You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Afscheidsfoto gemaakt voor mijn vader.<br />
Moeder, Sallo (links) en broer David.<br />
Mijn reddende engel: Verzetsstrijdster<br />
Sietske Anna Klaziena Visser-Hoekstra.<br />
Mijn vader kwam niet<br />
In Aalten doken mijn ouders met mijn broer David<br />
onder bij de familie Hiddink. Helaas was er geen<br />
plaats voor vier personen, dus bracht mijn vader<br />
mij naar de familie Te Lindert. Hij beloofde mij die<br />
avond weer op te halen, maar hij kwam niet opdagen.<br />
Uiteraard begreep ik er als vijfjarige jongen<br />
niets van en voelde me in de steek gelaten door mijn<br />
vader. Na de oorlog begreep ik dat mijn vader het<br />
er misschien nog moeilijker mee heeft gehad dan ik.<br />
Pas na een tijd voelde ik me op mijn gemak bij de<br />
boerenfamilie Te Lindert en begon ik hen als mijn<br />
eigen ouders te beschouwen. Mijn haren werden<br />
zeer kort geknipt, zodat de zwarte kleur onzichtbaar<br />
was. Er was veel te beleven op hun boerderij, want<br />
zij hadden vier kinderen van rond de twintig. Er zaten<br />
meer onderduikers, waaronder een Engelse piloot.<br />
Vanaf 1943 moest ik altijd binnen blijven en me verstoppen.<br />
Als er gevaar dreigde, moest ik enkele<br />
dagen alleen in het roggeveld blijven. Drie keer werd<br />
ik op de zolder van een andere boerderij verstopt.<br />
De razzia<br />
Eind juli 1943 veranderde alles. De Duitsers waren<br />
op zoek naar de geallieerde piloot en omsingelden<br />
de boerderij. De piloot werd niet ontdekt, maar ik<br />
wel. Ze zagen meteen dat ik een Joods jongetje<br />
was en het was verboden Joden te beschermen.<br />
Het gevolg was dat mijn onderduikvader, Hendrik<br />
te Lindert, werd opgepakt en werd afgevoerd naar<br />
kamp Vught, waar hij een half jaar lang werd geïnterneerd.<br />
Voor de tweede maal verdween de man<br />
in mijn leven, die ik als mijn vader beschouwde. Op<br />
11 augustus 1943, mijn zesde verjaardag, brachten<br />
twee Aaltense politiemannen mij naar de Duitsers in<br />
Huize Rosorum in Arnhem. Drie weken zat ik hier met<br />
andere Joodse kinderen opgesloten.<br />
Mijn reddende engel<br />
Eind augustus 1943 stond ik tussen de Duitse bewakers<br />
en andere Joodse kinderen op het perron van<br />
Centraal Station Amsterdam. We moesten wachten<br />
op het transport naar Westerbork. Terwijl ik zag dat<br />
alle kinderen in een lange trein werden gestopt,<br />
dacht ik: ‘Nu zal ik mijn vader, moeder en broertje<br />
nooit meer terugzien, ik moet hier weg!’ Opeens<br />
stond er een non gekleed in een lange zwarte habijt<br />
in de menigte die mij wenkte dichterbij te komen. Ze<br />
had een vriendelijk gezicht. Toen ze me een hand gaf<br />
en mij voorzichtig meetrok, stribbelde ik niet tegen.<br />
Mijn reddende engel gebaarde dat ik me onder haar<br />
lange rok moest verstoppen. Zo kalm mogelijk liepen<br />
we het perron af naar een stil plekje. Ongezien peuterde<br />
ze de Davidsster van mijn jas. Ze nam mij mee<br />
naar het perron van de trein naar Arnhem. Ze leidde<br />
me naar een onderduikadres bij een kinderloos echtpaar,<br />
de familie Van der Water aan de Bakenbergseweg<br />
159, waar ik vier maanden kon blijven.<br />
17