29.08.2013 Views

De praehistorische vondsten van Hardenberg 1937

De praehistorische vondsten van Hardenberg 1937

De praehistorische vondsten van Hardenberg 1937

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

DE PRAEHISTORISCHE VONDSTEN TE<br />

HARDENBERG <strong>1937</strong>.<br />

DOOR<br />

Mr. G. J. TER KUILE sen.<br />

Begin Augustus <strong>1937</strong> werd mij <strong>van</strong> wege de Nederlandsche<br />

Heide Mij. bericht gezonden, dat door arbeiders, in werkverschaffing<br />

aangesteld door het gemeentebestuur <strong>van</strong> Stad-<br />

<strong>Hardenberg</strong> in een roqqeland-esch, de Baalder Esch onder de<br />

gemeente Ambt-Hardenberq, eenige oude stukken vaatwerk<br />

gevonden waren, met verzoek om advies hoe in dezen te<br />

handelen.<br />

Niet lieht zal ik de blijde sensatie vergeten, toen mij voor<br />

het eerst enkele dier stukken aardewerk in de kamer <strong>van</strong><br />

den Burgemeester <strong>van</strong> Stad-Hardenberq door dezen getoond<br />

werden. Wel waren deze vijf potten min of meer geschonden<br />

en sommigen lagen wel in scherven, maar allen bleken <strong>van</strong> dat<br />

zeldzame en soms zoo fraaie aardewerk-type te zijn, dat alleen<br />

eigen is aan onze Hunnebed-cultuur. In mijn jarenlange omzwervingen<br />

op dit gebied was ik tot dusverre nog slechts één<br />

of twee keer één enkele scherf <strong>van</strong> dit maaksel in onze provincie<br />

tegengekomen...... (één scherf gevonden onder Gemmelke.<br />

gem. Weerselo en één gevonden onder Elzen gem.<br />

Markelo, terwijl naar mijn ervaring de beweringen <strong>van</strong> het<br />

bestaan hebben <strong>van</strong> een hunne-bed onder Hooge Hexel, gem.<br />

Wierden, zeer zeker geheelonjuist zijn) en daar stonden nu<br />

in het vrij donkere burgemeester-kamertje vier, vijf pracht<br />

bekers stralend voor mij.


8<br />

<strong>De</strong> Burgemeester was zoo vriendelijk om namens het gemeentebestuur<br />

<strong>van</strong> Stad-Hardenberq deze "urnen" en ook de<br />

nog te vinden bekers ten geschenke aan te bieden aan de<br />

Vereeniging tot beoefening <strong>van</strong> Overijsselsch Regt en Geschiedenis,<br />

ter plaatsing in haar museum aan de Melkmarkt<br />

te Zwolle en even gracieus is natuurlijk dit prachtgeschenk<br />

aanvaard. Dadelijk verklaarde de directie <strong>van</strong> het Museum<br />

<strong>van</strong> Oudheden te Leiden zich bereid om alle <strong>vondsten</strong> in ont<strong>van</strong>gst<br />

te nemen, teneinde de kommen, bekers, fleschjes weer<br />

in elkaar te zetten.<br />

Terloops moge hier zijn opgemerkt, dat de Burgemeester<br />

<strong>van</strong> Stad-<strong>Hardenberg</strong>, noch zijn ambtgenoot <strong>van</strong> Ambt-<br />

<strong>Hardenberg</strong>, overeenkomstig de voor hen geldende instructie's<br />

hadden gehandeld: Immers bij circulaire <strong>van</strong> den Minister<br />

<strong>van</strong> Binnenlandsehe Zaken d.d. 2 Mei 1887, later meermalen<br />

hernieuwd o.a. door den Minister <strong>van</strong> O., K. en W.,<br />

op 19 Maart 1924 is uitgegaan een verzoek tot alle Commissarissen<br />

der Koningin om aan alle Burgemeesters kennis te<br />

geven, dat bij het aan 't lieht komen <strong>van</strong> voorhistorische voorwerpen,<br />

zij hier<strong>van</strong> onmiddellijk kennis dienen te geven aan<br />

den directeur <strong>van</strong> het Rijksmuseum <strong>van</strong> Oudheden te Leiden!<br />

Waar dit hier niet geschied is, en waar naar mijn ervaring<br />

dit in Oostel, Ov. vrijwel nooit betracht wordt, meen ik dat<br />

het zijn nut kan hebben hier er nog eens op te wijzen.<br />

We gaan nu eindelijk over tot het vinden en de vindplaats:<br />

<strong>De</strong> Baalder Esch, gelegen in de oude Baalder Marke, ongeveer<br />

een kwartier gaans ten Oosten <strong>van</strong> het stedeke <strong>Hardenberg</strong><br />

in een langzame glooiing zich pl.m. 2 Meter verheffend<br />

boven de omliggende gronden, vertoonde tijdens de afgraving<br />

na een eeuwenlange bebouwing een geweldige humuslaag,<br />

teellaag, <strong>van</strong> ruim 1 Meter dik. Tot op onze dagen hadden<br />

oude beddingen <strong>van</strong> de Vecht daar in grillige bochten en over<br />

wijde breedten hun water langs gestuwd, de omgeving uitgehold,<br />

het esch-terrein afgerond en er een breede veilige<br />

waterbescherming omheen gelegd. Na 1901 is de Vecht ook


9<br />

op die plaats geheel verlegd. genormaliseerd. en nu werd die<br />

hooge esch in maanden-lanqen arbeid verticaals-qewtjze afgegraven<br />

en werd het diepliggende witte, onvruchtbare zand.<br />

welzand. in kipkarretjes weggereden tot opvulling <strong>van</strong> verlaten<br />

Vechtarmen. En juist in die diepe. witte zandlagen. dus<br />

pl.m. 1.85 M. onder het maaiveld. maar op zêér ongelijke<br />

diepte telkens. werden deze <strong>vondsten</strong> toevalligerwijze blootgelegd<br />

(zie kaartje <strong>van</strong> het terrein).<br />

Een groot geluk was het. dat het bijeenzamelen der <strong>vondsten</strong><br />

niet gestoord. niet verstoord. werd door nieuwsgierigen.<br />

En even groot geluk was het. dat in den heer K. Jongsma.<br />

gepensioneerd onderwijzer te Stad-Hardenberq, een warm<br />

belangstellend medewerker gevonden werd. wien geen moeite<br />

te veel was en die geheel geporteerd bleek voor 't beginsel<br />

dat al het gevondene in 't Overijsselsch museum te Zwolle<br />

behoorde bewaard te blijven.<br />

Zoo heeft deze onvermoeide speurder eIken dag ter plaatse<br />

toezicht uitgeoefend. heeft gezorgd. dat zoo weinig mogelijk<br />

zoek raakte of stuk ging. heeft namens de Vereeniging de<br />

werkers een behoorlijke belooning telkens uitgereikt en heeft<br />

de moeizame expediëering bezorgd. die tenslotte ons museum<br />

zoozeer ten goede is gekomen.<br />

Thans. nu het terrein afgegraven is. zijn er aldus ongeveer<br />

een 35~talkommen. bekers. schaaltjes. potjes. bekertjes en<br />

zelfs twee fleschjes <strong>van</strong> aardewerk, z.g.n... kraag of tranenfleschjes",<br />

aan het lieht gebracht. versierde en onversierde,<br />

met kleine oortjes (z.g.n. tunneloortjes ) en zonder. met voetjes<br />

en zonder. alles zuiver typisch hunnebedvaatwerk. Vorm en<br />

techniek bewijzen onomstootelijk. dat dit maaksel is <strong>van</strong> de<br />

hunnebed-menschen, Ook de talrijke vuursteenen voorwerpen.<br />

kleinere en grootere. bewijzen dit. Er zijn namelijk tusschen<br />

al dat pottewerk omstreeks honderd vuursteenen gevonden.<br />

waar<strong>van</strong> er vijftig waarschijnlijk onbewerkt zijn. een 15~tal<br />

is wellicht door menschenhand hier en daar ietwat bewerkt<br />

en een 30~tal is zéér zeker bewerkt. gerétoucheerd. gepolijst


10<br />

soms, om te dienen als mesjes, krabbers, spitsen, zaagjes; en<br />

onder deze laatsten bevindt zich een zestal fraai geslepen<br />

scherpe bijlen.<br />

<strong>De</strong> vraag was <strong>van</strong> meet af, of we hier te doen hadden met<br />

de resten Vaneen werkelijk hunnebed. Maar geen enkele<br />

groote kei ..Iindlinq", is hier ontdekt, gelijk die toch <strong>van</strong> elk<br />

hunnebed het essentieele deel mee uitmaken. Ook geen enkele<br />

kleine veldkei werd gespeurd, zooals die veelal in den keienvloer<br />

voorkomen <strong>van</strong> het hunnebed, waarop gewoonlijk het<br />

lijk, de lijken, met hun aardewerkbijgaven geconstateerd<br />

worden. Niets <strong>van</strong> dat al. Dit, gevoegd bij het feit, dat de<br />

<strong>vondsten</strong> over een groote uitgestrektheid n.m.l. <strong>van</strong> wel meer<br />

dan 20 Meter uiteen werden aangetroffen en dan nog op een<br />

zeer ongelijk niveau, heeft de Leidsehe deskundigen wel-het<br />

vermoeden doen opvatten, dat we hier zeker niet met de<br />

restanten <strong>van</strong> een verwoest hunnebed te doen hebben, maar<br />

zeer waarschijnlijk met een vlak-graf uit die cultuur-periode,<br />

zooals o.a. geconstateerd is bij de opgravingen aan het<br />

Uddelermeer op de Veluwe.<br />

Opvallend was ook, dat in de verticaal afgesneden wanden<br />

telkens -kleine scherfjes voorkwamen <strong>van</strong> vééllatere Germaan-<br />

.sehe brandurnen en ook vele stukjes houtskool, ja zelfs hier<br />

en daar fragmenten <strong>van</strong> middeleeuwsche kannetjes, dit na~<br />

tuurlijk in geenerlei onmiddellijk verband staande met de<br />

hoofdzaak, waar 't hier om ging, maar toch weer de oude<br />

ervaring bevestigend, dat waar eens menschengeslachten lang<br />

gewoond, gewerkt, geleden hebben, dat daarheen telkens het<br />

nakroost terugkeert. .<br />

Nu een oriëntatie <strong>van</strong>. de herkomst, de cultuur, onzer stukken:<br />

Tot dusver had Overijssel slechts één hunnebed-beker<br />

opgeleverd, namelijk die prachtige gave pot, die ik toevalligerwijze<br />

in Steenwijk opgediept heb bij een uitdrager, een 25 j.aar<br />

geleden, ook versierd met witte putjes, welke kleurversiering<br />

ook hier opéén beker werd aangetroffen, pot, die nu opqesteld<br />

is in de Oudheidkamer te Enschedë {afgebeeld op pag.


11<br />

154 <strong>van</strong> Schuilïnq's "Overijssel"). In 1789 schreef Prins de<br />

Radzivil, dat er in Overijssel slechts "un seul Hunnebed" lag<br />

en wel ..nommément pres de Zwol", waarmee hij allicht bedoeld<br />

heeft dat <strong>van</strong> Eeze, bij Steenwijk(zie Dr. v. Giffen "<strong>De</strong><br />

Hunebedden in Nederland" [1925]). In 1877 heeft dr. Pleijte,<br />

de auteur <strong>van</strong>'t standaardwerk "Nederlands Praehist, Oudheden"<br />

(1885) hier overal rondgezworven, maar hij getuigt<br />

dat ..noch <strong>van</strong> Gramsbergen, noch <strong>van</strong> <strong>Hardenberg</strong> iets tot<br />

ons is gekomen; vermoedelijk zullen de talrijke hooge zandgronden<br />

wel de begraafplaatsen der oudste bewoners verbergen"<br />

blijkbaar heeft deze ervaren speurder dus wel<br />

..lucht" hier gehad, al was zijn jachtbuit nihil. In 1931<br />

schreef dr. Holwerda in "Overijssel" <strong>van</strong> Schuiling. de man<br />

die juist op het gebied <strong>van</strong> het hunnebed-onderzoek zulk baanbrekend<br />

werk gepresteerd heeft, hoe alléén te Eeze "nog<br />

juist binnen de Overijsselsche grenspalen" een hunnebed ge~<br />

vonden is, een kolossale steenen grafkamer en hij vermeldt<br />

dan als eenig restant meqalitïsch-vaatwerk dieSteenwijker<br />

pot, zooëven genoemd. "Het overig deel <strong>van</strong> meer W estelijk<br />

Overijssel is (zegt dr. H., doelend op deze vroege kultuur)<br />

uit een oudheidkundig oogpunt een zeer arm land." In<br />

een artikel <strong>van</strong> Dr. H. <strong>van</strong> 1935 voorkomend in deel I der<br />

..Geschiedenis <strong>van</strong> Nederland", "<strong>De</strong> Voortijd", schrijft deze<br />

ten opzichte <strong>van</strong> de tijdsbepaling zeer voorzichtig: "Het kan<br />

zeer wel juist zijn den aan<strong>van</strong>g onzer hunnebed-beschaving<br />

omstreeks 2000 jaar voor Chr. te stellen". Duitsche geleerden<br />

stellen al deze verschijnselen véél en véél vroeger.<br />

Vergeten we niet, dat we hier te doen hebben met de ge~<br />

slachten die hun dooden niet verbrandden, maar de lijken<br />

bijzetten in steenenkamers, kelders, omgeven door allerlei<br />

aardewerk, waarin spijs en drank ter begeleiding meegegeven<br />

op de doodenreis. En zoo spreekt "t, dat in dit aardewerk,<br />

nooit lijkbrandoverblijfselen zijn aangetroffen, gelijk dr. Van<br />

Giffen, ook een speciaal deskundige in deze materie, getuigt.<br />

Het is wel bijzonder aantrekkelijk materiaal, nu voor 't


12<br />

eerst in dienom<strong>van</strong>g in ons gewest gevonden, en groot is de<br />

litteratuur hierover: Professor dr. [acob-Friesen omschrijft<br />

met blijkbare voorliefde dit primitieve goedje in zijn .Nieder-<br />

Sachsens Urgeschichte" (1934) aldus: "<strong>De</strong>ze potterie, die<br />

Meqalith-oder Tiefstichkeramik" , is een uitvinding uit den<br />

middelsten steentijd (12000-4000 j. v. Chr. ten opzichte <strong>van</strong><br />

Noord-Duitschland] en geraakte in den jongeren steentijd.<br />

(volgens hem voor Noord-Duitschland -I- 40QO-2000 j. v.<br />

Chr.) tot een geheel buitengewone hoogte. En Prof. Dr. By<strong>van</strong>ck<br />

schrijft in 't Oudheidk. Jaarboek <strong>van</strong> April 1936 in voce<br />

..Voorhlstor. en Rom. Oudheden" bij ..de Neolitische Tijd".<br />

"<strong>De</strong> cultuur der hunnebedden is gekarakteriseerd door aardewerk<br />

met een scherp profiel en versierd met ingestoken ornamenten.<br />

Men mag aannemen dat het langschedelige ras<br />

Drenthe heeft bereikt kort vóór of omstr. 2000voor Chr." Hoe<br />

dit zij, al dit vaatwerk is zonder hulp <strong>van</strong> een draaischijf uit<br />

vrije hand, vrouwenhand, gemodelleerd; zij maakte de verdikkingen<br />

uit leem er bovenop, zij rolde en bewerkte ze, streek<br />

ze <strong>van</strong> buiten en binnen glad, droogde ze ..lederhart" in de<br />

lucht en brandde ze tenslotte ..steinhart" bij een open vuur.<br />

<strong>De</strong> versieringen zijn met houten staafjes of kammen in de leem<br />

gegraveerd ( ..auffallend hübsch gearbeitet" roemt Dr. Reinhardt<br />

ze). Harmonisch zijn de potten opgebouwd, meest<br />

hoekig en scherp <strong>van</strong> profiel, dikwijls met kleine oortjes, ooqjes,<br />

die alléén te gebruiken zijn geweest om er een snoer of<br />

touw door te halen". En deze professor beschrijft verder de<br />

begeleidende vuursteenen ingrediënten als vernuftig bewerkt,<br />

kunstig gerétoucheerd door een menschenras, nog enkel bestaande<br />

uit jagers, visschers, ..sammler" (= menschen levend<br />

<strong>van</strong> den hakop den tak)"; de menschen uit "<strong>De</strong> tijd der vrije<br />

beweging", zooals Dr. Fischer in Het Leven <strong>van</strong> onze Vdor~<br />

ouders (1938) hen noemt.<br />

<strong>De</strong> Noorsehe archaeoloog Montelius in zijn ..Kulturqeschichte<br />

Schwedens" (1906) 'plaatst deze menschen <strong>van</strong> den<br />

jongeren Steentijd voor het Noorden tusschen 5000 en 2000


13<br />

j. v. Chr., en leidt uit hun aardewerk en werktuigen af hun<br />

betrekkelijk hoogere levensontwikkeling, menschen, die hier<br />

en daar den akkerbouwen de huisdieren gekend hebben, al<br />

waren de woonsteden dezer stammen niet meer dan primitieve<br />

hutten boven aardkommen en al waren het zéér waarschijnlijk<br />

daar gindsch nog ..Menschenfresser" Vermelden we nog, dat<br />

de schrijver Hoernes in zijn ..Urgeschichte" (1898 )de oorspronkelijke<br />

herkomst dezer aardewerkproducten naar hun<br />

techniek verwijst als stammend uit het voorhistorisch Klein-<br />

Azië. Allermerkwaardigst is bij ons <strong>Hardenberg</strong>er vaatwerk,<br />

hoe een pot versierd is met parallelloopende inkepingen, lijnfiguren,<br />

opgevuld met witte verf, 't geen een fraaie versiering<br />

vormt, gelijk die op tal <strong>van</strong> hunnebed-vaatwerk-stukken elders<br />

in Duitschland en ons land opgegraven, ook voorkomt. Verscheiden<br />

schrijvers behandelen deze versiering; sommigen<br />

spreken <strong>van</strong> ..eine weisse Auffüllung <strong>van</strong> gebrannten Kalk"<br />

(o.a. dr. L. Reinhardt in "<strong>De</strong>r Mensch zur Eiszeit (1924)<br />

anderen <strong>van</strong> "eine weisse Farbmasse" (K. Koenen "Gefässleunde<br />

der uotrôm, Zeit in den Rheinlenden" (1895) anderen<br />

<strong>van</strong> "een witte specie, kaolin" (dr. <strong>van</strong> Giffen), terwijl dr. Holwerda<br />

bij de beschrijving <strong>van</strong> het vrijwel geheel gelijksoortige<br />

aardewerk, door hem gevonden in de twee hunnebedden <strong>van</strong><br />

Drouwen meermalen vermeldt, hoe de ingedrukte ornamenten<br />

"geheel met witte vulling" versierd waren. Zie zijn ..Opgraving<br />

<strong>van</strong> Twee hunnebedden te Drouwen" in de Oudh. Mededeelingen<br />

<strong>van</strong>het Leidsch Museum <strong>van</strong> 1913. En eveneens de<br />

schrijver Sophus Müller in zijn ..Urgeschichte Europas"<br />

( 1905) sprekend over deze kleur-versiering ..mit einer weiss en<br />

masse Gips oder Kalk", is <strong>van</strong> oordeel dat deze ornamentatie<br />

"aus jenen fernen Gegenden von Klein Asiën von Volk zu<br />

Volk bis nach unsrem Norden sich -verbreitet hat". Ook dr.<br />

Holwerda leidt uit zijn ervaringen af, hoe deze versieringstechniek<br />

onzer Nederlandsche hun neb ed-potten verspreid is<br />

over vrijwel geheel Europa, met name oorspronkelijk over<br />

Griekenland en Italië.


Me dunkt genoeg, om aangetoond te hebben, hoe buitengewoon<br />

belangrijk voor de voorhistorie <strong>van</strong> Overijssel deze '\<br />

allervroegste pottebakkersproducten zijn. Daar komt nog bij,<br />

dat (ook al was hier <strong>van</strong> een wetenschappelijke ontgraving<br />

geen sprake, omdat die natuurlijk steeds horizontaal haar<br />

waarnemingen doet, terwijl hier helaas verticaal afgegraven<br />

werd) door de dagelijksche ongestoorde contrôle hier een<br />

vrij volledige, gesloten vondst, een "Gesammtfund" bewaard<br />

is gebleven. En des te meer mag dit op prijs gesteld worden<br />

daar, gelijk mij nu is gebleken, twee Jaar tevoren op een aangrenzende<br />

hooge esch ook onder Baalder, doch ietwat meer<br />

oostelijk gelegen, door tewerkgestelden verscheidene urnen en<br />

potten opgegraven zijn, die omdat de arbeiders geen geregel~<br />

de belooninq daarvoor ontvingen, achteloos weggegooid en<br />

stukgesmeten zijn. Slechts één enkele fraaie kogelpot, hoog<br />

9 e.M. en grootste horizontale diameter 10.5 e.M., Saksisch<br />

of wellicht bijna Merovingisch, is daaruit bewaard gebleven<br />

(zie de laatste afbeelding), versierd met ingedrukte sternpelmotieven,<br />

en nu in het bezit <strong>van</strong> Dr. J. W. Brinkman te<br />

Amsterdam.<br />

Hartelijk dank zij tenslotte hier gebracht aan de groote<br />

medewerking <strong>van</strong> Dr. Holwerda. en zijn helpers, - in het<br />

bijzonder aan diens assistent Dr. F. C. Bursch, die zoo bijzonder<br />

vriendelijk was dit artikel nu, na de restauratie der<br />

stukken in het Leidsch Museum, met een volgende lijst er <strong>van</strong><br />

te completeeren:<br />

LIJST· VAN DE HUNNEBEDDENCERAMIEK VAN<br />

HARDENBERG.<br />

Het vaatwerk is te verdeelen in twee grootere cateqorieën:<br />

versierd en onversierd, en verder naar den vorm. Het wordt<br />

evenwel verder doorloopend genummerd op de afzonderlijke<br />

beschrijving voor uw Museum. Maten zijn niet vermeld, aangezien<br />

de opnamen allen op ongeveer !-4 der ware grootte zijn.


I<br />

l<br />

/<br />

15<br />

Ter vergelijking worden geciteerd de platen XIVe.v., behaarende<br />

bij Dr. J. H. Holwerda, Die Niederlande in der<br />

Vorgeschichte Europa's, supplement bij Band XXIII <strong>van</strong> het<br />

Internationales Archiv für Ethnographie, Leiden 1915.<br />

a. Kommen.<br />

J. Versierde ceramiek ..<br />

1. Groote kom met 4 kleine vertikale oortjes <strong>van</strong> zwart<br />

glanzend aardewerk. Versierd met hortzontale lijnen,<br />

meest aangebracht met zgn. "Wickelschnur" (een met<br />

koord omwonden tak of touw, waardoor kleine vertikale<br />

indrukken ontstaan). Het onderste gedeelte, <strong>van</strong>af de<br />

oortjes, laat tusschen korte dergelijke horizontale lijntjes<br />

gladde metopen vrij.<br />

VgI. Niederlande Tafel XV: 16.<br />

2. Kom met voet, versierd met zigzaglijnen, eenvoudiq ingekerfd,<br />

aan den rand nu en dan onderbroken met horizontale<br />

versiering als 1. <strong>De</strong> buik vertoont hier en daar<br />

vertikale lijnen, de voet kleine verticale streepjes ..<br />

V gi. Niederlande Tafel XIV: m.<br />

3. Kom met, in tegenstelling met de vorigen, gebogen profiel,<br />

en voorzien <strong>van</strong> voetjes. Vinqernaqelverstennq langs<br />

den rand en, vlak daaronder, in vierhoekige gJ;oepen, die<br />

afwisselend in de bovenste en de onderste rij den wand<br />

vrijlaten.<br />

Voor devoetjes vg!. Niederlande Taf. XV: 23.<br />

4. Kom als 3 met voet, waar<strong>van</strong> de rand ontbreekt. Versierd<br />

met indrukken <strong>van</strong> een stokje, boven in doorloopende<br />

hor. lijnen, daaronder in metopen, afgewisseld door<br />

boven hor., daaronder vertikale rijen derg. indrukken. <strong>De</strong><br />

vulling, wit <strong>van</strong> kleur, is ten dee le in de ornamenten bewaard.<br />

V g1. Niederlande Taf. XIV: h.


16<br />

b. Kraagfleschjes.<br />

5. Dubbelkonischkraagfleschje met scherp geprofileerde'<br />

kraag aan den langen hals ... Wickelschnur't-versterinq<br />

op het bovendeel (schouder).<br />

V g1. Niederlande Taf. XVIII: 60.<br />

6. Onversierd kraagfleschje <strong>van</strong> plompe, weinig gepronon~<br />

ceerde vormen.<br />

V g1. Niederlande Taf. XVII: 59.<br />

c. Bekers.<br />

7. Beker met hals en voet, die zich echter slechts flauw é!r";<br />

scheiden <strong>van</strong> de gebogen buik. <strong>De</strong> rechtopstaande hals<br />

versierd met hor. lijnen, waartusschen twee zigzaglijnen,<br />

-de schouder met verticale kleinere en langere lijnen. Ook<br />

de voet is versierd. Alle versieringen zijn uitgevoerd met<br />

een spits, priemvormig instrument.<br />

Vg1. Niederlande Taf. XV: 28.<br />

d. Trechterbekers. (Bekers met een langen, trechtervormiqen<br />

hals).' . ,<br />

8. Hooge beker met vlakken, door inkervingen versierden<br />

rand, langen hals en gebogen, door stippellijnen (techniek<br />

als 7) in verticale richting versierde buik.<br />

9. Beker met gebogen lijnversiering op den hals, verder ver-<br />

sierd als8.<br />

10. Beker met buikversiering als 8-9.<br />

Il. Beker als 10. .<br />

12. Plompe, bijna dubbelkonische beker met flauwe versie-<br />

ring als voren.<br />

Voor de nummers 8-12 vg1. Niederlande Tafel XV:<br />

29-33.<br />

II. Onversierde ceramiek.<br />

a. Kommen.<br />

13-15. Kommen met rechte wand. Vg1. Niederlande TM.<br />

XVII : 59a en 60a.<br />

I<br />

\<br />

\<br />

-,


17<br />

16-20. Kommen met gebogen wand. Vgl. Niederlande Taf.<br />

XVII: 65.<br />

21-23. Kleinere kommetjes, gelijkend op bronstijdvaatwerk<br />

als Oudheidkundige Mededeeling N.R.. XV,ÏL 1936,<br />

afb. 38 : 1 en afb. 46 : 2.<br />

V gl. ook Niederlande Taf. XVII: 64.<br />

b. Bekers: '<br />

24. Onversierde Trechterbekers <strong>van</strong> een vorm als 8~12,<br />

doch meer verflauwd. V 91. Niederlande Taf. XV: 32<br />

en 33.<br />

25-26. Onversierde. bijna dubbelkonische bekers, af te leiden<br />

<strong>van</strong> versierde exemplaren als 7, doch ookin vorm meer<br />

verflauwd.<br />

Vgl. Niederlande Tafel XVJI : 62.<br />

27. Dubbelkonische, als een gedegenereerde trechterbeker op<br />

te vatten beker met twee oortjes, in vorm bijna velkomen<br />

gelijkend op sommige voorbeelden <strong>van</strong> zgn. "Proto~Sak~<br />

sische" ceramiek als bijv. Oudheidk. Mededeelingen<br />

XVIII, <strong>1937</strong>, afb. 26: 17 en afb. 28: 7a.<br />

2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!