scriptie van Cathy Pije-Post, studentnummer 834515207
scriptie van Cathy Pije-Post, studentnummer 834515207
scriptie van Cathy Pije-Post, studentnummer 834515207
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
voor zover die binnen de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het geding valt. Daar tegenover vind je bij schrijvers<br />
als Daalder en Schreuder-Vlasblom de opvatting dat de rechter zich moet beperken tot de<br />
toets of de door het bestuur vastgestelde feiten voor juist moeten worden gehouden en dat<br />
hij de vaststelling <strong>van</strong> de feiten door het bestuur niet over kan doen. Als reden voor deze<br />
beperkte toets wordt aangevoerd dat de rechter niet het eerste overheidsorgaan is dat tot<br />
een feitenvaststelling is gekomen, zodat hij niet bij nul begint. Ook wordt wel genoemd dat<br />
hij de deskundigheid en capaciteit niet heeft om de feitenvaststelling op grote schaal over te<br />
doen en dat er veelal nog een beslissingsvrijheid resteert voor het bestuur na een<br />
vernietiging. 96<br />
4.4. Conclusie<br />
De bestuursrechter toetst de feitenvaststelling achteraf en binnen de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het<br />
geschil. Daarbuiten toetst hij aan feiten waaraan regels <strong>van</strong> openbare orde rechtsgevolgen<br />
verbinden. Indien nodig zal hij die zelf onderzoeken. De verdeling <strong>van</strong> de plichten in de<br />
besluitvormingsfase werken door in de rechterlijke procedure, omdat er geen algemene<br />
regeling is <strong>van</strong> materieel bewijsrecht. Aan de hand <strong>van</strong> deze verdeling bepaalt de rechter in<br />
het individuele geval welke partij een rele<strong>van</strong>t feit moet aandragen. Daarbij hanteert hij als<br />
uitgangspunt dat bewijslevering in eerste instantie een taak <strong>van</strong> partijen is.<br />
Uit de jurisprudentie komt naar voren dat de Afdeling de feitenvaststelling doorgaans<br />
terughoudend toetst aan de hand <strong>van</strong> een gelaagde zorgvuldigheidstoets, terwijl de Raad<br />
zich meestal een eigen oordeel over de feiten vormt. Mogelijk kan dit verschil worden<br />
verklaard <strong>van</strong>uit de aard <strong>van</strong> de besluiten die ter toetsing aan hen worden voorgelegd. De<br />
materiële waarheidsvinding is sterk gerelativeerd door een grotere partijautonomie en<br />
daarnaast is de doelstelling <strong>van</strong> handhaving <strong>van</strong> het objectieve recht verschoven naar<br />
rechtsbescherming. Dit heeft geleid tot uiteenlopende opvattingen in de literatuur. Zo vind<br />
je enerzijds de opvatting dat de rechter een eigen (eind)oordeel moet geven over de<br />
juistheid <strong>van</strong> de bestuurlijke feitenvaststelling, terwijl anderzijds wordt verkondigd dat de<br />
rechter zich moet beperken tot de toets of de door het bestuur vastgestelde feiten voor<br />
juist moeten worden gehouden omdat hij de vaststelling <strong>van</strong> de feiten door het bestuur niet<br />
over kan doen.<br />
95 De Bock 2000, p. 75.<br />
96 Daalder en Schreuder-Vlasblom 2000, p. 215; Schreuder-Vlasblom 2006, p. 171-182.<br />
31