scriptie van Cathy Pije-Post, studentnummer 834515207
scriptie van Cathy Pije-Post, studentnummer 834515207
scriptie van Cathy Pije-Post, studentnummer 834515207
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
in een eerdere fase <strong>van</strong> de procedure niet in geding waren, niet voor het eerst in een latere<br />
fase in geding kunnen worden gebracht. Zie bijvoorbeeld de uitspraak 28 augustus 2003<br />
waarin de Raad overweegt dat besluitonderdelen die in bezwaar niet in geding waren, niet<br />
voor het eerst in beroep kunnen worden getoetst. 51 Zie ook de uitspraak <strong>van</strong> 24 november<br />
2004 <strong>van</strong> de Afdeling met eenzelfde strekking. 52 Besluitonderdelen die niet zijn<br />
aangevochten worden onherroepelijk. Daarnaast is het niet mogelijk om de grondslag <strong>van</strong><br />
een aanvraag uit te breiden in bezwaar. Ook is het niet mogelijk om de grondslag <strong>van</strong> een<br />
heroverweging in bezwaar uit te breiden in beroep 53 of de grondslag <strong>van</strong> een beroep uit te<br />
breiden in hoger beroep. 54 Per saldo ontstaat daardoor een vernauwing <strong>van</strong> de rechtsstrijd.<br />
Sinds de wijziging op 1 juli 2005 <strong>van</strong> artikel 6:13 Awb, is het niet langer mogelijk om<br />
beroep in te stellen, als er verwijtbaar geen verplichte voorafgaande zienswijze is ingediend.<br />
Door deze wijziging luidt artikel 6:13 Awb nu als volgt:<br />
‘Geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een<br />
belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen<br />
als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of<br />
geen administratief beroep heeft ingesteld.’<br />
Uit de geschiedenis <strong>van</strong> de totstandkoming <strong>van</strong> deze wijziging <strong>van</strong> artikel 6:13 Awb wordt<br />
afgeleid dat de wetgever de onderdelenfuik heeft willen codificeren en afstand heeft willen<br />
doen <strong>van</strong> de strengere argumentatieve fuik en de bewijsfuik. Dat is op te maken uit het<br />
antwoord <strong>van</strong> de minister in een brief <strong>van</strong> 29 oktober 2004 op Kamervragen. Daarin geeft<br />
hij aan dat hij het voorstel <strong>van</strong> de Commissie Evaluatie Awb II (Commissie Boukema)<br />
heeft overgenomen. Deze commissie heeft voorgesteld om de lijn te volgen dat een<br />
belanghebbende in beroep bij de bestuursrechter geen onderdelen <strong>van</strong> een besluit kan<br />
aanvechten, die hij niet al in de bestuurlijke fase aan de orde heeft gesteld, tenzij dit laatste<br />
hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. 55 Tegen de onderdelen <strong>van</strong> het besluit die hij<br />
wel in de bestuurlijke fase aan de orde heeft gesteld, kan een belanghebbende in de fase <strong>van</strong><br />
het beroep bij de rechter echter wel nieuwe beroepsgronden of nieuw bewijs aanvoeren 56 .<br />
51 CRvB 28 augustus 2003, LJN AL1646.<br />
52 ABRS 24 november 2004, JB 2005/36, m.nt. E.v.d.L.<br />
53 CBB 1 november 2005, LJN AU5730 en JOR 2005/304.<br />
54 CBB 30 januari 2007, LJN AZ9465.<br />
55 Zie bijvoorbeeld CRvB 25 juli 2007, nr. 05/4212 WVG, LJN BB0694.<br />
56 TK 2004-2005, 29 421, nr. 11.<br />
17