Ach Lieve Tijd Schiedam deel 2, 400 jaar jenever - img.coret.org
Ach Lieve Tijd Schiedam deel 2, 400 jaar jenever - img.coret.org
Ach Lieve Tijd Schiedam deel 2, 400 jaar jenever - img.coret.org
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Boven: De gedistilleerd<br />
industrie kende vele<br />
nevenbedrijven, zoals<br />
kurkfabrieken,<br />
glasfabrieken, kuiperijen<br />
en keldermakerijen. Het<br />
vervoer van de <strong>jenever</strong><br />
vond oorspronkelijk<br />
plaats in houten vaten<br />
van verschillende<br />
afmetingen. Deze werden<br />
gemaakt in kuiperijen,<br />
waarvan er in 1860 maar<br />
liefst 27 waren die aan 132<br />
mannen en 76 kinderen<br />
werk verschaften. Het<br />
kleinste vat heette een<br />
anker, waarin 38,8 liter<br />
kon, het grootste een stuk<br />
dat 700 liter bevatte. Hier<br />
komt de uitdrukking 'hij<br />
heeft een stuk in zijn<br />
kraag' vandaan. Op de<br />
foto de kuiperij van Duys<br />
& Co. aan de Nieuwe<br />
Haven in 1927. (GA Schie<br />
dam/bruikleen NGM)<br />
Rechtsboven: Een door<br />
de stad <strong>Schiedam</strong> gewaar<br />
merkte inhoudsmaat van<br />
een half mud of vijftig<br />
liter. Dit was de hoeveel<br />
heid graan die de zakken<br />
dragers op de schouders<br />
mochten nemen. (SMS)<br />
Rechts: De houten kraan<br />
van een vat. (SMS)<br />
fustmakerijen tegenover één ijzergieterij,<br />
één leerlooierij, één loodwitfabriek, vijf<br />
azijnfabrieken, twee bierbrouwerijen,<br />
drie touwslagerijen, drie scheepswerven<br />
en twee houtzaagmolens. Van<br />
de beroepsbevolking die omstreeks<br />
1850 ongeveer 5.500 personen telde,<br />
werkten 1.150 mensen of zo'n 20% in<br />
de branderijen en distilleerderijen.<br />
Daarnaast waren er de nevenbedrijven,<br />
waarbij heel wat meer mensen<br />
betrokken waren. De stokerij betekende<br />
immers werk voor kuipers en mandenmakers,<br />
koperslagers, capsulemakers<br />
en kurkensnijders, spoelingschippers<br />
en veerlui, timmerlui en metselaars,<br />
wagenmakers en transportbedrijven,<br />
en van 1854 af glasblazers, die soms in<br />
vast verband maar vaker als seizoenarbeiders<br />
bij de glasfabrieken of<br />
'glashutten' werkten. Tegenover de<br />
1.150 brandersknechts van 1851 stonden<br />
een paar <strong>jaar</strong> later alleen al minstens<br />
evenveel glasblazers. De eerste<br />
<strong>Schiedam</strong>se glasblazerijen waren Van<br />
Deventer (1854) en De Schie (1897).<br />
De eerste werd gevestigd aan de<br />
Buitenhavenweg in de toenmalige<br />
gemeente Oud- en Nieuw-Mathenesse.<br />
Daar stond ook de tweede. De<br />
concurrentie was hevig. In 1912<br />
woonden in <strong>Schiedam</strong> 1.600 glasblazers<br />
die samen per <strong>jaar</strong> 35.000.000 flessen<br />
voor de gedistilleerdindustrie maakten.<br />
In 1899 begon een proces van<br />
concentratie, waarvan de oprichting<br />
van de Verenigde Glasfabrieken in<br />
Vlaardingen het resultaat was. Die nam<br />
in 1923 de glasfabriek De Schie en in<br />
1926 Van Deventer over. De productie<br />
bestond tot ver in de 20ste eeuw<br />
voornamelijk uit kelderflessen met hun<br />
karakteristieke model: vierkant en taps<br />
toelopend naar de bodem. Zo pasten ze<br />
gemakkelijk in manchetten van stro en<br />
konden ze goed sluitend verpakt<br />
worden in kleine, stevige kisten of<br />
kelders voor de export. Ook de glas-<br />
fabrieken bepaalden het uiterlijk van<br />
<strong>Schiedam</strong>. Van Ferdinand Bordewijk<br />
die vanaf 1919 als advocaat in<br />
<strong>Schiedam</strong> werkte, is het beeld van<br />
<strong>Schiedam</strong> als een donker angstaanjagend<br />
lichaam dat rook brakend<br />
met vurige ogen in het landschap lag.<br />
Met die vurige ogen bedoelde hij de<br />
ovens van de glasfabriek.<br />
Drink en werk<br />
Drinken in de stokerij was de<br />
brandersknechts binnen bepaalde<br />
grenzen toegestaan. In het onderzoek<br />
dat de regering in 1890 liet instellen<br />
naar de arbeidsomstandigheden, geeft<br />
echter niet één van de ondervraagde<br />
knechten rechtstreeks antwoord op de<br />
vraag waar die grens lag. Alleen de<br />
jonge Hersbach, telg uit een familie van<br />
bekende meesterknechts, merkt op:<br />
'zoveel als den meesterknecht toelaat'.<br />
Brander en distillateur Herman Jansen<br />
was duidelijker over het consumptiepatroon<br />
binnen zijn bedrijf. Hij<br />
verklaarde permissie te geven voor<br />
acht glazen per werkdag, en 's avonds<br />
het licht aan te laten, zodat zijn knechts<br />
niet de behoefte zouden voelen ook<br />
nog eens naar de kroeg te gaan ... In de<br />
distilleerderij werden overigens niet de<br />
benepen glaasjes geschonken die heden<br />
ten dage als borrelglas gelden. Die acht<br />
glazen van Herman Jansen kwamen<br />
neer op een kleine halve liter die door<br />
de patroon werd verstrekt. In 1933<br />
kregen de knechts van De Graauwe<br />
Hengst om half één en om half zes een<br />
borrel. Die werd geserveerd in een<br />
mosterdglas, want dat sneuvelde niet<br />
zo gauw.<br />
De werktijden in de branderij en<br />
distilleerderij waren flexibel. De<br />
47