong>een</strong> van de vragen <strong>na</strong>ar deel<strong>na</strong>me, dan heeft hij of zij ooitgeparticipeerd. We beperken ons tot de gegevens die verzameld werden op deleeftijd van 26 jaar en 29 jaar. De vragenlijst op 26 jaar bevat immers <strong>een</strong> <strong>aan</strong>talvragen over de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job voor 23 jaar diemeer gedetailleerd zijn dan de vragen die gesteld werden in de vragenlijst op deleeftijd van 23 jaar.In de tweede en derde paragraaf delen we de gehele loopb<strong>aan</strong> op in twee stukken.In de tweede paragraaf bekijken we de loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 26 jaar.Naast de vraag of <strong>een</strong> respondent ooit geparticipeerd heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding,komen er in deze paragraaf nog andere vragen <strong>aan</strong> bod, zoals op wiens initiatiefde opleidingen werden gevolgd, wie voor de opleiding betaalde, wat de globaleduur was van de opleidingen enzovoort.In de derde paragraaf komt de loopb<strong>aan</strong> tussen 26 en 29 jaar <strong>aan</strong> bod. De vragenover deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job in deze laatste bevragingwerden, in tegenstelling tot de bevraging op 26 jaar, geregistreerd in de kalenderen zijn dus gedetailleerder en niet vergelijkbaar <strong>met</strong> de vragen op de leeftijd van26 jaar. Ook hier komen <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal bijkomende vragen <strong>aan</strong> bod, zoals werd de


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 24opleiding binnen of buiten <strong>het</strong> bedrijf gevolgd, op wiens initiatief werd deopleiding gevolgd en wie betaalde voor de opleiding.2.1 Deel<strong>na</strong>me tot op de leeftijd van 29 jaarZoals hierboven <strong>aan</strong>gegeven is <strong>het</strong> niet <strong>een</strong>voudig om de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingenin <strong>het</strong> kader van de job gedurende de hele loopb<strong>aan</strong> te beschrijven, <strong>aan</strong>geziende vragen tussen de verschillende surveys verschillen. Een mogelijke uitwegis om <strong>na</strong> te g<strong>aan</strong> of <strong>een</strong> respondent ooit gedurende zijn loopb<strong>aan</strong> <strong>een</strong>opleiding in <strong>het</strong> kader van de job heeft gevolgd. Dit betekent dat indien derespondent ooit bevestigend antwoordde op <strong>een</strong> van de vragen in bijlage 1, dezejongere als <strong>een</strong> deelnemer wordt beschouwd.Bovendien is <strong>het</strong> voor deze twee bevragingen (en niet voor de bevraging op deleeftijd van 23 jaar) mogelijk om <strong>een</strong> onderscheid te maken tussen formeleopleidingen (vraagverwoording op 29-jarige leeftijd) of georganiseerdeopleidingen (vraagverwoording op 26-jarige leeftijd) enerzijds en informeleopleidingen (vraagverwoording op 29 jaar) of opleidingen op de werkvloer(vraagverwoording op 26 jaar) anderzijds. Voor de jongeren kan de betekenis van<strong>een</strong> georganiseerde opleiding wel enigszins verschillen van de betekenis van <strong>een</strong>formele opleiding. Ook opleidingen op de werkvloer en informele opleidingenbetekenen niet noodzakelijk <strong>het</strong>zelfde.Om inzicht te verwerven in <strong>het</strong> percentage deelnemers <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job, <strong>met</strong> <strong>een</strong> onderscheid tussen de twee soorten opleidingen,werden drie tabellen <strong>aan</strong>gemaakt. De eerste paragraaf geeft <strong>het</strong> percentagejongeren dat bevestigend geantwoord heeft op de vraag <strong>na</strong>ar georganiseerdeopleidingen in C76(26) of <strong>na</strong>ar formele opleidingen (zowel binnen als buiten <strong>het</strong>bedrijf) in C76(29).In de tweede paragraaf wordt <strong>het</strong> percentage jongeren weergegeven datbevestigend geantwoord heeft op de vraag <strong>na</strong>ar opleidingen op de werkvloer(C76(26)) of op de vraag <strong>na</strong>ar informele opleidingen (zowel door collega’s ofoverste, als door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s) (C76(29)).In <strong>een</strong> derde paragraaf wordt g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt <strong>na</strong>ar type opleiding.Indien <strong>een</strong> jongere ooit bevestigend geantwoord heeft op <strong>een</strong> van de vragen <strong>na</strong>ardeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, wordt hij of zij beschouwd als<strong>een</strong> deelnemer.2.1.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingenIn onderst<strong>aan</strong>de tabel bekijken we de <strong>aan</strong>tallen en percentages van jongeren dieooit <strong>een</strong> formele of georganiseerde opleiding hebben gevolgd in <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong>job, per kwalificatieniveau. De loopb<strong>aan</strong> van deze jongeren kan starten va<strong>na</strong>f


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 2518 jaar en eindigt op 29 jaar, <strong>het</strong> tijdstip waarop ze voor <strong>een</strong> laatste keer bevraagdwerden.Bij<strong>na</strong> zeven op de tien van alle bevraagde jongeren heeft op 29-jarige leeftijd ooit<strong>een</strong> formele opleiding binnen <strong>het</strong> kader van de job gevolgd. Dit is dus <strong>een</strong>meerderheid van de jongeren.In de groep van jongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong> ligt <strong>het</strong> percentage deelnemers (36%) duidelijk lager dan in de tweeandere groepen. In de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds<strong>onderwijs</strong> participeerde de helft van de jongeren ooit <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in<strong>het</strong> kader van de job. De grootste groep deelnemers zit in de groep van jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>: 71% vandeze jongeren heeft ooit <strong>een</strong> formele opleiding gevolgd. Niet elke jongereparticipeert dus in gelijke mate <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job.De verschillen tussen de groepen zijn statistisch significant en berusten dus niet optoeval.Tabel 5.2Ooit <strong>een</strong> formele/georganiseerde opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd, perkwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> formele opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 64 64,0getuigschrift SO Ja 36 36,0Totaal 100 100,0Getuigschrift deeltijds SO N<strong>een</strong> 27 48,2Ja 29 51,8Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 432 29,0voltijds SO Ja 1 058 71,0Totaal 1 490 100,0Totaal N<strong>een</strong> 523 31,8Ja 1 123 68,2Totaal 1 646 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =60,203; p=0,000.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)2.1.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op de werkvloerIn de volgende tabel wordt de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingenop de werkvloer in rekening gebracht. Het percentage deelnemers, zonder rekeningte houden <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren, is nu 62%. Ditbetekent dat ongeveer zes op de tien jongeren die ooit gewerkt hebben ooit <strong>een</strong>informele opleiding heeft gevolgd in <strong>het</strong> kader van de job.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 26De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job is gelijkverdeeld over de verschillende kwalificatieniveaus: er is <strong>met</strong> andere woordeng<strong>een</strong> verschil tussen de participatiegraden van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren zonder <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 5.3Ooit <strong>een</strong> informele/opleiding op de werkvloer in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd, perkwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> informele opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 40 40,0getuigschrift SO Ja 60 60,0Totaal 100 100,0Getuigschrift deeltijds N<strong>een</strong> 28 50,0SO Ja 28 50,0Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 559 37,6voltijds SO Ja 929 62,4Totaal 1 488 100,0Totaal N<strong>een</strong> 627 38,1Ja 1 017 61,9Totaal 1 644 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =3,692; p=0,158.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)2.1.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobIn de laatste tabel van dit onderdeel bekijken we hoeveel jongeren ooit hebbendeelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job, ongeacht of <strong>het</strong> <strong>een</strong> formeleof <strong>een</strong> informele opleiding was. Het percentage loopt nu op tot 84%, ongeacht<strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere. De overgrote meerderheid van de jongerenheeft bijgevolg ooit in zijn loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 29 jaar deelgenomen<strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job. Dit zijn ongeveer acht op detien jongeren.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 27Tabel 5.4Ooit <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 26 26,0getuigschrift SO Ja 74 74,0Totaal 103 100,0Getuigschrift deeltijds N<strong>een</strong> 13 23,2SO Ja 43 76,8Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 222 14,9voltijds SO Ja 1 268 85,1Totaal 1 490 100,0Totaal N<strong>een</strong> 261 15,9Ja 1 385 84,1Totaal 1 646 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =11,007; p=0,004.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)Verder blijkt dat de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job ongelijkverdeeld is over de verschillende kwalificatieniveaus. We zien wel dat in elk vande drie groepen de meerderheid van de jongeren ooit geparticipeerd heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong>opleiding in <strong>het</strong> kader van de job. Het percentage deelnemers is echter hoger in degroep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong> (84%) dan in de twee andere groepen. Het percentage deelnemers <strong>met</strong><strong>een</strong> getuigschrift van de deeltijds <strong>onderwijs</strong>systemen (77%) is op zijn beurt hogerdan in de groep van jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift (74%). Jongerenzonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> participeren dusprocentueel <strong>het</strong> minst <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job.Ter illustratie geven we in volgende tabel weer hoeveel procent van de bevolkingdeelneemt <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen volgens gegevens van andere onderzoekenen enquêtes.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 28Tabel 5.5Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen berekend op basis van verschillendegegevensbankenBron Methode Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>bijkomendeopleidingenEAK 2007ThirdWorkingConditionssurvey 2000Ad hocmodule LLLEAK 2003Aandeel bevolking (België) tussen 25 en 64 jaar dat deelneemt<strong>aan</strong> opleidingen tijdens <strong>een</strong> referentieperiode van vier wekenvoorafg<strong>aan</strong>d <strong>aan</strong> de enquête.Aan <strong>een</strong> representatieve steekproef van de totale actievebevolking (werknemers + zelfstandigen) werd gevraagd ofhij/zij tijdens de afgelopen 12 m<strong>aan</strong>den <strong>een</strong> opleiding gevolgdheeft die door de werkgever werd voorgesteld en betaald – ofdoor zijzelf indien ze zelfstandig waren – <strong>met</strong> als doelzijn/haar bekwaamheden te verbeteren.In de adhoc module over levenslang leren in dearbeidskrachtenenquête van 2003 werd de referentieperiodegewijzigd in vergelijking <strong>met</strong> de andere enquêtes. In plaatsvan de klassieke referentieperiode van vier weken werd ergeopteerd voor <strong>een</strong> referentieperiode van <strong>een</strong> kalenderjaar.7%31%50%Bron: EAK 2007(http://aps.vl<strong>aan</strong>deren.be/statistiek/cijfers/<strong>onderwijs</strong>/vorming/ONDEVORM005.xls);Third Working Conditions survey 2000 (Paoli & Merllié, 2000); EAK 2003 (Degroote, 2004)Het percentage deelnemers ligt in dit onderzoek hoger dan in de onderzoeken dievermeld worden in bovenst<strong>aan</strong>de tabel. Dit komt ten eerste omdat er binnen deSONAR-gegevens niet gewerkt werd <strong>met</strong> <strong>een</strong> referentieperiode. Er werddaarentegen gevraagd <strong>na</strong>ar de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding gedurende de volledigbevraagde loopb<strong>aan</strong>. Ten tweede kan <strong>het</strong> hogere percentage deelnemers verklaardworden door <strong>het</strong> feit dat jongeren meer participeren dan ouderebevolkingsgroepen. Enkel jongeren worden bevraagd in <strong>het</strong> SONAR-onderzoek,terwijl de onderzoeken in bovenst<strong>aan</strong>de tabel betrekking hebben op de gansebevolking.2.2 Deel<strong>na</strong>me tot op de leeftijd van 26 jaarDeze paragraaf geeft informatie over de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kadervan de job door jongeren van de cohorte 1976 tot op de leeftijd van 26 jaar(hiervoor werden de gegevens van de bevraging op 26 jaar gebruikt). Van de 1657jongeren die werden opgenomen hebben 37 jongeren op de leeftijd van 26 jaar nognooit gewerkt. Het <strong>aan</strong>tal jongeren in de a<strong>na</strong>lyses van dit onderdeel bedraagt dus1620.Eerst wordt de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> georganiseerde (dus formele) opleidingenbehandeld. Daarbij worden nog <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal andere gegevens (bijvoorbeeld <strong>het</strong><strong>aan</strong>tal, de soort, de duur van de gevolgde opleidingen, enzovoort) besproken.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 29Nadien g<strong>aan</strong> we in op <strong>het</strong> percentage jongeren dat ooit deelgenomen heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong>opleiding op de werkvloer. Ten slotte g<strong>aan</strong> we ook <strong>na</strong> hoeveel jongeren <strong>een</strong>opleiding hebben gevolgd <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloed op de arbeidsloopb<strong>aan</strong> enhoeveel jongeren nog opleidingen wilden volgen, maar dit toch niet ged<strong>aan</strong>hebben.Opnieuw wordt er telkens rekening gehouden <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren om op die manier de focus te leggen op jongeren zonder of <strong>met</strong> beperktekwalificaties.2.2.1 Georganiseerde opleidingen2.2.1.1 Mate van participatie <strong>aan</strong> georganiseerde opleidingenOp 26-jarige leeftijd heeft 52% ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> georganiseerde opleidingin <strong>het</strong> kader van de job (binnen of buiten <strong>het</strong> bedrijf).Binnen de groep van jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> en binnen de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van<strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> heeft respectievelijk 26% en 30% van de 26-jarigejongeren ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> georganiseerde opleiding. Bij de categorie vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> ligtdit cijfer significant hoger, <strong>na</strong>melijk 55%.Dit is <strong>een</strong> opmerkelijke vaststelling, <strong>aan</strong>gezien de tijd tussen <strong>het</strong> verlaten van deschoolloopb<strong>aan</strong> en <strong>het</strong> moment van de bevraging op 26 jaar voor jongeren zonderdiploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> langer is dan voor jongeren <strong>met</strong> minstens<strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>, die vaker nog<strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> hoger <strong>onderwijs</strong> starten. 10 Toch hebben procentueel minderjongeren zonder diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> of jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> ooit <strong>een</strong> of meerderegeorganiseerde opleidingen gevolgd dan jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Dit doet vermoeden dat <strong>het</strong>effect van <strong>het</strong> kwalificatieniveau zelfs nog sterker optreedt.Aan de andere kant is uit onderzoek ook gebleken dat de duurtijd tot <strong>het</strong>vinden van de eerste job significant langer is voor jongeren zonder <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> en voor jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschriftvan <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> dan voor jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> kwalificatie van <strong>het</strong> voltijds10 Uit onderzoek blijkt dat respondenten <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ASO, <strong>een</strong> universitair diploma of <strong>een</strong>diploma van <strong>het</strong> hoger <strong>onderwijs</strong> van 2 cycli <strong>een</strong> kleiner ‘risico’ vertonen om werkend te zijnop 23 jaar. Jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma 6/7BSO, TSO/KSO of hoger <strong>onderwijs</strong> van 1 cyclushebben daarentegen <strong>een</strong> groter ‘risico’ dan gemiddeld om op 23 jaar werkend te zijn (SONAR,2005a).


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 30secundair <strong>onderwijs</strong> (SONAR, 2005a; SONAR, 2005b; Steunpunt WAV-SSA &SONAR, 2002). De duur van de eerste job is tevens afhankelijk van <strong>het</strong><strong>onderwijs</strong>niveau van de jongere: hoe hoger <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>niveau, hoe langer deeerste job duurt (Steunpunt WAV-SSA & SONAR, 2002). Dit wil zeggen dat deeffectieve tijd die jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van de deeltijdse <strong>onderwijs</strong>systemenspenderen in <strong>een</strong> of meerdere jobs beperkt is en dus de tijdsspanne om ooit <strong>een</strong> ofmeerdere opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job te volgen voor deze jongeren ookbeperkter is dan die van jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van<strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 5.6Op 26-jarige leeftijd ooit in <strong>het</strong> kader van de job <strong>een</strong> georganiseerde opleiding (binnenof buiten <strong>het</strong> bedrijf) gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> georganiseerde opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 73 74,5getuigschrift SO Ja 25 25,5Totaal 98 100,0Getuigschrift deeltijds N<strong>een</strong> 38 69,1SO Ja 17 30,9Totaal 55 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 661 45,1voltijds SO Ja 805 54,9Totaal 1 370 100,0Totaal N<strong>een</strong> 772 47,7Ja 847 52,3Totaal 1 619 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =42,289; p=0,000.Bron:SONAR: C76(26)2.2.1.2 Aantal georganiseerde opleidingenEr werd ook gevraagd <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal georganiseerde opleidingen (binnen of buiten<strong>het</strong> bedrijf) dat tot op de leeftijd van 26 jaar werd gevolgd. Gemiddeld nemen26-jarige jongeren deel <strong>aan</strong> 4 à 5 opleidingen in hun loopb<strong>aan</strong> tot 26 jaar. We zienook dat 25% van de jongeren deelneemt <strong>aan</strong> slechts <strong>een</strong> opleiding, 50% <strong>aan</strong>hoogstens drie opleidingen en 75% <strong>aan</strong> vijf of minder. Zo’n 10% van de jongerenneemt zelfs deel <strong>aan</strong> 10 of meer opleidingen.Het gemiddelde verschilt niet over de drie kwalificatieniveaus.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 31Tabel 5.7Centrummaten voor <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgde georganiseerde opleidingen tot op de leeftijdvan 26 jaar, per kwalificatieniveauCentrummatenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(n=25)Getuigschriftdeeltijds SO(n=17)Diploma/getuigschrift voltijdsSO(n=802)Totaal(n=844)Gemiddelde 3,8 3,2 4,6 4,6Eerste kwartiel 2 1 1 1Medi<strong>aan</strong> 4 2 3 3Derde kwartiel 5,5 3,5 5 5Bron:SONAR: C76(26)Verder blijkt dat van de 596 jongeren die meer dan <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader vanhun job hebben gevolgd, <strong>een</strong> meerderheid deze volgde gedurende <strong>een</strong> job (77,9%).Een minderheid volgde <strong>een</strong> of meer opleidingen gedurende twee jobs (16,4%) ofdrie jobs (4,0%). Deze percentages gelden voor de drie groepen jongeren. Merk opdat jongeren tot op de leeftijd van 26 jaar gemiddeld twee à drie jobs hebben. Voorjongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> ligt <strong>het</strong><strong>aan</strong>tal jobs tussen drie en vier. Jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> hebben gemiddeld vier jobs. Jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> kwalificatie uit<strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> ten slotte hebben gemiddeld twee à drie jobs totop de leeftijd van 26 jaar.2.2.1.3 Gemiddelde globale duur van georganiseerde opleidingenAan elke jongere die ooit gedurende zijn loopb<strong>aan</strong> tot de leeftijd van 26 jaar <strong>een</strong> ofmeerdere georganiseerde opleidingen heeft gevolgd, werd ook <strong>een</strong> globaleschatting van de totale hoeveelheid tijd die hij/zij spendeerde <strong>aan</strong> de opleidingengevraagd 11 .Uit de antwoorden blijkt dat deze jongeren in totaal tijdens hun loopb<strong>aan</strong>gemiddeld 31 dagen <strong>een</strong> of meerdere opleidingen hebben gevolgd. Omwille van11 Bij de globale schatting van de hoeveelheid tijd die <strong>een</strong> respondent heeft besteed <strong>aan</strong>georganiseerde opleidingen, kon hij/zij de gewenste <strong>een</strong>he(i)d(en) invullen, d.i. uren, dagen,weken of m<strong>aan</strong>den. De respondent had de mogelijkheid om <strong>een</strong> combi<strong>na</strong>tie te maken van deze<strong>een</strong>heden. In <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal gevallen wanneer <strong>een</strong> combi<strong>na</strong>tie van <strong>een</strong>heden werd gebruikt, is <strong>het</strong>echter niet duidelijk of <strong>het</strong> gaat om bijvoorbeeld twaalf weken en twee dagen of om tweedagen gedurende de twaalf weken. Om zoveel mogelijk foute interpretaties te vermijden,werden enkel de respondenten weerhouden die slechts <strong>een</strong> <strong>een</strong>heid hebben ingevuld, waarbij<strong>het</strong> dus zeer duidelijk is hoeveel tijd zij juist gespendeerd hebben. Daar<strong>na</strong>ast zijn er ook <strong>een</strong><strong>aan</strong>tal outliers, duurtijden <strong>met</strong> afwijkende waarden. Deze werden <strong>een</strong> voor <strong>een</strong> gecontroleerd.Indien deze afwijkende waarden niet verklaard konden worden door andere variabelen,werden deze ook uit de a<strong>na</strong>lyse gesloten. Het <strong>aan</strong>tal antwoorden van de respondenten is <strong>met</strong>andere woorden gereduceerd en dit verklaart <strong>het</strong> kleiner <strong>aan</strong>tal antwoorden in tabel 5.8 invergelijking <strong>met</strong> tabel 5.6.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 32<strong>het</strong> grote <strong>aan</strong>tal licht afwijkende waarden, is <strong>het</strong> gemiddelde echter g<strong>een</strong> goedemaat 12 . De medi<strong>aan</strong> en de kwartielen geven <strong>een</strong> beter beeld. Voor 25% van dezejongeren is de totale duur van de gevolgde georganiseerde opleidingen 5 dagen ofminder, voor 50% hoogstens 10 dagen en 75% van deze jongeren hebben <strong>een</strong> ofmeer opleidingen gevolgd <strong>met</strong> <strong>een</strong> totale duurtijd van 26 dagen of minder.De gemiddelde globale duurtijd van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerderegeorganiseerde opleidingen verschilt niet significant tussen dekwalificatieniveaus.Tabel 5.8Centrummaten voor de schatting van de totale duur van de georganiseerdeopleidingen (in dagen) tot op de leeftijd van 26 jaar, per kwalificatieniveauCentrummatenG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(n=23)Getuigschriftdeeltijds SO·(n=15)Diploma/getuigschrift voltijds SO(n=769)Totaal(n=807)Gemiddelde 48,2 37,1 30,8 31,4Eerste kwartiel 5,0 1,0 5,0 5,0Medi<strong>aan</strong> 10,0 8,0 10,0 10,0Derde kwartiel 29,0 20,0 25,5 26,0Minimum 0,0 13 0,0 0,0 0,0Maximum 400,0 360,0 480,0 480Bron:SONAR: C76(26)2.2.1.4 Op wiens vraag werden georganiseerde opleidingen gevolgd en wie betaaldedeze?Voor 38% van de jongeren werden de gevolgde opleidingen voor<strong>na</strong>melijk opverzoek van de werkgever gevolgd. Het percentage jongeren dat antwoordde datde deel<strong>na</strong>me gebeurde zowel op initiatief van de werkgever als op initiatief van dejongere zelf is 36%, niet veel lager dus dan <strong>het</strong> vorige percentage. Een kwart vande jongeren volgde <strong>een</strong> of meerdere georganiseerde opleidingen voor<strong>na</strong>melijk opeigen initiatief.Uit tabel 5.9 wordt verder duidelijk dat er g<strong>een</strong> significant verschil is tussen deverschillende kwalificatieniveaus.12 Hoewel <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal outliers uit de a<strong>na</strong>lyse werden geweerd, blijven er nog heel wat waardenover die niet echt afwijkend zijn, maar waarover wel twijfel bestaat. Het is echter niet mogelijkom <strong>een</strong> grens te bepalen welke waarden <strong>met</strong> zekerheid afwijkend zijn en welke niet. Daarom is<strong>het</strong> belangrijk om zeer voorzichtig te zijn <strong>met</strong> de interpretatie van <strong>het</strong> gemiddelde. De medi<strong>aan</strong>en de kwartielen geven <strong>een</strong> betere weergave van de schatting van de totale duur van degeorganiseerde opleidingen.13 Minder dan <strong>een</strong> dag.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 33Tabel 5.9Op wiens initiatief werd de georganiseerde opleiding gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatieniveau Op wiens initiatief werd de opleiding gevolgd? PercentageG<strong>een</strong> diploma/ Voor<strong>na</strong>melijk op eigen initiatief 28,0getuigschrift SO Voor<strong>na</strong>melijk op vraag van de werkgever 44,0(n=25) Beide 28,0Totaal 100,0Getuigschrift deeltijds Voor<strong>na</strong>melijk op eigen initiatief 41,2SO Voor<strong>na</strong>melijk op vraag van de werkgever 47,1(n=17) Beide 11,8Totaal 100,0Diploma/getuigschrift Voor<strong>na</strong>melijk op eigen initiatief 25,1voltijds SO Voor<strong>na</strong>melijk op vraag van de werkgever 37,9(n=805) Beide 37,0Totaal 100,0Totaal Voor<strong>na</strong>melijk op eigen initiatief 25,5(n=847) Voor<strong>na</strong>melijk op vraag van de werkgever 38,3Beide 36,2Totaal 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en initiatiefnemer: Χ 2 =5,753; p=0,218.Bron:SONAR: C76(26)Daar<strong>na</strong>ast blijkt dat de overgrote meerderheid van de jongeren, ongeacht hunkwalificatieniveau, niet zelf de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> georganiseerde opleidinggefi<strong>na</strong>ncierd heeft. Slechts 12,5% heeft ooit zelf <strong>een</strong> bijdrage geleverd.Tabel 5.10Ooit zelf <strong>een</strong> bijdrage moeten betalen voor <strong>een</strong> georganiseerde opleiding, perkwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit zelf <strong>een</strong> bijdrage moeten betalen? PercentageG<strong>een</strong> diploma/ Ja 16,0getuigschrift SO N<strong>een</strong> 84,0(n=25) Totaal 100,0Getuigschrift deeltijds Ja 17,6SO N<strong>een</strong> 82,4(n=17) Totaal 100,0Diploma/getuigschrift Ja 12,3voltijds SO N<strong>een</strong> 87,7(n=805) Totaal 100,0Totaal Ja 12,5(n=847) N<strong>een</strong> 87,5Totaal 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en ooit zelf betaald voor <strong>een</strong> opleiding: Χ 2 =0,721; p=0,697.Bron:SONAR: C76(26)


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 34Er bestaat <strong>een</strong> verband tussen wie initiatief <strong>na</strong>m voor de opleiding en wie dekosten van de opleiding moet dragen. Dit verband bestaat in elk van de driegroepen. Van de jongeren die op eigen initiatief deel<strong>na</strong>men, heeft ongeveer 31%zelf de opleiding moeten betalen, ten opzichte van slechts 2% bij diegenen die opvraag van de werknemer de opleiding volgde. Als de opleiding werd gevolgd opinitiatief van beiden, heeft zo’n 11% van die jongeren zelf in de opleidinggeïnvesteerd.Een tweede interessante vaststelling is dat als <strong>het</strong> initiatief van de jongereuitgaat, dat toch in 70% van de gevallen de werkgever betaalde voor de opleiding.Tabel 5.11Verband tussen zelf bijdrage betaald en initiatiefnemer voor de georganiseerdeopleiding (%) (n=847)Zelf bijdrage betaaldvoor deel<strong>na</strong>me opleidingVoor<strong>na</strong>melijk opeigen initiatief(n=216)Op wiens initiatief opleiding gevolgdVoor<strong>na</strong>melijk op vraag vande werkgever(n=324)Beide(n=307)Ja 30,6 2,2 10,7%Nee 69,4 97,8 89,3%Totaal 100,0 100,0 100,0%Χ 2 =96,812; p=0,000Bron:SONAR: C76(26)2.2.1.5 Wat is de inhoud van de gevolgde georganiseerde opleidingen?De top vijf van de opleidingen die <strong>het</strong> meest gevolgd worden, is: (1)computeropleidingen, (2) opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot sociale vaardigheden,vergadertechnieken en onderhandelen, (3) opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot deverzorging van kinderen en zieken, <strong>het</strong> (para-) medische en farmacie, (4)opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot belastingen, juridische zaken, verzekeringen,bankzaken en accountancy en ten slotte (5) opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot bouw,textielleer, grafische, electro- en chemische techniek. Ook de categorie ‘andere’werd door heel wat jongeren <strong>aan</strong>geduid. De opleidingen die ze hier specificerenzijn in de meeste gevallen heel specifieke opleidingen eigen <strong>aan</strong> de job(bijvoorbeeld allerlei opleidingen om op de hoogte te blijven van de nieuwsteontwikkelingen als politieagent zoals computer, DNA, sporen,verhoortechnieken, …) of interne bijscholingen over <strong>het</strong> bedrijf, de producten endiensten van <strong>het</strong> bedrijf. Ook veiligheids- en preventie-opleidingen worden vaakvernoemd in de categorie ‘andere’. Opleidingen die <strong>het</strong> minst worden gevolgd,zijn opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot de horeca.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 35Tabel 5.12Top vijf van de meest gevolgde georganiseerde opleidingenTop 5 van de meest gevolgde opleidingen1 Computeropleidingen2 Sociale vaardigheden, vergadertechnieken en onderhandelen3 Verzorging van kinderen en zieken, <strong>het</strong> (para-)medische en farmacie4 Belastingen, juridische zaken, verzekeringen, bankzaken en accountancy5 Bouw, textielleer, grafisch, electro- en chemische techniekBron:SONAR: C76(26)Voor jongeren zonder <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>st<strong>aan</strong> opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot bouw, textielleer, grafische, electro- enchemische techniek op de eerste plaats. Op de tweede plaats st<strong>aan</strong> opleidingen<strong>met</strong> betrekking tot de verzorging van kinderen en zieken, <strong>het</strong> (para-) medische enfarmacie. Ook gebruiken deze jongeren veelvuldig de categorie ‘andere’. In degroep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong> st<strong>aan</strong> computeropleidingen op de eerste plaats en opleidingen <strong>met</strong>betrekking tot sociale vaardigheden, vergadertechnieken en onderhandelen op detweede plaats. Er is <strong>met</strong> andere woorden <strong>een</strong> verschil <strong>na</strong>argelang <strong>het</strong>kwalificatieniveau in <strong>het</strong> soort opleiding dat jongeren volgen. Voor de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> is <strong>het</strong> nietmogelijk om <strong>een</strong> top twee van de meest gevolgde opleidingen op te stellen,<strong>aan</strong>gezien er te weinig jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> dergelijk getuigschrift zijn voor <strong>het</strong> grote<strong>aan</strong>tal mogelijk te volgen richtingen.Tabel 5.13Top 2 van de meest gevolgde georganiseerde opleidingen, per kwalificatieniveauTop 2 van demeest gevolgdeopleidingenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SODiploma/getuigschrift voltijds SO1 Bouw, textielleer, grafisch, electro- enchemische techniek2 Verzorging van kinderen en zieken,<strong>het</strong> (para-)medische en farmacieComputeropleidingenSociale vaardigheden,vergadertechnieken en onderhandelenBron:SONAR: C76(26)2.2.2 Opleidingen op de werkvloerNiet all<strong>een</strong> georganiseerde opleidingen kunnen in <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong> job gevolgdworden, ook opleidingen op de werkvloer hebben als doel om de vaardigheden encompetenties in de job te verbeteren. Tot op de leeftijd van 26 jaar hebben 802 vande 1 619 jongeren, die de vraag <strong>na</strong>ar deel<strong>na</strong>me kregen, ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong>opleiding op de werkvloer. Dit is bij<strong>na</strong> de helft. De overgrote meerderheid van de


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 36jongeren, <strong>na</strong>melijk 98%, volgde <strong>een</strong> opleiding tijdens <strong>een</strong> (74,9%), twee (17,8%) ofdrie jobs (5,2%). Merk opnieuw op dat jongeren tot op de leeftijd van 26 jaargemiddeld twee à drie jobs hebben. Voor jongeren zonder diploma of getuigschriftvan <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> ligt <strong>het</strong> gemiddeld <strong>aan</strong>tal jobs tussen drie en vier.Jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> hebbengemiddeld vier jobs. Jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> kwalificatie uit <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong> hebben ten slotte gemiddeld twee à drie jobs.De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen op de werkvloer verschilt niet tussen dekwalificatieniveaus van de jongeren.Tabel 5.14Op 26-jarige leeftijd ooit in <strong>het</strong> kader van de job <strong>een</strong> opleiding op de werkvloergevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> opleiding op de werkvloer gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 54 55,1getuigschrift SO Ja 54 44,9Totaal 98 100,0Getuigschrift deeltijds N<strong>een</strong> 32 58,2SO Ja 23 41,8Totaal 55 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 731 49,9voltijds SO Ja 735 50,1Totaal 1 466 100,0Totaal N<strong>een</strong> 817 50,0Ja 802 49,5Totaal 1 619 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =2,365; p=0,306.Bron:SONAR: C76(26)In de vragenlijst werden g<strong>een</strong> vragen gesteld <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal opleidingen op dewerkvloer, de duurtijd, de initiatiefnemer voor de opleidingen enzovoort.Gedetailleerde gegevens zoals bij georganiseerde opleidingen zijn hier dan ookniet beschikbaar.2.2.3 Opleidingen <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloed op de arbeidsloopb<strong>aan</strong>Aan de respondenten die ooit deelgenomen hebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding (zowelgeorganiseerde opleidingen als opleidingen op de werkvloer) werd gevraagd of er<strong>een</strong> opleiding geweest is in zijn/haar carrière (tot op de leeftijd van 26 jaar) dievan wezenlijk belang is geweest voor de verdere loopb<strong>aan</strong> (tot op de leeftijd van26 jaar), zowel in positieve als in negatieve zin.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 37De helft van de jongeren m<strong>een</strong>t dat er inderdaad <strong>een</strong> opleiding is geweest die <strong>een</strong>belangrijke invloed heeft gehad op de loopb<strong>aan</strong> tot nu toe. De andere helft deeltdeze mening niet. Dit is zo voor elk kwalificatieniveau.Tabel 5.15Opleiding <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloed op de loopb<strong>aan</strong>, <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauBelangrijkeinvloedG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO (n=56)Getuigschriftdeeltijds SO(n=31)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(n=1054)Totaal(n=1141)Ja 50,0% 41,9% 49,1% 49,0%Nee 50,0% 58,1% 50,9% 51,0%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%Χ 2 =0,650; p=0,722Bron:SONAR: C76(26)Voor de overgrote meerderheid (99,6%) had deze belangrijke opleiding <strong>een</strong>positieve invloed op de loopb<strong>aan</strong>. Slechts twee jongeren (die beiden in de groepvan jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong> zitten) antwoordden dat de opleiding <strong>een</strong> negatieve invloed heeftgehad.Volgens <strong>een</strong> meerderheid van alle participerende jongeren is de opleiding <strong>met</strong><strong>een</strong> belangrijke invloed op hun loopb<strong>aan</strong> <strong>een</strong> georganiseerde opleiding (67,7%).Wanneer <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren mee wordt opgenomen in dea<strong>na</strong>lyse, zien we dat de meerderheid van de jongeren zonder diploma ofgetuigschrift m<strong>een</strong>t dat <strong>het</strong> vooral opleidingen op de werkvloer zijn die <strong>een</strong>belangrijke invloed hebben gehad. Voor jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschriftvan <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> is dit <strong>het</strong> geval voor georganiseerdeopleidingen.Verder blijkt ook nog dat de opleiding <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloedvoor<strong>na</strong>melijk gevolgd werd op initiatief van de werkgever. Dit is vooral <strong>het</strong> gevalin de groep van jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong> en in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijdssecundair <strong>onderwijs</strong>.Een opleiding <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloed op de loopb<strong>aan</strong> duurde gemiddeld12 dagen. Dit is <strong>een</strong> dag minder dan de gemiddelde duur voor georganiseerdeopleidingen. Voor 50% van de jongeren duurde de opleiding <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijkeinvloed 8 dagen of minder. De gemiddelde duur verschilt niet tussen de driekwalificatieniveaus.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 38Tabel 5.16Vragen in verband <strong>met</strong> opleidingen <strong>met</strong> <strong>een</strong> belangrijke invloed op dearbeidsloopb<strong>aan</strong>, per kwalificatieniveauOpleiding heeft <strong>een</strong> belangrijkeinvloed op de arbeidsloopb<strong>aan</strong>Invloed:G<strong>een</strong> diploma/getuigschriftSOGetuigschrift deeltijdsSODiploma/getuigschriftvoltijds SOTotaalPositief 100,0% 100,0% 99,6% 99,6%Negatief 0,0% 0,0% 0,4% 0,4%Χ 2 =0,160; p=0,923 n=28 n=13 n=515 n=556Type opleiding <strong>met</strong> invloed:Georganiseerd 29,6% 58,3% 70,2% 67,7%Op de werkvloer 70,4% 41,7% 29,8% 32,3%Χ 2 =19,686; p=0,000 n=27 n=12 n=466 n=505Initiatief van de opleiding<strong>met</strong> invloed:Eigen initiatief 12,0% 8,3% 32,9% 31,2%Werkgever 88,0% 91,7% 67,1% 68,8%Χ 2 =7,813; p=0,020 n=25 n=12 n=450 n=487Medi<strong>aan</strong> duurtijd 5 dagen 7 dagen 8 dagen 8 dagenF=0,629; p=0,534 n=9 n=9 n=320 n=3382.2.4 Opleidingen willen volgen, maar toch niet ged<strong>aan</strong>Ten slotte weten we ook hoeveel jongeren <strong>een</strong> of meerdere opleidingen, die nuttigwaren voor de beroepsloopb<strong>aan</strong>, (nog) hebben willen volgen, maar dit toch niethebben ged<strong>aan</strong>.Het blijkt dat bij<strong>na</strong> <strong>een</strong> derde van de jongeren (nog) <strong>een</strong> opleiding wilde volgen,maar dit uitgesteld of afgesteld heeft. Het kleine verschil tussen de verschillendegroepen is niet statistisch significant.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 39Tabel 5.17Nog opleidingen willen volgen, maar dit toch niet ged<strong>aan</strong>, per kwalificatieniveauKwalificatieniveauNog opleidingen willen volgen,maar dit toch niet ged<strong>aan</strong>AantalPercentageG<strong>een</strong> diploma/ Ja 23 23,5getuigschrift SO N<strong>een</strong> 75 76,5Totaal 98 100,0Getuigschrift deeltijds Ja 15 27,8SO N<strong>een</strong> 39 72,2Totaal 54 100,0Diploma/getuigschrift Ja 466 31,8voltijds SO N<strong>een</strong> 1001 68,2Totaal 1467 100,0Totaal Ja 504 31,1N<strong>een</strong> 1115 68,9Totaal 1619 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en nog opleiding willen volgen, maar dit toch niet ged<strong>aan</strong>:Χ 2 =3,242; p=0,198.Bron:SONAR: C76(26)De belangrijkste reden om dit niet te doen is <strong>het</strong>zelfde voor alle kwalificatieniveaus,<strong>na</strong>melijk omdat jongeren persoonlijk g<strong>een</strong> tijd genoeg hebben (30%), ofomdat <strong>het</strong> te druk is op <strong>het</strong> werk (25%). Ook ‘opleiding was niet beschikbaar ofenkel tijdens moeilijk uur’ (18%) en ‘g<strong>een</strong> steun vanuit <strong>het</strong> bedrijf’ (16%) werddoor <strong>een</strong> behoorlijk <strong>aan</strong>tal respondenten <strong>aan</strong>geduid. De redenen die <strong>het</strong> minstwerden vernoemd, zijn: ‘te duur’ (3%), ‘dacht <strong>het</strong> niet <strong>aan</strong> te kunnen’ (1%) en‘interesseerde me onvoldoende’ (1%).2.3 Deel<strong>na</strong>me tussen 26 jaar en 29 jaarDeze paragraaf beschrijft de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobtussen de leeftijd van 26 jaar en 29 jaar door jongeren van de cohorte 1976 (dit zijnde gegevens van de bevraging op 29 jaar). Het <strong>aan</strong>tal jongeren in deze a<strong>na</strong>lysesbedraagt 1621. Van de 1657 bevraagde jongeren op de leeftijd van 29 jaar hebben36 jongeren nog g<strong>een</strong> job gehad.Zoals <strong>aan</strong> <strong>het</strong> begin van dit hoofdstuk werd <strong>aan</strong>gegeven, verschilt de vraagverwoordingen de plaats van de vragen <strong>met</strong> betrekking tot deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>bijkomende opleidingen (kalender of vragenlijst) tussen de drie enquêtes van decohorte 1976. In tegenstelling tot de enquête op 26 jaar, waarin de vragen <strong>met</strong>betrekking tot de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen gesteld werden in devragenlijst, werden de vragen in de enquête op 29 jaar (de laatste bevraging)geïntegreerd in de kalender. Dit heeft als gevolg dat de gegevens meergedetailleerd zijn, <strong>aan</strong>gezien elke opleiding werd geregistreerd en over elke


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 40opleiding bijkomende vragen (bijvoorbeeld over de inhoud van de opleiding)werden gesteld.Terwijl in de enquête op 26 jaar gevraagd werd <strong>na</strong>ar de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> ‘georganiseerdeopleidingen (binnen of buiten <strong>het</strong> bedrijf)’ en ‘opleidingen op de werkvloer’,werd er voor de bevraging van de 29-jarigen <strong>een</strong> onderscheid gemaakttussen:– deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen binnen <strong>het</strong> bedrijf;– deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf;– deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen door collega of overste;– en deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk vancollega’s.Ook in deze paragraaf wordt <strong>een</strong> focus gelegd op <strong>het</strong> verband tussen deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> bijkomende opleidingen en <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere. Daarbijhanteren we opnieuw de drie categorieën (jongeren zonder diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong>deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>) die uitvoerig beschrevenwerden in de inleiding van dit hoofdstuk.2.3.1 Formele opleidingen: binnen of buiten <strong>het</strong> bedrijfEerst bekijken we de gegevens <strong>met</strong> betrekking tot de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen.De jongeren konden op deze vraag antwoorden dat dit gebeurde ofwelbinnen ofwel buiten <strong>het</strong> bedrijf.2.3.1.1 Mate van participatie <strong>aan</strong> formele opleidingenHet percentage deelnemers dat tussen 26 en 29 jaar ooit <strong>een</strong> of meerdere opleidingenbinnen <strong>het</strong> bedrijf volgde, ligt bij<strong>na</strong> even hoog als <strong>het</strong> percentage dat ooitdeel<strong>na</strong>m <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf, <strong>na</strong>melijk respectievelijk35% en 33%.De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> zowel opleidingen binnen als opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijfverschilt <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere. Voor beide types formeleopleidingen is <strong>het</strong> grootste percentage jongeren dat ooit heeft deelgenomen tevinden in de categorie van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> (ongeveer 35%). Het percentage jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift uit <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> dat ooit heeft deelgenomen, is iets lager enis 16% voor opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf en 24% voor opleidingen binnen <strong>het</strong>bedrijf. Binnen de groep van jongeren zonder diploma of getuigschrift heeftslechts 20% van de jongeren ooit <strong>een</strong> opleiding binnen <strong>het</strong> bedrijf gevolgd en 14%ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> bedrijf.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 41Als we vervolgens kijken <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal jongeren dat ooit <strong>een</strong> formele opleidingheeft gevolgd tussen 26 en 29 jaar, ongeacht of <strong>het</strong> <strong>een</strong> opleiding is binnen of buiten<strong>het</strong> bedrijf, dan blijkt dat 870 jongeren ooit deelgenomen hebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> ofmeerdere formele opleidingen (54%) ten opzichte van 748 jongeren die nooithebben deelgenomen. Iets meer dan 200 jongeren (dit is 12%) hebben ooit zowel<strong>een</strong> opleiding binnen <strong>het</strong> bedrijf als <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> bedrijf tussen 26 en29 jaar gevolgd.Tabel 5.18Tussen 26 en 29 jaar ooit in <strong>het</strong> kader van de job <strong>een</strong> formele opleiding binnen ofbuiten <strong>het</strong> bedrijf gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> formele Binnen <strong>het</strong> bedrijf Buiten <strong>het</strong> bedrijfopleidinggevolgd? Aantal Percentage Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 77 80,2 83 86,5getuigschrift SO Ja 19 19,8 13 13,5Totaal 96 100,0 96 100,0Getuigschrift deeltijds N<strong>een</strong> 42 76,4 46 83,6SO Ja 13 23,6 9 16,4Totaal 55 100,0 55 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 934 63,7 961 65,5voltijds SO Ja 533 36,3 506 34,5Totaal 1 467 100,0 1 467 100,0Totaal N<strong>een</strong> 1 053 65,1 1 090 67,4Ja 565 34,9 528 32,6Totaal 1 618 100,0 1 618 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me binnen <strong>het</strong> bedrijf: Χ 2 =14,037; p=0,001.Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me buiten <strong>het</strong> bedrijf: Χ 2 =24,845; p=0,000.Bron:SONAR: C76(29)2.3.1.2 Aantal formele opleidingenGemiddeld nemen jongeren tussen 26 en 29 jaar deel <strong>aan</strong> drie opleidingen binnen<strong>het</strong> bedrijf en <strong>aan</strong> twee à drie opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf. Zowel bij opleidingenbinnen <strong>het</strong> bedrijf als opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf verschillen de gemiddeldestussen de drie kwalificatieniveaus niet significant van elkaar.Wat wel verschilt tussen de twee soorten formele opleidingen is <strong>het</strong> percentagejongeren dat deelneemt <strong>aan</strong> <strong>een</strong> groot <strong>aan</strong>tal opleidingen: dit is opmerkelijk groterbij opleidingen binnen <strong>het</strong> bedrijf dan bij opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf (cf. derdekwartiel in tabel 5.19 en 5.20). Met andere woorden: opleidingen binnen <strong>het</strong> bedrijfzijn <strong>het</strong> meest vertegenwoordigd binnen de formele opleidingen. Dit wordt ookweerspiegeld in volgende cijfers: bij 56% van de in totaal 2698 gevolgde formele


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 42opleidingen gaat <strong>het</strong> om opleidingen binnen <strong>het</strong> bedrijf, ongeveer 44% zijnopleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf.Tabel 5.19Centrummaten voor <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgde formele opleidingen binnen <strong>het</strong> bedrijftussen de leeftijd van 26 jaar en 29 jaarCentrummatenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(n=19)Getuigschriftdeeltijds SO(n=13)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(n=528)Totaal(n=560)Gemiddelde 2,7 1,8 3,2 3,1Eerste kwartiel 2 1 1 1Medi<strong>aan</strong> 3 2 2 2Derde kwartiel 3 2,5 4 4Bron:SONAR: C76(29)Tabel 5.20Centrummaten voor <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgde formele opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf tussende leeftijd van 26 jaar en 29 jaarCentrummatenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(n=13)Getuigschriftdeeltijds SO(n=9)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(n=504)Totaal(n=526)Gemiddelde 2,2 2,1 2,7 2,6Eerste kwartiel 1 1 1 1Medi<strong>aan</strong> 1 2 2 2Derde kwartiel 3 3 3 3Bron:SONAR: C76(29)Als er g<strong>een</strong> onderscheid wordt gemaakt tussen formele opleidingen binnen <strong>het</strong>bedrijf en buiten <strong>het</strong> bedrijf, dan blijkt dat jongeren gemiddeld tussen 26 jaar en29 jaar tussen drie en vier formele opleidingen volgen. De medi<strong>aan</strong> is drieopleidingen. De gemiddeldes tussen de drie groepen jongeren verschillen nietsignificant van elkaar.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 43Tabel 5.21 Centrummaten voor <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgde formele opleidingen tussen de leeftijd van 26jaar en 29 jaarCentrummatenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(n=28)Getuigschriftdeeltijds SO(n=21)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(n=817)Totaal(n=866)Gemiddelde 2,8 2 3,7 3,6Eerste kwartiel 1 1 1 1Medi<strong>aan</strong> 2,5 2 3 3Derde kwartiel 4 3 4 42.3.1.3 Gemiddelde globale duur van formele opleidingen en gemiddelde duur performele opleidingWe berekenden per respondent de totale duur van de gevolgde formele opleidingen,waarbij g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt wordt tussen formele opleidingen binnenof formele opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf 14 .Uit de berekening blijkt dat respondenten tussen 26 en 29 jaar gemiddeldgedurende 24 dagen <strong>een</strong> of meerdere formele opleidingen volgen. Omwille van<strong>het</strong> grote <strong>aan</strong>tal licht afwijkende waarden, is <strong>het</strong> gemiddelde echter g<strong>een</strong> goedemaat 15 . De medi<strong>aan</strong> en de kwartielen geven <strong>een</strong> beter beeld. De medi<strong>aan</strong> is achtdagen, 25% van de jongeren volgt gedurende drie dagen of minder (<strong>een</strong>)opleiding(en), 75% volgt gedurende achttien of minder dagen (<strong>een</strong>) opleiding(en).Wanneer we de globale gemiddelde duurtijden apart bekijken perkwalificatieniveau blijkt dat de kleine verschillen statistisch niet significant zijn.14 Bij de schatting van de tijd die de respondent heeft besteed <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding, konhij/zij de gewenste <strong>een</strong>he(i)d(en) invullen, d.i. uren, dagen, weken of m<strong>aan</strong>den. De respondenthad de mogelijkheid om <strong>een</strong> combi<strong>na</strong>tie te maken van deze <strong>een</strong>heden. In <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal gevallenwanneer <strong>een</strong> combi<strong>na</strong>tie van <strong>een</strong>heden werd gebruikt, is <strong>het</strong> echter niet duidelijk of <strong>het</strong> gaatom bijvoorbeeld twaalf weken en twee dagen of om twee dagen gedurende de twaalf weken.Om zoveel mogelijk foute interpretaties te vermijden, werden enkel de respondentenweerhouden die slechts <strong>een</strong> <strong>een</strong>heid hebben ingevuld, waarbij <strong>het</strong> dus zeer duidelijk is hoeveeltijd zij juist gespendeerd hebben. Daar<strong>na</strong>ast zijn er ook <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal outliers, duurtijden <strong>met</strong>afwijkende waarden. Deze werden <strong>een</strong> voor <strong>een</strong> gecontroleerd. Indien deze afwijkendewaarden niet verklaard konden worden door andere variabelen, werden deze ook uit dea<strong>na</strong>lyse gesloten. Het <strong>aan</strong>tal antwoorden van de respondenten is <strong>met</strong> andere woordengereduceerd en dit verklaart <strong>het</strong> kleiner <strong>aan</strong>tal antwoorden dan in paragraaf 2.3.1.1.15 Hoewel <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal outliers uit de a<strong>na</strong>lyse werden geweerd, blijven er nog heel wat waardenover die niet echt afwijkend zijn, maar waarover wel twijfel bestaat. Het is echter niet mogelijkom <strong>een</strong> grens te bepalen welke waarden <strong>met</strong> zekerheid afwijkend zijn en welke niet. Daarom is<strong>het</strong> belangrijk om zeer voorzichtig te zijn <strong>met</strong> de interpretatie van <strong>het</strong> gemiddelde. De medi<strong>aan</strong>en de kwartielen geven <strong>een</strong> betere weergave van de berekening van de totale duur van degevolgde formele opleidingen per respondent.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 44Tabel 5.22Centrummaten voor de globale duur (in dagen) van de gevolgde formele opleidingen(zowel binnen als buiten <strong>het</strong> bedrijf), per kwalificatieniveauCentrummatenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(n=27)Getuigschriftdeeltijds SO(n=20)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(n=765)Totaal(n=812)Gemiddelde 39,5 10,2 24,6 24,7Eerste kwartiel 6,0 1,3 3,0 3,0Medi<strong>aan</strong> 10,0 3,0 8,0 8,0Derde kwartiel 31,0 12,8 18,0 18,0Bron:SONAR: C76(29)In de volgende tabel berekenden we de gemiddelde duur per gevolgde opleidingper respondent door de totale duur te delen door <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgdeopleidingen 16 . Ook hier wordt g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt tussen de twee soortenformele opleidingen.De gemiddelde duurtijd per formele opleiding ligt tussen de 13 en de 14dagen 17 . Verder zien we ook dat 25% van de jongeren <strong>een</strong> opleiding va<strong>na</strong>nderhalve dag of minder volgen, 50% van drie dagen of minder volgen en 75%van 7 dagen of minder.Ook <strong>met</strong> betrekking tot deze duurtijden is er g<strong>een</strong> significant verschil tussen degroepen.Tabel 5.23Centrummaten voor de gemiddelde duur (in dagen) per formele opleiding (zowelbinnen als buiten <strong>het</strong> bedrijf), per kwalificatieniveauCentrummatenG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(n=27)Getuigschriftdeeltijds SO(n=20)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(n=767)Totaal(n=814)Gemiddelde 19,2 8,3 13,7 13,7Eerste kwartiel 1,6 1,0 1,5 1,5Medi<strong>aan</strong> 4,0 1,8 3,0 3,0Derde kwartiel 15,0 3,4 6,7 7,0Bron:SONAR: C76(29)16 Cf. voetnoot 13.17 Het is belangrijk om zeer voorzichtig te zijn <strong>met</strong> de interpretatie van <strong>het</strong> gemiddelde. Demedi<strong>aan</strong> en de kwartielen geven <strong>een</strong> betere weergave van de berekening van de gemiddeldeduur van <strong>een</strong> formele opleiding. Cf. voetnoot 14.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 452.3.1.4 Op wiens vraag werden formele opleidingen gevolgd en wie betaalde deze?Voor de eerste tien formele opleidingen binnen 18 en de eerste tien formele opleidingenbuiten <strong>het</strong> bedrijf 19 werd ook gevraagd op wiens initiatief de opleidingwerd gevolgd 20 .Aangezien er meerdere opleidingen per respondent kunnen geregistreerdworden, wordt ditmaal <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal opleidingen de <strong>een</strong>heid in de a<strong>na</strong>lyses. Ditbetekent dat de percentages in de volgende tabellen sl<strong>aan</strong> op <strong>het</strong> totale <strong>aan</strong>talgevolgde formele opleidingen van jongeren die ooit <strong>een</strong> formele opleiding hebbengevolgd.Van alle formele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job die door de jongeren werdengevolgd, werd 35% gevolgd op eigen initiatief en 65% op initiatief van de werkgever.Er bestaat <strong>een</strong> significant verband <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren.Het percentage opleidingen gevolgd op vraag van de werkgever, is significantgroter in de groep van jongeren zonder enig diploma of getuigschrift en in degroep van jongeren uit <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> dan in de groep van jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. De gevolgdeformele opleidingen in deze laatste groep werden procentueel meer gevolgd opeigen initiatief dan in de twee andere groepen.Tabel 5.24Op wiens initiatiefformele opleidinggevolgdVoor<strong>na</strong>melijk op eigeninitiatiefVoor<strong>na</strong>melijk op vraagvan de werkgeverOp wiens initiatief werd de formele opleiding gevolgd, per kwalificatieniveauG<strong>een</strong> diploma/getuigschrift SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=79)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=42)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=2563)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=2684)19,0% 11,9% 35,5% 34,7%81,0% 88,1% 64,5% 65,3%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%Χ 2 =14,225; p=0,00718 Er zijn 12 respondenten die meer dan tien formele opleidingen binnen <strong>het</strong> bedrijf hebbengevolgd tussen 26 en 29 jaar.19 Er zijn 10 respondenten die meer dan tien formele opleidingen buiten <strong>het</strong> bedrijf hebbengevolgd tussen 26 en 29 jaar.20 In tegenstelling tot de vorige bevraging (enquête op 26 jaar) waarin de vraag <strong>na</strong>arinitiatiefnemer van de opleiding kon beantwoord worden door te kiezen uit drieantwoordcategorieën (eigen initiatief, op vraag van de werkgever, beide) worden in dezebevraging (bevraging op 29 jaar) slechts twee antwoordcategorieën <strong>aan</strong>geboden, <strong>na</strong>melijkopleiding gevolgd op eigen initiatief en opleiding gevolgd voor<strong>na</strong>melijk op vraag van dewerkgever.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 46Bron:SONAR: C76(29)De kosten van de overgrote meerderheid van de gevolgde formele opleidingenwerden betaald door de werkgever (91%). Slechts 6% van alle opleidingen wordtbetaald door de jongere zelf en 3% door de overheid.Tabel 5.25Wie betaalde voorde formele opleidingWie betaalde voor de formele opleiding, per kwalificatieniveauG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=79)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=42)Diploma/getuigschriftvoltijds SO (<strong>aan</strong>talopleidingen=2557)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=2678)U zelf 3,8% 9,5% 6,1% 6,1%Uw werkgever 92,4% 88,1% 91,2% 91,2%De overheid 3,8% 2,4% 2,7% 2,7%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(29)Er is <strong>een</strong> verband tussen wie de bijdrage betaalde voor de opleiding en op wiensinitiatief de opleiding werd gevolgd. Een overgrote meerderheid van deopleidingen die jongeren volgden op vraag van de werkgever, werd betaald doorde werkgever. Ook <strong>een</strong> meerderheid van de opleidingen die voor<strong>na</strong>melijk opeigen initiatief werden gevolgd, werd betaald door de werkgever, maar ditpercentage ligt wel <strong>een</strong> stuk lager dan bij opleidingen die gevolgd werden opvraag van de werkgever. Bovendien blijkt dat 27% van de opleidingen die werdengevolgd op eigen initiatief, betaald werden door de jongere zelf, ten opzichte van5% in de groep van opleidingen <strong>met</strong> als initiatiefnemer de werkgever 21 . Ditbetekent dat wanneer <strong>een</strong> jongere zelf de beslissing neemt om <strong>een</strong> opleiding tevolgen, hij/zij vaker deze opleiding zelf zal bekostigen.21 Een betrouwbare a<strong>na</strong>lyse maken van deze gegevens per kwalificatieniveau is niet mogelijk,<strong>aan</strong>gezien er te weinig <strong>aan</strong>tallen zijn per cel.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 47Tabel 5.26Verband tussen fi<strong>na</strong>ncier van opleiding en initiatiefnemer voor opleidingWie betaalde voor de formeleopleidingOp wiens initiatief opleiding gevolgdVoor<strong>na</strong>melijk op eigeninitiatief(<strong>aan</strong>tal opleidingen=925)Voor<strong>na</strong>melijk op vraag vande werkgever(<strong>aan</strong>tal opleidingen=1752)U zelf 27,6% 5,1%De werkgever 87,7% 98,9%De overheid 3,4% 3,9%Totaal 100,0% 100,0%Χ 2 =367,113; p=0,000Bron:SONAR: C76(29)2.3.1.5 Wie organiseerde de formele opleiding?Er zijn ook gegevens voorhanden over de persoon of organisatie die de formeleopleiding organiseerde. Uit deze gegevens blijkt dat iets minder dan de helft vande opleidingen verstrekt werden door de werkgever. Ook privé-ondernemingenblijken veel opleidingen <strong>aan</strong> te bieden: <strong>na</strong>melijk <strong>een</strong> kwart van alle opleidingen.Onderwijsinstellingen, <strong>een</strong> sectoraal initiatief en de VDAB worden minderingeschakeld om formele opleidingen te organiseren.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 49(4) bouw, textielleer, techniek (8%) en ten slotte (5) juridisch, belastingen,accountancy (8%).De opleidingen die <strong>het</strong> minst worden gekozen zijn: opleidingen <strong>met</strong> betrekkingtot de horeca en opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot land- en tuinbouw, veeteelt, bosbouwof milieu.De richtingen in de top vijf zijn dezelfde als die in de vorige paragraaf <strong>met</strong>betrekking tot de loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 26 jaar. Wat wel verschilt, is deplaats van de richtingen. Plaats twee en drie zijn omgekeerd en plaats vier en vijfook. Enkel de computeropleidingen st<strong>aan</strong> zowel hier als in <strong>het</strong> vorige deel op deeerste plaats.Tabel 5.28Top vijf van de meest gevolgde opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, perkwalificatieniveauTop 5van demeestgevolgdeopleidingenG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSOGetuigschrift deeltijdsSODiploma/getuigschriftvoltijds SOTotaal1 Bouw, textielleer,techniekBouw, textielleer,techniek2 Transport, opslag (Para-)medisch,farmacie enverzorging3 (Para-)medisch,farmacie enverzorging4 Automatisering(computergestuurdeprogramma’s)5 Juridisch,belastingen,accountancyComputeropleidingSocialevaardigheden,vergadertechniekenTransport, opslag(Para-)medisch,farmacie enverzorgingSocialevaardigheden,vergadertechniekenJuridisch,belastingen,accountancyBouw, textielleer,techniekComputeropleidingComputeropleiding(Para-)medisch,farmacie enverzorgingSocialevaardigheden,vergadertechniekenBouw, textielleer,techniekJuridisch,belastingen,accountancyBron:SONAR: C76(29)De top vijf van de meest gevolgde opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job per kwalificatieniveaugeeft wel <strong>een</strong> verschillend beeld in vergelijking <strong>met</strong> <strong>het</strong> algemenebeeld voor alle jongeren tezamen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat computeropleidingenniet voorkomen in de top vijf van de meest gevolgde opleidingen bij jongerenzonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>. In de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> st<strong>aan</strong> deze opleidingenop de derde plaats en bij de jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> op de eerste plaats. Opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 50bouw, textielleer en techniek st<strong>aan</strong> op de tweede of eerste plaats bij de jongerenzonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> en bij jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Bij jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> st<strong>aan</strong> dergelijkeopleidingen slechts op de vijfde plaats.2.3.1.7 Een getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs van <strong>een</strong> formele opleidingHeel wat jongeren kunnen dan wel deelnemen <strong>aan</strong> formele opleidingen, als zeg<strong>een</strong> bewijs of getuigschrift hebben van de deel<strong>na</strong>me kan dit <strong>na</strong>delig zijn voortoekomstige jobs. Uit tabel 5.29 blijkt dat iets meer dan de helft van de formeleopleidingen die jongeren volgen, afgesloten worden <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma, certificaatof schriftelijk bewijs 22 .Er zijn g<strong>een</strong> verschillen tussen de drie groepen jongeren.Tabel 5.29Getuigschrift, diplomaof schriftelijk bewijsFormele opleiding beëindigd <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs, perkwalificatieniveauG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=79)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=42)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=2567)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=2688)Ja 67,1% 61,9% 51,1% 51,7%Nee 32,9% 38,1% 48,9% 48,3%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%Χ 2 =6,471; p=0,167Bron:SONAR: C76(29)2.3.1.8 Overdraagbaarheid van de vaardigheden geleerd in formele opleidingenEr werd ook gevraagd waar de vaardigheden die geleerd werden tijdens de opleidingkunnen gebruikt worden. Dit geeft <strong>een</strong> indicatie of de opleiding nuttig isvoor (<strong>het</strong> vinden van) toekomstige jobs. Een van volgende drie categorieën kon<strong>aan</strong>geduid worden: de vaardigheden kunnen enkel uitgeoefend worden in dehuidige job, de vaardigheden kunnen ook in gelijkaardige jobs, bij anderewerkgevers gebruikt worden, de vaardigheden kunnen ook in andere jobsgebruikt worden.22 Er wordt in de vragenlijst g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt tussen <strong>het</strong> verkrijgen van <strong>een</strong> getuigschrift,<strong>een</strong> schriftelijk bewijs of <strong>een</strong> diploma. Aan de respondent wordt enkel gevraagd ofhij/zij beschikt over <strong>een</strong> getuigschrift, <strong>een</strong> schriftelijk bewijs of <strong>een</strong> diploma <strong>na</strong> <strong>het</strong> volgen vande opleiding.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 51Tabel 5.30Zijn vaardighedenoverdraagbaar?Overdraagbaarheid van de vaardigheden geleerd in formele opleidingen, perkwalificatieniveauG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=79)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=42)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=2574)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=2695)Enkel in de job die uuitvoerdeOok in gelijkaardigejobs, maar dan bijandere werkgeversOok in andere jobsTotaalΧ 2 =4,119; p=0,661Bron:SONAR: C76(29)8,9% 11,9% 16,6% 16,3%48,1% 54,8% 49,3% 49,4%43,0% 33,3% 34,1% 34,4%100,0% 100,0% 100,0% 100,0%Het antwoord dat <strong>het</strong> minst <strong>aan</strong>geduid werd door de jongeren is dat de geleerdevaardigheden enkel uitgeoefend kunnen worden in de huidige job (16%). Verderkunnen de bijgebrachte vaardigheden in 34% van de opleidingen ook gebruiktworden in andere jobs. Iets minder dan de helft van alle opleidingen (49%) diegevolgd worden, brengen vaardigheden voort die bruikbaar kunnen zijn ook ingelijkaardige jobs, bij andere werkgevers.De verschillen tussen de drie groepen jongeren zijn niet statistisch significant.2.3.2 Informele opleidingen: door <strong>een</strong> collega of overste of door <strong>het</strong> bestuderenvan werk van collega’sNaast formele opleidingen werd ook gevraagd <strong>na</strong>ar deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informeleopleidingen. Net als bij formele opleidingen, worden twee soorten opleidingenonderscheiden: <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>een</strong> collega of overste en <strong>een</strong>informele opleiding door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s.Het <strong>aan</strong>deel jongeren dat tussen 26 en 29 jaar ooit <strong>een</strong> informele opleiding door<strong>een</strong> collega of overste heeft gevolgd, is niet zo groot: 27%. Het percentage jongerendat ooit <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’sheeft gevolgd, is zelfs nog lager: 15%.De verdeling van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>een</strong> collega ofoverste over de verschillende kwalificatieniveaus is ongelijk. Het percentagejongeren dat ooit <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>een</strong> collega of overste heeftgevolgd is <strong>het</strong> hoogst in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschriftvan <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Het percentage deelnemers binnen de groepvan jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> ligt


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 52wat lager en <strong>het</strong> percentage deelnemers is <strong>het</strong> laagst in de groep van jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Wat de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere informele opleidingen door <strong>het</strong>bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s betreft, blijkt er even<strong>een</strong>s <strong>een</strong> verschil tezijn tussen de verschillende groepen jongeren. Het grootste percentagedeelnemers vinden we opnieuw terug in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diplomaof getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. En <strong>het</strong> kleinste percentagedeelnemers is ook opnieuw terug te vinden in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 5.31Tussen 26 en 29 jaar ooit in <strong>het</strong> kader van de job <strong>een</strong> informele opleiding door collegaof overste of door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s gevolgd (%)KwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> informeleopleiding gevolgd?Door collega of oversteDoor bestuderen van <strong>het</strong>werk van collega’sAantal Percentage Aantal PercentageG<strong>een</strong> diploma/ N<strong>een</strong> 74 77,1 84 87,5getuigschrift SO Ja 22 22,9 12 12,5Totaal 96 100,0 96 100,0Getuigschrift N<strong>een</strong> 48 87,3 53 96,4deeltijds SO Ja 7 12,7 2 3,6Totaal 55 100,0 55 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 1062 72,4 1 244 84,8voltijds SO Ja 405 27,6 223 15,2Totaal 1 467 100,0 1 467 100,0Totaal N<strong>een</strong> 1 184 73,2 1 381 85,4Ja 434 26,8 237 14,6Totaal 1 618 100,0 1 618 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en opleiding door collega of overste: Χ 2 =6,774; p=0,034.Verband tussen kwalificatieniveau en opleiding door bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s:Χ 2 =6,048; p=0,049.Bron:SONAR: C76(29)Als we g<strong>een</strong> onderscheid maken tussen <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>een</strong> collegaof overste of <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s,dan blijkt dat 31% van de jongeren ooit <strong>een</strong> informele opleiding heeftgevolgd. Verder blijkt dat <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal jongeren ooit zowel <strong>een</strong> informele opleidingdoor <strong>een</strong> collega of overste hebben gevolgd als <strong>een</strong> informele opleiding door <strong>het</strong>bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s, <strong>na</strong>melijk 165 jongeren of zo’n 10% van allebevraagde jongeren.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 532.3.3 Vergelijking tussen loopb<strong>aan</strong> tot op 26 jaar en loopb<strong>aan</strong> tussen 26 en 29 jaarVa<strong>na</strong>f <strong>het</strong> begin van de arbeidsloopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 26 jaar heeft 52%van de jongeren ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding. Tussen de leeftijdvan 26 en 29 jaar ligt dit percentage iets hoger, <strong>na</strong>melijk 54%. Voor de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> informele opleidingen is de verhouding omgekeerd: tussen <strong>het</strong> begin van deloopb<strong>aan</strong> en de leeftijd van 26 jaar heeft de helft van de jongeren ooit deelgenomen<strong>aan</strong> <strong>een</strong> of andere informele training, tussen 26 en 29 jaar is <strong>het</strong> percentagejongeren dat ooit heeft deelgenomen 31%.Tabel 5.32Percentage jongeren dat ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> georganiseerde/formeleopleiding en <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding op de werkvloer/informele opleiding, vergelijkingtussen deel<strong>na</strong>me tot op de leeftijd van 26 jaar en deel<strong>na</strong>me tussen 26 en 29 jaarSoorten opleidingenTot op de leeftijd van 26 jaar(n=1619)Tussen 26 en 29 jaar(n=1618)Georganiseerd/formeel 52% 54%Werkvloer/informeel 50% 31%Bron:SONAR: C76(26) en C76(29)3. Wie participeert <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job?In dit hoofdstuk wordt <strong>na</strong>geg<strong>aan</strong> welke groepen in welke mate participeren <strong>aan</strong>opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job. Geslacht, etnische herkomst, de thuistaal vande jongere en socio-economische afkomst komen achter<strong>een</strong>volgens <strong>aan</strong> bod.Om de samenstelling van de groep participanten te bekijken in de volgendeparagrafen, wordt er teruggegrepen <strong>na</strong>ar de <strong>met</strong>hode in 2.1. De gegevens van d<strong>een</strong>quête op 26 jaar (die gegevens bevat over de deel<strong>na</strong>me tot op de leeftijd van26 jaar) en de gegevens van de enquête op 29 jaar (die gegevens bevat over dedeel<strong>na</strong>me tussen 26 en 29 jaar) worden samengenomen. Op deze manier komenwe te weten wie ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de jobva<strong>na</strong>f <strong>het</strong> begin van zijn of haar loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 29 jaar, <strong>het</strong>moment van de laatste bevraging.Zoals <strong>aan</strong>gegeven in 2.1 is er wel <strong>een</strong> verschil in vraagverwoording tussen detwee bevragingen. In de bevraging op de leeftijd van 26 jaar, spreekt men vangeorganiseerde opleidingen en opleidingen op de werkvloer, terwijl in de enquêteop 29 jaar formele en informele opleidingen ter sprake komen. Omwille van praktischeredenen maken we in de volgende tabellen g<strong>een</strong> verschil tussen georganiseerdeopleidingen en formele opleidingen. De deel<strong>na</strong>me hier<strong>aan</strong> wordt gewoonsamengenomen. A<strong>na</strong>loog geldt dit voor opleidingen op de werkvloer en informeleopleidingen.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 54Bij elke a<strong>na</strong>lyse wordt ook <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren meegenomen.Deze niveaus worden op dezelfde manier gedefinieerd als in de rest van ditrapport. We onderscheiden jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair<strong>onderwijs</strong> en ten slotte jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong>.3.1 Geslacht: mannen vs. vrouwen3.1.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingenHet percentage mannen dat gedurende hun loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 29 jaarooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job heeft gevolgd, is significanthoger dan <strong>het</strong> percentage vrouwen, <strong>na</strong>melijk 70% ten opzichte van 66%.Als er rekening gehouden wordt <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere, danblijkt dat <strong>het</strong> significante verband tussen geslacht en ooit deelgenomen hebben <strong>aan</strong><strong>een</strong> formele opleiding enkel stand houdt binnen de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 5.33Ooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar geslacht (%), <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> formele opleiding gevolgd? Man (n=838) Vrouw (n=817)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 60,9 71,8Ja 39,1 28,2Χ 2 =1,256; p=0,262 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO N<strong>een</strong> 48,8 46,7Ja 51,2 53,3Χ 2 =0,020; p=0,889 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 26,1 32,47Ja 73,9 67,6Χ 2 =7,200; p=0,007 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 29,8 34,5Ja 70,2 65,5Χ 2 =4,160; p=0,041 Totaal 100,0 100,0Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.1.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op de werkvloerHet verschil tussen mannen en vrouwen is ook duidelijk bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>informele opleidingen. Het percentage mannen dat ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong><strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job is significant groter dan <strong>het</strong> percentagevrouwelijke deelnemers.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 55Enkel binnen de groep van jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma of getuigschriftvan <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> is er ook <strong>een</strong> ongelijke verdeling tussenmannen en vrouwen; <strong>een</strong> significant groter percentage mannen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diplomaof getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> dan vrouwen <strong>met</strong> <strong>een</strong>dergelijk diploma of getuigschrift heeft ooit geparticipeerd <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informeleopleiding in <strong>het</strong> kader van de job.Tabel 5.34Ooit <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar geslacht (%), <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> informele opleidinggevolgd?Man (n=838)Vrouw (n=815)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 37,5 48,7Ja 62,5 51,3Χ 2 =1,254; p=0,263 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO N<strong>een</strong> 46,3 60,0Ja 53,7 40,0Χ 2 =0,820; p=0,365 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 32,5 43,0Ja 67,5 57,0Χ 2 =17,506; p=0,000 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 33,5 43,6Ja 66,5 56,4Χ 2 =17,545; p=0,000 Totaal 100,0 100,0Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.1.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobAls er g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt wordt tussen de twee soorten opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job, dan zien we opnieuw <strong>een</strong> significant onderscheid tussenmannen en vrouwen. Er participeren meer jonge mannen dan jonge vrouwen <strong>aan</strong>formele en/of informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job: 88% ten opzichte van80%. Wanneer <strong>het</strong> kwalificatieniveau wordt meegenomen in de a<strong>na</strong>lyse dan geldtdit significante verband enkel nog in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 56Tabel 5.35Ooit <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar geslacht (%), <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> opleiding gevolgd? Man (n=838) Vrouw (n=817)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 21,9 38,5Ja 78,1 61,5Χ 2 =3,296; p=0,069 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 22,0 26,7Ja 78,0 73,3Χ 2 =0,137; p=0,711 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 10,9 19,4Ja 89,1 80,6Χ 2 =20,826; p=0,000 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 12,3 20,4Ja 87,7 79,6Χ 2 =20,124; p=0,000 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.2 Etnische afkomst: autochtonen vs. allochtonen3.2.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingenIn <strong>een</strong> eerste stap om de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende formele opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job <strong>na</strong>ar etnische afkomst te bekijken, wordt er <strong>met</strong> slechts tweecategorieën gewerkt: autochtonen en allochtonen. De respondent is ee<strong>na</strong>utochtoon wanneer hij/zij de Belgische <strong>na</strong>tio<strong>na</strong>liteit heeft, in België geboren is,zijn/haar grootmoeder in België geboren is, zijn/haar grootmoeder de Belgische<strong>na</strong>tio<strong>na</strong>liteit heeft en er thuis Nederlands wordt gesproken 23 . Dit is de meeststrenge definitie die er kan gehanteerd worden.Er participeren procentueel meer jonge autochtonen <strong>aan</strong> formele opleidingen in<strong>het</strong> kader van de job dan jonge allochtonen. Het verschil van 12% tussen beidegroepen is statistisch significant.Wanneer we <strong>een</strong> opdeling maken <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere,dan zien we dat <strong>het</strong> verband verdwijnt bij jongeren zonder diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>. De groep van autochtonen zonderdiploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> participeren <strong>met</strong> anderewoorden niet significant minder of meer dan allochtonen zonder diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>. In de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift uit <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> is er wel nog steeds23 Deze definitie werd ontl<strong>een</strong>d uit ‘Wit krijt schrijft beter’ (Duquet, e.a., 2006).


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 57<strong>een</strong> verschil tussen allochtonen en autochtonen in de richting van deverwachtingen: <strong>een</strong> kleiner percentage allochtonen dan autochtonen heeft ooitdeelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job.Tabel 5.36Ooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst(twee groepen) (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> formele opleidinggevolgd?Autochtoon(n=1 450)Allochtoon(n=203)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 62,0 71,9Ja 38,0 28,1Χ 2 =0,952; p=0,329 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 50,0 40,0Ja 50,0 60,0Χ 2 =0,329; p=0,566 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 28,4 37,3Ja 71,6 62,7Χ 2 =5,503; p=0,019 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 30,7 42,9Ja 69,3 57,1Χ 2 =12,079; p=0,001 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)In bovenst<strong>aan</strong>de tabel wordt <strong>een</strong> homogene groep van autochtone jongere<strong>na</strong>fgezet tegenover <strong>een</strong> zeer diverse groep van allochtone jongeren. Daarom is <strong>het</strong>interessant om deze laatste groep meer in detail te bekijken. In de volgende tabelwordt <strong>een</strong> onderscheid gemaakt tussen autochtonen (definitie: supra), Turken (<strong>een</strong>respondent wordt beschouwd als <strong>een</strong> Turk wanneer zijn/haar <strong>na</strong>tio<strong>na</strong>liteit Turksis of de <strong>na</strong>tio<strong>na</strong>liteit van zijn/haar grootmoeder Turks is of zijn/haar geboortelandTurkije is of <strong>het</strong> geboorteland van zijn/haar grootmoeder Turkije is of de thuistaalTurks is) of Noord-Afrikanen (Marokko of Algerije, definitie: a<strong>na</strong>loog <strong>aan</strong> Turken,mogelijke thuistaal is Arabisch of Berbers) en ten slotte Zuid-Europeanen (Italië,Spanje, Portugal, Griekenland, definitie: a<strong>na</strong>loog <strong>aan</strong> Turken, mogelijke thuistaalis Itali<strong>aan</strong>s, Sp<strong>aan</strong>s, Grieks of Portugees) of overige allochtonen. Overigeallochtonen zijn bijvoorbeeld respondenten afkomstig uit Nederland, Frankrijk,Duitsland, Groot-Brittannië en andere landen. De reden waarom we Turken enNoord-Afrikanen enerzijds en Zuid-Europeanen en overige allochtonen anderzijdssamennemen, is dat <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal respondenten in deze groepen apart te klein is ombetrouwbare resultaten te bekomen.Het percentage deelnemers tussen de drie etnische groepen verschilt enkel significantin de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 58secundair <strong>onderwijs</strong>. De Turkse en Noord-Afrik<strong>aan</strong>se jongeren participeren <strong>het</strong>minst in vergelijking <strong>met</strong> de andere groepen. Bij<strong>na</strong> de helft van de Turkse ofNoord-Afrik<strong>aan</strong>se jongeren heeft ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in<strong>het</strong> kader van de job gedurende hun loopb<strong>aan</strong>. De participatie van Zuid-Europeanen en overige allochtonen is <strong>een</strong> stuk hoger, ongeveer twee derde vandeze jongeren participeerde ooit <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding. Autochtonenparticiperen duidelijk <strong>het</strong> meest, <strong>met</strong> 72% deelnemers. Het verschil tussen degroep <strong>met</strong> de meeste deelnemers, de autochtonen, en de groep <strong>met</strong> de minste deelnemers,de Turken of Noord-Afrikanen, is zeer groot en bedraagt bij<strong>na</strong> 25%.In de groep van jongeren die g<strong>een</strong> diploma van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>behaald hebben, participeren autochtonen niet significant meer of minder danTurken of Noord-Afrikanen en Zuid-Europeanen of overige allochtonen. In dezegroep is er dus g<strong>een</strong> sprake van ongelijkheid.Tabel 5.37Ooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst(drie groepen) (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> formeleopleiding gevolgd?Autochtoon(n=1450)Turk/Noord-Afrik<strong>aan</strong>(n=57)Zuid-Europe<strong>aan</strong>/overigeallochtonen (n=142)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 62,0 73,7 69,2Ja 38,0 26,3 30,8Χ 2 =1,019; p=0,601 Totaal 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 50,0 50,0 33,3Ja 50,0 50,0 66,7Χ 2 =0,596; p=0,742 Totaal 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 28,4 52,9 34,1Ja 71,6 47,1 65,9Χ 2 =11,112; p=0,004 Totaal 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 30,7 59,6 37,3Ja 69,3 40,4 62,7Χ 2 =22,869; p=0,000 Totaal 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.2.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op de werkvloerIn de twee onderst<strong>aan</strong>de tabellen wordt de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingenbekeken.Het verschil tussen <strong>het</strong> percentage deelnemers in de groep van autochtonen en inde groep van allochtonen is niet statistisch significant. Autochtonen participerendus niet significant vaker <strong>aan</strong> informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job da<strong>na</strong>llochtonen.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 59Deze vaststelling geldt ook wanneer we de jongeren uitsplitsen <strong>na</strong>ar hun kwalificatieniveau.Zowel in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma, als in de groepvan jongeren zonder diploma en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> blijkt dat de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong>kader van de job niet ongelijk verdeeld is over de etnische groepen. Dit wasevenwel <strong>het</strong> geval bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen in <strong>het</strong> kader van dejob in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong>. Bij informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, verdwijntdus de ongelijkheid tussen autochtonen en allochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 5.38Ooit <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst(twee groepen) (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> informele opleidinggevolgd?Autochtoon(n=1448)Allochtoon(n=203)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 42,3 40,6Ja 57,7 59,4Χ 2 =0,024; p=0,877 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO N<strong>een</strong> 52,2 40,0Ja 47,8 60,0Χ 2 =0,487; p=0,485 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 37,9 36,6Ja 62,1 63,4Χ 2 =0,103; p=0,749 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 38,6 37,4Ja 61,4 62,6Χ 2 =0,102; p=0,749 Totaal 100,0 100,0Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)Het is mogelijk dat, wanneer we de groep allochtonen opnieuw opsplitsen inTurken of Noord-Afrikanen enerzijds en Zuid-Europeanen of overige allochtone<strong>na</strong>nderzijds, er wel <strong>een</strong> statistisch significant verband <strong>na</strong>ar boven komt. Uit tabel5.39 kunnen we opmaken dat dit niet <strong>het</strong> geval is, zowel voor alle jongerentezamen als in de verschillende kwalificatieniveaus.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 60Tabel 5.39Ooit <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst(drie groepen) (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> informeleopleiding gevolgd?Autochtoon(n=1 448)Turk/Noord-Afrik<strong>aan</strong>(n=57)Zuid-Europe<strong>aan</strong>/overigeallochtonen (n=142)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 42,3 47,4 30,8Ja 57,7 52,6 69,2Χ 2 =0,899; p=0,638 Totaal 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 52,2 0,0 66,7Ja 47,8 100,0 33,3Χ 2 =4,754; p=0,093 Totaal 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 37,9 47,1 35,0Ja 62,1 52,9 65,0Χ 2 =1,665; p=0,435 Totaal 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 38,6 43,9 35,9Ja 61,4 56,1 64,1Χ 2 =1,096; p=0,578 Totaal 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.2.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobEen meerderheid van zowel autochtonen als allochtonen heeft ooit deelgenomen<strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job. Wel is <strong>het</strong> percentage autochtonedeelnemers significant groter dan <strong>het</strong> percentage allochtone deelnemers, nl. 84%ten opzichte van 78%.Rekening houdend <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren blijkt er enkel<strong>een</strong> significant verband te zijn in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Autochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diplomaparticiperen significant vaker <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job da<strong>na</strong>llochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma. Deze vaststelling is a<strong>na</strong>loog <strong>aan</strong> deze bij dedeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen.We kunnen dus besluiten dat, hoewel de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingenin <strong>het</strong> kader van de job zowel bij autochtonen als bij allochtonen relatiefhoog is, de deel<strong>na</strong>me ongelijk verdeeld is en dan vooral in de groep van jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 61Tabel 5.40Ooit <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst (tweegroepen) (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> opleidinggevolgd?Autochtoon(n=1450)Allochtoon(n=203)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 28,2 28,1Ja 71,8 71,9Χ 2 =0,000; p=0,996 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 26,1 10,0Ja 73,9 90,0Χ 2 =1,193; p=0,275 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 14,6 21,1Ja 85,4 78,9Χ 2 =4,787; p=0,029 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 15,6 21,7Ja 84,4 78,3Χ 2 =4,831; p=0,028 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)Wanneer de groep allochtonen uitgesplitst wordt in Turken of Noord-Afrikanenenerzijds en Zuid-Europeanen of overige allochtonen anderzijds, blijvenbovenst<strong>aan</strong>de vaststellingen overeind.Tabel 5.41Ooit <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst (driegroepen) (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong>opleidinggevolgd?Autochtoon(n=1 450)Turk/Noord-Afrik<strong>aan</strong>(n=57)Zuid-Europe<strong>aan</strong>/overigeallochtonen (n=142)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 28,2 36,8 15,4Ja 71,8 63,2 84,6Χ 2 =1,757; p=0,415 Totaal 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 26,1 0,0 16,7Ja 73,9 100,0 83,3Χ 2 =1,567; p=0,457 Totaal 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 14,6 32,4 18,7Ja 85,4 67,6 81,3Χ 2 =9,298; p=0,010 Totaal 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 15,6 31,6 18,3Ja 84,4 68,4 81,7Χ 2 =10,670; p=0,005 Totaal 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 62Concluderend kan gesteld worden dat autochtonen procentueel vaker deelnemen<strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job dan allochtonen en dat Turken of Noord-Afrikanen <strong>het</strong> minst deelnemen. Dit geldt voor de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formeleopleidingen, maar niet voor de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen. Bij dit soortopleidingen is de deel<strong>na</strong>me gelijk verdeeld over de verschillende groepen.3.3 Thuistaal: Nederlands vs. andere taalHet verband dat we vonden <strong>met</strong> etnische herkomst kan op <strong>een</strong> andere manierbekeken worden, <strong>na</strong>melijk via de thuistaal die iemand spreekt. Immers, g<strong>een</strong>Nederlands spreken kan <strong>een</strong> barrière zijn om niet deel te nemen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> bepaaldeopleiding.3.3.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingenIets minder dan de helft van de respondenten die thuis g<strong>een</strong> Nederlands spreken,heeft ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job. Voorrespondenten die wel thuis Nederlands spreken ligt dit percentage <strong>een</strong> stuk hoger,<strong>na</strong>melijk 22%. Het verschil tussen deze twee groepen is significant.Indien we rekening houden <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren, zien wedat in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> jongeren die thuis hoofdzakelijk Nederlands sprekensignificant vaker ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van dejob dan jongeren die <strong>het</strong> Nederlands niet als thuistaal hebben. Bij de andere tweekwalificatieniveaus was <strong>het</strong> niet mogelijk om de significant van de verschillen tetesten.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 63Tabel 5.42Ooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar thuistaal (%), <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> formeleopleiding gevolgd?Nederlands(n=1 610)G<strong>een</strong> Nederlands(n=45)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO a N<strong>een</strong> 64,2 75,0Ja 35,8 25,0Χ 2 =0;378; p=0,539 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 47,2 66,7Ja 52,8 33,3Χ 2 =0,432; p=0,511 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 28,9 47,1Ja 71,1 52,9Χ 2 =5,312; p=0,021 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 31,6 53,3Ja 68,4 46,7Χ 2 =9,521; p=0,002 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.3.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op de werkvloerNet zoals bij etnische herkomst, is ook <strong>het</strong> verband tussen thuistaal en dedeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job niet significant. Jongerendie thuis Nederlands spreken participeren dus niet significant vaker of mindervaak <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informele opleiding dan jongeren die thuis g<strong>een</strong> Nederlandsspreken.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 64Tabel 5.43Ooit <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar thuistaal (%), <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> informeleopleiding gevolgd?Nederlands(n=1 608)G<strong>een</strong> Nederlands(n=45)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO a N<strong>een</strong> 42,1 37,5Ja 57,9 62,5Χ 2 =0, 064; p=0,800 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 52,8 0,0Ja 47,2 100,0Χ 2 =3,170; p=0,075 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 38,1 26,5Ja 61,9 73,5Χ 2 =1,905; p=0,168 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 38,8 26,7Ja 61,2 73,3Χ 2 =2,725; p=0,099 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.3.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobHet niet significante verband geldt ook voor de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong>kader van de job, ongeacht of <strong>het</strong> gaat om formele of informele opleidingen. Hetverschil in percentage tussen de twee groepen is niet statistisch significant.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 65Tabel 5.44Ooit <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar thuistaal (%), <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> opleidinggevolgd?Nederlands(n=1 610)G<strong>een</strong> Nederlands(n=45)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO a N<strong>een</strong> 28,4 25,0Ja 71,6 75,0Χ 2 =0,043; p=0,836 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 24,5 0,0Ja 75,5 100,0Χ 2 =0,958; p=0,328 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 15,2 17,6Ja 84,8 82,4Χ 2 =0,156; p=0,693 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 16,3 17,8Ja 83,7 82,2Χ 2 =0,073; p=0,788 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.4 Socio-economische afkomstOm <strong>het</strong> verband tussen socio-economische afkomst en de participatie <strong>aan</strong> opleidingenin <strong>het</strong> kader van de job <strong>na</strong> te g<strong>aan</strong>, gebruiken we volgende indicatoren: <strong>het</strong><strong>onderwijs</strong>niveau van de moeder en de vader (als indicator van menselijk en cultureelkapitaal 24 ), en de activiteit van moeder en vader (als indicator van sociaal eneconomisch kapitaal 25 ).Om socio-economische afkomst samen te stellen worden eerst twee categorieëngeconstrueerd: <strong>een</strong> categorie van jongeren waarbij zowel vader en moeder werkenis de eerste categorie, de tweede categorie omvat jongeren waarvan <strong>een</strong> van deouders werkend is of g<strong>een</strong> van beide werkend is. Nadien worden deze tweecategorieën verder opgesplitst in nog <strong>een</strong>s twee categorieën. Indien vader en/ofmoeder geschoold is, <strong>met</strong> andere woorden indien minstens <strong>een</strong> van de ouders <strong>een</strong>diploma hoger secundair of hoger <strong>onderwijs</strong> heeft, dan krijgen ze <strong>het</strong> labelhooggeschoold. Indien beide ouders <strong>een</strong> diploma lager <strong>onderwijs</strong> of lager24 Menselijk kapitaal of human capital is, in de vorm van vaardigheden door <strong>onderwijs</strong> enopleiding, van essentieel belang om de productiviteit van <strong>een</strong> individu te behouden of teverhogen. Cultureel kapitaal bestaat uit taalvaardigheden, <strong>het</strong> <strong>aan</strong>leren van gedragscodes,waarden en normen, <strong>met</strong> andere woorden de culturele bagage die ouders via degezinssocialisatie <strong>aan</strong> kinderen meegeven (cf. hoofdstuk 2).25 Economisch kapitaal verwijst <strong>na</strong>ar inkomen en andere fi<strong>na</strong>nciële bronnen en middelen. Sociaalkapitaal kan worden gedefinieerd als <strong>een</strong> geheel van duurzame hulpbronnen in de vorm vansociale relaties, netwerken en contacten dat dient als mechanisme om andere vormen vankapitaal uit te wisselen (cf. hoofdstuk 2).


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 66secundair <strong>onderwijs</strong> hebben, dan krijgen ze <strong>het</strong> label laaggeschoold. Zo ontst<strong>aan</strong>er vier categorieën: <strong>een</strong> ouder of beide ouders niet werkend en laaggeschoold, <strong>een</strong>ouder of beide ouders niet werkend en hooggeschoold, beide ouders werkend enlaaggeschoold, beide ouders werkend en hooggeschoold.De volgende drie tabellen behandelen <strong>het</strong> verband tussen ooit deelgenomenhebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding, <strong>een</strong> informele opleiding en <strong>een</strong> opleiding zonderdaarbij <strong>een</strong> onderscheid te maken <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> soort opleiding enerzijds en desocio-economische afkomst <strong>aan</strong> de hand van de activiteit en <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>niveauvan vader en moeder van de jongere anderzijds.3.4.1 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele of georganiseerde opleidingenHet percentage jongeren dat ooit deelgenomen heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong> formele opleiding in<strong>het</strong> kader van de job op de leeftijd van 29 jaar, verschilt tussen de vier socioeconomischegroepen. Er is <strong>met</strong> andere woorden <strong>een</strong> verband tussen socioeconomischeafkomst en de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen. In tabel 5.45kunnen we <strong>een</strong> tweedeling onderscheiden. Aan de ene kant staat de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> of beide ouders niet werkend en hooggeschoold en de groep vanjongeren <strong>met</strong> beide ouders werkend en hooggeschoold. Deze twee groepen, of <strong>met</strong>andere woorden de groepen <strong>met</strong> hooggeschoolde ouders, hebben <strong>het</strong> hoogstepercentage jongeren dat participeert. Aan de andere kant st<strong>aan</strong> de twee anderegroepen <strong>met</strong> laaggeschoolde ouders, waarin <strong>het</strong> percentage jongeren datdeelneemt <strong>een</strong> stuk lager ligt.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 67Tabel 5.45Ooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar socio-economischeafkomst (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong>formeleopleidinggevolgd?Een of beideouders nietwerkend, laaggeschoold(n=223)Beide ouderswerkend,laaggeschoold(n=122)Een of beideouders nietwerkend,hooggeschoold(n=512)Beide ouderswerkend,hooggeschoold(n=627)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 77,8 91,7 38,9 58,8Ja 22,2 8,3 61,1 41,2Χ 2 =11,512; p=0,009 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 38,9 33,3 50,0 25,0Ja 61,1 66,7 50,0 75,0Χ 2 =1,227; p=0,746 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs volt SO N<strong>een</strong> 40,4 35,6 27,5 23,4Ja 59,6 64,4 72,5 76,6Χ 2 =22,964; p=0,000 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 44,8 41,0 28,1 45,7Ja 55,2 59,0 71,9 75,6Χ 2 =40,514; p=0,000 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)De ongelijke verdeling geldt niet all<strong>een</strong> wanneer alle bevraagde jongeren in rekeningworden genomen, maar ook <strong>na</strong>argelang <strong>het</strong> kwalificatieniveau van jongeren.Zowel binnen de groep van jongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> als binnen de groep van jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diplomavan <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> kan deze tweedeling tussen hooggeschoold<strong>een</strong> laaggeschoolde ouders opgemerkt worden. Met dit verschil dat departicipatiecijfers in de groep van jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift<strong>een</strong> stuk lager liggen, in elke socio-economische categorie, dan in de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift.3.4.2 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen of opleidingen op de werkvloerDe participatie <strong>aan</strong> informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job is, in tegenstellingtot de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen, gelijk verdeeld over deverschillende sociaaleconomische groepen. Er blijkt g<strong>een</strong> verband te zijn tussendeel<strong>na</strong>me en socio-economische afkomst. Dit wil zeggen dat alle groepen evenveelparticiperen, of dat de verschillen die waar te nemen zijn tussen de groepenberusten op toeval. Deze vaststelling geldt ook wanneer er rekening wordt gehouden<strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 68Tabel 5.46Ooit <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar socio-economischeafkomst (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong>informeleopleidinggevolgd?Een of beideouders nietwerkend, laaggeschoold(n=223)Beide ouderswerkend,laaggeschoold(n=122)Een of beideouders nietwerkend,hooggeschoold(n=512)Beide ouderswerkend,hooggeschoold(n=626)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 48,1 33,3 33,3 29,4Ja 51,9 66,7 66,7 70,6Χ 2 =1,992; p=0,574 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 33,3 66,7 100,0 58,3Ja 66,7 33,3 0,0 41,7Χ 2 =8,689; p=0,034 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs volt SO N<strong>een</strong> 37,1 41,3 36,1 38,4Ja 62,9 58,7 63,9 61,6Χ 2 =1,279; p=0,734 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 38,1 41,8 36,7 38,5Ja 61,9 58,2 63,3 61,5Χ 2 =1,166; p=0,761 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)3.4.3 Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobIndien er g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt wordt tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formeleopleidingen of deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen, dan is er <strong>een</strong> significantverband <strong>met</strong> socio-economische status. De tweedeling die bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>formele opleidingen duidelijk zichtbaar was, is hier ook van toepassing. Jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> niet actieve ouder of <strong>met</strong> twee niet actieve ouders en twee laaggeschooldeouders en jongeren <strong>met</strong> twee actieve ouders en twee laaggeschoolde oudersparticiperen <strong>het</strong> minst. Jongeren in de twee andere socio-economische categorieën,<strong>na</strong>melijk jongeren <strong>met</strong> ouders <strong>met</strong> <strong>een</strong> label hooggeschoold, nemen <strong>het</strong> meest deel<strong>aan</strong> opleidingen.De tweedeling tussen laaggeschoolde en hooggeschoolde ouders komt nietterug in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong>. De ongelijke verdeling verdwijnt dan.


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 69Tabel 5.47Ooit <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar socio-economische afkomst(%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong>opleidinggevolgd?Een of beideouders nietwerkend, laaggeschoold(n=223)Beide ouderswerkend,laaggeschoold(n=122)Een of beideouders nietwerkend,hooggeschoold(n=512)Beide ouderswerkend,hooggeschoold(n=627)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO a N<strong>een</strong> 40,7 33,3 11,1 17,6Ja 59,3 66,7 88,9 82,4Χ 2 =5,887; p=0,117 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 16,7 16,7 50,0 16,7Ja 83,3 83,3 50,0 83,3Χ 2 =3,394; p=0,335 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs volt SO N<strong>een</strong> 17,4 19,2 15,0 12,7Ja 82,6 80,8 85,0 87,3Χ 2 =4,680; p=0,197 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 20,2 20,5 15,2 12,9Ja 79,8 79,5 84,8 87,1Χ 2 =9,295; p=0,026 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(26) + C76(29)4. BesluitIn dit eerste deel werd de mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader vande job beschreven. Daar<strong>na</strong>ast werd er ook onderzocht wie juist deel<strong>na</strong>m <strong>aan</strong> opleidingenin <strong>het</strong> kader van de job en of er sprake is van ongelijkheid. Telkens werddaarbij de focus gelegd op jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair<strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong>gezien zij vanuit de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen hunbeperkte vaardigheden en competenties op de arbeidsmarkt zouden kunnencompenseren.Een meerderheid van de jongeren heeft gedurende hun loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijdvan 29 jaar (dit is de leeftijd waarop deze jongeren voor <strong>een</strong> laatste maal bevraagdwerden) ooit <strong>een</strong> of meerdere opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd. Dit cijfergeldt ook voor deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen en deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informeleopleidingen.De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen blijkt ongelijk verdeeld te zijn over <strong>het</strong>kwalificatieniveau van jongeren: <strong>een</strong> significant kleiner percentage jongerenzonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> of <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong> dan <strong>het</strong> percentage jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 70diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> heeft ooit <strong>een</strong>formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd. De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informeleopleidingen of opleidingen op de werkvloer is daarentegen gelijk verdeeld. Dit is<strong>een</strong> positieve vaststelling. Deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informele opleiding vormt immersveel minder <strong>een</strong> drempel, <strong>aan</strong>gezien <strong>het</strong> gewoonlijk op de werkplek en tijdens dewerkuren gebeurt. Het is daarom ook de uitgelezen kans voor jongeren zonderdiploma of kwalificaties om kennis te maken <strong>met</strong> nieuwe vaardigheden encompetenties.De ongelijke verdeling van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen in <strong>het</strong> kadervan de job over <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren betekent dat de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> bijkomende opleidingen als <strong>een</strong> compenserende factor niet ten volle benut kanworden voor jongeren zonder diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>of jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Op dezemanier wordt <strong>het</strong> Mattheuseffect bevestigd: hogergeschoolden raken steeds hogergeschoold zowel in hun <strong>onderwijs</strong>loopb<strong>aan</strong> als <strong>na</strong>dien op de arbeidsmarkt. Dekloof groeit.De vaststelling dat <strong>een</strong> kleiner percentage jongeren zonder of <strong>met</strong> beperktekwalificaties <strong>onderwijs</strong> ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere formeleopleidingen in <strong>het</strong> kader van de job op 29-jarige leeftijd dan jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair, moet nog verder onderzochtworden. Welke mechanismen die werken binnen <strong>het</strong> traject van deze jongeren,hebben <strong>een</strong> lagere participatiegraad van formele opleidingen tot gevolg? Wat welal duidelijk werd uit dit onderzoek is dat reeds op de leeftijd van 26 jaar jongerenzonder diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> minder geparticipeerd hebbendan jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Een opmerkelijke vaststelling, <strong>aan</strong>gezien de eerste twee groepen toch dearbeidsmarkt eerder betreden dan de laatste groep. Aan de andere kant blijkt uitander onderzoek dat juist jongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds <strong>onderwijs</strong><strong>een</strong> meer problematische beginperiode op de arbeidsmarkt kennen, waarbij zijlanger moeten zoeken <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> eerste job, zij vlugger uit hun eerste jobuitstromen, zij meer geconfronteerd worden <strong>met</strong> werkloosheidsperiodes, … danjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Dit zou kunnen betekenen dat zij minder kans hebben om <strong>een</strong> formele opleidingin <strong>het</strong> kader van de job te volgen, ondanks hun eerdere <strong>aan</strong>wezigheid op dearbeidsmarkt.Tot slot is er ook <strong>een</strong> positieve noot <strong>aan</strong> dit verhaal. De helft van de jongeren,ook van de jongeren zonder of <strong>met</strong> beperkte kwalificaties, m<strong>een</strong>t dat er <strong>een</strong>opleiding is geweest die <strong>een</strong> positieve invloed had op de verdere arbeidsloopb<strong>aan</strong>.Het volgen van bijkomende opleidingen heeft <strong>met</strong> andere woorden zeker zijn nut.Wel is er <strong>een</strong> verschil in <strong>het</strong> soort opleiding dat <strong>een</strong> invloed heeft. Voor jongerenzonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> (deeltijds) secundair <strong>onderwijs</strong> zijn dit


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 71voor<strong>na</strong>melijk opleidingen op de werkvloer, terwijl bij jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> voor<strong>na</strong>melijk formeleopleidingen <strong>een</strong> belangrijke invloed hadden. Opleidingen kunnen daar<strong>na</strong>ast ookvaardigheden voortbrengen die niet all<strong>een</strong> van toepassing zijn in de huidige job,maar ook in gelijkaardige jobs bij <strong>een</strong> andere werkgever. Iets minder dan de helftvan alle gevolgde opleidingen blijken zulke vaardigheden voort te brengen. Hierligt <strong>een</strong> mogelijkheid om jongeren te overtuigen van de kansen die de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job bieden.In <strong>een</strong> tweede deel van dit hoofdstuk werd <strong>het</strong> verband tussen verschillendeachtergrondkenmerken en de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele en informele opleidingenbekeken. Telkens werd opnieuw rekening gehouden <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveauvan de jongeren.Mannen participeren significant vaker <strong>aan</strong> formele en informele opleidingen danvrouwen en dit zowel globaal voor alle jongeren als voor jongeren <strong>met</strong> minstens<strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Etnische herkomst speelt <strong>een</strong> rol bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen, maarniet bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen. Autochtonen en allochtonenparticiperen <strong>met</strong> andere woorden in gelijke mate <strong>aan</strong> informele opleidingen,terwijl de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen toch vooral gebeurt in de groep va<strong>na</strong>utochtonen. Indien er uitgesplitst wordt <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren blijkt dat er enkel <strong>een</strong> ongelijke verdeling is in de categorie van jongeren<strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijs secundair <strong>onderwijs</strong>.Wat de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen betreft is er g<strong>een</strong> enkel verschil inparticipatiegraad tussen autochtonen en allochtonen in de driekwalificatieniveaus. We zouden kunnen besluiten dat de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informeleopleidingen even toegankelijk is voor allochtonen als voor autochtonen en dusmeer gelijke kansen genereert dan formele opleidingen.Het verband tussen thuistaal en deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van dejob is a<strong>na</strong>loog <strong>aan</strong> <strong>het</strong> verband <strong>met</strong> etnische herkomst. Er is <strong>een</strong> ongelijke verdelingbij formele opleidingen, maar niet bij informele opleidingen.Socio-economische afkomst is ten slotte ook <strong>een</strong> belangrijke factor in deverdeling van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job. Dit geldttenminste voor formele opleidingen, maar niet voor informele opleidingen. Erblijkt g<strong>een</strong> significant verschil te zijn in de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingentussen de verschillende socio-economische groepen, zelfs indien er rekeninggehouden wordt <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren. Met betrekking totformele opleidingen, kan er <strong>een</strong> tweedeling gemaakt worden tussen jongeren <strong>met</strong>minstens <strong>een</strong> ouder die hooggeschoold is, deze participeren <strong>het</strong> meest, en jongeren<strong>met</strong> twee laaggeschoolde ouders, deze participeren <strong>het</strong> minst.We kunnen bijgevolg besluiten dat, <strong>na</strong>ast <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren, er nog <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal andere factoren zijn die de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen,


Resultaten – Opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job 72en dan vooral formele opleidingen, voor (bepaalde categorieën van) jongerenbemoeilijken. De uitdaging bestaat erin om de barrières, die voor deze jongerenbest<strong>aan</strong>, weg te werken.


73HOOFDSTUK 5RESULTATEN - OPLEIDINGEN BUITEN HETKADER VAN DE JOB1. InleidingIn de SONAR-enquête worden, <strong>na</strong>ast opleidingen die in <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong> jobgevolgd kunnen worden, ook allerlei vragen gesteld over opleidingen buiten <strong>het</strong>kader van de job. De mate van participatie en de samenstelling van de groep vandeelnemers <strong>aan</strong> dit soort opleidingen wordt behandeld in dit hoofdstuk.De problemen die gesig<strong>na</strong>leerd werden in <strong>het</strong> hoofdstuk <strong>met</strong> betrekking tot opleidingenin <strong>het</strong> kader van de job, <strong>na</strong>melijk verschillende vraagverwoording en verschillendeplaats van de vraag (vragenlijst of kalender) tussen de drie bevragingen,zijn hier niet van toepassing. De registratie van de opleidingen buiten <strong>het</strong>kader van de job gebeurde conform voor zowel de bevraging op 23-jarige leeftijd,als op 26-jarige leeftijd, als op 29-jarige leeftijd. In de drie enquêtes werd elkeopleidingsperiode geregistreerd in de kalender (zie bijlage II).De gegevens die in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, hebben dan ookbetrekking op de gehele loopb<strong>aan</strong> tot op de leeftijd van 29 jaar, <strong>het</strong> moment van delaatste bevraging. Een jongere wordt beschouwd als <strong>een</strong> deelnemer <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleidingbuiten <strong>het</strong> kader van de job indien hij of zij <strong>een</strong> keer <strong>een</strong> opleidingsperiodeheeft <strong>aan</strong>gegeven.De respondenten die nog nooit <strong>een</strong> job hebben gehad, worden meegenomen inde a<strong>na</strong>lyse. Deze respondenten kunnen immers, ondanks de afwezigheid van <strong>een</strong>job, <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd hebben.Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job werden in de drie vragenlijsten van decohorte 1976 gedefinieerd als opleidingen die gevolgd werden buiten de reguliereschoolloopb<strong>aan</strong>, dit wil zeggen buiten <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> of hoger <strong>onderwijs</strong>(universiteit of hogeschool), én buiten <strong>het</strong> kader van de job. De opleidingenwerden op eigen initiatief gevolgd en waren niet van toepassing in de job die opdat moment uitgeoefend werd. De opleiding kon eventueel wel gevolgd worden<strong>met</strong> <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> vinden van <strong>een</strong> andere job of van toepassing zijn in latere jobs(zie ook bijlage II).


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 74Drie verschillende soorten opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job werdenbevraagd: opleidingen voor Sociale Promotie, opleidingen bij de VDAB en andereopleidingen.Een opleiding voor Sociale Promotie 26 is, volgens de vragenlijsten van SONAR,<strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> deeltijds volwassenen<strong>onderwijs</strong> dat zich kan situeren ofwelop <strong>het</strong> niveau van <strong>het</strong> lager secundair <strong>onderwijs</strong>, ofwel op <strong>het</strong> niveau van <strong>het</strong>hoger secundair <strong>onderwijs</strong> en ten slotte ook op <strong>het</strong> niveau van <strong>het</strong> hoger <strong>onderwijs</strong>van één cyclus, ook vaak ‘avond<strong>onderwijs</strong>’ genoemd.Een opleiding bij de VDAB 27 is onder meer de herscholing van werkzoekendenen de beroepsopleiding voor volwassenen door de VDAB. Eventuele opleidingendie georganiseerd worden door de VDAB, maar die gevolgd werden binnen <strong>het</strong>kader van de job werden niet geregistreerd bij opleidingen buiten <strong>het</strong> kader vande job.Andere opleidingen 28 ten slotte zijn opleidingen die niet tot de opleidingenbehoren die door <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> voor Sociale Promotie of de VDAB georganiseerdwerden. Hiermee worden opleidingen bedoeld die onder meer behoren tot debasiseducatie, <strong>het</strong> tweedekans<strong>onderwijs</strong>, de middenjury (CentraleExamencommissie), open universiteit en opleidingen ter reïntegratie vanwerklozen die niet door de VDAB werden verzorgd. Ook andere opleidingen dieeventueel later nog van nut zouden kunnen zijn in <strong>een</strong> andere job volgens derespondent zelf werden onder andere opleidingen geregistreerd.Net als in <strong>het</strong> vorige hoofdstuk wordt ook in dit gehele hoofdstuk weer de focusgelegd op <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere. Drie categorieën <strong>met</strong> betrekkingtot <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongere worden onderscheiden: jongeren zonder<strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds en deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>,jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.De eerste categorie jongeren zijn jongeren die g<strong>een</strong> diploma van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> hebben verkregen, dit wil zeggen dat zij <strong>het</strong> zesde jaar ASO,<strong>het</strong> zesde jaar KSO, <strong>het</strong> zesde jaar TSO en <strong>het</strong> zevende jaar BSO niet hebbe<strong>na</strong>fgerond of <strong>het</strong> zijn jongeren die g<strong>een</strong> getuigschrift hebben van de derde graad26 Voorbeelden van de inhoud van <strong>een</strong> dergelijke opleiding zijn: auto, bouw, chemie, fotografie,handel, hout, juwelen, land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, Nederlands tweede taal, talen,textiel, toerisme, …27 Voorbeelden van de inhoud van <strong>een</strong> dergelijke opleiding zijn: bouw, diamant, communicatie,grafische technieken, horeca, houtbewerking, milieu, sollicitatietraining, talen, transport,verkoop, Nederlands voor anderstaligen, PC-training, …28 Voorbeelden van de inhoud van <strong>een</strong> dergelijke opleiding zijn: vreemde talen, veeteelt, milieu,transport, farmacie en verzorging, boekhouden en administratie, computeropleiding,ma<strong>na</strong>gement, public relations, vergadertechnieken, …


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 75BSO 29 of van de deeltijdse <strong>onderwijs</strong>systemen. De tweede categorie bevatjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds beroepssecundair <strong>onderwijs</strong> of<strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van de leertijd (SYNTRA). Ten slotte bestaat de laatstecategorie uit jongeren die minstens <strong>een</strong> diploma van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong> hebben behaald. In <strong>het</strong> geval van <strong>het</strong> beroepssecundair <strong>onderwijs</strong> gaat<strong>het</strong> om jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> tweede jaar van de derde graad.2. Mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob2.1 Mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de jobIn <strong>een</strong> eerste tabel bekijken we de <strong>aan</strong>tallen en percentages van de respondentendie ooit <strong>een</strong> opleiding hebben gevolgd buiten <strong>het</strong> kader van de job. Dit betekentdat we g<strong>een</strong> onderscheid maken of <strong>het</strong> <strong>een</strong> deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleidingbetreft of <strong>een</strong> deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie of <strong>een</strong> deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> <strong>een</strong> andere opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job. Vervolgens bekijken wedeze cijfers wel apart voor elke soort opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job. Deloopb<strong>aan</strong> van deze respondenten eindigt op 29 jaar, <strong>het</strong> tijdstip waarop ze voor<strong>een</strong> laatste keer bevraagd werden.In tegenstelling tot opleidingen binnen <strong>het</strong> kader van de job, zijn er procentueelminder jongeren die ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job hebbengevolgd. Iets minder dan de helft van de bevraagde jongeren heeft ooit tijdens zijnloopb<strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd. Voor opleidingenbinnen <strong>het</strong> kader van de job was dit 68% (formele opleidingen), 62% (informeleopleidingen) of 84% (ongeacht <strong>het</strong> type opleiding in <strong>het</strong> kader van de job).Er blijkt g<strong>een</strong> relatie te best<strong>aan</strong> tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong>kader van de job en <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren. De drie groepenjongeren nemen dus in gelijke mate deel <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob. Dit is tegengesteld <strong>aan</strong> de resultaten <strong>met</strong> betrekking tot de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong>opleiding in <strong>het</strong> kader van de job.29 Wanneer jongeren <strong>het</strong> zesde jaar BSO <strong>met</strong> succes hebben afgerond, krijgen zij g<strong>een</strong> diplomamaar wel <strong>een</strong> getuigschrift. Een diploma van <strong>het</strong> BSO wordt verkregen wanneer ze slagen in<strong>een</strong> zevende jaar BSO.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 76Tabel 6.1Ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatie Opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> dipl/getuigs N<strong>een</strong> 49 47,6SO Ja 54 52,4Totaal 103 100,0Getuigs. deeltijds N<strong>een</strong> 25 44,6SO Ja 31 55,4Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 812 54,2voltijds SO Ja 686 45,8Totaal 1 498 100,0Totaal N<strong>een</strong> 886 53,5Ja 771 46,5Totaal 1 657 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =3,519; p=0,172.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)De drie onderst<strong>aan</strong>de tabellen geven <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal en percentage deelnemers weervoor de drie soorten opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job apart, telkens ook<strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren.Van de 1 657 bevraagde jongeren hebben slechts 187 jongeren ooit <strong>een</strong> opleidinggevolgd die georganiseerd werd door de VDAB, dit is 11%. De grote meerderheidvan deze jongeren volgde de VDAB-opleiding tijdens <strong>een</strong> niet-werkperiode.Tabel 6.2Ooit <strong>een</strong> VDAB-opleiding gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatie Opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> dipl/getuigs N<strong>een</strong> 80 77,7SO Ja 23 22,3Totaal 103 100,0Getuigs. deeltijds N<strong>een</strong> 40 71,4SO Ja 16 28,6Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 1 350 90,1voltijds SO Ja 148 9,9Totaal 1 498 100,0Totaal N<strong>een</strong> 1 470 88,7Ja 187 11,3Totaal 1 657 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =32,219; p=0,000.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 77Het percentage deelnemers verschilt significant <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren. Het hoogste percentage deelnemers, <strong>na</strong>melijk 29%, vinden we in degroep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Op de tweede plaats staat de groep van jongeren zonder <strong>een</strong>diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> <strong>met</strong> <strong>een</strong> participatiegraad van22%. Slechts 10% van de jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> heeft ooit <strong>een</strong> VDAB-opleiding gevolgd. Aangezien jongerenvoor<strong>na</strong>melijk <strong>een</strong> VDAB-opleiding volgen tijdens <strong>een</strong> niet-werkperiode en <strong>het</strong>vooral jongeren zonder of <strong>met</strong> beperkte kwalificaties zijn die <strong>een</strong> VDAB-opleidingvolgen, kunnen we veronderstellen dat deze jongeren deelnemen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDABopleidingom <strong>een</strong> (passende) job te vinden.Bij opleidingen voor Sociale Promotie loopt <strong>het</strong> algemene deel<strong>na</strong>mecijfer op tot312 deelnemers. Dit wil zeggen dat 19% van alle jongeren ooit deelgenomen heeft<strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen voor Sociale Promotie.Het percentage deelnemers <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen voor Sociale Promotieverschilt niet tussen de kwalificatieniveaus. Jongeren zonder diploma ofgetuigschrift participeren in gelijke mate als jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van dedeeltijdse <strong>onderwijs</strong>systemen en als jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 6.3Ooit <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatie Opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> dipl/getuigs N<strong>een</strong> 83 80,6SO Ja 20 19,4Totaal 103 100,0Getuigs. deeltijds N<strong>een</strong> 46 82,1SO Ja 10 17,9Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 1 216 81,2voltijds SO Ja 282 18,8Totaal 1 498 100,0Totaal N<strong>een</strong> 1 345 81,2Ja 312 18,8Totaal 1 657 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =0,058; p=0,971.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Een op de vier jongeren of 25% heeft ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding die nietdoor de VDAB, door <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong> voor Sociale Promotie of in <strong>het</strong> kader van dejob werd georganiseerd. Het kwalificatieniveau speelt g<strong>een</strong> rol bij de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> andere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 78Tabel 6.4Ooit <strong>een</strong> andere opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd, per kwalificatieniveauKwalificatie Opleiding gevolgd? Aantal PercentageG<strong>een</strong> dipl/getuigs N<strong>een</strong> 82 79,6SO Ja 21 20,4Totaal 103 100,0Getuigs. deeltijds N<strong>een</strong> 44 78,6SO Ja 12 21,4Totaal 56 100,0Diploma/getuigschrift N<strong>een</strong> 1 111 74,2voltijds SO Ja 387 25,8Totaal 1 498 100,0Totaal N<strong>een</strong> 1 237 74,7Ja 420 25,3Totaal 1 657 100,0Verband tussen kwalificatieniveau en deel<strong>na</strong>me: Χ 2 =1,981; p=0,371.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)2.2 Aantal opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de jobEen meerderheid van de participerende jongeren heeft, <strong>met</strong> betrekking tot elkopleidingstype, <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd tot op deleeftijd van 29 jaar. Het gemiddelde ligt bij elke soort opleiding tussen de <strong>een</strong> entwee opleidingen. De medi<strong>aan</strong> is telkens 1. Dit betekent dat 50% van de jongeren<strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job heeft gevolgd in de periode tussenschoolverlaten en de 29 ste verjaardag.Tabel 6.5Centrummaten voor <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgde opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de jobCentrummaten VDAB (n=187) Sociale Promotie (n=312) Andere (n=420) Totaal (n=771)Gemiddelde 1,4 1,6 1,4 1,7Eerste kwartiel 1 1 1 1Medi<strong>aan</strong> 1 1 1 1Derde kwartiel 1 2 1 2Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)2.3 Gemiddelde globale duur van opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job engemiddelde duur per opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de jobJongeren konden meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job volgen. Voorelke respondent en voor elk opleidingstype (VDAB, Sociale Promotie, andere


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 79opleiding) werd de totale duur (in dagen) over alle opleidingsperiodes berekend.Tabel 6.6 geeft de centrummaten weer voor deze globale duurtijden 30 .Gemiddeld <strong>na</strong>men jongeren gedurende ongeveer 103 dagen of vijf m<strong>aan</strong>dendeel <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere VDAB-opleidingen. Voor opleidingen voor Sociale Promotieligt de gemiddelde globale duurtijd over alle opleidingen h<strong>een</strong> <strong>een</strong> stukhoger, <strong>na</strong>melijk tussen negen en tien m<strong>aan</strong>den. Bij andere opleidingen ligt <strong>het</strong>gemiddelde tussen vier en vijf m<strong>aan</strong>den 31 .De medi<strong>aan</strong> en de kwartielen geven <strong>een</strong> correcter beeld van de globale duurvan de gevolgde opleidingen niet in <strong>het</strong> kader van de job. De helft van de jongerenneemt gedurende ten hoogste vier m<strong>aan</strong>den deel <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere VDABopleidingen.Voor 50% van de jongeren duren de opleidingen voor SocialePromotie samen zelfs vijf m<strong>aan</strong>den of minder. Bij andere opleidingen ligt demedi<strong>aan</strong> op bij<strong>na</strong> vier m<strong>aan</strong>den.Tabel 6.6Centrummaten voor de globale duur (in dagen) van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen nietin <strong>het</strong> kader van de jobCentrummaten VDAB (n=168) Sociale Promotie (n=261) Andere opleidingen (n=366)Gemiddelde 103,2 194,0 141,3Eerste kwartiel 10,0 24,0 15,8Medi<strong>aan</strong> 80,0 100,0 79,0Derde kwartiel 140,0 320,0 200,0Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)In tabel 6.7 worden de duurtijden van de drie soorten opleidingen in <strong>het</strong> kadervan de job samengenomen en dan uitgesplitst <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren.30 Bij de globale schatting van de hoeveelheid tijd die <strong>een</strong> respondent heeft besteed <strong>aan</strong>opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job, kon hij/zij de gewenste <strong>een</strong>he(i)d(en) invullen, d.i.uren, dagen, weken of m<strong>aan</strong>den. De respondent had de mogelijkheid om <strong>een</strong> combi<strong>na</strong>tie temaken van deze <strong>een</strong>heden. In <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal gevallen wanneer <strong>een</strong> combi<strong>na</strong>tie van <strong>een</strong>heden werdgebruikt, is <strong>het</strong> echter niet duidelijk of <strong>het</strong> gaat om bijvoorbeeld twaalf weken en twee dagen ofom twee dagen gedurende de twaalf weken. Om zoveel mogelijk foute interpretaties tevermijden, werden enkel de respondenten weerhouden die slechts <strong>een</strong> <strong>een</strong>heid hebbeningevuld, waarbij <strong>het</strong> dus zeer duidelijk is hoeveel tijd zij juist gespendeerd hebben. Daar<strong>na</strong>astzijn er ook <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal outliers, duurtijden <strong>met</strong> afwijkende waarden. Deze werden <strong>een</strong> voor <strong>een</strong>gecontroleerd. Indien deze afwijkende waarden niet verklaard konden worden door anderevariabelen, werden deze ook uit de a<strong>na</strong>lyse gesloten.31 Hoewel <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal outliers uit de a<strong>na</strong>lyse werden geweerd, blijven er nog heel wat waardenover die niet echt afwijkend zijn, maar waarover wel twijfel bestaat. Het is echter niet mogelijkom <strong>een</strong> grens te bepalen welke waarden <strong>met</strong> zekerheid afwijkend zijn en welke niet. Daarom is<strong>het</strong> belangrijk om zeer voorzichtig te zijn <strong>met</strong> de interpretatie van <strong>het</strong> gemiddelde. De medi<strong>aan</strong>en de kwartielen geven <strong>een</strong> betere weergave van de berekening van de totale duur van degevolgde opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job per respondent.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 80De gemiddelde globale duur verschilt niet significant tussen dekwalificatieniveaus. Indien alle jongeren worden beschouwd, zien we dat jongerengemiddeld gedurende acht à negen m<strong>aan</strong>den <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten<strong>het</strong> kader van de job hebben gevolgd. De helft van de jongeren heeft gedurendeminstens vijf m<strong>aan</strong>den <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de jobgevolgd.Tabel 6.7Centrummaten voor de globale duur (in dagen) van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen nietin <strong>het</strong> kader van de job, per kwalificatieniveauG<strong>een</strong> dipl/getuigs SO(n=46)Getuigs. deeltijds SO(n=25)Dipl/getuigs voltijdsSO (n=598)Totaal(n=669)Gemiddelde 208,0 111,2 173,1 173,2Eerste kwartiel 58,8 6,5 20,0 20,0Medi<strong>aan</strong> 140,0 45,0 100,0 100,0Derde kwartiel 305,0 190,0 220,0 220,0Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Tabellen 6.6 en 6.7 zeggen ons iets over de totale duur van alle gevolgde opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job per respondent. We berekenden daar<strong>na</strong>ast inde volgende tabellen de gemiddelde duur per gevolgde opleiding per respondentdoor de totale duur te delen door <strong>het</strong> <strong>aan</strong>tal gevolgde opleidingen 32 .Voor 50% van de jongeren is de duur per VDAB-opleiding en per andereopleiding ten hoogste drie m<strong>aan</strong>den. De medi<strong>aan</strong> ligt bij opleidingen voor SocialePromotie iets hoger, <strong>na</strong>melijk vier m<strong>aan</strong>den 33 .Tabel 6.8Centrummaten voor de gemiddelde duur (in dagen) per opleiding niet in <strong>het</strong> kadervan de jobCentrummaten VDAB (n=168) Sociale Promotie (n=265) Andere opleidingen (n=369)Gemiddelde 83,5 157,4 118,0Eerste kwartiel 7,2 19,3 13,1Medi<strong>aan</strong> 60,0 80,0 60,0Derde kwartiel 120,0 217,0 190,0Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)32 Cf. voetnoot 30.33 Het is belangrijk om zeer voorzichtig te zijn <strong>met</strong> de interpretatie van <strong>het</strong> gemiddelde. Demedi<strong>aan</strong> en de kwartielen geven <strong>een</strong> betere weergave van de berekening van de gemiddeldeduur van <strong>een</strong> formele opleiding. Cf. voetnoot 31.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 81In onderst<strong>aan</strong>de tabel wordt de gemiddelde duur per opleiding (zonder <strong>een</strong>onderscheid te maken tussen <strong>het</strong> soort opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job)opgesplitst <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren.Ook <strong>met</strong> betrekking tot de gemiddelde duur per opleiding zijn de verschillentussen de gemiddeldes niet significant.Tabel 6.9Centrummaten voor de gemiddelde duur (in dagen) per opleiding niet in <strong>het</strong> kadervan de job, per kwalificatieniveauG<strong>een</strong> dipl/getuigs SO(n=48)Getuigs. deeltijds SO(n=25)Dipl/getuigs voltijdsSO (n=603)Totaal(n=676)Gemiddelde 172,9 69,2 119,2 121,2Eerste kwartiel 40,6 4,5 15,0 15,0Medi<strong>aan</strong> 112,5 33,0 70,0 72,0Derde kwartiel 255,0 120,0 180,0 180,0Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)2.4 Wat is de inhoud van de gevolgde opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob?Tabel 6.10 geeft <strong>een</strong> overzicht van de inhoud van de vijf meest gevolgde VDABopleidingen,opleidingen voor Sociale Promotie en allerlei andere opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job. Daar<strong>na</strong>ast st<strong>aan</strong> in de tabel ook de inhoud van de drieminst gevolgde opleidingen. Een globale tabel is niet beschikbaar, <strong>aan</strong>gezien voorelk type opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job andere categorieën gebruiktwerden die de respondenten konden <strong>aan</strong>duiden. Natuurlijk komen <strong>een</strong> <strong>aan</strong>talcategorieën, bijvoorbeeld computeropleidingen, bouw en textielleer, … over<strong>een</strong>omdat deze in elk van de opleidingssoorten worden <strong>aan</strong>geboden.Opleidingen ter verbetering en verbreding van de computervaardigheden, opleidingen<strong>met</strong> betrekking tot algem<strong>een</strong> vormend <strong>onderwijs</strong> en <strong>het</strong> leren van <strong>een</strong>vreemde taal en opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot de bouw en de textielsector zijn<strong>het</strong> meest populair en worden <strong>het</strong> meest gevolgd als we <strong>het</strong> hebben over opleidingendie niet in <strong>het</strong> kader van de job gebeuren. Ook opleidingen <strong>met</strong> betrekkingtot administratie en boekhouden en social profit (VDAB), opleidingen <strong>met</strong> betrekkingtot maatschappelijk en cultureel werk en technische (beroeps-)opleiding(opleiding voor Sociale Promotie) en opleidingen <strong>met</strong> betrekking tot automatiseringen de (para-)medisch sector, farmacie en verzorging worden vaak gevolgd.De opleidingen die <strong>het</strong> minst vaak worden gekozen, zijn: professioneleschoonmaaktechnieken, visserij, bewaking, hout, Nederlands tweede taal, transporten opslag, marketing en public relations en sociale vaardigheden en vergadertechnieken.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 82Tabel 6.10Top vijf van de meest gevolgde opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job en top drievan de minst gevolgde opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de jobVDAB Sociale Promotie AndereMeestgevolgdMinstgevolgd1 Computeropleiding Algem<strong>een</strong> vormend<strong>onderwijs</strong>, vreemde talen2 Bouw, textielleer, Computeropleidingtechniek, …3 Administratie,Bouw, textielleer, …boekhouden, …4 Social profit Maatschappelijk- encultureel werk5 Algem<strong>een</strong> vormend Technische (beroeps-)<strong>onderwijs</strong>, vreemde talen opleidingAlgem<strong>een</strong> vormend<strong>onderwijs</strong>, vreemde talen(Para-) medisch,farmacie, verzorging, …Bouw, textielleer, …Automatisering(computergestuurd)Computeropleiding1 ProfessioneleHoutTransport, opslagschoonmaaktechnieken2 Visserij Nederlands tweede taal Sociale vaardigheden,vergadertechnieken3 Bewaking/onbekend AutomatiseringMarketing, public(computergestuurd) relationsBron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)We hebben even<strong>een</strong>s <strong>een</strong> poging ged<strong>aan</strong> om <strong>een</strong> top vijf op te stellen van de meestgevolgde VDAB-opleidingen, de meest gevolgde opleidingen voor Sociale Promoti<strong>een</strong> de meest gevolgde andere opleidingen, telkens per kwalificatieniveauvan de jongere. Er waren echter te veel verschillende richtingen voor te weinigrespondenten (de participatiegraad van opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job isniet hoog en de participerende respondenten zouden dan telkens nog <strong>een</strong>s opgesplitstworden in drie groepen), waardoor er richtingen waren die in de top vijfstonden en die slechts door twee of drie personen werden <strong>aan</strong>geduid.Wat uit de deze tabellen wel duidelijk werd, is <strong>een</strong> verschil tussen jongerenzonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> en jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> enerzijds en jongeren <strong>met</strong>minstens <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>anderzijds, vooral wat VDAB-opleidingen betreft. De eerste twee groepen volgenvooral opleidingen gericht op hande<strong>na</strong>rbeid. Terwijl de jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diplomavan <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> opleidingen volgen in functie vanhoofdarbeid.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 832.5 Een getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs van <strong>een</strong> opleiding buiten<strong>het</strong> kader van de jobEr zijn gegevens voorhanden over <strong>het</strong> beschikken van <strong>een</strong> getuigschrift, bewijs ofdiploma 34 <strong>na</strong> <strong>het</strong> beëindigen van de opleiding(en). Aangezien er meerdereopleidingen per respondent kunnen geregistreerd worden, wordt <strong>het</strong> <strong>aan</strong>talopleidingen de <strong>een</strong>heid in de a<strong>na</strong>lyses in deze paragraaf. Dit betekent dat depercentages in de volgende tabellen sl<strong>aan</strong> op <strong>het</strong> totaal <strong>aan</strong>tal gevolgdeopleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job door jongeren die ooit <strong>een</strong> dergelijkeopleiding hebben gevolgd.Jongeren beschikken <strong>na</strong> <strong>het</strong> beëindigen van <strong>een</strong> VDAB-opleiding, <strong>een</strong> opleidingvoor Sociale Promotie of <strong>een</strong> andere opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job voor demeerderheid van de opleidingen over <strong>een</strong> schriftelijk bewijs, <strong>een</strong> diploma of <strong>een</strong>getuigschrift. Voor VDAB-opleidingen is dit 78%. Dit betekent dat 78% van alleopleidingen resulteert in <strong>een</strong> getuigschrift, schriftelijk bewijs. Voor opleidingenvoor Sociale Promotie is dit <strong>het</strong> geval bij 70% van de opleidingen en voor andereopleidingen 73%.Indien deze cijfers uitgesplitst worden <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van jongeren,zien we dat telkens, dit wil zeggen zowel voor VDAB-opleidingen, als vooropleidingen voor Sociale Promotie en andere opleidingen, de verschillen tussen depercentages niet statistisch significant zijn.Tabel 6.11Getuigschrift, diplomaof schriftelijk bewijsVDAB-opleiding beëindigd <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs, perkwalificatieniveauG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=22)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=25)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=185)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=232)Ja 77,3% 88,0% 76,2% 77,6%Nee 22,7% 12,0% 23,8% 22,4%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%Χ 2 =0,508; p=0,973Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)34 Er wordt in de vragenlijst g<strong>een</strong> onderscheid gemaakt tussen <strong>het</strong> verkrijgen van <strong>een</strong> getuigschrift,<strong>een</strong> schriftelijk bewijs of <strong>een</strong> diploma. Aan de respondent wordt enkel gevraagd ofhij/zij beschikt over <strong>een</strong> getuigschrift, <strong>een</strong> schriftelijk bewijs of <strong>een</strong> diploma <strong>na</strong> <strong>het</strong> volgen vande opleiding.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 84Tabel 6.12Getuigschrift, diplomaof schriftelijk bewijsOpleiding voor Sociale Promotie beëindigd <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift, diploma ofschriftelijk bewijs, per kwalificatieniveauG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=22)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=11)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=369)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=402)Ja 59,1% 72,7% 71,0% 70,4%Nee 40,9% 27,3% 29,0% 29,6%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%Χ 2 =1,663; p=0,797Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Tabel 6.13Getuigschrift, diplomaof schriftelijk bewijsEen andere opleiding beëindigd <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift, diploma of schriftelijk bewijs,per kwalificatieniveauG<strong>een</strong>diploma/getuigschriftSO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=8)Getuigschriftdeeltijds SO(<strong>aan</strong>talopleidingen=5)Diploma/getuigschriftvoltijds SO(<strong>aan</strong>tal opleidingen=189)Totaal(<strong>aan</strong>talopleidingen=211)Ja 87,5% 80,0% 72,2% 73,0%Nee 12,5% 20,0% 27,8% 27,0%Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)2.6 Overdraagbaarheid van de vaardigheden geleerd in opleidingen buiten<strong>het</strong> kader van de jobTen slotte werd er ook gevraagd <strong>aan</strong> de participanten of de vaardigheden dieverworven werden in de opleiding(en) overdraagbaar zijn. Ook ditmaal wordt <strong>het</strong><strong>aan</strong>tal opleidingen de <strong>een</strong>heid in de a<strong>na</strong>lyses.Een meerderheid van de gevolgde opleidingen leidt tot verworven vaardighedendie gebruikt konden/kunnen worden voor toenmalig of toekomstig werk. Hetpercentage is <strong>het</strong> hoogst bij VDAB-opleidingen: 85%. Het percentage bijopleidingen voor Sociale Promotie is iets lager: 79%. Het percentage andereopleidingen dat vaardigheden genereert die overdraagbaar zijn <strong>na</strong>ar toekomstigwerk is 76%.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 85Tabel 6.14Overdraagbaarheid vaardigheden van VDAB-opleidingen, opleidingen voor SocialePromotie en andere opleidingenOverdraagbaarheid vaardighedengevolgde opleiding?VDAB a(<strong>aan</strong>tal opleidingen=164)Sociale Promotie(<strong>aan</strong>tal opleidingen=359)Andere(<strong>aan</strong>tal opleidingen=251)Ja 85,4% 78,6% 75,7%Nee 14,6% 21,4% 24,3%Totaal 100,0% 100,0% 100,0%Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Indien er rekening wordt gehouden <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongerendan blijkt dat de verschillen tussen de drie kwalificatieniveaus niet statistischsignificant zijn bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDAB-opleidingen, bij opleidingen voorSociale Promotie en andere opleidingen.3. Wie participeert <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job?In deze paragraaf wordt de samenstelling van de groep deelnemers <strong>aan</strong> opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job beschreven. Telkens wordt <strong>een</strong> onderscheidgemaakt tussen jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> enjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.We willen immers <strong>na</strong>g<strong>aan</strong> of er nog andere factoren bepalend zijn in de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job, wanneer <strong>het</strong> kwalificatieniveau vande jongere mee opgenomen wordt. De definitie van de kwalificatieniveaus diegehanteerd wordt, is de definitie die voorgesteld werd in <strong>het</strong> begin van dithoofdstuk.We maken in de tabellen g<strong>een</strong> onderscheid tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding,deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie of deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> ee<strong>na</strong>ndere opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job. Wel wordt er getracht om, als er <strong>een</strong>duidelijk verschil is tussen de gegevens van de drie soorten opleidingen, dit <strong>aan</strong> tegeven.Het verband tussen geslacht, etnische herkomst, thuistaal van de jongere en socioeconomischeafkomst en ooit deelgenomen hebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdereopleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job wordt behandeld. Merk op dat deloopb<strong>aan</strong> van de jongere ophoudt op 29-jarige leeftijd, <strong>het</strong> laatstebevragingsmoment.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 863.1 Geslacht: mannen vs. vrouwenVrouwen en mannen volgen in gelijke mate opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob. Ook wanneer er rekening wordt gehouden <strong>met</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren, zien we g<strong>een</strong> significant verschillende participatiegraad tussen mannenen vrouwen.Tabel 6.15Ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar geslacht, <strong>na</strong>arkwalificatieniveauKwalificatie Ooit <strong>een</strong> opleiding gevolgd? Man (n=838) Vrouw (n=819)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 43,8 53,8Ja 56,2 46,2Χ 2 =0,990; p=0,320 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO N<strong>een</strong> 43,9 46,7Ja 56,1 53,3Χ 2 =0,034; p=0,854 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 53,6 54,8Ja 46,4 45,2Χ 2 =0,202; p=0,654 Totaal 100,0 100,Totaal N<strong>een</strong> 52,4 54,6Ja 47,6 45,4Χ 2 =0,800; p=0,371 Totaal 100,0 100,0Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Als de verschillende soorten opleidingen apart (VDAB-opleidingen, opleidingenvoor Sociale Promotie en andere opleidingen) bekeken worden, dan blijkt dat erbij VDAB-opleidingen en andere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job g<strong>een</strong>significant verband is tussen geslacht en deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen, zelfs indien eropgesplitst wordt <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren. Er is wel <strong>een</strong>significant verband in de groep van jongeren zonder diploma/getuigschrift van<strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> tussen geslacht en de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen voorSociale Promotie: <strong>het</strong> percentage mannen dat ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> ofmeerdere opleidingen voor Sociale Promotie is significant groter dan <strong>het</strong>percentage vrouwen.3.2 Etnische afkomst: autochtonen vs. allochtonenIn de eerste tabel <strong>met</strong> betrekking tot etnische herkomst wordt <strong>een</strong> onderscheidgemaakt tussen autochtonen en allochtonen. De definitie van <strong>een</strong> autochtoon werdbeschreven in <strong>het</strong> vorige hoofdstuk. We hanteren hier dezelfde definitie.Het verschil tussen <strong>het</strong> percentage deelnemers van allochtone afkomst en va<strong>na</strong>utochtone afkomst is niet significant.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 87Ook binnen de verschillende kwalificatieniveaus is er g<strong>een</strong> statistisch significantverschil tussen allochtonen en autochtonen in de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen buiten<strong>het</strong> kader van de job.Tabel 6.16Ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst (tweegroepen), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveau Ooit <strong>een</strong> opleiding gevolgd? Autochtoon (n=1 451) Allochtoon (n=204)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO N<strong>een</strong> 45,1 53,1Ja 54,9 46,9Χ 2 =0,574; p=0,449 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 39,1 70,0Ja 60,9 30,0Χ 2 =3,167; p=0,075 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 54,9 49,4Ja 45,1 50,6Χ 2 =1,754; p=0,185 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 53,9 51,0Ja 46,1 49,0Χ 2 =0,610; p=0,435 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDAB-opleidingen blijkt wel ongelijk verdeeld te zijn <strong>na</strong>aretnische herkomst: <strong>een</strong> groter percentage allochtonen dan autochtonen heeft ooitgeparticipeerd <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere VDAB-opleidingen. Verder is er nog <strong>een</strong>significant verband tussen ooit deelgenomen hebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdereopleidingen voor Sociale Promotie en etnische herkomst, wel enkel binnen degroep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair<strong>onderwijs</strong>. Een groter percentage allochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma dan autochtonen<strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma heeft ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen voorSociale Promotie. Ten slotte is er g<strong>een</strong> enkel significant verschil tussen deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> andere opleidingen en etnische herkomst.De groep allochtonen opsplitsen in Turken of Noord-Afrikanen enerzijds en Zuid-Europeanen of overige allochtonen anderzijds, levert g<strong>een</strong> ander beeld op dan inde vorige tabel. We zien bijvoorbeeld wel dat de groep Zuid-Europeanen en degroep overige allochtonen procentueel vaker deelnemen dan de twee anderegroepen, maar <strong>het</strong> verschil is niet statistisch significant.Binnen de verschillende kwalificatieniveaus is er ook g<strong>een</strong> ongelijke verdelingvan de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job over de verschillendeetnische groepen.


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 88Tabel 6.17Ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar etnische herkomst (driegroepen), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong>opleidinggevolgd?Autochtoon(n=1 451)Turk/Noord-Afrikanen (n=57)Zuid-Europe<strong>aan</strong>/overigeallochtonen (n=143)G<strong>een</strong> dipl/getuigs N<strong>een</strong> 45,1 57,9 46,2SO Ja 54,9 42,1 53,8Χ 2 =1,000; p=0,606 Totaal 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds N<strong>een</strong> 39,1 75,0 66,7SO a Ja 60,9 25,0 33,3Χ 2 =3,235; p=0,198 Totaal 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 54,9 52,9 47,6Ja 45,1 47,1 52,4Χ 2 =2,453; p=0,293 Totaal 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 53,9 56,1 48,3Ja 46,1 43,9 51,7Χ 2 =1,833; p=0,400 Totaal 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Als we de drie soorten opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job, <strong>na</strong>melijk VDABopleidingen,opleidingen voor Sociale Promotie en allerlei andere opleidingen,individueel bekijken, dan blijkt <strong>het</strong> verband tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDABopleidingenen etnische herkomst als enige significante verband <strong>na</strong>ar voren tekomen. Ongeveer 11% van de jonge autochtonen heeft ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong>of meerdere VDAB-opleidingen ten opzichte van 18% Turkse of Noord-Afrik<strong>aan</strong>sejongeren. In de groep van Zuid-Europeanen of overige allochtonen heeft 16% ooit<strong>een</strong> VDAB-opleiding gevolgd.De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> de drie soorten opleidingen uitsplitsen <strong>na</strong>ar etnische herkomsten <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren is niet mogelijk, <strong>aan</strong>gezien er dante weinig <strong>aan</strong>tallen zijn per cel en g<strong>een</strong> enkele Χ 2 -test geldig is.3.3 Thuistaal: Nederlands vs. andere taalBij<strong>na</strong> de helft van de jongeren die thuis Nederlands spreken heeft ooit <strong>een</strong> opleidingbuiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd. Hoewel <strong>het</strong> percentage deelnemersbinnen de groep van jongeren die <strong>een</strong> andere taal dan <strong>het</strong> Nederlands sprekenthuis 10% lager ligt, is <strong>het</strong> verschil tussen de twee groepen niet significant. Wekunnen dus niet besluiten dat significant meer jongeren die thuis Nederlandsspreken, ooit deelgenomen hebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de jobdan jongeren die niet <strong>het</strong> Nederlands als thuistaal hebben.In de groep van de jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> (de enige groep waar de Χ 2 -test geldig is) is er ook g<strong>een</strong>


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 89significant verschil in participatiegraad tussen diegenen die Nederlands sprekenthuis en diegenen die g<strong>een</strong> Nederlands spreken thuis.Tabel 6.18Ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar Nederlands als thuistaal,<strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong> opleidinggevolgd?Nederlands (n=1 611)G<strong>een</strong> Nederlands (n=46)G<strong>een</strong> dipl/getuigs SO a N<strong>een</strong> 45,3 75,0Ja 54,7 25,0Χ 2 =2,616; p=0,106 Totaal 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 43,4 66,7Ja 56,6 33,3Χ 2 =0,622; p=0,430 Totaal 100,0 100,0Dipl/getuigs voltijds SO N<strong>een</strong> 51,1 60,0Ja 45,9 40,0Χ 2 =0,485; p=0,486 Totaal 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 53,2 63,0Ja 46,8 37,0Χ 2 =1,743; p=0,187 Totaal 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Als we de verschillende opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job meer in detailbekijken, blijkt er g<strong>een</strong> enkel verband te zijn tussen al dan niet thuis Nederlandsspreken en deelgenomen hebben <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding. Hetzelfde geldt voordeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie en deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> andere opleidingendie niet in <strong>het</strong> kader van de job werden gevolgd.Net als bij etnische herkomst is de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> de drie soorten opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job apart opsplitsen <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren en de thuistaal niet <strong>aan</strong>gewezen, <strong>aan</strong>gezien er te weinig jongeren zijn inonze steekproef die thuis g<strong>een</strong> Nederlands spreken om voldoende betrouwbareresultaten te verkrijgen.3.4 Socio-economische afkomstOm <strong>een</strong> inzicht te krijgen in <strong>het</strong> verband tussen de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleidingbuiten <strong>het</strong> kader van de job en de socio-economische afkomst van de jongeren,wordt socio-economische afkomst, net als in <strong>het</strong> vorige deel, samengesteld teneerste op basis van de activiteit van vader en moeder en ten tweede op basis van<strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>niveau van vader en moeder. Vier categorieën wordenonderscheiden: <strong>een</strong> ouder of beide ouders niet werkend en laaggeschoold, <strong>een</strong>


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 90ouder of beide ouders niet werkend en hooggeschoold, beide ouders werkend enlaaggeschoold, beide ouders werkend en hooggeschoold.Het percentage jongeren dat ooit deelgenomen heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong>kader van de job, verschilt in de vier socio-economische categorieën niet veel vanelkaar. De Χ 2 -test bevestigt dat er g<strong>een</strong> verschil is in de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong>opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job <strong>na</strong>ar socio-economische afkomst.Deze vaststelling geldt ook in de groep van jongeren zonder <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>, in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> en ten slotte in de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Tabel 6.19Ooit <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd <strong>na</strong>ar socio-economischeafkomst (%), <strong>na</strong>ar kwalificatieniveauKwalificatieniveauOoit <strong>een</strong>opleidinggevolgd?Een of beideouders nietwerkend, laaggeschoold(n=224)Beide ouderswerkend,laaggeschoold(n=122)Een of beideouders nietwerkend,hooggeschoold(n=513)Beide ouderswerkend,hooggeschoold(n=627)G<strong>een</strong> dipl/getuigs N<strong>een</strong> 44,4 66,7 55,6 41,2SO Ja 55,6 33,3 44,4 58,8Χ 2 =2,418; p=0,490 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Getuigs deeltijds SO a N<strong>een</strong> 50,0 16,7 33,3 41,7Ja 50,0 83,3 66,7 58,3Χ 2 =2,224; p=0,527 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Dipl/getuigs volt SO N<strong>een</strong> 55,3 52,9 55,6 52,8Ja 44,7 47,1 44,4 47,2Χ 2 =1,003; p=0,801 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0Totaal N<strong>een</strong> 53,6 52,5 55,4 52,3Ja 46,4 47,5 44,6 47,7Χ 2 =1,120; p=0,772 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0a De Χ 2 -test is niet geldig.Bron:SONAR: C76(23) + C76(26) + C76(29)Er is wel <strong>een</strong> significant verschil tussen de socio-economische groepen wanneerwe de participatiegraden van VDAB-opleidingen bekijken. Het percentagejongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> of beide ouders niet werkend en beide laaggeschoold en <strong>het</strong>percentage jongeren <strong>met</strong> beide ouders werkend en beide ouders laaggeschoold datooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere VDAB-opleidingen is groter dan <strong>het</strong>percentage deelnemers in de twee andere categorieën. De participatiegraden vande twee eerste groepen zijn respectievelijk 18% en 17%, de participatiegraden vande twee andere groepen zijn 10% (<strong>een</strong> of beide ouders niet werkend,hooggeschoold) en 7% (beide ouders werkend, hooggeschoold). We zien <strong>een</strong>


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 91duidelijke tweedeling tussen de groep van jongeren waarvan beide ouderslaaggeschoold zijn, deze participeren significant meer, en de groep van jongerenwaarvan minstens <strong>een</strong> ouder hooggeschoold is, deze participeren significantminder. Deze tweedeling stellen we ook vast in de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Indien de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> andere opleidingen beschouwd wordt, dan zien we net<strong>het</strong> omgekeerde. Daar is er ook <strong>een</strong> tweedeling tussen jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong>hooggeschoolde ouder enerzijds en twee laaggeschoolde ouders anderzijds. Jongeren<strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> hooggeschoolde ouder participeren significant vaker <strong>aan</strong><strong>een</strong> of meerdere andere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job dan jongeren <strong>met</strong>twee laaggeschoolde ouders. Deze vaststelling is tevens waarneembaar binnen degroep van de jongeren <strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong>.Bij opleidingen voor Sociale Promotie ten slotte blijkt de deel<strong>na</strong>me niet ongelijkverdeeld te zijn over de verschillende socio-economische categorieën. Ook nietwanneer de jongeren opgesplitst worden <strong>na</strong>ar hun kwalificatieniveau.4. BesluitIn dit hoofdstuk werd de mate van participatie <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kadervan de job bestudeerd. Dit zijn opleidingen georganiseerd door de VDAB, opleidingenvoor Sociale Promotie en andere opleidingen die georganiseerd wordenbuiten <strong>het</strong> kader van de job. Verder werd de groep participanten vergeleken <strong>met</strong>de groep niet participanten <strong>met</strong> betrekking tot <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal achtergrondkenmerken,zoals geslacht, etnische herkomst, thuistaal en socio-economische afkomst. Net alsin <strong>het</strong> vorige hoofdstuk wordt <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren telkens meegenomenin de a<strong>na</strong>lyses, om op die manier <strong>een</strong> gedetailleerde blik te kunnenwerpen op de participatiepatronen van jongeren zonder of <strong>met</strong> beperktekwalificaties.Iets minder dan de helft van de jongeren heeft, op 29-jarige leeftijd, ooit <strong>een</strong> opleidingbuiten <strong>het</strong> kader van de job gevolgd. De participatiegraad van opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job ligt daarbij <strong>een</strong> stuk lager dan de participatiegraad vanopleidingen in <strong>het</strong> kader van de job. Verder blijkt dat 11% van de jongeren ooitdeelgenomen heeft <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding, 19% <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding voor SocialePromotie en 25% <strong>aan</strong> <strong>een</strong> andere opleiding in <strong>het</strong> kader van de job.De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job is, in tegenstelling totopleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, niet ongelijk verdeeld over jongeren zonder<strong>een</strong> diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> of jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Dit betekent dat elke groep in


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 92gelijke mate heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong> kadervan de job.Het patroon van deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job is zeerdivers als er uitgesplitst wordt <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> type opleiding. Er blijkt <strong>een</strong> verband tebest<strong>aan</strong> tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDAB-opleidingen en <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren: <strong>het</strong> percentage jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma uit <strong>het</strong> deeltijds secundair<strong>onderwijs</strong> en <strong>het</strong> percentage deelnemers zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> is significant hoger dan <strong>het</strong> percentage deelnemers <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Dat <strong>een</strong> hogerpercentage jongeren zonder diploma of getuigschrift ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong><strong>een</strong> of meerdere VDAB-opleidingen is niet zo vreemd, <strong>aan</strong>gezien deze opleidingenvoor<strong>na</strong>melijk gevolgd worden tijdens <strong>een</strong> niet-werkperiode en jongeren zonder of<strong>met</strong> beperkte kwalificaties vaker niet werkend zijn dan jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma.Het volgen van <strong>een</strong> VDAB-opleiding is voor jongeren zonder diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> of voor jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschriftvan de deeltijdse leersystemen <strong>met</strong> andere woorden <strong>een</strong> middel om <strong>een</strong> (meerpassende) job te vinden. Het verband <strong>met</strong> kwalificatieniveau is niet zichtbaar bijopleidingen voor Sociale Promotie en andere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob: alle kwalificatieniveaus participeren in gelijke mate <strong>aan</strong> dit soort opleidingen.Het volgen van <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job blijkt zeker zijn nut tehebben. Voor <strong>een</strong> meerderheid van de jongeren die <strong>een</strong> VDAB-opleiding volgen,<strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie of <strong>een</strong> andere opleiding resulteert deze opleidingin verworven vaardigheden die overdraagbaar zijn <strong>na</strong>ar toenmalig of toekomstigwerk.Bij <strong>het</strong> bestuderen van de samenstelling van de groep deelnemers <strong>aan</strong> opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job, zagen we dat er g<strong>een</strong> significant verband is tussengeslacht en de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van dejob. Ook wanneer er gecorrigeerd wordt voor <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren, blijkt dat de verschillen in participatiegraden tussen mannen envrouwen niet statistisch significant zijn. De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDAB-opleidingen e<strong>na</strong>ndere opleidingen is ook niet gelieerd <strong>aan</strong> geslacht. Dit geldt binnen elkkwalificatieniveau. We zagen wel dat mannen zonder diploma of getuigschriftvan <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> significant vaker participeren <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding voorSociale Promotie dan vrouwen zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong>.Etnische herkomst blijkt g<strong>een</strong> beïnvloedende factor te zijn in de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>bijkomende opleidingen. Autochtonen en allochtonen (zelfs indien deze nogonderscheiden worden in Turken en Noord-Afrikanen enerzijds en Zuid-Europeanen en overige allochtonen anderzijds) participeren in gelijke mate en ditzowel binnen de groep van jongeren zonder diploma/getuigschrift van <strong>het</strong>secundair <strong>onderwijs</strong> als binnen de groep van jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Waar wel <strong>een</strong> ongelijke


Resultaten – Opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job 93verdeling optreedt, is bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDAB-opleidingen (<strong>een</strong> groterpercentage allochtonen dan autochtonen heeft ooit geparticipeerd <strong>aan</strong> <strong>een</strong> ofmeerdere VDAB-opleidingen) en bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen voor SocialePromotie door jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijdssecundair <strong>onderwijs</strong> (autochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma hebben significant vakerdeelgenomen dan allochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma). Dezelfde argumentatie zoals wedie postuleerden bij jongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong>, kan gebruikt worden om te verklaren waarom allochtonen significantvaker participeren <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding dan autochtonen. Zoals <strong>aan</strong>gehaaldworden VDAB-opleidingen voor<strong>na</strong>melijk gevolgd in <strong>een</strong> niet-werkperiode.Bovendien blijkt ook uit statistieken dat allochtonen vaker werkloos of i<strong>na</strong>ctief zijndan autochtonen. Via de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleidingen trachten zij dushun vaardigheden en competenties te verbeteren of uit te breiden om op diemanier <strong>een</strong> job of <strong>een</strong> passende job op de arbeidsmarkt te vinden.Daar<strong>na</strong>ast is er g<strong>een</strong> statistisch significant verschil in de participatiegraad tussenjongeren die thuis Nederlands spreken en jongeren die thuis g<strong>een</strong> Nederlandsspreken. Dit geldt voor alle kwalificatieniveaus en voor elke soort opleiding buiten<strong>het</strong> kader van de job.Ten slotte bestaat er ook g<strong>een</strong> verband tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen buiten<strong>het</strong> kader van de job en socio-economische afkomst, behalve voor VDABopleidingenen andere opleidingen. De richting van <strong>het</strong> verband is voor beide typestegenovergesteld. Een groter percentage jongeren waarvan beide ouders laaggeschooldzijn heeft ooit deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding dan jongeren <strong>met</strong>ten minste <strong>een</strong> ouder hooggeschoold. Bij andere opleidingen blijkt dat jongeren<strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> hooggeschoolde ouder juist significant vaker participeren danjongeren waarvan beide ouders laaggeschoold zijn.Deze resultaten duiden op <strong>een</strong> tweedeling telkens tussen VDAB-opleidingen e<strong>na</strong>ndere opleidingen waarbij de kansarme groep (jongeren zonder diploma ofgetuigschrift, allochtonen, lagere socio-economische afkomst) significant meerparticipeert dan de kansrijke groep. Dit doet vermoeden dat VDAB-opleidingenvoor<strong>na</strong>melijk, voor de kansarme groep, <strong>een</strong> opstap zijn <strong>na</strong>ar de arbeidsmarkt.Deze omgekeerde ongelijkheid bij VDAB-opleidingen (kansarme groepenparticiperen meer dan kansrijke groepen) lijkt <strong>een</strong> positief sig<strong>na</strong>al te zijn en dit is<strong>het</strong> ook. Het is all<strong>een</strong> essentieel om kansarme groepen ook de gelegenheid tegeven om, <strong>na</strong>ast <strong>het</strong> verbreden van de vaardigheden en competenties om <strong>een</strong>goede positie te verwerven op de arbeidsmarkt, ook hun vaardigheden teverrijken vanuit hun persoonlijke interesses.


95ALGEMEEN BESLUITDe doelstelling van dit onderzoek was tweevoudig. In de eerste plaats wilden weuitzoeken in welke mate jongeren (zonder of <strong>met</strong> beperkte kwalificaties)participeren <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen. In de tweede plaats wilden we te wetenkomen of er, <strong>na</strong>ast <strong>het</strong> opleidingsniveau, nog andere discriminerende factoren zijndie zorgen voor <strong>een</strong> ongelijke verdeling van de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomendeopleidingen.Uit dit onderzoek is gebleken dat <strong>een</strong> ruime meerderheid van de jongeren ooit <strong>een</strong>formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job gevolgd heeft, dit percentage geldt ookvoor de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> informele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job. Metbetrekking tot de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job gaat <strong>het</strong>om iets minder dan de helft van de jongeren (11% van de jongeren heeft ooit deelgenomen<strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding, 19% <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promoti<strong>een</strong> 25% <strong>aan</strong> <strong>een</strong> andere opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job). De participatiegraadvan jongeren voor opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job ligt dus <strong>een</strong> stukhoger dan <strong>het</strong> percentage jongeren dat gedurende hun loopb<strong>aan</strong>, tot op de leeftijdvan 29 jaar, <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job heeftgevolgd.De hypothese die we vooropgesteld hebben, wordt bevestigd door onze resultaten.Een relatief grote groep van jongeren heeft ooit geparticipeerd <strong>aan</strong> <strong>een</strong> bijkomendeopleiding. Het is wel zo dat als jongeren hun vaardigheden en competentieswillen verbreden en verbeteren door <strong>het</strong> volgen van bijkomende opleidingen,ze dit vaker doen door middel van opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job dandoor opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job.Er is <strong>een</strong> verband tussen de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen in <strong>het</strong> kader van dejob enerzijds en <strong>het</strong> kwalificatieniveau van jongeren anderzijds: <strong>een</strong> significantkleiner percentage jongeren zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair<strong>onderwijs</strong> en <strong>een</strong> significant kleiner percentage jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van<strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> heeft ooit <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader vande job gevolgd in vergelijking <strong>met</strong> <strong>het</strong> percentage binnen de groep van jongeren<strong>met</strong> minstens <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.


Algem<strong>een</strong> besluit 96De uitdaging bestaat erin om de verschillende actoren (dit kunnen onder anderede jongeren zelf zijn of werkgevers) te sensibiliseren (over hunverantwoordelijkheden) en om hen <strong>aan</strong> te moedigen om actie(s) te ondernemen<strong>met</strong> als doel <strong>het</strong> wegwerken van deze ongelijkheid. Daarvoor is <strong>het</strong> noodzakelijkde barrières, die er best<strong>aan</strong> voor jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschriftsecundair <strong>onderwijs</strong> of voor jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds<strong>onderwijs</strong>, te onderkennen en te erkennen en <strong>na</strong>dien weg te werken om zo de wegte openen voor kansarme jongeren om deel te nemen <strong>aan</strong> bijkomende formeleopleidingen.Een eerste mogelijke barrière voor jongeren zonder of <strong>met</strong> beperktekwalificaties is de fi<strong>na</strong>nciële bijdrage die ze eventueel moeten geven voor <strong>het</strong>volgen van <strong>een</strong> formele opleiding in <strong>het</strong> kader van de job. Uit dit onderzoek bleekbijvoorbeeld dat er <strong>een</strong> verband bestaat tussen wie <strong>het</strong> initiatief <strong>na</strong>m voor dedeel<strong>na</strong>me en wie betaald heeft voor de opleiding: indien de opleiding op eigeninitiatief werd gevolgd, dan heeft de jongere vaker zelf de opleiding moetenbekostigen in vergelijking <strong>met</strong> de situatie dat de opleiding gevolgd werd op vraagvan de werkgever. Als er geopteerd wordt om jongeren zonder <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> of <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds<strong>onderwijs</strong> <strong>aan</strong> te moedigen om <strong>een</strong> bijkomende opleiding te volgen, dan is <strong>het</strong>minstens even belangrijk om ook de kostprijs van de opleiding te drukken of omwerkgevers incentives te geven om de deel<strong>na</strong>me van kansarme groepen mee terealiseren. Een tweede barrière die uit dit onderzoek <strong>na</strong>ar voren is gekomen en dat<strong>een</strong> rol kan spelen om g<strong>een</strong> bijkomende (formele) opleidingen in <strong>het</strong> kader van dejob te volgen, is tijdsdruk. De redenen die vooral <strong>aan</strong>gehaald worden waaromjongeren (nog) wel <strong>een</strong> opleiding wilden volgen, maar dit toch niet ged<strong>aan</strong>hebben, is tijdsgebrek, zowel vanuit <strong>het</strong> gezin en de persoonlijke levenssfeer alsvanuit de werksfeer. Ten slotte rijst ook de vraag of de duur van de loopb<strong>aan</strong> (dusde tijd die jongeren werkelijk besteden <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere jobs) van jongerenzonder of <strong>met</strong> beperkte kwalificaties wel lang genoeg is om <strong>een</strong> of meerdereformele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job te volgen. Het blijkt immers dat dezejongeren al op de leeftijd van 26 jaar significant minder participeren dan jongeren<strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Terwijldeze laatste groep toch de arbeidsmarkt later betreden. Dit kan verklaard wordendoordat jongeren zonder <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>en jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> te makenkrijgen <strong>met</strong> <strong>een</strong> meer problematische beginperiode op de arbeidsmarkt, waarbij zijlanger moeten zoeken <strong>na</strong>ar <strong>een</strong> eerste job, zij vlugger uit hun eerste jobuitstromen, zij meer geconfronteerd worden <strong>met</strong> werkloosheidsperiodes, … danjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Het ophelderen van deze onduidelijkheden verdient zeker de <strong>aan</strong>dacht in <strong>een</strong>latere fase van dit onderzoek.


Algem<strong>een</strong> besluit 97De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job en de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job blijkt, in tegenstelling tot de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> formele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, niet ongelijk verdeeld te zijn overjongeren zonder diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong>, jongeren <strong>met</strong><strong>een</strong> getuigschrift van <strong>het</strong> deeltijds secundair <strong>onderwijs</strong> of jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma/getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Dit betekent dat elkegroep in gelijke mate heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere informeleopleidingen in <strong>het</strong> kader van de job en <strong>een</strong> of meerdere opleidingen buiten <strong>het</strong>kader van de job in hun loopb<strong>aan</strong>. Hier ligt de mogelijkheid om, in <strong>een</strong> eventueelkwalitatief onderzoek, <strong>na</strong> te g<strong>aan</strong> waarom juist jongeren in gelijke mateparticiperen <strong>aan</strong> informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job en opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job en niet wat betreft formele opleidingen in <strong>het</strong> kadervan de job en om daar<strong>na</strong> in te spelen op deze factoren en passende maatregelen tenemen.Wanneer de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job meer indetail bekeken wordt, blijkt dat er wel <strong>een</strong> verband bestaat tussen deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>VDAB-opleidingen en <strong>het</strong> kwalificatieniveau van jongeren: <strong>het</strong> percentagedeelnemers zonder diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> of <strong>het</strong>percentage deelnemers <strong>met</strong> <strong>een</strong> getuigschrift van <strong>een</strong> van de deeltijdse<strong>onderwijs</strong>systemen, is significant hoger dan <strong>het</strong> percentage deelnemers <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>. Dit is op zich nietzo’n opmerkelijk resultaat, <strong>aan</strong>gezien VDAB-opleidingen zich ook richten <strong>na</strong>arlangdurige werklozen (en uit onderzoek blijkt dat jongeren zonder of <strong>met</strong>beperkte kwalificaties meer kans hebben om niet te werken dan jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma). De deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen voor Sociale Promotie en de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> andere opleidingen zijn niet gelieerd <strong>aan</strong> <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren.Een positieve vaststelling is dat de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> zowel <strong>een</strong> opleiding in <strong>het</strong> kadervan de job als <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job, zijn nut heeft voor deverdere loopb<strong>aan</strong>, of <strong>het</strong> toenmalig en toekomstig werk. Dit geldt voor allejongeren uit de drie kwalificatieniveaus. De inspanning vanuit <strong>het</strong> beleid om dedeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> bijkomende opleidingen te bevorderen en <strong>het</strong> be<strong>na</strong>drukken van demogelijke voordelen ervan vanuit de onderzoekswereld is <strong>met</strong> andere woordenzeker gerechtvaardigd.Op de tweede plaats was er de vraag of er, <strong>na</strong>ast <strong>het</strong> kwalificatieniveau van dejongeren, <strong>een</strong> ongelijke verdeling bestaat <strong>na</strong>ar geslacht, etnische herkomst, thuistaalen socio-economische afkomst. Er bestaat <strong>een</strong> verband tussen deze kenmerkenen de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job. Deze relatie isafwezig bij informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job (behalve bij geslacht) enbij opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job.


Algem<strong>een</strong> besluit 98Etnische herkomst speelt <strong>een</strong> rol bij formele opleidingen (indien er uitgesplitstwordt <strong>na</strong>ar <strong>het</strong> kwalificatieniveau, is er enkel <strong>een</strong> verband in de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>),maar niet bij informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job. Autochtonen e<strong>na</strong>llochtonen participeren <strong>met</strong> andere woorden in gelijke mate <strong>aan</strong> informeleopleidingen, terwijl de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formele opleidingen toch vooral gebeurt inde groep van autochtonen. Etnische herkomst blijkt ook g<strong>een</strong> rol te spelen bij dedeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kader van de job. Autochtonen e<strong>na</strong>llochtonen (zelfs indien deze nog onderscheiden worden in Turken en Noord-Afrikanen enerzijds en Zuid-Europeanen en overige allochtonen anderzijds)participeren in gelijke mate en dit zowel binnen de groep van jongeren zonder <strong>een</strong>diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> secundair <strong>onderwijs</strong> als binnen de groep vanjongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschrift van <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong>.Waar wel <strong>een</strong> ongelijke verdeling optreedt, is bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> VDABopleidingen(<strong>een</strong> groter percentage allochtonen dan autochtonen heeft ooitgeparticipeerd <strong>aan</strong> <strong>een</strong> of meerdere VDAB-opleidingen) en bij de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong>opleidingen voor Sociale Promotie door jongeren <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma of getuigschriftvan <strong>het</strong> voltijds secundair <strong>onderwijs</strong> (autochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong> diploma ofgetuigschrift hebben significant vaker deelgenomen dan allochtonen <strong>met</strong> <strong>een</strong>diploma of getuigschrift).Dezelfde vaststellingen gelden voor <strong>het</strong> verband <strong>met</strong> socio-economischeafkomst: dit kenmerk is <strong>een</strong> belangrijke factor in de verdeling van de deel<strong>na</strong>me<strong>aan</strong> formele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, maar niet in de verdeling van dedeel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van de job en opleidingen buiten<strong>het</strong> kader van de job (behalve voor VDAB-opleidingen en andere opleidingen).Met betrekking tot formele opleidingen en andere opleidingen buiten <strong>het</strong> kadervan de job, kan er <strong>een</strong> tweedeling gemaakt worden tussen jongeren <strong>met</strong> minstens<strong>een</strong> ouder die hooggeschoold is, deze participeren <strong>het</strong> meest, en jongeren <strong>met</strong>twee laaggeschoolde ouders, deze participeren <strong>het</strong> minst. Bij VDAB-opleidingengeldt daarentegen dat <strong>een</strong> groter percentage jongeren waarvan beide ouderslaaggeschoold zijn ooit heeft deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> VDAB-opleiding dan jongerenwaarvan ten minste <strong>een</strong> ouder hooggeschoold is.We kunnen besluiten dat, <strong>na</strong>ast <strong>het</strong> kwalificatieniveau van de jongeren, er dusnog altijd <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal factoren zijn die de deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> opleidingen, en dan vooralformele opleidingen, voor (bepaalde categorieën van) jongeren bemoeilijken. Depatronen zijn echter zeer divers en zijn verschillend voor deel<strong>na</strong>me <strong>aan</strong> formeleopleidingen in <strong>het</strong> kader van de job, informele opleidingen in <strong>het</strong> kader van dejob, opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de job en de diverse types van opleidingenbuiten <strong>het</strong> kader van de job. Het is essentieel om deze verschillen goed in kaart tebrengen en <strong>een</strong> specifiek beleid voor elk van deze groepen uit te werken om zo debarrières die voor deze jongeren best<strong>aan</strong>, weg te werken.


99REFERENTIESBaert H. (2002), Spanningsvelden in <strong>het</strong> discours van de officiële verklaringen overlevenslang leren, in H. Baert, L. Dekeyser & G. Sterck (red.), Levenslang leren ende actieve welvaartsstaat, Acco, Leuven, p. 17-33.Beck U. (1998), Risk society: Towards a new modernity, Sage, London, 260 p.Becker G. (1964), Human capital, Natio<strong>na</strong>l Bureau of Economic Research, NewYork, 187 p.Borghans, L., Golsteyn, B. & de Grip, A. (2006), Meer werken is meer leren, CINOP,’s-Hertogenbosch, 108 p.Bourdieu, P. & Passeron, J.-C. (1970), La reproduction, Eléments pour une théorie dusystème de l’enseignement, Ed. de Minuit, Paris, 284 p.Bowles, S. (1972), Schooling and inequality from generation to generation, Jour<strong>na</strong>lof Political Economy, jrg. 83, nr. 3, p. 219-251.Bradley H. (2005), Winners and losers: young people in the ‘new economy’, in H.Bradley & J. Van Hoof (eds.), Young people in Europe. Labour markets andcitizenship, Policy Press, Bristol, p. 99-113.Colardyn D. & Bjørnåvold, J. (2005), The learning continuity: European inventory onvalidating non-formal and informal learning. Natio<strong>na</strong>l policies and practices in validatingnon-formal and informal learning, Panorama series 117, European Centrefor the Development of Vocatio<strong>na</strong>l Training (CEDEFOP), Thessaloniki, 159 p.Coleman, J. S. (1988), Social capital in the creation of human capital, The AmericanJour<strong>na</strong>l of Sociology, Supplement: Organizations and Institutions: Sociologicaland Economic Approaches to the A<strong>na</strong>lysis of Social Structure, jrg. 94, p. S95-S120.


Referenties 100Colley H., Hodkinson P. & Malcolm J. (2003), Informality and formality in learning: areport for the Learning and Skills Research Centre, Learning and Skills ResearchCentre, London, 87 p.Degroote, K. (2004), ‘Levenslang leren. Een eerste ontsluiting van de ad hocmodule over levenslang leren bij de enquête <strong>na</strong>ar arbeidskrachten’, Overwerk,nr. 3, p. 74-78.De Rick K. & Maes L. (2005), Levenslang leren voor jongeren <strong>met</strong> beperktekwalificaties, in J. Godemont, N. Steegmans, K. Goyvaerts, S. Le<strong>na</strong>ers, S. Spee(red.), Het leven zoals <strong>het</strong> zou kunnen zijn: (on)gelijke kansen in de levensloop.Jaarboek 3 Steunpunt Gelijkekansenbeleid, Steunpunt Gelijkekansenbeleid,Antwerpen, p. 101-123.DIVA (2003), Levenslang en levensbreed leren in Vl<strong>aan</strong>deren. Gegevens, ontwikkelingenen beleidsmaatregelen, HIVA, Leuven, 396 p.Duquet, N., Glorieux, I., Laurijssen, I. & Van Dorsselaer, Y. (2006), Wit krijt schrijftbeter. Schoolloopbanen van allochtone jongeren in beeld, Garant, Antwerpen-Appeldoorn, 106 p.European Commission (2000), The Lisbon European Council – An agenda of economicand social renewal for Europe. Contribution of the European Commission to the specialEuropean council in Lisbon, 23-24 March 2000, DOC/00/7, 28 February.European Commission (2000a), Memorandum over levenslang leren, Commissie vande Europese Gem<strong>een</strong>schappen, Brussel, 41 p.Europese Commissie (2001), Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren.Mededeling Commissie, Commissie van de Europese Gem<strong>een</strong>schappen, Brussel,52 p.European Commission (2002), Detailed work programme on the follow-up of theobjectives of Education and training systems in Europe, Official Jour<strong>na</strong>l of theEuropean Communities, C141/1., 14.6.2002.FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie – Algemene Directie Statistiek enEconomische Informatie (2006a), CVTS Glossarium,http://www.statbel.fgov.be/cvts/Glossarium_nl.pdf.FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie – Algemene Directie Statistiek enEconomische Informatie (2006b), CVTS – Deelnemers formele opleiding endeelnemers informele opleiding,http://www.statbel.fgov.be/figures/download_nl.asp#lfs.


Referenties 101Groenez, S., Van den Brande, I. & Nicaise, I. (2003), Cijferboek ‘Sociale ongelijkheid in<strong>het</strong> Vlaamse <strong>onderwijs</strong>’. Een verkennend onderzoek op de Panelstudie van BelgischeHuishoudens, Steunpunt LOA/HIVA, Leuven, 238 p.Hirtt, N., Nicaise, I. & De Zutter, D. ( 2007), De school van de ongelijkheid, Berchem,EPO, 171 p.van Hoof J. (2001), Sociale ongelijkheid en <strong>het</strong> moderne arbeidsbestel, in J. vanHoof & J. Van Ruysseveldt (red.), Sociologie en de moderne samenleving.Maatschappelijke veranderingen van de industriële revolutie tot in de 21 ste eeuw, OpenUniversiteit, Heerlen, p. 239-262.van Hoof J. & Bradley H. (2005), Introduction, in H. Bradley & J. van Hoof (eds.),Young people in Europe. Labour markets and citizenship, Policy Press, Bristol, p. 1-12.Hooghe, M. (2003), Sociaal kapitaal in Vl<strong>aan</strong>deren. Verenigingen en democratischepolitieke cultuur, Amsterdam University Press, Amsterdam, 240 p.Hövels B. (1999), Early school-leaving: The perspective of qualification and labourmarket, in B. Hövels, H. Rademacker, & G. Westhoff, Early school-leaving,qualifications, and youth employment, Eburon, Delft, p. 1-52.Ministerie van de Vlaamse gem<strong>een</strong>schap, Administratie Planning en Statistiek,Project Kleurrijk Vl<strong>aan</strong>deren (2004). Het pact van Vilvoorde in concrete cijfers. Deopvolging van 21 doelstellingen, Ministerie van de Vlaamse gem<strong>een</strong>schap,Administratie Planning en Statistiek, Brussel, 68 p.Nicaise, I. (2008), Ongelijkheid en sociale uitsluiting in <strong>het</strong> <strong>onderwijs</strong>: <strong>een</strong>uitroeibare kwaal?, in I. Nicaise & E. Desmedt (red.), Gelijke kansen op school: <strong>het</strong>kan! Zestien sporen voor praktijk en beleid, Plantyn, Mechelen, p. 21-53.O’ Brian, S. & Fathaigh, M. Ó. (2005), Bringing in Bourdieu’s theory of socialcapital: Renewing learning partnership approaches in social inclusion, IrishEducatio<strong>na</strong>l Studies, jrg. 24, nr. 1, p. 65-76.OECD (2000), From initial education to working life. Making transitions work, OECD,Paris, 203 p.Paoli, P. & Merlli&, D. (2000), Third European survey on working conditions 2000,European Foundations for the Improvement of Living and Working Conditions,Dublin, 86 p.


Referenties 102Plug W. & du Bois-Reymond M. (2005), Young people and their contemporarylabour market values, in H. Bradley & J. van Hoof (eds.), Young people in Europe.Labour markets and citizenship, Policy Press, Bristol, p. 65-80.Put<strong>na</strong>m, R. D. (1993), Making democracy work: Civic traditions in modern Italy,Princeton University Press, Princeton, 258 p.Put<strong>na</strong>m, R. D. (2000), Bowling Alone: The collapse and revival of American community,Simon and Schuster, New York, 541 p.Reiter H. & Craig G. (2005), Youth in the labour market: citizenship or exclusion?,in H. Bradley & J. van Hoof (eds.), Young people in Europe. Labour markets andcitizenship, Policy Press, Bristol, p. 15-39.Rosenbaum J. E., Kariya T., Settersten R. & Maier T. (1990), Market and networktheories of the transition from high school to work: Their application to industrializedsocieties, Annual Review of Sociology, jrg. 16, p. 263-299.Saliën, K., De Rick, K. & Baert, H. (2008), Kwalificaties en <strong>leeractiviteiten</strong> in deloopb<strong>aan</strong> van jongvolwassenen: Status Quaestionis (SSL-RapportSSL/OD2/2008.03), HIVA, Leuven, 95 p.SONAR (2005a), Hoe maken Vlaamse jongeren de overgang van school <strong>na</strong>ar werk?Thematische a<strong>na</strong>lyses: De arbeidsmarktintrede van jongeren en de participatie <strong>aan</strong>levenslang leren Basisrapportering C80(23), HIVA, Leuven, 96 p.SONAR (2005b), De arbeidsmarktintrede van ongekwalificeerde schoolverlaters inVl<strong>aan</strong>deren. Hoe maken Vlaamse jongeren de overgang van school <strong>na</strong>ar werk?Bijkomend rapport PBO 99, Sherppa, Gent, 71 p.Spence, M. (1973), Job market sig<strong>na</strong>ling, Quarterly Jour<strong>na</strong>l of Economics, 87, p. 355-374.Steunpunt WAV-SSA & SONAR (2002), De arbeidsmarkt in Vl<strong>aan</strong>deren. Jaarreeks2001. Deel 3. Jongeren op zoek <strong>na</strong>ar werk, Steunpunt WAV-SSA/SONAR, Leuven,95 p.Thurow L. C. (1975), Generating inequality: Mechanisms of distribution in the U.S.economy, Basic Books, New York, 258 p.Van Bree L. (2007), Werkplekleren als leren van en <strong>met</strong> elkaar, in H. Baert, H.Gielen, B. Lauwers & L. Van Bree, Leren van en <strong>met</strong> elkaar op de werkplek, WoltersKluwer, Mechelen, p. 27-56.


Referenties 103Vandenbroucke, F. (2004), Onderwijs en vorming. Vandaag kampioen in wiskunde,morgen ook in gelijke kansen. Beleidsnota 2004-2009, Vlaamse Regering, Brussel,117 p.Vandenbroucke F. (2007), De competentieagenda: Vlaamse regering en sociale partnerssl<strong>aan</strong> handen in elkaar voor totaal<strong>aan</strong>pak talentontwikkeling, Persbericht F.Vandenbroucke 14 mei 2007.Vanderpoorten M. (2000), Beleidsnota Onderwijs en Vorming 2000-2004, Ministerievan de Vlaamse Gem<strong>een</strong>schap, Brussel, 60 p.Van Woensel A. (2006), In <strong>het</strong> lang en in <strong>het</strong> breed. Levenslang leren in Vl<strong>aan</strong>deren enEuropa. WAV-rapport, Steunpunt WAV, Leuven, 22 p.Wouters M. (2002), Luik 1: Levenslang leren in Vl<strong>aan</strong>deren: Een stand van zaken,in H. Baert, M. Douterlungne, D. Van Damme, W. Kusters, I. Van Wiele, T.deel<strong>na</strong>mekansen inzake arbeidsmarktgerichte permanente vorming, CPVBO-K.U.Leuven, Leuven, p. 7-44.


BIJLAGEN105


107Bijlage I: Vragen betreffende opleidingen in <strong>het</strong> kader van de jobC76(23)In de vragenlijst werd volgende vraag gesteld:Heeft u tijdens uw eerste job / huidige job ooit <strong>een</strong> opleiding gevolgd? Ja N<strong>een</strong>C76(26)In de vragenlijst werd volgende vraag gesteld:De volgende vragen g<strong>aan</strong> over opleidingen in <strong>het</strong> kader van uw werk en hebbenbetrekking op al de jobs die u reeds had (dus ook deze voor uw 23 ste jaar)Heeft u in <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong> job ooit <strong>een</strong> georganiseerde opleiding (binnen ofbuiten <strong>het</strong> bedrijf) gevolgd? (Opleidingen op de werkvloer komen later <strong>aan</strong> bod) Ja N<strong>een</strong> G<strong>een</strong> verdere jobs meer G<strong>een</strong> antwoord/weet nietHeeft u in <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong> job ooit <strong>een</strong> opleiding op de werkvloer (door collegaof overste of door <strong>het</strong> observeren van <strong>het</strong> werk van collega’s) gevolgd? Ja N<strong>een</strong> G<strong>een</strong> antwoord/weet nietC76(29)In de kalender werd voor elke job die tussen 26 en 29 jaar werd geregistreerd volgendevraag gesteld:In de periode van tot heeft u in <strong>het</strong> kader van dezejob één of meerdere van volgende soorten opleidingen gevolgd? Een formele opleiding binnen <strong>het</strong> bedrijf Een formele opleiding buiten <strong>het</strong> bedrijf Een informele opleiding door <strong>een</strong> collega of overste Een informele opleiding door <strong>het</strong> bestuderen van <strong>het</strong> werk van collega’s G<strong>een</strong>


Bijlage I 108Weet nietG<strong>een</strong> antwoord


109Bijlage II: Vragen betreffende opleidingen buiten <strong>het</strong> kader van de jobC76(23)In de kalender werd geregistreerd of de respondent <strong>een</strong> opleiding buiten <strong>het</strong> kadervan de job volgde, hoeveel en de begin- en einddatumEr werd telkens <strong>een</strong> onderscheid gemaakt tussen Onderwijs voor Sociale Promotie Vdab-opleiding Andere opleidingenC76(26)In de kalender werd gevraagd:Heeft u sinds <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie gevolgd? Ookopleidingen voor Sociale Promotie die op bezig waren, zijn hier vantoepassing Ja N<strong>een</strong> Weet niet/g<strong>een</strong> antwoordHeeft u sinds nog <strong>een</strong> opleiding bij de VDAB gevolgd? Ook deVDAB-opleidingen die op bezig waren, zijn hier van toepassing. Ja N<strong>een</strong> Weet niet/g<strong>een</strong> antwoordHeeft u sinds buiten <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong> job nog <strong>een</strong> andere opleidinggevolgd? Ook de andere opleidingen die op bezig waren, zijnhier van toepassing. Ja N<strong>een</strong> Weet niet/g<strong>een</strong> antwoordC76(29)In de kalender werd gevraagd:Heeft u sinds <strong>een</strong> opleiding voor Sociale Promotie gevolgd? Ookopleidingen voor Sociale Promotie die op bezig waren, zijn hier vantoepassing


Bijlage II 110JaN<strong>een</strong>Weet niet/g<strong>een</strong> antwoordHeeft u sinds nog <strong>een</strong> opleiding bij de VDAB gevolgd? Ook deVDAB-opleidingen die op bezig waren, zijn hier van toepassing. Ja N<strong>een</strong> Weet niet/g<strong>een</strong> antwoordHeeft u sinds buiten <strong>het</strong> kader van <strong>een</strong> job nog <strong>een</strong> andere opleidinggevolgd? Ook de andere opleidingen die op bezig waren, zijnhier van toepassing. Ja N<strong>een</strong> Weet niet/g<strong>een</strong> antwoord

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!