01.02.2015 Views

Vragenlijst Leerkracht Zesde Leerjaar

Vragenlijst Leerkracht Zesde Leerjaar

Vragenlijst Leerkracht Zesde Leerjaar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Vragenlijst</strong> <strong>Leerkracht</strong><br />

<strong>Zesde</strong> <strong>Leerjaar</strong><br />

Contactpersoon<br />

Nathalie Vandenberghe<br />

Tel. 016/32.57.96<br />

Fax 016/32.58.59<br />

E-mail: nathalie.vandenberghe@ped.kuleuven.be<br />

November 2008


BESTE LEERKRACHT VAN HET ZESDE LEERJAAR,<br />

Doel en inhoud van de vragenlijst<br />

Deze vragenlijst maakt deel uit van het SiBO-onderzoek. In dit onderzoek wensen we de schoolloopbanen en de ontwikkeling<br />

van kinderen doorheen het Vlaamse basisonderwijs te beschrijven en te verklaren. Hiertoe verzamelen we naast gegevens<br />

over de kinderen ook gegevens over het gezin, de school en de klas.<br />

Met de voorliggende vragenlijst willen we de opvattingen en de klaspraktijken van de leerkrachten in het zesde leerjaar in<br />

kaart brengen. Concreet bestaat de vragenlijst uit drie delen:<br />

- Deel I: een reeks uitspraken over uw opvattingen over het onderwijs en over uw concrete klaspraktijk. Het betreft<br />

steeds stellingen waarbij u moet aangeven in hoeverre u het ermee eens of oneens bent.<br />

- Deel II: vragen betreffende een aantal algemene aspecten van uw didactisch handelen (vb. klasinrichting, huiswerk,<br />

enz.) en betreffende uw taal- en wiskundedidactiek in het bijzonder.<br />

- Deel III: enkele achtergrondgegevens.<br />

Wie moet deze vragenlijst invullen<br />

Deze vragenlijst dient ingevuld te worden door elke leerkracht die minstens halftijds in het zesde leerjaar staat. Indien in<br />

het zesde leerjaar twee halftijdse leerkrachten staan, dienen beide leerkrachten bijgevolg de vragenlijst in te vullen.<br />

Hoe de vragenlijst invullen<br />

Deel I bestaat uit uitspraken die u moet beoordelen op een zespuntenschaal. Op<br />

deze schaal kan u aanduiden in welke mate u het met de uitspraak eens bent of in<br />

welke mate de uitspraak op u van toepassing is, en dit door het overeenkomstige<br />

bolletje te kleuren.<br />

Voorbeeld<br />

1. … • <br />

2. … • <br />

In het voorbeeld zou dit betekenen dat u het niet eens bent met de eerste uitspraak en dat u het wel eens bent met de<br />

tweede uitspraak.<br />

In Deel II en III moet u ofwel zelf gegevens invullen, ofwel de mogelijkheid/-heden aankruisen die voor u van toepassing<br />

is/zijn. Soms dient u ook de frequentie aan te duiden waarmee bepaalde activiteiten voorkomen.<br />

Er zijn geen juiste of foute antwoorden. De vragenlijst is bedoeld om te achterhalen wat er leeft bij de Vlaamse leerkrachten<br />

en hoe ze aan hun onderwijspraktijk vorm geven. De latere verwerking zal pas kunnen aangeven welke opvattingen<br />

of klaspraktijken er toe doen voor de kinderen en op welke manier. Daarom is het voor ons belangrijk dat u de vragenlijst<br />

op een open en eerlijke wijze invult en niets blanco laat.<br />

We raden u aan om deel I en II apart in te vullen, zodat u voor elk deel rustig de tijd kunt nemen. Op het einde van de<br />

vragenlijst ten slotte vragen we u om de tijd te noteren die u ongeveer nodig heeft gehad om de vragenlijst in te vullen.<br />

Privacy<br />

Het verzamelen en verwerken van de gegevens uit deze vragenlijst gebeurt in overeenstemming met de Wet van 8 december<br />

1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. De<br />

informatie die we met deze vragenlijst verzamelen, zal steeds vertrouwelijk worden behandeld en zal nooit vrijgegeven<br />

worden aan derden (of uw school) op een wijze waarbij u geïdentificeerd kunt worden. Bovendien hebt u het recht om uw<br />

gegevens ter inzage op te vragen en zo nodig te corrigeren of te laten schrappen. Met vragen hieromtrent kunt u terecht bij<br />

Nathalie Vandenberghe (zie contactgegevens vooraan). De reden waarom wij uw naam nodig hebben, is om de gegevens<br />

over het onderwijs te kunnen koppelen aan de gegevens over de kinderen. Zonder deze koppeling kunnen we niet onderzoeken<br />

wat er voor de kinderen wel en niet van belang blijkt.<br />

Hoe de vragenlijst terugsturen<br />

Gelieve de ingevulde vragenlijst liefst vóór en ten laatste op maandag 8 december 2008 aan de directie van uw school<br />

te bezorgen.<br />

Alvast dank voor uw medewerking!


DEEL I: STELLINGEN<br />

A. Hieronder vindt u een reeks uitspraken over allerlei onderwijsthema’s (bijvoorbeeld<br />

over hoe kinderen leren, hoe u tegenover onderwijs aan kansarmen<br />

staat, hoe u het beroep van leerkracht ervaart, enzovoort). Gelieve voor elke stelling<br />

aan te geven in welke mate u het ermee eens bent. Denk niet te lang na over<br />

elke stelling, maar duid uw eerste idee aan. Kleur telkens slechts één bolletje.<br />

1. Kinderen leren het best door actieve, zelfgekozen exploratie <br />

2. Kinderen beschikken over een zekere intelligentie en men kan weinig doen om dit te<br />

veranderen<br />

3. Om realistisch te zijn, moeten de schoolse verwachtingen voor kansarme kinderen veelal<br />

bijgesteld worden<br />

<br />

<br />

4. Ik heb er wel eens spijt van dat ik leerkracht geworden ben <br />

5. <strong>Leerkracht</strong>en weten veel meer dan leerlingen; ze laten leerlingen het best niet aanmodderen<br />

wanneer ze gewoonweg de antwoorden onmiddellijk kunnen geven<br />

<br />

6. Kansarme ouders nemen minder het initiatief tot contact met de leerkracht of de school <br />

7. Kinderen moeten op school ruimte krijgen om zelf dingen uit te zoeken <br />

8. Wanneer ik de kans ertoe kreeg, zou ik een andere baan nemen <br />

9. Kinderen uit kansarme milieus zijn vaak van nature minder intelligent <br />

10. De hele dag met kinderen werken vormt een zware belasting voor mij <br />

11. Voor effectief leren is doorgaans een rustig klaslokaal nodig <br />

12. Kinderen uit kansarme milieus vertonen vaker moeilijk gedrag <br />

13. Kinderen kunnen wel nieuwe dingen leren, maar de intelligentie kan niet veranderd worden <br />

14. Als ik alles nog eens over mocht doen, zou ik beslist weer leerkracht worden <br />

15. Leerlingen zullen meer initiatief tot leren nemen wanneer ze tijdens de lessen vrij mogen<br />

rondlopen in de klas<br />

<br />

16. Het onderwijs kan kansarme kinderen uit de kansarmoede halen <br />

17. Voor mij zijn de voordelen van het beroep van leerkracht groter dan de nadelen <br />

18. Het is beter dat de leerkracht – niet de leerlingen – beslist welke activiteiten gedaan worden <br />

19. Goed onderwijs kan ervoor zorgen dat kinderen uit kansarme milieus even goed presteren<br />

als andere kinderen<br />

<br />

20. Leerlingen zouden de criteria waarop hun werk beoordeeld zal worden, mee moeten bepalen <br />

21. Intelligentie is zo typisch voor een kind dat men er weinig aan kan doen <br />

22. Kansarme ouders interesseren zich vaak minder voor de schoolloopbaan van hun kind <br />

23. Aan het einde van de schooldag voel ik mij leeg <br />

24. De school kan niet verantwoordelijk gesteld worden wanneer kansarme kinderen weinig<br />

profiteren van het geboden onderwijs<br />

25. Instructie wordt het best opgebouwd rond problemen met heldere en correcte antwoorden en<br />

rond begrippen die de meeste leerlingen snel kunnen vatten<br />

<br />

<br />

26. Kinderen uit kansarme milieus zijn vaak sneller afgeleid in de klas <br />

27. Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk <br />

28. De leerkracht moet vooral kansen scheppen zodat de kinderen zelf kunnen leren <br />

29. Voor mij is er geen beter beroep dan dat van leerkracht <br />

30. Hoeveel leerlingen leren hangt af van hoeveel voorkennis ze hebben; daarom is het dermate<br />

belangrijk om feitenkennis te onderwijzen<br />

<br />

31. Kansarme ouders staan meestal meer wantrouwig tegenover de leerkracht en de school <br />

- 1 -


B. In onderstaande tekstvakken beschrijven we observaties in de klassen van twee leerkrachten, juf An en meester<br />

Tom. Lees elke situatie en beantwoord vervolgens elke vraag door het bolletje te kleuren bij het volgens u best passende<br />

antwoord. Kleur telkens slechts één bolletje.<br />

Juf An leidde het klasgesprek op een levendige wijze waarbij<br />

ze vragen stelde die de leerlingen snel konden beantwoorden<br />

en die gebaseerd waren op de leesopdracht van<br />

de dag voordien. Na deze bespreking onderwees juf An de<br />

klas nieuwe leerinhoud. Hierbij maakte ze opnieuw gebruik<br />

van eenvoudige vragen opdat de leerlingen aandachtig<br />

zouden luisteren.<br />

De klas van meester Tom hield ook een klasgesprek, maar<br />

de meeste vragen kwamen van de leerlingen zelf. Hoewel<br />

meester Tom de vragen van de leerlingen kon verhelderen<br />

en suggesties gaf waar de leerlingen relevante informatie<br />

konden vinden, kon hij de meeste vragen zelf niet onmiddellijk<br />

beantwoorden.<br />

1. Uit welk van beide klasgesprekken denkt u dat de leerlingen meer kennis verwerven<br />

2. Uit welk van beide klasgesprekken denkt u dat de leerlingen meer relevante vaardigheden<br />

verwerven<br />

<br />

<br />

C. Verschillende leerkrachten hebben verschillende opvattingen over onderwijzen beschreven. Kleur voor elk van de<br />

volgende paren stellingen het bolletje dat het meest overeenkomt met uw eigen opvattingen. Hoe dichter het bolletje<br />

bij één van beide stellingen, hoe meer uw opvatting overeenstemt met deze stelling. Kleur telkens slechts één bolletje.<br />

‘Ik zie mijn rol als leerkracht vooral als<br />

begeleider bij het leren. Ik probeer kansen<br />

te creëren en middelen te voorzien<br />

zodat mijn leerlingen zelf concepten ontdekken<br />

of construeren.’<br />

‘Het belangrijkste onderdeel van instructie<br />

is de inhoud van het curriculum. Deze<br />

inhoud wordt bepaald door wat de gemeenschap<br />

vindt dat leerlingen moeten<br />

kennen en kunnen.’<br />

‘Het is essentieel voor leerlingen om<br />

interesse te krijgen in schoolwerk; interesse<br />

en inzet zijn belangrijker dan de<br />

leerinhoud waarrond ze werken.’<br />

‘Het is een goed idee dat allerlei soorten<br />

activiteiten in de klas plaatsvinden, ook<br />

al is dit organisatorisch niet altijd eenvoudig.<br />

Bijvoorbeeld, sommige leerlingen<br />

zouden een scène uit een gelezen toneelstuk<br />

kunnen spelen, andere leerlingen<br />

zouden een miniatuurversie van het<br />

decor kunnen ontwerpen.’<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

‘Dat is allemaal goed en wel, maar leerlingen<br />

leren een onderwerp niet tenzij je de<br />

leerinhoud op een gestructureerde wijze<br />

aanbiedt. Het is mijn taak als leerkracht om<br />

uitleg te geven, om aan leerlingen te tonen<br />

hoe ze hun opdrachten moeten maken en<br />

om specifieke oefeningen te geven.’<br />

‘Het belangrijkste onderdeel van instructie<br />

is dat leerlingen worden aangezet tot betekenisgeving<br />

of nadenken. Leerinhoud is<br />

ondergeschikt.’<br />

‘Hoewel de motivatie van leerlingen zeker<br />

belangrijk is, zou deze niet bepalend mogen<br />

zijn voor de leerinhoud. Het is belangrijker<br />

dat leerlingen wereldoriëntatie, wiskundeen<br />

taalvaardigheden leren aan de hand van<br />

een leerboek.’<br />

‘Het is praktischer om dezelfde opdracht te<br />

geven aan de volledige klas; een opdracht<br />

met duidelijke instructies, beperkt in de tijd,<br />

aangepast aan het concentratievermogen<br />

van leerlingen en die past binnen het dagschema<br />

van de klas.’<br />

- 2 -


D. Hieronder vindt u een aantal uitspraken over uw concrete klaspraktijk. Gelieve<br />

voor elke vraag aan te geven in hoeverre de inhoud op u van toepassing is. Denk<br />

niet te lang na over elke stelling, maar duid uw eerste idee aan. Kleur telkens<br />

slechts één bolletje.<br />

1. In deze klas zijn er veel kinderen die elkaars vriend(in) zijn <br />

2. Ik hanteer in de klas expliciete non-discriminatieregels (ik verwoord dat ik geen voorkeuren of<br />

<br />

uitsluiting duld op basis van ‘anders zijn’ en/of deze regels zijn gevisualiseerd in de klas)<br />

3. Ik leg aan de leerlingen van deze klas uit waarom ze bepaalde dingen leren op school <br />

4. Ik kan de leerlingen van deze klas niet de dingen op hun manier laten doen <br />

5. In de globale inrichting en aankleding van de klas belicht ik verschillende leefwerelden uit de<br />

omringende wereld (buurt, schoolomgeving en verder) en toon ik allerlei gelijkenissen en <br />

verschillen tussen mensen<br />

6. In deze klas vind ik het moeilijk om op zo een manier les te geven dat alle leerlingen het<br />

begrijpen<br />

<br />

7. Ik werk rond verhalen en thema’s die bij sommige kinderen van de klas sterk leven en probeer<br />

zo om hun gevoelens daarrond bespreekbaar te stellen<br />

<br />

8. Het is moeilijk om aan de leerlingen van deze klas uit te leggen waarom dingen die ze op<br />

school leren belangrijk zijn<br />

<br />

9. Ik vraag de leerlingen om na het maken van een oefening hun werk goed na te kijken <br />

10. Ik slaag erin om storend gedrag in de klas onder controle te houden <br />

11. Wanneer leerlingen van deze klas de leerstof niet begrijpen, probeer ik een andere aanpak uit <br />

12. Ik doe heel wat om de kinderen te helpen met allerlei, ook buiten mijn strikte rol als leerkracht<br />

om<br />

<br />

13. Ik slaag er doorgaans in om kinderen bij te brengen dat leren belangrijk is <br />

14. Ik hou individuele gesprekjes met kinderen over hun wijze van omgaan met leeftijdgenootjes<br />

en hoe dat op de andere kinderen overkomt<br />

<br />

15. Ik verwacht dat de meeste leerlingen van deze klas goed zullen presteren op school tijdens de<br />

volgende schooljaren<br />

<br />

16. Ik begin de les met gemakkelijke oefeningen en ga dan pas verder met moeilijke oefeningen <br />

17. Ik slaag erin om elke leerling op zijn/haar niveau aan te spreken in de les <br />

18. Ik toon begrip voor de leerlingen van deze klas <br />

19. Ik praat met de leerlingen van deze klas over mijn verwachtingen ten aanzien van hen <br />

20. Ik laat de leerlingen van deze klas soms wegkomen met zaken die ik normaal niet zou<br />

toestaan<br />

<br />

21. De kinderen van deze klas voelen zich thuis in hun klas <br />

22. Ik ben in staat om een waaier aan onderwijsstrategieën te gebruiken in de klas <br />

23. Soms heb ik het gevoel dat ik mijn verwachtingen tegenover de leerlingen in deze klas niet<br />

duidelijk stel<br />

<br />

24. De leerlingen van deze klas leren hun lessen <br />

25. Bij opdrachten moet ik altijd en herhaaldelijk aan de leerlingen van deze klas zeggen wat ze<br />

moeten doen<br />

<br />

26. Op het einde van de les herhaal ik met de leerlingen het belangrijkste uit de les <br />

27. De kinderen zijn rustig in deze klas <br />

28. Ik kan het mij niet veroorloven de leerlingen van deze klas al te veel zelf te laten beslissen<br />

over hun klasopdrachten<br />

<br />

29. De kinderen in deze klas vormen een hechte groep <br />

30. Ik moedig de leerlingen van deze klas aan om na te denken over hoe een schooltaak voor hen<br />

nuttig kan zijn<br />

<br />

31. Ik denk dat de meeste leerlingen van deze klas goed hun weg gaan vinden in het verdere<br />

leven<br />

<br />

32. Ik leer de leerlingen het verschil zien tussen de belangrijke en de minder belangrijke dingen in<br />

de les<br />

<br />

33. Ik probeer de leerlingen van deze klas veel keuzemogelijkheden te geven in klasopdrachten <br />

34. Ik pas de regels in verband met schooltaken aan voor individuele leerlingen van deze klas <br />

35. De leerlingen van deze klas doen erg hun best om zoveel mogelijk punten te halen <br />

36. Ik vind het moeilijk om consequent te blijven in deze klas <br />

37. Ik laat de leerlingen van deze klas heel wat beslissingen in verband met hun werk in de klas<br />

zelf nemen<br />

- 3 -


38. Ik geef veel voorbeelden bij het uitleggen van een nieuwe oefening <br />

39. Ik leg hardop uit hoe ik een oefening of probleem oplos <br />

40. Als leerlingen van deze klas iets niet begrijpen, leg ik het op verschillende manieren uit <br />

41. Vooraf zeg ik wat we allemaal gaan doen in de les <br />

42. Ik vraag de leerlingen om eerst goed na te denken vooraleer ze een oefening oplossen <br />

43. Ik betrek de kinderen bij het maken en opvolgen van afspraken in de klas. Ze denken mee, ze<br />

beslissen mee<br />

<br />

44. Doorgaans bied ik de leerlingen van deze klas zo weinig mogelijk keuzes aan <br />

45. Ik moet de leerlingen van deze klas stap voor stap begeleiden bij hun klasopdrachten <br />

46. De kinderen van deze klas storen mij tijdens de les <br />

47. In deze klas vind ik het moeilijk om uit te maken of leerlingen kunnen volgen <br />

48. Ik hanteer werkvormen waarin de persoonlijke inhoudelijke inbreng van kinderen van groot<br />

belang is (bv. filosofisch gesprek met kinderen, kringgesprek, ...)<br />

<br />

49. Wanneer ik een leerling van deze klas straf, leg ik altijd uit waarom <br />

50. In deze klas vind ik het moeilijk om uit te maken wanneer leerlingen hulp nodig hebben <br />

51. De leerlingen van deze klas zoeken zelf het antwoord op vragen die hen bezighouden <br />

52. Ik bekommer mij om de leerlingen van deze klas wanneer ze problemen hebben <br />

53. Ik verwacht dat de meeste leerlingen van deze klas goed zullen presteren in het secundair<br />

onderwijs<br />

54. Ik probeer duidelijk te zijn tegen de leerlingen van deze klas over wat ik van hen in de klas<br />

verwacht<br />

<br />

<br />

55. Toetsen worden in deze klas ernstig voorbereid door de leerlingen <br />

56. Ik heb niet altijd de tijd om het gedrag van de leerlingen van deze klas nauwgezet op te volgen <br />

57. Ik ben in staat om ook een moeilijke groep kinderen te hanteren in de klas <br />

58. Ik slaag er doorgaans in om àlle kinderen belangrijke vorderingen te laten maken <br />

59. De kinderen van deze klas kennen elkaar goed <br />

60. In deze klas gaat er nogal wat tijd naar orde houden <br />

61. Ik slaag erin om de kinderen de regels te laten naleven in de klas <br />

62. Ik merk dat ik de leerlingen van deze klas elke stap moet uitleggen tijdens het maken van klasopdrachten<br />

<br />

63. Deze klas is erg rumoerig <br />

64. Ik bespreek met de leerlingen de manier waarop ze een oefening oplossen <br />

65. Ik verwacht dat de leerlingen van deze klas veel opsteken tijdens mijn lessen <br />

66. Ik toon de leerlingen van deze klas verschillende manieren om problemen op te lossen <br />

67. In deze klas zijn er kinderen die buiten de groep staan <br />

68. Het is beter niet teveel keuzemogelijkheden te geven aan de leerlingen van deze klas <br />

69. Iets leren is voor de leerlingen van deze klas erg belangrijk <br />

70. Ik gebruik lesmateriaal waarbij socio-culturele en etnische diversiteit expliciet tot uiting komt <br />

71. Ik neem de tijd wanneer de leerlingen van deze klas iets met mij willen bespreken <br />

72. Ik slaag erin om àlle kinderen het gevoel te geven dat ze werkjes en oefeningen goed kunnen<br />

maken<br />

73. Ik bespreek met de kinderen geregeld hoe de groep draait. Niet alleen conflicten en ruzies,<br />

maar ook positieve zaken komen aan bod<br />

74. In deze klas is het moeilijk in te schatten wanneer de leerlingen klaar zijn om over te gaan tot<br />

nieuwe leerstof<br />

<br />

<br />

<br />

75. Ik bouw een vertrouwensband op met de leerlingen van deze klas <br />

76. Het duurt lang in deze klas vooraleer het rustig genoeg is om met de les te beginnen <br />

77. Ik slaag erin om ook kinderen die weinig interesse tonen voor schoolwerk te motiveren <br />

- 4 -


DEEL II: DIDACTISCH HANDELEN<br />

1. Weekverloop<br />

Geef in de onderstaande tabel aan hoeveel lestijden in uw klas van het zesde leerjaar tijdens een gewone lesweek<br />

besteed worden aan de verschillende leergebieden. Onder een lestijd verstaan we een periode van 50 minuten. Vul<br />

tevens het totaal aantal lestijden in. Het totaal aantal lestijden dient gelijk te zijn aan de som van de lestijden die per<br />

leergebied werden ingevuld.<br />

Probeer voor de vakoverschrijdende werkvormen (bv. hoekenwerk, contractwerk, projectwerk, …) een schatting te<br />

maken van het aantal lestijden dat besteed wordt aan de verschillende leergebieden en dit aantal bij te tellen bij de<br />

betreffende leergebieden.<br />

Leergebieden<br />

Aantal lestijden<br />

1. Nederlands (inclusief ev. bibliotheekbezoek) ……… lestijd(en)<br />

2. Wiskunde ……… lestijd(en)<br />

3. Wereldoriëntatie (natuur, technologie, mens, maatschappij, tijd, ruimte) ……… lestijd(en)<br />

4. Muzische vorming (muziek/zang/dans, tekenen/schilderen/knutselen/handenarbeid, drama, media) ……… lestijd(en)<br />

5. Lichamelijk opvoeding (turnen, zwemmen) ……… lestijd(en)<br />

6. Godsdienst of niet-confessionele zedenleer ……… lestijd(en)<br />

7. Frans ……… lestijd(en)<br />

8. Andere vreemde taal (geef aan welke): ………………………………………………................................ ……… lestijd(en)<br />

9. Andere: ……………………………………………………………………….................................... ……… lestijd(en)<br />

Het totaal aantal lestijden (van 50 minuten) per week in mijn klas van het zesde leerjaar bedraagt:<br />

………<br />

2. Klasinrichting en hoeken<br />

Kruis het klasbeeld aan dat het meeste gelijkenis vertoont met uw klas:<br />

Opstelling van de tafels:<br />

U mag meer dan één opstelling aankruisen, voor<br />

zover elke opstelling minstens 30% van de tijd gehanteerd<br />

wordt<br />

in rijen<br />

U-vorm of kring van tafels<br />

2 of 3 grote groepen tafels<br />

meerdere kleine groepjes van tafeltjes<br />

Andere (specificeer):<br />

...........................................................................<br />

...........................................................................<br />

...........................................................................<br />

Aanwezigheid van permanente hoeken:<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

kring<br />

leeshoek<br />

schrijfhoek of stelhoek<br />

reken, meet- en weeghoek<br />

computerhoek<br />

leerspeelhoek (puzzels, werkbladen, gezelschapsspelen)<br />

crea-hoek (knutselen, schilderen, …)<br />

dramahoek (verkleeddoos of –koffer, …)<br />

experimenteer- of ontdekhoek<br />

WO-hoek<br />

kleine werkhoek (voor 1 of enkele kinderen)<br />

grote werkhoek (vb. voor een 10-tal kinderen)<br />

......................................................................<br />

......................................................................<br />

- 5 -


3. Vakdidactiek Nederlands<br />

3.1. Maakt u in het zesde leerjaar gebruik van een vast handboek of een vaste methode voor Nederlands<br />

Nee Ja<br />

Indien ja, vermeld:<br />

Taalmethode<br />

Naam: ………………………………..........<br />

Spellingsmethode<br />

Naam: ……………………………….........<br />

Jaartal van uitgave: ……......<br />

Jaartal van uitgave: ..….........<br />

Gebruikte onderdelen (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Handleiding leerkracht en bijhorend didactisch materiaal <br />

Tekst- of taalboek leerlingen/spellingboek leerlingen <br />

Werkboeken leerlingen <br />

Differentiatiemateriaal/verrijkingsmateriaal <br />

Toetsen <br />

Analysemateriaal <br />

Remediëringsmateriaal <br />

Computerprogramma’s <br />

Andere: …………………………........................................ <br />

<br />

<br />

<br />

Wijze van aanwenden (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Ik houd de voorgestelde inhoud, didactische aanbreng<br />

en volgorde strikt aan<br />

Sommige onderdelen vind ik minder goed; daarvoor<br />

heb ik mijn eigen aanbreng of aanvulling<br />

Vaak kan ik niet alles behandelen; ik sla een aantal<br />

zaken over of bereik het einde niet<br />

<br />

<br />

<br />

3.2. Maakt u in het zesde leerjaar op regelmatige basis gebruik van aanvullende handboeken voor Nederlands<br />

(bv. voor anderstalige leerlingen)<br />

Nee Ja, namelijk: .............................................................................................<br />

3.3. Hanteert uw school voor het zesde leerjaar een leerlingvolgsysteem voor lezen en/of spellen<br />

Lezen<br />

- 6 -<br />

Spelling<br />

Nee Ja, namelijk: ............................................. Nee Ja, namelijk: ...........................................<br />

En dit om te toetsen en/of problemen te signaleren <br />

om problemen verder te analyseren <br />

om te differentiëren <br />

om te remediëren <br />

om mijn planning bij te stellen <br />

met een ander doel: ............................................................. <br />

(u mag meerdere mogelijkheden aankruisen)<br />

3.4. Groeperingsvormen en differentiatie tijdens de lesuren Nederlands van de voorbije lesweek<br />

(Indien de voorbije lesweek voor Nederlands uitzonderlijk was, baseer u dan op de week daarvoor)<br />

a. Groeperingsvormen: maak een schatting van de hoeveelheid taallestijd die de voorbije lesweek ging naar:<br />

a. klassikale instructie of oefening: ....... %<br />

b. groepswerk: ....... %<br />

c. per twee: ....... %<br />

d. individueel werk: ....... %<br />

b. Differentiatie: in welke mate maakte u voor het taalonderricht de voorbije lesweek gebruik van volgende strategieën en opdrachten<br />

0 = kwam niet aan bod 1à2 = 1 of 2 keer 3à4 = 3 of 4 keer 5+ = 5 keer of meer 0 1à2 3à4 5+<br />

Differentiërende instructie:<br />

a. verlengde instructie voor een deel van de klas<br />

b. remediërende instructie voor een deel van de klas<br />

c. uitbreidingsleerstof voor een deel van de klas<br />

d. extra ondersteuning voor bepaalde leerlingen tijdens opdracht<br />

Differentiërende opdrachten:<br />

e. sommige kinderen krijgen extra opdrachten (van hetzelfde niveau)<br />

f. sommige kinderen krijgen minder opdrachten<br />

g. kinderen krijgen opdrachten van een verschillend niveau<br />

h. kinderen krijgen opdrachten met een verschillend onderwerp


4. Vakdidactiek wiskunde<br />

4.1. Maakt u in het zesde leerjaar gebruik van een vast handboek of een vaste methode voor wiskunde<br />

Ja Nee<br />

Indien ja, vermeld:<br />

• Naam: .................................................................................................................<br />

• Jaartal van uitgave: ...............<br />

• Gebruikte onderdelen: Handleiding leerkracht en bijhorend didactisch materiaal<br />

Leer- of bronnenboek leerlingen<br />

Werkboeken leerlingen<br />

Differentiatiemateriaal/verrijkingsmateriaal<br />

Toetsen<br />

Analysemateriaal<br />

Remediëringsmateriaal<br />

Computerprogramma’s<br />

Andere: .....................................................................<br />

• Wijze van aanwenden: (meerdere antwoorden mogelijk)<br />

Ik houd de voorgestelde inhoud, didactische aanbreng en volgorde strikt aan<br />

Sommige onderdelen vind ik minder goed; daarvoor heb ik mijn eigen aanbreng of aanvulling<br />

Vaak kan ik niet alles behandelen; ik sla een aantal zaken over of bereik het einde niet<br />

4.2. Maakt u in het zesde leerjaar op regelmatige basis gebruik van aanvullende handboeken voor wiskunde<br />

Nee Ja, namelijk: .............................................................................................<br />

4.3. Hanteert uw school voor het zesde leerjaar een leerlingvolgsysteem voor wiskunde<br />

Nee Ja, namelijk: .............................................................................................<br />

en dit om te toetsen en/of om problemen te signaleren<br />

om problemen verder te analyseren<br />

om te differentiëren<br />

(u mag meerdere mogelijkheden<br />

om te remediëren<br />

aankruisen)<br />

om mijn planning bij te stellen<br />

met een ander doel: ............................................................<br />

4.4. Groeperingsvormen en differentiatie tijdens de lesuren wiskunde van de voorbije lesweek<br />

(Indien de voorbije lesweek voor wiskunde uitzonderlijk was, baseer u dan op de week daarvoor)<br />

a. Groeperingsvormen: maak een schatting van de hoeveelheid wiskundelestijd die de voorbije lesweek ging naar:<br />

a. klassikale instructie of oefening: ....... %<br />

b. groepswerk: ....... %<br />

c. per twee: ....... %<br />

d. individueel werk: ....... %<br />

b. Differentiatie: in welke mate maakte u voor het wiskundeonderricht van de voorbije lesweek gebruik van volgende strategieën<br />

en opdrachten<br />

0 = kwam niet aan bod 1à2 = 1 of 2 keer 3à4 = 3 of 4 keer 5+ = 5 keer of meer 0 1à2 3à4 5+<br />

Differentiërende instructie:<br />

a. verlengde instructie voor een deel van de klas<br />

b. remediërende instructie voor een deel van de klas<br />

c. uitbreidingsleerstof voor een deel van de klas<br />

d. extra ondersteuning voor bepaalde leerlingen tijdens opdracht<br />

Differentiërende opdrachten:<br />

e. sommige kinderen krijgen extra opdrachten (van hetzelfde niveau)<br />

f. sommige kinderen krijgen minder opdrachten<br />

g. kinderen krijgen opdrachten van een verschillend niveau<br />

h. kinderen krijgen opdrachten met een verschillend onderwerp<br />

- 7 -


5. Voorkomen van specifieke leeractiviteiten<br />

Hierna volgt een lijst met activiteiten die kunnen plaatsvinden in<br />

het zesde leerjaar. Duid voor elke activiteit aan hoe frequent ze<br />

voorkomt. Baseer u hiervoor niet enkel op de voorbije twee<br />

maanden, maar op (de planning voor) het hele schooljaar.<br />

De meeste activiteiten tellen pas mee vanaf een bepaalde tijdsduur<br />

(zodat het om een duidelijk onderscheiden leeractiviteit<br />

gaat). Kortere periodes mogen niet samengeteld worden.<br />

1. Gedurende minstens 10 minuten lezen leerlingen voor (kringlezen, duolezen,<br />

forumlezen, ...)<br />

<br />

2. Gedurende minstens 10 minuten lossen leerlingen vragen op bij een tekst <br />

3. Leerlingen schrijven een tekst waarin ze hun denkwijze of redenering uitgebreid<br />

uitleggen<br />

4. Gedurende minstens 10 minuten verwerken leerlingen schriftelijke informatie om<br />

een opdracht uit te voeren (bv. aan de hand van een tekst een agenda invullen,<br />

een weg uitstippelen op een stratenplan, een plan uittekenen, …)<br />

5. Gedurende minstens 10 minuten leren leerlingen nieuwe woordenschat door de<br />

woorden over te schrijven, definities op te schrijven of de woorden in een zin te<br />

gebruiken<br />

6. Gedurende minstens 10 minuten maken leerlingen schrijfoefeningen in verband<br />

met spelling, zinsbouw, enz.<br />

7. Leerlingen schrijven of bewerken een eigen tekst (bv. een verslag, verhaal, tekst<br />

in het kader van maatschappelijke vorming of W.O.)<br />

8. Leerlingen houden een discussie en verdedigen een bepaald standpunt dat<br />

mogelijk verschilt van hun eigen standpunt<br />

9. Gedurende minstens 10 minuten wisselen leerlingen hun ideeën over wat ze<br />

gelezen hebben met elkaar uit<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

10. Leerlingen verzinnen eigen vraagstukken voor wiskunde en lossen ze op <br />

11. Gedurende minstens 10 minuten zetten leerlingen maateenheden om aan de<br />

hand van verhoudingstabellen<br />

12. Gedurende minstens 10 minuten maken leerlingen oefeningen op de<br />

verschillende bewerkingen (hoofd- en/of cijferrekenen)<br />

13. Gedurende minstens 10 minuten zoeken leerlingen naar een oplossing voor een<br />

wiskundeprobleem waarvoor de oplossingswijze en –methode niet onmiddellijk<br />

duidelijk zijn<br />

14. Gedurende minstens 10 minuten maken leerlingen gebruik van schatprocedures<br />

indien gegevens voor een exacte berekening of meting ontbreken of onvolledig<br />

zijn<br />

15. Gedurende minstens 10 minuten initieert de leerkracht activiteiten waarbij<br />

leerlingen eigenschappen van de verschillende bewerkingen<br />

(bv. ‘906:15,1=9060:151’) ontdekken (ev. met behulp van materiaal)<br />

16. Gedurende minstens 10 minuten bespreken leerlingen wiskundige redeneringen<br />

of oplossingsstrategieën met elkaar (al dan niet geleid door de leerkracht)<br />

17. Leerlingen maken taken waarbij ze eenzelfde verband of idee moeten weergeven<br />

op meer dan één manier (bv. bij wiskunde in een tabel en in een grafiek,<br />

bij Nederlands in een gedicht en in een opstel)<br />

18. Gedurende minstens 10 minuten wordt besproken hoe de eigenlijke samenwerking<br />

liep bij groepsopdrachten<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

19. Leerlingen werken aan vakoverschrijdende opdrachten (bv. projectwerk) <br />

20. Leerlingen maken een product dat door anderen zal gebruikt worden <br />

21. Gedurende minstens 10 minuten wordt er bij een opdracht of toets een gesprek<br />

gevoerd over het leerproces (‘wat is/was het probleem; hoe pak(te) je dit aan;<br />

wat werkt(e) wel/niet en waarom; wat leerde je uit dit proces’)<br />

22. Leerlingen maken opdrachten waarvoor geen duidelijk correct antwoord is;<br />

waarbij de werkelijkheid complex is en misschien onmogelijk te kennen<br />

<br />

<br />

23. Leerlingen werken aan contractwerk <br />

24. Leerlingen doen praktijkopdrachten/proeven <br />

25. Gedurende minstens 10 minuten doen leerlingen aan peer teaching (=elkaar<br />

onderrichten over de leerstof per twee of in groepjes)<br />

<br />

- 8 -


26. Leerlingen schrijven een tekst of houden een discussie waarin ze hun taak of<br />

project beoordelen (wat deden ze goed en hoe zou het beter kunnen)<br />

27. Gedurende minstens 10 minuten wordt de geziene leerstof, al dan niet samen<br />

met de leerlingen, samengevat of herhaald<br />

28. Leerlingen maken gebruik van het internet of van e-mail in functie van klasactiviteiten<br />

<br />

<br />

<br />

29. Leerlingen tonen hun werk aan een publiek <br />

30. Leerlingen doen proeven of onderzoek rond een bepaald thema <br />

31. Leerlingen maken gebruik van computersoftware voor taal en/of rekenen <br />

32. Leerlingen werken aan problemen waarvoor er geen duidelijke oplossingsmethode<br />

is<br />

33. Gedurende minstens 10 minuten worden gemaakte fouten op toetsen klassikaal<br />

of individueel besproken<br />

34. Leerlingen kiezen zelf oplossingsmethoden voor een complex probleem en bespreken<br />

vervolgens onderling de verschillende oplossingsmethoden en<br />

resultaten<br />

<br />

<br />

<br />

35. Leerlingen werken aan projecten die meer dan een week in beslag nemen <br />

36. Gedurende minstens 10 minuten wordt een klasgesprek gehouden over<br />

verbanden tussen vroegere en nieuwe leerstof<br />

<br />

37. Leerlingen bedenken zelf problemen om op te lossen <br />

38. Leerlingen mogen zelf toetsen of opdrachten verbeteren <br />

39. Leerlingen geven een presentatie of spreekbeurt <br />

40. Leerlingen werken in kleine groepjes om tot een gezamenlijke oplossing of<br />

aanpak te komen voor een probleem of een taak<br />

<br />

41. Leerlingen beantwoorden individueel vragen in hun werkboek of op werkbladen <br />

- 9 -


6. Gebruik van toetsen (inclusief toetsen van het leerlingvolgsysteem)<br />

6.1. Voor welke leergebieden maakt u in het zesde leerjaar gebruik van toetsen<br />

Nederlands<br />

Wiskunde<br />

Frans<br />

W.O.<br />

Godsdienst of niet-confessionele zedenleer<br />

Muzische vorming<br />

Lichamelijke opvoeding<br />

Andere: (specificeer) ..............................................................................................................<br />

6.2. Toetsen voor Nederlands:<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Frequentie van de toetsen 1<br />

(kruis slechts één antwoord aan)<br />

ongeveer wekelijks<br />

gemiddeld om de twee weken<br />

gemiddeld elke maand<br />

gemiddeld 1 keer per trimester<br />

enkel op het einde van het<br />

schooljaar<br />

in principe niet<br />

<br />

Soort toetsen<br />

(u mag meerdere antwoorden aankruisen)<br />

toetsen van de methode of het<br />

handboek<br />

bestaande, methodeonafhankelijke<br />

toetsen (dus niet van de methode of<br />

het handboek)<br />

<br />

zelf opgestelde toetsen<br />

Vorm van beoordeling<br />

(u mag meerdere antwoorden aankruisen)<br />

Voor uzelf:<br />

cijfers codes inhoud. commentaar<br />

Naar de leerlingen toe:<br />

cijfers codes inhoud. commentaar<br />

Naar de ouders toe:<br />

cijfers codes inhoud. commentaar<br />

1<br />

het betreft de gemiddelde frequentie voor het totale leergebied ‘Nederlands’, u hoeft geen onderscheid te maken tussen verschillende soort<br />

toetsen en/of de verschillende leerstofonderdelen<br />

6.3. Toetsen voor wiskunde:<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Frequentie van de toetsen 1<br />

(kruis slechts één antwoord aan)<br />

ongeveer wekelijks<br />

gemiddeld om de twee weken<br />

gemiddeld elke maand<br />

gemiddeld 1 keer per trimester<br />

enkel op het einde van het<br />

schooljaar<br />

in principe niet<br />

<br />

Soort toetsen<br />

(u mag meerdere antwoorden aankruisen)<br />

toetsen van de methode of het<br />

handboek<br />

bestaande, methodeonafhankelijke<br />

toetsen (dus niet van de methode of<br />

het handboek)<br />

<br />

zelf opgestelde toetsen<br />

Vorm van beoordeling<br />

(u mag meerdere antwoorden aankruisen)<br />

Voor uzelf:<br />

cijfers codes inhoud. commentaar<br />

Naar de leerlingen toe:<br />

cijfers codes inhoud. commentaar<br />

Naar de ouders toe:<br />

cijfers codes inhoud. commentaar<br />

1<br />

het betreft de gemiddelde frequentie voor het totale leergebied ‘wiskunde’, u hoeft geen onderscheid te maken tussen verschillende soort<br />

toetsen en/of de verschillende leerstofonderdelen<br />

- 10 -


7. Huiswerk<br />

7.1. Hoe frequent geeft u huiswerk in het zesde leerjaar:<br />

(kruis telkens slechts één mogelijkheid aan)<br />

Voor Nederlands: Voor wiskunde: Ander huiswerk:<br />

nooit<br />

enkele keren per jaar<br />

regelmatig, maar minder dan 1<br />

keer per week<br />

1 tot 3 keer per week<br />

ongeveer dagelijks<br />

nooit<br />

enkele keren per jaar<br />

regelmatig, maar minder dan 1<br />

keer per week<br />

1 tot 3 keer per week<br />

ongeveer dagelijks<br />

nooit<br />

enkele keren per jaar<br />

regelmatig, maar minder dan 1<br />

keer per week<br />

1 tot 3 keer per week<br />

ongeveer dagelijks<br />

7.2. Indien u huiswerk geeft in het zesde leerjaar, om welke soort gaat het dan<br />

(kruis alles aan wat regelmatig voorkomt)<br />

leesopdracht<br />

schriftelijke oefeningen taal<br />

zelf een tekst schrijven<br />

inoefenen dialoog, gedicht, …<br />

schriftelijke oefeningen wiskunde<br />

afwerken of verbeteren van oefeningen of contractwerk uit de klas<br />

documentatie zoeken<br />

leren van les WO<br />

voorbereiding spreekbeurt<br />

andere activiteiten (specificeer): ......................................................................................................................................<br />

7.3. Indien u huiswerk geeft in het zesde leerjaar, differentieert u soms<br />

(u mag meerdere antwoorden aankruisen)<br />

Nee, iedereen krijgt dezelfde opdrachten<br />

Alle kinderen krijgen huiswerk, maar soms van een verschillende lengte of moeilijkheidsgraad<br />

Kinderen die zwakker scoren voor een domein, moeten thuis soms extra oefenen<br />

Kinderen die hun werk in de klas niet afhebben, moeten het thuis soms afwerken<br />

Kinderen krijgen niet steeds allemaal dezelfde opdrachten, maar dit heeft met de inhoud te maken (bv. projectwerk<br />

in groepjes), en niet met de moeilijkheidsgraad<br />

Andere (specificeer): ..............................................................................................................................<br />

- 11 -


8. Anderstalige leerlingen<br />

8.1. Voor hoeveel anderstalige kinderen in uw klas van het zesde leerjaar vormt het Nederlands<br />

(spreken/begrijpen) een belemmering voor het leren ..........<br />

8.2. Wordt er dit schooljaar een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers georganiseerd op uw school<br />

Nee Ja<br />

Indien ja:<br />

• Hoeveel leerlingen uit uw klas (zesde leerjaar) gaan naar de onthaalklas ……<br />

• Voor hoeveel uren per week gaan deze kinderen naar de onthaalklas ……<br />

INDIEN ER GÉÉN ANDERSTALIGE KINDEREN IN UW KLAS ZITTEN, GA DIRECT DOOR NAAR VRAAG 9<br />

8.3. Zijn er volwassenen beschikbaar in de klas die de thuistaal van deze kinderen beheersen<br />

Nee<br />

Ja wie: (kruis aan): klasleerkracht externe leerkracht ouder of andere vrijwilliger<br />

Voor welke talen ......................................................................................................<br />

8.4. Op welke manier wordt er standaardgewijs omgegaan met de thuistaal van anderstalige kinderen<br />

Kies uit de onderstaande lijst het best passende alternatief:<br />

Er wordt alleen Nederlands gesproken, zowel met de leerkracht als tussen de kinderen onderling<br />

De thuistaal wordt niet gebruikt voor instructie, maar wel (kruis 1 of meerdere mogelijkheden aan)<br />

om de kinderen te helpen om de klasactiviteit te begrijpen<br />

om discipline te bewaren of ongepast gedrag bij te sturen<br />

laat de leerkracht toe dat de kinderen ze onderling gebruiken in de klas<br />

Voor instructie en andere doeleinden wordt een mengeling van Nederlands en een tweede taal gebruikt<br />

Een tweede taal is de belangrijkste taal die gebruikt wordt voor instructie en andere doeleinden<br />

Andere (specificeer): .....................................................................................................................................<br />

8.5. Aan onderwijs in de Nederlandse taal kan in meertalige klassen op verschillende manieren vorm gegeven<br />

worden. Welke van de onderstaande manieren typeert het taalonderwijs in uw klas het best<br />

Kies uit de onderstaande lijst het best passende alternatief:<br />

Anderstalige leerlingen nemen deel aan het gewone taalonderwijs dat gebaseerd is op de gebruikelijke taal- en<br />

leesmethodes<br />

Anderstalige leerlingen nemen deel aan het gewone taalonderwijs, maar op een lager niveau of met een extra<br />

aanbod<br />

Anderstalige leerlingen nemen deel aan het gewone taalonderwijs dat gebaseerd is op de gebruikelijke taal- en<br />

leesmethodes. Daarnaast worden materialen gebruikt die specifiek ontwikkeld zijn voor anderstaligen<br />

Anderstalige leerlingen krijgen apart taalonderwijs aan de hand van een methode die bestemd is voor<br />

anderstaligen<br />

Het taalonderwijs is voor alle leerlingen gebaseerd op een methode die bestemd is voor anderstalige leerlingen of<br />

onderwijs aan meertalige klassen<br />

Andere (specificeer): ......................................................................................................................................<br />

- 12 -


9. Betrokkenheid van ouders op de klaswerking<br />

9.1. Kruis aan op welke manieren ouders bij het klasgebeuren in het zesde leerjaar betrokken worden:<br />

(het gaat dus niet om activiteiten voor de hele school zoals een schoolfeest)<br />

Ik doe systematisch een beroep op ouders voor buitenschoolse activiteiten (zwemmen, toneel, bibliotheek, kamp)<br />

Ik doe een beroep op leesouders<br />

Ik doe een beroep op ouders voor andere activiteiten in de klas, en dit minstens zes keer per jaar of meer (bv. een<br />

ouder komt gewoon meedoen in de klas, wordt uitgenodigd om over iets te vertellen of iets te demonstreren, wordt<br />

betrokken bij taalactiviteiten voor anderstalige kinderen, ...)<br />

Voor sommige of alle kinderen leg ik huisbezoeken af<br />

In het begin van het schooljaar is er een informatiebijeenkomst voor de ouders van het 6 e leerjaar, waarbij ik een<br />

algemene uitleg geef over de werking (vb. leerstof, huiswerk, ...)<br />

Ik werk met een heen-en-weer-schriftje (of –map) of met een klasdagboek naar de ouders toe<br />

Er is twee of meer keren per jaar een individueel oudercontact, waarop ik apart met alle ouders een evaluatiegesprekje<br />

houd over hun kind<br />

Er is twee of meer keren per jaar een gezamenlijke oudervergadering, waarop ik samen met alle ouders van mijn<br />

klas een aantal zaken bespreek<br />

Soms maak ik een aparte afspraak met ouders om iets te bespreken over hun kind<br />

In verband met kinderen die moeilijkheden hebben met taal of rekenen, maak ik met de ouders afspraken over wat<br />

en hoe zij dat ook thuis kunnen begeleiden en oefenen<br />

Andere (omschrijf): .....................................................................................................................................<br />

9.2. Zijn er ouders die u via de gewone kanalen toch zelden of nooit te spreken krijgt<br />

Nee Ja<br />

Indien ja:<br />

• Van hoeveel kinderen ongeveer: .......<br />

• Worden er extra inspanningen gedaan of personen ingezet om die toch te bereiken<br />

nee<br />

ja, door mezelf (telefoneren, huisbezoek, oudere broer of zus gebruiken als tussenpersoon, ...)<br />

ja, door de directie<br />

ja, door een hiermee belast persoon (GOK-leerkracht, brugfiguur, schoolopbouwwerker, …)<br />

10. Ordening van mogelijke onderwijsdoelstellingen<br />

Hierna volgt een opsomming van een aantal elementen die relevant zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Kruis er drie<br />

aan die volgens u prioriteit moeten krijgen op school in het zesde leerjaar.<br />

(Wat u niet aankruist kan u natuurlijk ook prioritair vinden, maar bijvoorbeeld eerder voor de opvoeding thuis of op een<br />

ander ogenblik in de schoolloopbaan):<br />

Ontwikkelingsaspecten<br />

a. Sociale vaardigheden (opschieten met andere kinderen)<br />

b. Zelfstandigheid en initiatief (zelfstandig problemen oplossen)<br />

c. Lees-, schrijf- en rekenvaardigheden<br />

d. Meewerken (regels volgen, opschieten met volwassenen)<br />

e. Het verwerven van kennis<br />

f. Zelfvertrouwen, positief zelfbeeld<br />

g. Creativiteit (verbeelding)<br />

h. Werkhouding (aandachtig zijn, taken afwerken)<br />

i. Kritisch denken<br />

j. Motorische vaardigheden (sport, coördinatie)<br />

k. Leren leren (informatie opzoeken en verwerken, eigen leerproces<br />

leren plannen en sturen)<br />

3 meest belangrijke<br />

- 13 -


DEEL III: ACHTERGRONDGEGEVENS<br />

1. Adres van de vestigingsplaats (school) waar u lesgeeft:<br />

Straat: ................................................................................................ Nr.: ..............<br />

Postcode: ................... Gemeente: .........................................................................<br />

2. Uw familienaam: ....................................... Uw voornaam: ………………………………….<br />

3. Geslacht: Vrouw Man<br />

4. Geboortedatum: ......... / ......... / 19........<br />

5. Diploma(‘s): .........................................................................................................................................................<br />

6. Totaal aantal jaren onderwijservaring: ........ jaar (dit schooljaar NIET inbegrepen)<br />

7. Aantal jaren onderwijservaring in het zesde leerjaar: ....... jaar (dit schooljaar NIET inbegrepen)<br />

8. Duobaan Nee<br />

Ja, vul tevens het percentage tijd in dat u aan deze klas van het zesde klas lesgeeft: …….. %<br />

9. Klas: .............................................................<br />

Betreft dit een graadklas<br />

<br />

Nee, het aantal leerlingen in deze klas van het zesde leerjaar is ……<br />

Worden alle lessen wiskunde/Nederlands door u én aan de volledige klas gegeven (d.i. zonder het systematisch<br />

ontbreken of bijkomen van leerlingen)<br />

1. wiskunde: ja, neen, omdat ..............................................................................................................<br />

2. Nederlands: ja neen, omdat ..............................................................................................................<br />

Ja, namelijk<br />

5 e en 6 e leerjaar samen<br />

4 e , 5 e en 6 e leerjaar samen<br />

ander (specificeer):............................................................................<br />

Het aantal leerlingen in de volledige klasgroep is .....................................................................<br />

in het zesde leerjaar (in deze graadklas) is .............................................<br />

Worden alle lessen wiskunde/Nederlands door u gegeven en dit enkel aan àlle leerlingen uit deze graadklas die<br />

in het zesde leerjaar zitten<br />

1. wiskunde: ja, neen, omdat ..............................................................................................................<br />

2. Nederlands: ja neen, omdat ..............................................................................................................<br />

10. Wordt de klasgroep soms opgesplitst (ingeval van een graadklas heeft deze vraag betrekking op de volledige klasgroep)<br />

Nee<br />

Ja (specificeer):<br />

Aantal uur/week Grootte van elke groep Soort activiteit (ev. per groep)<br />

Opsplitsing 1 ....... ..... ..... ..... ….. ............................................................................................<br />

Opsplitsing 2 ....... ..... ..... ..... ….. ............................................................................................<br />

Opsplitsing 3 ....... ..... ..... ..... ….. ............................................................................................<br />

12. Hoeveel uur per week besteedt u gemiddeld nog aan uw werk buiten de schooluren (vergaderingen, voorbereidingen,<br />

enz.) ......... uur per week<br />

13. Hoeveel tijd had u ongeveer nodig om deze vragenlijst in te vullen: ........... minuten<br />

- 14 -<br />

HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!