ES 100 ZP

aszijde losdraaien.
• Steeds beide zeskantschroeven (044) aan
beide veerspankoppen (230) losdraaien.
25n Kabels inbouwen
laag plafond
systeem
• Indien voorhanden draagkabels op
de kabeltrommels (203/207) afrollen,
schroef (047) losdraaien en draagkabels
verwijderen.
• Draagkabels laag plafond systeem (272)
naar de kabeltrommels leiden.
• De draagkabels moeten minstens met
een hele veiligheidsomwikkeling op de
kabeltrommel gelegd worden. Ze mogen
niet over elkaar op de kabeltrommel liggen
of elkaar kruisen.
VOORZICHTIG: De draagkabels
precies in de gleuven van
de kabeltrommel leggen en
naar de deur strak trekken.
• Draagkabel laag plafond systeem (272)
met de schroef (047) vastschroeven en
uitstekende einde in de torsieas steken.
• Koppelingsschroeven (043) slechts aan
één zijde licht vasttrekken.
26-30
28
Torsieveren
voorspannen
VOORZICHTIG: Indien nodig
moet de onderste deursectie
met schroefklemmen (050)
beveiligd zijn, om het omhoog
klappen van de deursectie bij
het spannen van de torsieveren
te voorkomen, afbeelding 29.
• Aan beide veerspankoppen (230) moeten
steeds beide zeskantschroeven
(044) losgedraaid zijn, afbeelding 28.
• Eerste torsieveer met behulp van de
veerspanbuis (260) voorspannen:
- 2 omdraaiingen in de pijlrichting
draaien (let op markeringen).
- 2 zeskantschroeven (044) van de
rechter torsieveer vasttrekken.
• Tweede torsieveer op dezelfde wijze
voorspannen.
AANWIJZING: Torsieas tegen
verdraaien tegenhouden. De
kabels moeten strak blijven.
• Koppelingsschroeven (043) aan beide
koppelingszijden licht vasttrekken.
Torsieveren spannen
• Veerspanbuis (260) erin steken en goed
vasthouden.
• 2 zeskantschroeven (044) losdraaien, torsieveren
met veerspanbuis (260) tot het
aangegeven aantal veeromwentelingstoeren
N volgens typeplaatje spannen.
• 2 zeskantschroeven (044) vasttrekken.
• Tweede torsieveer net zo spannen.
• Torsieveren licht inoliën, afbeelding 30.
AANWIJZING: Veerspanning!
Het deurblad moet bij eindstand-sluiten
(ca. 30 cm boven
de vloer) automatisch naar
beneden lopen!
29
31
32n
33
34v-
35v
Deursecties uitlijnen
• Beide koppelingsschroeven (043)
aan één koppelingszijde losdraaien.
Ongelijke kabellengtes links en rechts
worden daardoor gecompenseerd.
• Deursecties door de torsieassen (240)
te draaien parallel aan het lateiframe uitlijnen.
• Alle koppelingsschroeven (043) weer
vasttrekken en torsieas uitlijnen.
Veerspanbuis bevestigen
• Veerspanbuis (260) met kabelhouder
(261) aan de zijframes (103/107) buiten
bevestigen of boven op de linteelafdichting
leggen.
Vingerbescherming
kabelomleiding
LET OP:
Veiligheidsinrichting beslist
monteren.
Tandemloopwerk instellen
• Flensmoeren (045) van het tandemloopwerk
losmaken.
• Achter elkaar deursecties met de hand
licht tegen de afdichtstrip van de zijlatei
drukken, flensmoeren (045)
vasttrekken.
Bowdenkabels
vergrendeling
aansluiten
• Bowdenkabels (501) door de scharnierafdekkingen
boven (340) en onder
(345) trekken en de scharnierafdekkingen
monteren. Bij scharnieren die
niet in het midden zitten worden de
Bowdenkabels (501) door onderdeel
(582) geleid.
• Schroefverbindingen (056) en (057) losmaken.
• Openingsgreep (505) naar boven schuiven.
Bowdenkabelhulzen er helemaal
inschuiven (zie detail afbeelding 35-3)
en vastschroeven.
• Draden van de Bowdenkabels (501)
op de klem (057) monteren. De
Bowdenkabels (501) moeten daarbij
onder lichte voorspanning staan en vast
verschroefd zijn. Bij correcte montage
van de kabels wijst de ontgrendelingsbout
(508) bij aanleg van de ontgrendelingshendel
ca. 1 mm naar buiten.
Belangrijk voor het functioneren!
• Handkabel (540) aan de rechter of linker
diagonale steun (424/428) en de verbindingsblokconsole
(350) vastknopen.
Let op: De kabels goed
vastschroeven; als de
Bowdenkabels doorglijden, kan
de deur niet meer van buiten
geopend worden. Deze stap
zorgvuldig uitvoeren.
• Slotafdekking (503) weer monteren.
• Functiecontrole van de deur zonder vergrendeling
uitvoeren.
36v
37v
-38v
39v
40-41
42
43
43n
44
Grendel inbouwen
Met de beugel (575) kan de vergrendeling
buiten werking gezet worden.
• Behuizing van de grendel (573/577)
monteren.
Speling grendel
instellen
LET OP: De instelling van de
grendel mag alleen aan de
binnenkant van de deur plaatsvinden.
Bij onjuiste instelling
kan de deur niet meer van
buiten worden geopend. Voer
deze stap op beide grendels
zeer zorgvuldig uit.
• Deur meerdere keren openen en sluiten.
• Spelingmaat nog een keer controleren,
eventueel bijstellen.
• Functiecontrole van binnen uitvoeren en
eventueel spelingmaat van de grendel
bijstellen.
Veiligheidshoek voor
WK2 monteren
Alleen bij automatische deuren zonder
vergrendeling.
Scharnierafdekkingen
monteren
Vloergrepen monteren
Veerbreukbeveiliging
activeren
• Beide veiligheidsschroeven (211) van de
veerbreukbeveiliging (210) verwijderen.
LET OP: Zolang de schroeven
(211) gemonteerd zitten, is er
geen bescherming tegen veerbreuk.
Kabeltrommelafdekkingen
monteren
VOORZICHTIG: De lagelateideur
mag niet zonder
kabeltrommelafdekking (282)
gebruikt worden. Bij beschadiging
moet deze vervangen
worden. Voor gebruik zonder
kabeltrommelafdekking neemt
de fabrikant geen verantwoording
en verleent geen garantie.
Folies verwijderen
Na de montage de folies van het deurblad
verwijderen.
AANWIJZING: folie alleen aanwezig
als de betreffende sticker
op de deur is aangebracht.
56 (102) N000710-01-00/05 ES 100 ZP