III. STRAFRECHT • D. Penaal beslag en verbeurdverklaringSubtrefwoord «D. Penaal beslag en verbeurdverklaring» — p. 342aan te werven of ter beschikking te stellen personeelvoor.Hij stelt voor de Minister van Justitie en het Collegevan procureurs-generaal een jaarlijks activiteitenverslagop, dat een beoordeling bevat van de uitvoeringvan zijn opdrachten en van de toepassing vande huidige wet door de instanties die ermee belastzijn. Hij formuleert alle nuttige voorstellen.] 1§2. }2 [Een lid van het openbaar ministerie, dat behoorttot een andere taalrol dan de directeur, draagtde titel van adjunct-directeur.Hij staat hem bij in de uitvoering van zijn opdrachtenen vervangt hem in geval van verhindering of afwezigheid.]2}3 [...] 3§ }4 [3] 4 . De directeur en de adjunct-directeur wordenop advies van het College van procureurs-generaaldoor de Minister van Justitie aangesteld vooreen termijn van vijf jaar. Deze termijn is tweemaalhernieuwbaar.Op voorstel van het College van procureurs-generaalkan de directeur door de Minister van Justitieworden ontslagen uit zijn ambt wegens tekortkomingaan zijn verplichtingen.Op voorstel van het College van procureurs-generaalof van de directeur na advies van het Collegevan procureurs-generaal, kan de adjunct-directeurdoor }5 [de] 5 Minister van Justitie worden ontslagen}5[uit] 5 zijn ambt wegens tekortkoming aan zijn verplichtingen.In geval van ontslag van de directeur of van de adjunct-directeur,wordt zo spoedig mogelijk in zijnopvolging voorzien teneinde de lopende termijnvan de aanstelling te vervolledigen.§ }6 [4] 6 . De directeur en de adjunct-directeur oefenenhun ambt voltijds uit.}1. – § 1 vervangen bij art. 22, 1°, wet (II) 27 december 2006,B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007}2. – § 2 vervangen bij art. 22, 2°, wet (II) 27 december 2006,B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007}3. – § 3 opgeheven bij art. 22, 3°, wet (II) 27 december 2006,B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007}4. – § 3, (oud § 4), hernummerd bij art. 22, 4°, inleidende zin,wet (II) 27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S.,24 januari 2007}5. – § 3, lid 3, gewijzigd bij art. 22, 4°, wet (II) 27 december2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007}6. – § 4, (oud § 5), hernummerd bij art. 22, 5°, wet (II)27 december 2006, B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari2007}1 [Art. 17bis. § 1. Aan het Centraal Orgaan wordentwee leden van het openbaar ministerie toegevoegd,aan wie de titel van verbindingsmagistraatwordt verleend. De verbindingsmagistraten behorenelk tot een verschillende taalrol. Ze verlenen bijstandaan de directeur en de adjunct-directeur bijde uitoefening van hun opdrachten en staan in voorde contacten tussen het Centraal Orgaan enerzijds,en de parketten en onderzoeksrechters anderzijds.}2 [Ze zijn, onder het gezag van de directeur van hetCentraal Orgaan, inzonderheid belast met de in deartikelen 15 en 15bis bedoelde onderzoeken.] 2§2. }3 [De artikelen 17, § 3, eerste, derde en vierdelid en § 4, 21 en 22 zijn van toepassing op de verbindingsmagistraten.]3 ] 1}1. – Ingevoegd bij art. 10 Programmawet (II) 27 december2006, B.S., 28 december 2006}2. – § 1 gewijzigd bij art. 8 wet (I) 30 december 2009, B.S.,15 januari 2010}3. – § 2 vervangen bij art. 4 wet 27 april 2007, B.S., 8 mei 2007Art. 18. § 1. }1 [Het] 1 aantal personeelsleden enhun statuut worden bepaald door de Koning.§ 2. Dit personeel is onderworpen aan de taalregelingvoorzien in Hoofdstuk V van de wetten op hetgebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerdbij koninklijk besluit van 18 juli 1966.}1. – § 1 gewijzigd bij art. 9 wet (I) 30 december 2009, B.S.,15 januari 2010Art. 19. }1 [Na machtiging door de bevoegde minister,kunnen één tot vier ambtenaren van de FederaleOverheidsdienst Financiën, één tot vier ambtenarenvan elk van de federale overheidsdiensten ofinningsinstellingen van de in artikel 16bis bedoeldesociale zekerheidsbijdragen en één tot vier politieambtenarenvan de federale of de lokale politie terbeschikking gesteld worden van het Centraal Orgaan,binnen de grenzen van de voorziene budgetten.Deze terbeschikkingstelling heeft geen invloed ophun oorspronkelijk administratief en geldelijk statuut.De ter beschikking gestelde ambtenaren verkrijgeneen toelage van 3.000 euro bruto per jaar, verbondenaan de 138,01 index.] 1}1. – Vervangen bij art. 3 wet 20 juli 2005, B.S., 8 september2005Art. 20. }1 [De directeur van het Centraal Orgaanontvangt de wedde die toegekend wordt aan de federaleprocureur, overeenkomstig artikel 355bisvan het Gerechtelijk Wetboek.De adjunct-directeur geniet dezelfde wedde als dezebepaald voor de eerste advocaten-generaal bij dehoven van beroep en de arbeidshoven.De verbindingsmagistraten ontvangen de weddedie toegekend wordt aan de federale magistraten,overeenkomstig artikel 355bis van het GerechtelijkWetboek.] 1}1. – Na wijziging, vervangen bij art. 5 wet 27 april 2007, B.S.,8 mei 2007Art. 21. Artikel 323bis van het Gerechtelijk Wetboekis van toepassing op de directeur en de adjunct-directeur.Art. 22. }1 [De personeelsleden hebben recht opvergoeding voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstigde bepalingen die van toepassing zijn ophet personeel van de federale overheidsdiensten.] 1De personen voor wie de rang waartoe hun graadbehoort niet is bepaald, worden gelijkgesteld metambtenaren van }2 [klasse A1] 2 . De directeur en deadjunct-directeur worden gelijkgesteld met eenambtenaar van }2 [klasse A4] 2 .}1. – Gewijzigd bij art. 24, 1°, wet (II) 27 december 2006, B.S.,28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007}2. – Gewijzigd bij art. 24, 2°, wet (II) 27 december 2006, B.S.,28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007Art. 23. }1 [§ 1. Iedere persoon die zijn medewerkingverleent aan de vervulling van de opdrachtenvan het Centraal Orgaan is, buiten het uitoefenenvan zijn ambt, verplicht tot geheimhouding aangaandealle zaken waarvan hij in de uitvoering vanzijn opdracht of van zijn functie kennis heeft.Iedere schending van het geheim wordt gestraftovereenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.§ 2. In het kader van de uitvoering van de opdrachtenvan het Centraal Orgaan oefent het personeelzijn functie uit, wanneer het mededelingen doetaan instellingen met gelijkaardige opdrachten enverplichtingen.De voorafgaande toestemming van de procureurdes Konings of van de onderzoeksrechter is vereistwanneer zulke mededelingen van aard zijn om eeninvloed te hebben op lopende gerechtelijke dossiers.]1}1. – Vervangen bij art. 25 wet (II) 27 december 2006, B.S.,28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007Art. 24. Na voorafgaande goedkeuring door deMinister van Justitie, kan het Centraal Orgaan eenberoep doen op consulenten, met inbegrip van magistraten,met het oog op de uitvoering van bijzondereen welbepaalde taken.De beschrijving van de prestaties van de consulent,zijn uurloon en de maximale uitgave voor de prestatiesvan de consulent op jaarbasis, worden vastgelegdin een vooraf geschreven overeenkomst.Consulenten-magistraten kunnen enkel ingezetworden voor welbepaalde lesopdrachten en wordenvergoed volgens het koninklijk besluit van27 november 1997 tot vaststelling van de toelagenen vergoedingen toegekend aan de professoren, lesgevers,voordrachtgevers en moderatoren die devormingssessies verstrekken georganiseerd in hetkader van de permanente vorming van de leden vande rechterlijke orde en in het kader van de theoretischeopleiding van de gerechtelijke stagiairs.}1[Behoudens instemming van de Minister van Justitiena gemotiveerd advies van de directeur van hetCentraal Orgaan, mogen de aan de andere consulentente vergoeden prestaties niet hoger zijn dande vergoedingen waarop deskundigen aanspraakkunnen maken krachtens het door de Koning teruitvoering van artikel 6 van de programmawet (II)van 27 december 2006 genomen besluit.] 1}1. – Lid 4 vervangen bij art. 10 wet (I) 30 december 2009, B.S.,15 januari 2010HOOFDSTUK VGEZAGArt. 25. Onverminderd de artikelen 143bis en143ter van het Gerechtelijk Wetboek, oefent hetCentraal Orgaan zijn opdrachten uit onder hetgezag van de Minister van Justitie.HOOFDSTUK VIWIJZIGINGEN IN HET GERECHTELIJKWETBOEKArt. 26-27. (...) {1S 1. – Wijzigen Wet 10 oktober 1967 Gerechtelijk WetboekHOOFDSTUK VIIBIJZONDERE BEPALINGArt. 28. De bijzondere voordelen die de in dezewet bedoelde financiële instellingen toekennenboven de voor het publiek gehanteerde }1 [interest]1 , worden door de rekenplichtige van het CentraalOrgaan gestort op een speciaal daartoe geopendartikel van de Rijksmiddelenbegroting.}1. – Gewijzigd bij art. 27, 2°, wet (II) 27 december 2006, B.S.,28 december 2006, err., B.S., 24 januari 200718 Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2010) – © <strong>Larcier</strong>
III. STRAFRECHT • D. Penaal beslag en verbeurdverklaringSubtrefwoord «D. Penaal beslag en verbeurdverklaring» — p. 342HOOFDSTUK VIIIINWERKINGTREDINGArt. 29. Deze wet treedt in werking op de dag vande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, metuitzondering van de artikelen 3, § 2, 2°, 3°, 4° en 5°en 4 tot 14, die in werking treden op de eerste dagvan de vierde maand volgend op de datum van depublicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad.K.B. 9 augustus 1991 tot vaststelling vande termijn waarbinnen en de wijze waaropeen rechtsmiddel kan worden aangewenddoor derden die beweren recht te hebbenop een verbeurdverklaarde zaak (B.S., 17oktober 1991)Art. 1. De zaken waarop een beslissing tot verbeurdverklaring,gewezen overeenkomstigartikel 43bis van het Strafwetboek, betrekkingheeft, kunnen niet het voorwerp uitmaken vanenige uitvoeringsmaatregel vóór het verstrijken vaneen termijn van negentig dagen, te rekenen vanafde dag waarop de veroordeling tot verbeurdverklaringin kracht van gewijsde is gegaan.Wanneer de zaken waarop de beslissing tot verbeurdverklaringbetrekking heeft, niet voorafgaandelijkin de loop van de procedure in beslag genomenzijn, maken zij het voorwerp uit van de bewarendemaatregelen die noodzakelijk zijn om de latereuitvoering van de beslissing te waarborgen.Art. 2. Wanneer een beslissing tot verbeurdverklaringdie overeenkomstig artikel 43bis van het Strafwetboekuitgesproken wordt, in kracht van gewijsdegegaan is, geeft de griffier daarvan, bij eenter post aangetekend schrijven, binnen dertigdagen bericht aan een ieder die beweert recht tehebben op een van de zaken waarop de verbeurdverklaringbetrekking heeft, en die overeenkomstigartikel 3 van het koninklijk besluit nr. 260 van24 maart 1936 op de bewaring ter griffie en de proceduretot teruggave van de in strafzaken in beslaggenomen zaken verzet heeft gedaan tegen de enigeteruggave, alsmede aan enige andere persoon diehem door het openbaar ministerie is aangeduid alszijnde bevoegd om, volgens de door de rechtsplegingverschafte aanwijzingen, rechten op een vandie zaken te doen gelden.Art. 3. Ieder derde die beweert recht te hebben opeen van de zaken waarvan de verbeurdverklaring isuitgesproken, kan tijdens de termijn bepaald inartikel 1, zijn aanspraak voor de bevoegde rechterbrengen.Art. 4. Indien, voor het verstrijken van de termijnbepaald in artikel 1, iemand die beweert op de verbeurdverklaardezaak recht te hebben aan de griffierbewijst dat hij zijn aanspraak voor de bevoegderechter heeft gebracht, kan in verband met de zakenwaarop de beslissing tot verbeurdverklaring betrekkingheeft, geen enkele uitvoeringsmaatregel wordengenomen totdat de beslissing omtrent die aanspraakin kracht van gewijsde gegaan is.Art. 5. Onze Minister van Justitie is belast met deuitvoering van dit besluit.Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2010) – © <strong>Larcier</strong> 19