01.09.2013 Views

Digitale versie - Vereniging Oud Valkenburg

Digitale versie - Vereniging Oud Valkenburg

Digitale versie - Vereniging Oud Valkenburg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Engelse oorlog verzeild geraakt en Michiel de Ruyter verwikkeld in een<br />

zeeslag in het Kanaal. In <strong>Valkenburg</strong> was Jan van Caardecamp benoemd<br />

tot secretaris. Hij was het, die de eerste zaak in het boek schreef. Een<br />

onverkwikkelijke geschiedenis. De vorige secretaris, wijlen Cornelis van<br />

der Coop, had een viertal documenten nagelaten. Keurig netjes verzegeld<br />

en getekend. Drie schuldbrieven, hypotheken, opgemaakt in de jaren 1647<br />

en 1648. Het vierde geschrift betrof een obligatie. Al deze papieren stonden<br />

op naam van Mees Jansz van Egmond en Willem Cornelisz Borsboom.<br />

De beide heren waren op dat moment burgemeester van het dorp.<br />

Gelukkig voor hen was gebleken dat zowel de handtekeningen als de<br />

zegels vals waren! En mitsdien waren de vorderingen van nul en generlei<br />

waarde. Een meevaller voor beide burgemeesters! Een eerlijk mannetje,<br />

die Jan van Caardecamp, zou je zo denken! Hij werd dan ook kort na deze<br />

gebeurtenissen aangesteld tot baljuw. Maar oordeel niet te snel.<br />

Daniël den Dieu, medisch dokter te Leiden en 37 jaar oud, was op zijn<br />

paard naar <strong>Valkenburg</strong> gereden. Dat was halverwege de maand november<br />

1655. Niet om daar patiënten te bezoeken, hij wilde geld zien. De baljuw<br />

was niet thuis en na veel vragen kwam hij bij de toenmalige bode Jan<br />

Daniëls van Alphen terecht. Annetje Willems, de vrouw van de bode, wist<br />

zich dat later nog goed te herinneren. De dokter vroeg aan de bode waar<br />

Cornelis Jans Elstuyn woonde, één van de ambachtsbewaarders (schepenen)<br />

van het dorp. De bode wees hem het huis, binnen gezichtsbereik. Bij<br />

de ingang van die woning werd Marretje Meinderts aangesproken, de<br />

dienstmaagd van Elstuyn: "Weet gij waar Elstuyn woont?" Marretje<br />

hoefde niet na te denken, "Ja". Ietwat kortaf. De dokter, vanaf zijn hoge<br />

paard, boog zich naar haar over: "Is hij thuis?" Marretje bleef iemand van<br />

weinig woorden: "Neen". De arts vroeg verder: "Waar woont Claes Jans?"<br />

Er ging de diensimaagd een licht op: "Die is niet thuis. Zoekt ge naar de<br />

ambachtsbewaarders?" Ze wees hem het huis van Jacob Jacobs van der<br />

Marck. Het hoge personage voor haar bleef geduldig: "Die moet ik niet<br />

hebben maar Claes Jans Boon en Cornelis Jans Elstuyn! Kan je me wijzen<br />

waar Claes Jans Boon woont?" Marretje liep voor de ruiter uit en bracht<br />

hem tot de voordeur van diens huis. Op haar kloppen deed de vrouw des<br />

huizes, Fijtje Willems, de bovendeur open en keek op naar de nog immer<br />

te paard zittende persoon. "Een heemraadsbode!" dacht ze en vroeg "Moet<br />

je geld hebben?" De dokter, die geen gedachten kon lezen, knikte van ja.<br />

Hij noemde het bedrag waarvoor haar man en Elstuyn zich garant gesteld<br />

hadden, als borgen, ten behoeve van het dorp. Fijtje begreep er niets van.<br />

"Mijn man? Die is niet thuis maar naar Leiden!" Hetgeen de dokter reeds<br />

van Marretje vernomen had zodat hij moeilijk teleurgesteld kon reageren.<br />

"Dan moet ik Cornelis Jans Elstuyn hebben". Fijtje wist raad en stuurde<br />

haar zoon naar het land waar ze Cornelis bezig wist. De dokter, nog<br />

steeds op zijn hoge zitplaats, raakte intussen met haar in gesprek. Hij<br />

vertelde dat de baljuw, haar man en Cornelis Elstuyn een bedrag van<br />

tweeduizend gulden hadden geleend. Voor het dorp. Met de belofte vandaag<br />

de hoofdsom en de resterende rente uit te betalen. "Hier is de brief<br />

daar ik uws mans hand in hebbe! Ik zelf heb het geld toegeteld!" Fijtje<br />

keek hem verbijsterd aan, tweeduizend gulden? "Ik geloof niet dat mijn<br />

man en Elstuyn dat gedaan hebben!" Inmiddels was de gezochte gearriveerd.<br />

"Is dat Cornelis Jans Elstuyn?" De stem van de dokter klonk verwonderd<br />

en Fijtje zag hem verbleken toen ze bevestigend knikte. Zonder<br />

dat ze begreep wat hem zo van streek maakte. Met een wanhopig gezicht<br />

richtte de dokter zich tot Cornelis: "Ik kom om de tweeduizend gulden die<br />

ik heb aangeteld! In de herberg daar het wapen van <strong>Valkenburg</strong> uithangt!"<br />

Cornelis, nog bezweet van het werk, keek hem ongelovig aan en schudde<br />

langzaam het hoofd. Woedend richtte de dokter zich opnieuw tot de landman:<br />

"Ik heb nochtans een schrift waar uw naam en de naam van Claes<br />

Boon in zijn! De (verval)dag is nu om, ik moet het geld hebben!" Cornelis<br />

haalde zijn schouders op: "Ik wete daar gans niet van. Ja, niet meer als het<br />

paard daar gij op zit!" De dokter hield aan: "Weet ge waar Caardecamp te<br />

Leiden zijn huis of plaats heeft?" Cornelis schudde nogmaals het hoofd.<br />

De geneesheer mompelde verbeten woorden, op een toon die niet veel<br />

goeds voorspelde: "Conde ik hem krijgen, ik zoude hem Caardecamp bij<br />

de kop doen vatten!" Hij gaf zijn paard de sporen en vertrok richting<br />

Leiden.<br />

Bezorgd keken de <strong>Valkenburg</strong>ers hem na.<br />

Cornelis van Scherpenbrand, notaris en procureur te Leiden, ontving nog<br />

dezelfde dag dokter Daniël de Dieu in zijn huis, die hem vertelde wat hem<br />

overkomen was, Kort daarna vertrokken beide mannen naar <strong>Valkenburg</strong>.<br />

Deel 2. Bestuur en Bestuurders. 34

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!