10.07.2015 Views

Vragenlijst Leerkracht Vijfde Leerjaar

Vragenlijst Leerkracht Vijfde Leerjaar

Vragenlijst Leerkracht Vijfde Leerjaar

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Vragenlijst</strong> <strong>Leerkracht</strong><strong>Vijfde</strong> <strong>Leerjaar</strong>ContactpersoonNathalie VandenbergheTel. 016/32.57.96Fax 016/32.58.59E-mail: nathalie.vandenberghe@ped.kuleuven.beNovember 2007


BESTE LEERKRACHT VAN HET VIJFDE LEERJAAR,Doel en inhoud van de vragenlijstDeze vragenlijst maakt deel uit van het SiBO-onderzoek. In dit onderzoek wensen we de schoolloopbanen en de ontwikkelingvan kinderen doorheen het Vlaamse basisonderwijs te beschrijven en te verklaren. Hiertoe verzamelen we naast gegevensover de kinderen ook gegevens over het gezin, de school en de klas.Met de voorliggende vragenlijst willen we de opvattingen en de klaspraktijken van de leerkrachten in het vijfde leerjaar inkaart brengen. Concreet bestaat de vragenlijst uit drie delen:- Deel I: een reeks uitspraken over uw opvattingen over het onderwijs en over uw concrete klaspraktijk. Het betreftsteeds stellingen waarbij u moet aangeven in hoeverre u het ermee eens of oneens bent.- Deel II: vragen betreffende een aantal algemene aspecten van uw didactisch handelen (vb. klasinrichting, huiswerk,enz.) en betreffende uw taal- en wiskundedidactiek in het bijzonder- Deel III: enkele achtergrondgegevensWie moet deze vragenlijst invullen?Deze vragenlijst dient ingevuld te worden door elke leerkracht die minstens halftijds in het vijfde leerjaar staat. Indien inhet vijfde leerjaar twee halftijdse leerkrachten staan, dienen beide leerkrachten bijgevolg de vragenlijst in te vullen.Hoe de vragenlijst invullen?Deel I bestaat uit uitspraken die u moet beoordelen op een zespuntenschaal. Opdeze schaal kan u aanduiden in welke mate u het met de uitspraak eens bent of inwelke mate de uitspraak op u van toepassing is, en dit door het overeenkomstigebolletje te kleuren.Voorbeeld1. … • 2. … • In het voorbeeld zou dit betekenen dat u het niet eens bent met de eerste uitspraak en dat u het wel eens bent met detweede uitspraak.In Deel II en III moet u ofwel zelf gegevens invullen, ofwel de mogelijkheid/-heden aankruisen die voor u van toepassingis/zijn. Soms dient u ook de frequentie aan te duiden waarmee bepaalde activiteiten voorkomen.Er zijn geen juiste of foute antwoorden. De vragenlijst is bedoeld om te achterhalen wat er leeft bij de Vlaamse leerkrachtenen hoe ze aan hun onderwijspraktijk vorm geven. De latere verwerking zal pas kunnen aangeven welke opvattingenof klaspraktijken er toe doen voor de kinderen en op welke manier. Daarom is het voor ons belangrijk dat u de vragenlijstop een open en eerlijke wijze invult en niets blanco laat.We raden u aan om deel I en II apart in te vullen, zodat u voor elk deel rustig de tijd kunt nemen.PrivacyHet verzamelen en verwerken van de gegevens uit deze vragenlijst gebeurt in overeenstemming met de Wet van 8 december1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deinformatie die we met deze vragenlijst verzamelen, zal steeds vertrouwelijk worden behandeld en zal nooit vrijgegevenworden aan derden (of uw school) op een wijze waarbij u geïdentificeerd kunt worden. Bovendien hebt u het recht om uwgegevens ter inzage op te vragen en zo nodig te corrigeren of te laten schrappen. Met vragen hieromtrent kunt u terecht bijNathalie Vandenberghe (zie contactgegevens vooraan). De reden waarom wij uw naam nodig hebben, is om de gegevensover het onderwijs te kunnen koppelen aan de gegevens over de kinderen. Zonder deze koppeling kunnen we niet onderzoekenwat er voor de kinderen wel en niet van belang blijkt.Hoe de vragenlijst terugsturen?Gelieve de ingevulde vragenlijst in de bijgevoegde enveloppe te sluiten en aan de directie van uw school te bezorgen liefstvóór en ten laatste op maandag 10 december 2007.Alvast dank voor uw medewerking!


DEEL I: STELLINGENA. Hieronder vindt u een reeks uitspraken over allerlei onderwijsthema’s (bijvoorbeeldover hoe kinderen leren, hoe u tegenover onderwijs aan kansarmenstaat, hoe u het beroep van leerkracht ervaart, enzovoort). Gelieve voor elke stellingaan te geven in welke mate u het ermee eens bent. Denk niet te lang na overelke stelling, maar duid uw eerste idee aan.1. Kinderen leren het best door actieve, zelfgekozen exploratie 2. Kinderen beschikken over een zekere intelligentie en men kan weinig doen om dit te veranderen3. Om realistisch te zijn, moeten de schoolse verwachtingen voor kansarme kinderen veelalbijgesteld worden 4. Ik heb er wel eens spijt van dat ik leerkracht geworden ben 5. <strong>Leerkracht</strong>en weten veel meer dan leerlingen; ze laten leerlingen het best niet aanmodderenwanneer ze gewoonweg de antwoorden onmiddellijk kunnen geven 6. Kansarme ouders nemen minder het initiatief tot contact met de leerkracht of de school 7. Kinderen moeten op school ruimte krijgen om zelf dingen uit te zoeken 8. Wanneer ik de kans ertoe kreeg, zou ik een andere baan nemen 9. Kinderen uit kansarme milieus zijn vaak van nature minder intelligent 10. De hele dag met kinderen werken vormt een zware belasting voor mij 11. Voor effectief leren is doorgaans een rustig klaslokaal nodig 12. Kinderen uit kansarme milieus vertonen vaker moeilijk gedrag 13. Kinderen kunnen wel nieuwe dingen leren, maar de intelligentie kan niet veranderd worden 14. Als ik alles nog eens over mocht doen, zou ik beslist weer leerkracht worden 15. Leerlingen zullen meer initiatief tot leren nemen wanneer ze tijdens de lessen vrij mogenrondlopen in de klas 16. Het onderwijs kan kansarme kinderen uit de kansarmoede halen 17. Voor mij zijn de voordelen van het beroep van leerkracht groter dan de nadelen 18. Het is beter dat de leerkracht – niet de leerlingen – beslist welke activiteiten gedaan worden 19. Goed onderwijs kan ervoor zorgen dat kinderen uit kansarme milieus even goed presterenals andere kinderen 20. Leerlingen zouden de criteria waarop hun werk beoordeeld zal worden, mee moeten bepalen 21. Intelligentie is zo typisch voor een kind dat men er weinig aan kan doen 22. Kansarme ouders interesseren zich vaak minder voor de schoolloopbaan van hun kind 23. Aan het einde van de schooldag voel ik mij leeg 24. De school kan niet verantwoordelijk gesteld worden wanneer kansarme kinderen weinig profiterenvan het geboden onderwijs25. Instructie wordt het best opgebouwd rond problemen met heldere en correcte antwoorden enrond begrippen die de meeste leerlingen snel kunnen vatten 26. Kinderen uit kansarme milieus zijn vaak sneller afgeleid in de klas 27. Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk 28. De leerkracht moet vooral kansen scheppen zodat de kinderen zelf kunnen leren 29. Voor mij is er geen beter beroep dan dat van leerkracht 30. Hoeveel leerlingen leren hangt af van hoeveel voorkennis ze hebben; daarom is het dermatebelangrijk om feitenkennis te onderwijzen 31. Kansarme ouders staan meestal meer wantrouwig tegenover de leerkracht en de school - 1 -


B. In onderstaande tekstvakken beschrijven we observaties in de klassen van twee leerkrachten, juf An en meesterTom. Lees elke situatie en beantwoord vervolgens elke vraag door het bolletje te kleuren bij het volgens u best passendeantwoord.Juf An leidde het klasgesprek op een levendige wijze waarbijze vragen stelde die de leerlingen snel konden beantwoordenen die gebaseerd waren op de leesopdracht vande dag voordien. Na deze bespreking onderwees juf An deklas nieuwe leerinhoud. Hierbij maakte ze opnieuw gebruikvan eenvoudige vragen opdat de leerlingen aandachtigzouden luisteren.De klas van meester Tom hield ook een klasgesprek, maarde meeste vragen kwamen van de leerlingen zelf. Hoewelmeester Tom de vragen van de leerlingen kon verhelderenen suggesties gaf waar de leerlingen relevante informatiekonden vinden, kon hij de meeste vragen zelf niet onmiddellijkbeantwoorden.1. Uit welk van beide klasgesprekken denkt u dat de leerlingen meer kennis verwerven?2. Uit welk van beide klasgesprekken denkt u dat de leerlingen meer relevante vaardighedenverwerven? C. Verschillende leerkrachten hebben verschillende opvattingen over onderwijzen beschreven. Kleur voor elk van devolgende paren stellingen het bolletje dat het meest overeenkomt met uw eigen opvattingen. Hoe dichter het bolletjebij één van beide stellingen, hoe meer uw opvatting overeenstemt met deze stelling.‘Ik zie mijn rol als leerkracht vooral alsbegeleider bij het leren. Ik probeer kansente creëren en middelen te voorzienzodat mijn leerlingen zelf concepten ontdekkenof construeren.’‘Het belangrijkste onderdeel van instructieis de inhoud van het curriculum. Dezeinhoud wordt bepaald door wat de gemeenschapvindt dat leerlingen moetenkennen en kunnen.’‘Het is essentieel voor leerlingen ominteresse te krijgen in schoolwerk; interesseen inzet zijn belangrijker dan deleerinhoud waarrond ze werken.’‘Het is een goed idee dat allerlei soortenactiviteiten in de klas plaats vinden, ookal is dit organisatorisch niet altijd eenvoudig.Bijvoorbeeld, sommige leerlingenzouden een scène uit een gelezen toneelstukkunnen spelen, andere leerlingenzouden een miniatuurversie van hetdecor kunnen ontwerpen.’ ‘Dat is allemaal goed en wel, maar leerlingenleren een onderwerp niet tenzij je deleerinhoud op een gestructureerde wijzeaanbiedt. Het is mijn taak als leerkracht omuitleg te geven, om aan leerlingen te tonenhoe ze hun opdrachten moeten maken enom specifieke oefeningen te geven.’‘Het belangrijkste onderdeel van instructieis dat leerlingen worden aangezet tot betekenisgevingof nadenken. Leerinhoud isondergeschikt.’‘Hoewel de motivatie van leerlingen zekerbelangrijk is, zou deze niet bepalend mogenzijn voor de leerinhoud. Het is belangrijkerdat leerlingen wereldoriëntatie, wiskundeentaalvaardigheden leren aan de hand vaneen leerboek.’‘Het is praktischer om dezelfde opdracht tegeven aan de volledige klas; een opdrachtmet duidelijke instructies, beperkt in de tijd,aangepast aan het concentratievermogenvan leerlingen en die past binnen het dagschemavan de klas.’2


D. Hieronder vindt u een aantal uitspraken over uw concrete klaspraktijk. Gelievevoor elke vraag aan te geven in hoeverre de inhoud op u van toepassing is. Denkniet te lang na over elke stelling, maar duid uw eerste idee aan.1. Deze klas is erg rumoerig 2. Ik slaag er doorgaans in om kinderen bij te brengen dat leren belangrijk is 3. Ik denk dat de meeste leerlingen van deze klas goed hun weg gaan vinden in het verdereleven4. Ik werk rond verhalen en thema’s die bij sommige kinderen van de klas sterk leven en probeerzo om hun gevoelens daarrond bespreekbaar te stellen3 5. Ik slaag erin om elke leerling op zijn/haar niveau aan te spreken in de les 6. Iets leren is voor de leerlingen van deze klas erg belangrijk 7. In deze klas gaat er nogal wat tijd naar orde houden 8. In de globale inrichting en aankleding van de klas belicht ik verschillende leefwerelden uit deomringende wereld (buurt, schoolomgeving en verder) en toon ik allerlei gelijkenissen en verschillentussen mensen 9. Ik slaag erin om de kinderen de regels te laten naleven in de klas 10. De leerlingen van deze klas zoeken zelf het antwoord op vragen die hen bezighouden 11. De kinderen zijn rustig in deze klas 12. Ik slaag erin om ook kinderen die weinig interesse tonen voor schoolwerk te motiveren 13. Ik verwacht dat de meeste leerlingen van deze klas goed zullen presteren op school tijdensde volgende schooljaren 14. Ik gebruik lesmateriaal waarbij socio-culturele en etnische diversiteit expliciet tot uiting komt 15. De kinderen van deze klas kennen elkaar goed 16. Ik hanteer werkvormen waarin de persoonlijke inhoudelijke inbreng van kinderen van grootbelang is (bv. filosofisch gesprek met kinderen, kringgesprek, ...) 17. De kinderen van deze klas storen mij tijdens de les 18. Ik hou individuele gesprekjes met kinderen over hun wijze van omgaan met leeftijdgenootjesen hoe dat op de andere kinderen overkomt 19. De leerlingen van deze klas leren hun lessen 20. Ik slaag er doorgaans in om àlle kinderen belangrijke vorderingen te laten maken 21. Ik verwacht dat de leerlingen van deze klas veel opsteken tijdens mijn lessen 22. Ik doe heel wat om de kinderen te helpen met allerlei, ook buiten mijn strikte rol als leerkrachtom 23. Toetsen worden in deze klas ernstig voorbereid door de leerlingen 24. De kinderen in deze klas vormen een hechte groep 25. Ik slaag erin om storend gedrag in de klas onder controle te houden 26. Ik betrek de kinderen bij het maken en opvolgen van afspraken in de klas. Ze denken mee, zebeslissen mee 27. De kinderen van deze klas voelen zich thuis in hun klas 28. Het duurt lang in deze klas vooraleer het rustig genoeg is om met de les te beginnen 29. Ik slaag erin om àlle kinderen het gevoel te geven dat ze werkjes en oefeningen goed kunnenmaken 30. De leerlingen van deze klas doen erg hun best om zoveel mogelijk punten te halen 31. Ik bespreek met de kinderen geregeld hoe de groep draait. Niet alleen conflicten en ruzies,maar ook positieve zaken komen aan bod 32. Ik ben in staat om een waaier aan onderwijsstrategieën te gebruiken in de klas 33. Ik hanteer in de klas expliciete non-discriminatieregels (ik verwoord dat ik geen voorkeuren ofuitsluiting duld op basis van ‘anders zijn’ en/of deze regels zijn gevisualiseerd in de klas) 34. In deze klas zijn er veel kinderen die elkaars vriend(in) zijn 35. Ik ben in staat om ook een moeilijke groep kinderen te hanteren in de klas 36. In deze klas zijn er kinderen die buiten de groep staan


DEEL II: DIDACTISCH HANDELEN1. WeekverloopGeef in de onderstaande tabel aan hoeveel lestijden in uw klas van het vijfde leerjaar tijdens een gewone lesweekbesteed worden aan de verschillende leergebieden. Onder een lestijd verstaan we een periode van 50 minuten. Vultevens het totaal aantal lestijden in. Het totaal aantal lestijden dient gelijk te zijn aan de som van de lestijden die perleergebied werden ingevuld.Gelieve voor de vakoverschrijdende werkvormen (bv. hoekenwerk, contractwerk, projectwerk, …) een schatting temaken van het aantal lestijden dat besteed wordt aan de verschillende leergebieden en dit aantal bij te tellen bij debetreffende leergebieden.LeergebiedenAantal lestijden1. Nederlands (inclusief ev. bibliotheekbezoek) ……… lestijd(en)2. Wiskunde ……… lestijd(en)3. Wereldoriëntatie (natuur, technologie, mens, maatschappij, tijd, ruimte) ……… lestijd(en)4. Muzische vorming (muziek/zang/dans, tekenen/schilderen/knutselen/handenarbeid, drama, media) ……… lestijd(en)5. Lichamelijk opvoeding (turnen, zwemmen) ……… lestijd(en)6. Godsdienst of niet-confessionele zedenleer ……… lestijd(en)7. Frans ……… lestijd(en)8. Andere vreemde taal (geef aan welke): ………………………………………………................................ ……… lestijd(en)9. Andere: ……………………………………………………………………….................................... ……… lestijd(en)Het totaal aantal lestijden (van 50 minuten) per week in mijn klas van het vijfde leerjaar bedraagt:………2. Klasinrichting en hoekenKruis het klasbeeld aan dat het meeste gelijkenis vertoont met uw klas:Opstelling van de tafels:U mag meer dan één opstelling aankruisen, voorzover deze minstens 30% van de tijd voorkomt in rijen U-vorm of kring van tafels 2 of 3 grote groepen tafels meerdere kleine groepjes van tafeltjes Andere (specificeer):.................................................................................................................................................................................................................................Aanwezigheid van permanente hoeken:kringleeshoekschrijfhoek of stelhoekreken, meet- en weeghoekcomputerhoekleerspeelhoek (puzzels, werkbladen, gezelschapsspelen)crea-hoek (knutselen, schilderen, …)dramahoek (verkleeddoos of –koffer, …)experimenteer- of ontdekhoekkleine werkhoek (voor 1 of enkele kinderen)grote werkhoek (vb. voor een 10-tal kinderen) ............................................................................................................................................5


3. Vakdidactiek Nederlands3.1. Maakt u in het vijfde leerjaar gebruik van een vast handboek of een vaste methode voor Nederlands? Nee JaIndien ja, vermeld:TaalmethodeNaam: ………………………………..........SpellingsmethodeNaam: ……………………………….........Jaartal van uitgave: ……......Jaartal van uitgave: ..….........Gebruikte onderdelen Handleiding leerkracht en bijhorend didactisch materiaal Tekst- of taalboek leerlingen/spellingboek leerlingen Werkboeken leerlingen Differentiatiemateriaal/verrijkingsmateriaal Toetsen Analysemateriaal Remediëringsmateriaal Computerprogramma’s Andere: …………………………........................................ Wijze van aanwenden (meerdere antwoorden mogelijk)Ik houd de voorgestelde inhoud, didactische aanbrengen volgorde strikt aanSommige onderdelen vind ik minder goed; daarvoorheb ik mijn eigen aanbreng of aanvullingVaak kan ik niet alles behandelen; ik sla een aantalzaken over of bereik het einde niet3.2. Maakt u in het vijfde leerjaar op regelmatige basis gebruik van aanvullende handboeken voor Nederlands(bv. voor anderstalige leerlingen)? Nee Ja, namelijk: .............................................................................................3.3. Hanteert uw school voor het vijfde leerjaar een leerlingvolgsysteem voor lezen en/of spellen?Lezen6Spelling Nee Ja, namelijk: ............................................. Nee Ja, namelijk: ...........................................Gebruikte onderdelenEn dit om te toetsen en/of problemen te signaleren om problemen verder te analyseren om te differentiëren om te remediëren om mijn planning bij te stellen met een ander doel: ............................................................. (u mag meerdere mogelijkheden aankruisen)3.4. Groeperingsvormen en differentiatie tijdens de lesuren Nederlands van de voorbije lesweek(Indien de voorbije lesweek voor Nederlands uitzonderlijk was, baseer u dan op de week daarvoor)a. Groeperingsvormen: maak een schatting van de hoeveelheid taallestijd die de voorbije lesweek ging naar:a. klassikale instructie of oefening: ....... %b. groepswerk: ....... %c. per twee: ....... %d. individueel werk: ....... %b. Differentiatie: in welke mate maakte u voor het taalonderricht de voorbije lesweek gebruik van volgende strategieën en opdrachten?0 = kwam niet aan bod 1à2 = 1 of 2 keer 3à4 = 3 of 4 keer 5+ = 5 keer of meer 0 1à2 3à4 5+Differentiërende instructie:a. verlengde instructie voor een deel van de klasb. remediërende instructie voor een deel van de klasc. uitbreidingsleerstof voor een deel van de klasd. extra ondersteuning voor bepaalde leerlingen tijdens opdrachtDifferentiërende opdrachten:e. sommige kinderen krijgen extra opdrachten (van hetzelfde niveau)f. sommige kinderen krijgen minder opdrachteng. kinderen krijgen opdrachten van een verschillend niveauh. kinderen krijgen opdrachten met een verschillend onderwerp


4. Vakdidactiek wiskunde4.1. Maakt u in het vijfde leerjaar gebruik van een vast handboek of een vaste methode voor wiskunde? Ja NeeIndien ja, vermeld: Naam: ................................................................................................................. Jaartal van uitgave: ............... Gebruikte onderdelen: Handleiding leerkracht en bijhorend didactisch materiaal Leer- of bronnenboek leerlingen Werkboeken leerlingen Differentiatiemateriaal/verrijkingsmateriaal Toetsen Analysemateriaal Remediëringsmateriaal Computerprogramma’s Andere: .....................................................................Wijze van aanwenden: (meerdere antwoorden mogelijk) Ik houd de voorgestelde inhoud, didactische aanbreng en volgorde vrij strikt aan Sommige onderdelen vind ik minder goed; daarvoor heb ik mijn eigen aanbreng of aanvulling Vaak kan ik niet alles behandelen; ik sla een aantal zaken over of bereik het einde niet4.2. Maakt u in het vijfde leerjaar op regelmatige basis gebruik van aanvullende handboeken voor wiskunde? Nee Ja, namelijk: .............................................................................................4.3. Hanteert uw school voor het vijfde leerjaar een leerlingvolgsysteem voor wiskunde? Nee Ja, namelijk: .............................................................................................en dit om te toetsen en/of om problemen te signaleren om problemen verder te analyseren om te differentiëren(u mag meerdere mogelijkheden om te remediërenaankruisen) om mijn planning bij te stellen met een ander doel: ............................................................4.4. Groeperingsvormen en differentiatie tijdens de lesuren wiskunde van de voorbije lesweek(Indien de voorbije lesweek voor wiskunde uitzonderlijk was, baseer u dan op de week daarvoor)a. Groeperingsvormen: maak een schatting van de hoeveelheid wiskundelestijd die de voorbije lesweek ging naar:a. klassikale instructie of oefening: ....... %b. groepswerk: ....... %c. per twee: ....... %d. individueel werk: ....... %b. Differentiatie: in welke mate maakte u voor het wiskundeonderricht van de voorbije lesweek gebruik van volgende strategieënen opdrachten?0 = kwam niet aan bod 1à2 = 1 of 2 keer 3à4 = 3 of 4 keer 5+ = 5 keer of meer 0 1à2 3à4 5+Differentiërende instructie:a. verlengde instructie voor een deel van de klasb. remediërende instructie voor een deel van de klasc. uitbreidingsleerstof voor een deel van de klasd. extra ondersteuning voor bepaalde leerlingen tijdens opdrachtDifferentiërende opdrachten:e. sommige kinderen krijgen extra opdrachten (van hetzelfde niveau)f. sommige kinderen krijgen minder opdrachteng. kinderen krijgen opdrachten van een verschillend niveauh. kinderen krijgen opdrachten met een verschillend onderwerp7


5. Voorkomen van specifieke leeractiviteitenHierna volgt een lijst met activiteiten die kunnen plaatsvinden inhet vijfde leerjaar. Duid voor elke activiteit aan hoe frequent zevoorkomt. Baseer u hiervoor niet enkel op de voorbije tweemaanden, maar op (de planning voor) het hele schooljaar.De meeste activiteiten tellen pas mee vanaf een bepaalde tijdsduur(zodat het om een duidelijk onderscheiden leeractiviteitgaat). Kortere periodes mogen niet samengeteld worden.1. Gedurende minstens 10 minuten lezen leerlingen voor (kringlezen, duolezen,forumlezen, ...) 2. Gedurende minstens 10 minuten lossen leerlingen vragen op bij een tekst 3. Leerlingen schrijven een tekst waarin ze hun denkwijze of redenering uitgebreiduitleggen4. Gedurende minstens 10 minuten verwerken leerlingen schriftelijke informatie omeen opdracht uit te voeren (bv. aan de hand van een tekst een agenda invullen,een weg uitstippelen op een stratenplan, een plan uittekenen, …)5. Gedurende minstens 10 minuten leren leerlingen nieuwe woordenschat door dewoorden over te schrijven, definities op te schrijven of de woorden in een zin tegebruiken6. Gedurende minstens 10 minuten maken leerlingen schrijfoefeningen in verbandmet spelling, zinsbouw, enz.7. Leerlingen schrijven of bewerken een eigen tekst (bv. een verslag, verhaal, tekstin het kader van maatschappelijke vorming of W.O.)8. Leerlingen houden een discussie en verdedigen een bepaald standpunt dat mogelijkverschilt van hun eigen standpunt9. Gedurende minstens 10 minuten wisselen leerlingen hun ideeën over wat zegelezen hebben met elkaar uit 10. Leerlingen verzinnen eigen vraagstukken voor wiskunde en lossen ze op 11. Gedurende minstens 10 minuten zetten leerlingen maateenheden om aan dehand van verhoudingstabellen12. Gedurende minstens 10 minuten maken leerlingen oefeningen op de verschillendebewerkingen (hoofd- en/of cijferrekenen)13. Gedurende minstens 10 minuten zoeken leerlingen naar een oplossing voor eenwiskundeprobleem waarvoor de oplossingswijze en –methode niet onmiddellijkduidelijk zijn14. Gedurende minstens 10 minuten maken leerlingen gebruik van schatproceduresindien gegevens voor een exacte berekening of meting ontbreken of onvolledigzijn15. Gedurende minstens 10 minuten initieert de leerkracht activiteiten waarbij leerlingeneigenschappen van de verschillende bewerkingen (bv.‘906:15,1=9060:151’) ontdekken (ev. met behulp van materiaal)16. Gedurende minstens 10 minuten bespreken leerlingen wiskundige redeneringenof oplossingsstrategieën met elkaar (al dan niet geleid door de leerkracht)17. Leerlingen maken taken waarbij ze eenzelfde verband of idee moeten weergevenop meer dan één manier (bv. bij wiskunde in een tabel en in een grafiek, bijNederlands in een gedicht en in een opstel)18. Gedurende minstens 10 minuten wordt besproken hoe de eigenlijke samenwerkingliep bij groepsopdrachten 19. Leerlingen werken aan vakoverschrijdende opdrachten (bv. projectwerk) 20. Leerlingen maken een product dat door anderen zal gebruikt worden 21. Gedurende minstens 10 minuten wordt er bij een opdracht of toets een gesprekgevoerd over het leerproces (‘wat is/was het probleem; hoe pak(te) je dit aan;wat werkt(e) wel/niet en waarom; wat leerde je uit dit proces?’)22. Leerlingen maken opdrachten waarvoor geen duidelijk correct antwoord is;waarbij de werkelijkheid complex is en misschien onmogelijk te kennen 23. Leerlingen werken aan contractwerk 24. Leerlingen doen praktijkopdrachten/proeven 25. Gedurende minstens 10 minuten doen leerlingen aan peer teaching (=elkaaronderrichten over de leerstof per twee of in groepjes) 8


26. Leerlingen schrijven een tekst of houden een discussie waarin ze hun taak ofproject beoordelen (wat deden ze goed en hoe zou het beter kunnen?)27. Gedurende minstens 10 minuten wordt de geziene leerstof, al dan niet samenmet de leerlingen, samengevat of herhaald28. Leerlingen maken gebruik van het internet of van e-mail in functie van klasactiviteiten 29. Leerlingen tonen hun werk aan een publiek 30. Leerlingen doen proeven of onderzoek rond een bepaald thema 31. Leerlingen maken gebruik van computersoftware voor taal en/of rekenen 32. Leerlingen werken aan problemen waarvoor er geen duidelijke oplossingsmethodeis33. Gedurende minstens 10 minuten worden gemaakte fouten op toetsen klassikaalof individueel besproken34. Leerlingen kiezen zelf oplossingsmethoden voor een complex probleem en besprekenvervolgens onderling de verschillende oplossingsmethoden en resultaten 35. Leerlingen werken aan projecten die meer dan een week in beslag nemen 36. Gedurende minstens 10 minuten wordt een klasgesprek gehouden over verbandentussen vroegere en nieuwe leerstof 37. Leerlingen bedenken zelf problemen om op te lossen 38. Leerlingen mogen zelf toetsen of opdrachten verbeteren 39. Leerlingen geven een presentatie of spreekbeurt 40. Leerlingen werken in kleine groepjes om tot een gezamenlijke oplossing of aanpakte komen voor een probleem of een taak 41. Leerlingen beantwoorden individueel vragen in hun werkboek of op werkbladen 9


6. Gebruik van toetsen (inclusief toetsen van het leerlingvolgsysteem)6.1. Voor welke leergebieden maakt u in het vijfde leerjaar gebruik van toetsen? Nederlands Wiskunde Frans W.O. Godsdienst of niet-confessionele zedenleer Muzische vorming Lichamelijke opvoeding Andere: (specificeer) ..............................................................................................................6.2. Toetsen voor Nederlands:Frequentie van de toetsen 1(kruis slechts één antwoord aan)ongeveer wekelijksgemiddeld om de twee wekengemiddeld elke maandgemiddeld 1 keer per trimesterenkel op het einde van hetschooljaarin principe nietSoort toetsen(u mag meerdere antwoorden aankruisen)toetsen van de methode of hethandboek bestaande, methodeonafhankelijketoetsen (dus niet van de methode ofhet handboek)zelf opgestelde toetsenVorm van beoordeling(u mag meerdere antwoorden aankruisen)Voor uzelf: cijfers codes inhoud. commentaarNaar de leerlingen toe: cijfers codes inhoud. commentaarNaar de ouders toe: cijfers codes inhoud. commentaar1het betreft de gemiddelde frequentie voor het totale leergebied ‘Nederlands’, u hoeft geen onderscheid te maken tussen verschillende soorttoetsen en/of de verschillende leerstofonderdelen6.3. Toetsen voor wiskunde:Frequentie van de toetsen 1(kruis slechts één antwoord aan)ongeveer wekelijksgemiddeld om de twee wekengemiddeld elke maandgemiddeld 1 keer per trimesterenkel op het einde van hetschooljaarin principe nietSoort toetsen(u mag meerdere antwoorden aankruisen)toetsen van de methode of hethandboek bestaande, methodeonafhankelijketoetsen (dus niet van de methode ofhet handboek)zelf opgestelde toetsenVorm van beoordeling(u mag meerdere antwoorden aankruisen)Voor uzelf: cijfers codes inhoud. commentaarNaar de leerlingen toe: cijfers codes inhoud. commentaarNaar de ouders toe: cijfers codes inhoud. commentaar1het betreft de gemiddelde frequentie voor het totale leergebied ‘wiskunde’, u hoeft geen onderscheid te maken tussen verschillende soorttoetsen en/of de verschillende leerstofonderdelen10


9. Betrokkenheid van ouders op de klaswerking9.1. Kruis aan op welke manieren ouders bij het klasgebeuren in het vijfde leerjaar betrokken worden:(het gaat dus niet om activiteiten voor de hele school zoals een schoolfeest) Ik doe systematisch een beroep op ouders voor buitenschoolse activiteiten (zwemmen, toneel, bibliotheek, kamp) Ik doe een beroep op leesouders Ik doe een beroep op ouders voor andere activiteiten in de klas, en dit minstens zes keer per jaar of meer (bv. eenouder komt gewoon meedoen in de klas, wordt uitgenodigd om over iets te vertellen of iets te demonstreren, wordtbetrokken bij taalactiviteiten voor anderstalige kinderen, ...) Voor sommige of alle kinderen leg ik huisbezoeken af In het begin van het schooljaar is er een informatiebijeenkomst voor de ouders van het 5 e leerjaar, waarbij ik eenalgemene uitleg geef over de werking (vb. leerstof, huiswerk, ...) Ik werk met een heen-en-weer-schriftje (of –map) of met een klasdagboek naar de ouders toe Er is twee of meer keren per jaar een individueel oudercontact, waarop ik apart met alle ouders een evaluatiegesprekjehoud over hun kind Er is twee of meer keren per jaar een gezamenlijke oudervergadering, waarop ik samen met alle ouders van mijnklas een aantal zaken bespreek Soms maak ik een aparte afspraak met ouders om iets te bespreken over hun kind In verband met kinderen die moeilijkheden hebben met taal of rekenen, maak ik met de ouders afspraken over waten hoe zij dat ook thuis kunnen begeleiden en oefenen Andere (omschrijf): .....................................................................................................................................9.2. Zijn er ouders die u via de gewone kanalen toch zelden of nooit te spreken krijgt? Nee JaIndien ja: Van hoeveel kinderen ongeveer: ....... Worden er extra inspanningen gedaan of personen ingezet om die toch te bereiken? nee door mezelf (telefoneren, huisbezoek, oudere broer of zus gebruiken als tussenpersoon, ...) door de directie door een hiermee belast persoon (GOK-leerkracht, brugfiguur, schoolopbouwwerker, …)10. Ordening van mogelijke onderwijsdoelstellingenHierna volgt een opsomming van een aantal elementen die relevant zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Kruis er drieaan die volgens u prioriteit moeten krijgen op school in het vijfde leerjaar.(Wat u niet aankruist kan u natuurlijk ook prioritair vinden, maar bijvoorbeeld eerder voor de opvoeding thuis of op eenander ogenblik in de schoolloopbaan):Ontwikkelingsaspectena. Sociale vaardigheden (opschieten met andere kinderen)b. Zelfstandigheid en initiatief (zelfstandig problemen oplossen)c. Lees-, schrijf- en rekenvaardighedend. Meewerken (regels volgen, opschieten met volwassenen)e. Het verwerven van kennisf. Zelfvertrouwen, positief zelfbeeldg. Creativiteit (verbeelding)h. Werkhouding (aandachtig zijn, taken afwerken)i. Kritisch denkenj. Motorische vaardigheden (sport, coördinatie)k. Leren leren (informatie opzoeken en verwerken, eigen leerprocesleren plannen en sturen)3 meest belangrijke13


DEEL III: ACHTERGRONDGEGEVENS1. Adres van de vestigingsplaats (school) waar u lesgeeft:Straat: ................................................................................................ Nr.: ..............Postcode: ................... Gemeente: .........................................................................2. Uw familienaam: ....................................... Uw voornaam: ………………………………….3. Geslacht: Vrouw Man4. Geboortedatum: ......... / ......... / 19........5. Diploma(‘s): .........................................................................................................................................................6. Totaal aantal jaren onderwijservaring: ........ jaar7. Aantal jaren onderwijservaring in het vijfde leerjaar: ....... jaar8. Duobaan? Nee Ja, vul tevens het percentage tijd in dat u aan deze klas van het vijfde klas lesgeeft: …….. %9. Klas: .............................................................Betreft dit een graadklas? Nee, het aantal leerlingen in het vijfde leerjaar is …… Ja, namelijk 5 e en 6 e leerjaar samen 4 e , 5 e en 6 e leerjaar samen ander (specificeer):............................................................................Het aantal leerlingen in de volledige klasgroep is .....................................................................in het vijfde leerjaar is..............................................................................10. Wordt de klasgroep soms opgesplitst (ingeval van een graadklas heeft deze vraag betrekking op de volledige klasgroep)? Nee Ja (specificeer):Aantal uur/week Grootte van elke groep Soort activiteit (ev. per groep)Opsplitsing 1 ....... ..... ..... ..... ….. ............................................................................................Opsplitsing 2 ....... ..... ..... ..... ….. ............................................................................................Opsplitsing 3 ....... ..... ..... ..... ….. ............................................................................................11. Hoeveel uur per week besteedt u gemiddeld nog aan uw werk buiten de schooluren (vergaderingen, voorbereidingen,enz.)? ......... uur per week12. Hoeveel tijd had u ongeveer nodig om deze vragenlijst in te vullen: ........... minuten14HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!