09.05.2015 Views

Handleiding bij het gebruik van regressiemodellen voor ...

Handleiding bij het gebruik van regressiemodellen voor ...

Handleiding bij het gebruik van regressiemodellen voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Handleiding</strong> <strong>bij</strong> <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>regressiemodellen</strong> <strong>voor</strong><br />

ongevalrisico's<br />

Wat kunnen we ermee en hoe?<br />

RA-2006-89<br />

Frank Van Geirt & Erik Nuyts<br />

Onderzoekslijn infrastructuur en ruimte<br />

DIEPENBEEK, 2012.<br />

STEUNPUNT VERKEERSVEILIGHEID.


Documentbeschrijving<br />

Rapportnummer:<br />

Titel:<br />

RA-2006-89<br />

<strong>Handleiding</strong> <strong>bij</strong> <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>regressiemodellen</strong> <strong>voor</strong><br />

ongevalrisico's<br />

Ondertitel:<br />

Wat kunnen we ermee en hoe?<br />

Auteur(s):<br />

Frank Van Geirt & Erik Nuyts<br />

Promotor:<br />

Rob Cuyvers<br />

Onderzoekslijn:<br />

infrastructuur en ruimte<br />

Partner:<br />

Provinciale Hogeschool Limburg<br />

Aantal pagina’s: 21<br />

Projectnummer Steunpunt: 2.2<br />

Projectinhoud:<br />

<strong>regressiemodellen</strong> ongevalrisico's handleiding<br />

Uitgave: Steunpunt Verkeersveiligheid, juni 2006.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid<br />

Agoralaan<br />

Gebouw D<br />

B 3590 Diepenbeek<br />

T 011 26 87 05<br />

F 011 26 87 00<br />

E info@steunpuntverkeersveiligheid.be<br />

I www.steunpuntverkeersveiligheid.be


Samenvatting<br />

In deze Steunpuntnota worden de resultaten <strong>van</strong> <strong>regressiemodellen</strong> toegelicht. Aandacht<br />

gaat <strong>voor</strong>al uit naar hoe de resultaten dienen geïnterpreteerd te worden en op welke<br />

manier ze kunnen <strong>gebruik</strong>t worden in verder onderzoek en ontwikkeling.<br />

Het document wordt in drie grote hoofdstukken opgesplitst. Het eerste hoofdstuk geeft<br />

wat theoretische achtergrond rond <strong>regressiemodellen</strong>. In <strong>het</strong> tweede hoofdstuk worden<br />

op basis <strong>van</strong> enkele modellen <strong>voor</strong>beeldberekeningen uitgevoerd. Ten slotte geven we in<br />

<strong>het</strong> derde hoofdstuk een overzicht <strong>van</strong> mogelijke toepassingen <strong>van</strong> dit soort<br />

<strong>regressiemodellen</strong>.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 3 RA-2006-89


English summary<br />

Manual for the use of the regression models for accident risk<br />

What can we do with them and how?<br />

Abstract<br />

In this document the results of regression models are discussed. Focus is given to how<br />

one can interpret these results and in which way the results can be used for further<br />

research and development.<br />

The document contains three main chapters. The first chapter contains some theoretical<br />

background about regression models. In the second chapter two models are used to<br />

make some example calculations. In the final chapter an overview is given about<br />

potential applications for this kind of regression models.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 5 RA-2006-89


Inhoudsopgave<br />

1. REGRESSIEMODELLEN VOOR ONGEVALSRISICO’S: BEKNOPTE THEORETISCHE<br />

ACHTERGROND ..................................................................................... 7<br />

1.1 Geen traditioneel lineair model 7<br />

1.2 Poisson en Negatief binomiaal verdeling 8<br />

1.3 Modelvorm <strong>bij</strong> een regressie <strong>van</strong> een Poisson of Negatief binomiaalverdeling 9<br />

2. REKENVOORBEELDEN .................................................................. 11<br />

2.1 Reken<strong>voor</strong>beeld 1: 2 onafhankelijke variabelen 11<br />

2.2 Reken<strong>voor</strong>beeld 2: meer dan 2 onafhankelijke variabelen 14<br />

3. WAARVOOR KUNNEN DERGELIJKE RISICOMODELLEN GEBRUIKT WORDEN? ...... 17<br />

3.1 Extra risicovolle plaatsen zoeken 17<br />

3.2 Schatting <strong>van</strong> ongevallen 17<br />

3.3 Voor- en na studies 17<br />

3.4 Verwacht aantal ongevallen <strong>voor</strong>spellen <strong>bij</strong> een bewuste wijziging 19<br />

4. REFERENTIES........................................................................... 21<br />

Figuren<br />

Figuur 1: Voorbeeld <strong>van</strong> een lineaire regressie. ......................................................... 8<br />

Figuur 2: Poisson en Negatief binomiaal verdelingen met gemiddelden <strong>van</strong> 10. ............. 9<br />

Figuur 3: Geschat aantal ongevallen met doden per segment per jaar op een linkzone<br />

segment i.f.v. de verkeersintensiteit <strong>bij</strong> een rijstrookbreedte <strong>van</strong> 3,65 m. ..............12<br />

Figuur 4: Geschat aantal ongevallen met doden op een linkzone segment i.f.v. de<br />

rijstrookbreedte <strong>bij</strong> een verkeersintensiteit <strong>van</strong> 20000 voertuigen per dag. ............13<br />

Figuur 5: Geschat aantal ongevallen per jaar en per segment i.f.v. rijstrookbreedte en<br />

verkeersintensiteit. .........................................................................................13<br />

Figuur 6: Voorstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geschatte aantal ongevallen per jaar per 100 m segment<br />

i.f.v. de verkeersintensiteit en de oprit variabele, als pechstrookbreedte = 3 m,<br />

redresseerstrookbreedte = 0.75 m en maximum toegelaten snelheid = 120 km/u. .16<br />

Figuur 7: Conceptueel schema <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>- en na studie. ......................................18<br />

Figuur 8: Integratie <strong>van</strong> een model in een <strong>voor</strong>- en na studie. ...................................18<br />

Tabellen<br />

Tabel 1: Autosnelwegmodel <strong>voor</strong> ongevallen met doden in de linkzone........................11<br />

Tabel 2: Voorbeelden <strong>van</strong> geschat aantal ongevallen <strong>voor</strong> <strong>het</strong> autosnelwegmodel <strong>voor</strong><br />

ongevallen met doden in de linkzone (zie Tabel 1). .............................................11<br />

Tabel 3: Autosnelwegmodel <strong>voor</strong> ongevallen met lichtgewonden in de opritzone. .........14<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 6 RA-2006-89


1 . R E G R E S S I E M O D E L L E N V O O R O N G E V A L S R I S I C O ’ S :<br />

B E K N O P T E T H E O R E T I S C H E A C H T E R G R O N D<br />

DIT DOCUMENT IS EEN KORTE HANDLEIDING <strong>voor</strong> <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>regressiemodellen</strong>. Het vormt<br />

een aanvulling <strong>bij</strong> <strong>het</strong> rapport over modellen <strong>van</strong> Vlaamse autosnelwegen (Van Geirt &<br />

Nuyts, 2005) <strong>van</strong> <strong>het</strong> Steunpunt Verkeersveiligheid. Op vraag <strong>van</strong> de Administratie <strong>van</strong><br />

Wegen en Verkeer (AWV) werd door <strong>het</strong> Steunpunt Verkeersveiligheid deze handleiding<br />

ontwikkeld, om te vermijden dat sommige afdelingen de resultaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> rapport<br />

verkeerd zouden <strong>gebruik</strong>en.<br />

In deze aanvullende nota bespreken we waar<strong>voor</strong> de modellen <strong>gebruik</strong>t kunnen worden,<br />

en welke interpretatie <strong>van</strong> de resultaten verantwoord is.<br />

Het doel <strong>van</strong> deze nota is dus niet om een ruime achtergrond over <strong>regressiemodellen</strong> te<br />

geven. Evenmin is <strong>het</strong> doel om uit te leggen hoe de modellen er juist uitzien, welke<br />

variabelen geprobeerd zijn en waarom. Die informatie is beschikbaar in <strong>het</strong><br />

oorspronkelijke rapport <strong>van</strong> Van Geirt & Nuyts (2005).<br />

Evenmin behandelen we uitgewerkte toepassingen of echte onderzoeksresultaten als<br />

gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> de modellen. We leggen <strong>voor</strong>namelijk uit hoe resultaten wel<br />

of niet geïnterpreteerd kunnen en mogen worden door degenen die de modellen willen<br />

<strong>gebruik</strong>en.<br />

Deze Steunpuntnota is dan ook geen onderzoeksrapport zoals de klassieke<br />

Steunpuntrapporten.<br />

1.1 Geen traditioneel lineair model<br />

Een traditioneel lineair model (SAS, 1999) heeft de vorm<br />

y x x ... <br />

x<br />

0 1 1 2 2<br />

n n<br />

<br />

(Vergelijking 1)<br />

We lichten even de verschillende onderdelen <strong>van</strong> Vergelijking 1 toe. Aan de linkerkant<br />

hebben we de afhankelijke variabele y. De x i zijn de onafhankelijke variabelen . Deze zijn<br />

gekend <strong>van</strong>uit de data. De vector <strong>van</strong> de ongekende coëfficiënten β wordt geschat door<br />

<strong>het</strong> statistisch programma. De ε worden onafhankelijk verondersteld, normaal verdeeld<br />

met gemiddelde 0 en een constante variantie. De verwachte waarde <strong>van</strong> y , <strong>voor</strong>gesteld<br />

door u, is<br />

u x x ...<br />

<br />

x 0 1 1 2 2<br />

n n<br />

(Vergelijking 2)<br />

Figuur 1 geeft een <strong>voor</strong>beeld <strong>van</strong> de originele data en de <strong>bij</strong>behorende lineaire regressie.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 7 RA-2006-89


y<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

0 10 20 30 40<br />

x<br />

Figuur 1: Voorbeeld <strong>van</strong> een lineaire regressie.<br />

Dit type <strong>van</strong> model heeft echter een aantal nadelen. Een lineaire regressie mag enkel<br />

uitgevoerd worden indien de afhankelijke variabele normaal verdeeld is met dezelfde<br />

variantie <strong>voor</strong> alle x-waarden. Dus als de variabele verdeeld is volgens de befaamde<br />

Gauss-curve. In vele gevallen is de afhankelijke variabele echter niet normaal verdeeld<br />

per x-waarde. Bij een niet normale verdeling is <strong>het</strong> niet ongewoon dat de variantie<br />

verandert met grotere x-waarden.<br />

Empirisch stellen we vast dat ongevallen ofwel Poisson ofwel Negatief binomiaal verdeeld<br />

zijn. We gaan hier niet in op de wiskundige en theoretische formules <strong>van</strong> deze<br />

verdelingen. Daarom werd er naar andere vormen <strong>van</strong> modellen gezocht.<br />

1.2 Poisson en Negatief binomiaal verdeling<br />

De Poisson-verdeling is een kansverdeling <strong>van</strong> een discrete stochastische variabele.<br />

Kenmerkend aan een Poisson verdeling is dat <strong>het</strong> gemiddelde gelijk is aan de variantie.<br />

In Figuur 2 tonen we een Poisson en een Negatief Binomiaal verdeling met gemiddelde<br />

10. Bij een Poisson verdeling zijn alle x-waarden positief en bovendien gehele getallen.<br />

Het zijn namelijk tellingen. Een stijgend gemiddelde doet de verdeling naar rechts<br />

opschuiven.<br />

Een Poisson verdeling is een specifiek geval <strong>van</strong> een Negatief binomiaal verdeling. Een<br />

Negatief binomiaal verdeling werkt ook met tellingen, maar <strong>het</strong> gemiddelde hoeft niet<br />

gelijk te zijn aan de variantie. Er wordt nog een zogenaamde overdispersieparameter in<br />

rekening gebracht. Deze overdispersieparameter wordt dan gegeven via variantie =<br />

gemiddelde + overdispersieparameter x gemiddelde2.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 8 RA-2006-89


P(X)<br />

0,16000<br />

0,14000<br />

0,12000<br />

0,10000<br />

0,08000<br />

0,06000<br />

0,04000<br />

0,02000<br />

0,00000<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20<br />

X<br />

Neg Bin (gem = 10) Poisson (gem = 10)<br />

Figuur 2: Poisson en Negatief binomiaal verdelingen met gemiddelden <strong>van</strong> 10.<br />

Een gegeneraliseerd lineair model (SAS, 1999) is een uitbreiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> traditionele<br />

model. Het is breder bruikbaar <strong>voor</strong> data analyse, en de afhankelijke variabele mag,<br />

naast andere verdelingen ook een Poisson of een negatief binomiale verdeling hebben.<br />

De ontwikkelde ongevalsrisicomodellen zijn dan ook gegeneraliseerd lineair modellen. In<br />

SAS kunnen die gemaakt worden met de GENMOD procedure.<br />

1.3 Modelvorm <strong>bij</strong> een regressie <strong>van</strong> een Poisson of Negatief<br />

binomiaalverdeling<br />

Bij een Poisson of Negatief binomiaal regressie heeft <strong>het</strong> model een andere vorm dan <strong>bij</strong><br />

een lineaire regressie. Het belangrijkste verschil is dat <strong>bij</strong> <strong>het</strong> model niet y maar ln(y) als<br />

afhankelijke variabele <strong>gebruik</strong>t wordt. Hierdoor wordt Vergelijking 1:<br />

ln( (Vergelijking 3)<br />

y)<br />

x x <br />

x <br />

0 1 1 2 2 n n<br />

Dit kan herschreven worden als:<br />

y e<br />

x x <br />

<br />

0 1 1 2 2 n<br />

e<br />

e<br />

x<br />

e<br />

x<br />

e<br />

0 . 1 1 . 2 2 ..... n<br />

x n<br />

x n<br />

. e<br />

<br />

<br />

(Vergelijking 4)<br />

Bij de verwachte waarde <strong>van</strong> y , <strong>voor</strong>gesteld door u, valt de errorterm met ε weer weg:<br />

u<br />

x x x<br />

e 0 . e 1 2 . e 2 2 ..... e n n<br />

(Vergelijking 5)<br />

Bemerk dat <strong>het</strong> effect <strong>van</strong> een bepaalde onafhankelijke variabele niet altijd als een e-<br />

macht in de vergelijking zal staan. Vaak wordt de natuurlijke logaritme <strong>van</strong> een variabele<br />

<strong>gebruik</strong>t in plaats <strong>van</strong> de variabele zelf. Deze transformatie (logaritme i.p.v. variabele<br />

zelf) wordt <strong>gebruik</strong>t als <strong>het</strong> effect <strong>van</strong> de variabele <strong>voor</strong> grote waarden minder<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 9 RA-2006-89


uitgesproken is als <strong>het</strong> effect <strong>bij</strong> kleine waarden. De logaritme <strong>van</strong> een variabele stijgt nl.<br />

trager dan de variabele zelf.<br />

Een logaritmische transformatie is niet mogelijk als de variabele negatieve waarden of<br />

nul kan bereiken. De logaritme daar<strong>van</strong> bestaat niet. Evenmin wordt een logaritmische<br />

transformatie <strong>gebruik</strong>t <strong>bij</strong> een variabele die uit klassen bestaat.<br />

Een <strong>voor</strong>beeld waar logaritmische transformatie wel soms <strong>gebruik</strong>t wordt, is de<br />

verkeersintensiteit (INT). Stel dat in Vergelijking 5 de variabele x 1 ingevuld wordt met de<br />

natuurlijke logaritme <strong>van</strong> de verkeersintensiteit: ln(verkeersintensiteit). Dan bekomen<br />

we:<br />

ln( INT ) x x<br />

u e 0 . e 1 . e 2 2 ..... e n n<br />

<br />

ln( INT ) 1 x x<br />

e 0 . e . e 2 2 ..... e n n<br />

x x<br />

e 0 . INT 1 . e 2 2 ..... e n n<br />

(Vergelijking 6)<br />

Bij een Poisson of Negatief binomiaalregressie krijgen we dus vaak machten <strong>van</strong><br />

1<br />

variabelen (bv INT ), of variabelen in de exponent (bv<br />

2x2<br />

e ).<br />

De constante term wordt dan gevonden als een e-macht (bv. e 0 ), maar <strong>het</strong> blijft<br />

gewoon een constante.<br />

Voor een klasse variabele krijgen we een e-macht per klasse. De x i is dan een schakelaar<br />

met de waarde 0 of 1, al naargelang de klasse die <strong>gebruik</strong>t wordt. Dit wordt duidelijker in<br />

een volgend hoofdstuk waarin een reken<strong>voor</strong>beeld met een klasse variabele wordt<br />

toegelicht.<br />

De regressiecoëfficiënten β i zijn vergelijkbaar met de richtingscoëfficiënten <strong>bij</strong> een<br />

lineaire regressie. Ze geven ons in eerste instantie een idee over <strong>het</strong> type verband. Een<br />

positieve coëfficiënt geeft een positief verband, d.w.z. dat als de waarde <strong>van</strong> de<br />

onafhankelijke variabele toeneemt ook de waarde <strong>van</strong> de afhankelijke variabele<br />

toeneemt.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 10 RA-2006-89


2 . R E K E N V O O R B E E L D E N<br />

IN DIT HOOFDSTUK WORDEN TWEE MODELLEN <strong>gebruik</strong>t om enkele berekeningen uit te voeren.<br />

Het doel is om de lezer duidelijk te maken op welke manier de resultaten en coëfficiënten<br />

<strong>van</strong> een regressiemodel moeten gelezen en geïnterpreteerd worden.<br />

2.1 Reken<strong>voor</strong>beeld 1: 2 onafhankelijke variabelen<br />

In dit <strong>voor</strong>beeld <strong>gebruik</strong>en we model A (beste model) in de linkzone <strong>van</strong> autosnelwegen<br />

(tussen op- en afritzones) <strong>voor</strong> ongevallen met doden uit Van Geirt & Nuyts (2005, p35-<br />

36).<br />

Variabelen<br />

Coëfficiënten<br />

Constante term -5.3097<br />

LNT24 0.6801<br />

RSBREED_1 -1.9795<br />

Tabel 1: Autosnelwegmodel <strong>voor</strong> ongevallen met doden in de linkzone.<br />

Hier<strong>bij</strong> is LNT24 de natuurlijke logaritme <strong>van</strong> de verkeersintensiteit INT24 (gebaseerd op<br />

24 uur tellingen per dag) en RSBREED_1 een continue variabele die de rijstrookbreedte<br />

weergeeft. De verkeersintensiteit heeft een positieve correlatie; de rijstrookbreedte een<br />

negatieve.<br />

In formulevorm met u <strong>het</strong> verwachte aantal ongevallen met doden, wordt dit model<br />

volgens Vergelijking 6:<br />

u e<br />

5.3091 . e<br />

0.6801*ln( T 24) . e<br />

1.9795*<br />

RSBREED _1<br />

e<br />

5.3091 . LNT 24<br />

0.6801<br />

. e<br />

1.9795*<br />

RSBREED _1<br />

(Vergelijking 7)<br />

In Tabel 2 geven we enkele <strong>voor</strong>beelden <strong>van</strong> <strong>het</strong> verwachte aantal ongevallen <strong>voor</strong><br />

verschillende voertuigintensiteiten en verschillende rijstrookbreedtes:<br />

Segment INT24 RSBREED_1 Verwacht aantal Ongevallen (U)<br />

1 10000 vtgn/dag 3.40 m 0.003 ong/jaar<br />

2 10000 vtgn/dag 3.70 m 0.002 ong/jaar<br />

3 40000 vtgn/dag 3.40 m 0.008 ong/jaar<br />

4 40000 vtgn/dag 3.70 m 0.004 ong/jaar<br />

Tabel 2: Voorbeelden <strong>van</strong> geschat aantal ongevallen <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />

autosnelwegmodel <strong>voor</strong> ongevallen met doden in de linkzone (zie Tabel 1).<br />

Aangezien dit model slechts twee onafhankelijke variabelen heeft, is <strong>het</strong> nog mogelijk om<br />

dit visueel <strong>voor</strong> te stellen. Bij meerdere variabelen kunnen we <strong>het</strong> niet meer grafisch<br />

maken. We werken namelijk in de meeste gevallen in n-dimensionale ruimten waar<strong>bij</strong> n<br />

<strong>het</strong> aantal onafhankelijke variabelen is.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 11 RA-2006-89


Geschat aantal ongevallen per<br />

wegsegment per jaar<br />

Eerst en <strong>voor</strong>al willen we de coëfficiënten interpreteren. De coëfficiënt <strong>van</strong> de<br />

verkeersintensiteit is positief. Dit wil zeggen dat een toenemende verkeersintensiteit ook<br />

<strong>het</strong> aantal ongevallen met doden doet toenemen. De coëfficiënt is kleiner dan 1 waardoor<br />

de stijging <strong>van</strong> <strong>het</strong> aantal ongevallen minder sterk wordt naarmate de intensiteit<br />

toeneemt. In Figuur 3 tonen we <strong>het</strong> verband met de intensiteit, <strong>bij</strong> een constante<br />

rijstrookbreedte <strong>van</strong> 3,65 m.<br />

0,014<br />

0,012<br />

0,010<br />

0,008<br />

0,006<br />

0,004<br />

0,002<br />

0,000<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140<br />

Intensiteit (x 1000)<br />

Figuur 3: Geschat aantal ongevallen met doden per segment per jaar op een<br />

linkzone segment i.f.v. de verkeersintensiteit <strong>bij</strong> een rijstrookbreedte <strong>van</strong> 3,65<br />

m.<br />

In Figuur 4 tonen we <strong>het</strong> verband tussen de rijstrookbreedte en <strong>het</strong> aantal ongevallen<br />

met doden op linksegmenten <strong>bij</strong> een constante verkeersintensiteit. We merken heel<br />

duidelijk <strong>het</strong> dalende verloop t.g.v. de negatieve coëfficiënt.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 12 RA-2006-89


0<br />

10000<br />

20000<br />

30000<br />

40000<br />

50000<br />

60000<br />

70000<br />

80000<br />

90000<br />

100000<br />

110000<br />

Rijstrookbreedte<br />

Geschat aantal ongevallen per jaar<br />

0,012<br />

0,010<br />

0,008<br />

0,006<br />

0,004<br />

0,002<br />

0,000<br />

3,00 3,20 3,40 3,60 3,80 4,00 4,20 4,40 4,60 4,80 5,00 5,20 5,40 5,60 5,80<br />

Rijstrookbreedte (m)<br />

Figuur 4: Geschat aantal ongevallen met doden op een linkzone segment i.f.v.<br />

de rijstrookbreedte <strong>bij</strong> een verkeersintensiteit <strong>van</strong> 20000 voertuigen per dag.<br />

Aangezien we slechts twee onafhankelijk variabelen hebben, kunnen we <strong>het</strong> model<br />

<strong>voor</strong>stellen in een 3D grafiek. We doen dit in Figuur 5. De X en Y as tonen respectievelijk<br />

de verkeersintensiteit en de rijstrookbreedte. De Z-as toont <strong>het</strong> geschatte aantal<br />

dodelijke ongevallen per jaar per segment. De as staat loodrecht op <strong>het</strong> vlak. Linksboven<br />

zitten we in <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> een lage verkeersintensiteit en een brede rijstrook. Hier is de<br />

kans op een ongeval <strong>het</strong> kleinst. Het gevaarlijkste deel wordt getoond in de rechter<br />

onderhoek <strong>van</strong> de grafiek. Hier is de rijstrook smal en de verkeersintensiteit hoog.<br />

Intensiteit<br />

4,50<br />

4,40<br />

4,30<br />

4,20<br />

4,10<br />

4,00<br />

3,90<br />

3,80<br />

3,70<br />

3,60<br />

3,50<br />

3,40<br />

3,30<br />

3,20<br />

3,10<br />

1200003,00<br />

0,035-0,040<br />

0,030-0,035<br />

0,025-0,030<br />

0,020-0,025<br />

0,015-0,020<br />

0,010-0,015<br />

0,005-0,010<br />

0,000-0,005<br />

Figuur 5: Geschat aantal ongevallen per jaar en per segment i.f.v.<br />

rijstrookbreedte en verkeersintensiteit.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 13 RA-2006-89


2.2 Reken<strong>voor</strong>beeld 2: meer dan 2 onafhankelijke variabelen<br />

In dit tweede reken<strong>voor</strong>beeld maken we <strong>het</strong> wat ingewikkelder. We <strong>gebruik</strong>en <strong>het</strong> model<br />

A <strong>voor</strong> ongevallen met lichtgewonden in de opritzone (Van Geirt & Nuyts, 2005, p43). De<br />

opritzone is een zone die bestaat uit segmenten die gelegen zijn naast de invoegstrook<br />

aangevuld met segmenten die gelegen zijn tot 1 km <strong>voor</strong> <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> de invoegstrook<br />

en segmenten die gelegen zijn tot 1 km na <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> de invoegstrook. In dit model<br />

hebben we de variabelen verkeersintensiteit (T24 als continue variabele), maximaal<br />

toegelaten snelheid (SNELHEID in klassen), de vluchtstrookbreedte (PSBREED_1 als<br />

continue variabele), de redresseerstrookbreedte (MBBREED_1 als continue variabele) en<br />

de positie t.o.v. de invoegstrook (OPRIT in klassen).<br />

De verkeersintensiteit (T24) werd opnieuw gemodelleerd m.b.v. zijn natuurlijke<br />

logaritme. We krijgen in de formule <strong>voor</strong> de ongevallen dus opnieuw een term in de vorm<br />

<strong>van</strong> VARIABELE COËFFICIËNT , namelijk T24 1.1667 .<br />

De variabelen PSBREED_1 en MBBREED_1 zijn gewone continue variabelen. Hun<br />

respectievelijke termen in de ongevallenformule zijn: e -0.1006*PSBREED_1 en e -0.1970*MBBREED_1 .<br />

De variabele SNELHEID_K7 heeft iets meer uitleg nodig. Dit is een discrete variabele in 7<br />

klassen met volgende mogelijke waarden: 50, 60, 70, 80, 90, 100 en 120 km/u.<br />

Aangezien in de dataset waarop dit model gemaakt is slechts vier verschillende waarden<br />

<strong>voor</strong>kwamen, zien we ook enkel deze vier in <strong>het</strong> model terugkomen. Dit geeft een<br />

beperking in <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> aangezien we dit model nu niet kunnen toepassen op b.v. 80<br />

km/u segmenten.<br />

De variabele OPRIT kan twee waarden aannemen. De waarde 0 duidt op een segment<br />

zonder aanliggende invoegstrook; de waarde 1 op een segment met aanliggende<br />

invoegstrook.<br />

Variabelen<br />

Klassen Coëfficiënten<br />

Constante term -13.8185<br />

LNT24 1.1667<br />

SNELHEID_K7 70 0.1929<br />

90 0.4427<br />

100 0.8106<br />

120 0<br />

PSBREED_1 -0.1006<br />

MBBREED_1 -0.1970<br />

OPRIT 0 -0.1707<br />

1 0<br />

Tabel 3: Autosnelwegmodel <strong>voor</strong> ongevallen met lichtgewonden in de opritzone.<br />

In Tabel 3 merken we <strong>voor</strong> iedere beschikbare klasse een aparte coëfficiënt. De klasse<br />

120 km/u heeft een coëfficiënt 0, d.w.z. dat deze klasse als referentie gekozen werd. De<br />

andere coëfficiënten zijn relatief t.o.v. de 120 km/u. Aangezien de andere klassen een<br />

positieve coëfficiënt hebben, wil dit zeggen dat de kans op een ongeval op een segment<br />

in de opritzone met een lagere snelheid dan 120 km/u en waar<strong>bij</strong> alle andere<br />

wegkenmerken vergelijkbaar zijn, groter is dan de referentiesituatie <strong>van</strong> 120 km/u.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 14 RA-2006-89


Om nu de termen te berekenen, <strong>gebruik</strong>en we dezelfde notatie als <strong>voor</strong> continue<br />

variabelen. We dienen alleen op te letten dat we nu de juiste coëfficiënt <strong>gebruik</strong>en <strong>bij</strong> de<br />

juiste snelheidsklasse. Aangezien we met klassen werken zijn de mogelijke waarden <strong>van</strong><br />

de variabele in de formule slechts 0 of 1.<br />

We moeten de totale formule als volgt zien:<br />

Ongevallen = PR(and.var.) * Exp(A 1 *K 1 )*exp(A 2 *K 2 )*exp(A 3 *K 3 )*exp(A 4 *K 4 )<br />

Waar<strong>bij</strong><br />

PR(and.var.): product <strong>van</strong> de termen <strong>van</strong> de andere variabelen<br />

A i : coëfficiënt <strong>van</strong> klasse i<br />

K i : variabele waarde <strong>van</strong> klasse i<br />

Als we nu een berekening maken op een segment met een snelheid 100 km/u, dus<br />

klasse 3, dan is K 3 = 1 en zijn K 1 = K 2 = K 4 = 0 en. We bekomen dus:<br />

Ongevallen<br />

= PR(and.var.) * Exp(A 1 *0)*exp(A 2 *0)*exp(A 3 *1)*exp(A 4 *0)<br />

= PR(and.var.) * 1 * 1 * exp(A 3 ) * 1<br />

= PR(and.var.) * exp(A 3 )<br />

We hoeven dus enkel de macht te berekenen <strong>van</strong> <strong>het</strong> getal e met als exponent de<br />

coëfficiënt <strong>van</strong> de betreffende klasse.<br />

De variabele OPRIT is vergelijkbaar wat de berekeningen betreft. Deze variabele heeft<br />

misschien wat extra verkeerskundige toelichting nodig. We werken met dit model in de<br />

opritzone. Deze strekt zich verder uit dan de invoegstrook. De opritzone bevat nog 1 km<br />

weg vóór en na de invoegstrook. Deze invloedzone en zijn grenzen werd met statistische<br />

methoden bepaald. De variabele OPRIT geeft nu aan of we ons in een segment naast de<br />

invoegstrook of in een segment daarbuiten (dus <strong>voor</strong> of na) bevinden.<br />

Hierna volgen twee <strong>voor</strong>beelden waar we <strong>het</strong> effect <strong>van</strong> de verkeersintensiteit tonen,<br />

eenmaal naast een oprit en eenmaal 500 m <strong>voor</strong> de oprit, en waar<strong>bij</strong> we <strong>voor</strong> de andere<br />

variabelen vaak <strong>voor</strong>komende waarden nemen.<br />

We hebben volgende waarden:<br />

‣ Verkeersintensiteit T24: variabel.<br />

‣ Vluchtstrookbreedte PSBREED_1 = 3.00 m<br />

‣ Redresseerstrookbreedte MBBREED_1 = 0,75 m<br />

‣ Maximum toegelaten snelheid SNELHEID_7 = 120 km/h<br />

‣ Positie t.o.v. invoegstrook: OPRIT: naast de oprit: 1, <strong>voor</strong> en na de oprit: 0<br />

Naast de oprit: OPRIT = 1<br />

Verwacht aantal ongevallen per 100m per jaar<br />

= e -13.8185 * T24 1.1667 * e 0*SNELHEID_7(120) * e -0.1006*PSBREED_1 * e -0.1970*MBBREED_1 * e 0*OPRIT(1)<br />

= e -13.8185 * T24 1.1667 * e 0*1 * e -0.1006*3.00 * e -0.1970*0.75 * e 0*1<br />

= 0.0000000997* T24 1.1667 * 1 * 0.739 *0.863 * 1<br />

6.36*10<br />

7<br />

* T24<br />

1.1667<br />

(Vergelijking 8)<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 15 RA-2006-89


Geschat aantal ongevallen per<br />

segment per jaar<br />

500 m <strong>voor</strong> de oprit: OPRIT = 0<br />

Verwacht aantal ongevallen per 100 m per jaar<br />

= e -13.8185 * T24 1.1667 * e 0*SNELHEID_7(120) * e -0.1006*PSBREED_1 * e -0.1970*MBBREED_1 * e -0.1707*OPRIT(0)<br />

= e -13.8185 * T24 1.1667 * e 0*1 * e -0.1006*3.00 * e -0.1970*0.75 * e -0.1707*1<br />

= 0.0000000997 * T24 1.1667 * 1 * 0.739* 0.863 * 0.843<br />

5.36*10<br />

7<br />

* T24<br />

1.1667<br />

(Vergelijking 9)<br />

Op basis <strong>van</strong> Vergelijking 8 en Vergelijking 9 kunnen we nu <strong>het</strong> verwachte aantal<br />

ongevallen berekenen <strong>voor</strong> verschillende intensiteiten. Het resultaat zien we in Figuur 6.<br />

De segmenten gelegen naast de invoegstrook zijn gevaarlijker dan de andere segmenten<br />

binnen de opritzone. De invoegbewegingen zullen hier<strong>voor</strong> waarschijnlijk<br />

verantwoordelijk zijn.<br />

0,800<br />

0,700<br />

0,600<br />

0,500<br />

0,400<br />

0,300<br />

oprit 0 (geen)<br />

oprit 1 (wel)<br />

0,200<br />

0,100<br />

0,000<br />

30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150<br />

Verkeersintensiteit (x 1000 / dag)<br />

Figuur 6: Voorstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geschatte aantal ongevallen per jaar per 100 m<br />

segment i.f.v. de verkeersintensiteit en de oprit variabele, als<br />

pechstrookbreedte = 3 m, redresseerstrookbreedte = 0.75 m en maximum<br />

toegelaten snelheid = 120 km/u.<br />

Bemerk dat <strong>bij</strong> gelijke verkeersintensiteit <strong>het</strong> risico op een ongeval met lichtgewonden in<br />

de opritzone naast de invoegstrook 6.36 / 5.36 = 1.189 is t.o.v. <strong>het</strong> gebied daarbuiten<br />

(maak de ratio <strong>van</strong> Vergelijking 8 / Vergelijking 9). Dat is dus ongeveer 19% hoger.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 16 RA-2006-89


3 . W A A R V O O R K U N N E N D E R G E L I J K E R I S I C O M O D E L L E N<br />

G E B R U I K T W O R D E N ?<br />

DEZE RISICOMODELLEN ZIJN CROSS-SECTIONELE MODELLEN, wat wil zeggen dat ze <strong>het</strong> verwachte<br />

aantal ongevallen berekenen als functie <strong>van</strong> de variabelen zoals de situatie was op <strong>het</strong><br />

ogenblik <strong>van</strong> de dataverzameling. Dit wil zeggen dat de beleidsvisie waarmee de huidige<br />

situatie ontstaan is, mee in de resultaten vervat zit. En dit heeft een grote impact op <strong>het</strong><br />

<strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> de modellen. We geven hieronder een aantal toepassingen <strong>van</strong><br />

risicomodellen, waar<strong>bij</strong> de resultaten steeds <strong>voor</strong>zichtiger moeten geïnterpreteerd<br />

worden, en waar<strong>bij</strong> de kennis over <strong>het</strong> gevoerde beleid en de terreinkennis steeds<br />

belangrijker worden.<br />

3.1 Extra risicovolle plaatsen zoeken<br />

De risicomodellen berekenen <strong>het</strong> verwachte aantal ongevallen, rekening houdend met de<br />

in <strong>het</strong> model <strong>gebruik</strong>te wegkenmerken. Dit verwachte aantal is een soort gemiddelde.<br />

Locaties die de laatste jaren duidelijk meer ongevallen hadden dan door <strong>het</strong> risicomodel<br />

<strong>voor</strong>speld werd, verdienen extra aandacht. Het loont de moeite dat een expert over die<br />

plaats nadenkt om te zien welk extra veiligheidsprobleem zich daar nog <strong>voor</strong>doet. Dit<br />

doen ook Janson et al (1998) <strong>bij</strong> hun op-afrittenberekening.<br />

Voorbeeld<br />

Stel dat er een wegsegment naast een oprit is met als wegkenmerken verkeersintensiteit<br />

= 70000 voertuigen/dag, pechstrookbreedte = 3 m, redresseerstrookbreedte = 0.75 m<br />

en maximum toegelaten snelheid = 120 km/u. Uit Vergelijking 8, zie ook Figuur 6, volgt<br />

dat <strong>het</strong> verwachte aantal ongevallen per jaar 0.29 is. Dit komt ruwweg neer op 1 ongeval<br />

per drie à vier jaar. Als er een wegsegment is met deze kenmerken waar<strong>bij</strong> er zich elk<br />

jaar één of meerdere ongevallen <strong>voor</strong>doen, dan is er op dat segment iets dat niet<br />

verklaard wordt door de beschouwde variabelen. In dat geval is <strong>het</strong> de moeite dat een<br />

menselijke expert naar dit segment kijkt om te zien wat er daar mis gaat.<br />

3.2 Schatting <strong>van</strong> ongevallen<br />

Een nadeel <strong>van</strong> <strong>regressiemodellen</strong> is dat <strong>het</strong> onmogelijk is om rekening te houden met<br />

alle factoren die <strong>het</strong> aantal ongevallen beïnvloeden. Dit kan soms tot paradoxale<br />

conclusies leiden als - zoals dikwijls gedaan wordt - dergelijke modellen <strong>gebruik</strong>t worden<br />

om oorzaak-gevolg te duiden. Ook als deze modellen <strong>gebruik</strong>t worden <strong>voor</strong> de schatting<br />

<strong>van</strong> ongevallen neigt de schatting onbetrouwbaar te zijn indien de onverklaarde variantie<br />

relatief groot is.<br />

3.3 Voor- en na studies<br />

Met een regressiemodel kunnen we geen rechtstreekse <strong>voor</strong>- en na studies uitvoeren.<br />

Een regressiemodel kan echter wel data aanleveren <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>- en na studie.<br />

In Figuur 7 tonen we <strong>het</strong> schema <strong>van</strong> een <strong>voor</strong>- en na studie. Hier<strong>bij</strong> onderscheiden we 4<br />

soorten data:<br />

‣ A: ongevallen <strong>voor</strong> een maatregel<br />

‣ B: ongevallen na een maatregel<br />

‣ C: ongevallen in een vergelijkingsgroep op <strong>het</strong> tijdstip <strong>voor</strong> de maatregel<br />

‣ D: ongevallen in een vergelijkingsgroep na <strong>het</strong> tijdstip <strong>voor</strong> de maatregel<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 17 RA-2006-89


Figuur 7: Conceptueel schema <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>- en na studie.<br />

Een naïeve <strong>voor</strong>- en na berekening wordt gegeven door B/A. Dit geeft echter een dubbele<br />

vertekening: er wordt geen rekening gehouden met <strong>het</strong> effect <strong>van</strong> andere maatregelen<br />

en de algemene ongevallentrend, noch met <strong>het</strong> feit dat na een uitzonderlijk hoog aantal<br />

ongevallen <strong>het</strong> volgende jaar <strong>het</strong> aantal ongevallen <strong>van</strong>zelf wat lager is (regressie naar<br />

<strong>het</strong> gemiddelde). We kunnen hier<strong>voor</strong> corrigeren door <strong>gebruik</strong> te maken <strong>van</strong> een<br />

vergelijkingsgroep. Voor een uitgebreide Nederlandstalige beschrijving <strong>van</strong> de<br />

methodiek, zie Nuyts & Cuyvers (2003). In essentie komt de methodiek er op neer dat<br />

we schatten wat <strong>het</strong> verwachte aantal ongevallen zou op de plaats <strong>van</strong> de maatregel,<br />

moest die maatregel niet zijn toegepast. Indien er geen risicomodel beschikbaar is wordt<br />

er gezocht naar een groep <strong>van</strong> locaties die zo goed mogelijk lijken op de betrokken<br />

locatie. In praktijk is <strong>het</strong> echter vaak moeilijk om een voldoende grote groep te vinden<br />

met identieke wegkenmerken. Dit probleem stelt zich <strong>bij</strong> elke maatregel waar<strong>van</strong> we al<br />

de effectiviteit berekend hebben (onbemande camera’s, rotondes, conflictvrije<br />

verkeerslichtenregelingen, schoolomgeving 30 km/u). Een risicomodel laat echter toe om<br />

de vergelijkingsgroep niet te moeten samenstellen, maar om <strong>het</strong> verwacht aantal<br />

ongevallen <strong>van</strong> een fictieve vergelijkingsgroep gewoonweg te berekenen.<br />

In Figuur 8 hebben we een mogelijk <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> een model toegevoegd aan <strong>het</strong><br />

conceptueel schema.<br />

Figuur 8: Integratie <strong>van</strong> een model in een <strong>voor</strong>- en na studie.<br />

Van de locatie waar we de maatregel wensen te bestuderen kennen we de<br />

wegkenmerken. Of we kunnen ze tenminste bepalen. We dienen de wegkenmerken te<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 18 RA-2006-89


<strong>gebruik</strong>en <strong>van</strong> de vóórperiode (A). Deze kenmerken zijn vervolgens de inputwaarden<br />

<strong>voor</strong> ons model. Met <strong>het</strong> model kunnen we <strong>het</strong> verwachte aantal ongevallen schatten.<br />

Deze cijfers kunnen vervolgens <strong>gebruik</strong>t worden <strong>voor</strong> de vergelijkingsgroep (C en D).<br />

Voorbeeld<br />

Stel dat men een maatregel wil uitvoeren op een wegsegment 500 m <strong>voor</strong> een oprit met<br />

als wegkenmerken verkeersintensiteit = 70.000 voertuigen/dag, pechstrookbreedte = 2<br />

m, redresseerstrookbreedte = 0.15 m en maximum toegelaten snelheid = 70 km/u. Ook<br />

al zijn er weinig segmenten met deze kenmerken, uit Tabel 3 volgt dat <strong>het</strong> verwachte<br />

aantal ongevallen <strong>voor</strong> dergelijk segment gelijk is aan:<br />

Verwacht aantal ongevallen per 100 m per jaar <strong>voor</strong> de vergelijkingsgroep is dan<br />

= e -13.8185 * T24 1.1667 * e 0.1929*SNELHEID_7(70) * e -0.1006*PSBREED_1 * e -0.1970*MBBREED_1 * e -<br />

0.1707*OPRIT(0)<br />

=<br />

e -13.8185 * (70.000) 1.1667 * e 0.1929 * e -0.1006*2.00 * e -0.1970*0.15 * e -0.1707<br />

= 0.36<br />

Deze schatting <strong>van</strong> 0.36 ongevallen per jaar wordt input <strong>bij</strong> de berekeningen zoals<br />

aangegeven in Nuyts & Cuyvers (2003).<br />

Berekeningen <strong>van</strong> ongevalaantallen <strong>van</strong> de vergelijkingsgroep komen vaker <strong>voor</strong> in de<br />

literatuur (Hauer & Persaud, 1987; Persaud & Dzbik, 1993; Hauer, 1997; Hauer et al,<br />

2002; Vistisen, 2002).<br />

Er is een beperkt risico om <strong>het</strong> resultaat <strong>van</strong> <strong>het</strong> model verkeerd te <strong>gebruik</strong>en. Het model<br />

wordt bepaald door de variabelen die <strong>gebruik</strong>t zijn om <strong>het</strong> te maken. Dat zijn<br />

<strong>van</strong>zelfsprekend de wegkenmerken die nog in <strong>het</strong> model staan, maar ook de<br />

wegkenmerken die uitgeprobeerd waren om <strong>het</strong> model te maken, maar die niet<br />

significant waren en dus niet in <strong>het</strong> model terecht gekomen zijn. Als er nu een<br />

wegsegment is dat slecht wordt beschreven door de volledige groep <strong>van</strong> weerhouden en<br />

niet-weerhouden variabelen in <strong>het</strong> model, dan is <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> model minder<br />

geschikt om een vergelijkingsgroep te leveren. In die situatie moet terug naar een<br />

bestaande groep <strong>van</strong> segmenten gezocht worden met de specifiek gewenste eigenschap.<br />

3.4 Verwacht aantal ongevallen <strong>voor</strong>spellen <strong>bij</strong> een bewuste<br />

wijziging<br />

Het grootste risico bestaat er in om <strong>het</strong> model te <strong>gebruik</strong>en om te zien wat <strong>het</strong> effect is<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> wijzigen <strong>van</strong> één enkel wegkenmerk. Want <strong>het</strong> model is gebouwd om de huidige<br />

situatie in Vlaanderen, en de huidige wegkenmerken weerspiegelen dan ook <strong>het</strong><br />

gevoerde wegenbeleid. Daarom moeten de op zijn minst de onafhankelijke variabelen<br />

steeds samen beschouwd worden. En dan nog is er een groot risico op foutieve<br />

conclusies.<br />

Hieronder een aantal fictieve <strong>voor</strong>beelden om de problemen te accentueren.<br />

Voorbeeld 1<br />

Stel dat de politiek vroeger was dat pechstroken 2 m breed werden aangelegd. Later is<br />

men echter <strong>van</strong> idee veranderd en zijn pechstroken uitgebreid tot 3 m. Die verbredingen<br />

zijn niet systematisch toegepast op de meest gevaarlijke plaatsen, maar zijn gewoon<br />

uitgevoerd als op een segment toch onderhoudswerken nodig waren. Ondertussen is drie<br />

kwart <strong>van</strong> de pechstroken 3 m breed zijn en de rest nog 2 m breed. Om te weten wat <strong>het</strong><br />

effect is <strong>van</strong> een verbreding <strong>van</strong> de pechstrook is <strong>het</strong> wel mogelijk om <strong>het</strong> model te<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 19 RA-2006-89


<strong>gebruik</strong>en. Er is geen systematisch verband tussen de verbreding en andere variabelen,<br />

en verbreding is geen reactie op erg gevaarlijke situaties.<br />

Voorbeeld 2<br />

Stel dat er altijd een vaste ruimte is <strong>van</strong> 8 m om wegen aan te leggen, en dat elke<br />

rijrichting steeds twee rijstroken heeft. Stel dat in de meeste situaties de rijstrookbreedte<br />

3 m is en de pechstrook 2 m, en dat er ook een beperkt aantal segmenten is met<br />

rijstrookbreedtes <strong>van</strong> 2.8 m en een pechstrook <strong>van</strong> 2.4 m. Beide breedtes zijn in dit<br />

<strong>voor</strong>beeld volledig gecorreleerd en <strong>het</strong> ene wegkenmerk heeft geen meerwaarde meer op<br />

<strong>het</strong> andere. Stel dat pechstrookbreedte weerhouden is <strong>voor</strong> <strong>het</strong> risicomodel. Als er nu<br />

een plaats is waar plots 8.4 m beschikbaar is, dan is <strong>het</strong> model niet geschikt om <strong>het</strong><br />

effect in te schatten <strong>van</strong> een combinatie <strong>van</strong> 2 rijstroken <strong>van</strong> 3 m én een pechstrook <strong>van</strong><br />

2.4 m. Want <strong>het</strong> model heeft <strong>bij</strong> de berekening <strong>van</strong> een grotere pechstrookbreedte er<br />

steeds rekening mee gehouden dat de rijstrookbreedtes dan smaller zijn. Als we<br />

aannemen dat <strong>het</strong> effect <strong>van</strong> smallere rijstroken zwaarder weegt dan bredere<br />

pechstroken, zal een vergroting <strong>van</strong> de pechstrook in dit fictieve model dan geassocieerd<br />

met grotere verkeersveiligheid. Omdat <strong>het</strong> model nu echter toegepast wordt op een<br />

situatie die <strong>voor</strong>dien niet bestond (pechstrook verbreedt terwijl rijstrook niet versmalt),<br />

geeft <strong>het</strong> model een verkeerde <strong>voor</strong>spelling.<br />

De situaties die <strong>het</strong> gemakkelijkste leiden tot foutieve interpretaties <strong>van</strong> <strong>het</strong> model, zijn<br />

wegkenmerken die <strong>voor</strong>namelijk, of zelfs uitsluitend, worden aangepast <strong>bij</strong> segmenten<br />

met een hoog ongevalsrisico.<br />

Voorbeeld 3<br />

In principe is de snelheidslimiet 120 km/u. Stel dat er gemiddeld 0.2 ongevallen<br />

gebeuren per jaar. Neem aan dat op plaatsen waar 1.0 ongeval per jaar plaats heeft, de<br />

snelheidslimiet wordt verlaagd tot 80 km/u. Als gevolg <strong>van</strong> deze maatregel daalt <strong>het</strong><br />

aantal ongevallen <strong>van</strong> 1.0 tot 0.5 ongevallen per jaar. Deze maatregel is dus erg<br />

effectief. Maar als we nu cross-sectioneel kijken (dus een overzicht <strong>van</strong> de huidige<br />

situatie en niet op basis <strong>van</strong> een <strong>voor</strong>-na onderzoek per segment), dan zien we <strong>voor</strong><br />

segmenten <strong>van</strong> 120 km/u 0.2 ongevallen per jaar en op segmenten met 80 km/u 0.5<br />

ongevallen per jaar. Het model <strong>gebruik</strong>en om te zien wat <strong>het</strong> effect <strong>van</strong> de<br />

snelheidsverlaging is, is dus volledig fout.<br />

In deze reeks <strong>voor</strong>beelden is <strong>het</strong> <strong>gebruik</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> model als <strong>voor</strong>spelling <strong>van</strong> een<br />

wijziging steeds minder correct, en uiteindelijk compleet foutief. Het is onmogelijk om<br />

aan een model te zien in welke situatie men zich bevindt! Het is de kennis <strong>van</strong> de<br />

terreinexpert die <strong>het</strong> onderscheid kan maken tussen deze drie situaties.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 20 RA-2006-89


4 . R E F E R E N T I E S<br />

Hauer, E. & Persaud, B.N. (1987). How to estimate the Safety of Rail-Highway Grade<br />

Crossings and the Safety Effects of Warning Devices. Transportation Research<br />

Record 1114, pp131-140.<br />

Hauer, E. (1997). Observational before-after studies in road safety. Pergamon, Oxford.<br />

Hauer, E., Harwood, D., Council, F. & Griffith, M. (2002). Estimating Safety by the<br />

Empirical Bayes Method: A Tutorial. http://www;roadsafetyresearch.com<br />

Janson, B., Awad, W., Robles, J., Kononov, J. & Pinkerton, B. (1998). Truck Accidents at<br />

Freeway Ramps: Data Analysis and High-Risk Site Identification. Journal of<br />

Transportation Statistics. Vol 1, p75-92.<br />

Nuyts, E. & Cuyvers, R. (2003). Effectiviteitmeting <strong>bij</strong> Voor-Na studies met een<br />

vergelijkingsgroep. Steunpunt Verkeersveiligheid, Diepenbeek. RA-2003-22.<br />

Persaud, B. & Dzbik, L. (1993). Accident Prediction Models for Freeways. Transportation<br />

Research Record 1401, p 55-60.<br />

SAS (1999). SAS/STAT User’s Guide, version 8. Cary, NC: SAS Institute Inc., 1999.<br />

Van Geirt, F. & Nuyts, E. (2005). Risicoanalyse op autosnelwegen. Deel 3:<br />

ongevallenmodellen <strong>voor</strong> Vlaamse autosnelwegen. Steunpunt Verkeersveilighied,<br />

Diepenbeek. RA-2005-70.<br />

Vistisen, D. (2002). A consistent method for estimating the effect of hot spot safety<br />

work. Traffic Engineering and Control, vol 44:3 , pg 96-100.<br />

Steunpunt Verkeersveiligheid 21 RA-2006-89

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!