III. STRAFRECHT • C. Witwassen van geldWet 11 januari 1993 — p. 337p. 337Wet 11 januari 1993Art. 23 volledig vervangenArt. }1 [23.] 1 §1.Wanneer de }2[in artikel 2, § 1,bedoelde] 2 ondernemingen of personen weten ofvermoeden dat een uit te voeren verrichting verbandhoudt met }3 [het witwassen van geld of de financieringvan terrorisme] 3 , brengen zij dit, vooraleerde verrichting uit te voeren, }2 [schriftelijk ofelektronisch] 2 ter kennis van de cel voor financiëleinformatieverwerking en delen zij in voorkomendgeval de termijn mee binnen welke die verrichtingmoet worden uitgevoerd. }4 [...] 4Zodra de cel de kennisgeving ontvangt, bevestigt zijde ontvangst ervan.§2. }5 [De Cel kan zich verzetten tegen de uitvoeringvan elke verrichting in een zaak waarvoor zij dooreen melding overeenkomstig paragraaf 1 is gevat,indien zij het nodig acht wegens het ernstige ofdringende karakter van deze zaak. De Cel bepaaltop welke verrichtingen evenals op welke bankrekeningenhet verzet betrekking heeft.De Cel brengt haar beslissing onmiddellijk ter kennisper telefax of, bij gebrek daaraan, op enige andereschriftelijke wijze, van de instellingen en personenbedoeld in artikel 2, § 1, die bij dit verzet betrokkenzijn.Dit verzet verhindert de uitvoering van de verrichtingenbedoeld in het eerste lid, tijdens maximaaltwee werkdagen te rekenen van de kennisgeving.] 5§ 3. Indien de cel van oordeel is dat de in § 2 bedoeldemaatregel moet worden verlengd, meldt zijdit onverwijld }6 [aan de procureur des Konings ofaan de federale procureur] 6 die de nodige beslissingenneemt. Indien binnen de in § 2 gestelde termijngeen beslissing ter kennis is gebracht van de }7 [, inartikel 2, § 1, bedoelde] 7 ondernemingen of de personen,mogen de ondernemingen of de personende }7 [verrichtingen] 7 uitvoeren.}1. – Art. 23 (oud art. 12) hernummerd bij art. 27, inleidendezin, wet 18 januari 2010, B.S., 26 januari 2010, err., B.S.,29 oktober 2010}2. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 27, 1°, wet 18 januari 2010, B.S.,26 januari 2010, err., B.S., 29 oktober 2010}3. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 22, 1°, wet 12 januari 2004, B.S.,23 januari 2004}4. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 27, 2°, wet 18 januari 2010, B.S.,26 januari 2010, err., B.S., 29 oktober 2010}5. – § 2, na wijziging, vervangen bij art. 27, 3°, wet 18 januari2010, B.S., 26 januari 2010, err., B.S., 29 oktober 2010}6. – § 3 gewijzigd bij art. 3 wet 10 augustus 1998, B.S.,15 oktober 1998; gewijzigd bij art. 22, 3°, wet 12 januari 2004,B.S., 23 januari 2004}7. – § 3 gewijzigd bij art. 27, 4°, wet 18 januari 2010, B.S.,26 januari 2010, err., B.S., 29 oktober 2010C. Witwassen van geldp. 342K.B. 3 juni 2007Opschrift volledig vervangenK.B. 3 juni 2007 }1 [tot uitvoering vanartikel 28 van de wet van 11 januari 1993tot voorkoming van het gebruik van het financiëlestelsel voor het witwassen vangeld en de financiering van terrorisme] 1(B.S., 13 juni 2007)}1. Opschrift vervangen bij art. 1 K.B. 28 september 2010, B.S.,7 oktober 2010, inwerkingtreding: 7 oktober 2010 (art. 3)p. 342K.B. 3 juni 2007Art. 2 volledig vervangenArt. 2. De in }1 [artikel 28] 1 van de wet bedoeldeindicatoren zijn de volgende:1° de tussenkomst van opgerichte of overgenomenschermvennootschappen met maatschappelijkezetel in een fiscaal paradijs of offshorecentrum of ophet privé-adres van een stroman, of die atypischeverrichtingen uitvoeren gelet op hun maatschappelijkdoel, of die een onzeker of incoherent maatschappelijkdoel hebben;2° het gebruik van vennootschappen waarin kortvoor het uitvoeren van de verdachte financiële verrichtingenverscheidene statutaire wijzigingen zijnopgetreden zoals het aanduiden van een nieuwebestuurder, de wijziging van de maatschappelijkebenaming, de uitbreiding of wijziging van het maatschappelijkdoel of de verplaatsing van de maatschappelijkezetel;3° de tussenkomst van tussenpersonen (stromannen)die optreden voor rekening van vennootschappenbetrokken bij de financiële verrichtingen;4° het uitvoeren van financiële verrichtingen dieverdacht of atypisch zijn gelet op de gewoonlijkeuitoefening van de activiteiten van de onderneming,in sectoren die zeer concurrentieel zijn of bijzondergevoelig voor BTW-carrousel fraude, zoalsbijvoorbeeld de sectoren voor computerapparatuur,voertuigen, telefonie (GSMs), textiel, hi-fi, video enelectronica;5° de zeer forse stijging in een korte tijdspanne vande omzet op recent geopende bankrekening(en) dietot dan toe weinig of niet gebruikt werden, door eenexponentiële toename van het aantal verrichtingenen hun omvang;6° de vaststelling van onregelmatigheden in de facturendie worden voorgelegd ter rechtvaardigingvan de financiële verrichtingen, zoals het ontbrekenvan een BTW-nummer, nummer van een financiëlerekening, factuurnummer, adres of data of wanneerdeze gegevens niet kunnen worden verstrekt;7° het gebruik van doorsluisrekeningen en de opeenvolgingvan meerdere verrichtingen, waaronderdesgevallend zelfs beperkte opnames in contanten(afhouden van commissies), voor een omvangrijktotaal bedrag, terwijl er vaak nauwelijks enig positiefsaldo op de rekeningen staat;8° het gebruik van tussenrekeningen of rekeningenvan titularissen van niet-financiële beroepen alsdoorsluisrekening waardoor de identificatie van dewerkelijke economische begunstigde en van debanden tussen de oorsprong en de bestemming vande fondsen wordt bemoeilijkt. Dit gebruik kan ookworden gekenmerkt door het aanwenden van complexevennootschapstructuren en juridische en financiëleconstructies die de beheers- en bestuurmechanismenweinig transparant maken;9° de internationale dimensie van de financiële verrichtingenwaardoor hun economische en financiëlerechtvaardiging moeilijk kan worden begrependaar ze zich meestal beperken tot het loutertransiteren van fondsen die uit het buitenlandkomen en er weer naar vertrekken;10° de weigering van de cliënt of zijn onmogelijkheidom onderliggende stukken voor te leggen aangaandede herkomst van de ontvangen fondsen ofvoorgehouden grondslag van de betaling;11° het organiseren van insolvabiliteit door desnelle verkoop van activa aan verbonden natuurlijkeof rechtspersonen of aan niet-marktconformevoorwaarden;12° het gebruik van back-to-back leningen die erinbestaan fondsen naar het buitenland te transfererenvoor een kredietaanvraag bij een bankinstellingin dat land waarbij de fondsen als garantie in bewaringworden gegeven om de geleende fondsendaarna naar het land van oorsprong te repatriëren,waardoor het proces wordt voltooid daar de vennootschapin werkelijkheid aan zichzelf leent;13° de betaling van commissielonen aan buitenlandsevennootschappen zonder commerciële activiteitevenals de storting of overschrijving naar Belgiëvanuit dergelijke vennootschappen.}1. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 2 K.B. 28 september 2010,B.S., 7 oktober 2010, inwerkingtreding: 7 oktober 2010 (art. 3)14 Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2010) – © <strong>Larcier</strong>
III. STRAFRECHT • D. Penaal beslag en verbeurdverklaringSubtrefwoord «D. Penaal beslag en verbeurdverklaring» — p. 342p. 342Subtrefwoord «D. Penaal beslag enverbeurdverklaring»toevoegen na subtrefwoord «C. Witwassen vangeld»D. Penaal beslag en verbeurdverklaringWet 26 maart 2003 – Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring,COIV, oprichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 342, Aanv. 15K.B. 9 augustus 1991 – Derden die recht hebben op verbeurdverklaarde zaak . . . . . . . . . . . . . . . 342, Aanv. 19Wet 26 maart 2003 houdende oprichtingvan een Centraal Orgaan voor de Inbeslagnemingen de Verbeurdverklaring en houdendebepalingen inzake het waardevastbeheer van in beslag genomen goederen ende uitvoering van bepaalde vermogenssancties(B.S., 2 mei 2003)HOOFDSTUK IALGEMENE BEPALINGENArt. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeldin artikel 77 van de Grondwet.Art. 2. Binnen het openbaar ministerie wordt eenCentraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring,hierna Centraal Orgaan genoemd,opgericht.}1[Zijn zetel] 1 is gevestigd in het administratief arrondissementBrussel-Hoofdstad.}1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 5, 2°, wet (II) 27 december 2006,B.S., 28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007HOOFDSTUK IIOPDRACHTEN VAN HET CENTRAALORGAANArt. 3. }1 [ § 1. Onder vermogensbestanddelenworden verstaan de goederen, zowel roerende alsonroerende, lichamelijke als onlichamelijke, dievatbaar zijn voor inbeslagneming of verbeurdverklaring,die wettelijk kunnen verkocht worden endie begrepen zijn in de door de Koning bepaalde categorieën,of die een waarde hebben die een doorHem bepaalde drempel overstijgt.§ 2. Overeenkomstig de bepalingen van deze wet,staat het Centraal Orgaan de gerechtelijke autoriteitenin strafzaken bij:1° in het kader van de inbeslagneming van vermogensbestanddelen;2° bij de uitoefening van de strafvordering met hetoog op de verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen;3° bij de tenuitvoerlegging van in kracht van gewijsdegetreden vonnissen en arresten houdendeverbeurdverklaring van vermogensbestanddelen.§ 3. Ter uitvoering van zijn opdracht zal het CentraalOrgaan:1° ambtshalve of op hun verzoek, adviezen verstrekkenaan de Minister van Justitie en aan het Collegevan procureurs-generaal, met betrekking tot de onderwerpenbedoeld in § 2.Hij zendt een afschrift van zijn adviezen aan de bevoegdeminister, voor zover deze betrekking hebbenop de regelgeving die hem aanbelangt of op dewerkzaamheden van de agenten, de aangesteldenen de mandatarissen van zijn administratie;2° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 1, instaanvoor het gecentraliseerde en geïnformatiseerdebeheer van de gegevens met betrekking totzijn opdrachten;3° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, doenovergaan tot de vervreemding van in beslag genomenvermogensbestanddelen, na toelating van deprocureur des Konings of van de onderzoeksrechter;4° overeenkomstig hoofdstuk III, afdelingen 2 en 3,instaan voor het beheer van in beslag genomen vermogensbestanddelen,in overleg met de procureurdes Konings of met de onderzoeksrechter;5° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 4, enartikel 197bis van het Wetboek van strafvordering,de tenuitvoerlegging van vonnissen en arrestenhoudende verbeurdverklaring van vermogensbestanddelencoördineren;6° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 5, bijstandverlenen aan de procureur des Konings enaan de onderzoeksrechter;7° thematische voorlichting verstrekken aan de magistraten,aan de politiediensten en aan de belanghebbendeopenbare diensten;8° bijstand verlenen bij de internationale rechtshulp,dienstbetrekkingen aanknopen en onderhoudenmet equivalente instellingen in het buitenlanden met hen samenwerken in het kader van de verdragsrechtelijkeen wettelijke regels.§ 4. Met inachtneming van hun bevoegdheden, geschiedende in § 3, 1°, en 2°, vermelde opdrachtenvermeld in overleg met het College van procureursgeneraal,met de raad van procureurs des Koningsen met de Dienst voor het strafrechtelijk beleid.] 1}1. – Vervangen bij art. 6 wet (II) 27 december 2006, B.S.,28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007HOOFDSTUK IIIBEPALINGEN TOT UITLEGGING VAN DEOPDRACHTEN VAN HET CENTRAALORGAANAfdeling 1}1 [Beheer van gegevens met betrekking totvermogensbestanddelen] 1}1. Opschrift laatst vervangen bij art. 7, 1°, wet (I) 30 december2009, B.S., 15 januari 2010Art. 4. }1 [§ 1. Het Centraal Orgaan verzamelt, beheerten verwerkt de gegevens die betrekking hebbenop:1° de inbeslagneming en de bewaring;2° de verbeurdverklaring;3° de tenuitvoerlegging van vonnissen en arrestenhoudende verbeurdverklaring.§ 2. Hij beheert en bewaart op gecentraliseerde engeïnformatiseerde wijze de in § 1 bedoelde gegevensgedurende tien jaar, te rekenen van de inartikel 5, § 1, bedoelde eerste }2 [kennisgeving, in] 2voorkomend geval verlengd tot aan de verjaringvan de verbeurdverklaring.§ 3. Onverminderd artikel 17, § 2, is de directeurvan het Centraal Orgaan verantwoordelijk voor deverwerking van de hier bedoelde gegevens. Hij staatin voor de naleving van de vereisten en waarborgenvan vertrouwelijkheid en beveiliging van de verwerkingvan deze gegevens, zoals bedoeld in artikel 16,§§ 2, 3 en 4, van de wet van 8 december 1992 tot beschermingvan de persoonlijke levenssfeer ten opzichtevan de verwerking van persoonsgegevens.De directeur houdt een register bij van de personenen categorieën van personen die deze gegevenskunnen raadplegen, en deelt dit register alsmedealle wijzigingen die aan het register worden aangebracht,onverwijld mee aan de Commissie voor debescherming van de persoonlijke levenssfeer.] 1}1. – Vervangen bij art. 8 wet (II) 27 december 2006, B.S.,28 december 2006, err., B.S., 24 januari 2007}2. – § 2 gewijzigd bij art. 4 wet (I) 30 december 2009, B.S.,15 januari 2010Art. 5. }1 [ § 1. De procureur des Konings of de onderzoeksrechtergeeft kennis of laat kennisgevingdoen aan het Centraal Orgaan, van de inbeslagnemingenen de wijze van bewaring van vermogensbestanddelen,alsmede van de gegevens ter identifi-Thema Wetboeken – Notariaat (Aanvulling 1 november 2010) – © <strong>Larcier</strong> 15