01.09.2013 Views

Digitale versie - Vereniging Oud Valkenburg

Digitale versie - Vereniging Oud Valkenburg

Digitale versie - Vereniging Oud Valkenburg

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

aanwezig waren toen één van hun burgers door de deurwaarder werd<br />

gevangen genomen en weggevoerd. Vanwege de belasting. Ze waren met<br />

deze kwestie onmiddellijk naar de heer van <strong>Valkenburg</strong> gegaan. Daar<br />

werd over van alles en nog wat gesproken en ook over de baljuw. De heer<br />

vertelde hen dat de dominee bij hem was gekomen om zich te verontschuldigen<br />

dat hij de baljuw niet aangeklaagd had. De heer Hulsenbeeck<br />

had daarna gezegd: "Ik zal die donder wel anders wijs maken. En al was<br />

het zo dat de baljuw onschuldig was, zo is hij evenwel geruïneerd!"<br />

Huygh van der Bent was daarna verscheidene keren bij de heer geweest<br />

en had pogingen gedaan beide kemphanen te verzoenen. Ten leste had de<br />

heer gezegd: "Ik wil liever des duivels worden als verzoenen met de<br />

baljuw!"<br />

Om de betrouwbaarheid van de heer Hulsenbeeck nog meer ter discussie<br />

te stellen werd op verzoek van Pieter van der Pot Marijtje van der Linden<br />

gehoord. Zij was in 't voor jaar van 1705 bij de heer van <strong>Valkenburg</strong> in<br />

huis geweest. Hij en zijn dienstmaagd Geertruyd hadden woorden gehad<br />

waar zij bij was. Ze had de meid tegen haar heer horen zeggen: "Gij gaat<br />

altijd naar Den Haag en belooft mij altijd de baljuw weg te helpen en als<br />

gij weder komt is het altijd het oude en hetzelfde!" Waarop de heer begon<br />

te vloeken en zei: "Wilt gij zo met een parforsigheid hem weg hebben?<br />

Wat donder, hoe kan ik dat doen? Hij gaat altijd naar Pithencus en weet<br />

met giften en gaven en vereringen de mensen om te zetten!" Geertruyd,<br />

klopte met groot misbaar op haar borst en antwoordde vinnig: "Ja als<br />

Pithencus u maar een koffietje of een zoopje geeft dan laat gij u maar<br />

omzetten! Maar bij aldien, als gij niet maakt dat de baljuw in 't kort afgezet<br />

wordt, zal ik verhuizen!" De heer had daarop niet veel gezegd, slechts<br />

dat hij "duivels eigen zou wezen als hij in 't kort niet zou maken dat hij of<br />

de baljuw geruïneerd zou wezen".<br />

Van Claes van der Laen werd beweerd dat Pieter van der Pott in de herberg<br />

waar de koning van Engeland uithangt tegen hem gezegd zou hebben<br />

"Ik hoor mijn klappermantie nog niet slaan!" wijzende daarbij op zijn<br />

borst. Dat in antwoord op de vraag wat de baljuw zou doen aan de beschuldigingen<br />

dat hij zijn vrouw omgebracht zou hebben. Zelfs dominee<br />

Akersloot schreef dat met stelligheid. Ook was bekend dat de baljuw in<br />

dat verband opgemerkt zou hebben dat het lichaam van zijn vrouw nu al<br />

zo lang was begraven, dat hij daarover niet verontrust was. Welke gedachte<br />

niet door de predikant werd onderschreven. Maar Claes zelf<br />

verklaarde dat de baljuw gezegd had: "Ik en kan dat zo niet laten zitten, ik<br />

heb een consciëntie, die zou mij beschuldigen als het waar was!"<br />

De rechtsgeleerde heren in Den Haag kwamen er niet uit. Was de baljuw<br />

nu schuldig of niet. Ze besloten tot een laatste poging om een doorslaggevend<br />

bewijs te vinden. En ze stelden een resolutie op. Ingevolge die opdracht<br />

stond op 7 november 1705 een voornaam gezelschap voor de deur<br />

van de kerk van <strong>Valkenburg</strong>. De raden van het hof van Holland Yman<br />

Cau en Adriaen Pieters de Lerojosa. De secretaris mr. Adriaen van<br />

Vredenburgh. Een waarnemend procureur Wolphert Nobeling. De doktoren<br />

Wouw en Reverhorst. Tenslotte de chirurgijn De Zeeuw. De heren<br />

openden de kerk en traden binnen. Vanaf het koor werden ze toegeroepen<br />

door een persoon die zich bekend maakte als Hendrik van de West, secretaris<br />

van <strong>Valkenburg</strong> tevens belast met het opzicht over de kerk en het<br />

begraven. Hij wees hen de grafstede waarin het lichaam van Maria Musch<br />

begraven was, de huisvrouw van Pieter van der Pot. Het was een graf van<br />

de kerk waarop een in twee stukken gebroken blauwe hardstenen zerk lag.<br />

Met daarin uitgehouwen het wapen van een staande leeuw met als helmteken<br />

eveneens de staande leeuw. Onder het wapen de woorden: Hier leyt<br />

begraven Jacob Willems verdiger van <strong>Valkenburg</strong> sterf op Sinte Martijn<br />

anno 1615. Hendrik van de West verklaarde nog dat er niemand anders<br />

dan Maria Musch in begraven lag. Waarop de heren opdracht gaven de<br />

kist op te graven en te openen. De heren doktoren hebben daarop de beenderen<br />

van het lichaam gevisiteerd en geëxamineerd en dachten tenslotte<br />

aan het hoofd iets te ontdekken dat niet natuurlijk was. Maar aangezien ze<br />

geen vergelijkingsmateriaal bij zich hadden konden ze het niet met zekerheid<br />

zeggen. Wat nu? De kist meenemen naar Den Haag? De doktoren<br />

stelden het voor. Maar na ampel beraad besloten de rechtskundigen de<br />

kist met inhoud wederom op de oude plaats te begraven. En vertrokken<br />

vandaar. Terug in Den Haag werd de reiskosten declaratie opgemaakt. En<br />

Deel 2. Bestuur en Bestuurders. 48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!