Prof. dr. Dirk Buyens van Vlerick Leuven Gent Management School“Ouderenzorgis geen paar schoenen dat je koopt”Zit de professionalisering van de ouderenzorgin een stroomversnelling?Prof. Dirk Buyens: “Ik denk van wel. Daarzijn diverse redenen voor. Ten eerste vertegenwoordigtde ouderenzorg een gigantischebudget aan overheidsmiddelen.Bovendien neemt de maatschappelijkerelevantie van de ouderenzorg toe. En danis er nog het pijnpunt van de schaarsteaan medewerkers. Die laat zich voelen inde hele zorgsector, maar het hardst in deouderenzorg. Als antwoord op die ontwikkelingengrijpt men terug naar economischeprincipes als schaalvergroting enstrategische keuzes. Dat veronderstelt eenprofessionalisering.Verandert daarmee ook de rol van eenraad van bestuur?We zien in elk geval dat zorginstellingenexterne bestuurders aantrekken om dieprofessionalisering te ondersteunen: collega’suit de sector of mensen met eenbepaalde professionele kwalificatie. Deinbreng vanuit die beide hoeken kan eenversterking betekenen van de equipe.Op het congres GPS <strong>20</strong>21 werd gepleitvoor een slimme samenstelling van deraad van bestuur: een financieel expert,Prof. dr. Dirk Buyens is niet alleen voorzitter van het ‘CompetenceCentre People and Organisation’ aan de Vlerick Leuven GentManagement School, hij is ook bestuurder van woonzorgcentrumDe Vliet in Zele. De perfecte partner voor een gesprek over strategieen professionalisering, over het groeiende belang van marketingén over de zinvolheid van werken in de zorgsector.een communicatiespecialist… Anderenvinden dat bestuursleden in de eersteplaats geëngageerde mensen moetenzijn, die geloven in de missie van deorganisatie. Financieel advies en communicatiedienstenkun je kopen, klinkthet dan.Elk bestuurslid moet vierkant achterde missie en de visie van de organisatiestaan. Dat is het belangrijkste. Maareenmaal die voorwaarde vervuld is, kanje best mensen kiezen die daarbovenopnog een zekere expertise in huis hebben.Je kunt inderdaad alles kopen wat je aanadvies en diensten nodig hebt, maar metde juiste relaties in huis kan dat dikwijlssneller en goedkoper. Een sterk netwerkkan een organisatie alleen maar ten goedekomen.De ouderenzorgsector is in volle evolutie.Maakt dat de uitdaging extra aantrekkelijkvoor een bestuurder?Het is in elk geval een boeiende sector.Maar tegelijk heel complex. Het duurteen tijdje voor je als externe bestuurderiets zinnigs te zeggen hebt over de ouderenzorg.De financiering is complex, hetsysteem van de zorgtegraden is een kluwen,de ‘techniciteit’ ligt hoog. Maar bijal die ontwikkelingen kan je natuurlijkwel terugvallen op kennis en ervaring uitandere sectoren. Op het vlak van veranderingsmanagement,kostenmanagement,insourcen of outsourcen, het sluiten vanpartnerships enzovoort. Hier kan de ervaringvan externe bestuurders het verschilmaken.Op welke terreinen kan de ouderenzorgnog leren uit de privésector?De ouderenzorg is in wezen een serviceindustry, een dienstverlenend bedrijf.Medewerkers spelen een cruciale rol indat soort organisaties. In de ouderenzorghebben die medewerkers een moeilijke,maar tegelijk erg zinvolle opdracht meteen grote verantwoordelijkheid. Hoed afvoor al die mensen! Het werk is niet slechtbetaald, maar ook niet overdreven goed.En toch zie je dat grote engagement. Privébedrijvenkunnen hieruit nog wat leren.Een valkuil voor de woonzorgcentra ligt inhun kleinschaligheid. Als een hoofdverpleegkundigein een ziekenhuis de organisatieverlaat, dan valt dat relatief eenvoudigop te lossen, er zijn immers nogvele andere hoofdverpleegkundigen. Ineen woonzorgcentrum is dat anders. Alszorgwijzer | 26
Prof. dr. Dirk Buyens: “Enerzijdsmoeten we het thema van de toekomstvan de ouderzorg op een strategischemanier benaderen, anderzijds moetenwe straks onze eigen vader en moedernaar een woonzorgcentrum brengen.Die dubbele invalshoek maakt hetdebat erg complex, vooral omdat je pasop latere leeftijd de draagwijdte vandie beslissingen ten volle begrijpt.”GPS <strong>20</strong>21de hoofdverpleegkundige daar opstapt,dan is de impact groter. Als kleine organisatieben je meer afhankelijk van eenaantal sleutelfiguren. In de privésector isdat net zo: kleine en middelgrote organisatieszijn kwetsbaarder. Maar daar kan jeaan werken. Bijvoorbeeld door te zorgenvoor een betere borging, zodat de kennisen de ervaring in de organisatie zit en nietbij één of twee sleutelfiguren. Vooral ophet gebied van kwaliteitszorg is dat enormbelangrijk. Best practices moet je interndoorgeven in een organisatie, zodat zeniet verloren gaan als er plots iemandwegvalt.De komende jaren zijn heel wat bijkomendeplaatsen nodig in de residentiëleouderenzorg. Hebt u de indrukdat bestuurders daar volop mee bezigzijn?Ja, het thema leeft sterk en er wordenplannen gesmeed. Soms is het met de‘trein der traagheid’, maar dat soort dossiersvergt nu eenmaal tijd. Daarnaast iser het wetgevende kader, dat een weerspiegelingvormt van de maatschappelijkeevoluties. De regelgeving verandertgeregeld. Ook strategisch trouwens:welk ouderenzorgbeleid willen we in detoekomst? Het antwoord daarop is nietstatisch, maar verandert voortdurend.Het aantal ouderen met dementie neemttoe. Die mensen zijn in hun thuissituatievaak moeilijk op te vangen. Dat kanleiden naar een specialisatie binnen deresidentiële ouderenzorg. En misschienkomen er nog specialisaties? Gaan wevoor elke specialisatie aparte voorzieningenbouwen? Of krijgen we voorzieningenzoals ziekenhuizen, met verschillende afdelingen?Om maar te zeggen: er beweegtvan alles en het is koffiedik kijken hoe detoekomst eruit zal zien. Uiteindelijk zalde maatschappelijke kijk op ouderenzorgook het investeringsbeleid sturen.Het beleid is een weerspiegeling vanwat er leeft in de maatschappij, zegtu. Hebben we geen nood aan een meerexpliciet maatschappelijk debat overde ouderenzorg?Ja, misschien wel. Het beleid heeft de neigingom af en toe het geweer van schouderte veranderen en te veel wispelturigheidis niet goed. Maar ik zie niet meteenwie dat maatschappelijk debat dan moetvoeren. Enerzijds moeten we het themavan de toekomst van de ouderzorg op eenstrategische manier benaderen, anderzijdsmoeten we straks onze eigen vaderen moeder naar een woonzorgcentrumbrengen. Die dubbele invalshoek maakthet debat heel complex, vooral omdat jepas op latere leeftijd de draagwijdte vandie beslissingen ten volle begrijpt. Alsjongvolwassene kijk je op een totaal anderemanier naar de ouderenzorg dan als50-jarige. Bovendien is elk maatschappelijkdebat hoe dan ook tijdsgeboden.Het aanbod aan ouderenzorg is kleinerdan de vraag. Missen ouderenzorgvoorzieningenop die manier de prikkel dieuitgaat van ‘gezonde concurrentie’?Neen. Voorzieningen die het puur economischniet goed zouden doen, komen sowiesoin de problemen. Eerder vroeg danlaat worden ze ter verantwoording geroepen.Bovendien speelt de concurrentie opeen ander niveau, bijvoorbeeld op het gebiedvan kwaliteit. Vandaar het groeiendebelang van enquêtes allerhande. Op diemanier doet zelfs een stukje marketingzijn intrede in de ouderenzorg. Wat biedenwe de bewoners aan? Hoe ervaren debewoners onze dienstverlening? Dat zijnpertinente vragen. Vergelijk het met de situatievan de gemeenten: het is niet omdatelke gemeente een monopolie heeft, datde burger alles pikt. De mensen wordenmondiger, ook de bewoners. Zorg is trouwenseen high involvment-product; het isgeen paar schoenen dat je koopt, het gaataltijd om iemands vader of moeder.Zullen communicatie en marketing aanbelang winnen in de ouderenzorg?Ongetwijfeld. De behoefte aan profileringzal nog toenemen. Als er al geennood is aan marketing om ‘klanten’ tevinden, dan des te meer om ‘personeel’aan te trekken. Je imago als organisatie,je branding of corporate identity wordenvan doorslaggevend belang, ook voor dearbeidsmarkt.Wat was eigenlijk uw persoonlijkemotivatie om bestuurder van eenwoonzorgcentrum te worden?De zoektocht naar zingeving. Ik heb de intellectuelebehoefte om te begrijpen hoede zorgsector in mekaar zit, maar daarnaastis er die bezieling die uitgaat vande zorg. Ik heb een grote bewonderingvoor medewerkers in de ouderenzorg.Telkens opnieuw zetten zij zich in omde laatste levensfase van mensen meerkwaliteit van leven te geven, goed beseffenddat hoe hard ze ook hun best doen,elk verhaal onvermijdelijk eindigt met dedood. Het risico op burn-out is groot alsje niet het gezonde evenwicht vindt tussenwarm en oprecht engagement enerzijdsen professionele afstand anderzijds.Tegelijk is niets zo zinvol als werk in dezorgsector.27 | mei <strong>20</strong>11