III. STRAFRECHT • A. StrafwetboekWet 8 juni 1867 — p. 328III. STRAFRECHTA. Strafwetboekp. 328Wet 8 juni 1867Art. 42 – 43quater volledig vervangenArt. 42. Bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast:1° Op de zaken die het voorwerp van het misdrijfuitmaken, en op die welke gediend hebben of bestemdwaren tot het plegen van het misdrijf, wanneerzij eigendom van de veroordeelde zijn;2° Op de zaken die uit het misdrijf voortkomen;}1 [3° Op de vermogensvoordelen die rechtstreeksuit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen enwaarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op deinkomsten uit de belegde voordelen.] 1}1. – 3° toegevoegd bij art. 1 wet 17 juli 1990, B.S., 15 augustus1990Art. 43. Bij misdaad of wanbedrijf wordt bijzondereverbeurdverklaring }1 [toepasselijk op de zakenbedoeld in artikel 42, 1° en 2°] 1 altijd uitgesproken.Bij overtreding wordt zij slechts uitgesproken in degevallen bij de wet bepaald.}1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 2 wet 17 juli 1990, B.S., 15 augustus1990}1 [Art. 43bis. }2 [Bijzondere verbeurdverklaringtoepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42, 3°,kan door de rechter in elk geval worden uitgesproken,maar slechts voorzover zij door de procureurdes Konings schriftelijk wordt gevorderd.] 2Indien de zaken niet kunnen worden gevonden inhet vermogen van de veroordeelde, raamt de rechterde geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaringbetrekking op een daarmee overeenstemmendbedrag.Ingeval de verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijkepartij toebehoren, zullen zij aan haar wordenteruggegeven. De verbeurdverklaarde zakenzullen haar eveneens worden toegewezen ingevalde rechter de verbeurdverklaring uitgesprokenheeft omwille van het feit dat zij goederen en waardenvormen die door de veroordeelde in de plaatsgesteld zijn van de zaken die toebehoren aan deburgerlijke partij of omdat zij het equivalent vormenvan zulke zaken in de zin van het tweede lidvan dit artikel.Iedere andere derde die beweert recht te hebben opde verbeurdverklaarde zaak, zal dit recht kunnenlaten gelden binnen een termijn en volgens modaliteitenbepaald door de Koning.] 1}1. – Ingevoegd bij art. 3 wet 17 juli 1990, B.S., 15 augustus1990}2. – Lid 1 vervangen bij art. 2 wet 19 december 2002, B.S.,14 februari 2003}1 [Art. 43ter. De bijzondere verbeurdverklaringdie van toepassing is op de zaken bedoeld }1 [in deartikelen 42, 43bis en 43quater] 1 , kan eveneensworden uitgesproken wanneer die zaken zich buitenhet grondgebied van de Belgische Staat bevinden.]1}1. – Ingevoegd bij art. 12 wet 20 mei 1997, B.S., 3 juli 1997; gewijzigdbij art. 3 wet 19 december 2002, B.S., 14 februari 2003}1[Art. 43quater. § 1. Onverminderd artikel43bis, derde en vierde lid, kunnen op vordering vande procureur des Konings de in § 2 bedoelde vermogensvoordelen,de goederen en waarden die in deplaats ervan zijn gesteld en de inkomsten uit de belegdevoordelen, die worden gevonden in het vermogenof in het bezit van een persoon, verbeurdverklaard worden of kan zulke persoon veroordeeldworden tot betaling van een bedrag dat door derechter wordt geraamd als zijnde overeenstemmendmet de waarde van deze zaken, indien dezepersoon schuldig werd bevonden:a) }2 [hetzij aan één of meer van de strafbare feitenbedoeld in:1° artikel 136sexies en artikel 136septies, 1°;}3 [1°bis artikel 137, voor zover deze strafbare feitengestraft worden met een van de straffen bedoeld inartikel 138, § 1, 4° tot en met 10°, en van dien aardzijn dat zij financieel gewin kunnen opleveren, alsookartikel 140, voor zover deze misdaad of dit wanbedrijfvan dien aard is dat het financieel gewin kanopleveren;] 32° de artikelen 246 tot 251, en artikel 323;}4[2°bis de artikelen 433sexies, 433septies }5 [,433octies, 433undecies en 433duodecies] 5 ;] 43° de artikelen 504bis en 504ter, en artikel 323;4° artikel 2bis, § 1, van de wet van 24 februari 1921betreffende het verhandelen van de gifstoffen,slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffenen antiseptica, in zoverre de feiten betrekkinghebben op de invoer, de uitvoer, de vervaardiging,de verkoop of het te koop stellen van dein dat artikel bedoelde middelen en stoffen, of § 3,b), of § 4, b), van dezelfde wet;5° }6 [de artikelen 77ter, 77quater en 77quinquies] 6van de wet van 15 december 1980 betreffende detoegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestigingen de verwijdering van vreemdelingen;6° artikel 10, § 1, 2°, van de wet van 15 juli 1985 betreffendehet gebruik bij dieren van stoffen met hormonale,antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerendewerking;] 2b) hetzij aan de strafbare feiten omschreven inartikel 324ter of van een of meer van de hierna bedoeldestrafbare feiten wanneer ze gepleegd zijn inhet raam van een criminele organisatie, zoals bepaaldin artikel 324bis:}7 [1° de artikelen 162, 163, 173, 180 en 186;] 7}8[1°bis] 8 de artikelen 379 of 380 }9 [en 383bis,§1] 9 ;2° de artikelen 468, 469, 470, 471 of 472;3° artikel 475;4° de artikelen 477, 477bis, 477ter, 477quater,477quinquies, 477sexies of 488bis;5° artikel 505, met uitzondering van de zaken diegedekt zijn door artikel 42, 1°;}10 [5°bis artikel 2quater, 4°, van de wet van24 februari 1921 betreffende het verhandelen vangiftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen,psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen enantiseptica en van de stoffen die kunnen gebruiktworden voor de illegale vervaardiging van verdovendemiddelen en psychotrope stoffen;] 106° artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffendede in-, uit- en doorvoer van wapens, munitieen speciaal voor militair gebruik dienstig materieelen daaraan verbonden technologie;7° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april1974 betreffende sommige verrichtingen in verbandmet stoffen met hormonale, anti-hormonale,anabole, anti-infectieuze, anti-parasitaire en antiinflammatoirewerking, welk artikel betrekkingheeft op strafbare feiten waarop overeenkomstig dewet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelenvan de gifstoffen, slaapmiddelen en verdovendemiddelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica straffenworden gesteld;8° de artikelen 3 en 5 van het koninklijk besluit van5 februari 1990 betreffende sommige stoffen metbeta-adrenergische werking, welke artikelen betrekkinghebben op strafbare feiten waarop overeenkomstigde wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelenstraffen worden gesteld;c) hetzij aan meerdere strafbare feiten die gezamenlijkworden vervolgd, en waarvan de ernst, de finaliteiten de onderlinge afstemming, de rechtbank toelaatzeker en noodzakelijk te besluiten dat deze feitenwerden gepleegd in het kader van ernstige engeorganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkeldemechanismen of procédés van internationaleomvang werden aangewend.§ 2. De verbeurdverklaring zoals bedoeld in § 1 kanworden uitgesproken tegen de daders, mededadersen medeplichtigen die werden veroordeeld wegenséén of meerdere van de in dit artikel opgesomdemisdrijven en onder de in § 1 bepaalde voorwaarden,wanneer de veroordeelde over een relevanteperiode verdere vermogensvoordelen heeft ontvangenterwijl er ernstige en concrete aanwijzigingenzijn dat deze voordelen voortspruiten, uit het misdrijfwaarvoor hij werd veroordeeld, of uit identiekefeiten, en de veroordeelde het tegendeel niet geloofwaardigmaakt.Dit tegendeel kan tevens geloofwaardig gemaaktworden door elke derde die beweert recht te hebbenop deze voordelen.§ 3. Als relevante periode in de zin van dit artikelwordt aanzien de periode van vijf jaar voorafgaandaan de inverdenkingstelling van de persoon tot dedatum van de uitspraak.De ernstige en concrete aanwijzingen bedoeld in§ 2 kunnen worden geput uit alle geloofwaardigeelementen die op regelmatige wijze aan de rechtbankworden overlegd, en die wijzen op een onevenwichtvan enig belang tussen enerzijds de tijdelijkeof blijvende aangroei van het vermogen en debestedingen van de veroordeelde in de relevante periodedie door het openbaar ministerie wordt aangetoond,en anderzijds de tijdelijke of blijvende aan-10 Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2010) – © <strong>Larcier</strong>
III. STRAFRECHT • A. StrafwetboekWet 8 juni 1867 — p. 329groei van het vermogen en de bestedingen van deveroordeelde in deze periode, waarvan hij kan geloofwaardigmaken dat ze niet voortspruiten uit defeiten waarvoor hij werd veroordeeld of uit identiekefeiten.Onder identieke feiten worden verstaan de feitendie behoren tot de misdrijfomschrijvingen die zijnbepaald in § 1 en die vallen onder:a) ofwel dezelfde omschrijving als het misdrijf dathet voorwerp uitmaakt van de veroordeling;b) ofwel een aanverwante omschrijving, op voorwaardedat deze is opgenomen onder dezelfde rubriekvan § 1, a), als het misdrijf dat het voorwerpuitmaakt van de veroordeling.Wanneer de rechtbank de bijzondere verbeurdverklaringin de zin van dit artikel oplegt, kan zijn beslissinggeen rekening te houden met een door haarte bepalen deel van de relevante periode of metdoor haar te bepalen inkomsten, goederen en waarden,indien zij zulks gepast acht om de veroordeeldeniet te onderwerpen aan een onredelijk zware straf.§ 4. Het vermogen dat ter beschikking staat van eencriminele organisatie moet verbeurd verklaard worden,onder voorbehoud van de rechten van derdente goeder trouw.] 1}1. – Ingevoegd bij art. 4 wet 19 december 2002, B.S.,14 februari 2003}2. –§1, a), vervangen bij art. 2 wet 5 augustus 2003, B.S.,7 augustus 2003, inwerkingtreding: 7 augustus 2003 (art. 29,§1)}3. –§1, a), 1°bis, ingevoegd bij art. 390 wet (I) 27 december2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007, err.,B.S., 12 februari 2007}4. –§1, a), 2°bis, ingevoegd bij art. 3, 1°, wet 10 augustus2005, B.S., 2 september 2005}5. –§1, a), 2°bis, gewijzigd bij art. 2 wet 9 februari 2006, B.S.,28 februari 2006}6. –§1, a), 5°, gewijzigd bij art. 3, 2°, wet 10 augustus 2005,B.S., 2 september 2005}7. –§1, b), 1°, ingevoegd bij art. 391, 1°, wet (I) 27 december2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007, err.,B.S., 12 februari 2007}8. –§1, b), 1°bis, (oud 1°), hernummerd bij art. 391, 1°, wet (I)27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari2007, err., B.S., 12 februari 2007}9. –§1, b), 1°bis, aangevuld bij art. 391, 2°, wet (I)27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari2007, err., B.S., 12 februari 2007}10. –§1, b), 5°bis, ingevoegd bij art. 391, 3°, wet (I)27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari2007, err., B.S., 12 februari 2007p. 329Wet 8 juni 1867Art. 505 – 506 volledig vervangenArt. 505. }1 [Met gevangenisstraf van vijftiendagen tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig[euro] tot honderdduizend [euro] of met een vandie straffen alleen worden gestraft:1° zij die weggenomen, verduisterde of door misdaadof wanbedrijf verkregen zaken of een gedeelteervan helen;2° }2 [zij die zaken bedoeld in artikel 42, 3°, kopen,ruilen of om niet ontvangen, bezitten, bewaren ofbeheren, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvangvan deze handelingen, de oorsprong van diezaken kenden of moesten kennen;] 23° zij die de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, }3 [omzettenof overdragen] 3 met de bedoeling de illegaleherkomst ervan te verbergen of te verdoezelen ofeen persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruitdeze zaken voortkomen, te helpen ontkomenaan de rechtsgevolgen van zijn daden;4° }4 [zij die de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding,verplaatsing of eigendom van de inartikel 42, 3°, bedoelde zaken verhelen of verhullen,ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang vandeze handelingen de oorsprong van die zaken kendenof moesten kennen.] 4}5 [De in het eerste lid, 3° en 4°, genoemde misdrijvenbestaan, indien de dader ervan ook dader, mededadervan of medeplichtige is aan het misdrijfwaaruit de zaken genoemd in artikel 42, 3°, voortkomen.De in het eerste lid, 1° en 2°, genoemde misdrijvenbestaan, ook indien de dader ervan eveneensde dader, mededader van of medeplichtige isaan het misdrijf waaruit de zaken genoemd inartikel 42, 3°, voortkomen, wanneer dit misdrijf inhet buitenland is gepleegd en in België niet kanworden vervolgd.] 5}6 [Behalve ten aanzien van de dader, de mededaderen de medeplichtige van het misdrijf dat de zakenbedoeld in artikel 42, 3°, heeft opgeleverd, hebbenop fiscaal vlak de misdrijven bedoeld in het eerstelid, 2° en 4°, uitsluitend betrekking op feiten gepleegdin het raam van ernstige en georganiseerdefiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismenof procédés van internationale omvangworden aangewend.] 6}7 [De in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruikvan het financiële stelsel voor het witwassen vangeld en de financiering van terrorisme beoogde instellingenen personen kunnen zich op het vorigelid beroepen voor zover zij zich, ten aanzien van debeoogde feiten, hebben geconformeerd aan devoorziene verplichting van artikel 14quinquies vande wet van 11 januari 1993 die de wijze van informatieverstrekkingaan de Cel voor financiële informatieverwerkingregelt.] 7De zaken bedoeld }8 [in het eerste lid, 1°] 8 van dit artikelmaken het voorwerp uit van }8 [het misdrijf datgedekt is door deze bepaling] 8 , in de zin vanartikel 42, 1°, en zij worden verbeurdverklaard, ookindien zij geen eigendom zijn van de veroordeelde,zonder dat }8 [deze straf] 8 nochtans de rechten vanderden op de goederen die het voorwerp kunnenuitmaken van de verbeurdverklaring, schaadt.}9[De in het eerste lid, 3° en 4°, bedoelde zaken zijnhet voorwerp van de door deze bepalingen bedoeldemisdrijven in de zin van artikel 42, 1°, enworden verbeurd verklaard ten aanzien van alle daders,mededaders of medeplichtigen van die misdrijven,ook al heeft de veroordeelde die zaken nietin eigendom. Die straf mag evenwel geen schadeberokkenen aan de rechten die derden op de voorverbeurdverklaring vatbare goederen kunnen doengelden. Zo die zaken niet in het vermogen van deveroordeelde kunnen worden aangetroffen, gaat derechter over tot een raming van de geldwaardeervan en heeft de verbeurdverklaring betrekking opeen daarmee overeenstemmend geldbedrag. In datgeval kan de rechter dat bedrag evenwel verminderenteneinde de veroordeelde geen onredelijk zwarestraf op te leggen.] 9}10[De in het eerste lid, 2°, bedoelde zaken zijn hetvoorwerp van het door deze bepaling bedoeld misdrijfin de zin van artikel 42, 1°, en worden verbeurdverklaard ten aanzien van alle daders, mededadersof medeplichtigen van die misdrijven, ook al heeftde veroordeelde die zaken niet in bezit. Daarbij magdie straf geen schade berokkenen aan de rechtendie derden op de voor verbeurdverklaring vatbaregoederen kunnen doen gelden. Zo die zaken niet inhet vermogen van de veroordeelde kunnen wordenaangetroffen, gaat de rechter over tot een ramingvan de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaringbetrekking op een geldbedrag dat in verhoudingstaat tot de mate waarin de veroordeeldebij het misdrijf betrokken was.] 10Poging tot een van de misdrijven bedoeld in 2°, 3°en 4° van dit artikel wordt bestraft met gevangenisstrafvan acht dagen tot drie jaar en met geldboetevan zesentwintig [euro] tot vijftigduizend [euro] ofmet een van die straffen alleen.De personen die krachtens deze bepalingen wordengestraft, kunnen bovendien veroordeeld worden totontzetting, overeenkomstig artikel 33.] 1}1. – Laatst vervangen bij art. 7 wet 7 april 1995, B.S., 10 mei1995}2. – Lid 1, 2°, vervangen bij art. 2, 1°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}3. – Lid 1, 3°, gewijzigd bij art. 2, 2°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}4. – Lid 1, 4°, vervangen bij art. 2, 3°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}5. – Lid 2 vervangen bij art. 2, 4°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}6. – Lid 3 ingevoegd bij art. 2, 5°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}7. – Lid 4 ingevoegd bij art. 2, 5°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}8. – Lid 5 gewijzigd bij art. 2, 6°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}9. – Lid 6 ingevoegd bij art. 2, 7°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}10. – Lid 7 ingevoegd bij art. 2, 7°, wet 10 mei 2007, B.S.,22 augustus 2007}1[Art. 505bis. Zij die weggenomen, verduisterdeof door de misdaad of het wanbedrijf bedoeldin artikel 433 verkregen zaken of een gedeelte ervanhelen, worden gestraft met de straffen bepaald inartikel 505, eerste lid, waarbij de minimumstraf inhet geval van gevangenisstraf wordt verhoogd totdrie maanden en in het geval van geldboete tot duizendeuro.] 1}1. – Ingevoegd bij art. 7 wet 10 augustus 2005, B.S.,2 september 2005, inwerkingtreding: 2 september 2005 (art. 14)Art. 506. }1 [Ingeval de straf, toepasselijk op de dadersvan de misdaad, levenslange opsluiting of opsluitingvan twintig jaar tot dertig jaar is, worden}2[de in de artikelen 505 en 505bis bedoelde helers]2 veroordeeld tot opsluiting van vijf jaar tot tienjaar indien bevonden wordt dat zij ten tijde van deheling kennis droegen van de omstandighedenwaaraan de wet levenslange opsluiting of opsluitingvan twintig jaar tot dertig jaar verbindt.] 1}1. – Na wijzigingen, vervangen bij art. 81 wet 23 januari 2003,B.S., 13 maart 2003, inwerkingtreding: 13 maart 2003 (art. 128)}2. – Gewijzigd bij art. 8 wet 10 augustus 2005, B.S.,2 september 2005, inwerkingtreding: 2 september 2005 (art. 14)Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2010) – © <strong>Larcier</strong> 11