09.07.2015 Views

Lab organische chemie: 4 uur per week derde graad eerste jaar

Lab organische chemie: 4 uur per week derde graad eerste jaar

Lab organische chemie: 4 uur per week derde graad eerste jaar

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

3. HET ZENUWSTELSEL VAN DE MENS (ca. 5 lessen)3.1.1. Men omschrijft een zenuwcel eenvoudig als een grijze cel (met kernlichaam en kern) met kortevertakte uitlo<strong>per</strong>s (dendrieten) en met een lange, meestal witte uitlo<strong>per</strong> (neuriet). Het uiteinde vande zenuw-vezel is eveneens vertakt.3.1.2. Men wijst op het verschil tussen prikkel en impuls. Een impuls verplaatst zich in één richting vande korte aanvoerende uitlo<strong>per</strong> over het cellichaam naar de afvoerende zenuwvezel. Deze verplaatsinggeeft een zwakke elektrische stroom die zich voortplant over het celmembraan.3.2.1. De bouw van het zenuwstelsel wordt zo eenvoudig mogelijk behandeld. Men be<strong>per</strong>kt zich tot debelangrijkste anatomische structuren en zorgt voor aangepast aanschouwelijk materiaal (model,dia*s, film, wandplaat). Men beklemtoont het onderscheid tussen de anatomisch indeling van hetzenuwstelsel (centraal en <strong>per</strong>ifeer zenuwstelsel) en de functionele indeling (animaal en autonoomzenuwstelsel).3.2.2. Het animale zenuwstelsel controleert alle bewuste handelingen die aan de wil onderhevig zijn.De centra liggen in de hersenen en het ruggenmerg.3.2.3. Voor het centrale zenuwstelsel vermeldt men dat het ruggenmerg de impulsen geleidt die doorde hersenen worden verwerkt. De motorische, de sensorische en de associatiecentra ofherinneringsvelden worden op een schema gelokaliseerd.3.2.4. Men wijst op het voorkomen van ruggenmergzenuwen en hun functies. De hersenzenuwenworden uitvoeriger besproken: namen, aard en werkgebied worden voor de twaalf hersenzenuwenaangeduid.3.2.5. Het autonome zenuwstelsel controleert alle onbewuste activiteiten in het lichaam. De centra liggenniet alleen in de hersenen en het ruggenmerg, maar ook in het <strong>per</strong>ifeer zenuwstelsel.Het autonoom zenuwstelsel is een antagonistisch systeem: d.w.z. de activiteit wordt bepaald doorhet evenwicht tussen de beide delen van het autonome zenuwstelsel.4. HET GEZICHTSZINTUIG BIJ DE MENS (ca. 10 lessen)4.1.1. Aan de hand van een tekening worden de tien lagen van de retina benoemd en besproken.4.1.2. De anatomie van de retina verschilt van plaats tot plaats. Dit geeft aanleiding tot de indeling inregio*s.4.1.3. De belangrijkste onderscheiden tussen de verschillende regio*s worden op kaart gebracht enbesproken.4.1.4. De eigenschappen van de fovea worden uitvoerig besproken.4.1.5. De eigenschappen en de samenstelling van de papil worden uitvoerig besproken.4.1.6. Het aantal elementen van de retina wordt vermeld.4.2.1. Fysiologisch wordt de retina verdeeld in vier lagen. De samenstelling en de werking van deze vierlagen wordt uitvoerig besproken en een <strong>eerste</strong> verband met de eigenschappen van degezichtsgewaarwording wordt gelegd.Fysiologische proefnemingen tonen aan dat de receptoren gelegen zijn in de laag van dekegeltjes en de staafjes.Hieruit volgt dat het licht eerst bijna gans de retina dient te doorlopen om de receptoren tebereiken. De gevolgen hiervan worden besproken.4.2.2. Vanuit de ervaringswereld van de leerlingen wordt het begrip donker- en lichtadaptatieaangebracht. Vervolgens worden de resultaten van ex<strong>per</strong>imenten over de donkeradaptatiebeschreven. Deze resultaten worden verklaard door de verschillende werking van kegeltjes enstaafjes.Het begrip ooggevoeligheidskrommen wordt beschreven en de curven voorgesteld.Bespreking van deze curven.De pathologie geeft aanduidingen over de werking van kegeltjes en staafjes: bv. nachtblindheiddagblindheid.De kleurgewaarwording is een aanduiding voor het verschil tussen kegeltjes en staafjes.De gezichtsscherpte is anders bij kegeltjes dan bij staafjes.De kegeltjes en de staafjes hebben een verschillende werking: staafjes hebben veel licht no d i g ,verdragen ook veel licht maar geven kleurrijke, scherpe beelden. Staafjes hebben weinig licht nodig,verdragen ook weinig licht en geven beelden zonder kleuren en details.Dit leidt tot de begrippen fotopisch, scotopisch en mesopisch zicht.4.2.3. Het begrip fotopigmenten en de noodzaak ervan in lichtreceptoren wordt aangebracht.De struct<strong>uur</strong> en de eigenschappen van het fotopigment staafjes rood worden besproken.Men bespreekt kort de scheikundige reactie van het staafjesrood en hun eigenschappen.De chemische reacties van het staafjesrood verklaren een aantal eigenschappen van de gezichtsgewaarwording.4.2.4. De impulswerking wordt kort besproken. De begrippen elektroretinogram en actiepotentiaalworden aangebracht. Het verband tussen de soorten actiepotentialen en de plaats van de vormingvan de impuls wordt besproken.5. CENTRALE VERWERKING (ca. 7 lessen)5.1.1. De zenuwbanen vanaf de retina tot aan de optische centra in de hersenen worden beschrevenen benoemd.5.1.2. De verdeling van de zenuwvezels uit de retina over de nervus opticus wordt besproken.10

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!