erg gunstig was, werd er minder gejaagd, om de natuur de gelegenheid te gevenzich te herstellen.Meestal werd er vier tot zes keer (gedurende drie dagen) per seizoen gejaagd.De jagers werden gesteund door drie drijvers per geweer, dus altijd door zo'n 20a 25 man. Er was belangstelling genoeg om als drijver te fungeren, omdat zekerin de crisistijd, 1928-1933, een vergoeding <strong>van</strong> F 2,50 en ook wel F 3,- per dagmooi meegenomen was voor de drijvers, die na afloop <strong>van</strong> de jachtdag ook eenborrel en een sigaar aangeboden kregen. Hieronder het plan <strong>van</strong> bejaging in1928:(Wordt vervolgd)203
Uit het leven <strong>van</strong> een joodse jongenin oorlogstijd (XII)Izak KanEven sta ik in beraad of ik mij zal verbergen, maar het lijkt me het beste om gewoonte doen en in de keuken te gaan zitten. Het blijkt een controleur <strong>van</strong> de voedselvoorzieningte zijn, en hij vraagt Nijland (mijn baas) te spreken. 'Ik zal hem evenophalen', zegt Mientje. De man gaat naast mij zitten. 'Zo Kan', zegt hij, 'ben jeook hier?' Ik had de man bij mijn weten nog nooit gezien'. Vanwaar kan hij mijkennen? Snel werken mijn gedachten en dan zeg ik: 'Ach ja, je moet oudekennissen <strong>van</strong> tijd tot tijd toch weer een keer opzoeken'. Uiterlijk ben ik mijzelfgeheel meester, maar innerlijk is er grote verwarring. Als uit het daarop volgendegesprek blijkt dat het een goede Hollander is, durf ik toch te vragen <strong>van</strong>waar hijme kent. 'Jij kwam toch altijd bij mijn buurman in De Krim', antwoordt hij, 'je weettoch wel? Bij wagenmaker Bakker'. Ach natuurlijk, in De Krim bij Bakker, nu zie ikhet weer'.Daar is Nijland en dan begint het gesprek over aardappelen. Ik ga naar buiten enlaat me verder niet meer zien. Het incident met de controleur loopt gelukkig goedaf. 'Het is een goede Nederlander', zegt Gait-Jan, 'hij heeft nergens naar gevraagd'.Aanstaande dinsdag komt hij naar de dorsmachine kijken. Dan moet ikmaar zo lang naar z'n zuster gaan die een eind verderop ook een boerderij heeft.Intussen heeft Dientje het eten op tafel gezet. Op ieder bord liggen twee dikkestukken spek. Het is goed bedoeld, maar wat moet ik nu doen? Zeggen dat ik geenspek eten mag? Maar zullen ze dat begrijpen? Ik kan hier moeilijk beginnen metiets dat hen niet aanstaat, dat maakt een slechte indruk. Dus besluit ik om het danmaar op te eten. Nu maak ik kennis met de andere broers Dolf en Jan, de broers<strong>van</strong> Gait-Jan. Het is een grote huishouding als we met z'n allen om de tafel gezetenzijn. Als ze bi<strong>dd</strong>en doe ik maar alsof ik gewoon meebid. Ze doen het hier erglang. Direct na het eten luisteren we naar de radio 'De Brandaris'. Er is maar weinigverandering in de oorlogstoestand. Hevige strijd bij Stalingrad, nog kleine Duitsevorderingen in de Kaukasus en uit Noord-Afrika geen nieuws. Van de invasieschijnt nog geen sprake te zijn-Die mi<strong>dd</strong>ag behoef ik nog niet te werken. Ik ga watzitten lezen en om vijf uur wordt er brood gegeten, "koffie drinken" zeggen zehiertegen. Om zeven en negen uur weer koffie en om half elf 's avondskarnemelkse pap en gebakken aardappelen. Dat laatste uit een pan die mi<strong>dd</strong>enop de tafel staat, waar allen uit eten. En dan naar bed. Ik slaap in een goedekamer, waar een bed voor me op de grond is opgemaakt. Eenmaal onder dedekens overdenk ik de gebeurtenissen <strong>van</strong> die dag nog eens en val al spoedig inslaap.Om half zeven word ik wakker omdat er iemand door de kamer loopt. De deur <strong>van</strong>de slaapkamer die vlak aan de mijne grenst wordt geopend en een stem roept:"Gait-Jan, Jan, Johan". Slaperige antwoorden volgen. Nog een keer het geroep<strong>van</strong> Jan, Jan, en ik dommel weer in. Om half acht wekt Jantje me. Ik was me in dewaskamer. Steelse blikken <strong>van</strong> Mientje en Jantje kijken hoe iemand "uit de stad"dat wel doet. Als ik klaar ben komen de drie broers en Johan, het knechtje, juist terug<strong>van</strong> het melken en we gaan direct ontbijten, karnemelkse pap met een paarplakken wittebrood en zoveel roggebrood als men maar hebben wil. Dan gaan we204