ES 100 ZP

14
15
16s
ES 100 ZP
dikte van 16 mm vurenhout.
Deuren met een hoger bekledingsgewicht
(max. 10 kg/m 2 ) of
grotere bekledingsdiktes (max.
20 mm) mogen alleen gemonteerd
worden, als hiermee bij
de bestelling rekening is gehouden.
Als dit niet wordt gedaan
dreigen de veren te breken.
Vingerbescherming bij het
sluiten van de deur: Bij het
afsnijden en bevestigen van de
deurbekleding moet de afstand
volgens afbeelding 12 of de
hoek volgens afbeelding 13 aangehouden
worden. Als dat niet
wordt aangehouden, is geen vingerbescherming
gegarandeerd.
Bij het afsnijden van de deurbekleding
moet bovendien de afstand aan de zijkant
naar de frameafdichting aangehouden
worden, afbeelding 11.
Bekleding van de onderste deursectie
(301):
• Bodemprofiel (369) eraf schroeven
(afbeelding 10).
• Bekleding erop schroeven.
• Vloerprofiel (369) er weer opschroeven.
Onderste deursectie
inbouwen
AANWIJZING: De verbindingsblokpositie
hangt af van het
deurtype:
- Afbeelding 14.1 Gaten van de verbindingsblokken
dichter bij het deurblad
gebruiken bij aluminium deurframes.
- Afbeelding 14.2 buitenste gaten van de
verbindingsblokken gebruiken bij de
Euro-deur,
• Geleidingsbouten van de tandemloopwerken
(320 of 325) invetten.
AANWIJZING: Absoluut rekening
houden met de plaats van inbouw
van de tandemloopwerken.
• Paneelafdichting (381) er van boven
opdrukken (alleen Euro-deur).
Deurventilatie open / dicht
Kabels erin
hangen
• Beide zeskantschroeven (044) aan
beide veerspankoppen (230) losdraaien.
• Kabeleinden (060) naar beneden trekken.
• Kabelvergrendeling (359) opendraaien.
• Kabeloogjes (061) in de kabelvergrendeling
(359) plaatsen en steekbout
(358) erin drukken.
• Kabelvergrendeling (359) helemaal tot
de aanslag terugdraaien.
VOORZICHTIG: De kabelvergrendeling
(359) moet helemaal gesloten
zijn. Alleen zo is de steekbout
(358) vergrendeld en zijn de
kabeloogjes (061) beveiligd.
16n
17
18s
18n
19s
19n
AANWIJZING: De afstand van
de deursectie naar het framedeel
kan door het verschuiven
van de verbindingsblokken
(353/357) ingesteld worden.
Bouten (358) moeten worden
geolied!
Kabels in hangen
laag plafond
systeem
• Draagkabels laag plafond systeem (272)
afrollen en met het kabeleinde vooruit
langs de deur van onderen naar boven
naar de kabelomleiding laag plafond
systeem intrekken.
• Kabelvergrendeling (359) opendraaien.
• Kabeloogjes (061) in de kabelvergrendeling
(359) plaatsen en steekbout
(358) erin drukken.
• Kabelvergrendeling (359) helemaal tot
de aanslag terugdraaien.
VOORZICHTIG: De kabelvergrendeling
(359) moet helemaal
gesloten zijn. Alleen zo is de
steekbout (358) vergrendeld en
de kabeloogjes (061) beveiligd.
AANWIJZING: De afstand van
de deursectie naar het framedeel
kan door het verschuiven
van de verbindingsblokken
(353/357) ingesteld worden.
Bouten (358) moeten worden
geolied!
Deursectie(s) inbouwen
• Scharnierstiften (336) in tandemhouder
(330) er voorzichtig indrijven en via het
smeergat inoliën.
Tandemloopwerken en –houders zoals
tot nu toe (afbeelding 14.3 /14.4 /14.5)
monteren.
Boogelementen op
looprail plaatsen
Bovenste deursectie
inbouwen
• Bovenste deursectie (304) plaatsen en
met schroefklem (050) vastzetten.
• Scharnierstiften (336) er voorzichtig
indrijven.
• Rollenhouder boven (313/317) in bovenste
loopprofiel van de boogelementen
(403/407) voeren (Afbeelding 19s).
AANWIJZING: Bij een deur met
laag plafond systeem moeten
de rollenhouders in de inbouwsituatie
verwisseld worden
(afbeelding 19n).
Rollenhouder instellen
• Positie van de loopwielen (317) zoals
getekend.
• De bovenste deursectie moet licht tegen
de frameafdichting aanliggen.
N000710-01-00/05
20-21s
20-21n
22 Plafondrails aan de wand
of het plafond bevestigen
Afbeelding 22 toont vijf bevestigingvarianten
van de achterste bevestiging alsmede een
optionele middelste en voorste bevestiging.
23n
24n
Plafondrails
monteren
VOORZICHTIG: Plafondrails
tegen naar beneden vallen of
naar de zijkant wegkantelen
ondersteunen.
• Rekening houden met inbouwplaats van
de dwarsverbinding.
22.1 Plafondophanging bij laag plafond
22.2 Plafondophanging bij hoog
plafond
22.3 Zijbevestiging onafhankelijk
van de plafondhoogte
22.4 Zijverbinding bij laaglateideuren
22.5 Ophanging voor curve
Indien meegeleverd:
22.6 Middenophanging als driehoeksophanging
voor brede
en hoge deuren
• Plafondrails (413/417) uitlijnen: horizontaal
en rechthoekig naar de deur (diagonaalmaten
controleren, afbeelding 21n / 21s).
Plafondrails (413/417) en boogelementen
(403/407) zo uitlijnen en bevestigen dat
de railovergangen glad en rechtop zijn.
Torsieas laag
plafond systeem
• Torsieveeraggregaten (204/208) van
onderen in de torsieashouder laag plafond
systeem (285) invoeren.
• Veerstekker (286) in de torsieashouder
laag plafond
systeem (285) als montagehulp steken
AANWIJZING: De kabeleinden
van de kabelrollen moeten aan
de bovenkant richting deur
afgerold kunnen worden.
• Linker (zwarte) en rechter (rode) torsieverenpakket
(204/208) met de koppeling
(245) verbinden
Middenconsole
laag plafond
systeem
• Middenconsole (251) met een
bevestigingshoek (420) aan het plafond
bevestigen.
• Lager (255) van de middenconsole
(251) zo uitlijnen dat de torsieassen
exact in elkaar's verlengde liggen resp.
horizontaal zijn.
• Koppelingsschroeven (043) aan één
55 (102)