Annotatie inzake bevoegdhedenovereenkomst, nakoming en ... - Akd
Annotatie inzake bevoegdhedenovereenkomst, nakoming en ... - Akd
Annotatie inzake bevoegdhedenovereenkomst, nakoming en ... - Akd
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
AB 2011/298<br />
HOGE RAAD (CIVIELE KAMER)<br />
8 juli 2011, nr. 09/03160<br />
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spap<strong>en</strong>s,<br />
J.C. van Ov<strong>en</strong>, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk)<br />
m.nt. F.J. van Ommer<strong>en</strong> <strong>en</strong> G.A. van der Ve<strong>en</strong><br />
Awb art. 8:73; BW art. 6:74<br />
BR 2011/180<br />
NJB 2011/1402<br />
NJ 2011/463<br />
RvdW 2011/902<br />
LJN BP3057<br />
Bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst; gem<strong>en</strong>gd (privaatrechtelijk<br />
<strong>en</strong> bestuursrechtelijk) karakter.<br />
Nakoming. Schadevergoeding. Bevoegdheid<br />
burgerlijke rechter. Bevoegdheid bestuursrechter.<br />
Vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel. Formele rechtskracht.<br />
Bij de beoordeling van het onderdeel wordt vooropgesteld<br />
dat, voor zover de onderhavige overe<strong>en</strong>komst<br />
ook t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het bestemmingsplan<br />
Oosterheem e<strong>en</strong> verplichting voor de geme<strong>en</strong>te<br />
meebr<strong>en</strong>gt om bepaalde publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />
(in dit geval tot het vaststell<strong>en</strong> van<br />
dat bestemmingsplan <strong>en</strong> het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van bouwvergunning<strong>en</strong><br />
in dat plangebied) op e<strong>en</strong> bepaalde<br />
wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, de overe<strong>en</strong>komst — in zoverre —<br />
het karakter heeft van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemde <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>,<br />
zoals ook het onderdeel tot<br />
uitgangspunt neemt. E<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<br />
heeft e<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd (privaatrechtelijk <strong>en</strong> bestuursrechtelijk)<br />
karakter.<br />
W<strong>en</strong>st de wederpartij van de geme<strong>en</strong>te <strong>nakoming</strong><br />
van de uit e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst voortvloei<strong>en</strong>de<br />
verplichting tot het nem<strong>en</strong> van het besluit,<br />
dan di<strong>en</strong>t zij zich, na ev<strong>en</strong>tueel bezwaar, tot de<br />
bestuursrechter te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (in geval van e<strong>en</strong> bestemmingsplan:<br />
langs de weg van beroep teg<strong>en</strong> het<br />
goedkeuringsbesluit van e<strong>en</strong> hoger orgaan), als de<br />
rechter die bevoegd is t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het besluit.<br />
Ter zake van e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding<br />
weg<strong>en</strong>s wanprestatie is de burgerlijke rechter<br />
ev<strong>en</strong>wel de bevoegde rechter. Dat geldt ook in het<br />
zich hier voordo<strong>en</strong>de geval dat de wederpartij schadevergoeding<br />
w<strong>en</strong>st in plaats van <strong>nakoming</strong>, welke<br />
keuze haar vrijstaat. De wederpartij kan weliswaar<br />
bij de bestuursrechter vernietiging van e<strong>en</strong> naar<br />
aanleiding van de overe<strong>en</strong>komst g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit<br />
vrag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd met die overe<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> in<br />
geval het beroep bij de bestuursrechter gegrond is,<br />
tev<strong>en</strong>s schadevergoeding verzoek<strong>en</strong> op de voet van<br />
art. 8:73 Awb dan wel e<strong>en</strong> schadebesluit van het<br />
overheidslichaam uitlokk<strong>en</strong>. Maar deze mogelijk-<br />
heid br<strong>en</strong>gt niet mee dat de burgerlijke rechter niet<br />
langer bevoegd zou zijn k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />
vordering tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie.<br />
Het vor<strong>en</strong>staande br<strong>en</strong>gt mee dat de formele<br />
rechtskracht van het besluit niet in de weg staat aan<br />
de mogelijkheid dat de burgerlijke rechter oordeelt<br />
dat het besluit niet beantwoordt aan de overe<strong>en</strong>komst.<br />
De formele rechtskracht van dat besluit betek<strong>en</strong>t<br />
immers weliswaar dat het besluit voor rechtmatig<br />
moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, maar niet dat het<br />
overheidslichaam zijn verplichting<strong>en</strong> uit de overe<strong>en</strong>komst<br />
is nagekom<strong>en</strong>.<br />
1. Etam Groep B.V.,<br />
2. T<strong>en</strong>stone B.V., eiseress<strong>en</strong> tot cassatie, advocaat:<br />
mr. R.A.A. Duk,<br />
teg<strong>en</strong><br />
Geme<strong>en</strong>te Zoetermeer, verweerster in cassatie,<br />
advocaat: mr. M.E. Gelpke.<br />
Hoge Raad:<br />
Partij<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> hierna ook word<strong>en</strong> aangeduid als<br />
Etam Groep <strong>en</strong> T<strong>en</strong>stone (tezam<strong>en</strong> Etam c.s.) <strong>en</strong> de<br />
geme<strong>en</strong>te.<br />
1. Het geding in feitelijke instanties<br />
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties<br />
verwijst de Hoge Raad naar de navolg<strong>en</strong>de<br />
stukk<strong>en</strong>:<br />
a. het vonnis in de zaak 260806/HA ZA 06-737<br />
van de rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van 11 juli 2007;<br />
b. het arrest in de zaak 105.006.992/01 van het<br />
gerechtshof te 's‑Grav<strong>en</strong>hage van 7 april 2009.<br />
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.<br />
2. Het geding in cassatie<br />
Teg<strong>en</strong> het arrest van het hof hebb<strong>en</strong> Etam c.s.<br />
beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding<br />
is aan dit arrest gehecht <strong>en</strong> maakt daarvan<br />
deel uit.<br />
De geme<strong>en</strong>te heeft geconcludeerd tot verwerping<br />
van het beroep.<br />
De zaak is voor Etam c.s. toegelicht door mr.<br />
M.J. Sch<strong>en</strong>ck, advocaat te Amsterdam, <strong>en</strong> voor de<br />
geme<strong>en</strong>te door haar advocaat.<br />
De conclusie van de Advocaat-G<strong>en</strong>eraal L.A.D.<br />
Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.<br />
Nam<strong>en</strong>s Etam c.s. is door mr. Sch<strong>en</strong>ck voornoemd<br />
bij brief van 11 februari 2011 op de conclusie<br />
gereageerd.<br />
3. Beoordeling van het middel<br />
3.1 In cassatie kan word<strong>en</strong> uitgegaan van de<br />
feit<strong>en</strong> vermeld in de conclusie van de Advocaat-<br />
AB Afl. 40 - 2011 1773<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0001<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
G<strong>en</strong>eraal onder 1.1 – 1.13. Deze kom<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat<br />
op het volg<strong>en</strong>de neer.<br />
(i) Etam Groep is e<strong>en</strong> concern dat actief is in<br />
de damesmode. T<strong>en</strong>stone maakte voorhe<strong>en</strong> (onder<br />
de naam Etam Vastgoed B.V.) deel uit van<br />
Etam Groep, maar houdt zich thans zelfstandig<br />
bezig met vastgoedactiviteit<strong>en</strong>, onder meer door<br />
te voorzi<strong>en</strong> in de behoefte aan bedrijfsruimte van<br />
Etam Groep.<br />
(ii) Etam c.s. zijn in 1997 op zoek gegaan naar<br />
e<strong>en</strong> grotere locatie voor het hoofdkantoor <strong>en</strong><br />
distributiec<strong>en</strong>trum van Etam Groep, met verdere<br />
uitbreidingsmogelijkhed<strong>en</strong>. Na vele bespreking<strong>en</strong><br />
heeft dit geleid tot e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van<br />
24 februari 1999 tuss<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> Etam<br />
Groep, bij welke overe<strong>en</strong>komst Etam Groep optrad<br />
voor zichzelf, haar rechtsopvolgers onder<br />
algem<strong>en</strong>e titel <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> nader te noem<strong>en</strong> meester.<br />
De overe<strong>en</strong>komst voorziet in de verkoop van<br />
e<strong>en</strong> perceel grond op het industrieterrein Dwarstocht<br />
(hierna: Dwarstocht) te Zoetermeer t<strong>en</strong> behoeve<br />
van de realisatie van e<strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum,<br />
factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> (fase 1). Daarnaast<br />
heeft de geme<strong>en</strong>te aan Etam Groep opties<br />
verle<strong>en</strong>d op de overige, t<strong>en</strong> tijde van het aangaan<br />
van de overe<strong>en</strong>komst nog niet vrij beschikbare<br />
percel<strong>en</strong> grond, behor<strong>en</strong>de tot Dwarstocht (fase 2<br />
<strong>en</strong> 3).<br />
(iii) De overe<strong>en</strong>komst bepaalt in art. 3.1 onder<br />
meer:<br />
‘3.1. De Geme<strong>en</strong>te spant zich tot het uiterste<br />
in om (...) het bestemmingsplan voor<br />
fase 1, 2 <strong>en</strong> 3 zodanig op te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />
pass<strong>en</strong> dat het gebruik van het Verkochte (...)<br />
voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet (...),<br />
showrooms <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>, per fase, zal zijn toegestaan.<br />
Binn<strong>en</strong> het vast te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />
pass<strong>en</strong> bestemmingsplan moet het voor Etam<br />
Groep mogelijk zijn om de oppervlakte <strong>en</strong><br />
hoogte van de bebouwing voor distributiec<strong>en</strong>trum,<br />
factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> met inachtneming<br />
van de uitgangspunt<strong>en</strong> van deze overe<strong>en</strong>komst<br />
naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...).<br />
De tekst van het vast te stell<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
zal tijdig door de Geme<strong>en</strong>te, in overleg<br />
met Etam Groep word<strong>en</strong> vastgesteld.’<br />
(iv) De overe<strong>en</strong>komst bevat in art. 3.5 <strong>en</strong> 5.4<br />
afsprak<strong>en</strong> over geluidhinderkwesties <strong>en</strong> de bestrijding<br />
<strong>en</strong> voorkoming daarvan. De tekst van art.<br />
5.4 luidt als volgt:<br />
‘5.4. Etam Groep zal op het Verkochte e<strong>en</strong><br />
geluidscherm aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig artikel<br />
3.5. De Geme<strong>en</strong>te zal de (woning<strong>en</strong> in de)<br />
aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de woonwijk (lat<strong>en</strong>) ontwikkel<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> (lat<strong>en</strong>) realiser<strong>en</strong> met inachtneming van de<br />
afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overige bepaling<strong>en</strong> in het<br />
rapport van Bost, dat als bijlage 11 aan deze<br />
overe<strong>en</strong>komst is gehecht, op zodanige wijze<br />
dat, zelfs in geval van e<strong>en</strong> vol continu distributieproces,<br />
de activiteit<strong>en</strong> op het Verkochte<br />
ge<strong>en</strong> onaanvaardbare hinder of overlast aan de<br />
nieuw te realiser<strong>en</strong> woonwijk c.q. de (eig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />
van de) nieuw te realiser<strong>en</strong> woning<strong>en</strong><br />
veroorzak<strong>en</strong>’<br />
(v) In de sam<strong>en</strong>vatting van het in art. 5.4 van<br />
de overe<strong>en</strong>komst bedoelde Rapport Bost (blz. 24)<br />
wordt onder meer vermeld:<br />
‘Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gesteld dat indi<strong>en</strong>:<br />
woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />
gerealiseerd word<strong>en</strong>, deze op minimaal 400<br />
meter van de inrichting gesitueerd di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />
word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als voor de toekomstige<br />
situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3). Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong><br />
op kortere afstand<strong>en</strong> gerealiseerd word<strong>en</strong>,<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan de<br />
gevels uitgevoerd te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal<br />
door de Geme<strong>en</strong>te zorg gedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />
gerealiseerd word<strong>en</strong>, deze op minimaal 350<br />
meter van de gr<strong>en</strong>s van de inrichting gesitueerd<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als<br />
voor de toekomstige situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3).<br />
Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong> op kortere afstand gerealiseerd<br />
word<strong>en</strong>, di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />
getroff<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal door<br />
Miss Etam zorggedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het betreft<br />
de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>:<br />
— (...)<br />
— Tev<strong>en</strong>s zal t<strong>en</strong> behoeve van de woning<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting e<strong>en</strong> afscherming<br />
geplaatst moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sloot<br />
<strong>en</strong> de weg op het terrein. In de situatie van fase<br />
1 bedraagt de l<strong>en</strong>gte van het scherm minimaal<br />
circa 200 m <strong>en</strong> de hoogte t<strong>en</strong>minste 6 m. (...)<br />
— (...)’<br />
(vi) Volg<strong>en</strong>s art. 4.9 verbeurt de geme<strong>en</strong>te na<br />
ingebrekestelling e<strong>en</strong> boete van ƒ 1 miljo<strong>en</strong><br />
(€ 453.780,22) indi<strong>en</strong> zij fase 2 <strong>en</strong>/of 3A niet<br />
conform de afsprak<strong>en</strong> kan lever<strong>en</strong> of het stapp<strong>en</strong>plan<br />
betreff<strong>en</strong>de fase 3B niet duidelijk of tijdig<br />
uitvoert. Art. 5.8 bevat als ontbind<strong>en</strong>de voorwaarde<br />
dat Etam Groep niet uiterlijk 1 januari<br />
2000 e<strong>en</strong> bruikbare bouwvergunning heeft verkreg<strong>en</strong><br />
voor de realisatie van fase 1.<br />
(vii) Nadat Gedeputeerde Stat<strong>en</strong> van Zuid-<br />
Holland (hierna: GS) op 7 april 1999 e<strong>en</strong> verklaring<br />
van ge<strong>en</strong> bezwaar hadd<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d, heeft het<br />
college van burgemeester <strong>en</strong> wethouders van de<br />
geme<strong>en</strong>te (hierna: B&W) op 8 april 1999 e<strong>en</strong><br />
bouwvergunning voor fase 1 verstrekt overe<strong>en</strong>komstig<br />
de aanvraag van Etam Groep. Op 12<br />
augustus 1999 is het perceel van fase 1 aan Etam<br />
Vastgoed B.V. (thans T<strong>en</strong>stone) geleverd. Vervolg<strong>en</strong>s<br />
zijn het kantoor <strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum gebouwd<br />
<strong>en</strong> in 2000 door Etam Groep in gebruik<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> vierde kantoortor<strong>en</strong> op het<br />
1774 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0002<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
perceel van fase 1 is op 3 maart 2005 e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />
afgegev<strong>en</strong> aan T<strong>en</strong>stone; deze vierde<br />
tor<strong>en</strong> is (nog) niet gerealiseerd.<br />
(viii) Het nieuwe bestemmingsplan Dwarstocht,<br />
dat onder meer voorziet in het gerealiseerde<br />
distributiec<strong>en</strong>trum met kantoor (fase 1)<br />
<strong>en</strong> de ev<strong>en</strong>tuele uitbreiding daarvan t<strong>en</strong> behoeve<br />
van textielhandel, is op 18 februari 2002 door de<br />
geme<strong>en</strong>teraad van de geme<strong>en</strong>te vastgesteld. Het<br />
bestemmingsplan is bij besluit van 1 oktober<br />
2002 door GS goedgekeurd, <strong>en</strong> na diverse procedures<br />
(als gevolg waarvan de goedkeuring alsnog<br />
is onthoud<strong>en</strong> voor zover het e<strong>en</strong> perceel grond<br />
van e<strong>en</strong> derde betreft) in stand geblev<strong>en</strong> voor<br />
zover het ziet op de percel<strong>en</strong> grond die door<br />
Etam c.s. in gebruik zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige<br />
kantoorontwikkeling<strong>en</strong>.<br />
(ix) De noordoost- <strong>en</strong> zuidoostzijde van<br />
Dwarstocht gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan het plangebied Oosterheem.<br />
Het voor dat gebied op 25 september 2000<br />
door de raad vastgestelde bestemmingsplan voorziet<br />
in woningbouw. T<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van Dwarstocht<br />
zijn reeds woning<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />
(x) Partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de periode van november<br />
2004 tot <strong>en</strong> met september 2005 met<br />
elkaar gecorrespondeerd over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele herzi<strong>en</strong>ing<br />
van het bestemmingsplan Dwarstocht.<br />
Dit heeft niet tot overe<strong>en</strong>stemming geleid.<br />
(xi) Bij brief van 26 januari 2006 heeft Etam<br />
Groep de opties ter zake van fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B<br />
ingeroep<strong>en</strong>.<br />
3.2 Etam c.s. vorder<strong>en</strong> in dit geding betaling<br />
van schadevergoeding, contractuele boete <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>gerechtelijke<br />
kost<strong>en</strong>, op de grond dat de geme<strong>en</strong>te<br />
jeg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> wanprestatie heeft gepleegd<br />
<strong>en</strong> onrechtmatig heeft gehandeld.<br />
Zij stell<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>te wanprestatie heeft<br />
gepleegd door:<br />
(a) het bestemmingsplan Dwarstocht vast te stell<strong>en</strong><br />
zonder daarover (tijdig) overleg te voer<strong>en</strong> met<br />
Etam c.s. <strong>en</strong> door zich niet tot het uiterste in te<br />
spann<strong>en</strong> om het bestemmingsplan Dwarstocht<br />
zodanig op te stell<strong>en</strong> dat het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
gebruik (voor alle drie de fas<strong>en</strong>, dus inclusief<br />
grootschalige kantoorbouw) zou zijn toegestaan;<br />
(b) na te lat<strong>en</strong> tijdig <strong>en</strong> volledig uitvoering te<br />
gev<strong>en</strong> aan het stapp<strong>en</strong>plan met betrekking tot<br />
fase 3B <strong>en</strong> niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong><br />
de percel<strong>en</strong> grond met betrekking tot fas<strong>en</strong> 2,<br />
3A <strong>en</strong> 3B te kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong>;<br />
(c) woonbebouwing in het aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de bestemmingsplan<br />
Oosterheem mogelijk te mak<strong>en</strong><br />
op kortere afstand van de uitrit van het Etamcomplex<br />
dan in art. 5.4 van de overe<strong>en</strong>komst is afgesprok<strong>en</strong>.<br />
Daarnaast stell<strong>en</strong> Etam c.s. dat de geme<strong>en</strong>te<br />
onrechtmatig heeft gehandeld door:<br />
(d) onjuiste informatie (over het geplande bouwvolume)<br />
aan de provincie Zuid-Holland <strong>en</strong> het<br />
stadsgewest Haagland<strong>en</strong> te verstrekk<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde<br />
e<strong>en</strong> verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar te verkrijg<strong>en</strong> die<br />
het mogelijk maakte e<strong>en</strong> bouwvergunning voor<br />
fase 1 af te gev<strong>en</strong> die in strijd was met de provinciale<br />
Nota planbeoordeling 1998, waarmee de<br />
geme<strong>en</strong>te heeft bewerkstelligd dat Etam c.s.<br />
ge<strong>en</strong> beroep meer kond<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op de ontbind<strong>en</strong>de<br />
voorwaarde van art. 5.8 van de overe<strong>en</strong>komst;<br />
(e) in strijd met het provinciale beleid met toepassing<br />
van art. 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke<br />
Ord<strong>en</strong>ing de bouwaanvraag voor tor<strong>en</strong> 4 goed te<br />
keur<strong>en</strong>.<br />
Volg<strong>en</strong>s Etam c.s. lijd<strong>en</strong> zij door g<strong>en</strong>oemd<br />
handel<strong>en</strong> van de geme<strong>en</strong>te schade, bestaande in<br />
(1) vergeefs gemaakte hogere bouw- <strong>en</strong> ontwikkelingskost<strong>en</strong><br />
voor fase 1 t<strong>en</strong> opzichte van de<br />
kost<strong>en</strong> die Etam c.s. hadd<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bij<br />
de ontwikkeling van e<strong>en</strong> ‘normaal’ hoofdkantoor<br />
met distributiec<strong>en</strong>trum,<br />
(2) het vervroegd afschrijv<strong>en</strong> van aanzi<strong>en</strong>lijke<br />
investering<strong>en</strong>, omdat vanwege de beperking van<br />
de contractuele ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />
moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de onmogelijkheid<br />
haar ev<strong>en</strong>tuele toekomstige autonome<br />
groei, dan wel haar groei door fusie of overname<br />
te accommoder<strong>en</strong>,<br />
(3) kost<strong>en</strong> van het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> alternatieve<br />
locatie <strong>en</strong> het beëindig<strong>en</strong> van de huidige locatie<br />
met het oog op handhaving van de ondernemingsstrategie,<br />
<strong>en</strong><br />
(4) het mislop<strong>en</strong> van de voorzi<strong>en</strong>e opbr<strong>en</strong>gst op<br />
de verkrijging <strong>en</strong> ontwikkeling van de optiegrond<strong>en</strong>,<br />
nu fas<strong>en</strong> 2, 3A <strong>en</strong> 3B niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
voorwaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geleverd.<br />
Volg<strong>en</strong>s Etam c.s. is de geme<strong>en</strong>te voorts de<br />
contractuele boete verschuldigd omdat zij is tekortgeschot<strong>en</strong><br />
in de <strong>nakoming</strong> van de in art. 4.9<br />
van de overe<strong>en</strong>komst g<strong>en</strong>oemde verplichting<strong>en</strong>.<br />
3.3 De rechtbank heeft de vordering<strong>en</strong> van<br />
Etam c.s. afgewez<strong>en</strong>. Het hof heeft het vonnis<br />
bekrachtigd <strong>en</strong> daartoe, sam<strong>en</strong>gevat, als volgt<br />
overwog<strong>en</strong>.<br />
Het voornaamste geschilpunt, dat telk<strong>en</strong>s<br />
doorwerkt in de overige verwijt<strong>en</strong>, betreft de<br />
vraag wat partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />
van de ontwikkeling van fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3. Volg<strong>en</strong>s<br />
Etam c.s. zijn zij vrij in de ontwikkeling daarvan,<br />
hetge<strong>en</strong> inhoudt dat T<strong>en</strong>stone zich mag opstell<strong>en</strong><br />
als projectontwikkelaar <strong>en</strong> deze percel<strong>en</strong> los van<br />
(de uitbreiding van) Etam Groep mag ontwikkel<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>. De geme<strong>en</strong>te heeft<br />
betwist dat dit aldus is afgesprok<strong>en</strong>, <strong>en</strong> stelt dat<br />
hoewel Etam Groep heeft geprobeerd vrije ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />
voor de percel<strong>en</strong> van<br />
AB Afl. 40 - 2011 1775<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0003<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
fase 2 <strong>en</strong> 3 te verkrijg<strong>en</strong>, de geme<strong>en</strong>te dit altijd<br />
heeft afgehoud<strong>en</strong>. (rov. 4)<br />
Dat Etam c.s., zoals zij stell<strong>en</strong>, de grond<strong>en</strong> van<br />
fase 2 <strong>en</strong> 3 mog<strong>en</strong> gaan ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />
van derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst zelfstandige,<br />
grootschalige kantoorontwikkeling<br />
(60.000 m2) is toegestaan, blijkt niet expliciet<br />
uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst, hoewel dit<br />
toch wel voor de hand geleg<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong> gelet<br />
op het ingrijp<strong>en</strong>de karakter van deze gestelde<br />
afspraak. Hetge<strong>en</strong> zij verder op dit punt naar<br />
vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht is onvoldo<strong>en</strong>de om daaruit<br />
(anderszins) de instemming van de geme<strong>en</strong>te<br />
te destiller<strong>en</strong>, <strong>en</strong> rechtvaardigt in de gegev<strong>en</strong><br />
omstandighed<strong>en</strong> niet de conclusie dat de geme<strong>en</strong>te<br />
met dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong><br />
behoeve van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd.<br />
Uitgegaan zal dus word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst,<br />
waarbij Etam c.s. fase 2 <strong>en</strong> 3 (slechts)<br />
mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van de eig<strong>en</strong><br />
bedrijfsuitbreiding (de textielbranche). De omstandigheid<br />
dat Etam c.s. naar hun zegg<strong>en</strong> de<br />
overe<strong>en</strong>komst anders hebb<strong>en</strong> opgevat maakt dit<br />
niet anders, nu er ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de<br />
geme<strong>en</strong>te aan de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. redelijkerwijs niet die inhoud heeft<br />
mog<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als zij heeft gedaan. Aan bewijslevering<br />
wordt niet toegekom<strong>en</strong>, nu de stelling<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. ontoereik<strong>en</strong>d zijn om hun<br />
andersluid<strong>en</strong>de conclusie te drag<strong>en</strong>. (rov. 5–7)<br />
E<strong>en</strong> groot deel van de verwijt<strong>en</strong> die Etam c.s.<br />
mak<strong>en</strong> over de inhoud <strong>en</strong> totstandkoming van het<br />
bestemmingsplan Dwarstocht — het tekortschiet<strong>en</strong><br />
in de contractuele verplichting e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
op te stell<strong>en</strong> dat inhoudelijk overe<strong>en</strong>stemt<br />
met de bepaling<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst<br />
alsmede de rol van de geme<strong>en</strong>te daarin (zie verwijt<br />
(a) in 3.2 hiervoor) — stuit reeds af op de<br />
hiervoor gegev<strong>en</strong> uitleg van de overe<strong>en</strong>komst.<br />
Het bestemmingsplan biedt voldo<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong><br />
om, al dan niet na aanpassing op het punt<br />
van de bedrijfsgebond<strong>en</strong> kantoorruimte (door<br />
middel van binn<strong>en</strong>planse vrijstellingsmogelijkhed<strong>en</strong>),<br />
tot de in de overe<strong>en</strong>komst voorzi<strong>en</strong>e<br />
eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding in fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 te kom<strong>en</strong>.<br />
Dit betek<strong>en</strong>t dat de geme<strong>en</strong>te art. 3.1 van de<br />
overe<strong>en</strong>komst, in ieder geval naar de strekking<br />
hiervan, is nagekom<strong>en</strong>. De omstandigheid dat de<br />
geme<strong>en</strong>te in gebreke is geblev<strong>en</strong> met het in art.<br />
3.1 afgesprok<strong>en</strong> overleg maakt dit niet anders,<br />
terwijl Etam c.s. bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> belang hebb<strong>en</strong><br />
bij hun verwijt aan de geme<strong>en</strong>te op dit punt, nu<br />
het causaal verband tuss<strong>en</strong> (de wijze van totstandkoming<br />
van) het bestemmingsplan <strong>en</strong> de<br />
gestelde schade gelet op het voorgaande ontbreekt.<br />
(rov. 8)<br />
Voor het overige stuit<strong>en</strong> de klacht<strong>en</strong> terzake af<br />
op de formele rechtskracht van het bestemmings-<br />
plan. Anders dan Etam c.s. betog<strong>en</strong> kan ook e<strong>en</strong><br />
bestemmingsplan formele rechtskracht verkrijg<strong>en</strong>,<br />
terwijl de gestelde verdere onregelmatighed<strong>en</strong><br />
bij de voorbereiding ervan zozeer sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />
met het beoogde bestemmingsplan, dat zij<br />
t<strong>en</strong> opzichte daarvan e<strong>en</strong> onzelfstandig karakter<br />
drag<strong>en</strong>. (rov. 9)<br />
Het bestemmingsplan Oosterheem <strong>en</strong> de<br />
bouwvergunning<strong>en</strong> voor de aldaar (nabij Dwarstocht)<br />
geleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s jeg<strong>en</strong>s<br />
Etam c.s. formele rechtskracht verkreg<strong>en</strong>, zodat<br />
uitgangspunt di<strong>en</strong>t te zijn dat dit plan <strong>en</strong> deze<br />
vergunningverl<strong>en</strong>ing in overe<strong>en</strong>stemming met<br />
de wettelijke voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e rechtsbeginsel<strong>en</strong><br />
— waaronder het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />
— tot stand zijn gekom<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Etam c.s.<br />
heeft de geme<strong>en</strong>te zich niet gehoud<strong>en</strong> aan de<br />
afsprak<strong>en</strong> in art. 5.4 van de overe<strong>en</strong>komst dat zij<br />
de woning<strong>en</strong> in Oosterheem zal realiser<strong>en</strong> met<br />
inachtneming van het in dat artikel g<strong>en</strong>oemde<br />
rapport. In dit rapport is aangegev<strong>en</strong> dat de desbetreff<strong>en</strong>de<br />
woning<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minimale afstand tot<br />
de inrichting di<strong>en</strong><strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, dan wel dat er<br />
geluidwer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (onder meer) aan<br />
de woning<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>. De geme<strong>en</strong>te<br />
had op dit punt dus <strong>en</strong>ige beleidsruimte,<br />
welke beleidsruimte zij tot uitdrukking heeft gebracht<br />
in het betreff<strong>en</strong>de bestemmingsplan <strong>en</strong> de<br />
vergunningverl<strong>en</strong>ing. Voor zover Etam c.s. van<br />
m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> onjuist gebruik<br />
heeft gemaakt van deze beleidsruimte, hebb<strong>en</strong><br />
zij de mogelijkheid gehad hierteg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />
met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong> bestuursrechtelijk<br />
traject op te kom<strong>en</strong>. Onder deze omstandighed<strong>en</strong><br />
verzet het beginsel van de formele<br />
rechtskracht zich teg<strong>en</strong> (hernieuwde) beoordeling<br />
door de burgerlijke rechter. Hierop stuit verwijt<br />
(c) af. (rov. 10–11)<br />
Volg<strong>en</strong>s Etam c.s. heeft de geme<strong>en</strong>te onjuiste<br />
informatie verstrekt aan de provincie Zuid-Holland<br />
<strong>en</strong> het stadsgewest Haagland<strong>en</strong>, ter verkrijging<br />
van e<strong>en</strong> verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar t<strong>en</strong><br />
behoeve van het verstrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />
voor fase 1, hetge<strong>en</strong> onrechtmatig is<br />
jeg<strong>en</strong>s Etam c.s. Nog daargelat<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>te<br />
gemotiveerd heeft betwist dat onjuiste informatie<br />
is verstrekt, valt niet in te zi<strong>en</strong> dat zij daarmee<br />
onrechtmatig heeft gehandeld jeg<strong>en</strong>s Etam c.s.,<br />
nu zij immers de door Etam c.s. gew<strong>en</strong>ste bouwvergunning<br />
heeft gerealiseerd. Verwijt (d) wordt<br />
verworp<strong>en</strong>. (rov. 15–16)<br />
3.4 Onderdeel 1 van het middel is gericht<br />
teg<strong>en</strong> de rov. 5–7, waarin het hof de stelling van<br />
Etam c.s. heeft verworp<strong>en</strong> dat zij op grond van de<br />
overe<strong>en</strong>komst op het in bestemmingsplan<br />
Dwarstocht geleg<strong>en</strong> gebied van fase 2 <strong>en</strong> 3 mog<strong>en</strong><br />
overgaan tot zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>.<br />
1776 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0004<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
Volg<strong>en</strong>s onderdeel 1.1 heeft het hof blijk gegev<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting, door<br />
eerst (in rov. 5) op basis van louter de tekst van<br />
de overe<strong>en</strong>komst te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> voorshands<br />
gegev<strong>en</strong> oordeel aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst,<br />
vooralsnog zonder e<strong>en</strong> inhoudelijke<br />
beoordeling van de door Etam c.s. ter onderbouwing<br />
van de door h<strong>en</strong> verdedigde uitleg aangevoerde<br />
stelling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door vervolg<strong>en</strong>s (in rov. 6 <strong>en</strong><br />
7) te beoordel<strong>en</strong> of er aanleiding is Etam c.s. tot<br />
bewijslevering toe te lat<strong>en</strong>. Deze klacht kan bij<br />
gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie<br />
leid<strong>en</strong>, omdat het hof in rov. 5 niet tot e<strong>en</strong> voorshands<br />
gegev<strong>en</strong> oordeel over de uitleg van de<br />
overe<strong>en</strong>komst is gekom<strong>en</strong> dat behoud<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong>bewijs<br />
tot uitgangspunt di<strong>en</strong>t, doch in rov. 5–7<br />
achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> aantal door partij<strong>en</strong> aangevoerde<br />
omstandighed<strong>en</strong> heeft beoordeeld die<br />
voor de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst van belang<br />
zijn, <strong>en</strong> op grond daarvan tot het oordeel is gekom<strong>en</strong><br />
dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. hebb<strong>en</strong> aangevoerd<br />
onvoldo<strong>en</strong>de is om tot de door h<strong>en</strong> verdedigde<br />
conclusie te kom<strong>en</strong>. Onderdeel 1.3, dat op dezelfde<br />
onjuiste lezing van het arrest berust als<br />
onderdeel 1.1, deelt het lot daarvan.<br />
Ook de overige klacht<strong>en</strong> van onderdeel 1<br />
kunn<strong>en</strong> niet tot cassatie leid<strong>en</strong>. Zulks behoeft,<br />
gezi<strong>en</strong> art. 81 RO, ge<strong>en</strong> nadere motivering nu die<br />
klacht<strong>en</strong> niet nop<strong>en</strong> tot beantwoording van<br />
rechtsvrag<strong>en</strong> in het belang van de rechtse<strong>en</strong>heid<br />
of de rechtsontwikkeling.<br />
3.5.1 Onderdeel 2 richt zich teg<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> het<br />
hof heeft overwog<strong>en</strong> met betrekking tot de formele<br />
rechtskracht van het bestemmingsplan<br />
Dwarstocht (rov. 9) <strong>en</strong> van het bestemmingsplan<br />
Oosterheem <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong> voor de<br />
aldaar geleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> (rov. 10–11).<br />
3.5.2 Etam c.s. hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> belang bij de<br />
klacht<strong>en</strong> van de onderdel<strong>en</strong> 2.1 – 2.5 voor zover<br />
deze opkom<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof over<br />
de formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />
Dwarstocht (rov. 9). Nu immers het oordeel<br />
van het hof aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />
met betrekking tot het bestemmingsplan<br />
Dwarstocht tevergeefs is bestred<strong>en</strong> (zie hiervoor<br />
in 3.4), moet op de voet van rov. 7 van het bestred<strong>en</strong><br />
arrest word<strong>en</strong> uitgegaan van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
waarbij Etam c.s. fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 slechts<br />
mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van de eig<strong>en</strong><br />
bedrijfsuitbreiding (de textielbranche). Daaraan<br />
heeft het hof — in cassatie op zichzelf niet bestred<strong>en</strong><br />
— in rov. 8 de gevolgtrekking verbond<strong>en</strong><br />
dat e<strong>en</strong> groot deel van de verwijt<strong>en</strong> van Etam c.s.<br />
over de inhoud <strong>en</strong> totstandkoming van het bestemmingsplan<br />
Dwarstocht (de hiervoor in 3.2<br />
onder (a) omschrev<strong>en</strong> verwijt<strong>en</strong>) reeds afstuit<br />
op deze uitleg van de overe<strong>en</strong>komst, omdat het<br />
bestemmingsplan voldo<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong><br />
biedt om tot de in de overe<strong>en</strong>komst voorzi<strong>en</strong>e<br />
eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding in fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 te kom<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>te derhalve art. 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst<br />
is nagekom<strong>en</strong>. Zoals de aanhef van onderdeel<br />
2.1 ook onderk<strong>en</strong>t, bevatt<strong>en</strong> de rov. 8 <strong>en</strong> 9<br />
aldus (ondanks de aan het begin van die overweging<strong>en</strong><br />
gebruikte bewoording<strong>en</strong> ‘e<strong>en</strong> groot deel<br />
van de verwijt<strong>en</strong>’ respectievelijk ‘voor het overige’)<br />
ieder op zich e<strong>en</strong> zelfstandig drag<strong>en</strong>de<br />
grond voor de verwerping van verwijt (a). Nu<br />
rov. 8 vanwege de verwerping van onderdeel 1<br />
in stand blijft, hebb<strong>en</strong> Etam c.s. ge<strong>en</strong> belang bij de<br />
teg<strong>en</strong> rov. 9 gerichte klacht<strong>en</strong>.<br />
3.5.3 Etam c.s. hebb<strong>en</strong> echter in ander verband<br />
nog wel belang bij beoordeling van de klacht<strong>en</strong><br />
van de onderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.5. Deze klacht<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> immers blijk<strong>en</strong>s onderdeel 2.6 mede aangevoerd<br />
teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof in rov. 10–<br />
11 over de formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />
Oosterheem <strong>en</strong> van de bouwvergunning<strong>en</strong><br />
voor de woning<strong>en</strong> aldaar, met welk oordeel<br />
het hiervoor in 3.2 onder (c) bedoelde verwijt<br />
werd verworp<strong>en</strong>.<br />
3.6.1 Onderdeel 2.1 bestrijdt naar de kern g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
het oordeel van het hof dat de formele<br />
rechtskracht mede e<strong>en</strong> geval als het onderhavige<br />
bestrijkt, waarin met e<strong>en</strong> publiekrechtelijke<br />
rechtspersoon (‘overheid’) e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
wordt geslot<strong>en</strong>, waarbij de laatste zich verbindt<br />
zijn publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bepaalde<br />
wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook wanneer voor de<br />
wederpartij e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omklede<br />
bestuursrechtelijke rechtsgang teg<strong>en</strong> het<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit op<strong>en</strong>staat of heeft op<strong>en</strong>gestaan<br />
<strong>en</strong> zij deze niet heeft gevolgd, kan de wederpartij,<br />
naar het onderdeel in de eerste plaats betoogt,<br />
ervoor kiez<strong>en</strong> om, uitgaande van de bestuursrechtelijke<br />
rechtmatigheid van het g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit,<br />
bij de burgerlijke rechter schadevergoeding<br />
te vorder<strong>en</strong> op de grond dat (het nem<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de<br />
inhoud van) het besluit e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare tekortkoming<br />
inhoudt t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van hetge<strong>en</strong> waartoe<br />
de overheid zich bij wege van (bevoegdhed<strong>en</strong>)<br />
overe<strong>en</strong>komst jeg<strong>en</strong>s haar heeft verbond<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />
het onderdeel doet hieraan niet af dat de<br />
wederpartij de binding van de overheid aan de<br />
overe<strong>en</strong>komst ook aan de orde kan of kon stell<strong>en</strong><br />
in de bestuursrechtelijke procedure.<br />
3.6.2 Bij de beoordeling van het onderdeel<br />
wordt vooropgesteld dat, voor zover de onderhavige<br />
overe<strong>en</strong>komst ook t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het bestemmingsplan<br />
Oosterheem e<strong>en</strong> verplichting<br />
voor de geme<strong>en</strong>te meebr<strong>en</strong>gt om bepaalde publiekrechtelijke<br />
bevoegdhed<strong>en</strong> (in dit geval tot<br />
het vaststell<strong>en</strong> van dat bestemmingsplan <strong>en</strong> het<br />
verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van bouwvergunning<strong>en</strong> in dat plangebied)<br />
op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, de<br />
overe<strong>en</strong>komst — in zoverre — het karakter heeft<br />
AB Afl. 40 - 2011 1777<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0005<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemde <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>,<br />
zoals ook het onderdeel tot uitgangspunt<br />
neemt. E<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst heeft e<strong>en</strong><br />
gem<strong>en</strong>gd (privaatrechtelijk <strong>en</strong> bestuursrechtelijk)<br />
karakter.<br />
3.6.3 W<strong>en</strong>st de wederpartij van de geme<strong>en</strong>te<br />
<strong>nakoming</strong> van de uit e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<br />
voortvloei<strong>en</strong>de verplichting tot het nem<strong>en</strong> van<br />
het besluit, dan di<strong>en</strong>t zij zich, na ev<strong>en</strong>tueel bezwaar,<br />
tot de bestuursrechter te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (in geval<br />
van e<strong>en</strong> bestemmingsplan: langs de weg van beroep<br />
teg<strong>en</strong> het goedkeuringsbesluit van e<strong>en</strong> hoger<br />
orgaan), als de rechter die bevoegd is t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />
van het besluit. Dat geldt zowel in het geval dat<br />
het toegezegde besluit niet g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt (vgl.<br />
art. 6:2 Awb), als in het geval dat de wederpartij<br />
van oordeel is dat het door het bestuursorgaan<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit niet beantwoordt aan de overe<strong>en</strong>komst.<br />
In beide gevall<strong>en</strong> kan de wederpartij<br />
door ev<strong>en</strong>tueel bezwaar <strong>en</strong> door de gang naar de<br />
bestuursrechter, (tracht<strong>en</strong> te) bewerkstellig<strong>en</strong> dat<br />
het besluit waar de overe<strong>en</strong>komst haars inzi<strong>en</strong>s<br />
recht op geeft, alsnog g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt.<br />
3.6.4 Ter zake van e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding<br />
weg<strong>en</strong>s wanprestatie is de burgerlijke<br />
rechter ev<strong>en</strong>wel de bevoegde rechter. Dat geldt<br />
ook in het zich hier voordo<strong>en</strong>de geval dat de<br />
wederpartij schadevergoeding w<strong>en</strong>st in plaats<br />
van <strong>nakoming</strong>, welke keuze haar vrijstaat. De<br />
wederpartij kan weliswaar bij de bestuursrechter<br />
vernietiging van e<strong>en</strong> naar aanleiding van de overe<strong>en</strong>komst<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit vrag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd<br />
met die overe<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> in geval het beroep bij<br />
de bestuursrechter gegrond is, tev<strong>en</strong>s schadevergoeding<br />
verzoek<strong>en</strong> op de voet van art. 8:73 Awb<br />
dan wel e<strong>en</strong> schadebesluit van het overheidslichaam<br />
uitlokk<strong>en</strong>. Maar deze mogelijkheid br<strong>en</strong>gt<br />
niet mee dat de burgerlijke rechter niet langer<br />
bevoegd zou zijn k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vordering<br />
tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie.<br />
De bestuursrechter toetst immers niet of het<br />
overheidslichaam toerek<strong>en</strong>baar is tekortgeschot<strong>en</strong><br />
in de naleving van de verplichting die het bij<br />
de overe<strong>en</strong>komst op zich g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> heeft, maar of<br />
er red<strong>en</strong> is het besluit te vernietig<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd<br />
met de wet of met algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van behoorlijk<br />
bestuur, waaronder (indi<strong>en</strong> de wederpartij<br />
beroep op e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst doet) met<br />
name het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel. Die toetsing<br />
wordt niet alle<strong>en</strong> bepaald door e<strong>en</strong> uitleg van de<br />
overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> e<strong>en</strong> daarmee verband houd<strong>en</strong>de<br />
beoordeling van de gerechtvaardigdheid<br />
van het vertrouw<strong>en</strong> van de wederpartij in de<br />
totstandkoming van e<strong>en</strong> besluit met e<strong>en</strong> bepaalde<br />
inhoud, maar ook door regels van publiekrecht <strong>en</strong><br />
door de in voorkom<strong>en</strong>d geval bij het besluit betrokk<strong>en</strong><br />
belang<strong>en</strong> van derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> het algeme<strong>en</strong><br />
belang. De vernietiging door de bestuursrechter<br />
verplicht dan ook alle<strong>en</strong> tot vergoeding van de<br />
schade die door de wederpartij door het vernietigde<br />
besluit is geled<strong>en</strong>, niet tot die welke zij door<br />
de gestelde wanprestatie lijdt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de<br />
gang naar de bestuursrechter voor de wederpartij<br />
die schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie verlangt,<br />
zonder zin in die gevall<strong>en</strong> waarin de bestuursrechter<br />
niet toekomt aan e<strong>en</strong> oordeel over<br />
de door de wederpartij gestelde strijd met de<br />
overe<strong>en</strong>komst. Dat is bijvoorbeeld het geval als<br />
de bestuursrechter het besluit vernietigt om e<strong>en</strong><br />
andere red<strong>en</strong> dan strijd met de overe<strong>en</strong>komst, of<br />
als er e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst geleg<strong>en</strong> grond<br />
bestaat waarom het besluit in stand kan of moet<br />
blijv<strong>en</strong>, bijvoorbeeld in verband met de belang<strong>en</strong><br />
van derd<strong>en</strong>, of met algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> die bij het<br />
besluit betrokk<strong>en</strong> zijn. Daarom kan de wederpartij<br />
die schadevergoeding w<strong>en</strong>st weg<strong>en</strong>s de niet<strong>nakoming</strong><br />
van e<strong>en</strong> contractuele verplichting als<br />
hier aan de orde, zich steeds onmiddellijk tot de<br />
burgerlijke rechter w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />
3.7 Het vor<strong>en</strong>staande br<strong>en</strong>gt mee dat de formele<br />
rechtskracht van het besluit niet in de weg<br />
staat aan de mogelijkheid dat de burgerlijke rechter<br />
oordeelt dat het besluit niet beantwoordt aan<br />
de overe<strong>en</strong>komst.<br />
De formele rechtskracht van dat besluit betek<strong>en</strong>t<br />
immers weliswaar dat het besluit voor<br />
rechtmatig moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, maar niet<br />
dat het overheidslichaam zijn verplichting<strong>en</strong> uit<br />
de overe<strong>en</strong>komst is nagekom<strong>en</strong>.<br />
3.8 De op het voorgaande gerichte klacht<strong>en</strong><br />
van onderdeel 2.1 treff<strong>en</strong> derhalve doel. Het oordeel<br />
van het hof dat de vordering van Etam c.s. tot<br />
schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie afstuit<br />
op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />
Oosterheem <strong>en</strong> van de door de geme<strong>en</strong>te<br />
afgegev<strong>en</strong> bouwvergunning<strong>en</strong> in dat plangebied,<br />
geeft blijk van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting. De<br />
overige klacht<strong>en</strong> van onderdeel 2.1 behoev<strong>en</strong><br />
ge<strong>en</strong> behandeling.<br />
3.9 Nu gegrondbevinding van onderdeel 2.1<br />
in verbinding met onderdeel 2.6 tot vernietiging<br />
van het bestred<strong>en</strong> arrest leidt, bestaat ge<strong>en</strong> belang<br />
bij behandeling van onderdeel 2.5.<br />
3.10 Onderdeel 2.7 <strong>en</strong> onderdeel 3 behoev<strong>en</strong><br />
ge<strong>en</strong> behandeling. Hetge<strong>en</strong> daarin aan de orde<br />
wordt gesteld met betrekking tot de uitleg van art.<br />
5.4 van de overe<strong>en</strong>komst, kan na verwijzing aan<br />
de orde kom<strong>en</strong>.<br />
3.11 De in onderdeel 4 aangevoerde klacht<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> niet tot cassatie leid<strong>en</strong>. Zulks behoeft,<br />
gezi<strong>en</strong> art. 81 RO, ge<strong>en</strong> nadere motivering nu die<br />
klacht<strong>en</strong> niet nop<strong>en</strong> tot beantwoording van<br />
rechtsvrag<strong>en</strong> in het belang van de rechtse<strong>en</strong>heid<br />
of de rechtsontwikkeling.<br />
1778 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0006<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
4. Beslissing<br />
De Hoge Raad:<br />
vernietigt het arrest van het gerechtshof te<br />
's‑Grav<strong>en</strong>hage van 7 april 2009;<br />
verwijst het geding naar het gerechtshof te<br />
Amsterdam ter verdere behandeling <strong>en</strong> beslissing;<br />
veroordeelt de geme<strong>en</strong>te in de kost<strong>en</strong> van het<br />
geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de<br />
zijde van Etam c.s. begroot op € 6.327,43 aan<br />
verschott<strong>en</strong> <strong>en</strong> € 2.600 voor salaris.<br />
Conclusie A-G mr. Keus:<br />
In deze zaak gaat het in de eerste plaats om de<br />
wijze waarop de (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />
tuss<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> Etam c.s. moet word<strong>en</strong><br />
uitgelegd. Voorts komt daarin onder meer aan de<br />
orde of ook aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan formele<br />
rechtskracht kan toekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> of in voorkom<strong>en</strong>d<br />
geval de formele rechtskracht van e<strong>en</strong> tot stand<br />
gebracht bestemmingsplan in de weg staat aan<br />
e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding die hierop is<br />
gebaseerd dat de Geme<strong>en</strong>te zou zijn tekortgeschot<strong>en</strong><br />
in haar uit de (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />
voortvloei<strong>en</strong>de (inspannings)verplichting<br />
e<strong>en</strong> bestemmingsplan van andere inhoud tot<br />
stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />
1. Feit<strong>en</strong> 1<br />
1.1 Etam Groep is e<strong>en</strong> concern dat actief is in<br />
de damesmode met ket<strong>en</strong>s als Miss Etam <strong>en</strong><br />
Promiss. T<strong>en</strong>stone, dat voorhe<strong>en</strong> Etam Vastgoed<br />
B.V. was g<strong>en</strong>aamd <strong>en</strong> onderdeel uitmaakte van<br />
Etam Groep, behoort thans tot e<strong>en</strong> concern dat<br />
zich bezighoudt met vastgoedactiviteit<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
deel van de werkzaamhed<strong>en</strong> van T<strong>en</strong>stone heeft<br />
betrekking op het voorzi<strong>en</strong> in de behoefte aan<br />
bedrijfsruimte van Etam Groep.<br />
1.2 Etam Groep ondervond capaciteitsproblem<strong>en</strong><br />
met haar sinds 1978 in Zoetermeer gevestigde<br />
hoofdkantoor <strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum. Ter<br />
plaatse bleek uitbreiding niet meer mogelijk. Zij is<br />
daarom in of omstreeks 1997 op zoek gegaan naar<br />
e<strong>en</strong> nieuwe locatie. In dat kader zijn ook gesprekk<strong>en</strong><br />
gevoerd met de Geme<strong>en</strong>te. Daarbij hebb<strong>en</strong><br />
partij<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> over de mogelijkhed<strong>en</strong> van<br />
het bestaande bedrijv<strong>en</strong>terrein Dwarstocht, geleg<strong>en</strong><br />
in Zoetermeer (hierna: Dwarstocht).<br />
1.3 Op 24 februari 1999 hebb<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te<br />
<strong>en</strong> Etam Groep voor zichzelf, haar rechtsopvolgers<br />
onder algem<strong>en</strong>e of bijzondere titel <strong>en</strong>/of<br />
nader te noem<strong>en</strong> meester e<strong>en</strong> koopovere<strong>en</strong>komst<br />
geslot<strong>en</strong> (hierna: de overe<strong>en</strong>komst). Deze over-<br />
1 R.o. 1 van het bestred<strong>en</strong> arrest in sam<strong>en</strong>hang met de r.o. 2.1–<br />
2.13 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van 11 juli<br />
2007.<br />
e<strong>en</strong>komst zag op de verkoop van e<strong>en</strong> — beschikbaar<br />
— perceel grond op Dwarstocht van circa<br />
43.658 m2 t<strong>en</strong> behoeve van de realisatie van e<strong>en</strong><br />
distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong><br />
(fase 1). Daarnaast heeft de Geme<strong>en</strong>te aan Etam<br />
Groep opties verle<strong>en</strong>d op de overige, t<strong>en</strong> tijde van<br />
het aangaan van de overe<strong>en</strong>komst nog niet vrij<br />
beschikbare percel<strong>en</strong> grond, behor<strong>en</strong>de tot<br />
Dwarstocht (fase 2 <strong>en</strong> 3).<br />
1.4 De t<strong>en</strong> deze relevante bepaling<strong>en</strong> uit de<br />
overe<strong>en</strong>komst luid<strong>en</strong>, voor zover van belang, als<br />
volgt:<br />
‘3.1. De Geme<strong>en</strong>te spant zich tot het uiterste<br />
in om (...) het bestemmingsplan voor<br />
fase 1, 2 <strong>en</strong> 3 zodanig op te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />
pass<strong>en</strong> dat het gebruik van het Verkochte (...)<br />
voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet zonder<br />
winkeluitstraling op de begane grond van het<br />
distributiec<strong>en</strong>trum tot maximaal 500 m2,<br />
showrooms <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>, per fase, zal zijn toegestaan.<br />
Binn<strong>en</strong> het vast te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />
pass<strong>en</strong> bestemmingsplan moet het voor Etam<br />
Groep mogelijk zijn om de oppervlakte <strong>en</strong><br />
hoogte van de bebouwing voor distributiec<strong>en</strong>trum,<br />
factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> met inachtneming<br />
van de uitgangspunt<strong>en</strong> van deze overe<strong>en</strong>komst<br />
naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...)<br />
De tekst van het vast te stell<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
zal tijdig door de Geme<strong>en</strong>te, in overleg<br />
met Etam Groep word<strong>en</strong> vastgesteld.<br />
(...)<br />
4.1. De Geme<strong>en</strong>te verle<strong>en</strong>t hierbij aan<br />
Etam Groep e<strong>en</strong> onherroepelijke optie op het<br />
perceel geleg<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het Verkochte <strong>en</strong> de<br />
Galvanistraat (...) ter grootte van circa<br />
29.700 m2, hierna: ‘fase 2’, tot 1 juli 2006.<br />
4.2. De Geme<strong>en</strong>te verle<strong>en</strong>t hierbij aan<br />
Etam Groep e<strong>en</strong> onherroepelijke optie op het<br />
perceel geleg<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Galvanistraat <strong>en</strong> de<br />
verl<strong>en</strong>gde Franklinstraat (...), hierna: ‘fase 3A’,<br />
tot 1 juli 2008.<br />
4.3. De Geme<strong>en</strong>te verplicht zich hierbij<br />
jeg<strong>en</strong>s Etam Groep om met betrekking tot<br />
e<strong>en</strong> gedeelte van het perceel, fase 3, (...),<br />
hierna: ‘fase 3B’, het Stapp<strong>en</strong>plan uit te voer<strong>en</strong><br />
dat als bijlage 9 aan deze overe<strong>en</strong>komst is<br />
gehecht, ter verwerving van de desbetreff<strong>en</strong>de<br />
grond<strong>en</strong>. Voor het geval de Geme<strong>en</strong>te de grond<strong>en</strong><br />
behor<strong>en</strong>de bij fase 3B in eig<strong>en</strong>dom verwerft,<br />
verplicht zij zich jeg<strong>en</strong>s Etam Groep<br />
alsdan e<strong>en</strong> onherroepelijke optie aan Etam<br />
Groep op fase 3B te verl<strong>en</strong><strong>en</strong> tot 1 juli 2008.<br />
De grootte van het perceel bestaande uit de<br />
fase 3A <strong>en</strong> 3B bedraagt circa 38.700 m2.<br />
4.4. De Geme<strong>en</strong>te staat er voor in dat,<br />
indi<strong>en</strong> Etam Groep de optie inroept, fase 2<br />
uiterlijk 1 januari 2003 <strong>en</strong> fase 3A uiterlijk 1<br />
juli 2004 vrij <strong>en</strong> onbezwaard aan Etam Groep<br />
AB Afl. 40 - 2011 1779<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0007<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
geleverd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, onder dezelfde<br />
voorwaard<strong>en</strong> als omschrev<strong>en</strong> in deze overe<strong>en</strong>komst.<br />
(...)<br />
Indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te slaagt in haar inspanningsverbint<strong>en</strong>is<br />
de grond<strong>en</strong> behor<strong>en</strong>de bij<br />
fase 3B te verwerv<strong>en</strong>, zal fase 3B, indi<strong>en</strong><br />
Etam Groep de optie inroept, uiterlijk 1 juli<br />
2004 vrij <strong>en</strong> onbezwaard aan Etam Groep geleverd<br />
word<strong>en</strong>, onder dezelfde voorwaard<strong>en</strong><br />
als omschrev<strong>en</strong> in deze overe<strong>en</strong>komst. (...)<br />
(...)<br />
4.9. Indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te fase 2 <strong>en</strong>/of fase<br />
3A niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> wijze of het<br />
overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> tijdstip aan Etam Groep kan<br />
lever<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de Geme<strong>en</strong>te het Stapp<strong>en</strong>plan<br />
dat als bijlage 9 aan deze overe<strong>en</strong>komst is<br />
gehecht niet duidelijk <strong>en</strong>/of tijdig uitvoert,<br />
dan is de Geme<strong>en</strong>te, na schriftelijke ingebrekestelling,<br />
aan Etam Groep e<strong>en</strong> niet voor rechterlijke<br />
matiging vatbare boete verschuldigd<br />
van ƒ 1.000.000, onverminderd het recht van<br />
Etam Groep op vergoeding van de door haar<br />
geled<strong>en</strong> <strong>en</strong> te lijd<strong>en</strong> schade (...).<br />
(...)<br />
5.4. Etam Groep zal op het Verkochte e<strong>en</strong><br />
geluidscherm aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig artikel<br />
3.5. De Geme<strong>en</strong>te zal de (woning<strong>en</strong> in de)<br />
aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de woonwijk (lat<strong>en</strong>) ontwikkel<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> (lat<strong>en</strong>) realiser<strong>en</strong> met inachtneming van de<br />
afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overige bepaling<strong>en</strong> in het<br />
rapport van Bost, dat als bijlage 11 aan deze<br />
overe<strong>en</strong>komst is gehecht, op zodanige wijze<br />
dat, zelfs in geval van e<strong>en</strong> vol continu distributieproces,<br />
de activiteit<strong>en</strong> op het Verkochte<br />
ge<strong>en</strong> onaanvaardbare hinder of overlast aan de<br />
nieuw te realiser<strong>en</strong> woonwijk c.q. de (eig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />
van de) nieuw te realiser<strong>en</strong> woning<strong>en</strong><br />
veroorzak<strong>en</strong>.<br />
(...)<br />
5.8. Deze overe<strong>en</strong>komst wordt aangegaan<br />
onder de volg<strong>en</strong>de ontbind<strong>en</strong>de voorwaard<strong>en</strong>:<br />
— dat Etam Groep niet uiterlijk 1 januari<br />
2000 e<strong>en</strong> bruikbare bouwvergunning heeft<br />
verkreg<strong>en</strong> voor de realisatie van fase 1;<br />
(...)’<br />
1.5 In de sam<strong>en</strong>vatting van het in art. 5.4<br />
bedoelde rapport van Bost (p. 24) staat onder<br />
meer:<br />
‘Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gesteld dat indi<strong>en</strong>:<br />
woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />
gerealiseerd word<strong>en</strong> deze op minimaal 400<br />
meter van de inrichting gesitueerd di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />
word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als voor de toekomstige<br />
situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3). Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong><br />
op kortere afstand<strong>en</strong> gerealiseerd word<strong>en</strong><br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan de<br />
gevels uitgevoerd te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal<br />
door de Geme<strong>en</strong>te zorg gedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />
gerealiseerd word<strong>en</strong> deze op minimaal 350<br />
meter van de gr<strong>en</strong>s van de inrichting gesitueerd<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als<br />
voor de toekomstige situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3).<br />
Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong> op kortere afstand gerealiseerd<br />
word<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />
getroff<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal door<br />
Miss Etam zorggedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het betreft<br />
de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>:<br />
— (...)<br />
— Tev<strong>en</strong>s zal t<strong>en</strong> behoeve van de woning<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting e<strong>en</strong> afscherming<br />
geplaatst moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sloot<br />
<strong>en</strong> de weg op het terrein. In de situatie van fase<br />
1 bedraagt de l<strong>en</strong>gte van het scherm minimaal<br />
circa 200 m <strong>en</strong> de hoogte t<strong>en</strong>minste 6 m. (...)<br />
— (...)’<br />
1.6 Bij notariële akte van 12 augustus 1999 is<br />
fase 1 aan Etam Vastgoed B.V. geleverd.<br />
1.7 Bij aanvraagformulier van 23 december<br />
1998, met bijlag<strong>en</strong>, heeft Etam Groep e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />
aangevraagd voor e<strong>en</strong> kantoor met<br />
distributiec<strong>en</strong>trum. Aangezi<strong>en</strong> het beoogde<br />
bouwplan niet in overe<strong>en</strong>stemming was met het<br />
to<strong>en</strong> viger<strong>en</strong>de bestemmingsplan heeft het college<br />
van burgemeester <strong>en</strong> wethouders van de<br />
Geme<strong>en</strong>te (hierna: B&W) op 17 februari 1999 bij<br />
gedeputeerde stat<strong>en</strong> van Zuid-Holland (hierna:<br />
GS) e<strong>en</strong> aanvraag ingedi<strong>en</strong>d voor e<strong>en</strong> verklaring<br />
van ge<strong>en</strong> bezwaar in de zin van art. 19 Wet op de<br />
Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing (WRO) <strong>en</strong> art. 50 lid 5 Woningwet.<br />
Bij brief van 10 maart 1999 hebb<strong>en</strong> B&W<br />
aan GS nog e<strong>en</strong> nadere toelichting verschaft.<br />
Daarnaast hebb<strong>en</strong> B&W bij briev<strong>en</strong> van 22 <strong>en</strong> 30<br />
maart 1999 het stadsgewest Haagland<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>gezet<br />
waarom volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> vrijstelling van het<br />
bestemmingsplan zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d.<br />
1.8 Op 7 april 1999 hebb<strong>en</strong> GS de verklaring<br />
van ge<strong>en</strong> bezwaar verle<strong>en</strong>d, waarna B&W op 8<br />
april 1999 aan Etam Groep e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />
hebb<strong>en</strong> verstrekt overe<strong>en</strong>komstig de aanvraag.<br />
De bouw van de kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het distributiec<strong>en</strong>trum<br />
is in augustus 1999 gestart. In 2000 zijn de<br />
gebouw<strong>en</strong> in gebruik g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> behoeve van<br />
de realisatie van e<strong>en</strong> vierde kantoortor<strong>en</strong> (hierna:<br />
tor<strong>en</strong> 4) is op 21 november 2003 e<strong>en</strong> bouwaanvraag<br />
van T<strong>en</strong>stone ontvang<strong>en</strong>. Met toepassing<br />
van art. 19 lid 2 WRO hebb<strong>en</strong> B&W vrijstelling<br />
verle<strong>en</strong>d voor het bouwplan <strong>en</strong> op 3 maart 2005<br />
e<strong>en</strong> reguliere bouwvergunning 1e fase als bedoeld<br />
in art. 56a Woningwet afgegev<strong>en</strong>.<br />
1.9 Het bestemmingsplan Dwarstocht is op<br />
18 februari 2002 door de geme<strong>en</strong>teraad van de<br />
Geme<strong>en</strong>te (hierna: de raad) vastgesteld.<br />
1780 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0008<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
1.10 Bij besluit van 1 oktober 2002 hebb<strong>en</strong> GS<br />
het bestemmingsplan Dwarstocht goedgekeurd.<br />
Het (mede) door het bedrijf Pallethandel Zoetermeer<br />
B.V. teg<strong>en</strong> dat besluit ingestelde beroep is bij<br />
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van<br />
20 augustus 2003 gegrond verklaard, met vernietiging<br />
van het besluit voor wat betreft het perceel<br />
waarop g<strong>en</strong>oemd bedrijf is gevestigd. Deze uitspraak<br />
heeft geleid tot e<strong>en</strong> nieuw goedkeuringsbesluit<br />
van 2 maart 2004, waarin GS hun goedkeuring<br />
hebb<strong>en</strong> onthoud<strong>en</strong> voor zover het plan<br />
ziet op bedoeld perceel. Teg<strong>en</strong> dit besluit zijn de<br />
raad <strong>en</strong> B&W tevergeefs bij de Afdeling opgekom<strong>en</strong>.<br />
1.11 De noordoost- <strong>en</strong> zuidoostzijde van<br />
Dwarstocht gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan het plangebied Oosterheem.<br />
Het voor dat gebied op 25 september 2000<br />
door de raad vastgestelde bestemmingsplan voorziet<br />
in woningbouw. T<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van Dwarstocht<br />
zijn reeds woning<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />
1.12 Partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de periode van november<br />
2004 tot <strong>en</strong> met september 2005 met<br />
elkaar gecorrespondeerd over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele herzi<strong>en</strong>ing<br />
van het bestemmingsplan Dwarstocht.<br />
Dit heeft niet tot overe<strong>en</strong>stemming geleid.<br />
1.13 Bij brief van 26 januari 2006 van (de<br />
procureur van) Etam c.s. aan (de procureur van)<br />
de Geme<strong>en</strong>te heeft Etam de opties ter zake van<br />
fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B, zoals vastgelegd in de art. 4.1, 4.2<br />
<strong>en</strong> 4.3 van de overe<strong>en</strong>komst, ingeroep<strong>en</strong>.<br />
2. Procesverloop<br />
2.1 Bij exploot van 27 februari 2006 hebb<strong>en</strong><br />
Etam c.s. de Geme<strong>en</strong>te do<strong>en</strong> dagvaard<strong>en</strong> voor de<br />
rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage. Etam c.s. vorder<strong>en</strong> — na<br />
vermeerdering van eis bij akte t<strong>en</strong> pleidooie van<br />
16 april 2007 — veroordeling van de Geme<strong>en</strong>te tot<br />
betaling aan Etam Groep, althans T<strong>en</strong>stone, van<br />
(i) € 76.000.000 uit hoofde van schadevergoeding,<br />
(ii) € 31.422 ter zake van buit<strong>en</strong>gerechtelijke<br />
kost<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
(iii) e<strong>en</strong> contractuele boete van € 453.780,22,<br />
e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander vermeerderd met de wettelijke<br />
r<strong>en</strong>te <strong>en</strong> met veroordeling van de Geme<strong>en</strong>te in<br />
de kost<strong>en</strong> van de procedure, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s vermeerderd<br />
met wettelijke r<strong>en</strong>te.<br />
2.2 Etam c.s. legg<strong>en</strong> — naast hetge<strong>en</strong> onder<br />
de feit<strong>en</strong> is weergegev<strong>en</strong> — aan hun vordering t<strong>en</strong><br />
grondslag dat de Geme<strong>en</strong>te in de <strong>nakoming</strong> van<br />
haar verplichting<strong>en</strong> uit de overe<strong>en</strong>komst is tekortgeschot<strong>en</strong><br />
door, kort weergegev<strong>en</strong> 2 :<br />
(a) het bestemmingsplan Dwarstocht vast te stell<strong>en</strong><br />
zonder daarover (tijdig) overleg te voer<strong>en</strong> met<br />
2 Vgl. r.o. 3.2 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van<br />
11 juli 2007 <strong>en</strong> r.o. 3 van het bestred<strong>en</strong> arrest<br />
Etam c.s. <strong>en</strong> door zich niet tot het uiterste in te<br />
spann<strong>en</strong> om het bestemmingsplan van fase 1, 2 <strong>en</strong><br />
3 zodanig op te stell<strong>en</strong> dat het gebruik als overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
zou zijn toegestaan, dus met de<br />
overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> bouwontwikkeling<strong>en</strong> daarin<br />
opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>;<br />
(b) na te lat<strong>en</strong> tijdig <strong>en</strong> volledig uitvoering te<br />
gev<strong>en</strong> aan het Stapp<strong>en</strong>plan conform het bepaalde<br />
in art. 4.3 van de overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> niet op de<br />
overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> de percel<strong>en</strong><br />
grond met betrekking tot fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B te<br />
kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong>;<br />
(c) woonbebouwing aan de noordoostzijde van<br />
Dwarstocht toe te lat<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het bestemmingsplan<br />
Oosterheem woonbebouwing mogelijk te<br />
mak<strong>en</strong> t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van Dwarstocht op e<strong>en</strong><br />
zodanig korte afstand van de uitrit van het Etamcomplex<br />
dat niet kan word<strong>en</strong> voldaan aan de<br />
geluidgr<strong>en</strong>swaard<strong>en</strong> die in het kader van de milieuwetgeving<br />
voor Etam c.s. geld<strong>en</strong>.<br />
Daarnaast stell<strong>en</strong> Etam c.s. zich op het standpunt<br />
dat de Geme<strong>en</strong>te onrechtmatig heeft gehandeld<br />
door:<br />
(d) onjuiste informatie aan de provincie Zuid-<br />
Holland <strong>en</strong> het stadsgewest Haagland<strong>en</strong> te verstrekk<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong>einde e<strong>en</strong> verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar<br />
te verkrijg<strong>en</strong> die het mogelijk maakte e<strong>en</strong><br />
bouwvergunning voor fase 1 af te gev<strong>en</strong> die in<br />
strijd was met de provinciale Nota planbeoordeling<br />
1998, waarmee, zo stell<strong>en</strong> Etam c.s., de Geme<strong>en</strong>te<br />
feitelijk heeft bewerkstelligd dat de ontbind<strong>en</strong>de<br />
voorwaarde van art. 5.8 van de overe<strong>en</strong>komst<br />
ge<strong>en</strong> effect meer kon hebb<strong>en</strong>;<br />
(e) in strijd met het provinciale beleid met toepassing<br />
van art. 19 lid 2 WRO de bouwaanvraag<br />
voor tor<strong>en</strong> 4 goed te keur<strong>en</strong>.<br />
2.3 De schade die volg<strong>en</strong>s Etam c.s. door het<br />
hiervoor gestelde handel<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te<br />
wordt geled<strong>en</strong>, bestaat — sam<strong>en</strong>gevat — uit de<br />
volg<strong>en</strong>de post<strong>en</strong> 3 :<br />
a. de vergeefs gemaakte hogere bouw- <strong>en</strong> ontwikkelingskost<strong>en</strong><br />
voor fase 1 t<strong>en</strong> opzichte van de<br />
kost<strong>en</strong> die Etam c.s. hadd<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bij de<br />
ontwikkeling van e<strong>en</strong> ‘normaal’ hoofdkantoor<br />
met distributiec<strong>en</strong>trum;<br />
b. het vervroegd afschrijv<strong>en</strong> van aanzi<strong>en</strong>lijke<br />
investering<strong>en</strong>, omdat vanwege de beperking van<br />
de contractuele ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />
moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de onmogelijkheid<br />
haar ev<strong>en</strong>tuele toekomstige autonome<br />
groei, dan wel haar groei door fusie of overname<br />
te accommoder<strong>en</strong>;<br />
c. kost<strong>en</strong> van het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> alternatieve<br />
locatie <strong>en</strong> het beëindig<strong>en</strong> van de huidige locatie<br />
3 Vgl. r.o. 3.4 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van<br />
11 juli 2007.<br />
AB Afl. 40 - 2011 1781<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0009<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
met het oog op handhaving van de ondernemingsstrategie;<br />
d. het mislop<strong>en</strong> van de voorzi<strong>en</strong>e opbr<strong>en</strong>gst op<br />
de verkrijging <strong>en</strong> ontwikkeling van de optiegrond<strong>en</strong>,<br />
nu fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
voorwaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geleverd.<br />
2.4 Etam c.s. vorder<strong>en</strong> de contractuele boete<br />
van € 453.780,22 op grond van art. 4.9 van de<br />
overe<strong>en</strong>komst, omdat de Geme<strong>en</strong>te volg<strong>en</strong>s haar<br />
is tekortgeschot<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong> van de in die<br />
bepaling g<strong>en</strong>oemde verplichting<strong>en</strong> 4 .<br />
2.5 Bij vonnis van 11 juli 2007 heeft de rechtbank<br />
de vordering<strong>en</strong> van Etam c.s. afgewez<strong>en</strong>. Zij<br />
heeft daartoe onder meer geoordeeld dat, nu het<br />
bestemmingsplan Dwarstocht jeg<strong>en</strong>s Etam c.s.<br />
formele rechtskracht heeft gekreg<strong>en</strong>, Etam c.s.<br />
niet meer met succes erover kunn<strong>en</strong> klag<strong>en</strong> dat<br />
de Geme<strong>en</strong>te in de <strong>nakoming</strong> van haar inspanningsverbint<strong>en</strong>is<br />
op grond van art. 3.1 van de<br />
overe<strong>en</strong>komst is tekortgeschot<strong>en</strong> (rov. 4.4).<br />
2.6 Van dit vonnis hebb<strong>en</strong> Etam c.s. hoger<br />
beroep bij het hof 's‑Grav<strong>en</strong>hage ingesteld. Bij<br />
arrest van 7 april 2009 heeft het hof het bestred<strong>en</strong><br />
vonnis bekrachtigd. Het heeft daartoe — onder<br />
meer — het volg<strong>en</strong>de overwog<strong>en</strong>:<br />
‘5. Vooropgesteld wordt het volg<strong>en</strong>de.<br />
Etam cs stell<strong>en</strong> zich op het standpunt dat is<br />
overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat zij de grond<strong>en</strong> van fase 2<br />
<strong>en</strong> 3 mog<strong>en</strong> gaan ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />
van derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst<br />
zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />
(60.000 m2) is toegestaan. Dit alles blijkt<br />
niet expliciet uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst/het<br />
contract (productie 1 inleid<strong>en</strong>de<br />
dagvaarding), hoewel dit toch wel voor de<br />
hand geleg<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong>, gelet op het ingrijp<strong>en</strong>de<br />
karakter van deze gestelde afspraak.<br />
6. Hetge<strong>en</strong> Etam cs verder op dit punt<br />
naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht is onvoldo<strong>en</strong>de<br />
om daaruit (anderszins) de instemming van de<br />
Geme<strong>en</strong>te te destiller<strong>en</strong>. De omstandigheid<br />
dat in de overe<strong>en</strong>komst werd voorzi<strong>en</strong> in<br />
rechtsopvolging <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> nader te noem<strong>en</strong><br />
meester kan heel wel word<strong>en</strong> uitgelegd als het<br />
faciliter<strong>en</strong> van financieringsconstructies<br />
(zoals sale and lease back, hetge<strong>en</strong> in casu<br />
ook daadwerkelijk is gebeurd). Dit geldt temeer,<br />
nu de considerans van de overe<strong>en</strong>komst<br />
ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele aanknoping biedt voor de door<br />
Etam cs gegev<strong>en</strong> uitleg op dit punt, maar juist<br />
het standpunt van de Geme<strong>en</strong>te ondersteunt.<br />
Ook weegt mee hetge<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te onweersprok<strong>en</strong><br />
heeft aangevoerd over de (lagere)<br />
grondprijs (als bedrijfsgrond <strong>en</strong> niet<br />
voor grootschalige kantoorbouw). De verwij-<br />
4 Vgl. r.o. 3.5 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van<br />
11 juli 2007. 5 Zie hiervoor onder 2.2.<br />
zing door Etam cs naar haar productie 6, blz 25,<br />
br<strong>en</strong>gt het hof niet tot e<strong>en</strong> ander oordeel.<br />
Slechts fase 1 is daarop in detail ingetek<strong>en</strong>d.<br />
Noch de stippellijntjes bij fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3, noch de<br />
daarop aangegev<strong>en</strong> kantoorhoogt<strong>en</strong> die bij<br />
narek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk kantoorvolume<br />
leid<strong>en</strong>, rechtvaardig<strong>en</strong> in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />
de conclusie dat de Geme<strong>en</strong>te met<br />
dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong> behoeve<br />
van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd.<br />
7. Uitgegaan zal dus word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />
overe<strong>en</strong>komst, waarbij Etam cs fase 2 <strong>en</strong> 3<br />
(slechts) mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />
van de eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding (de textielbranche).<br />
De omstandigheid dat Etam cs naar<br />
hun zegg<strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst anders hebb<strong>en</strong><br />
opgevat maakt dit niet anders, nu er ge<strong>en</strong><br />
aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de Geme<strong>en</strong>te aan de<br />
verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> van Etam cs redelijkerwijs<br />
niet die inhoud heeft mog<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
als zij heeft gedaan (artikel 3:35 BW).<br />
Aan bewijslevering wordt niet toegekom<strong>en</strong>,<br />
nu de stelling<strong>en</strong> van Etam cs ontoereik<strong>en</strong>d<br />
zijn om hun andersluid<strong>en</strong>de conclusie te drag<strong>en</strong>.<br />
Het bestemmingsplan Dwarstocht<br />
8. E<strong>en</strong> groot deel van de verwijt<strong>en</strong> die<br />
Etam cs mak<strong>en</strong> over de inhoud <strong>en</strong> de totstandkoming<br />
van het bestemmingsplan Dwarstocht<br />
(het tekort schiet<strong>en</strong> in de contractuele verplichting<br />
e<strong>en</strong> bestemmingsplan op te stell<strong>en</strong><br />
dat inhoudelijk overe<strong>en</strong>stemt met de bepaling<strong>en</strong><br />
van de overe<strong>en</strong>komst alsmede de rol van<br />
de Geme<strong>en</strong>te daarin, verwijt (a) 5 ), stuit reeds<br />
af op de hiervoor gegev<strong>en</strong> uitleg van de overe<strong>en</strong>komst.<br />
Het thans tot stand gekom<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
biedt in beginsel voldo<strong>en</strong>de<br />
mogelijkhed<strong>en</strong> om, al dan niet na aanpassing<br />
op het punt van de bedrijfsgebond<strong>en</strong> kantoorruimte<br />
(door middel van binn<strong>en</strong>planse vrijstellingsmogelijkhed<strong>en</strong>),<br />
tot de in de overe<strong>en</strong>komst<br />
voorzi<strong>en</strong>e eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding in<br />
fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 te kom<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te wel degelijk artikel 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst,<br />
in ieder geval naar de strekking<br />
hiervan, is nagekom<strong>en</strong>. De omstandigheid<br />
dat de Geme<strong>en</strong>te in gebreke is geblev<strong>en</strong> met<br />
het afgesprok<strong>en</strong> overleg (zie slot artikel. 3.1<br />
van de overe<strong>en</strong>komst) maakt dit niet anders,<br />
terwijl Etam cs bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> belang hebb<strong>en</strong><br />
bij hun verwijt aan de Geme<strong>en</strong>te op dit punt,<br />
nu, gelet op het voorgaande, het causaal verband<br />
tuss<strong>en</strong> (de wijze van totstandkoming<br />
van) het bestemmingsplan <strong>en</strong> de gestelde<br />
schade ontbreekt.<br />
1782 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0010<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
9. Voor het overige stuit<strong>en</strong> de klacht<strong>en</strong><br />
terzake af op de formele rechtskracht van het<br />
bestemmingsplan. Anders dan Etam cs betog<strong>en</strong><br />
kan ook e<strong>en</strong> bestemmingsplan formele<br />
rechtskracht verkrijg<strong>en</strong> (zie onder meer HR<br />
09-06-2006, LJN: AV6031; artikel 81 RO), terwijl<br />
de gestelde verdere onregelmatighed<strong>en</strong><br />
bij de voorbereiding ervan zozeer sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />
met het beoogde bestemmingsplan, dat zij<br />
t<strong>en</strong> opzichte daarvan e<strong>en</strong> onzelfstandig karakter<br />
drag<strong>en</strong>.<br />
Het bestemmingsplan Oosterheem<br />
2000 <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong> in dit<br />
plan<br />
10. Dit bestemmingsplan <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong><br />
voor de aldaar (nabij Dwarstocht)<br />
geleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s jeg<strong>en</strong>s<br />
Etam cs formele rechtskracht verkreg<strong>en</strong>, zodat<br />
uitgangspunt di<strong>en</strong>t te zijn dat dit plan <strong>en</strong> deze<br />
vergunningverl<strong>en</strong>ing in overe<strong>en</strong>stemming<br />
met de wettelijke voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />
rechtsbeginsel<strong>en</strong> — waaronder het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />
— tot stand zijn gekom<strong>en</strong>.<br />
Geluidshinder <strong>en</strong> -voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
11. Etam cs stell<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te zich<br />
niet heeft gehoud<strong>en</strong> aan de afsprak<strong>en</strong> op dit<br />
punt, zoals opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in artikel 5.4 van de<br />
overe<strong>en</strong>komst (weergegev<strong>en</strong> in het bestred<strong>en</strong><br />
vonnis in rechtsoverweging 2.4), waarbij onder<br />
meer is afgesprok<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te de<br />
woning<strong>en</strong> in Oosterheem zal realiser<strong>en</strong> met<br />
inachtneming van (geluids)rapport Bost. In dit<br />
rapport is aangegev<strong>en</strong> dat de betreff<strong>en</strong>de woning<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> minimale afstand tot de inrichting<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, dan wel dat er geluidswer<strong>en</strong>de<br />
voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (onder meer) aan de woning<strong>en</strong><br />
moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>. De Geme<strong>en</strong>te<br />
had op dit punt dus <strong>en</strong>ige beleidsruimte,<br />
welke beleidsruimte zij tot uitdrukking<br />
heeft gebracht in het betreff<strong>en</strong>de<br />
bestemmingsplan <strong>en</strong> de vergunningverl<strong>en</strong>ing.<br />
Voor zover Etam cs van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> onjuist gebruik heeft gemaakt<br />
van deze beleidsruimte hebb<strong>en</strong> Etam cs de<br />
mogelijkheid gehad om hierteg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> met<br />
voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong> bestuursrechtelijk<br />
traject op te kom<strong>en</strong>. Onder deze<br />
omstandighed<strong>en</strong> verzet het beginsel van de<br />
formele rechtskracht zich teg<strong>en</strong> (hernieuwde)<br />
beoordeling door de burgerlijke rechter.<br />
Hierop stuit verwijt (c) af.<br />
(...)<br />
(...)<br />
Onjuiste informatie verstrekt aan de<br />
provincie Zuid-Holland <strong>en</strong> het stadsgewest<br />
Haagland<strong>en</strong>?<br />
16. Nog daargelat<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te gemotiveerd<br />
heeft betwist dat onjuiste informatie<br />
is verstrekt, valt niet in te zi<strong>en</strong> dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te daarmee onrechtmatig heeft gehandeld<br />
jeg<strong>en</strong>s Etam cs. De Geme<strong>en</strong>te heeft<br />
immers de door Etam gew<strong>en</strong>ste bouwvergunning<br />
gerealiseerd. Voor zover Etam cs daar nu<br />
spijt van hebb<strong>en</strong> omdat de door h<strong>en</strong> gew<strong>en</strong>ste<br />
grootschalige kantoorontwikkeling niet mogelijk<br />
blijkt, houdt dit laatste verband met de<br />
inhoud van de overe<strong>en</strong>komst (zie rechtsoverweging<br />
7) <strong>en</strong> niet zozeer met de gestelde<br />
onjuiste informatie. Verwijt (d) wordt verworp<strong>en</strong>.’<br />
2.7 Etam c.s. hebb<strong>en</strong> tijdig 6 cassatieberoep<br />
do<strong>en</strong> instell<strong>en</strong>. De Geme<strong>en</strong>te heeft geconcludeerd<br />
tot verwerping. Beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> hun standpunt<strong>en</strong><br />
schriftelijk do<strong>en</strong> toelicht<strong>en</strong>, waarna Etam<br />
c.s. nog hebb<strong>en</strong> gerepliceerd.<br />
3. Bespreking van het cassatiemiddel<br />
3.1 Het cassatiemiddel omvat vier onderdel<strong>en</strong><br />
(1–4), die op hun beurt in verschill<strong>en</strong>de subonderdel<strong>en</strong><br />
uite<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>.<br />
Uitleg overe<strong>en</strong>komst<br />
3.2 Onderdeel 1 — dat de subonderdel<strong>en</strong> 1.0–<br />
1.9 omvat — richt zich teg<strong>en</strong> de rov. 5–7 <strong>en</strong>de<br />
daarop voortbouw<strong>en</strong>de rov. 8, 12, 14, 16 <strong>en</strong> 17.<br />
Subonderdeel 1.0, dat van inleid<strong>en</strong>de aard is, bevat<br />
ge<strong>en</strong> zelfstandige klacht<strong>en</strong>.<br />
3.3 Volg<strong>en</strong>s subonderdeel 1.1 gev<strong>en</strong> de bestred<strong>en</strong><br />
rechtsoverweging<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onjuiste<br />
rechtsopvatting blijk, <strong>en</strong>/of zijn zij onvoldo<strong>en</strong>de<br />
(begrijpelijk) gemotiveerd. In de vooropstelling<br />
dat de door Etam c.s. verdedigde uitleg van de<br />
overe<strong>en</strong>komst ‘niet expliciet uit de schriftelijke<br />
overe<strong>en</strong>komst/het contract (blijkt)’ (rov. 5), gelez<strong>en</strong><br />
in sam<strong>en</strong>hang met de overweging<strong>en</strong><br />
(i) dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. verder naar vor<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> gebracht ‘onvoldo<strong>en</strong>de (is) om daaruit<br />
(anderszins) de instemming van de Geme<strong>en</strong>te te<br />
destiller<strong>en</strong>’ (rov. 6),<br />
(ii) dat de vermelding in de overe<strong>en</strong>komst<br />
van de nader te noem<strong>en</strong> meester <strong>en</strong> de mogelijkheid<br />
van rechtsopvolging ‘heel wel’ kan word<strong>en</strong><br />
uitgelegd als pass<strong>en</strong>d binn<strong>en</strong> de door de Geme<strong>en</strong>te<br />
verdedigde uitleg (rov. 6),<br />
(iii) dat de verwijzing door Etam c.s. naar<br />
‘productie 6 (lees: productie 1, bijlage 6), blz 25,’<br />
het hof ‘niet tot e<strong>en</strong> ander oordeel (br<strong>en</strong>gt)’,<br />
(iv) dat ‘(n)och de stippellijntjes bij fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong><br />
3, noch de daarop aangegev<strong>en</strong> kantoorhoogt<strong>en</strong><br />
die bij narek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk kantoorvolume<br />
leid<strong>en</strong>, (...) in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />
de conclusie (rechtvaardig<strong>en</strong>) dat de Geme<strong>en</strong>te<br />
6 Het bestred<strong>en</strong> arrest is op 7 april 2009 uitgesprok<strong>en</strong>, terwijl de<br />
cassatiedagvaarding op 6 juli 2009 is betek<strong>en</strong>d.<br />
AB Afl. 40 - 2011 1783<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0011<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
met dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong> behoeve<br />
van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd’ (rov.<br />
6) <strong>en</strong><br />
(v) dat ‘er ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te aan de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />
van Etam cs redelijkerwijs niet de inhoud heeft<br />
mog<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als zij heeft gedaan (artikel<br />
3:35 BW)’ (rov. 7), ligt volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />
beslot<strong>en</strong> dat het hof in rov. 5 (k<strong>en</strong>nelijk) op basis<br />
van (louter) de tekst van de overe<strong>en</strong>komst — <strong>en</strong><br />
met name van hetge<strong>en</strong> ‘niet expliciet’ in die tekst<br />
is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> — tot e<strong>en</strong> voorshands gegev<strong>en</strong><br />
oordeel aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />
is gekom<strong>en</strong>, vooralsnog zonder e<strong>en</strong> inhoudelijke<br />
beoordeling van de door Etam c.s. voor de<br />
door h<strong>en</strong> verdedigde uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />
aangevoerde <strong>en</strong> door het hof (t<strong>en</strong> dele) in rov. 4<br />
weergegev<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat het hof vervolg<strong>en</strong>s<br />
heeft beoordeeld of er aanleiding is Etam c.s. tot<br />
bewijslevering toe te lat<strong>en</strong>.<br />
Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel stond het het hof niet<br />
vrij om op deze wijze de door de Geme<strong>en</strong>te verdedigde<br />
uitleg van de overe<strong>en</strong>komst voorshands<br />
bewez<strong>en</strong> te acht<strong>en</strong> (behoud<strong>en</strong>s door Etam c.s. aan<br />
te voer<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> ter onderbouwing van e<strong>en</strong><br />
andere uitleg <strong>en</strong>/of door Etam c.s. te lever<strong>en</strong> bewijs<br />
di<strong>en</strong>aangaande), aangezi<strong>en</strong> het hof niet heeft<br />
vastgesteld dat (<strong>en</strong> zo ja, welke) feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />
zich voordo<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de<br />
(i) de aard van de overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong>/of<br />
(ii) de wijze van totstandkoming van de overe<strong>en</strong>komst,<br />
die e<strong>en</strong> dergelijke werkwijze rechtvaardig<strong>en</strong>,<br />
althans feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> die<br />
er (anderszins) op wijz<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> zodanig<br />
aandacht aan de formulering van de overe<strong>en</strong>komst<br />
hebb<strong>en</strong> besteed, dat, behoud<strong>en</strong>s bewijs<br />
van e<strong>en</strong> andere uitleg, mag word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
dat hetge<strong>en</strong> (expliciet) in de tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />
is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, uitputt<strong>en</strong>d de bedoeling<br />
van partij<strong>en</strong> weergeeft; de <strong>en</strong>kele overweging<br />
van het hof dat e<strong>en</strong> expliciete vermelding ‘voor<br />
de hand geleg<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong>, gelet op het ingrijp<strong>en</strong>de<br />
karakter van deze gestelde afspraak’, is<br />
daartoe niet voldo<strong>en</strong>de.<br />
In elk geval zijn 's hofs overweging<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het<br />
subonderdeel onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd, aangezi<strong>en</strong><br />
uit die overweging<strong>en</strong> niet blijkt op welke<br />
grond<strong>en</strong> — anders dan ‘het ingrijp<strong>en</strong>de karakter<br />
van deze gestelde afspraak’ —het hof heeft geme<strong>en</strong>d<br />
om op basis van (louter) de tekst van de<br />
overe<strong>en</strong>komst te mog<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> voorshands<br />
gegev<strong>en</strong> oordeel aangaande de uitleg van<br />
die overe<strong>en</strong>komst.<br />
3.4 Bij de beoordeling van het subonderdeel<br />
stel ik voorop dat, waar Etam c.s. zich op het<br />
bestaan van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van bepaalde<br />
strekking hebb<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong>, het aan Etam c.s.<br />
was e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst te stell<strong>en</strong>, bij<br />
betwisting daarvan aan te voer<strong>en</strong> op welke grond<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst zou moet<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> uitgegaan <strong>en</strong> die grond<strong>en</strong> zonodig te<br />
bewijz<strong>en</strong>.<br />
Hetge<strong>en</strong> het hof heeft overwog<strong>en</strong> sluit daarbij<br />
aan. Het hof heeft allereerst gereleveerd dat Etam<br />
c.s. zich op het standpunt hebb<strong>en</strong> gesteld dat is<br />
overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat zij de grond<strong>en</strong> van de fas<strong>en</strong><br />
2 <strong>en</strong> 3 t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst zelfstandige,<br />
grootschalige kantoorontwikkeling<br />
(60.000 m2) is toegestaan. Na te hebb<strong>en</strong> geconstateerd<br />
dat e<strong>en</strong> dergelijke strekking niet expliciet<br />
uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst blijkt, heeft het<br />
hof de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. di<strong>en</strong>aangaande<br />
nader onderzocht. Daarbij is het tot de conclusie<br />
gekom<strong>en</strong> dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
gebracht ontoereik<strong>en</strong>d is om daaruit de instemming<br />
van de Geme<strong>en</strong>te met e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
van de gestelde strekking te kunn<strong>en</strong> destiller<strong>en</strong>,<br />
bij welke stand van zak<strong>en</strong> ook aan bewijslevering<br />
ter zake niet wordt toegekom<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> is<br />
het hof uitgegaan van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst die Etam<br />
c.s. niet de door h<strong>en</strong> bedoelde kantoorontwikkeling<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>, maar slechts e<strong>en</strong><br />
ontwikkeling van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 t<strong>en</strong> behoeve van<br />
de eig<strong>en</strong> bedrijfsontwikkeling (de textielbranche)<br />
toestaat.<br />
Anders dan het subonderdeel lees ik de bestred<strong>en</strong><br />
overweging<strong>en</strong> niet aldus, dat het hof<br />
daarin de door de Geme<strong>en</strong>te verdedigde uitleg<br />
van de overe<strong>en</strong>komst, louter op basis van de tekst<br />
daarvan, ‘voorshands bewez<strong>en</strong>’ (p. 5 van de cassatiedagvaarding,<br />
tweede alinea) zou hebb<strong>en</strong> geacht.<br />
Nog daargelat<strong>en</strong> dat niet de uitleg van de<br />
Geme<strong>en</strong>te, maar de uitleg van Etam c.s. zonodig<br />
bewijs behoefde, is het hof, bij gebreke aan e<strong>en</strong><br />
toereik<strong>en</strong>de adstructie van de door Etam c.s. aan<br />
de overe<strong>en</strong>komst gegev<strong>en</strong> uitleg, aan bewijslevering<br />
überhaupt niet toegekom<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min kan<br />
het hof word<strong>en</strong> verwet<strong>en</strong> zich anderszins ontoelaatbaar<br />
door e<strong>en</strong> (louter op de tekst gebaseerd)<br />
‘voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel’ over de inhoud van<br />
de overe<strong>en</strong>komst te hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Het getuigt<br />
niet van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting <strong>en</strong> het<br />
is ev<strong>en</strong>min onbegrijpelijk dat het hof, bij zijn<br />
beoordeling van de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. over<br />
de strekking van de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst,<br />
in de eerste plaats heeft onderzocht of<br />
die strekking uit de tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />
blijkt, <strong>en</strong> dat het, na die vraag in ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de zin<br />
te hebb<strong>en</strong> beantwoord, vervolg<strong>en</strong>s heeft onderzocht<br />
of hetge<strong>en</strong> Etam c.s. voor het overige hebb<strong>en</strong><br />
aangevoerd (zie rov. 6, eerste volzin: ‘Hetge<strong>en</strong><br />
Etam cs verder op dit punt naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
gebracht (...)’), anders dan de tekst van de overe<strong>en</strong>komst,<br />
voldo<strong>en</strong>de steun aan de door h<strong>en</strong> ver-<br />
1784 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0012<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
dedigde uitleg van de overe<strong>en</strong>komst biedt. Het<br />
subonderdeel kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />
3.5 Subonderdeel 1.2 klaagt dat het oordeel<br />
in rov. 5 dat uit de overe<strong>en</strong>komst niet expliciet<br />
blijkt dat Etam c.s. de grond<strong>en</strong> in de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
de overe<strong>en</strong>komst zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />
toestaat, onbegrijpelijk, althans<br />
onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd is. Het subonderdeel<br />
releveert daartoe (onder verwijzing naar stelling<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. in de processtukk<strong>en</strong> van de<br />
feitelijk instanties):<br />
(a) de vermelding van ‘rechtsopvolgers onder<br />
algem<strong>en</strong>e of bijzondere titel’ <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> ‘nader te<br />
noem<strong>en</strong> meester’ in de aanhef <strong>en</strong> de considerans<br />
van de overe<strong>en</strong>komst;<br />
(b) het ketttingbeding van art. 5.6 voor het geval<br />
van vervreemding aan e<strong>en</strong> ‘rechtsopvolger’;<br />
(c) de vermelding<strong>en</strong> in art. 3.1 over e<strong>en</strong> inspanning<br />
van de Geme<strong>en</strong>te het bestemmingsplan zo<br />
op te stell<strong>en</strong> dat het gebruik van het verkochte<br />
‘zoals in deze overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
Masterplan die als bijlage 6 aan deze overe<strong>en</strong>komst<br />
zijn gehecht omschrev<strong>en</strong>’, voor (onder<br />
meer) kantor<strong>en</strong>, per fase, zal zijn toegestaan,<br />
waarbij het voor Etam c.s. ‘mogelijk (moet) zijn<br />
om de oppervlakte <strong>en</strong> hoogte van de bebouwing<br />
voor (...) kantor<strong>en</strong> met inachtneming van deze<br />
overe<strong>en</strong>komst naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...)’;<br />
(d) de vermelding in art. 4.10, dat de bepaling<strong>en</strong><br />
van de overe<strong>en</strong>komst, voor zover van toepassing,<br />
‘onverkort van toepassing zijn’ op de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong><br />
3A/B;<br />
(e) het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> beperking t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />
van het gebruik van de grond na de overdracht<br />
(branchebeperking), terwijl uitgangspunt bij verkoop<br />
van grond<strong>en</strong> is dat de eig<strong>en</strong>aar vrij is de<br />
grond<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> wijze die hem goeddunkt;<br />
(f) het grondbeslag <strong>en</strong> de hoogte van de bebouwing,<br />
blijk<strong>en</strong>de uit de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Masterplan.<br />
3.6 Het bestred<strong>en</strong> oordeel van het hof dat uit<br />
de overe<strong>en</strong>komst niet expliciet blijkt dat Etam c.s.<br />
de grond<strong>en</strong> in de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 t<strong>en</strong> behoeve van<br />
derd<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst<br />
zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />
toestaat, is naar mijn m<strong>en</strong>ing ook in het licht van<br />
de door het subonderdeel bedoelde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
van de overe<strong>en</strong>komst niet ontoereik<strong>en</strong>d of onbegrijpelijk<br />
gemotiveerd. Zoals het hof in rov. 6 heeft<br />
overwog<strong>en</strong>, dwing<strong>en</strong> de vermelding<strong>en</strong> van<br />
rechtsopvolgers <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> nader te noem<strong>en</strong><br />
meester (de hiervoor onder (a) <strong>en</strong> (b) bedoelde<br />
elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) allerminst tot de conclusie dat partij<strong>en</strong><br />
projectontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong><br />
voor og<strong>en</strong> heeft gestaan. Datzelfde geldt voor<br />
de (hiervoor onder (c) bedoelde) vermelding<strong>en</strong> in<br />
art. 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst, waarbij overig<strong>en</strong>s<br />
opmerking verdi<strong>en</strong>t dat die bepaling (anders dan<br />
uit het citaat in het subonderdeel zou kunn<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> afgeleid) niet spreekt van ‘los’ van het<br />
gebruik door Etam Groep te ontwikkel<strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>,<br />
maar van ‘het gebruik van het Verkochte (...)<br />
voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet zonder<br />
winkeluitstraling op de begane grond van het<br />
distributiec<strong>en</strong>trum tot maximaal 500 m2, showrooms<br />
<strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>’. Ook de vrijheid van Etam<br />
Groep om (meer volledig geciteerd:) ‘(b)inn<strong>en</strong><br />
het vast te stell<strong>en</strong> c.q. aan te pass<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
(...) de oppervlakte <strong>en</strong> hoogte van de bebouwing<br />
voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet <strong>en</strong><br />
kantor<strong>en</strong> met inachtneming van deze overe<strong>en</strong>komst<br />
naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...)’ impliceert<br />
ge<strong>en</strong>szins dat kantoorontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve<br />
van derd<strong>en</strong> (laat staan: expliciet) wordt<br />
toegestaan. De (hiervoor onder (d) bedoelde) vermelding<br />
in art. 4.10 over het onverkort van toepassing<br />
zijn van de bepaling<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst<br />
op de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3A/B kan naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />
ev<strong>en</strong>min als e<strong>en</strong> relevante aanwijzing voor de<br />
door Etam c.s. verdedigde strekking van de overe<strong>en</strong>komst<br />
(laat staan als e<strong>en</strong> expliciete regeling<br />
daarvan) word<strong>en</strong> opgevat. Dat geldt ook voor het<br />
(hiervoor onder (e) bedoelde) ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />
branchebeperking, in welk verband mede van<br />
belang is dat het hof niet onbegrijpelijk heeft<br />
geoordeeld dat e<strong>en</strong> op projectontwikkeling t<strong>en</strong><br />
behoeve van derd<strong>en</strong> gerichte opzet het karakter<br />
van de overe<strong>en</strong>komst zozeer zou hebb<strong>en</strong> bepaald<br />
(in rov. 5 heeft het hof van ‘het ingrijp<strong>en</strong>de karakter’<br />
van e<strong>en</strong> daarop gerichte afspraak gesprok<strong>en</strong>),<br />
dat niet kan word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> in<br />
hun (k<strong>en</strong>nelijk op het gebruik van het verkochte<br />
door Etam Groep zelf toegespitste) overe<strong>en</strong>komst<br />
zulks ongeregeld zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong><br />
de achtergrond van dat laatste heeft het hof in rov.<br />
6 k<strong>en</strong>nelijk ook de aanwijzing<strong>en</strong> die zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d aan het aan de hand van de<br />
tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Masterplan te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> (aanzi<strong>en</strong>lijke)<br />
kantoorvolume als adstructie van de door<br />
Etam c.s. verdedigde strekking van de overe<strong>en</strong>komst<br />
(laat staan: als e<strong>en</strong> expliciete uitwerking<br />
daarvan) onvoldo<strong>en</strong>de geacht. Het subonderdeel<br />
kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />
3.7 Subonderdeel 1.3 klaagt dat als het hof de<br />
in subonderdeel 1.2 bedoelde feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />
niet zou hebb<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong> in het<br />
kader van de beantwoording van de vraag óf van<br />
de door Etam c.s. verdedigde uitleg ‘expliciet’ uit<br />
de overe<strong>en</strong>komst blijkt, maar eerst in het kader<br />
van zijn onderzoek of er, gegev<strong>en</strong> zijn voorshands<br />
gegev<strong>en</strong> oordeel aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst,<br />
voldo<strong>en</strong>de sterke aanwijzing<strong>en</strong> zijn<br />
voor e<strong>en</strong> uitleg die van het voorshands gegev<strong>en</strong><br />
oordeel afwijkt, de bestred<strong>en</strong> overweging<strong>en</strong> van<br />
e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting blijk gev<strong>en</strong>, althans<br />
AB Afl. 40 - 2011 1785<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0013<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
onvoldo<strong>en</strong>de zijn gemotiveerd. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />
had het hof bij zijn op de tekst van de<br />
overe<strong>en</strong>komst voorshands gebaseerde oordeel<br />
omtr<strong>en</strong>t de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst de feit<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> in aanmerking moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong><br />
die op deze tekst betrekking hebb<strong>en</strong>, althans<br />
had het hof moet<strong>en</strong> aangev<strong>en</strong> waarom het die<br />
feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> niet heeft betrokk<strong>en</strong><br />
bij zijn op de tekst van de overe<strong>en</strong>komst gebaseerde<br />
voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel, maar bij zijn<br />
onderzoek naar aanwijzing<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> van het<br />
voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel afwijk<strong>en</strong>de uitleg.<br />
3.8 Ev<strong>en</strong>als subonderdeel 1.1 veronderstelt<br />
subonderdeel 1.3 e<strong>en</strong> gedachtegang, die het hof<br />
in werkelijkheid niet heeft gevolgd. Het hof heeft<br />
zich niet, louter op basis van de tekst van de<br />
overe<strong>en</strong>komst, voorshands e<strong>en</strong> oordeel over de<br />
uitleg daarvan gevormd, maar heeft de door Etam<br />
c.s. verdedigde uitleg onderzocht, waarbij het,<br />
naar niet onbegrijpelijk is <strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> alleszins<br />
voor de hand ligt, in de eerste plaats heeft<br />
beoordeeld of de door Etam c.s. verdedigde uitleg<br />
expliciet uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst blijkt.<br />
Na te hebb<strong>en</strong> geoordeeld dat zulks niet het geval<br />
is, is het hof ingegaan op ‘(h)etge<strong>en</strong> Etam cs op dit<br />
punt verder naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht’, in welk<br />
verband het ook aandacht heeft geschonk<strong>en</strong> aan<br />
elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst, die, alhoewel zij<br />
niet e<strong>en</strong> expliciete regeling van de door Etam c.s.<br />
verdedigde strekking belicham<strong>en</strong>, voor die strekking<br />
mogelijk wel e<strong>en</strong> aanwijzing bied<strong>en</strong>. Die<br />
werkwijze geeft naar mijn m<strong>en</strong>ing niet van e<strong>en</strong><br />
onjuiste rechtsopvatting blijk <strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>min onbegrijpelijk.<br />
3.9 Subonderdeel 1.4 klaagt dat het hof, voor<br />
zover het met betrekking tot de uitleg van de<br />
overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (slechts) heeft onderzocht<br />
of de Geme<strong>en</strong>te heeft ingestemd <strong>en</strong><br />
welke betek<strong>en</strong>is de Geme<strong>en</strong>te redelijkerwijs al<br />
dan niet aan de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. mocht toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, van e<strong>en</strong> onjuiste<br />
rechtsopvatting blijk heeft gegev<strong>en</strong>. Voor het antwoord<br />
op de vraag hoe in e<strong>en</strong> schriftelijke overe<strong>en</strong>komst<br />
de verhouding tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> is geregeld,<br />
komt het volg<strong>en</strong>s het subonderdeel immers<br />
aan op de zin die partij<strong>en</strong> over <strong>en</strong> weer<br />
redelijkerwijs aan deze bepaling<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> zij te di<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> redelijkerwijs<br />
van elkaar mocht<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s het<br />
subonderdeel wordt dat niet anders, als de rechter,<br />
zoals — volg<strong>en</strong>s het subonderdeel — in de<br />
onderhavige zaak, uitgaande van e<strong>en</strong> op grond<br />
van e<strong>en</strong> taalkundige uitleg voorshands gegev<strong>en</strong><br />
oordeel, heeft onderzocht of er aanwijzing<strong>en</strong> zijn<br />
voor e<strong>en</strong> van dat voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel<br />
afwijk<strong>en</strong>de uitleg.<br />
3.10 Naar mijn m<strong>en</strong>ing heeft het hof niet uit<br />
het oog verlor<strong>en</strong> dat het bij de vaststelling van de<br />
inhoud van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst aankomt op de zin<br />
die partij<strong>en</strong> over <strong>en</strong> weer redelijkerwijs aan de<br />
overe<strong>en</strong>komst mocht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> op hetge<strong>en</strong><br />
zij te di<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> redelijkerwijs van elkaar mocht<strong>en</strong><br />
verwacht<strong>en</strong>. Waar het hof in de op<strong>en</strong>ingszin<br />
van rov. 6 heeft overwog<strong>en</strong> dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s.<br />
verder op dit punt naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht,<br />
onvoldo<strong>en</strong>de is om daaruit (anderszins) de instemming<br />
van de Geme<strong>en</strong>te te destiller<strong>en</strong>, had<br />
het hof daarmee k<strong>en</strong>nelijk niet alle<strong>en</strong> de vraag op<br />
het oog of de Geme<strong>en</strong>te met de door Etam c.s.<br />
verdedigde inhoud heeft ingestemd, maar ook (<strong>en</strong><br />
naar mijn m<strong>en</strong>ing in de eerste plaats) of Etam c.s.<br />
uit de door h<strong>en</strong> aangevoerde feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />
zodanige instemming van de Geme<strong>en</strong>te<br />
hebb<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> afleid<strong>en</strong> (‘destiller<strong>en</strong>’). Ook de<br />
slotzin van rov. 6, die op de aan de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />
Masterplan te verbind<strong>en</strong> conclusies betrekking<br />
heeft <strong>en</strong> waarin sprake is van het al dan niet<br />
gerechtvaardigd zijn van de conclusie dat de Geme<strong>en</strong>te<br />
met het aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong><br />
behoeve van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd,<br />
betreft naar mijn m<strong>en</strong>ing niet (althans niet<br />
slechts) de vraag of de Geme<strong>en</strong>te heeft ingestemd,<br />
maar (ook <strong>en</strong> vooral) de vraag of Etam c.s. de<br />
conclusie hebb<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong> dat van zodanige<br />
instemming sprake was. Het beroep van het<br />
subonderdeel op rov. 7, tweede volzin, leidt niet<br />
tot e<strong>en</strong> andere conclusie. Rov. 7, tweede volzin,<br />
betreft hetge<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te op haar beurt uit de<br />
verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> van Etam c.s. heeft<br />
moet<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong>.<br />
3.11 Subonderdeel 1.5 is gericht teg<strong>en</strong> rov. 6.<br />
Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel is het oordeel van het<br />
hof dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. verder op dit punt naar<br />
vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht onvoldo<strong>en</strong>de om daaruit<br />
(anderszins) de instemming van de Geme<strong>en</strong>te te<br />
destiller<strong>en</strong>, onbegrijpelijk, althans onvoldo<strong>en</strong>de<br />
gemotiveerd, althans is het hof daarmee voorbijgegaan<br />
aan ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong> van Etam c.s..<br />
Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel heeft het hof immers<br />
de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. ter zake van de gespreksverslag<strong>en</strong><br />
met de geme<strong>en</strong>teambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
het volume van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 dat voor Etam c.s.<br />
(voorlopig) te groot is, e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander zoals opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
in de sam<strong>en</strong>vatting van de stelling<strong>en</strong> van<br />
Etam c.s. in rov. 4, niet (k<strong>en</strong>baar) in zijn oordeel in<br />
rov. 6 betrokk<strong>en</strong> 7 . Voor zover het hof deze stelling<strong>en</strong><br />
voor zijn onderzoek niet van belang heeft<br />
geacht, is zulks volg<strong>en</strong>s het subonderdeel onbegrijpelijk,<br />
terwijl het bestred<strong>en</strong> arrest onvoldo<strong>en</strong>de<br />
is gemotiveerd, voor zover de verwerping<br />
van deze stelling<strong>en</strong> in de weergave van de be-<br />
7 Etam c.s. verwijz<strong>en</strong> in dit verband naar de conclusie van repliek<br />
onder 5, de pleitnota in eerste aanleg onder 18 <strong>en</strong> 20 <strong>en</strong> de<br />
pleitnota in hoger beroep onder 2.3.<br />
1786 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0014<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
twisting daarvan door de Geme<strong>en</strong>te in rov. 4 beslot<strong>en</strong><br />
mocht ligg<strong>en</strong>.<br />
3.12 Bij de beoordeling van deze klacht van<br />
het subonderdeel stel ik voorop dat het hof zich de<br />
beide stelling<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong>s zijn sam<strong>en</strong>vatting van<br />
het standpunt van Etam c.s. in rov. 4, zeer wel<br />
bewust is geweest.<br />
Het beroep van Etam c.s. op gespreksverslag<strong>en</strong><br />
met de geme<strong>en</strong>teambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> was toegespitst<br />
op de stelling dat Etam c.s. na verwerving van de<br />
grond vrij wild<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong>domsrecht<strong>en</strong> aan derd<strong>en</strong><br />
over te drag<strong>en</strong>, in het bijzonder omdat m<strong>en</strong> de<br />
financiering mogelijk anders zou will<strong>en</strong> regel<strong>en</strong>,<br />
m<strong>en</strong> de kantoor- <strong>en</strong>/of DC-ruimte mogelijk niet of<br />
niet helemaal meer nodig zou hebb<strong>en</strong> of omdat de<br />
bouw in verband met slechte economische omstandighed<strong>en</strong><br />
zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgesteld<br />
(conclusie van repliek, onder 5) <strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te<br />
daarop de gelding van e<strong>en</strong> bouwplicht bij<br />
verkoop van de grond zou hebb<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukt. Het<br />
hof is in rov. 6 wel degelijk op de mogelijkheid van<br />
eig<strong>en</strong>domsoverdracht ingegaan, <strong>en</strong> heeft in dat<br />
verband geoordeeld dat die mogelijkheid de door<br />
Etam c.s. voorgestane uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />
niet zonder meer bevestigt. Dat oordeel is niet<br />
onbegrijpelijk, ook niet in het licht van hetge<strong>en</strong><br />
Etam c.s. hebb<strong>en</strong> gesteld over hetge<strong>en</strong> ter zake<br />
blijkt uit de bedoelde besprekingsverslag<strong>en</strong>, in<br />
welke verslag<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s niet van grootschalige<br />
kantoorontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong><br />
wordt gerept.<br />
Wat het volume van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 betreft,<br />
hebb<strong>en</strong> de stelling<strong>en</strong> zich toegespitst op het kantoorvolume,<br />
waarbij Etam c.s. e<strong>en</strong> verband hebb<strong>en</strong><br />
gelegd met hetge<strong>en</strong> uit de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Masterplan<br />
zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid (conclusie<br />
van repliek onder 6 <strong>en</strong> 7). Daarover heeft het hof<br />
in rov. 6 wel degelijk geoordeeld, <strong>en</strong> wel in die zin,<br />
dat het te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> kantoorvolume in de gegev<strong>en</strong><br />
omstandighed<strong>en</strong> niet de conclusie rechtvaardigt<br />
dat de Geme<strong>en</strong>te met ontwikkeling daarvan<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> heeft ingestemd.<br />
Om deze red<strong>en</strong><strong>en</strong> mist de klacht dat het hof de<br />
bedoelde stelling<strong>en</strong> niet in zijn oordeel in rov. 6<br />
heeft betrokk<strong>en</strong>, feitelijke grondslag.<br />
3.13 Het subonderdeel klaagt voorts dat het<br />
hof ook op e<strong>en</strong> aantal andere ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. niet is ingegaan. Het betreft:<br />
(a) de voorgeschied<strong>en</strong>is van de overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong><br />
de toezegging<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitlating<strong>en</strong> die door de (to<strong>en</strong>malige)<br />
burgemeester van de Geme<strong>en</strong>te zijn gedaan,<br />
(b) de betrokk<strong>en</strong>heid van T<strong>en</strong>stone, die reeds t<strong>en</strong><br />
tijde van de onderhandeling<strong>en</strong> niet meer tot het<br />
Etam-concern behoorde,<br />
(c) de verschuldigdheid van e<strong>en</strong> optieprijs teg<strong>en</strong>over<br />
de door Etam c.s. bedong<strong>en</strong> vrijheid,<br />
(d) de erk<strong>en</strong>ning door de Geme<strong>en</strong>te dat het kantor<strong>en</strong>deel<br />
in het bestemmingsplan Dwarstocht<br />
zowel functioneel als qua maatvoering in strijd<br />
is met de overe<strong>en</strong>komst,<br />
uit welke feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het<br />
subonderdeel volgt welke belang<strong>en</strong> zowel de Geme<strong>en</strong>te<br />
als Etam c.s. bij de overe<strong>en</strong>komst hadd<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> (daarmee) wat hun bij het sluit<strong>en</strong> van de<br />
overe<strong>en</strong>komst voor og<strong>en</strong> stond.<br />
3.14 De onder (a) bedoelde stelling zou ess<strong>en</strong>tieel<br />
zijn, als aan Etam c.s. in het vooruitzicht zou<br />
zijn gesteld dat ontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van<br />
derd<strong>en</strong> haar zou vrijstaan. Dat laatste is echter<br />
niet aan het subonderdeel t<strong>en</strong> grondslag gelegd<br />
<strong>en</strong> blijkt, voor zover ik kan nagaan, ook niet uit de<br />
stukk<strong>en</strong> van de feitelijke instanties. Ook de onder<br />
(b) bedoelde omstandigheid impliceert niet zonder<br />
meer dat de Geme<strong>en</strong>te moet word<strong>en</strong> geacht<br />
met projectontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong><br />
te hebb<strong>en</strong> ingestemd, ev<strong>en</strong>min als de onder (c)<br />
bedoelde verschuldigdheid van e<strong>en</strong> optieprijs.<br />
Wat de onder (d) bedoelde erk<strong>en</strong>ning betreft,<br />
geldt t<strong>en</strong> slotte dat het hof deze k<strong>en</strong>nelijk niet in<br />
verband heeft gebracht met de beweerde strijd<br />
van het bestemmingsplan met de overe<strong>en</strong>komst,<br />
maar met de op zichzelf juist te acht<strong>en</strong> uitkomst<br />
van de op basis van de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> uitgevoerde<br />
berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van het kantoorvolume 8 . Di<strong>en</strong>aangaande<br />
heeft het hof in rov. 6 echter geoordeeld,<br />
dat noch de op de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong> stippellijntjes<br />
bij fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3, noch de daarop aangegev<strong>en</strong><br />
kantoorhoogt<strong>en</strong> die bij narek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />
aanzi<strong>en</strong>lijk kantoorvolume leid<strong>en</strong>, in de gegev<strong>en</strong><br />
omstandighed<strong>en</strong> de conclusie rechtvaardig<strong>en</strong> dat<br />
de Geme<strong>en</strong>te met ontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van<br />
derd<strong>en</strong> van dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume heeft<br />
ingestemd. Ook in zoverre kan het subonderdeel<br />
niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />
3.15 Subonderdeel 1.6 richt zich teg<strong>en</strong> het<br />
oordeel in rov. 6 dat de considerans van de overe<strong>en</strong>komst<br />
ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele aanknoping biedt voor de<br />
door Etam c.s. gegev<strong>en</strong> uitleg, maar juist het<br />
standpunt van de Geme<strong>en</strong>te ondersteunt. Volg<strong>en</strong>s<br />
het subonderdeel is dit oordeel, zonder nadere<br />
motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. In<br />
de derde <strong>en</strong> vierde overweging van de considerans<br />
wordt immers uitdrukkelijk melding gemaakt<br />
van Etam Groep <strong>en</strong>/ of haar rechtsopvolgers,<br />
terwijl niet valt in te zi<strong>en</strong> dat of hoe het<br />
8 Zie in dat verband in het bijzonder de pleitnota zijd<strong>en</strong>s Etam<br />
c.s. in hoger beroep onder 2.3: ‘De Geme<strong>en</strong>te erk<strong>en</strong>t dat het<br />
bestemmingsplan niet overe<strong>en</strong>komstig de Overe<strong>en</strong>komst is<br />
vastgesteld, als (zoals Etam stelt) moet word<strong>en</strong> uitgegaan<br />
van 60.000 m2 kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> 35.000 m2 distributiec<strong>en</strong>tra. De<br />
Geme<strong>en</strong>te stelt dat die ontwikkeling<strong>en</strong> niet zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
(...). (...) Etam <strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te zijn het er over e<strong>en</strong>s dat<br />
het door de Geme<strong>en</strong>te gemaakte bestemmingsplan niet in<br />
g<strong>en</strong>oemde vierkante meters voorziet (...)’ (onderstreping toegevoegd;<br />
LK).<br />
AB Afl. 40 - 2011 1787<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0015<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
belang van e<strong>en</strong> volcontinu distributieproces respectievelijk<br />
het ess<strong>en</strong>tiële belang bij uitbreiding<br />
met de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 met het oog op de continuïteit<br />
van het distributiec<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> de daarbij behor<strong>en</strong>de<br />
werkgeleg<strong>en</strong>heid, belang<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
zijn van e<strong>en</strong> rechtsopvolger van Etam Groep,<br />
indi<strong>en</strong> het daarbij slechts zou gaan om e<strong>en</strong> rechtsopvolger<br />
in het kader van <strong>en</strong>igerlei financieringsconstructie.<br />
3.16 K<strong>en</strong>nelijk heeft het hof het oog gehad op<br />
de verwijzing<strong>en</strong> in de considerans naar de w<strong>en</strong>s<br />
e<strong>en</strong> vol continu distributieproces te hanter<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
naar het belang van de uitbreiding van de fas<strong>en</strong> 2<br />
<strong>en</strong> 3 voor de continuïteit van het distributiec<strong>en</strong>trum,<br />
<strong>en</strong> geoordeeld dat dit e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander k<strong>en</strong>nelijk<br />
niet de willekeurige derd<strong>en</strong> betreft, t<strong>en</strong> behoeve<br />
van wie Etam c.s. zich thans tot zelfstandige<br />
(kantoor)ontwikkeling bevoegd acht<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong> die<br />
achtergrond is het bestred<strong>en</strong> oordeel niet onbegrijpelijk<br />
<strong>en</strong> kan de klacht van het subonderdeel<br />
niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />
Overig<strong>en</strong>s zie ik niet in waarom, zoals het<br />
subonderdeel betoogt, het belang van de mogelijkheid<br />
van e<strong>en</strong> vol continu distributieproces <strong>en</strong><br />
het belang van de uitbreiding van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3<br />
voor de continuïteit van het distributiec<strong>en</strong>trum<br />
de derde/rechtsopvolger onder bijzondere titel<br />
die bij de financiering van e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander t<strong>en</strong><br />
behoeve van Etam Groep is betrokk<strong>en</strong>, niet<br />
mede zoud<strong>en</strong> aangaan. Daarbij komt dat het hof<br />
het faciliter<strong>en</strong> van financieringsconstructies k<strong>en</strong>nelijk<br />
slechts heeft g<strong>en</strong>oemd als e<strong>en</strong> voorbeeld<br />
van het belang met het oog waarop in de considerans<br />
van ‘Etam Groep <strong>en</strong>/of haar rechtsopvolgers<br />
onder algem<strong>en</strong>e of bijzondere titel’ wordt<br />
gesprok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ander voorbeeld, dat ev<strong>en</strong>min de<br />
juistheid van de door Etam c.s. verdedigde uitleg<br />
van de overe<strong>en</strong>komst impliceert, betreft het geval<br />
dat het bedrijf van Etam Groep door e<strong>en</strong> andere<br />
<strong>en</strong>titeit wordt voortgezet.<br />
3.17 Subonderdeel 1.7 is gericht teg<strong>en</strong> de vaststelling<br />
in rov. 6 dat hetge<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te heeft<br />
gesteld over de (lagere) grondprijs (als bedrijfsgrond<br />
<strong>en</strong> niet voor grootschalige kantoorbouw),<br />
onweersprok<strong>en</strong> is. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel, dat<br />
naar e<strong>en</strong> vindplaats in de stukk<strong>en</strong> van de feitelijke<br />
instanties verwijst, hebb<strong>en</strong> Etam c.s. aangevoerd<br />
dat de prijs niet is gebaseerd op de waarde als<br />
bedrijfsterrein, maar e<strong>en</strong> alleszins redelijk gemiddelde<br />
prijs voor bedrijfsruimte <strong>en</strong> kantoorruimte<br />
was.<br />
3.18 Voor het hof was k<strong>en</strong>nelijk ess<strong>en</strong>tieel dat<br />
de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> prijs in elk geval niet e<strong>en</strong><br />
voornem<strong>en</strong> van grootschalige kantoorbouw<br />
weerspiegelde. De door het subonderdeel bedoelde<br />
betwisting laat onverlet dat inderdaad<br />
van e<strong>en</strong> lagere prijs dan die voor kantoorruimte<br />
sprake was, nog daargelat<strong>en</strong> of Etam c.s. met de<br />
prijs voor kantoorruimte ook hetzelfde hebb<strong>en</strong><br />
bedoeld als het hof, waar dit van de grondprijs<br />
voor grootschalige kantoorbouw heeft gesprok<strong>en</strong>.<br />
Overig<strong>en</strong>s acht ik het argum<strong>en</strong>t van het hof<br />
valide. Daarbij moet onder meer word<strong>en</strong> bedacht<br />
dat grondtransacties tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
commerciële marktpartij teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere grondprijs<br />
dan objectief is verantwoord, in het licht van<br />
de Europese staatssteunregels problematisch<br />
kunn<strong>en</strong> zijn 9 .<br />
3.19 Subonderdeel 1.8 bestrijdt het oordeel in<br />
rov. 7 dat aan bewijslevering niet wordt toegekom<strong>en</strong>,<br />
nu de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. ontoereik<strong>en</strong>d<br />
zijn om hun andersluid<strong>en</strong>de conclusie te<br />
drag<strong>en</strong>. Dat oordeel zou getuig<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onjuiste<br />
rechtsopvatting, althans onbegrijpelijk, dan wel<br />
onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd zijn.<br />
Voor het geval dat het hof heeft bedoeld dat<br />
Etam c.s. onvoldo<strong>en</strong>de hebb<strong>en</strong> gesteld, zodat aan<br />
bewijslevering niet wordt toegekom<strong>en</strong>, betoogt<br />
het subonderdeel dat zonder nadere motivering,<br />
die ontbreekt, niet valt in te zi<strong>en</strong> waarom zulks<br />
het geval zou zijn, waarbij het subonderdeel aanvoert,<br />
dat de stelling<strong>en</strong> di<strong>en</strong>aangaande, die — naar<br />
in subonderdeel 1.5 ligt beslot<strong>en</strong>, slechts t<strong>en</strong> dele<br />
in rov. 4 zijn weergegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> nog kleiner<br />
gedeelte in rov. 6 zijn besprok<strong>en</strong> — zowel op de<br />
(taalkundige uitleg van de) tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />
als op de verklaring<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong> voor (<strong>en</strong><br />
ook na) het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst betrekking<br />
hebb<strong>en</strong>.<br />
Voor zover het geval dat het hof zou hebb<strong>en</strong><br />
geoordeeld dat Etam c.s. weliswaar voldo<strong>en</strong>de<br />
hebb<strong>en</strong> gesteld, maar aan hun bewijsaanbod kan<br />
word<strong>en</strong> voorbijgegaan, omdat hun stelling<strong>en</strong> niet<br />
ter zake di<strong>en</strong><strong>en</strong>d zijn, betoogt het subonderdeel<br />
dat die stelling<strong>en</strong> wel degelijk kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot,<br />
althans bijdrag<strong>en</strong> aan de conclusie dat Etam c.s. de<br />
grond<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van<br />
derd<strong>en</strong>.<br />
Voor zover het hof niet zou hebb<strong>en</strong> bedoeld<br />
aan <strong>en</strong>ig bewijsaanbod voorbij te gaan omdat dit<br />
niet ter zake di<strong>en</strong><strong>en</strong>d zou zijn, maar zou hebb<strong>en</strong><br />
geoordeeld dat nadere bewijslevering het hof niet<br />
tot e<strong>en</strong> andere uitleg van de overe<strong>en</strong>komst zou<br />
kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, zou het hof van e<strong>en</strong> onjuiste<br />
rechtsopvatting hebb<strong>en</strong> blijk gegev<strong>en</strong>, omdat<br />
het hof alsdan op grond van e<strong>en</strong> verbod<strong>en</strong> prognose<br />
omtr<strong>en</strong>t het resultaat daarvan aan bewijslevering<br />
is voorbijgegaan.<br />
3.20 Het hof heeft in rov. 6 overwog<strong>en</strong> dat<br />
hetge<strong>en</strong> Etam c.s. (verder) op dit punt (met betrekking<br />
tot de vraag of de overe<strong>en</strong>komst Etam c.s.<br />
ontwikkeling van de betrokk<strong>en</strong> grond<strong>en</strong> t<strong>en</strong> be-<br />
9 Mededeling van de Commissie betreff<strong>en</strong>de staatssteunelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />
bij de verkoop van grond<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong> door op<strong>en</strong>bare<br />
instanties, PbEG 1997, C 209/3-5.<br />
1788 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0016<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
hoeve van derd<strong>en</strong> toestond) naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />
gebracht, onvoldo<strong>en</strong>de is om daaruit (anderszins)<br />
de instemming van de Geme<strong>en</strong>te te destiller<strong>en</strong>. In<br />
rov. 7 heeft het hof overwog<strong>en</strong> dat de stelling<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. ontoereik<strong>en</strong>d zijn om hun andersluid<strong>en</strong>de<br />
conclusie te drag<strong>en</strong>. Deze overweging<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> mijns inzi<strong>en</strong>s niet anders word<strong>en</strong> verstaan,<br />
dan dat de door Etam c.s. gestelde feit<strong>en</strong>,<br />
zelfs indi<strong>en</strong> bewez<strong>en</strong>, het door h<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong><br />
rechtsgevolg (te wet<strong>en</strong> dat het hun contractueel<br />
vrijstond de betrokk<strong>en</strong> grond<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van<br />
derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>) niet kunn<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
dat Etam c.s. in die zin onvoldo<strong>en</strong>de hebb<strong>en</strong> gesteld<br />
<strong>en</strong> niet aan hun stelplicht hebb<strong>en</strong> voldaan.<br />
Dat oordeel is, in het licht van hetge<strong>en</strong> het hof in<br />
de (met de voorgaande subonderdel<strong>en</strong> tevergeefs<br />
bestred<strong>en</strong>) rov. 4–7 heeft overwog<strong>en</strong>, niet ontoereik<strong>en</strong>d<br />
of onbegrijpelijk gemotiveerd. Dat de<br />
betrokk<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. zowel op de<br />
(taalkundige uitleg van de) tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />
als op de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> voor<br />
(<strong>en</strong> ook na) het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst betrekking<br />
hebb<strong>en</strong>, doet daaraan niet af. Waar het<br />
hof niet aan bewijslevering is toegekom<strong>en</strong>, behoefde<br />
het ev<strong>en</strong>min <strong>en</strong>ig bewijsaanbod (al dan<br />
niet als ter zake di<strong>en</strong><strong>en</strong>d) te beoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> was<br />
<strong>en</strong>ige prognose omtr<strong>en</strong>t het resultaat van e<strong>en</strong><br />
ev<strong>en</strong>tuele bewijslevering niet aan de orde.<br />
Overig<strong>en</strong>s wijs ik erop dat het bewijsaanbod<br />
in de inleid<strong>en</strong>de dagvaarding <strong>en</strong> het bewijsaanbod<br />
in de memorie van griev<strong>en</strong>, beide met de door<br />
het subonderdeel g<strong>en</strong>oemde vindplaats<strong>en</strong>, voor<br />
zover gespecificeerd, nu juist niet betrekking hebb<strong>en</strong><br />
op feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> op grond waarvan<br />
moet word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het Etam c.s.<br />
contractueel vrijstond de betrokk<strong>en</strong> grond<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />
behoeve van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>.<br />
3.21 Subonderdeel 1.9 betreft de doorwerking<br />
bij welslag<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> of meer van de klacht<strong>en</strong> van<br />
de voorgaande subonderdel<strong>en</strong> in de rov. 8, 12, 14,<br />
16 <strong>en</strong> 17, <strong>en</strong> mist, naast die voorgaande onderdel<strong>en</strong>,<br />
zelfstandige betek<strong>en</strong>is.<br />
3.22 Alvor<strong>en</strong>s de beschouwing<strong>en</strong> over onderdeel<br />
1 te besluit<strong>en</strong>, wijs ik nog erop dat, in het<br />
geval de Hoge Raad één of meer klacht<strong>en</strong> van het<br />
onderdeel gegrond zou bevind<strong>en</strong>, zulks slechts<br />
dan tot cassatie zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> ook<br />
rov. 9 in cassatie ge<strong>en</strong> stand zal houd<strong>en</strong>. Zoals<br />
hierna (in het bijzonder onder 3.25) bij de bespreking<br />
van onderdeel 2 nog aan de orde zal kom<strong>en</strong>,<br />
vormt het in die rechtsoverweging vervatte oordeel,<br />
naast de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst, e<strong>en</strong><br />
zelfstandig drag<strong>en</strong>de grond voor de verwerping<br />
van het verwijt dat de Geme<strong>en</strong>te ge<strong>en</strong> ontwikkeling<br />
van zelfstandige, grootschalige kantoorruimte<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> mogelijk heeft<br />
gemaakt.<br />
Formele rechtskracht<br />
3.23 Onderdeel 2 — dat de subonderdel<strong>en</strong> 2.0–<br />
2.7 omvat — richt zich teg<strong>en</strong> rov. 9. Subonderdeel<br />
2.0, dat inleid<strong>en</strong>d van aard is, bevat ge<strong>en</strong> zelfstandige<br />
klacht<strong>en</strong>.<br />
3.24 Subonderdeel 2.1 betoogt dat het hof in<br />
rov. 9 van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan.<br />
Volg<strong>en</strong>s het onderdeel bestrijkt de formele<br />
rechtskracht niet mede e<strong>en</strong> geval als het onderhavige,<br />
waarin e<strong>en</strong> privaatrechtelijk (rechts)persoon<br />
(‘burger’) met e<strong>en</strong> publiekrechtelijke rechtspersoon<br />
(‘overheid’) e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst sluit,<br />
waarbij de laatste zich verbindt zijn publiekrechtelijke<br />
bevoegdhed<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uit te<br />
oef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook wanneer voor de desbetreff<strong>en</strong>de<br />
burger e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omklede<br />
rechtsgang op<strong>en</strong>staat of heeft op<strong>en</strong>gestaan <strong>en</strong> hij<br />
deze niet (dan wel tevergeefs) heeft gevolgd, kan<br />
de burger volg<strong>en</strong>s het subonderdeel ervoor kiez<strong>en</strong><br />
om, na of naast de bestuursrechtelijke rechtsgang,<br />
<strong>en</strong> uitgaande van de (bestuursrechtelijke)<br />
rechtmatigheid van het besluit, zich op het standpunt<br />
te stell<strong>en</strong> dat het besluit e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare<br />
tekortkoming inhoudt t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van hetge<strong>en</strong><br />
waartoe de overheid zich bij wege van (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />
teg<strong>en</strong>over de desbetreff<strong>en</strong>de<br />
individuele burger heeft verbond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> op<br />
die grond bij de burgerlijke rechter schadevergoeding<br />
te vorder<strong>en</strong>.<br />
Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel doet hieraan niet af<br />
dat de burger de binding van de overheid aan de<br />
overe<strong>en</strong>komst ook aan de orde kan of kon stell<strong>en</strong><br />
in de bestuursrechtelijke procedure door zich op<br />
het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel te beroep<strong>en</strong>. De toetsing<br />
aan het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel in bestuursrechtelijke<br />
context is, nog steeds volg<strong>en</strong>s het subonderdeel,<br />
van andere aard dan de toetsing die de<br />
burgerlijke rechter moet uitvoer<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij te<br />
oordel<strong>en</strong> krijgt over e<strong>en</strong> op toerek<strong>en</strong>bare tekortkoming<br />
in de <strong>nakoming</strong> gebaseerde vordering tot<br />
vergoeding van schade. Het onderdeel betoogt<br />
dat in het niet-vernietig<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> besluit door<br />
de bestuursrechter niet tev<strong>en</strong>s ligt beslot<strong>en</strong> dat<br />
(het nem<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de inhoud van) het besluit ook<br />
ge<strong>en</strong> wanprestatie van de overheid ter zake van<br />
e<strong>en</strong> door haar geslot<strong>en</strong> (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />
zou kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>, op de grond dat de<br />
inhoud van het besluit niet in overe<strong>en</strong>stemming is<br />
met hetge<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> daaromtr<strong>en</strong>t (contractueel)<br />
war<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Daarbij is volg<strong>en</strong>s het<br />
subonderdeel voorts nog van belang dat in het<br />
onderhavige, concrete geval de overe<strong>en</strong>komst<br />
nam<strong>en</strong>s de Geme<strong>en</strong>te is geslot<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat het<br />
daaraan te ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> derhalve is opgewekt<br />
door de burgemeester, handel<strong>en</strong>d ter uitvoering<br />
van e<strong>en</strong> besluit van B&W, terwijl het<br />
bestemmingsplan is vastgesteld door de raad,<br />
AB Afl. 40 - 2011 1789<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0017<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
zodat het in rechte te bescherm<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> dat<br />
in het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst ligt beslot<strong>en</strong>,<br />
niet is opgewekt door hetzelfde bestuursorgaan<br />
dat het latere besluit heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het subonderdeel<br />
voert aan dat daarbij nog komt dat —<br />
onder het destijds geld<strong>en</strong>de recht — de bestuursrechtelijke<br />
rechtsbescherming niet op<strong>en</strong>stond teg<strong>en</strong><br />
het besluit van de raad, maar slechts teg<strong>en</strong> het<br />
besluit van GS omtr<strong>en</strong>t de goedkeuring van het<br />
bestemmingsplan.<br />
Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
waarbij de overheid zich teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong><br />
burger verbindt haar publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />
op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, niet<br />
als e<strong>en</strong> onzelfstandige voorbereidingshandeling,<br />
maar als e<strong>en</strong> zelfstandige rechtshandeling te word<strong>en</strong><br />
aangemerkt, met di<strong>en</strong> verstande dat de burgerlijke<br />
rechter, in geval van e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare<br />
tekortkoming door de overheid, slechts e<strong>en</strong> vordering<br />
tot schadevergoeding (<strong>en</strong> derhalve niet<br />
e<strong>en</strong> vordering tot <strong>nakoming</strong> <strong>en</strong>/of tot vernietiging<br />
van het met de overe<strong>en</strong>komst strijdige besluit)<br />
kan toewijz<strong>en</strong>.<br />
Het subonderdeel besluit met het betoog dat<br />
met de mogelijkheid het betrokk<strong>en</strong> besluit langs<br />
bestuursrechtelijke weg aan te vecht<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong><br />
daartoe grond<strong>en</strong> zijn, wel rek<strong>en</strong>ing kan word<strong>en</strong><br />
gehoud<strong>en</strong> in het kader van e<strong>en</strong> beroep (door de<br />
overheid) op eig<strong>en</strong> schuld van de burger. Daarbij<br />
zal voor het honorer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijk beroep<br />
op eig<strong>en</strong> schuld van de burger, die in beginsel erop<br />
mag vertrouw<strong>en</strong> dat de overheid haar contractuele<br />
verplichting<strong>en</strong> nakomt, volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />
slechts bij uitzondering plaats kunn<strong>en</strong><br />
zijn.<br />
Subonderdeel 2.2 voegt aan het voorgaande<br />
toe dat het gestelde in subonderdeel 2.1 althans<br />
geldt in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige, waarin de<br />
Geme<strong>en</strong>te zich in de overe<strong>en</strong>komst niet (bij wijze<br />
van resultaatsverbint<strong>en</strong>is) heeft verbond<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
bestemmingsplan met e<strong>en</strong> bepaalde inhoud tot<br />
stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, maar zich (bij wijze van inspanningsverbint<strong>en</strong>is)<br />
tot het uiterste in te spann<strong>en</strong><br />
het bestemmingsplan zodanig op te stell<strong>en</strong> dat<br />
het gebruik als in de overe<strong>en</strong>komst voorzi<strong>en</strong>, zou<br />
zijn toegestaan. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel kan in<br />
e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke procedure niet aan de<br />
orde kom<strong>en</strong> of de overheid aan deze (contractuele)<br />
inspanningsverbint<strong>en</strong>is heeft voldaan, <strong>en</strong><br />
ligt althans in het oordeel dat het besluit in bestuursrechtelijke<br />
zin niet onrechtmatig is (dan<br />
wel geacht wordt te zijn), niet beslot<strong>en</strong> dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te aan haar inspanningsverbint<strong>en</strong>is heeft<br />
voldaan.<br />
3.25 Bij de beoordeling van de klacht<strong>en</strong> van<br />
beide subonderdel<strong>en</strong> stel ik voorop dat Etam c.s.<br />
belang daarbij miss<strong>en</strong>, voor zover de verwijt<strong>en</strong> die<br />
zij de Geme<strong>en</strong>te met betrekking tot de inhoud <strong>en</strong><br />
totstandkoming van het bestemmingsplan<br />
Dwarstocht mak<strong>en</strong> (het tekortschiet<strong>en</strong> in haar<br />
bij de overe<strong>en</strong>komst aangegane verplichting e<strong>en</strong><br />
bestemmingsplan op te stell<strong>en</strong> dat inhoudelijk<br />
met de bepaling<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst overe<strong>en</strong>stemt<br />
c.q. zich daartoe tot het uiterste in te<br />
spann<strong>en</strong>) reeds afstuit<strong>en</strong> op de uitleg die het hof<br />
aan de overe<strong>en</strong>komst heeft gegev<strong>en</strong>. De door het<br />
hof aan de overe<strong>en</strong>komst gegev<strong>en</strong> uitleg impliceert<br />
immers (in de woord<strong>en</strong> van rov. 8) ‘dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te wel degelijk artikel 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst,<br />
in ieder geval naar de strekking hiervan, is<br />
nagekom<strong>en</strong>.’ Alhoewel de aanhef van rov. 9 (‘Voor<br />
het overige (...)’) erop lijkt te wijz<strong>en</strong> dat niet alle<br />
verwijt<strong>en</strong> van Etam c.s. met betrekking tot bestemmingsplan<br />
Dwarstocht door de uitleg die het<br />
hof aan de overe<strong>en</strong>komst heeft gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
ondervang<strong>en</strong>, heeft de Geme<strong>en</strong>te in twijfel getrokk<strong>en</strong><br />
of van zulke, niet reeds op de uitleg van de<br />
overe<strong>en</strong>komst afstuit<strong>en</strong>de verwijt<strong>en</strong> sprake is;<br />
volg<strong>en</strong>s de Geme<strong>en</strong>te hebb<strong>en</strong> Etam c.s. haar met<br />
betrekking tot het g<strong>en</strong>oemde bestemmingsplan<br />
ge<strong>en</strong> andere verwijt<strong>en</strong> gemaakt dan het hof in rov.<br />
8 heeft verworp<strong>en</strong> (schriftelijke toelichting mr.<br />
Gelpke onder 42). Ik deel die opvatting, waarbij ik<br />
overig<strong>en</strong>s aantek<strong>en</strong> dat in de repliek van mr.<br />
Sch<strong>en</strong>ck niet op de bedoelde passage in de schriftelijke<br />
toelichting van mr. Gelpke is gereageerd.<br />
Overig<strong>en</strong>s me<strong>en</strong> ik dat (spiegelbeeldig) ook<br />
geldt dat Etam c.s. belang bij hun klacht<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />
de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst miss<strong>en</strong>, als het<br />
oordeel in rov. 9 over de reikwijdte van de formele<br />
rechtskracht van bestemmingsplan Dwarstocht<br />
standhoudt. Dat wordt ook onderk<strong>en</strong>d door<br />
Etam c.s. zelf, die in subonderdeel 2.1, eerste<br />
volzin, hebb<strong>en</strong> do<strong>en</strong> opmerk<strong>en</strong> dat rov. 9 tev<strong>en</strong>s<br />
e<strong>en</strong> zelfstandig drag<strong>en</strong>de grond lijkt te zijn voor<br />
de verwerping van het verwijt, zoals omschrev<strong>en</strong><br />
in rov. 3 onder (a) met betrekking tot de ontwikkeling<br />
van zelfstandige, grootschalige kantoorruimte<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>.<br />
Omdat de subonderdel<strong>en</strong> 2.6 <strong>en</strong> 2.7, die teg<strong>en</strong> de<br />
oordel<strong>en</strong> van het hof met betrekking tot bestemmingsplan<br />
Oosterheem <strong>en</strong> de daarop gebaseerde<br />
bouwvergunning<strong>en</strong> zijn gericht, daarop teruggrijp<strong>en</strong>,<br />
zal ik de klacht<strong>en</strong> van de subonderdel<strong>en</strong> 2.1<br />
<strong>en</strong> 2.2 inhoudelijk besprek<strong>en</strong>, ondanks de conclusie<br />
t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van onderdeel 1.<br />
3.26 Voorts stel ik voorop dat de litigieuze<br />
overe<strong>en</strong>komst, voor zover zij ertoe strekt dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> of meer bestemmingsplann<strong>en</strong> van<br />
bepaalde inhoud tot stand br<strong>en</strong>gt, als e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
moet word<strong>en</strong> aangemerkt.<br />
E<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst is, voor zover<br />
zij de prestaties van de overheid betreft, van publiekrechtelijke<br />
aard. Het publiekrecht beheerst<br />
niet alle<strong>en</strong> de mate waarin de overheid afsprak<strong>en</strong><br />
over het gebruik van e<strong>en</strong> publiekrechtelijke be-<br />
1790 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0018<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
voegdheid kan mak<strong>en</strong>. Het beheerst (onder meer)<br />
ook de mogelijkheid om die bevoegdheid niet of<br />
anders dan is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, de<br />
positie van niet bij de overe<strong>en</strong>komst betrokk<strong>en</strong><br />
derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> de in verband met de uitvoering van de<br />
overe<strong>en</strong>komst op<strong>en</strong>staande rechtsbescherming.<br />
Het is vrijwel steeds de bestuursrechter die e<strong>en</strong><br />
oordeel over de geldigheid <strong>en</strong> uitvoering van de<br />
overe<strong>en</strong>komst kan gev<strong>en</strong> 10 .<br />
De binding van de overheid aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
is niet van civielrechtelijke<br />
aard, maar steunt op het bestuursrechtelijke vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel.<br />
In die zin is de binding van de<br />
overheid aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> in<br />
hoge mate vergelijkbaar met die welke uit e<strong>en</strong>zijdige<br />
overheidstoezegging<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleidsregels<br />
voortvloeit 11 . In het geval van e<strong>en</strong>zijdige toezegging<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> beleidsregels is sprake van zelfbinding<br />
van de overheid, terwijl in het geval van e<strong>en</strong><br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> partij<strong>en</strong> over <strong>en</strong><br />
weer zijn gebond<strong>en</strong>. Van Ommer<strong>en</strong> heeft er ev<strong>en</strong>wel<br />
(naar mijn m<strong>en</strong>ing terecht) op gewez<strong>en</strong> dat<br />
het belang van dit verschil niet moet word<strong>en</strong><br />
overschat <strong>en</strong> dat het verschil ook in de rechtspraak<br />
sterk wordt gerelativeerd 12 .<br />
De binding van de overheid aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
is voorts niet absoluut. Wanneer<br />
belang<strong>en</strong> van derd<strong>en</strong> of van de sam<strong>en</strong>leving<br />
in het geding zijn, zal het antwoord op de vraag of<br />
<strong>en</strong> hoe de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> moet<br />
word<strong>en</strong> nagekom<strong>en</strong>, afhang<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>afweging,<br />
waarbij aan het opgewekte vertrouw<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> bijzonder gewicht toekomt 13 . Voor zover de<br />
overheid niet behoeft na te kom<strong>en</strong>, moet de daardoor<br />
veroorzaakte schade van haar wederpartij in<br />
beginsel word<strong>en</strong> vergoed. Van Ommer<strong>en</strong> zoekt in<br />
dat verband aansluiting bij de figuur van de nadeelcomp<strong>en</strong>satie,<br />
omdat het bestuursorgaan<br />
rechtmatig handelt voor zover zwaarweg<strong>en</strong>de<br />
algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> zijn optred<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>.<br />
Wanneer daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> het bestuursorgaan zich<br />
niet aan de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> houdt<br />
zonder dat deze afwijking is gerechtvaardigd,<br />
geld<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Van Ommer<strong>en</strong> ‘de gewone regels<br />
van het overheidsaansprakelijkheidsrecht’ 14 .<br />
In de literatuur wordt b<strong>en</strong>adrukt dat de burger<br />
bij geschill<strong>en</strong> over de uitvoering van e<strong>en</strong><br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> de bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang moet volg<strong>en</strong>, als de uitvoeringshandeling<br />
e<strong>en</strong> appellabel besluit inhoudt. Van<br />
Ommer<strong>en</strong> merkt op dat, als er e<strong>en</strong> procedure bij<br />
de bestuursrechter mogelijk is, ‘m<strong>en</strong> bij de burgerlijke<br />
rechter veelal <strong>en</strong>kel nog e<strong>en</strong> vordering tot<br />
schadevergoeding (zal) kunn<strong>en</strong> instell<strong>en</strong>; met het<br />
oog op de rechtsmachtverdeling zal de burgerlijke<br />
rechter zich onthoud<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> inhoudelijk oordeel<br />
over het besluit.’ 15 Schlössels <strong>en</strong> Zijlstra<br />
sprek<strong>en</strong>, zij het in verband met e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
waarbij louter financiële belang<strong>en</strong><br />
op het spel staan <strong>en</strong> waarbij ge<strong>en</strong> belang<strong>en</strong><br />
van derd<strong>en</strong> of algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> zijn betrokk<strong>en</strong>,<br />
van de mogelijkheid van e<strong>en</strong> actie tot schadevergoeding<br />
bij de burgerlijke rechter in het geval<br />
van niet-<strong>nakoming</strong> door de overheid:<br />
‘En algeme<strong>en</strong> is m<strong>en</strong> het er ook over e<strong>en</strong>s, dat<br />
bij zo'n overe<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> actie tot schadevergoeding<br />
bij de burgerlijke rechter in geval<br />
van niet-<strong>nakoming</strong> door de overheid ontvankelijk<br />
<strong>en</strong> in beginsel voor toewijzing vatbaar<br />
zal zijn.’<br />
Overig<strong>en</strong>s merk<strong>en</strong> zij naar aanleiding van HR 12<br />
april 2006, AU4548, NJ 2006, 271, op:<br />
‘Uit het arrest lijkt te volg<strong>en</strong> dat geschill<strong>en</strong> over<br />
het (uitblijv<strong>en</strong> van) e<strong>en</strong> besluit in het kader<br />
van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> aan de<br />
bestuursrechter moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voorgelegd.<br />
De burgerlijke rechter is bevoegd, maar zal de<br />
vordering — uitzondering<strong>en</strong> daargelat<strong>en</strong> —<br />
niet-ontvankelijk verklar<strong>en</strong>. Is de bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang niet gevolgd, dan hanteert<br />
de burgerlijke rechter de leer van de<br />
formele rechtskracht. Er wordt dan uitgegaan<br />
van de rechtmatigheid van het (uitblijv<strong>en</strong> van<br />
het) uitvoeringsbesluit. Voor de burgerlijke<br />
rechter resteert dan de rol van restrechter.<br />
Uitgaande van de rechtmatigheid van het uitvoeringsbesluit<br />
kan ev<strong>en</strong>tueel van e<strong>en</strong> (aanvull<strong>en</strong>de)<br />
vordering k<strong>en</strong>nis word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.’<br />
3.27 De vraag die de beide subonderdel<strong>en</strong> aan<br />
de orde stell<strong>en</strong>, is die naar de reikwijdte van de<br />
formele rechtskracht van e<strong>en</strong> besluit dat naar het<br />
oordeel van de wederpartij van de betrokk<strong>en</strong><br />
overheid niet overe<strong>en</strong>stemt met het besluit<br />
waarop zij op grond van de met die overheid<br />
geslot<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> me<strong>en</strong>de<br />
te mog<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong>. In casu is dat besluit e<strong>en</strong><br />
bestemmingsplan; of aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
überhaupt formele rechtskracht kan toekom<strong>en</strong>,<br />
wordt aan de orde gesteld in subonderdeel 2.5.<br />
10 R.J.N. Schlössels <strong>en</strong> S.E. Zijlstra, De Haan/Drupste<strong>en</strong>/Fernhout,<br />
Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat (2010), p. 887.<br />
11 R.J.N. Schlössels <strong>en</strong> S.E. Zijlstra, a.w., p. 896–897.<br />
12 F.J. van Ommer<strong>en</strong>, ‘De <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> in de Awb<br />
<strong>en</strong> de verhouding met het BW’, in: T. Barkhuys<strong>en</strong>, W. d<strong>en</strong><br />
Oud<strong>en</strong> & J.E.M. Polak (red.), Bestuursrecht harmoniser<strong>en</strong>: 15<br />
jaar Awb (2010), p. 719. Van Ommer<strong>en</strong> wijst op HR 4 januari<br />
1963 (Landsmeer), NJ 1964/202 <strong>en</strong> 204, m.nt. JHB, waarin de<br />
Hoge Raad spreekt van e<strong>en</strong> ‘zichzelf bij overe<strong>en</strong>komst gestelde<br />
gedragslijn’ <strong>en</strong> HR 25 januari 1985, LJN AG4950, NJ 1985/559,<br />
m.nt. PAS, waarin wordt gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> door de overheid<br />
‘al dan niet e<strong>en</strong>zijdig aan e<strong>en</strong> burger gedane toezegging’.<br />
13 R.J.N. Schlössels <strong>en</strong> S.E. Zijlstra, a.w., p. 896.<br />
14 F.J. van Ommer<strong>en</strong>, a.w., p. 730. 15 F.J. van Ommer<strong>en</strong>, a.w., p. 731.<br />
AB Afl. 40 - 2011 1791<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0019<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
3.28 De vordering van Etam c.s. strekt tot<br />
schadevergoeding op grond van het feit dat het<br />
besluit inhoudelijk niet overe<strong>en</strong>stemt met datg<strong>en</strong>e<br />
waartoe de overheid volg<strong>en</strong>s Etam c.s. recht<strong>en</strong>s<br />
jeg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> was gehoud<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> zou in dat<br />
verband van e<strong>en</strong> vorm van ‘onrechtmatigheid’<br />
van het besluit kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>. Ook in de schriftelijke<br />
toelichting van mr. Sch<strong>en</strong>ck (onder 9.6)<br />
wordt daarvan uitgegaan, zij het dat die vorm<br />
van onrechtmatigheid vervolg<strong>en</strong>s (onder 9.7) de<br />
‘verbint<strong>en</strong>isrechtelijke onrechtmatigheid’ 16<br />
wordt g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> wordt betoogd dat de leer<br />
van de formele rechtskracht uitsluit<strong>en</strong>d ertoe<br />
strekt te voorkom<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> civiel geding de<br />
(niet of nog niet in de bestuursrechtelijke kolom<br />
vastgestelde) ‘bestuursrechtelijke onrechtmatigheid’<br />
aan e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding t<strong>en</strong><br />
grondslag wordt gelegd.<br />
De opvatting dat tuss<strong>en</strong> (wel door de formele<br />
rechtskracht bestrek<strong>en</strong>) ‘bestuursrechtelijke onrechtmatigheid’<br />
<strong>en</strong> (niet door de formele rechtskracht<br />
bestrek<strong>en</strong>) ‘verbint<strong>en</strong>isrechtelijke onrechtmatigheid’<br />
(of ‘civielrechtelijke onrechtmatigheid’)<br />
moet word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>, deel ik<br />
niet. De leer van de formele rechtskracht is mijns<br />
inzi<strong>en</strong>s aan de orde, steeds indi<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> civiele<br />
vordering t<strong>en</strong> grondslag wordt gelegd dat (de<br />
voorbereiding of de inhoud van) e<strong>en</strong> besluit e<strong>en</strong><br />
sch<strong>en</strong>ding van e<strong>en</strong> door de overheid jeg<strong>en</strong>s de<br />
betrokk<strong>en</strong> burger in acht te nem<strong>en</strong> civielrechtelijke<br />
(of, zo m<strong>en</strong> wil, verbint<strong>en</strong>isrechtelijke)<br />
rechtsnorm oplevert <strong>en</strong> het betrokk<strong>en</strong> besluit<br />
om die red<strong>en</strong> ‘civielrechtelijk (of zo m<strong>en</strong> wil,<br />
verbint<strong>en</strong>isrechtelijk) onrechtmatig’ is. In de leer<br />
van de formele rechtskracht (<strong>en</strong> in het aan die leer<br />
verknochte leerstuk van de besluitaansprakelijkheid)<br />
word<strong>en</strong> ‘bestuursrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />
<strong>en</strong> ‘civielrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />
niet onderscheid<strong>en</strong>, maar juist aan elkaar gekoppeld,<br />
in die zin dat de ‘civielrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />
de ‘bestuursrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />
volgt.<br />
Voor de reikwijdte van de formele rechtskracht<br />
maakt het naar mijn m<strong>en</strong>ing ook ge<strong>en</strong><br />
verschil of aan de civiele vordering delictuele of<br />
contractuele onrechtmatigheid t<strong>en</strong> grondslag<br />
wordt gelegd. Dat geldt althans in e<strong>en</strong> zaak als<br />
de onderhavige, waarin de eis<strong>en</strong>de partij zich<br />
baseert op e<strong>en</strong> door het publiekrecht beheerste<br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>, waaraan de overheid<br />
op grond van het bestuursrechtelijke vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />
is gebond<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s is in de<br />
16 Overig<strong>en</strong>s zou de term ‘privaatrechtelijke onrechtmatigheid’<br />
de voorkeur van mr. Sch<strong>en</strong>ck hebb<strong>en</strong>, ware het niet dat hier e<strong>en</strong><br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> aan de orde is, waarvan algeme<strong>en</strong><br />
wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat zij van publiekrechtelijke aard<br />
is; zie schriftelijke toelichting mr. Sch<strong>en</strong>ck, voetnoot 53.<br />
rechtspraak reeds aanvaard dat de formele<br />
rechtskracht van e<strong>en</strong> besluit in de weg kan staan<br />
aan e<strong>en</strong> beroep op e<strong>en</strong> toezegging van de betrokk<strong>en</strong><br />
overheid dat zij e<strong>en</strong> besluit van andere strekking<br />
dan het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit zou<br />
nem<strong>en</strong>, welke toezegging die overheid ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />
op grond van het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel bindt 17 .De<br />
stap van e<strong>en</strong> dergelijke (niet nagekom<strong>en</strong>) overheidstoezegging<br />
e<strong>en</strong> besluit van bepaalde strekking<br />
te zull<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> (niet nagekom<strong>en</strong>)<br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> waarbij de overheid<br />
zich tot e<strong>en</strong> besluit van bepaalde strekking heeft<br />
verbond<strong>en</strong>, is niet zo groot dat kan word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
dat het beginsel van formele rechtskracht<br />
in het eerste geval wel, maar in het tweede<br />
geval niet van toepassing zou zijn. Daarbij kan<br />
mede word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op de in verband met de<br />
binding van de overheid slechts relatieve verschill<strong>en</strong><br />
tuss<strong>en</strong> beleidsregels, overheidstoezegging<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong> 18 .<br />
Bij schriftelijke toelichting (onder 9.2–9.5)<br />
heeft mr. Sch<strong>en</strong>ck e<strong>en</strong> zeker acc<strong>en</strong>t gelegd op<br />
het feit dat e<strong>en</strong> contractpartij in geval van wanprestatie<br />
in beginsel de keuze moet hebb<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> actie tot ‘‘<strong>nakoming</strong>’-alsnog’ <strong>en</strong> e<strong>en</strong> actie<br />
tot (vervang<strong>en</strong>de) schadevergoeding. Bij e<strong>en</strong> door<br />
publiekrecht beheerste <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
als in deze zaak aan de orde, is dat volg<strong>en</strong>s<br />
hem niet anders 19 , zij het dat de route van ‘<strong>nakoming</strong>’<br />
(waartoe ook in zijn visie de bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang moet word<strong>en</strong> gevolgd) niet<br />
steeds tot (direct) resultaat zal leid<strong>en</strong>. In verband<br />
met dit laatste is er volg<strong>en</strong>s mr. Sch<strong>en</strong>ck red<strong>en</strong><br />
temeer de burger toe te staan bij de burgerlijke<br />
rechter schadevergoeding te vorder<strong>en</strong>, zonder dat<br />
hij óók of eerst heeft getracht via de bestuursrechter<br />
‘‘<strong>nakoming</strong>’-alsnog’ van de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
te bewerkstellig<strong>en</strong>. Naar mijn<br />
m<strong>en</strong>ing biedt het publiekrecht ge<strong>en</strong> steun aan de<br />
veronderstelling dat de burger bij niet-<strong>nakoming</strong><br />
van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> ervoor kan<br />
kiez<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>de schadevergoeding te claim<strong>en</strong>,<br />
zonder te tracht<strong>en</strong> de overheid aan het<br />
door haar met die overe<strong>en</strong>komst opgewekte vertrouw<strong>en</strong><br />
te houd<strong>en</strong>. Voorts wordt in de bedoelde<br />
gedachtegang de bestuursrechtelijke procedure<br />
mijns inzi<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> onrechte met de actie tot <strong>nakoming</strong><br />
vere<strong>en</strong>zelvigd <strong>en</strong> van de actie tot schadevergoeding<br />
‘losgemaakt’, terwijl aan de leer van<br />
de formele rechtskracht nu juist eig<strong>en</strong> is (maar<br />
overig<strong>en</strong>s wel als bezwaar van die leer wordt<br />
opgevat) dat schadevergoeding bij de burgerlijke<br />
17 Zie HR 11 april 2008, LJN BC1649, NJ 2008/519, m.nt. M.R. Mok,<br />
in het bijzonder de aangehaalde r.o. 5.93–5.94 van het hof <strong>en</strong> de<br />
r.o. 3.6.2 (onder b) <strong>en</strong> 3.63 van de Hoge Raad.<br />
18 Zie hiervóór onder 3.26 <strong>en</strong> de voetnot<strong>en</strong> 11 <strong>en</strong> 12.<br />
19 Zie M. Scheltema <strong>en</strong> M.W. Scheltema, Geme<strong>en</strong>schappelijk recht<br />
(2008), p. 185–186, 190–197, 258 <strong>en</strong> 272.<br />
1792 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0020<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
rechter ter zake van e<strong>en</strong> appellabel besluit eerst<br />
kan word<strong>en</strong> gevorderd nadat de bestuursrechtelijke<br />
procedure heeft geleid tot e<strong>en</strong> onrechtmatigheidsoordeel,<br />
hetzij in de vorm van e<strong>en</strong> uitspraak<br />
van de bestuursrechter, hetzij in de vorm<br />
van e<strong>en</strong> intrekking of herroeping van het besluit<br />
door het betrokk<strong>en</strong> bestuursorgaan op grond<strong>en</strong><br />
die de onrechtmatigheid van dat besluit implicer<strong>en</strong>.<br />
De civiele actie tot schadevergoeding kan in<br />
die zin niet van de bestuursrechtelijke procedure<br />
word<strong>en</strong> losgemaakt; ook in de rechtspraak van de<br />
Hoge Raad is verankerd dat de bestuursrechtelijke<br />
procedure moet word<strong>en</strong> gevolgd, al is het louter<br />
met het oog op de bij de burgerlijke rechter te<br />
vervolg<strong>en</strong> actie tot schadevergoeding 20 .<br />
3.29 Voorwaarde voor toepassing van de leer<br />
van de formele rechtskracht is het op<strong>en</strong>staan van<br />
e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omklede, bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang. Aan die voorwaarde<br />
was in casu voldaan, zij het dat van de bestuursrechtelijke<br />
procedure goedkeuring van het bestemmingsplan<br />
door GS onderdeel vormde (bij<br />
welke goedkeuring teg<strong>en</strong> het bestemmingsplan<br />
ingedi<strong>en</strong>de bed<strong>en</strong>king<strong>en</strong> in aanmerking werd<strong>en</strong><br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>) <strong>en</strong> dat toegang tot de bestuursrechter<br />
werd verkreg<strong>en</strong> door het instell<strong>en</strong> van beroep<br />
teg<strong>en</strong> het goedkeuringsbesluit bij de Afdeling.<br />
Het lijdt ge<strong>en</strong> twijfel dat in het kader van e<strong>en</strong><br />
dergelijk beroep het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel in stelling<br />
kon word<strong>en</strong> gebracht naar aanleiding van<br />
niet nagekom<strong>en</strong> toezegging<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> niet nagekom<strong>en</strong><br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>; naast onder<br />
meer toezegging<strong>en</strong> wordt in de literatuur<br />
e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> g<strong>en</strong>oemd als<br />
voorbeeld van e<strong>en</strong> bron van vertrouw<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />
beroep op het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel kan rechtvaardig<strong>en</strong><br />
21 . Daarmee is uiteraard niet gezegd<br />
dat e<strong>en</strong> dergelijk beroep ook zonder meer zou<br />
zijn gehonoreerd; zowel in de schriftelijke toelichting<br />
van mr. Sch<strong>en</strong>ck (onder 9.4) als in die van<br />
mr. Gelpke (onder 57) wordt terecht erop gewez<strong>en</strong><br />
dat (aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
ontle<strong>en</strong>d) vertrouw<strong>en</strong> niet steeds besliss<strong>en</strong>d kan<br />
zijn, bij voorbeeld omdat de belang<strong>en</strong> van derd<strong>en</strong><br />
zich teg<strong>en</strong> het honorer<strong>en</strong> van dat vertrouw<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> verzett<strong>en</strong> of het honorer<strong>en</strong> van dat vertrouw<strong>en</strong><br />
tot e<strong>en</strong> beslissing contra legem zou nop<strong>en</strong>.<br />
Het in die zin wat onzekere perspectief van<br />
de bestuursrechtelijke procedure staat aan toepassing<br />
van de leer van de formele rechtskracht<br />
echter niet in de weg; voor toepassing van de leer<br />
van de formele rechtskracht is het op<strong>en</strong>staan <strong>en</strong><br />
niet de verwachte uitkomst van de bestuursrechtelijke<br />
procedure besliss<strong>en</strong>d. Ev<strong>en</strong>min acht ik de-<br />
20 HR 26 februari 1988, LJN AB9183, NJ 1989/528, m.nt. MS.<br />
21 Van Wijk/Konijn<strong>en</strong>belt & Van Male, Hoofdstukk<strong>en</strong> van bestuursrecht<br />
(2008), p. 330.<br />
cisief dat, zoals subonderdeel 2.1 stelt, de toetsing<br />
aan het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel in bestuursrechtelijk<br />
kader, waarin naast deze toetsing ook de (bestuursrechtelijke)<br />
regelgeving, de daarin aan het<br />
desbetreff<strong>en</strong>de bestuursorgaan gelat<strong>en</strong> beleidsruimte<br />
<strong>en</strong> (in voorkom<strong>en</strong>d geval) de belang<strong>en</strong> van<br />
derd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>, naar haar aard e<strong>en</strong> andere<br />
is dan de toetsing aan de algeme<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />
aan het BW ontle<strong>en</strong>de regels, die de burgerlijke<br />
rechter di<strong>en</strong>t uit te voer<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij te oordel<strong>en</strong><br />
krijgt over e<strong>en</strong> op toerek<strong>en</strong>bare tekortkoming in<br />
de <strong>nakoming</strong> gebaseerde vordering tot vergoeding<br />
van schade. Deze stelling behoeft relativering.<br />
Zo zie ik niet in hoe e<strong>en</strong> beroep op het<br />
vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel zou kunn<strong>en</strong> strand<strong>en</strong> op<br />
beleidsvrijheid in e<strong>en</strong> situatie waarin de overheid<br />
zelf, door e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> aan te<br />
gaan, zich beperking<strong>en</strong> heeft opgelegd. Voorts<br />
lijkt het subonderdeel te misk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat, waar<br />
sprake is van e<strong>en</strong> door het publiekrecht beheerste<br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>, het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />
niet e<strong>en</strong> naar haar aard gebrekkige vertaling<br />
van e<strong>en</strong> naar burgerlijk recht bestaande binding<br />
van de overheid is, maar de eig<strong>en</strong>lijke grondslag<br />
van die binding vormt. Dat, zoals het subonderdeel<br />
aanvoert, de overe<strong>en</strong>komst betrekking<br />
heeft op de bevoegdhed<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ander bestuursorgaan<br />
dan het orgaan dat de overe<strong>en</strong>komst<br />
heeft geslot<strong>en</strong>, vermindert (anders dan<br />
het subonderdeel k<strong>en</strong>nelijk veronderstelt) dan<br />
ook niet slechts de kans dat e<strong>en</strong> beroep op het<br />
vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel bij de bestuursrechter<br />
slaagt, maar tast de grondslag voor de binding<br />
van de overheid als zodanig aan 22 . T<strong>en</strong> slotte<br />
strandt het argum<strong>en</strong>t van de in bestuurs- <strong>en</strong><br />
civielrechtelijke context verschill<strong>en</strong>de toetsing<br />
op het gegev<strong>en</strong> dat in de leer van de formele<br />
rechtskracht het civielrechtelijke onrechtmatigheidsoordeel<br />
nu e<strong>en</strong>maal afhankelijk is van (uiteindelijk)<br />
het oordeel van de bestuursrechter, die<br />
dat oordeel op e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke toetsing<br />
baseert. M<strong>en</strong> kan dat als e<strong>en</strong> bezwaar zi<strong>en</strong>, maar<br />
het is wel e<strong>en</strong> bezwaar dat inher<strong>en</strong>t is aan het<br />
leerstuk van de formele rechtskracht <strong>en</strong> het daaraan<br />
verknochte leerstuk van de besluitaansprakelijkheid,<br />
waarin het civielrechtelijke (on)rechtmatigheidsoordeel<br />
het bestuursrechtelijke (on)<br />
rechtmatigheidsoordeel volgt.<br />
22 Zie over het uitgangspunt dat e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
alle<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> door het bestuursorgaan<br />
dat over de betrokk<strong>en</strong> bevoegdheid beschikt, R.J.N. Schlössels<br />
<strong>en</strong> S.E. Zijlstra, a.w., p. 887. Dat in de praktijk <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong><br />
veelal word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />
e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> e<strong>en</strong> burger noem<strong>en</strong> deze auteurs ‘niet geheel<br />
zuiver’, maar ‘intuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> meer dogmatisch dan praktisch<br />
probleem’.<br />
AB Afl. 40 - 2011 1793<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0021<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
3.30 De Hoge Raad heeft in het arrest Bolsius 23<br />
aanvaard dat in het geval van het verstrekk<strong>en</strong> van<br />
onjuiste inlichting<strong>en</strong> met het oog op e<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong><br />
besluit sprake kan zijn van e<strong>en</strong> van dat besluit te<br />
onderscheid<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij de burgerlijke rechter aan de<br />
orde te stell<strong>en</strong> onrechtmatige daad, ondanks de<br />
mogelijkheid van e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het besluit te <strong>en</strong>tamer<strong>en</strong><br />
bestuursrechtelijke procedure waarin de<br />
belanghebb<strong>en</strong>de zich op het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />
kan beroep<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad kan de<br />
belanghebb<strong>en</strong>de in e<strong>en</strong> dergelijk geval ervoor<br />
kiez<strong>en</strong> om, uitgaande van de rechtmatigheid van<br />
het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit, in e<strong>en</strong> procedure<br />
voor de burgerlijke rechter schadevergoeding<br />
op grond van de onrechtmatigheid van de<br />
betrokk<strong>en</strong> inlichting<strong>en</strong> te vorder<strong>en</strong>.<br />
Ik me<strong>en</strong> dat de hier bedoelde rechtspraak<br />
géén op<strong>en</strong>ing biedt in de situatie die de beide<br />
subonderdel<strong>en</strong> aan de orde stell<strong>en</strong>. Het arrest<br />
Bolsius verlangt dat de belanghebb<strong>en</strong>de zijn aanspraak<br />
op e<strong>en</strong> ander dan het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
besluit als het ware loslaat <strong>en</strong> dat hij het uiteindelijk<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit omarmt, om vervolg<strong>en</strong>s, juist<br />
in het licht van dat uiteindelijke (<strong>en</strong> als juist<br />
aanvaarde) besluit, de onjuistheid van de hem<br />
verstrekte inlichting<strong>en</strong> aan te ton<strong>en</strong>. Onrechtmatig<br />
is in die b<strong>en</strong>adering niet het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
besluit (c.q. het niet nem<strong>en</strong> van het gew<strong>en</strong>ste<br />
besluit), maar zijn de onjuiste inlichting<strong>en</strong><br />
die aan de belanghebb<strong>en</strong>de zijn gedaan <strong>en</strong> waaraan<br />
de belanghebb<strong>en</strong>de het (naar achteraf blijkt:<br />
ongefundeerde) vertrouw<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> ander, voor<br />
hem gunstiger besluit heeft ontle<strong>en</strong>d. Etam c.s.<br />
kunn<strong>en</strong> in de onderhavige zaak moeilijk e<strong>en</strong> vergelijkbare<br />
positie innem<strong>en</strong>; hun standpunt is niet<br />
dat het onrechtmatig was dat de Geme<strong>en</strong>te zich<br />
jeg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> tot vaststelling van het door h<strong>en</strong> gew<strong>en</strong>ste<br />
bestemmingsplan verbond, maar dat de<br />
Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> ander bestemmingsplan heeft<br />
vastgesteld. Anders dan in de zaak Bolsius kunn<strong>en</strong><br />
Etam c.s. zich niet van de (verbint<strong>en</strong>isrechtelijke)<br />
onrechtmatigheid van het uiteindelijke besluit<br />
‘losmak<strong>en</strong>’.<br />
3.31 Het arrest Bolsius heeft e<strong>en</strong> vervolg gekreg<strong>en</strong><br />
in het arrest A./Valk<strong>en</strong>swaard 24 . In dat<br />
arrest werd<strong>en</strong> aan de belanghebb<strong>en</strong>de met het<br />
oog op het nem<strong>en</strong> van het besluit verstrekte (<strong>en</strong><br />
ook in die zaak achteraf onjuist geblek<strong>en</strong>) inlichting<strong>en</strong><br />
als niet onrechtmatig beoordeeld, maar<br />
juist binn<strong>en</strong> het bereik van de formele rechtskracht<br />
van het betrokk<strong>en</strong> besluit gebracht, zulks<br />
op grond van het onzelfstandige karakter dat aan<br />
de betrokk<strong>en</strong> inlichting<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van dat<br />
besluit toekwam. Hoe het arrest zich verhoudt tot<br />
het arrest Bolsius is niet geheel zeker, maar ik<br />
23 HR 2 februari 1992, LJN AB7898, NJ 1993/635, m.nt. MS.<br />
24 HR 9 september 2005, LJN AT7774, NJ 2006/93, m.nt. M.R. Mok<br />
neem aan dat e<strong>en</strong> belangrijke rol heeft gespeeld<br />
dat in de zaak A. e<strong>en</strong> besluit werd g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in lijn<br />
met de verstrekte (<strong>en</strong> achteraf onjuist geblek<strong>en</strong>)<br />
inlichting<strong>en</strong>, terwijl in de zaak Bolsius juist e<strong>en</strong><br />
ander besluit werd g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dan aan de belanghebb<strong>en</strong>de<br />
in het vooruitzicht was gesteld. Het<br />
arrest A. leidt in zoverre niet tot e<strong>en</strong> andere<br />
conclusie dan hiervoor met betrekking tot het<br />
arrest Bolsius werd bereikt. Hooguit zou m<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat het arrest A. het toepassingsbereik<br />
van het arrest Bolsius nog <strong>en</strong>igszins heeft<br />
ingeperkt, omdat niet (meer) alle onjuiste informatie<br />
met het oog op het nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> besluit<br />
als e<strong>en</strong> van dat besluit te onderscheid<strong>en</strong>, zelfstandige<br />
onrechtmatige daad kan word<strong>en</strong> opgevat.<br />
Mijns inzi<strong>en</strong>s kan in verband met het arrest A.<br />
moeilijk staande word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> dat aan e<strong>en</strong><br />
tekortschiet<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong> van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
e<strong>en</strong> zelfstandig karakter t<strong>en</strong><br />
opzichte van het uiteindelijke besluit toekomt.<br />
Het uiteindelijke besluit is immers juist datg<strong>en</strong>e<br />
waarin het tekortschiet<strong>en</strong> resulteert. Ev<strong>en</strong>als in<br />
de zaak A. loopt de verwet<strong>en</strong> gedraging (de wanprestatie)<br />
in het voortraject naadloos in het uiteindelijke<br />
besluit (e<strong>en</strong> bestemmingsplan met te<br />
beperkte gebruiksmogelijkhed<strong>en</strong>) over, anders<br />
dan in de zaak Bolsius, waarin het uiteindelijke<br />
(<strong>en</strong> voor Bolsius minder gunstige) besluit met de<br />
gedraging in het voortraject (het voorspiegel<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> gunstiger besluit) ‘brak’.<br />
3.32 In verband met het voorgaande acht ik de<br />
door subonderdeel 2.1 verdedigde rechtsopvatting<br />
in haar algeme<strong>en</strong>heid onjuist. Dat klemt te<br />
meer nu de verdedigde rechtsopvatting mede<br />
geldt voor het geval dat de betrokk<strong>en</strong> justitiabele,<br />
alvor<strong>en</strong>s zich tot de burgerlijke rechter te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>,<br />
het bestuursrechtelijke traject wél heeft gevolgd,<br />
maar tevergeefs. Van formele rechtskracht wordt<br />
ook gesprok<strong>en</strong> in het geval dat de bestuursrechtelijke<br />
procedure is gevolgd, maar de bestuursrechter<br />
daarin t<strong>en</strong> voordele van het betrokk<strong>en</strong> bestuursorgaan<br />
heeft beslist 25 . Het gebruik van de<br />
term formele rechtskracht is in dat geval <strong>en</strong>igszins<br />
misleid<strong>en</strong>d, omdat het daarin meer gaat om<br />
e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap (de bind<strong>en</strong>de kracht) van de uitspraak<br />
van de bestuursrechter, dan om e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap<br />
(de formele rechtskracht) van het betrokk<strong>en</strong><br />
besluit. In de rechtspraak van de Hoge Raad 26<br />
ligt verankerd dat de uitspraak van de bestuursrechter<br />
de burgerlijke rechter naar analogie van<br />
het beginsel van gezag van gewijsde bindt. De<br />
bind<strong>en</strong>de kracht van e<strong>en</strong> uitspraak van de be-<br />
25 Vgl. voor de verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van formele rechtskracht de<br />
noot van A.R. Bloemberg<strong>en</strong> bij HR 28 mei 1999, LJN ZC2910, NJ<br />
1999/508.<br />
26 HR 31 mei 1991, LJN ZC0261, NJ 1993/112, m.nt. CJHB.<br />
1794 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0022<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
stuursrechter waarin deze e<strong>en</strong> beroep op het<br />
vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel heeft verworp<strong>en</strong>, impliceert<br />
dat de burgerlijke rechter niet vrij is over<br />
e<strong>en</strong> op wanprestatie in de uitvoering van de<br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> gebaseerde vordering<br />
tot schadevergoeding te oordel<strong>en</strong> zonder<br />
daarbij de uitspraak van de bestuursrechter <strong>en</strong><br />
de grond<strong>en</strong> waarop die uitspraak berust, (t<strong>en</strong><br />
minste) in aanmerking te nem<strong>en</strong> 27 .Enwaare<strong>en</strong><br />
uitspraak van de bestuursrechter minst g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />
pot<strong>en</strong>tieel relevant is, zie ik niet in hoe de burgerlijke<br />
rechter, als e<strong>en</strong> uitspraak van de bestuursrechter<br />
ontbreekt, over e<strong>en</strong> dergelijke vordering<br />
kan besliss<strong>en</strong>, zonder zich te begev<strong>en</strong> op het aan<br />
de bestuursrechter voorbehoud<strong>en</strong> terrein 28 .<br />
3.33 Subonderdeel 2.2, waaraan t<strong>en</strong> grondslag<br />
is gelegd dat niet sprake is van e<strong>en</strong> resultaatsmaar<br />
van e<strong>en</strong> inspanningsverbint<strong>en</strong>is van de Geme<strong>en</strong>te<br />
om het bestemmingsplan zodanig op te<br />
stell<strong>en</strong> dat het gebruik als in de overe<strong>en</strong>komst<br />
voorzi<strong>en</strong>, zou zijn toegestaan, leidt naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />
niet tot e<strong>en</strong> andere beoordeling. Ook in de<br />
b<strong>en</strong>adering van subonderdeel 2.2 mondt e<strong>en</strong> beweerd<br />
tekortschiet<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te immers<br />
uit in e<strong>en</strong> suboptimaal besluit dat in de visie van<br />
Etam c.s. voor h<strong>en</strong> gunstiger zou zijn geweest als<br />
de Geme<strong>en</strong>te bij de voorbereiding van het besluit<br />
de inspanning<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong> betracht waartoe zij<br />
zich (naar de opvatting van Etam c.s.) met de<br />
publiekrechtelijke <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
had verbond<strong>en</strong>. Ik zie niet in waarom, zoals het<br />
subonderdeel stelt, de vraag of de Geme<strong>en</strong>te in dit<br />
opzicht zou hebb<strong>en</strong> voldaan aan hetge<strong>en</strong> van haar<br />
mocht word<strong>en</strong> verwacht, ‘(u)it de aard der zaak’<br />
niet aan de orde zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in de bestuursrechtelijke<br />
procedure teg<strong>en</strong> het besluit. Zo<br />
impliceert, naast het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel, ook<br />
het in de bestuursrechtelijke procedure geld<strong>en</strong>d<br />
te mak<strong>en</strong> beginsel dat het bestuursorgaan zorgvuldigheid<br />
betracht bij het voorbereid<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />
nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> besluit (welk beginsel gedeeltelijk<br />
is gecodificeerd in art. 3:2 Awb), dat het bestuursorgaan<br />
zich daarbij gedraagt naar de (inspannings)verplichting<strong>en</strong><br />
die het jeg<strong>en</strong>s belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
als Etam c.s. bij e<strong>en</strong> door het publiekrecht<br />
27 Zo kan word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op de mogelijkheid van e<strong>en</strong> in de og<strong>en</strong><br />
van de bestuursrechter gerechtvaardigde afwijking van de<br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>, in welk geval de belanghebb<strong>en</strong>de<br />
(ge<strong>en</strong> volledige schadevergoeding maar) nadeelcomp<strong>en</strong>satie<br />
toekomt (vgl. de hiervóór onder 3.26 reeds vermelde<br />
opvatting van Van Ommer<strong>en</strong>). Overig<strong>en</strong>s ligt toek<strong>en</strong>ning daarvan<br />
langs bestuursrechtelijke weg in de rede.<br />
28 Anders G.T.J.M. Jurg<strong>en</strong>s, ‘Gewijzigd overheidsbeleid <strong>en</strong> de uitvoering<br />
van overheidscontract<strong>en</strong>’, Maandblad Vermog<strong>en</strong>srecht<br />
2005/7/8, p.114–118, in het bijzonder p.118, l.k., die ruimte ziet<br />
voor e<strong>en</strong> rol van de burgerlijke rechter als schadevergoedingsrechter,<br />
k<strong>en</strong>nelijk ook wanneer het besluit formele rechtskracht<br />
heeft gekreg<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> procedure bij de bestuursrechter<br />
voor de wederpartij van de overheid niet het gew<strong>en</strong>ste resultaat<br />
heeft gehad.<br />
beheerste <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> op zich<br />
heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
3.34 Overig<strong>en</strong>s valt, juist bij gelding van e<strong>en</strong><br />
inspanningsverbint<strong>en</strong>is van de Geme<strong>en</strong>te, niet<br />
goed in te zi<strong>en</strong> hoe de burgerlijke rechter, zonder<br />
dat de bevoegde bestuursrechter zich heeft uitgesprok<strong>en</strong>,<br />
over e<strong>en</strong> beweerd tekortschiet<strong>en</strong> van<br />
de Geme<strong>en</strong>te in die inspanningsverbint<strong>en</strong>is <strong>en</strong> de<br />
daardoor aan Etam c.s. veroorzaakte schade kan<br />
oordel<strong>en</strong>. De beoordeling van de vraag welk resultaat<br />
de Geme<strong>en</strong>te met (mogelijk) meer inspanning<br />
voor Etam c.s. had kunn<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong>, vergt<br />
(mede) e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke <strong>en</strong> aan de bestuursrechter<br />
voorbehoud<strong>en</strong> beoordeling.<br />
3.35 Als <strong>en</strong> voor zover Etam c.s., in verband<br />
met het lot van het eerste onderdeel, al belang bij<br />
de klacht<strong>en</strong> van de subonderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.2<br />
hebb<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> die klacht<strong>en</strong> naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />
niet slag<strong>en</strong>, althans niet nu Etam c.s. het bestuursrechtelijke<br />
traject in het geheel niet hebb<strong>en</strong> gevolgd.<br />
3.36 Subonderdeel 2.3 betoogt dat het oordeel<br />
in rov. 9 over het onzelfstandige karakter van de<br />
onregelmatighed<strong>en</strong> bij de voorbereiding van het<br />
bestemmingsplan in elk geval van e<strong>en</strong> onjuiste<br />
rechtsopvatting blijk geeft, voor zover het gaat om<br />
de (sch<strong>en</strong>ding door de Geme<strong>en</strong>te van de) verplichting<br />
de tekst van het bestemmingsplan (tijdig)<br />
in overleg met Etam c.s. vast te stell<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />
het subonderdeel heeft de sch<strong>en</strong>ding van<br />
deze verplichting e<strong>en</strong> zelfstandig karakter <strong>en</strong> levert<br />
zij, onafhankelijk van het bestemmingsplan<br />
zoals dat uiteindelijk is vastgesteld, wanprestatie<br />
op. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel hadd<strong>en</strong> Etam c.s.,<br />
indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te de bedoelde verplichting<br />
was nagekom<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> tracht<strong>en</strong> het bestemmingsplan<br />
in overe<strong>en</strong>stemming met de overe<strong>en</strong>komst<br />
te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> zij in dat geval<br />
althans tijdig van de afwijking van het bestemmingsplan<br />
van de overe<strong>en</strong>komst k<strong>en</strong>nis gekreg<strong>en</strong>,<br />
zodat zij desgew<strong>en</strong>st (tijdig) de bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang teg<strong>en</strong> (de goedkeuring<br />
van) het bestemmingsplan hadd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>.<br />
3.37 Ook hier geldt naar mijn m<strong>en</strong>ing dat de<br />
betrokk<strong>en</strong> onregelmatigheid niet los kan word<strong>en</strong><br />
gezi<strong>en</strong> van het uiteindelijk tot stand gebrachte<br />
bestemmingsplan. In de visie van Etam c.s. heeft<br />
immers (mede) de omstandigheid dat zij niet bij<br />
het opstell<strong>en</strong> van de tekst van het bestemmingsplan<br />
zijn betrokk<strong>en</strong>, geleid tot e<strong>en</strong> suboptimaal<br />
bestemmingsplan, dat voor Etam c.s. gunstiger<br />
zou zijn geweest indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te bij de voorbereiding<br />
van het besluit de inspanning<strong>en</strong> zou<br />
hebb<strong>en</strong> betracht waartoe zij zich (naar de opvatting<br />
van Etam c.s.) had verbond<strong>en</strong>. Ook subonderdeel<br />
2.3 kan daarom niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />
AB Afl. 40 - 2011 1795<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0023<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
Overig<strong>en</strong>s wijs ik erop dat het hof t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />
van het tekortschiet<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te in de<br />
verplichting Etam c.s. bij de totstandkoming van<br />
het nieuwe bestemmingsplan te betrekk<strong>en</strong> (in<br />
rov. 8) heeft geoordeeld dat Etam c.s. bij dit verwijt<br />
ge<strong>en</strong> belang hebb<strong>en</strong>, nu het causale verband<br />
tuss<strong>en</strong> (de wijze van totstandkoming van) het<br />
bestemmingsplan <strong>en</strong> de gestelde schade ontbreekt.<br />
3.38 Subonderdeel 2.4 klaagt dat het hof, zo<br />
het in het onderhavige geval terecht van formele<br />
rechtskracht is uitgegaan, van e<strong>en</strong> onjuiste<br />
rechtsopvatting heeft blijk gegev<strong>en</strong>, althans zijn<br />
beslissing<strong>en</strong> niet naar behor<strong>en</strong> heeft gemotiveerd,<br />
dan wel aan ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong> van<br />
Etam c.s. is voorbijgegaan, door niet te oordel<strong>en</strong><br />
dat voor e<strong>en</strong> uitzondering op de formele rechtskracht<br />
plaats is. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel hebb<strong>en</strong><br />
Etam c.s. immers gesteld dat, in verband met de<br />
door de Geme<strong>en</strong>te geschond<strong>en</strong> verplichting de<br />
tekst van het bestemmingsplan in overleg met<br />
Etam c.s. op te stell<strong>en</strong>, het aan de Geme<strong>en</strong>te valt<br />
toe te rek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat Etam c.s. ge<strong>en</strong> gebruik hebb<strong>en</strong><br />
gemaakt van de bestuursrechtelijke rechtsgang<br />
<strong>en</strong> zulks e<strong>en</strong> grond voor e<strong>en</strong> uitzondering op de<br />
formele rechtskracht oplevert. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />
strekte de bedoelde verplichting er nu<br />
juist toe zeker te stell<strong>en</strong> dat Etam c.s., zonder dat<br />
zij daartoe zelf <strong>en</strong>ig initiatief behoefd<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>/of op <strong>en</strong>igerlei publicatie acht zoud<strong>en</strong> behoev<strong>en</strong><br />
te slaan, tijdig over de voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> tekst van<br />
het bestemmingsplan zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geïnformeerd.<br />
3.39 Op de door het subonderdeel g<strong>en</strong>oemde<br />
vindplaats lees ik niet de stelling dat de bedoelde<br />
verplichting van de Geme<strong>en</strong>te ertoe strekte dat<br />
Etam c.s. niet meer op op<strong>en</strong>bare publicaties acht<br />
behoefd<strong>en</strong> te slaan. In zoverre mist het subonderdeel<br />
feitelijke grondslag. Overig<strong>en</strong>s ligt het voor<br />
de hand dat het hof het bedoelde beroep op e<strong>en</strong><br />
uitzondering op de formele rechtskracht niet<br />
heeft will<strong>en</strong> honorer<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat beroep in rov. 9<br />
stilzwijg<strong>en</strong>d (<strong>en</strong> niet onbegrijpelijk) heeft verworp<strong>en</strong>.<br />
Het subonderdeel kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong>,<br />
voor zover al Etam c.s. daarbij, gelet op de uitleg<br />
die het hof in rov. 8 aan de overe<strong>en</strong>komst heeft<br />
gegev<strong>en</strong>, voldo<strong>en</strong>de belang hebb<strong>en</strong>.<br />
3.40 Subonderdeel 2.5 bevat de klacht dat het<br />
hof in rov. 9 voorts, dan wel althans blijk heeft<br />
gegev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting, omdat<br />
e<strong>en</strong> bestemmingsplan — anders dan het hof heeft<br />
aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> — ge<strong>en</strong> formele rechtskracht kan<br />
krijg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> bestemmingsplan is volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />
immers e<strong>en</strong> besluit van algem<strong>en</strong>e<br />
strekking, dat regels <strong>en</strong> norm<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />
gelding bevat, die zijn gericht tot e<strong>en</strong> onbepaalde<br />
groep person<strong>en</strong> <strong>en</strong> die in beginsel per-<br />
man<strong>en</strong>te werking hebb<strong>en</strong>. Daarbij wijst het subonderdeel<br />
erop dat in het kader van e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke<br />
procedure teg<strong>en</strong><br />
uitvoeringsvoorschrift<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> (inmiddels)<br />
onherroepelijk bestemmingsplan zijn gebaseerd,<br />
de onverbind<strong>en</strong>dheid van de voorschrift<strong>en</strong> of bepaling<strong>en</strong><br />
van het bestemmingsplan (alsnog) t<strong>en</strong><br />
toets kan kom<strong>en</strong>.<br />
3.41 Alhoewel daarover in de feit<strong>en</strong>rechtspraak<br />
wel e<strong>en</strong>s anders is geoordeeld 29 , moet bij<br />
de gegev<strong>en</strong> stand van de rechtspraak van de Hoge<br />
Raad ervan word<strong>en</strong> uitgegaan dat aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
wel degelijk formele rechtskracht<br />
kan toekom<strong>en</strong> 30 . Overig<strong>en</strong>s biedt de rechtspraak<br />
ook andere voorbeeld<strong>en</strong> van besluit<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>e<br />
strekking waaraan formele rechtskracht<br />
kan toekom<strong>en</strong>, zoals het verkeersbesluit 31 . De<br />
door het subonderdeel bedoelde mogelijkheid<br />
van (slechts) exceptieve toetsing van bepaling<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s onherroepelijk bestemmingsplan<br />
door de bestuursrechter, doet naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />
niets af aan de formele rechtskracht <strong>en</strong> de<br />
gevolg<strong>en</strong> daarvan, die de burgerlijke rechter onder<br />
omstandighed<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />
di<strong>en</strong>t toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Voor zover al Etam c.s. daarbij<br />
voldo<strong>en</strong>de belang hebb<strong>en</strong>, kan het subonderdeel<br />
niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />
3.42 Subonderdeel 2.6 is gericht teg<strong>en</strong> rov. 10,<br />
waarin het hof heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan<br />
Oosterheem 2000 <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong><br />
voor de aldaar (nabij Dwarstocht) geleg<strong>en</strong><br />
woning<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s jeg<strong>en</strong>s Etam c.s. formele<br />
rechtskracht hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>. Het subonderdeel<br />
betoogt, dat als het hof zou hebb<strong>en</strong> bedoeld tot<br />
uitdrukking te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat het de burgerlijke<br />
rechter niet meer zou vrijstaan de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />
geslot<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst uit te legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te toets<strong>en</strong><br />
of de Geme<strong>en</strong>te is tekortgeschot<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong><br />
van <strong>en</strong>ige verbint<strong>en</strong>is uit de overe<strong>en</strong>komst<br />
— <strong>en</strong> wel, in het bijzonder de verbint<strong>en</strong>is om bij de<br />
ontwikkeling <strong>en</strong> realisering van de woning<strong>en</strong> in<br />
de aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de woonwijk de afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
overige bepaling<strong>en</strong> in het rapport Bost in acht te<br />
nem<strong>en</strong> — <strong>en</strong> op die grond is gehoud<strong>en</strong> de door<br />
Etam c.s. di<strong>en</strong>t<strong>en</strong>gevolge geled<strong>en</strong> schade te vergoed<strong>en</strong>,<br />
het hof van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting<br />
heeft blijk gegev<strong>en</strong> op mutatis mutandis de in de<br />
subonderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.5 ontwikkelde grond<strong>en</strong>.<br />
Wat betreft de door het hof bedoelde bouwvergunning<strong>en</strong><br />
komt daar volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />
nog bij, dat van Etam c.s., die met de Geme<strong>en</strong>te<br />
29 Zie in het bijzonder Hof Arnhem 11 juni 2002, LJN AE4982, NJ<br />
2003, 56.<br />
30 HR 9 juni 2006, LJN AV6031, RvdW 2006/600; HR 11 april 2008,<br />
LJN BC1649, NJ 2008/519, m.nt. M.R. Mok; zie ook M.J. Tunniss<strong>en</strong>,<br />
E<strong>en</strong> juridisch bestuurlijke inleiding in de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing.<br />
Het bestemmingsplan (2009), p. 227.<br />
31 HR 6 december 2002, LJN AE8182, NJ 2003/616, m.nt. MS.<br />
1796 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0024<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> hebb<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />
die er nu juist toe di<strong>en</strong>t dat de Geme<strong>en</strong>te ook<br />
bij de verl<strong>en</strong>ing van de (op het bestemmingsplan<br />
voortbouw<strong>en</strong>de) bouwvergunning<strong>en</strong> haar bevoegdhed<strong>en</strong><br />
op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uitoef<strong>en</strong>t,<br />
niet kan word<strong>en</strong> gevergd dat zij de wanprestatie<br />
van de Geme<strong>en</strong>te aan de orde stell<strong>en</strong> in de bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang teg<strong>en</strong> de verl<strong>en</strong>ing<br />
van (al) die bouwvergunning<strong>en</strong>, op straffe van<br />
teg<strong>en</strong>werping van formele rechtskracht van die<br />
vergunning<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bij de burgerlijke rechter<br />
teg<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te gevoerde procedure strekk<strong>en</strong>de<br />
tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie.<br />
3.43 Voor zover het subonderdeel voortbouwt<br />
op de klacht<strong>en</strong> van de subonderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.5,<br />
faalt het op de bij de bespreking van die subonderdel<strong>en</strong><br />
reeds aangevoerde grond<strong>en</strong>, die<br />
mede op de verle<strong>en</strong>de bouwvergunning<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Het subonderdeel verwijst<br />
niet mede naar subonderdeel 2.2; alhoewel<br />
Etam c.s. zich daarover in cassatie niet duidelijk<br />
hebb<strong>en</strong> uitgelat<strong>en</strong>, neem ik aan dat in hun visie<br />
ook de (impliciete) verplichting<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te<br />
die met betrekking tot bestemmingsplan<br />
Oosterheem in de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
war<strong>en</strong> vervat, ev<strong>en</strong>als die met betrekking tot bestemmingsplan<br />
Dwarstocht, e<strong>en</strong> inspanningsverbint<strong>en</strong>is<br />
belichaamd<strong>en</strong>.<br />
Overig<strong>en</strong>s mist het subonderdeel feitelijke<br />
grondslag voor zover het veronderstelt dat het<br />
hof zich in rov. 10 niet meer tot uitleg van de<br />
overe<strong>en</strong>komst vrij zou hebb<strong>en</strong> geacht. Het hof<br />
heeft de overe<strong>en</strong>komst blijk<strong>en</strong>s rov. 11 immers<br />
uitgelegd, <strong>en</strong> wel aldus, dat de overe<strong>en</strong>komst de<br />
Geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong>ige beleidsruimte liet, welke ruimte<br />
de Geme<strong>en</strong>te in het desbetreff<strong>en</strong>de bestemmingsplan<br />
<strong>en</strong> de daarop gebaseerde vergunningverl<strong>en</strong>ing<br />
tot uitdrukking heeft gebracht. Slechts<br />
voor de vraag of de Geme<strong>en</strong>te van die beleidsruimte<br />
e<strong>en</strong> onjuist gebruik heeft gemaakt, heeft<br />
het hof in rov. 11 naar het beginsel van formele<br />
rechtskracht verwez<strong>en</strong>.<br />
3.44 Subonderdeel 2.7 herhaalt de klacht<strong>en</strong><br />
van subonderdeel 2.6, voor zover in rov. 11 ligt<br />
beslot<strong>en</strong> dat het hof zich, in verband met de<br />
formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />
<strong>en</strong> de daarop gebaseerde bouwvergunning<strong>en</strong>,<br />
niet vrij heeft geacht de overe<strong>en</strong>komst verder<br />
uit te legg<strong>en</strong> dan het in rov. 11 heeft gedaan,<br />
waarmee het volg<strong>en</strong>s het subonderdeel van e<strong>en</strong><br />
onjuiste rechtsopvatting heeft blijk gegev<strong>en</strong>.<br />
3.45 De klacht faalt op dezelfde grond<strong>en</strong> als<br />
subonderdeel 2.6. Overig<strong>en</strong>s mist de klacht feitelijke<br />
grondslag, voor zover zij veronderstelt dat<br />
het hof zich in de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />
beperkt heeft geacht. Het hof heeft de overe<strong>en</strong>komst<br />
aldus uitgelegd dat zij de Geme<strong>en</strong>te be-<br />
leidsruimte liet <strong>en</strong> heeft slechts voor de toetsing<br />
van de vraag of de Geme<strong>en</strong>te van die beleidsvrijheid<br />
e<strong>en</strong> onjuist gebruik heeft gemaakt in de<br />
concrete besluit<strong>en</strong> waarin (in de woord<strong>en</strong> van<br />
het hof) die beleidsruimte uitdrukking heeft gevond<strong>en</strong>,<br />
gewez<strong>en</strong> op de mogelijkheid daarteg<strong>en</strong><br />
langs bestuursrechtelijke weg op te kom<strong>en</strong> (<strong>en</strong> op<br />
de consequ<strong>en</strong>ties indi<strong>en</strong> dat bestuursrechtelijke<br />
traject niet is gevolgd).<br />
Beleidsruimte Geme<strong>en</strong>te<br />
3.46 Onderdeel 3 richt zich teg<strong>en</strong> rov. 11. Het<br />
betoogt dat voor zover het hof in rov. 11 art. 5.4<br />
van de overe<strong>en</strong>komst (<strong>en</strong> het daaraan t<strong>en</strong> grondslag<br />
ligg<strong>en</strong>de rapport Bost) aldus heeft uitgelegd<br />
dat de aan de Geme<strong>en</strong>te gelat<strong>en</strong> ‘beleidsruimte’<br />
inhield dat hetzij de woning<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minimale afstand<br />
tot de inrichting di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> hetzij er<br />
geluidswer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (onder meer) aan<br />
de woning<strong>en</strong> di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
ander zonder verdere (contractuele) beperking<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van deze ‘beleidsruimte’, deze uitleg<br />
onvoldo<strong>en</strong>de (begrijpelijk) is gemotiveerd, althans<br />
het hof daarmee aan ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong><br />
van Etam c.s. is voorbijgegaan.<br />
3.47 Het hof heeft in de laatste twee volzinn<strong>en</strong><br />
van rov. 11 overwog<strong>en</strong> dat, voor zover Etam c.s.<br />
van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> onjuist<br />
gebruik heeft gemaakt van de aan haar gelat<strong>en</strong><br />
beleidsruimte, zij de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> gehad<br />
hierteg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong><br />
bestuursrechtelijk traject op te kom<strong>en</strong>, zodat<br />
het beginsel van de formele rechtskracht zich<br />
teg<strong>en</strong> (hernieuwde) beoordeling door de burgerlijk<br />
rechter verzet. Deze overweging impliceert<br />
dat de beleidsruimte die de Geme<strong>en</strong>te aan de<br />
overe<strong>en</strong>komst kon ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> ook naar het oordeel<br />
van het hof aan verdere beperking<strong>en</strong> onderhevig<br />
was dan het hof uitdrukkelijk heeft gereleveerd,<br />
maar dat de vraag of die beperking<strong>en</strong> in acht zijn<br />
g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het kader van de teg<strong>en</strong> het bestemmingsplan<br />
<strong>en</strong>/of de daarop gebaseerde vergunningverl<strong>en</strong>ing<br />
aangew<strong>en</strong>de bestuursrechtelijke<br />
rechtsmiddel<strong>en</strong> aan de orde had moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
gesteld.<br />
Schade als gevolg van onjuist informer<strong>en</strong><br />
GS<br />
3.48 Onderdeel 4 klaagt dat de overweging<strong>en</strong><br />
van het hof in rov. 16 onbegrijpelijk, althans onvoldo<strong>en</strong>de<br />
gemotiveerd zijn, in het licht van het<br />
debat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>. Etam c.s. hebb<strong>en</strong> immers<br />
uitdrukkelijk, uitvoerig <strong>en</strong> bij herhaling betoogd<br />
dat voor h<strong>en</strong> aan de verl<strong>en</strong>ing van e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />
voor fase 1 bijzondere betek<strong>en</strong>is toekwam,<br />
in die zin dat Etam c.s. op basis van de<br />
beslissing omtr<strong>en</strong>t de verl<strong>en</strong>ing van de vergunning<br />
voor fase 1 mocht<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> duidelijkheid<br />
te krijg<strong>en</strong> over de mogelijkhed<strong>en</strong> van realisering<br />
van de door Etam c.s. voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bestem-<br />
AB Afl. 40 - 2011 1797<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0025<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
ming voor de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3. Wanneer de Provincie<br />
— op basis van juiste informatie van de Geme<strong>en</strong>te<br />
over het bouwplan — reeds voor fase 1 ge<strong>en</strong><br />
verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar zou hebb<strong>en</strong> afgegev<strong>en</strong><br />
(hetge<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Etam c.s. ‘zeer wel d<strong>en</strong>kbaar’<br />
was geweest), zou reeds dan ge<strong>en</strong> vergunning<br />
voor fase 1 zijn verle<strong>en</strong>d <strong>en</strong> zou de overe<strong>en</strong>komst<br />
op grond van art. 5.8 zijn ontbond<strong>en</strong>. Etam<br />
c.s. zoud<strong>en</strong> in dat geval hun heil elders hebb<strong>en</strong><br />
gezocht, zonder dat zij onnodige kost<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />
hebb<strong>en</strong> gemaakt. Aan dit betoog komt volg<strong>en</strong>s<br />
Etam c.s. ook <strong>en</strong> juist betek<strong>en</strong>is toe als de overe<strong>en</strong>komst<br />
zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd zoals het hof<br />
in de rov. 5–7 heeft gedaan, omdat Etam c.s. dan<br />
weliswaar ge<strong>en</strong> aanspraak kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> op<br />
(schadevergoeding ter zake van de onmogelijkheid<br />
van) zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling,<br />
maar was ‘zeer wel d<strong>en</strong>kbaar’ geweest<br />
dat door het intred<strong>en</strong> van de ontbind<strong>en</strong>de voorwaarde<br />
de door Etam c.s. geled<strong>en</strong> (andere)<br />
schade, zoals ter zake van de investering in e<strong>en</strong><br />
‘te duur’ gebouw <strong>en</strong>/of verhuizing, alsnog naar<br />
e<strong>en</strong> andere locatie, goeddeels achterwege was<br />
geblev<strong>en</strong>.<br />
3.49 In de stukk<strong>en</strong> van de feitelijke instanties<br />
waarnaar het subonderdeel (in voetnoot 21) verwijst,<br />
wordt steeds e<strong>en</strong> verband gelegd tuss<strong>en</strong> de<br />
beweerdelijk valse opgave van de Geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> de<br />
bouwvergunning die Etam c.s. aldus kond<strong>en</strong> verkrijg<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>erzijds, <strong>en</strong> de indruk die daardoor bij<br />
Etam c.s. werd gewekt met betrekking tot de<br />
realiseerbaarheid van de (volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong>) ‘overige<br />
overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> ontwikkeling<strong>en</strong>.’ 32 .Hetisniet<br />
onbegrijpelijk dat het hof het verwijt dat de Geme<strong>en</strong>te<br />
Etam c.s. met de (dankzij e<strong>en</strong> beweerdelijk<br />
valse opgave mogelijk gemaakte) bouwvergunning<br />
in e<strong>en</strong> uitzichtloze situatie heeft gelokt,<br />
in het bijzonder heeft betrokk<strong>en</strong> op de door Etam<br />
c.s. veronderstelde maar later niet realiseerbaar<br />
blijk<strong>en</strong>de mogelijkheid van grootschalige kantoorontwikkeling<br />
t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min<br />
is onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld<br />
dat aan dat verwijt het belang is kom<strong>en</strong> te ontvall<strong>en</strong><br />
met de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst volg<strong>en</strong>s<br />
welke Etam c.s. hoe dan ook niet tot de bedoelde<br />
grootschalige kantoorontwikkeling bevoegd war<strong>en</strong>.<br />
Voor het betoog dat Etam c.s. ook <strong>en</strong> juist<br />
belang hebb<strong>en</strong> bij hun verwijt voor het geval de<br />
32 Zie bijvoorbeeld de inleid<strong>en</strong>de dagvaarding onder 28 <strong>en</strong> de<br />
conclusie van repliek onder 38, maar ook de memorie van<br />
griev<strong>en</strong> onder 71, waarin weliswaar wordt gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />
‘veel te duur gebouw’, maar voorzi<strong>en</strong> van de toevoeging ‘op e<strong>en</strong><br />
locatie zonder het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> toekomstperspectief <strong>en</strong><br />
zonder mogelijkhed<strong>en</strong> van het g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> van gerechtvaardigd<br />
verwachte winst<strong>en</strong> op de rest van het bedrijv<strong>en</strong>terrein. Door de<br />
tekortkoming<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong> van de Overe<strong>en</strong>komst c.q.<br />
onrechtmatig te handel<strong>en</strong> in de procedure van de totstandkoming<br />
van de bouwvergunning, heeft de Geme<strong>en</strong>te dus schade<br />
berokk<strong>en</strong>d aan Etam (...)’.<br />
overe<strong>en</strong>komst zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd<br />
zoals het hof heeft gedaan, vermeldt het onderdeel<br />
ge<strong>en</strong> vindplaats<strong>en</strong> in de stukk<strong>en</strong> van de feitelijke<br />
instanties.<br />
Het onderdeel kan daarom niet tot cassatie<br />
leid<strong>en</strong>.<br />
4. Conclusie<br />
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.<br />
Noot<br />
1. Nakoming van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>.<br />
In dit arrest formuleert de Hoge Raad <strong>en</strong>ige<br />
hoofdregels voor de beantwoording van de vraag<br />
wanneer de bestuursrechter dan wel de burgerlijke<br />
rechter bevoegd is om k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van<br />
geschill<strong>en</strong> over de <strong>nakoming</strong> van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>.<br />
Wanneer de wederpartij<br />
van de overheid <strong>nakoming</strong> w<strong>en</strong>st van de uit e<strong>en</strong><br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> voortvloei<strong>en</strong>de verplichting<br />
tot het nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaald voor<br />
bezwaar <strong>en</strong> beroep vatbaar besluit, di<strong>en</strong>t zij de<br />
bestuursrechtelijke rechtsgang te volg<strong>en</strong>. Voor<br />
het verkrijg<strong>en</strong> van schadevergoeding weg<strong>en</strong>s<br />
wanprestatie is de burgerlijke rechter ev<strong>en</strong>wel<br />
de bevoegde rechter; dat er bij de bestuursrechter<br />
andere mogelijkhed<strong>en</strong> zijn om om schadevergoeding<br />
te verzoek<strong>en</strong> — bij e<strong>en</strong> gegrond beroep bij de<br />
bestuursrechter op de voet van art. 8:73 Awb dan<br />
wel via de weg van het uitlokk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zelfstandig<br />
schadebesluit — doet hieraan niet af. Het<br />
is e<strong>en</strong> belangrijk arrest, al was het maar omdat er<br />
tot nu toe relatief weinig jurisprud<strong>en</strong>tie over dit<br />
vraagstuk voor hand<strong>en</strong> was. In het bijzonder blijkt<br />
uit dit arrest de (betrekkelijk geringe) betek<strong>en</strong>is<br />
van de leer van de formele rechtskracht, met als<br />
gevolg <strong>en</strong>ige sam<strong>en</strong>loop in rechterlijke compet<strong>en</strong>ties.<br />
2. Rechtskarakter <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>.<br />
Bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong><br />
bijzonder soort overheidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> is e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
waarin e<strong>en</strong> bestuursorgaan aangeeft op<br />
welke wijze het e<strong>en</strong> hem toekom<strong>en</strong>de publiekrechtelijke<br />
bevoegdheid (wel of niet) zal gaan<br />
uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>. E<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijke eig<strong>en</strong>schap van <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong><br />
is dat de uitvoeringshandeling<strong>en</strong><br />
die het bestuursorgaan ter<br />
zake verricht het karakter van e<strong>en</strong> (al dan niet<br />
appellabel) besluit in de zin van art. 1:3 Awb<br />
kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />
In de bestuursrechtelijke literatuur wordt de<br />
<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> vanwege haar object<br />
— de publiekrechtelijke bevoegdheid — vrijwel<br />
steevast als e<strong>en</strong> publiekrechtelijke overe<strong>en</strong>komst<br />
aangemerkt, ter onderscheid van de pri-<br />
1798 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0026<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />
vaatrechtelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die de overheid<br />
ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s pleegt te sluit<strong>en</strong> (bijvoorbeeld M. Scheltema<br />
& M.W. Scheltema, Geme<strong>en</strong>schappelijk recht,<br />
2 e druk Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn: Kluwer 2008, p. 190;<br />
Van Wijk/ Konijn<strong>en</strong>belt & Van Male, Hoofdstukk<strong>en</strong><br />
van bestuursrecht, 14 e druk D<strong>en</strong> Haag: Elsevier<br />
2008, p. 252 <strong>en</strong> R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra,<br />
Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, 6e druk<br />
Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2010, p. 887). Die aanduiding<br />
aan de hand van het te regel<strong>en</strong> object laat ev<strong>en</strong>wel<br />
onverlet dat voor de totstandkoming, de vorm <strong>en</strong><br />
de wijzigingsmogelijkhed<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijke<br />
overe<strong>en</strong>komst de regels van het BW e<strong>en</strong> meer<br />
dan alle<strong>en</strong> belangrijke inspiratiebron vorm<strong>en</strong>.<br />
Daarnaast k<strong>en</strong>t de literatuur gem<strong>en</strong>gde overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.<br />
Dit zijn overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> waarin zowel<br />
over het gebruik van publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />
als privaatrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />
wordt gecontracteerd. De overe<strong>en</strong>komst waarop<br />
dit arrest betrekking heeft is zo’n gem<strong>en</strong>gde overe<strong>en</strong>komst.<br />
Het privaatrechtelijke onderdeel betreft<br />
in het bijzonder de verkoop van e<strong>en</strong> perceel<br />
grond op het geme<strong>en</strong>telijke industrieterrein t<strong>en</strong><br />
behoeve van de realisatie van e<strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum,<br />
factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verl<strong>en</strong>ing<br />
van opties aan Etam voor de nog niet vrij beschikbare<br />
percel<strong>en</strong> grond op dit industrieterrein. Het<br />
publiekrechtelijke onderdeel betreft in het bijzonder<br />
de inspanningsverplichting voor de geme<strong>en</strong>te<br />
het bestemmingsplan aan te pass<strong>en</strong>, alsmede<br />
— meer zijdelings — afsprak<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> nabij<br />
te bouw<strong>en</strong> woonwijk zodanig vorm te gev<strong>en</strong> dat<br />
deze ge<strong>en</strong> onaanvaardbare hinder of overlast van<br />
de bedrijvigheid van Etam zou ondervind<strong>en</strong> (vgl.<br />
r.o. 3.1 <strong>en</strong> r.o. 3.6.2). In zoverre lag<strong>en</strong> — wederom<br />
meer zijdelings — in de overe<strong>en</strong>komst ook afsprak<strong>en</strong><br />
beslot<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de inhoud van te nem<strong>en</strong><br />
besluit<strong>en</strong> tot verl<strong>en</strong>ing van bouwvergunning<strong>en</strong><br />
voor die woonwijk.<br />
Het behoeft ev<strong>en</strong>wel de aandacht dat de Hoge<br />
Raad in dit arrest de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
— preciezer: het onderdeel van de gem<strong>en</strong>gde<br />
overe<strong>en</strong>komst dat betrekking heeft op de uitoef<strong>en</strong>ing<br />
van e<strong>en</strong> publiekrechtelijke bevoegdheid —,<br />
in afwijking van wat in de bestuursrechtelijke<br />
literatuur gebruikelijk is, niet als publiekrechtelijk<br />
bestempelt, maar haar uitdrukkelijk als e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
met e<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd — dat wil zegg<strong>en</strong>:<br />
bestuursrechtelijk én privaatrechtelijk — rechtskarakter<br />
aanmerkt (r.o. 3.6.2). Van belang is in het<br />
oog te houd<strong>en</strong> dat het gem<strong>en</strong>gde karakter waarop<br />
de Hoge Raad doelt, dus niet betreft e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
die zowel beding<strong>en</strong> met het karakter van<br />
e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> als beding<strong>en</strong><br />
met het karakter van e<strong>en</strong> privaatrechtelijke overe<strong>en</strong>komst,<br />
maar louter de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />
zelf. De kwalificatie van de Hoge Raad<br />
spoort in ieder geval goed met de uitkomst van<br />
het arrest. Die behelst dat afhankelijk van het<br />
soort vordering, de bestuursrechter of de burgerlijke<br />
rechter bevoegd is om k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van<br />
geschill<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong>.<br />
Aldus heeft deze gem<strong>en</strong>gde overe<strong>en</strong>komst<br />
gem<strong>en</strong>gde compet<strong>en</strong>ties van de bestuursrechter<br />
<strong>en</strong> de burgerlijke rechter tot gevolg.<br />
3. Verdeling van rechtsmacht. Onder de<br />
vraag naar de naamgeving van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />
met overhed<strong>en</strong> gaat de belangrijker vraag schuil,<br />
of mede gecontracteerd is over één of meer publiekrechtelijke<br />
bevoegdhed<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus (doorgaans)<br />
over de aanw<strong>en</strong>ding van e<strong>en</strong> bevoegdheid<br />
tot het nem<strong>en</strong> van één of meer besluit<strong>en</strong> in de zin<br />
van art. 1:3 Awb.<br />
De rechterlijke compet<strong>en</strong>tie blijft e<strong>en</strong>dim<strong>en</strong>sionaal<br />
wanneer weliswaar gecontracteerd is over<br />
e<strong>en</strong> kwestie die inhoudelijk aan het publiekrecht<br />
raakt, maar die niet tot e<strong>en</strong> besluit heeft geleid of<br />
hoefde te leid<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld biedt HR 11 januari<br />
2002, AB 2002/300, m.nt. FvO; NJ 2003/173,<br />
m.nt. MS (Berger c.s./Waterschap Peel <strong>en</strong> Maasvallei).<br />
Daarin was de juiste kwalificatie van de overe<strong>en</strong>komst<br />
van belang voor de vraag of het geschil<br />
door de burgerlijke rechter of de bestuursrechter<br />
moest word<strong>en</strong> beslecht. Aan de orde was of<br />
sprake was van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst over de uitoef<strong>en</strong>ing<br />
van de bevoegdheid tot toek<strong>en</strong>ning van<br />
nadeelcomp<strong>en</strong>satie op grond van art. 7 Deltawet<br />
grote rivier<strong>en</strong> (<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>),<br />
of van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst die strekte<br />
tot winning van specie (doorgaans beleidsovere<strong>en</strong>komst<br />
g<strong>en</strong>oemd). Hof <strong>en</strong> rechtbank me<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
het eerste. Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad was ev<strong>en</strong>wel<br />
sprake is van e<strong>en</strong> privaatrechtelijke overe<strong>en</strong>komst,<br />
zodat partij<strong>en</strong> bij de burgerlijke rechter<br />
ontvankelijk war<strong>en</strong> <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> (verder) debat gevoerd<br />
hoefde te word<strong>en</strong> over Awb-besluit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
betek<strong>en</strong>is daarvan voor dat geschil. Zie over dat<br />
arrest onder meer F.J. van Ommer<strong>en</strong>, Module Algeme<strong>en</strong><br />
Bestuursrecht, Contract<strong>en</strong> met de overheid,<br />
aant. MAB 147 (losbladig) <strong>en</strong> G.A. van der Ve<strong>en</strong>,<br />
Overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met overheidslicham<strong>en</strong>, Gro<strong>en</strong>e<br />
Serie, aant. 10.1 (losbladig).<br />
Indi<strong>en</strong> wèl mede is gecontracteerd over e<strong>en</strong><br />
besluit, rijst de vraag welke rol er voor de burgerlijke<br />
rechter overblijft. Als bek<strong>en</strong>d, verklaart de<br />
burgerlijke rechter eisers niet-ontvankelijk indi<strong>en</strong><br />
zij opkom<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> besluit dat kan of<br />
kon word<strong>en</strong> voorgelegd in e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke<br />
rechtsgang die met voldo<strong>en</strong>de rechtswaarborg<strong>en</strong><br />
is omkleed (vgl. o.a. HR 15 april 1983, NJ<br />
1984/179, m.nt. MS). Indi<strong>en</strong> de rechtmatigheid<br />
van e<strong>en</strong> besluit in civilibus ter discussie wordt<br />
gesteld, stuit de vordering af op de formele<br />
rechtskracht van dat besluit (zie nader G.A. van<br />
der Ve<strong>en</strong>, De Hoge Raad <strong>en</strong> de formele rechtskracht,<br />
De stand van zak<strong>en</strong>, JBPlus 2009, p. 11). Wanneer<br />
AB Afl. 40 - 2011 1799<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0027<br />
AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />
eisers in e<strong>en</strong> dergelijk geval kwesties als formele<br />
rechtskracht will<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> zij aan<br />
hun stelling t<strong>en</strong> grondslag legg<strong>en</strong>, dat zij niet<br />
teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> besluit opkom<strong>en</strong>, maar teg<strong>en</strong> ander<br />
handel<strong>en</strong>, zoals (in casu) teg<strong>en</strong> niet-<strong>nakoming</strong><br />
van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> dat zij dat ook do<strong>en</strong><br />
met e<strong>en</strong> ander doel dan alsnog dat besluit ter<br />
discussie te stell<strong>en</strong>. Te beantwoord<strong>en</strong> is dan de<br />
vraag of dat andere handel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zelfstandig<br />
karakter heeft, waarvoor e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> toetsing in<br />
civilibus zinvol kan zijn omdat die toetsing tot<br />
andere of aanvull<strong>en</strong>de aansprak<strong>en</strong> kan leid<strong>en</strong>, los<br />
van het besluit. Bij vaststellingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />
in het fiscale recht lijkt ge<strong>en</strong> plaats voor e<strong>en</strong><br />
afzonderlijke toetsing, getuige althans het door<br />
de A-G in punt 3.26 van zijn conclusie aangehaalde<br />
HR 21 april 2006, NJ 2006/271, AB 2007/<br />
106, m.nt. P.J. Huisman (Abacus). In die zaak oordeelde<br />
de Hoge Raad dat de in civilibus gevorderde<br />
verklaring voor recht omtr<strong>en</strong>t de uitleg van<br />
e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst neerkwam op e<strong>en</strong> oordeel over<br />
de bevoegdheid van de inspecteur om e<strong>en</strong> bepaalde<br />
belastingaanslag op te legg<strong>en</strong>. Dat oordeel<br />
was in beginsel uitsluit<strong>en</strong>d aan de belastingrechter<br />
<strong>en</strong> niet aan de burgerlijke rechter, mede ook<br />
gezi<strong>en</strong> het geslot<strong>en</strong> stelsel van rechtsbescherming<br />
in het belastingrecht. Het ging in die zaak<br />
dus om e<strong>en</strong> rechtsvraag die ‘één op één’ te vertal<strong>en</strong><br />
was naar e<strong>en</strong> besluit, of, in andere woord<strong>en</strong>,<br />
die zich volledig in e<strong>en</strong> besluit zou kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> dan in e<strong>en</strong> belastingrechtelijke procedure<br />
volledig aan de orde gesteld kon word<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />
dan dus in wez<strong>en</strong> volledig door de belastingrechter<br />
(mee)getoetst zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De aanvull<strong>en</strong>de<br />
verwijzing naar het geslot<strong>en</strong> stelsel van<br />
de rechtsbescherming in het belastingrecht roept<br />
uiteraard wel de vraag op, hoe de Hoge Raad in dat<br />
rechtsgebied zou oordel<strong>en</strong> over ev<strong>en</strong>tuele fiscale<br />
overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met meer aspect<strong>en</strong> dan alle<strong>en</strong><br />
e<strong>en</strong> besluit, <strong>en</strong> in het bijzonder met aspect<strong>en</strong> die<br />
niet volledig in e<strong>en</strong> besluit zoud<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />
daarom niet door de belastingrechter meegetoetst<br />
kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />
4. Reikwijdte formele rechtskracht. In het onderhavige<br />
arrest oordeelt de Hoge Raad dat de<br />
formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />
<strong>en</strong> de verle<strong>en</strong>de bouwvergunning<strong>en</strong> niet in de<br />
weg staan aan e<strong>en</strong> zelfstandig oordeel omtr<strong>en</strong>t<br />
de <strong>nakoming</strong> van de overe<strong>en</strong>komst. Dat lijkt ons<br />
e<strong>en</strong> juist oordeel. De bewuste overe<strong>en</strong>komst is<br />
zelf (uiteraard) ge<strong>en</strong> onderwerp van directe toetsing<br />
door de bestuursrechter. Zij heeft zich ook<br />
niet volledig in de bewuste bestuursrechtelijke<br />
besluit<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>. Zij kon dus niet volledig<br />
bij de bestuursrechter aan de orde kom<strong>en</strong>.<br />
Als bek<strong>en</strong>d, toetst de bestuursrechter de hem<br />
voorgelegde besluit<strong>en</strong> aan het viger<strong>en</strong>de recht<br />
<strong>en</strong> dus waar voorgeschrev<strong>en</strong> mede aan de hand<br />
van algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van behoorlijk bestuur.<br />
In bestuursrechtelijke procedures kunn<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>,<br />
ev<strong>en</strong>min als toezegging<strong>en</strong>, direct <strong>en</strong><br />
volledig aan de orde kom<strong>en</strong>. Zij kunn<strong>en</strong> slechts<br />
indirect bij de toetsing van e<strong>en</strong> besluit word<strong>en</strong><br />
meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zover zij in (belang<strong>en</strong>)afweging<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> toetsing aan het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />
betrokk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
(vgl. in het bijzonder AGRvS 1 september 1992,<br />
AB 1993/400, m.nt. ThGD (Hydro Agri), ABRvS 8<br />
september 2004, AB 2004/458, m.nt. C.N.J. Kortmann<br />
(Tracébesluit) <strong>en</strong> verder onder meer ABRvS<br />
28 september 2011, 201011549/1/H4 LJN BT2816,<br />
zie voor gestelde toezegging<strong>en</strong> ook ABRvS 8 september<br />
2010, 201000322/1/H1, LJN BN6146 (Dev<strong>en</strong>ter)).<br />
Dat betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst bestuursrechtelijk<br />
gezi<strong>en</strong> niet zo’n grote invloed<br />
heeft op e<strong>en</strong> besluit of de uitkomst van de toetsing<br />
daarvan, ook al bevat zij nog zulke harde afsprak<strong>en</strong><br />
(vgl. r.o. 3.6.4). De overe<strong>en</strong>komst kan het<br />
‘aflegg<strong>en</strong>’ teg<strong>en</strong> bestuursrechtelijke afweging<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>/of het wettelijke kader. Zo zal bij de toetsing<br />
van e<strong>en</strong> bestemmingsplan e<strong>en</strong> harde afspraak<br />
over e<strong>en</strong> bepaalde invulling van e<strong>en</strong> locatie het<br />
moet<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> — bijvoorbeeld — dwing<strong>en</strong>de<br />
afstandsnorm<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bepaalde bestemming<strong>en</strong>.<br />
Te minder kunn<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> de doorslag<br />
gev<strong>en</strong> bij de toetsing van e<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> bevoegdheidsaanw<strong>en</strong>ding,<br />
zoals de bevoegdheid tot verl<strong>en</strong>ing<br />
van bouwvergunning<strong>en</strong>; het bek<strong>en</strong>de imperatief-limitatieve<br />
stelsel staat daaraan in de<br />
weg.<br />
In het licht van deze uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de toetsing<strong>en</strong><br />
is het beslist opmerkelijk te noem<strong>en</strong> dat zowel het<br />
hof als de A-G het standpunt huldig<strong>en</strong> dat de<br />
vordering van Etam afstuit op de formele rechtskracht<br />
van het bestemmingsplan <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong>.<br />
Zoals bek<strong>en</strong>d, di<strong>en</strong>t de leer van de<br />
formele rechtskracht twee doeleind<strong>en</strong>: zij beoogt<br />
bij te drag<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> goede taakverdeling tuss<strong>en</strong><br />
de burgerlijke rechter <strong>en</strong> de bestuursrechter <strong>en</strong> zij<br />
is van belang voor de rechtszekerheid. De achterligg<strong>en</strong>de<br />
gedachte bij het als eerste g<strong>en</strong>oemde<br />
doeleinde is te voorkom<strong>en</strong> dat de burgerlijke<br />
rechter zich moet begev<strong>en</strong> in vrag<strong>en</strong> die typisch<br />
tot het werkterrein van de bestuursrechter behor<strong>en</strong>.<br />
Het onderhavige arrest valt goed te verklar<strong>en</strong><br />
vanuit deze ratio van de leer van de formele<br />
rechtskracht. Het is begrijpelijk dat de Hoge<br />
Raad in dit arrest de compet<strong>en</strong>tieverdeling tuss<strong>en</strong><br />
beide soort<strong>en</strong> rechters onderbouwt aan de hand<br />
van datg<strong>en</strong>e waarover zij oordel<strong>en</strong>. Dat de burgerlijke<br />
rechter ter zake bevoegd is, komt doordat de<br />
bestuursrechter e<strong>en</strong> ander soort toets voor e<strong>en</strong><br />
ander object verricht: bij de bestuursrechter gaat<br />
het met name om de beoordeling van de rechtmatigheid<br />
van het Awb-besluit, terwijl de burger-<br />
1800 Afl. 40 - 2011 AB<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0028<br />
ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/299<br />
lijke rechter met name toetst of de overe<strong>en</strong>komst<br />
is nagekom<strong>en</strong>. De toets<strong>en</strong> van de bestuursrechter<br />
<strong>en</strong> de burgerlijke rechter kom<strong>en</strong> derhalve in dit<br />
geval niet op hetzelfde neer. In het licht van de<br />
ratio van de leer van de formele rechtskracht valt<br />
het derhalve goed te begrijp<strong>en</strong> dat de Hoge Raad<br />
ruimte ziet voor e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> bevoegdheid voor de<br />
burgerlijke rechter ingeval schadevergoeding<br />
wordt gevorderd weg<strong>en</strong>s wanprestatie, bestaande<br />
uit het nem<strong>en</strong> van besluit<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />
andere inhoud dan contractueel was overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.<br />
In de literatuur was er reeds eerder op gewez<strong>en</strong><br />
dat bij <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong> er<br />
— naast de bestuursrechter — in de regel slechts<br />
nog plaats voor de burgerlijke rechter is in zijn rol<br />
van schadevergoedingsrechter. Dat komt doordat<br />
de burgerlijke rechter bij e<strong>en</strong> vordering tot <strong>nakoming</strong><br />
van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> door<br />
de wederpartij van de overheid dikwijls niet tot<br />
<strong>nakoming</strong> van de overe<strong>en</strong>komst kan bevel<strong>en</strong>; zou<br />
hij dat wel do<strong>en</strong>, dan zou hij immers e<strong>en</strong> oordeel<br />
vell<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> Awb-besluit, <strong>en</strong> daarmee op de<br />
stoel van zijn bestuursrechtelijke collega gaan<br />
zitt<strong>en</strong> (zie met name G.T.J.M. Jurg<strong>en</strong>s, ‘Gewijzigd<br />
overheidsbeleid <strong>en</strong> de uitvoering van overheidscontract<strong>en</strong>’,<br />
Maandblad voor vermog<strong>en</strong>srecht<br />
2005, p. 118). De A-G neemt van dit betoog uitdrukkelijk<br />
afstand (nr. 3.32), door de leer van de<br />
formele rechtskracht zo ver op te rekk<strong>en</strong> dat er<br />
voor de burgerlijke rechter hier zelfs ge<strong>en</strong> plaats<br />
meer als schadevergoedingsrechter is. Het is duidelijk<br />
dat de Hoge Raad hem hierin niet volgt,<br />
maar op de lijn van Jurg<strong>en</strong>s zit. Ook Huisman heeft<br />
zeer rec<strong>en</strong>telijk <strong>en</strong> op vergelijkbare grond<strong>en</strong> betoogd<br />
dat voor appellabele uitvoeringshandeling<strong>en</strong><br />
de rol van de burgerlijke rechter beperkt is tot<br />
die van schadevergoedingsrechter (P.J. Huisman,<br />
‘Bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtsbescherming’,<br />
Overheid & Aansprakelijkheid 2011, 3,<br />
p. 17).<br />
5. Formele rechtskracht én schadevergoeding?<br />
De consequ<strong>en</strong>tie van het hebb<strong>en</strong> van formele<br />
rechtskracht is, zoals bek<strong>en</strong>d, dat het besluit<br />
voor rechtmatig wordt gehoud<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t in<br />
de gedachtegang van het hof <strong>en</strong> A-G dat de besluit<strong>en</strong>,<br />
het bestemmingsplan <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong>,<br />
ook geacht word<strong>en</strong> in overe<strong>en</strong>stemming<br />
te zijn met het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel. In de og<strong>en</strong><br />
van de Hoge Raad is daarmee echter niet alles<br />
gezegd: “De formele rechtskracht van dat besluit<br />
betek<strong>en</strong>t weliswaar dat het besluit voor rechtmatig<br />
moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, maar niet dat het<br />
overheidslichaam zijn verplichting<strong>en</strong> uit de overe<strong>en</strong>komst<br />
is nagekom<strong>en</strong>” (r.o. 3.7). Dat wil zegg<strong>en</strong>:<br />
dat deze besluit<strong>en</strong> zelf onaantastbaar zijn<br />
geword<strong>en</strong>, neemt niet weg dat de schade moet<br />
word<strong>en</strong> vergoed, die de geme<strong>en</strong>te heeft veroor-<br />
zaakt door de overe<strong>en</strong>komst niet na te kom<strong>en</strong><br />
door besluit<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> die daarmee niet spor<strong>en</strong>.<br />
Ook dat is e<strong>en</strong> lijn van red<strong>en</strong>er<strong>en</strong> die aanspreekt.<br />
In het verl<strong>en</strong>gde van het voorafgaande kan m<strong>en</strong><br />
constater<strong>en</strong> dat de inhoud van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />
<strong>en</strong> e<strong>en</strong> besluit uite<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
compet<strong>en</strong>tie van twee rechters rechtvaardigt: één<br />
over het besluit <strong>en</strong> één over de overe<strong>en</strong>komst.<br />
Dat neemt echter niet weg dat de vraag rijst<br />
naar de betek<strong>en</strong>is van de formele rechtskracht<br />
van het uitvoeringsbesluit. Naar aanleiding van<br />
het arrest Valk<strong>en</strong>swaard (HR 9 september 2005,<br />
AB 2006/286) heeft Van Ommer<strong>en</strong> (in zijn noot bij<br />
randnr. 7) opgemerkt dat het zinvol zou zijn in de<br />
rechtspraak meer uitdrukkelijk dan de Hoge Raad<br />
thans doet, e<strong>en</strong> conceptueel onderscheid te mak<strong>en</strong><br />
tuss<strong>en</strong> de rechtsgeldigheid <strong>en</strong> de onrechtmatigheid<br />
van e<strong>en</strong> besluit. E<strong>en</strong> besluit met formele<br />
rechtskracht is rechtsgeldig, hetge<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t<br />
dat de met het besluit beoogde rechtsgevolg<strong>en</strong><br />
geld<strong>en</strong>. Maar dat laat onverlet dat het besluit<br />
jeg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> of meer betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> onrechtmatig kan<br />
zijn, bijvoorbeeld omdat het besluit niet beantwoordt<br />
aan de overe<strong>en</strong>komst waaraan zij uitvoering<br />
beoogt te gev<strong>en</strong>. Het onderhavige arrest kan<br />
e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>ing voor deze koers bied<strong>en</strong>. Dat het besluit<br />
formele rechtskracht heeft staat immers niet<br />
aan de schadevergoedingsactie in de weg. Zie<br />
voor betog<strong>en</strong> die in dezelfde richting wijz<strong>en</strong> met<br />
name C.N.J. Kortmann, Onrechtmatige besluit<strong>en</strong><br />
(diss. UU), 2006, p. 139 e.v. <strong>en</strong> M. Scheltema,<br />
‘Kunn<strong>en</strong> wij zonder de formele rechtskracht?’,<br />
NTB 2007/ 17, p. 96, 97.<br />
F.J. van Ommer<strong>en</strong> <strong>en</strong> G.A. van der Ve<strong>en</strong><br />
AB 2011/299<br />
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE<br />
RAAD VAN STATE (MEERVOUDIGE KAMER)<br />
21 september 2011, nr. 201010355/1/H2.<br />
(Mrs. J.E.M. Polak, T.G.M. Simons, M.W.C. Feteris)<br />
m.nt. R. Ortlep<br />
Awb art. 1:3, 6:11<br />
NJB 2011/1789<br />
LJN BT2131<br />
ABRvS gaat om: het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsmiddel<strong>en</strong>clausule<br />
is in beginsel grond tot verschoonbaarheid<br />
van de termijnoverschrijding<br />
De Afdeling is thans, gelet op het belang van de<br />
rechtse<strong>en</strong>heid in het bestuursrecht, in aansluiting<br />
op de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer<br />
HR 19 maart 2010, LJN BL7954, BNB 2010/240), de<br />
C<strong>en</strong>trale Raad van Beroep (CRvB 23 juni 2011, LJN<br />
AB Afl. 40 - 2011 1801<br />
PPMG_T1_AB_Pag. 0029<br />