04.09.2013 Views

Annotatie inzake bevoegdhedenovereenkomst, nakoming en ... - Akd

Annotatie inzake bevoegdhedenovereenkomst, nakoming en ... - Akd

Annotatie inzake bevoegdhedenovereenkomst, nakoming en ... - Akd

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

AB 2011/298<br />

HOGE RAAD (CIVIELE KAMER)<br />

8 juli 2011, nr. 09/03160<br />

(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spap<strong>en</strong>s,<br />

J.C. van Ov<strong>en</strong>, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk)<br />

m.nt. F.J. van Ommer<strong>en</strong> <strong>en</strong> G.A. van der Ve<strong>en</strong><br />

Awb art. 8:73; BW art. 6:74<br />

BR 2011/180<br />

NJB 2011/1402<br />

NJ 2011/463<br />

RvdW 2011/902<br />

LJN BP3057<br />

Bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst; gem<strong>en</strong>gd (privaatrechtelijk<br />

<strong>en</strong> bestuursrechtelijk) karakter.<br />

Nakoming. Schadevergoeding. Bevoegdheid<br />

burgerlijke rechter. Bevoegdheid bestuursrechter.<br />

Vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel. Formele rechtskracht.<br />

Bij de beoordeling van het onderdeel wordt vooropgesteld<br />

dat, voor zover de onderhavige overe<strong>en</strong>komst<br />

ook t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het bestemmingsplan<br />

Oosterheem e<strong>en</strong> verplichting voor de geme<strong>en</strong>te<br />

meebr<strong>en</strong>gt om bepaalde publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />

(in dit geval tot het vaststell<strong>en</strong> van<br />

dat bestemmingsplan <strong>en</strong> het verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van bouwvergunning<strong>en</strong><br />

in dat plangebied) op e<strong>en</strong> bepaalde<br />

wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, de overe<strong>en</strong>komst — in zoverre —<br />

het karakter heeft van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemde <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>,<br />

zoals ook het onderdeel tot<br />

uitgangspunt neemt. E<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<br />

heeft e<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd (privaatrechtelijk <strong>en</strong> bestuursrechtelijk)<br />

karakter.<br />

W<strong>en</strong>st de wederpartij van de geme<strong>en</strong>te <strong>nakoming</strong><br />

van de uit e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst voortvloei<strong>en</strong>de<br />

verplichting tot het nem<strong>en</strong> van het besluit,<br />

dan di<strong>en</strong>t zij zich, na ev<strong>en</strong>tueel bezwaar, tot de<br />

bestuursrechter te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (in geval van e<strong>en</strong> bestemmingsplan:<br />

langs de weg van beroep teg<strong>en</strong> het<br />

goedkeuringsbesluit van e<strong>en</strong> hoger orgaan), als de<br />

rechter die bevoegd is t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het besluit.<br />

Ter zake van e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding<br />

weg<strong>en</strong>s wanprestatie is de burgerlijke rechter<br />

ev<strong>en</strong>wel de bevoegde rechter. Dat geldt ook in het<br />

zich hier voordo<strong>en</strong>de geval dat de wederpartij schadevergoeding<br />

w<strong>en</strong>st in plaats van <strong>nakoming</strong>, welke<br />

keuze haar vrijstaat. De wederpartij kan weliswaar<br />

bij de bestuursrechter vernietiging van e<strong>en</strong> naar<br />

aanleiding van de overe<strong>en</strong>komst g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit<br />

vrag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd met die overe<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> in<br />

geval het beroep bij de bestuursrechter gegrond is,<br />

tev<strong>en</strong>s schadevergoeding verzoek<strong>en</strong> op de voet van<br />

art. 8:73 Awb dan wel e<strong>en</strong> schadebesluit van het<br />

overheidslichaam uitlokk<strong>en</strong>. Maar deze mogelijk-<br />

heid br<strong>en</strong>gt niet mee dat de burgerlijke rechter niet<br />

langer bevoegd zou zijn k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

vordering tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie.<br />

Het vor<strong>en</strong>staande br<strong>en</strong>gt mee dat de formele<br />

rechtskracht van het besluit niet in de weg staat aan<br />

de mogelijkheid dat de burgerlijke rechter oordeelt<br />

dat het besluit niet beantwoordt aan de overe<strong>en</strong>komst.<br />

De formele rechtskracht van dat besluit betek<strong>en</strong>t<br />

immers weliswaar dat het besluit voor rechtmatig<br />

moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, maar niet dat het<br />

overheidslichaam zijn verplichting<strong>en</strong> uit de overe<strong>en</strong>komst<br />

is nagekom<strong>en</strong>.<br />

1. Etam Groep B.V.,<br />

2. T<strong>en</strong>stone B.V., eiseress<strong>en</strong> tot cassatie, advocaat:<br />

mr. R.A.A. Duk,<br />

teg<strong>en</strong><br />

Geme<strong>en</strong>te Zoetermeer, verweerster in cassatie,<br />

advocaat: mr. M.E. Gelpke.<br />

Hoge Raad:<br />

Partij<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> hierna ook word<strong>en</strong> aangeduid als<br />

Etam Groep <strong>en</strong> T<strong>en</strong>stone (tezam<strong>en</strong> Etam c.s.) <strong>en</strong> de<br />

geme<strong>en</strong>te.<br />

1. Het geding in feitelijke instanties<br />

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties<br />

verwijst de Hoge Raad naar de navolg<strong>en</strong>de<br />

stukk<strong>en</strong>:<br />

a. het vonnis in de zaak 260806/HA ZA 06-737<br />

van de rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van 11 juli 2007;<br />

b. het arrest in de zaak 105.006.992/01 van het<br />

gerechtshof te 's‑Grav<strong>en</strong>hage van 7 april 2009.<br />

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.<br />

2. Het geding in cassatie<br />

Teg<strong>en</strong> het arrest van het hof hebb<strong>en</strong> Etam c.s.<br />

beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding<br />

is aan dit arrest gehecht <strong>en</strong> maakt daarvan<br />

deel uit.<br />

De geme<strong>en</strong>te heeft geconcludeerd tot verwerping<br />

van het beroep.<br />

De zaak is voor Etam c.s. toegelicht door mr.<br />

M.J. Sch<strong>en</strong>ck, advocaat te Amsterdam, <strong>en</strong> voor de<br />

geme<strong>en</strong>te door haar advocaat.<br />

De conclusie van de Advocaat-G<strong>en</strong>eraal L.A.D.<br />

Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.<br />

Nam<strong>en</strong>s Etam c.s. is door mr. Sch<strong>en</strong>ck voornoemd<br />

bij brief van 11 februari 2011 op de conclusie<br />

gereageerd.<br />

3. Beoordeling van het middel<br />

3.1 In cassatie kan word<strong>en</strong> uitgegaan van de<br />

feit<strong>en</strong> vermeld in de conclusie van de Advocaat-<br />

AB Afl. 40 - 2011 1773<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0001<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

G<strong>en</strong>eraal onder 1.1 – 1.13. Deze kom<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat<br />

op het volg<strong>en</strong>de neer.<br />

(i) Etam Groep is e<strong>en</strong> concern dat actief is in<br />

de damesmode. T<strong>en</strong>stone maakte voorhe<strong>en</strong> (onder<br />

de naam Etam Vastgoed B.V.) deel uit van<br />

Etam Groep, maar houdt zich thans zelfstandig<br />

bezig met vastgoedactiviteit<strong>en</strong>, onder meer door<br />

te voorzi<strong>en</strong> in de behoefte aan bedrijfsruimte van<br />

Etam Groep.<br />

(ii) Etam c.s. zijn in 1997 op zoek gegaan naar<br />

e<strong>en</strong> grotere locatie voor het hoofdkantoor <strong>en</strong><br />

distributiec<strong>en</strong>trum van Etam Groep, met verdere<br />

uitbreidingsmogelijkhed<strong>en</strong>. Na vele bespreking<strong>en</strong><br />

heeft dit geleid tot e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van<br />

24 februari 1999 tuss<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> Etam<br />

Groep, bij welke overe<strong>en</strong>komst Etam Groep optrad<br />

voor zichzelf, haar rechtsopvolgers onder<br />

algem<strong>en</strong>e titel <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> nader te noem<strong>en</strong> meester.<br />

De overe<strong>en</strong>komst voorziet in de verkoop van<br />

e<strong>en</strong> perceel grond op het industrieterrein Dwarstocht<br />

(hierna: Dwarstocht) te Zoetermeer t<strong>en</strong> behoeve<br />

van de realisatie van e<strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum,<br />

factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> (fase 1). Daarnaast<br />

heeft de geme<strong>en</strong>te aan Etam Groep opties<br />

verle<strong>en</strong>d op de overige, t<strong>en</strong> tijde van het aangaan<br />

van de overe<strong>en</strong>komst nog niet vrij beschikbare<br />

percel<strong>en</strong> grond, behor<strong>en</strong>de tot Dwarstocht (fase 2<br />

<strong>en</strong> 3).<br />

(iii) De overe<strong>en</strong>komst bepaalt in art. 3.1 onder<br />

meer:<br />

‘3.1. De Geme<strong>en</strong>te spant zich tot het uiterste<br />

in om (...) het bestemmingsplan voor<br />

fase 1, 2 <strong>en</strong> 3 zodanig op te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />

pass<strong>en</strong> dat het gebruik van het Verkochte (...)<br />

voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet (...),<br />

showrooms <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>, per fase, zal zijn toegestaan.<br />

Binn<strong>en</strong> het vast te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />

pass<strong>en</strong> bestemmingsplan moet het voor Etam<br />

Groep mogelijk zijn om de oppervlakte <strong>en</strong><br />

hoogte van de bebouwing voor distributiec<strong>en</strong>trum,<br />

factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> met inachtneming<br />

van de uitgangspunt<strong>en</strong> van deze overe<strong>en</strong>komst<br />

naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...).<br />

De tekst van het vast te stell<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

zal tijdig door de Geme<strong>en</strong>te, in overleg<br />

met Etam Groep word<strong>en</strong> vastgesteld.’<br />

(iv) De overe<strong>en</strong>komst bevat in art. 3.5 <strong>en</strong> 5.4<br />

afsprak<strong>en</strong> over geluidhinderkwesties <strong>en</strong> de bestrijding<br />

<strong>en</strong> voorkoming daarvan. De tekst van art.<br />

5.4 luidt als volgt:<br />

‘5.4. Etam Groep zal op het Verkochte e<strong>en</strong><br />

geluidscherm aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig artikel<br />

3.5. De Geme<strong>en</strong>te zal de (woning<strong>en</strong> in de)<br />

aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de woonwijk (lat<strong>en</strong>) ontwikkel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> (lat<strong>en</strong>) realiser<strong>en</strong> met inachtneming van de<br />

afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overige bepaling<strong>en</strong> in het<br />

rapport van Bost, dat als bijlage 11 aan deze<br />

overe<strong>en</strong>komst is gehecht, op zodanige wijze<br />

dat, zelfs in geval van e<strong>en</strong> vol continu distributieproces,<br />

de activiteit<strong>en</strong> op het Verkochte<br />

ge<strong>en</strong> onaanvaardbare hinder of overlast aan de<br />

nieuw te realiser<strong>en</strong> woonwijk c.q. de (eig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

van de) nieuw te realiser<strong>en</strong> woning<strong>en</strong><br />

veroorzak<strong>en</strong>’<br />

(v) In de sam<strong>en</strong>vatting van het in art. 5.4 van<br />

de overe<strong>en</strong>komst bedoelde Rapport Bost (blz. 24)<br />

wordt onder meer vermeld:<br />

‘Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gesteld dat indi<strong>en</strong>:<br />

woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />

gerealiseerd word<strong>en</strong>, deze op minimaal 400<br />

meter van de inrichting gesitueerd di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als voor de toekomstige<br />

situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3). Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong><br />

op kortere afstand<strong>en</strong> gerealiseerd word<strong>en</strong>,<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan de<br />

gevels uitgevoerd te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal<br />

door de Geme<strong>en</strong>te zorg gedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />

gerealiseerd word<strong>en</strong>, deze op minimaal 350<br />

meter van de gr<strong>en</strong>s van de inrichting gesitueerd<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als<br />

voor de toekomstige situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3).<br />

Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong> op kortere afstand gerealiseerd<br />

word<strong>en</strong>, di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />

getroff<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal door<br />

Miss Etam zorggedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het betreft<br />

de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>:<br />

— (...)<br />

— Tev<strong>en</strong>s zal t<strong>en</strong> behoeve van de woning<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting e<strong>en</strong> afscherming<br />

geplaatst moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sloot<br />

<strong>en</strong> de weg op het terrein. In de situatie van fase<br />

1 bedraagt de l<strong>en</strong>gte van het scherm minimaal<br />

circa 200 m <strong>en</strong> de hoogte t<strong>en</strong>minste 6 m. (...)<br />

— (...)’<br />

(vi) Volg<strong>en</strong>s art. 4.9 verbeurt de geme<strong>en</strong>te na<br />

ingebrekestelling e<strong>en</strong> boete van ƒ 1 miljo<strong>en</strong><br />

(€ 453.780,22) indi<strong>en</strong> zij fase 2 <strong>en</strong>/of 3A niet<br />

conform de afsprak<strong>en</strong> kan lever<strong>en</strong> of het stapp<strong>en</strong>plan<br />

betreff<strong>en</strong>de fase 3B niet duidelijk of tijdig<br />

uitvoert. Art. 5.8 bevat als ontbind<strong>en</strong>de voorwaarde<br />

dat Etam Groep niet uiterlijk 1 januari<br />

2000 e<strong>en</strong> bruikbare bouwvergunning heeft verkreg<strong>en</strong><br />

voor de realisatie van fase 1.<br />

(vii) Nadat Gedeputeerde Stat<strong>en</strong> van Zuid-<br />

Holland (hierna: GS) op 7 april 1999 e<strong>en</strong> verklaring<br />

van ge<strong>en</strong> bezwaar hadd<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d, heeft het<br />

college van burgemeester <strong>en</strong> wethouders van de<br />

geme<strong>en</strong>te (hierna: B&W) op 8 april 1999 e<strong>en</strong><br />

bouwvergunning voor fase 1 verstrekt overe<strong>en</strong>komstig<br />

de aanvraag van Etam Groep. Op 12<br />

augustus 1999 is het perceel van fase 1 aan Etam<br />

Vastgoed B.V. (thans T<strong>en</strong>stone) geleverd. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

zijn het kantoor <strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum gebouwd<br />

<strong>en</strong> in 2000 door Etam Groep in gebruik<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> vierde kantoortor<strong>en</strong> op het<br />

1774 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0002<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

perceel van fase 1 is op 3 maart 2005 e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />

afgegev<strong>en</strong> aan T<strong>en</strong>stone; deze vierde<br />

tor<strong>en</strong> is (nog) niet gerealiseerd.<br />

(viii) Het nieuwe bestemmingsplan Dwarstocht,<br />

dat onder meer voorziet in het gerealiseerde<br />

distributiec<strong>en</strong>trum met kantoor (fase 1)<br />

<strong>en</strong> de ev<strong>en</strong>tuele uitbreiding daarvan t<strong>en</strong> behoeve<br />

van textielhandel, is op 18 februari 2002 door de<br />

geme<strong>en</strong>teraad van de geme<strong>en</strong>te vastgesteld. Het<br />

bestemmingsplan is bij besluit van 1 oktober<br />

2002 door GS goedgekeurd, <strong>en</strong> na diverse procedures<br />

(als gevolg waarvan de goedkeuring alsnog<br />

is onthoud<strong>en</strong> voor zover het e<strong>en</strong> perceel grond<br />

van e<strong>en</strong> derde betreft) in stand geblev<strong>en</strong> voor<br />

zover het ziet op de percel<strong>en</strong> grond die door<br />

Etam c.s. in gebruik zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige<br />

kantoorontwikkeling<strong>en</strong>.<br />

(ix) De noordoost- <strong>en</strong> zuidoostzijde van<br />

Dwarstocht gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan het plangebied Oosterheem.<br />

Het voor dat gebied op 25 september 2000<br />

door de raad vastgestelde bestemmingsplan voorziet<br />

in woningbouw. T<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van Dwarstocht<br />

zijn reeds woning<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />

(x) Partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de periode van november<br />

2004 tot <strong>en</strong> met september 2005 met<br />

elkaar gecorrespondeerd over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele herzi<strong>en</strong>ing<br />

van het bestemmingsplan Dwarstocht.<br />

Dit heeft niet tot overe<strong>en</strong>stemming geleid.<br />

(xi) Bij brief van 26 januari 2006 heeft Etam<br />

Groep de opties ter zake van fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B<br />

ingeroep<strong>en</strong>.<br />

3.2 Etam c.s. vorder<strong>en</strong> in dit geding betaling<br />

van schadevergoeding, contractuele boete <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>gerechtelijke<br />

kost<strong>en</strong>, op de grond dat de geme<strong>en</strong>te<br />

jeg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> wanprestatie heeft gepleegd<br />

<strong>en</strong> onrechtmatig heeft gehandeld.<br />

Zij stell<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>te wanprestatie heeft<br />

gepleegd door:<br />

(a) het bestemmingsplan Dwarstocht vast te stell<strong>en</strong><br />

zonder daarover (tijdig) overleg te voer<strong>en</strong> met<br />

Etam c.s. <strong>en</strong> door zich niet tot het uiterste in te<br />

spann<strong>en</strong> om het bestemmingsplan Dwarstocht<br />

zodanig op te stell<strong>en</strong> dat het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

gebruik (voor alle drie de fas<strong>en</strong>, dus inclusief<br />

grootschalige kantoorbouw) zou zijn toegestaan;<br />

(b) na te lat<strong>en</strong> tijdig <strong>en</strong> volledig uitvoering te<br />

gev<strong>en</strong> aan het stapp<strong>en</strong>plan met betrekking tot<br />

fase 3B <strong>en</strong> niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong><br />

de percel<strong>en</strong> grond met betrekking tot fas<strong>en</strong> 2,<br />

3A <strong>en</strong> 3B te kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong>;<br />

(c) woonbebouwing in het aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de bestemmingsplan<br />

Oosterheem mogelijk te mak<strong>en</strong><br />

op kortere afstand van de uitrit van het Etamcomplex<br />

dan in art. 5.4 van de overe<strong>en</strong>komst is afgesprok<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast stell<strong>en</strong> Etam c.s. dat de geme<strong>en</strong>te<br />

onrechtmatig heeft gehandeld door:<br />

(d) onjuiste informatie (over het geplande bouwvolume)<br />

aan de provincie Zuid-Holland <strong>en</strong> het<br />

stadsgewest Haagland<strong>en</strong> te verstrekk<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde<br />

e<strong>en</strong> verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar te verkrijg<strong>en</strong> die<br />

het mogelijk maakte e<strong>en</strong> bouwvergunning voor<br />

fase 1 af te gev<strong>en</strong> die in strijd was met de provinciale<br />

Nota planbeoordeling 1998, waarmee de<br />

geme<strong>en</strong>te heeft bewerkstelligd dat Etam c.s.<br />

ge<strong>en</strong> beroep meer kond<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op de ontbind<strong>en</strong>de<br />

voorwaarde van art. 5.8 van de overe<strong>en</strong>komst;<br />

(e) in strijd met het provinciale beleid met toepassing<br />

van art. 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke<br />

Ord<strong>en</strong>ing de bouwaanvraag voor tor<strong>en</strong> 4 goed te<br />

keur<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s Etam c.s. lijd<strong>en</strong> zij door g<strong>en</strong>oemd<br />

handel<strong>en</strong> van de geme<strong>en</strong>te schade, bestaande in<br />

(1) vergeefs gemaakte hogere bouw- <strong>en</strong> ontwikkelingskost<strong>en</strong><br />

voor fase 1 t<strong>en</strong> opzichte van de<br />

kost<strong>en</strong> die Etam c.s. hadd<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bij<br />

de ontwikkeling van e<strong>en</strong> ‘normaal’ hoofdkantoor<br />

met distributiec<strong>en</strong>trum,<br />

(2) het vervroegd afschrijv<strong>en</strong> van aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

investering<strong>en</strong>, omdat vanwege de beperking van<br />

de contractuele ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />

moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de onmogelijkheid<br />

haar ev<strong>en</strong>tuele toekomstige autonome<br />

groei, dan wel haar groei door fusie of overname<br />

te accommoder<strong>en</strong>,<br />

(3) kost<strong>en</strong> van het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> alternatieve<br />

locatie <strong>en</strong> het beëindig<strong>en</strong> van de huidige locatie<br />

met het oog op handhaving van de ondernemingsstrategie,<br />

<strong>en</strong><br />

(4) het mislop<strong>en</strong> van de voorzi<strong>en</strong>e opbr<strong>en</strong>gst op<br />

de verkrijging <strong>en</strong> ontwikkeling van de optiegrond<strong>en</strong>,<br />

nu fas<strong>en</strong> 2, 3A <strong>en</strong> 3B niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

voorwaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geleverd.<br />

Volg<strong>en</strong>s Etam c.s. is de geme<strong>en</strong>te voorts de<br />

contractuele boete verschuldigd omdat zij is tekortgeschot<strong>en</strong><br />

in de <strong>nakoming</strong> van de in art. 4.9<br />

van de overe<strong>en</strong>komst g<strong>en</strong>oemde verplichting<strong>en</strong>.<br />

3.3 De rechtbank heeft de vordering<strong>en</strong> van<br />

Etam c.s. afgewez<strong>en</strong>. Het hof heeft het vonnis<br />

bekrachtigd <strong>en</strong> daartoe, sam<strong>en</strong>gevat, als volgt<br />

overwog<strong>en</strong>.<br />

Het voornaamste geschilpunt, dat telk<strong>en</strong>s<br />

doorwerkt in de overige verwijt<strong>en</strong>, betreft de<br />

vraag wat partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> afgesprok<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van de ontwikkeling van fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3. Volg<strong>en</strong>s<br />

Etam c.s. zijn zij vrij in de ontwikkeling daarvan,<br />

hetge<strong>en</strong> inhoudt dat T<strong>en</strong>stone zich mag opstell<strong>en</strong><br />

als projectontwikkelaar <strong>en</strong> deze percel<strong>en</strong> los van<br />

(de uitbreiding van) Etam Groep mag ontwikkel<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>. De geme<strong>en</strong>te heeft<br />

betwist dat dit aldus is afgesprok<strong>en</strong>, <strong>en</strong> stelt dat<br />

hoewel Etam Groep heeft geprobeerd vrije ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

voor de percel<strong>en</strong> van<br />

AB Afl. 40 - 2011 1775<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0003<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

fase 2 <strong>en</strong> 3 te verkrijg<strong>en</strong>, de geme<strong>en</strong>te dit altijd<br />

heeft afgehoud<strong>en</strong>. (rov. 4)<br />

Dat Etam c.s., zoals zij stell<strong>en</strong>, de grond<strong>en</strong> van<br />

fase 2 <strong>en</strong> 3 mog<strong>en</strong> gaan ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />

van derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst zelfstandige,<br />

grootschalige kantoorontwikkeling<br />

(60.000 m2) is toegestaan, blijkt niet expliciet<br />

uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst, hoewel dit<br />

toch wel voor de hand geleg<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong> gelet<br />

op het ingrijp<strong>en</strong>de karakter van deze gestelde<br />

afspraak. Hetge<strong>en</strong> zij verder op dit punt naar<br />

vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht is onvoldo<strong>en</strong>de om daaruit<br />

(anderszins) de instemming van de geme<strong>en</strong>te<br />

te destiller<strong>en</strong>, <strong>en</strong> rechtvaardigt in de gegev<strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong> niet de conclusie dat de geme<strong>en</strong>te<br />

met dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong><br />

behoeve van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd.<br />

Uitgegaan zal dus word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst,<br />

waarbij Etam c.s. fase 2 <strong>en</strong> 3 (slechts)<br />

mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van de eig<strong>en</strong><br />

bedrijfsuitbreiding (de textielbranche). De omstandigheid<br />

dat Etam c.s. naar hun zegg<strong>en</strong> de<br />

overe<strong>en</strong>komst anders hebb<strong>en</strong> opgevat maakt dit<br />

niet anders, nu er ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de<br />

geme<strong>en</strong>te aan de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. redelijkerwijs niet die inhoud heeft<br />

mog<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als zij heeft gedaan. Aan bewijslevering<br />

wordt niet toegekom<strong>en</strong>, nu de stelling<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. ontoereik<strong>en</strong>d zijn om hun<br />

andersluid<strong>en</strong>de conclusie te drag<strong>en</strong>. (rov. 5–7)<br />

E<strong>en</strong> groot deel van de verwijt<strong>en</strong> die Etam c.s.<br />

mak<strong>en</strong> over de inhoud <strong>en</strong> totstandkoming van het<br />

bestemmingsplan Dwarstocht — het tekortschiet<strong>en</strong><br />

in de contractuele verplichting e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

op te stell<strong>en</strong> dat inhoudelijk overe<strong>en</strong>stemt<br />

met de bepaling<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst<br />

alsmede de rol van de geme<strong>en</strong>te daarin (zie verwijt<br />

(a) in 3.2 hiervoor) — stuit reeds af op de<br />

hiervoor gegev<strong>en</strong> uitleg van de overe<strong>en</strong>komst.<br />

Het bestemmingsplan biedt voldo<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

om, al dan niet na aanpassing op het punt<br />

van de bedrijfsgebond<strong>en</strong> kantoorruimte (door<br />

middel van binn<strong>en</strong>planse vrijstellingsmogelijkhed<strong>en</strong>),<br />

tot de in de overe<strong>en</strong>komst voorzi<strong>en</strong>e<br />

eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding in fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 te kom<strong>en</strong>.<br />

Dit betek<strong>en</strong>t dat de geme<strong>en</strong>te art. 3.1 van de<br />

overe<strong>en</strong>komst, in ieder geval naar de strekking<br />

hiervan, is nagekom<strong>en</strong>. De omstandigheid dat de<br />

geme<strong>en</strong>te in gebreke is geblev<strong>en</strong> met het in art.<br />

3.1 afgesprok<strong>en</strong> overleg maakt dit niet anders,<br />

terwijl Etam c.s. bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> belang hebb<strong>en</strong><br />

bij hun verwijt aan de geme<strong>en</strong>te op dit punt, nu<br />

het causaal verband tuss<strong>en</strong> (de wijze van totstandkoming<br />

van) het bestemmingsplan <strong>en</strong> de<br />

gestelde schade gelet op het voorgaande ontbreekt.<br />

(rov. 8)<br />

Voor het overige stuit<strong>en</strong> de klacht<strong>en</strong> terzake af<br />

op de formele rechtskracht van het bestemmings-<br />

plan. Anders dan Etam c.s. betog<strong>en</strong> kan ook e<strong>en</strong><br />

bestemmingsplan formele rechtskracht verkrijg<strong>en</strong>,<br />

terwijl de gestelde verdere onregelmatighed<strong>en</strong><br />

bij de voorbereiding ervan zozeer sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />

met het beoogde bestemmingsplan, dat zij<br />

t<strong>en</strong> opzichte daarvan e<strong>en</strong> onzelfstandig karakter<br />

drag<strong>en</strong>. (rov. 9)<br />

Het bestemmingsplan Oosterheem <strong>en</strong> de<br />

bouwvergunning<strong>en</strong> voor de aldaar (nabij Dwarstocht)<br />

geleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s jeg<strong>en</strong>s<br />

Etam c.s. formele rechtskracht verkreg<strong>en</strong>, zodat<br />

uitgangspunt di<strong>en</strong>t te zijn dat dit plan <strong>en</strong> deze<br />

vergunningverl<strong>en</strong>ing in overe<strong>en</strong>stemming met<br />

de wettelijke voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e rechtsbeginsel<strong>en</strong><br />

— waaronder het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />

— tot stand zijn gekom<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Etam c.s.<br />

heeft de geme<strong>en</strong>te zich niet gehoud<strong>en</strong> aan de<br />

afsprak<strong>en</strong> in art. 5.4 van de overe<strong>en</strong>komst dat zij<br />

de woning<strong>en</strong> in Oosterheem zal realiser<strong>en</strong> met<br />

inachtneming van het in dat artikel g<strong>en</strong>oemde<br />

rapport. In dit rapport is aangegev<strong>en</strong> dat de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

woning<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minimale afstand tot<br />

de inrichting di<strong>en</strong><strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, dan wel dat er<br />

geluidwer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (onder meer) aan<br />

de woning<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>. De geme<strong>en</strong>te<br />

had op dit punt dus <strong>en</strong>ige beleidsruimte,<br />

welke beleidsruimte zij tot uitdrukking heeft gebracht<br />

in het betreff<strong>en</strong>de bestemmingsplan <strong>en</strong> de<br />

vergunningverl<strong>en</strong>ing. Voor zover Etam c.s. van<br />

m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> onjuist gebruik<br />

heeft gemaakt van deze beleidsruimte, hebb<strong>en</strong><br />

zij de mogelijkheid gehad hierteg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong> bestuursrechtelijk<br />

traject op te kom<strong>en</strong>. Onder deze omstandighed<strong>en</strong><br />

verzet het beginsel van de formele<br />

rechtskracht zich teg<strong>en</strong> (hernieuwde) beoordeling<br />

door de burgerlijke rechter. Hierop stuit verwijt<br />

(c) af. (rov. 10–11)<br />

Volg<strong>en</strong>s Etam c.s. heeft de geme<strong>en</strong>te onjuiste<br />

informatie verstrekt aan de provincie Zuid-Holland<br />

<strong>en</strong> het stadsgewest Haagland<strong>en</strong>, ter verkrijging<br />

van e<strong>en</strong> verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar t<strong>en</strong><br />

behoeve van het verstrekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />

voor fase 1, hetge<strong>en</strong> onrechtmatig is<br />

jeg<strong>en</strong>s Etam c.s. Nog daargelat<strong>en</strong> dat de geme<strong>en</strong>te<br />

gemotiveerd heeft betwist dat onjuiste informatie<br />

is verstrekt, valt niet in te zi<strong>en</strong> dat zij daarmee<br />

onrechtmatig heeft gehandeld jeg<strong>en</strong>s Etam c.s.,<br />

nu zij immers de door Etam c.s. gew<strong>en</strong>ste bouwvergunning<br />

heeft gerealiseerd. Verwijt (d) wordt<br />

verworp<strong>en</strong>. (rov. 15–16)<br />

3.4 Onderdeel 1 van het middel is gericht<br />

teg<strong>en</strong> de rov. 5–7, waarin het hof de stelling van<br />

Etam c.s. heeft verworp<strong>en</strong> dat zij op grond van de<br />

overe<strong>en</strong>komst op het in bestemmingsplan<br />

Dwarstocht geleg<strong>en</strong> gebied van fase 2 <strong>en</strong> 3 mog<strong>en</strong><br />

overgaan tot zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>.<br />

1776 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0004<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

Volg<strong>en</strong>s onderdeel 1.1 heeft het hof blijk gegev<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting, door<br />

eerst (in rov. 5) op basis van louter de tekst van<br />

de overe<strong>en</strong>komst te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> voorshands<br />

gegev<strong>en</strong> oordeel aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst,<br />

vooralsnog zonder e<strong>en</strong> inhoudelijke<br />

beoordeling van de door Etam c.s. ter onderbouwing<br />

van de door h<strong>en</strong> verdedigde uitleg aangevoerde<br />

stelling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> door vervolg<strong>en</strong>s (in rov. 6 <strong>en</strong><br />

7) te beoordel<strong>en</strong> of er aanleiding is Etam c.s. tot<br />

bewijslevering toe te lat<strong>en</strong>. Deze klacht kan bij<br />

gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie<br />

leid<strong>en</strong>, omdat het hof in rov. 5 niet tot e<strong>en</strong> voorshands<br />

gegev<strong>en</strong> oordeel over de uitleg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst is gekom<strong>en</strong> dat behoud<strong>en</strong>s teg<strong>en</strong>bewijs<br />

tot uitgangspunt di<strong>en</strong>t, doch in rov. 5–7<br />

achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> aantal door partij<strong>en</strong> aangevoerde<br />

omstandighed<strong>en</strong> heeft beoordeeld die<br />

voor de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst van belang<br />

zijn, <strong>en</strong> op grond daarvan tot het oordeel is gekom<strong>en</strong><br />

dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. hebb<strong>en</strong> aangevoerd<br />

onvoldo<strong>en</strong>de is om tot de door h<strong>en</strong> verdedigde<br />

conclusie te kom<strong>en</strong>. Onderdeel 1.3, dat op dezelfde<br />

onjuiste lezing van het arrest berust als<br />

onderdeel 1.1, deelt het lot daarvan.<br />

Ook de overige klacht<strong>en</strong> van onderdeel 1<br />

kunn<strong>en</strong> niet tot cassatie leid<strong>en</strong>. Zulks behoeft,<br />

gezi<strong>en</strong> art. 81 RO, ge<strong>en</strong> nadere motivering nu die<br />

klacht<strong>en</strong> niet nop<strong>en</strong> tot beantwoording van<br />

rechtsvrag<strong>en</strong> in het belang van de rechtse<strong>en</strong>heid<br />

of de rechtsontwikkeling.<br />

3.5.1 Onderdeel 2 richt zich teg<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> het<br />

hof heeft overwog<strong>en</strong> met betrekking tot de formele<br />

rechtskracht van het bestemmingsplan<br />

Dwarstocht (rov. 9) <strong>en</strong> van het bestemmingsplan<br />

Oosterheem <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong> voor de<br />

aldaar geleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> (rov. 10–11).<br />

3.5.2 Etam c.s. hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> belang bij de<br />

klacht<strong>en</strong> van de onderdel<strong>en</strong> 2.1 – 2.5 voor zover<br />

deze opkom<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof over<br />

de formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />

Dwarstocht (rov. 9). Nu immers het oordeel<br />

van het hof aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />

met betrekking tot het bestemmingsplan<br />

Dwarstocht tevergeefs is bestred<strong>en</strong> (zie hiervoor<br />

in 3.4), moet op de voet van rov. 7 van het bestred<strong>en</strong><br />

arrest word<strong>en</strong> uitgegaan van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

waarbij Etam c.s. fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 slechts<br />

mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van de eig<strong>en</strong><br />

bedrijfsuitbreiding (de textielbranche). Daaraan<br />

heeft het hof — in cassatie op zichzelf niet bestred<strong>en</strong><br />

— in rov. 8 de gevolgtrekking verbond<strong>en</strong><br />

dat e<strong>en</strong> groot deel van de verwijt<strong>en</strong> van Etam c.s.<br />

over de inhoud <strong>en</strong> totstandkoming van het bestemmingsplan<br />

Dwarstocht (de hiervoor in 3.2<br />

onder (a) omschrev<strong>en</strong> verwijt<strong>en</strong>) reeds afstuit<br />

op deze uitleg van de overe<strong>en</strong>komst, omdat het<br />

bestemmingsplan voldo<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

biedt om tot de in de overe<strong>en</strong>komst voorzi<strong>en</strong>e<br />

eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding in fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 te kom<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> de geme<strong>en</strong>te derhalve art. 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst<br />

is nagekom<strong>en</strong>. Zoals de aanhef van onderdeel<br />

2.1 ook onderk<strong>en</strong>t, bevatt<strong>en</strong> de rov. 8 <strong>en</strong> 9<br />

aldus (ondanks de aan het begin van die overweging<strong>en</strong><br />

gebruikte bewoording<strong>en</strong> ‘e<strong>en</strong> groot deel<br />

van de verwijt<strong>en</strong>’ respectievelijk ‘voor het overige’)<br />

ieder op zich e<strong>en</strong> zelfstandig drag<strong>en</strong>de<br />

grond voor de verwerping van verwijt (a). Nu<br />

rov. 8 vanwege de verwerping van onderdeel 1<br />

in stand blijft, hebb<strong>en</strong> Etam c.s. ge<strong>en</strong> belang bij de<br />

teg<strong>en</strong> rov. 9 gerichte klacht<strong>en</strong>.<br />

3.5.3 Etam c.s. hebb<strong>en</strong> echter in ander verband<br />

nog wel belang bij beoordeling van de klacht<strong>en</strong><br />

van de onderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.5. Deze klacht<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> immers blijk<strong>en</strong>s onderdeel 2.6 mede aangevoerd<br />

teg<strong>en</strong> het oordeel van het hof in rov. 10–<br />

11 over de formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />

Oosterheem <strong>en</strong> van de bouwvergunning<strong>en</strong><br />

voor de woning<strong>en</strong> aldaar, met welk oordeel<br />

het hiervoor in 3.2 onder (c) bedoelde verwijt<br />

werd verworp<strong>en</strong>.<br />

3.6.1 Onderdeel 2.1 bestrijdt naar de kern g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

het oordeel van het hof dat de formele<br />

rechtskracht mede e<strong>en</strong> geval als het onderhavige<br />

bestrijkt, waarin met e<strong>en</strong> publiekrechtelijke<br />

rechtspersoon (‘overheid’) e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

wordt geslot<strong>en</strong>, waarbij de laatste zich verbindt<br />

zijn publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bepaalde<br />

wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook wanneer voor de<br />

wederpartij e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omklede<br />

bestuursrechtelijke rechtsgang teg<strong>en</strong> het<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit op<strong>en</strong>staat of heeft op<strong>en</strong>gestaan<br />

<strong>en</strong> zij deze niet heeft gevolgd, kan de wederpartij,<br />

naar het onderdeel in de eerste plaats betoogt,<br />

ervoor kiez<strong>en</strong> om, uitgaande van de bestuursrechtelijke<br />

rechtmatigheid van het g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit,<br />

bij de burgerlijke rechter schadevergoeding<br />

te vorder<strong>en</strong> op de grond dat (het nem<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de<br />

inhoud van) het besluit e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare tekortkoming<br />

inhoudt t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van hetge<strong>en</strong> waartoe<br />

de overheid zich bij wege van (bevoegdhed<strong>en</strong>)<br />

overe<strong>en</strong>komst jeg<strong>en</strong>s haar heeft verbond<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />

het onderdeel doet hieraan niet af dat de<br />

wederpartij de binding van de overheid aan de<br />

overe<strong>en</strong>komst ook aan de orde kan of kon stell<strong>en</strong><br />

in de bestuursrechtelijke procedure.<br />

3.6.2 Bij de beoordeling van het onderdeel<br />

wordt vooropgesteld dat, voor zover de onderhavige<br />

overe<strong>en</strong>komst ook t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het bestemmingsplan<br />

Oosterheem e<strong>en</strong> verplichting<br />

voor de geme<strong>en</strong>te meebr<strong>en</strong>gt om bepaalde publiekrechtelijke<br />

bevoegdhed<strong>en</strong> (in dit geval tot<br />

het vaststell<strong>en</strong> van dat bestemmingsplan <strong>en</strong> het<br />

verl<strong>en</strong><strong>en</strong> van bouwvergunning<strong>en</strong> in dat plangebied)<br />

op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, de<br />

overe<strong>en</strong>komst — in zoverre — het karakter heeft<br />

AB Afl. 40 - 2011 1777<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0005<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemde <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>,<br />

zoals ook het onderdeel tot uitgangspunt<br />

neemt. E<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst heeft e<strong>en</strong><br />

gem<strong>en</strong>gd (privaatrechtelijk <strong>en</strong> bestuursrechtelijk)<br />

karakter.<br />

3.6.3 W<strong>en</strong>st de wederpartij van de geme<strong>en</strong>te<br />

<strong>nakoming</strong> van de uit e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<br />

voortvloei<strong>en</strong>de verplichting tot het nem<strong>en</strong> van<br />

het besluit, dan di<strong>en</strong>t zij zich, na ev<strong>en</strong>tueel bezwaar,<br />

tot de bestuursrechter te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (in geval<br />

van e<strong>en</strong> bestemmingsplan: langs de weg van beroep<br />

teg<strong>en</strong> het goedkeuringsbesluit van e<strong>en</strong> hoger<br />

orgaan), als de rechter die bevoegd is t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van het besluit. Dat geldt zowel in het geval dat<br />

het toegezegde besluit niet g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt (vgl.<br />

art. 6:2 Awb), als in het geval dat de wederpartij<br />

van oordeel is dat het door het bestuursorgaan<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit niet beantwoordt aan de overe<strong>en</strong>komst.<br />

In beide gevall<strong>en</strong> kan de wederpartij<br />

door ev<strong>en</strong>tueel bezwaar <strong>en</strong> door de gang naar de<br />

bestuursrechter, (tracht<strong>en</strong> te) bewerkstellig<strong>en</strong> dat<br />

het besluit waar de overe<strong>en</strong>komst haars inzi<strong>en</strong>s<br />

recht op geeft, alsnog g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt.<br />

3.6.4 Ter zake van e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding<br />

weg<strong>en</strong>s wanprestatie is de burgerlijke<br />

rechter ev<strong>en</strong>wel de bevoegde rechter. Dat geldt<br />

ook in het zich hier voordo<strong>en</strong>de geval dat de<br />

wederpartij schadevergoeding w<strong>en</strong>st in plaats<br />

van <strong>nakoming</strong>, welke keuze haar vrijstaat. De<br />

wederpartij kan weliswaar bij de bestuursrechter<br />

vernietiging van e<strong>en</strong> naar aanleiding van de overe<strong>en</strong>komst<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit vrag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd<br />

met die overe<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> in geval het beroep bij<br />

de bestuursrechter gegrond is, tev<strong>en</strong>s schadevergoeding<br />

verzoek<strong>en</strong> op de voet van art. 8:73 Awb<br />

dan wel e<strong>en</strong> schadebesluit van het overheidslichaam<br />

uitlokk<strong>en</strong>. Maar deze mogelijkheid br<strong>en</strong>gt<br />

niet mee dat de burgerlijke rechter niet langer<br />

bevoegd zou zijn k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vordering<br />

tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie.<br />

De bestuursrechter toetst immers niet of het<br />

overheidslichaam toerek<strong>en</strong>baar is tekortgeschot<strong>en</strong><br />

in de naleving van de verplichting die het bij<br />

de overe<strong>en</strong>komst op zich g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> heeft, maar of<br />

er red<strong>en</strong> is het besluit te vernietig<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd<br />

met de wet of met algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van behoorlijk<br />

bestuur, waaronder (indi<strong>en</strong> de wederpartij<br />

beroep op e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst doet) met<br />

name het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel. Die toetsing<br />

wordt niet alle<strong>en</strong> bepaald door e<strong>en</strong> uitleg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> e<strong>en</strong> daarmee verband houd<strong>en</strong>de<br />

beoordeling van de gerechtvaardigdheid<br />

van het vertrouw<strong>en</strong> van de wederpartij in de<br />

totstandkoming van e<strong>en</strong> besluit met e<strong>en</strong> bepaalde<br />

inhoud, maar ook door regels van publiekrecht <strong>en</strong><br />

door de in voorkom<strong>en</strong>d geval bij het besluit betrokk<strong>en</strong><br />

belang<strong>en</strong> van derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> het algeme<strong>en</strong><br />

belang. De vernietiging door de bestuursrechter<br />

verplicht dan ook alle<strong>en</strong> tot vergoeding van de<br />

schade die door de wederpartij door het vernietigde<br />

besluit is geled<strong>en</strong>, niet tot die welke zij door<br />

de gestelde wanprestatie lijdt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de<br />

gang naar de bestuursrechter voor de wederpartij<br />

die schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie verlangt,<br />

zonder zin in die gevall<strong>en</strong> waarin de bestuursrechter<br />

niet toekomt aan e<strong>en</strong> oordeel over<br />

de door de wederpartij gestelde strijd met de<br />

overe<strong>en</strong>komst. Dat is bijvoorbeeld het geval als<br />

de bestuursrechter het besluit vernietigt om e<strong>en</strong><br />

andere red<strong>en</strong> dan strijd met de overe<strong>en</strong>komst, of<br />

als er e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst geleg<strong>en</strong> grond<br />

bestaat waarom het besluit in stand kan of moet<br />

blijv<strong>en</strong>, bijvoorbeeld in verband met de belang<strong>en</strong><br />

van derd<strong>en</strong>, of met algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> die bij het<br />

besluit betrokk<strong>en</strong> zijn. Daarom kan de wederpartij<br />

die schadevergoeding w<strong>en</strong>st weg<strong>en</strong>s de niet<strong>nakoming</strong><br />

van e<strong>en</strong> contractuele verplichting als<br />

hier aan de orde, zich steeds onmiddellijk tot de<br />

burgerlijke rechter w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.<br />

3.7 Het vor<strong>en</strong>staande br<strong>en</strong>gt mee dat de formele<br />

rechtskracht van het besluit niet in de weg<br />

staat aan de mogelijkheid dat de burgerlijke rechter<br />

oordeelt dat het besluit niet beantwoordt aan<br />

de overe<strong>en</strong>komst.<br />

De formele rechtskracht van dat besluit betek<strong>en</strong>t<br />

immers weliswaar dat het besluit voor<br />

rechtmatig moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, maar niet<br />

dat het overheidslichaam zijn verplichting<strong>en</strong> uit<br />

de overe<strong>en</strong>komst is nagekom<strong>en</strong>.<br />

3.8 De op het voorgaande gerichte klacht<strong>en</strong><br />

van onderdeel 2.1 treff<strong>en</strong> derhalve doel. Het oordeel<br />

van het hof dat de vordering van Etam c.s. tot<br />

schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie afstuit<br />

op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />

Oosterheem <strong>en</strong> van de door de geme<strong>en</strong>te<br />

afgegev<strong>en</strong> bouwvergunning<strong>en</strong> in dat plangebied,<br />

geeft blijk van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting. De<br />

overige klacht<strong>en</strong> van onderdeel 2.1 behoev<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> behandeling.<br />

3.9 Nu gegrondbevinding van onderdeel 2.1<br />

in verbinding met onderdeel 2.6 tot vernietiging<br />

van het bestred<strong>en</strong> arrest leidt, bestaat ge<strong>en</strong> belang<br />

bij behandeling van onderdeel 2.5.<br />

3.10 Onderdeel 2.7 <strong>en</strong> onderdeel 3 behoev<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> behandeling. Hetge<strong>en</strong> daarin aan de orde<br />

wordt gesteld met betrekking tot de uitleg van art.<br />

5.4 van de overe<strong>en</strong>komst, kan na verwijzing aan<br />

de orde kom<strong>en</strong>.<br />

3.11 De in onderdeel 4 aangevoerde klacht<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> niet tot cassatie leid<strong>en</strong>. Zulks behoeft,<br />

gezi<strong>en</strong> art. 81 RO, ge<strong>en</strong> nadere motivering nu die<br />

klacht<strong>en</strong> niet nop<strong>en</strong> tot beantwoording van<br />

rechtsvrag<strong>en</strong> in het belang van de rechtse<strong>en</strong>heid<br />

of de rechtsontwikkeling.<br />

1778 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0006<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

4. Beslissing<br />

De Hoge Raad:<br />

vernietigt het arrest van het gerechtshof te<br />

's‑Grav<strong>en</strong>hage van 7 april 2009;<br />

verwijst het geding naar het gerechtshof te<br />

Amsterdam ter verdere behandeling <strong>en</strong> beslissing;<br />

veroordeelt de geme<strong>en</strong>te in de kost<strong>en</strong> van het<br />

geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de<br />

zijde van Etam c.s. begroot op € 6.327,43 aan<br />

verschott<strong>en</strong> <strong>en</strong> € 2.600 voor salaris.<br />

Conclusie A-G mr. Keus:<br />

In deze zaak gaat het in de eerste plaats om de<br />

wijze waarop de (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />

tuss<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> Etam c.s. moet word<strong>en</strong><br />

uitgelegd. Voorts komt daarin onder meer aan de<br />

orde of ook aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan formele<br />

rechtskracht kan toekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> of in voorkom<strong>en</strong>d<br />

geval de formele rechtskracht van e<strong>en</strong> tot stand<br />

gebracht bestemmingsplan in de weg staat aan<br />

e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding die hierop is<br />

gebaseerd dat de Geme<strong>en</strong>te zou zijn tekortgeschot<strong>en</strong><br />

in haar uit de (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />

voortvloei<strong>en</strong>de (inspannings)verplichting<br />

e<strong>en</strong> bestemmingsplan van andere inhoud tot<br />

stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

1. Feit<strong>en</strong> 1<br />

1.1 Etam Groep is e<strong>en</strong> concern dat actief is in<br />

de damesmode met ket<strong>en</strong>s als Miss Etam <strong>en</strong><br />

Promiss. T<strong>en</strong>stone, dat voorhe<strong>en</strong> Etam Vastgoed<br />

B.V. was g<strong>en</strong>aamd <strong>en</strong> onderdeel uitmaakte van<br />

Etam Groep, behoort thans tot e<strong>en</strong> concern dat<br />

zich bezighoudt met vastgoedactiviteit<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

deel van de werkzaamhed<strong>en</strong> van T<strong>en</strong>stone heeft<br />

betrekking op het voorzi<strong>en</strong> in de behoefte aan<br />

bedrijfsruimte van Etam Groep.<br />

1.2 Etam Groep ondervond capaciteitsproblem<strong>en</strong><br />

met haar sinds 1978 in Zoetermeer gevestigde<br />

hoofdkantoor <strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum. Ter<br />

plaatse bleek uitbreiding niet meer mogelijk. Zij is<br />

daarom in of omstreeks 1997 op zoek gegaan naar<br />

e<strong>en</strong> nieuwe locatie. In dat kader zijn ook gesprekk<strong>en</strong><br />

gevoerd met de Geme<strong>en</strong>te. Daarbij hebb<strong>en</strong><br />

partij<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> over de mogelijkhed<strong>en</strong> van<br />

het bestaande bedrijv<strong>en</strong>terrein Dwarstocht, geleg<strong>en</strong><br />

in Zoetermeer (hierna: Dwarstocht).<br />

1.3 Op 24 februari 1999 hebb<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te<br />

<strong>en</strong> Etam Groep voor zichzelf, haar rechtsopvolgers<br />

onder algem<strong>en</strong>e of bijzondere titel <strong>en</strong>/of<br />

nader te noem<strong>en</strong> meester e<strong>en</strong> koopovere<strong>en</strong>komst<br />

geslot<strong>en</strong> (hierna: de overe<strong>en</strong>komst). Deze over-<br />

1 R.o. 1 van het bestred<strong>en</strong> arrest in sam<strong>en</strong>hang met de r.o. 2.1–<br />

2.13 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van 11 juli<br />

2007.<br />

e<strong>en</strong>komst zag op de verkoop van e<strong>en</strong> — beschikbaar<br />

— perceel grond op Dwarstocht van circa<br />

43.658 m2 t<strong>en</strong> behoeve van de realisatie van e<strong>en</strong><br />

distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong><br />

(fase 1). Daarnaast heeft de Geme<strong>en</strong>te aan Etam<br />

Groep opties verle<strong>en</strong>d op de overige, t<strong>en</strong> tijde van<br />

het aangaan van de overe<strong>en</strong>komst nog niet vrij<br />

beschikbare percel<strong>en</strong> grond, behor<strong>en</strong>de tot<br />

Dwarstocht (fase 2 <strong>en</strong> 3).<br />

1.4 De t<strong>en</strong> deze relevante bepaling<strong>en</strong> uit de<br />

overe<strong>en</strong>komst luid<strong>en</strong>, voor zover van belang, als<br />

volgt:<br />

‘3.1. De Geme<strong>en</strong>te spant zich tot het uiterste<br />

in om (...) het bestemmingsplan voor<br />

fase 1, 2 <strong>en</strong> 3 zodanig op te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />

pass<strong>en</strong> dat het gebruik van het Verkochte (...)<br />

voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet zonder<br />

winkeluitstraling op de begane grond van het<br />

distributiec<strong>en</strong>trum tot maximaal 500 m2,<br />

showrooms <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>, per fase, zal zijn toegestaan.<br />

Binn<strong>en</strong> het vast te stell<strong>en</strong> c.q. aan te<br />

pass<strong>en</strong> bestemmingsplan moet het voor Etam<br />

Groep mogelijk zijn om de oppervlakte <strong>en</strong><br />

hoogte van de bebouwing voor distributiec<strong>en</strong>trum,<br />

factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> met inachtneming<br />

van de uitgangspunt<strong>en</strong> van deze overe<strong>en</strong>komst<br />

naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...)<br />

De tekst van het vast te stell<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

zal tijdig door de Geme<strong>en</strong>te, in overleg<br />

met Etam Groep word<strong>en</strong> vastgesteld.<br />

(...)<br />

4.1. De Geme<strong>en</strong>te verle<strong>en</strong>t hierbij aan<br />

Etam Groep e<strong>en</strong> onherroepelijke optie op het<br />

perceel geleg<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het Verkochte <strong>en</strong> de<br />

Galvanistraat (...) ter grootte van circa<br />

29.700 m2, hierna: ‘fase 2’, tot 1 juli 2006.<br />

4.2. De Geme<strong>en</strong>te verle<strong>en</strong>t hierbij aan<br />

Etam Groep e<strong>en</strong> onherroepelijke optie op het<br />

perceel geleg<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de Galvanistraat <strong>en</strong> de<br />

verl<strong>en</strong>gde Franklinstraat (...), hierna: ‘fase 3A’,<br />

tot 1 juli 2008.<br />

4.3. De Geme<strong>en</strong>te verplicht zich hierbij<br />

jeg<strong>en</strong>s Etam Groep om met betrekking tot<br />

e<strong>en</strong> gedeelte van het perceel, fase 3, (...),<br />

hierna: ‘fase 3B’, het Stapp<strong>en</strong>plan uit te voer<strong>en</strong><br />

dat als bijlage 9 aan deze overe<strong>en</strong>komst is<br />

gehecht, ter verwerving van de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

grond<strong>en</strong>. Voor het geval de Geme<strong>en</strong>te de grond<strong>en</strong><br />

behor<strong>en</strong>de bij fase 3B in eig<strong>en</strong>dom verwerft,<br />

verplicht zij zich jeg<strong>en</strong>s Etam Groep<br />

alsdan e<strong>en</strong> onherroepelijke optie aan Etam<br />

Groep op fase 3B te verl<strong>en</strong><strong>en</strong> tot 1 juli 2008.<br />

De grootte van het perceel bestaande uit de<br />

fase 3A <strong>en</strong> 3B bedraagt circa 38.700 m2.<br />

4.4. De Geme<strong>en</strong>te staat er voor in dat,<br />

indi<strong>en</strong> Etam Groep de optie inroept, fase 2<br />

uiterlijk 1 januari 2003 <strong>en</strong> fase 3A uiterlijk 1<br />

juli 2004 vrij <strong>en</strong> onbezwaard aan Etam Groep<br />

AB Afl. 40 - 2011 1779<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0007<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

geleverd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, onder dezelfde<br />

voorwaard<strong>en</strong> als omschrev<strong>en</strong> in deze overe<strong>en</strong>komst.<br />

(...)<br />

Indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te slaagt in haar inspanningsverbint<strong>en</strong>is<br />

de grond<strong>en</strong> behor<strong>en</strong>de bij<br />

fase 3B te verwerv<strong>en</strong>, zal fase 3B, indi<strong>en</strong><br />

Etam Groep de optie inroept, uiterlijk 1 juli<br />

2004 vrij <strong>en</strong> onbezwaard aan Etam Groep geleverd<br />

word<strong>en</strong>, onder dezelfde voorwaard<strong>en</strong><br />

als omschrev<strong>en</strong> in deze overe<strong>en</strong>komst. (...)<br />

(...)<br />

4.9. Indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te fase 2 <strong>en</strong>/of fase<br />

3A niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> wijze of het<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> tijdstip aan Etam Groep kan<br />

lever<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de Geme<strong>en</strong>te het Stapp<strong>en</strong>plan<br />

dat als bijlage 9 aan deze overe<strong>en</strong>komst is<br />

gehecht niet duidelijk <strong>en</strong>/of tijdig uitvoert,<br />

dan is de Geme<strong>en</strong>te, na schriftelijke ingebrekestelling,<br />

aan Etam Groep e<strong>en</strong> niet voor rechterlijke<br />

matiging vatbare boete verschuldigd<br />

van ƒ 1.000.000, onverminderd het recht van<br />

Etam Groep op vergoeding van de door haar<br />

geled<strong>en</strong> <strong>en</strong> te lijd<strong>en</strong> schade (...).<br />

(...)<br />

5.4. Etam Groep zal op het Verkochte e<strong>en</strong><br />

geluidscherm aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komstig artikel<br />

3.5. De Geme<strong>en</strong>te zal de (woning<strong>en</strong> in de)<br />

aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de woonwijk (lat<strong>en</strong>) ontwikkel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> (lat<strong>en</strong>) realiser<strong>en</strong> met inachtneming van de<br />

afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overige bepaling<strong>en</strong> in het<br />

rapport van Bost, dat als bijlage 11 aan deze<br />

overe<strong>en</strong>komst is gehecht, op zodanige wijze<br />

dat, zelfs in geval van e<strong>en</strong> vol continu distributieproces,<br />

de activiteit<strong>en</strong> op het Verkochte<br />

ge<strong>en</strong> onaanvaardbare hinder of overlast aan de<br />

nieuw te realiser<strong>en</strong> woonwijk c.q. de (eig<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

van de) nieuw te realiser<strong>en</strong> woning<strong>en</strong><br />

veroorzak<strong>en</strong>.<br />

(...)<br />

5.8. Deze overe<strong>en</strong>komst wordt aangegaan<br />

onder de volg<strong>en</strong>de ontbind<strong>en</strong>de voorwaard<strong>en</strong>:<br />

— dat Etam Groep niet uiterlijk 1 januari<br />

2000 e<strong>en</strong> bruikbare bouwvergunning heeft<br />

verkreg<strong>en</strong> voor de realisatie van fase 1;<br />

(...)’<br />

1.5 In de sam<strong>en</strong>vatting van het in art. 5.4<br />

bedoelde rapport van Bost (p. 24) staat onder<br />

meer:<br />

‘Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gesteld dat indi<strong>en</strong>:<br />

woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />

gerealiseerd word<strong>en</strong> deze op minimaal 400<br />

meter van de inrichting gesitueerd di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als voor de toekomstige<br />

situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3). Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong><br />

op kortere afstand<strong>en</strong> gerealiseerd word<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan de<br />

gevels uitgevoerd te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal<br />

door de Geme<strong>en</strong>te zorg gedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

woning<strong>en</strong> t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting<br />

gerealiseerd word<strong>en</strong> deze op minimaal 350<br />

meter van de gr<strong>en</strong>s van de inrichting gesitueerd<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> voor zowel fase 1 als<br />

voor de toekomstige situatie (fase 1, 2 <strong>en</strong> 3).<br />

Indi<strong>en</strong> de woning<strong>en</strong> op kortere afstand gerealiseerd<br />

word<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> geluidwer<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />

getroff<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. Hiervoor zal door<br />

Miss Etam zorggedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Het betreft<br />

de volg<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>:<br />

— (...)<br />

— Tev<strong>en</strong>s zal t<strong>en</strong> behoeve van de woning<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van de inrichting e<strong>en</strong> afscherming<br />

geplaatst moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sloot<br />

<strong>en</strong> de weg op het terrein. In de situatie van fase<br />

1 bedraagt de l<strong>en</strong>gte van het scherm minimaal<br />

circa 200 m <strong>en</strong> de hoogte t<strong>en</strong>minste 6 m. (...)<br />

— (...)’<br />

1.6 Bij notariële akte van 12 augustus 1999 is<br />

fase 1 aan Etam Vastgoed B.V. geleverd.<br />

1.7 Bij aanvraagformulier van 23 december<br />

1998, met bijlag<strong>en</strong>, heeft Etam Groep e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />

aangevraagd voor e<strong>en</strong> kantoor met<br />

distributiec<strong>en</strong>trum. Aangezi<strong>en</strong> het beoogde<br />

bouwplan niet in overe<strong>en</strong>stemming was met het<br />

to<strong>en</strong> viger<strong>en</strong>de bestemmingsplan heeft het college<br />

van burgemeester <strong>en</strong> wethouders van de<br />

Geme<strong>en</strong>te (hierna: B&W) op 17 februari 1999 bij<br />

gedeputeerde stat<strong>en</strong> van Zuid-Holland (hierna:<br />

GS) e<strong>en</strong> aanvraag ingedi<strong>en</strong>d voor e<strong>en</strong> verklaring<br />

van ge<strong>en</strong> bezwaar in de zin van art. 19 Wet op de<br />

Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing (WRO) <strong>en</strong> art. 50 lid 5 Woningwet.<br />

Bij brief van 10 maart 1999 hebb<strong>en</strong> B&W<br />

aan GS nog e<strong>en</strong> nadere toelichting verschaft.<br />

Daarnaast hebb<strong>en</strong> B&W bij briev<strong>en</strong> van 22 <strong>en</strong> 30<br />

maart 1999 het stadsgewest Haagland<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>gezet<br />

waarom volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> vrijstelling van het<br />

bestemmingsplan zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d.<br />

1.8 Op 7 april 1999 hebb<strong>en</strong> GS de verklaring<br />

van ge<strong>en</strong> bezwaar verle<strong>en</strong>d, waarna B&W op 8<br />

april 1999 aan Etam Groep e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />

hebb<strong>en</strong> verstrekt overe<strong>en</strong>komstig de aanvraag.<br />

De bouw van de kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het distributiec<strong>en</strong>trum<br />

is in augustus 1999 gestart. In 2000 zijn de<br />

gebouw<strong>en</strong> in gebruik g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> behoeve van<br />

de realisatie van e<strong>en</strong> vierde kantoortor<strong>en</strong> (hierna:<br />

tor<strong>en</strong> 4) is op 21 november 2003 e<strong>en</strong> bouwaanvraag<br />

van T<strong>en</strong>stone ontvang<strong>en</strong>. Met toepassing<br />

van art. 19 lid 2 WRO hebb<strong>en</strong> B&W vrijstelling<br />

verle<strong>en</strong>d voor het bouwplan <strong>en</strong> op 3 maart 2005<br />

e<strong>en</strong> reguliere bouwvergunning 1e fase als bedoeld<br />

in art. 56a Woningwet afgegev<strong>en</strong>.<br />

1.9 Het bestemmingsplan Dwarstocht is op<br />

18 februari 2002 door de geme<strong>en</strong>teraad van de<br />

Geme<strong>en</strong>te (hierna: de raad) vastgesteld.<br />

1780 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0008<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

1.10 Bij besluit van 1 oktober 2002 hebb<strong>en</strong> GS<br />

het bestemmingsplan Dwarstocht goedgekeurd.<br />

Het (mede) door het bedrijf Pallethandel Zoetermeer<br />

B.V. teg<strong>en</strong> dat besluit ingestelde beroep is bij<br />

uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />

van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van<br />

20 augustus 2003 gegrond verklaard, met vernietiging<br />

van het besluit voor wat betreft het perceel<br />

waarop g<strong>en</strong>oemd bedrijf is gevestigd. Deze uitspraak<br />

heeft geleid tot e<strong>en</strong> nieuw goedkeuringsbesluit<br />

van 2 maart 2004, waarin GS hun goedkeuring<br />

hebb<strong>en</strong> onthoud<strong>en</strong> voor zover het plan<br />

ziet op bedoeld perceel. Teg<strong>en</strong> dit besluit zijn de<br />

raad <strong>en</strong> B&W tevergeefs bij de Afdeling opgekom<strong>en</strong>.<br />

1.11 De noordoost- <strong>en</strong> zuidoostzijde van<br />

Dwarstocht gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan het plangebied Oosterheem.<br />

Het voor dat gebied op 25 september 2000<br />

door de raad vastgestelde bestemmingsplan voorziet<br />

in woningbouw. T<strong>en</strong> noordoost<strong>en</strong> van Dwarstocht<br />

zijn reeds woning<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />

1.12 Partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de periode van november<br />

2004 tot <strong>en</strong> met september 2005 met<br />

elkaar gecorrespondeerd over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele herzi<strong>en</strong>ing<br />

van het bestemmingsplan Dwarstocht.<br />

Dit heeft niet tot overe<strong>en</strong>stemming geleid.<br />

1.13 Bij brief van 26 januari 2006 van (de<br />

procureur van) Etam c.s. aan (de procureur van)<br />

de Geme<strong>en</strong>te heeft Etam de opties ter zake van<br />

fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B, zoals vastgelegd in de art. 4.1, 4.2<br />

<strong>en</strong> 4.3 van de overe<strong>en</strong>komst, ingeroep<strong>en</strong>.<br />

2. Procesverloop<br />

2.1 Bij exploot van 27 februari 2006 hebb<strong>en</strong><br />

Etam c.s. de Geme<strong>en</strong>te do<strong>en</strong> dagvaard<strong>en</strong> voor de<br />

rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage. Etam c.s. vorder<strong>en</strong> — na<br />

vermeerdering van eis bij akte t<strong>en</strong> pleidooie van<br />

16 april 2007 — veroordeling van de Geme<strong>en</strong>te tot<br />

betaling aan Etam Groep, althans T<strong>en</strong>stone, van<br />

(i) € 76.000.000 uit hoofde van schadevergoeding,<br />

(ii) € 31.422 ter zake van buit<strong>en</strong>gerechtelijke<br />

kost<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

(iii) e<strong>en</strong> contractuele boete van € 453.780,22,<br />

e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander vermeerderd met de wettelijke<br />

r<strong>en</strong>te <strong>en</strong> met veroordeling van de Geme<strong>en</strong>te in<br />

de kost<strong>en</strong> van de procedure, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s vermeerderd<br />

met wettelijke r<strong>en</strong>te.<br />

2.2 Etam c.s. legg<strong>en</strong> — naast hetge<strong>en</strong> onder<br />

de feit<strong>en</strong> is weergegev<strong>en</strong> — aan hun vordering t<strong>en</strong><br />

grondslag dat de Geme<strong>en</strong>te in de <strong>nakoming</strong> van<br />

haar verplichting<strong>en</strong> uit de overe<strong>en</strong>komst is tekortgeschot<strong>en</strong><br />

door, kort weergegev<strong>en</strong> 2 :<br />

(a) het bestemmingsplan Dwarstocht vast te stell<strong>en</strong><br />

zonder daarover (tijdig) overleg te voer<strong>en</strong> met<br />

2 Vgl. r.o. 3.2 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van<br />

11 juli 2007 <strong>en</strong> r.o. 3 van het bestred<strong>en</strong> arrest<br />

Etam c.s. <strong>en</strong> door zich niet tot het uiterste in te<br />

spann<strong>en</strong> om het bestemmingsplan van fase 1, 2 <strong>en</strong><br />

3 zodanig op te stell<strong>en</strong> dat het gebruik als overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

zou zijn toegestaan, dus met de<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> bouwontwikkeling<strong>en</strong> daarin<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>;<br />

(b) na te lat<strong>en</strong> tijdig <strong>en</strong> volledig uitvoering te<br />

gev<strong>en</strong> aan het Stapp<strong>en</strong>plan conform het bepaalde<br />

in art. 4.3 van de overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> niet op de<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> de percel<strong>en</strong><br />

grond met betrekking tot fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B te<br />

kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong>;<br />

(c) woonbebouwing aan de noordoostzijde van<br />

Dwarstocht toe te lat<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het bestemmingsplan<br />

Oosterheem woonbebouwing mogelijk te<br />

mak<strong>en</strong> t<strong>en</strong> zuidoost<strong>en</strong> van Dwarstocht op e<strong>en</strong><br />

zodanig korte afstand van de uitrit van het Etamcomplex<br />

dat niet kan word<strong>en</strong> voldaan aan de<br />

geluidgr<strong>en</strong>swaard<strong>en</strong> die in het kader van de milieuwetgeving<br />

voor Etam c.s. geld<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast stell<strong>en</strong> Etam c.s. zich op het standpunt<br />

dat de Geme<strong>en</strong>te onrechtmatig heeft gehandeld<br />

door:<br />

(d) onjuiste informatie aan de provincie Zuid-<br />

Holland <strong>en</strong> het stadsgewest Haagland<strong>en</strong> te verstrekk<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong>einde e<strong>en</strong> verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar<br />

te verkrijg<strong>en</strong> die het mogelijk maakte e<strong>en</strong><br />

bouwvergunning voor fase 1 af te gev<strong>en</strong> die in<br />

strijd was met de provinciale Nota planbeoordeling<br />

1998, waarmee, zo stell<strong>en</strong> Etam c.s., de Geme<strong>en</strong>te<br />

feitelijk heeft bewerkstelligd dat de ontbind<strong>en</strong>de<br />

voorwaarde van art. 5.8 van de overe<strong>en</strong>komst<br />

ge<strong>en</strong> effect meer kon hebb<strong>en</strong>;<br />

(e) in strijd met het provinciale beleid met toepassing<br />

van art. 19 lid 2 WRO de bouwaanvraag<br />

voor tor<strong>en</strong> 4 goed te keur<strong>en</strong>.<br />

2.3 De schade die volg<strong>en</strong>s Etam c.s. door het<br />

hiervoor gestelde handel<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te<br />

wordt geled<strong>en</strong>, bestaat — sam<strong>en</strong>gevat — uit de<br />

volg<strong>en</strong>de post<strong>en</strong> 3 :<br />

a. de vergeefs gemaakte hogere bouw- <strong>en</strong> ontwikkelingskost<strong>en</strong><br />

voor fase 1 t<strong>en</strong> opzichte van de<br />

kost<strong>en</strong> die Etam c.s. hadd<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> bij de<br />

ontwikkeling van e<strong>en</strong> ‘normaal’ hoofdkantoor<br />

met distributiec<strong>en</strong>trum;<br />

b. het vervroegd afschrijv<strong>en</strong> van aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

investering<strong>en</strong>, omdat vanwege de beperking van<br />

de contractuele ontwikkelingsmogelijkhed<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing<br />

moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de onmogelijkheid<br />

haar ev<strong>en</strong>tuele toekomstige autonome<br />

groei, dan wel haar groei door fusie of overname<br />

te accommoder<strong>en</strong>;<br />

c. kost<strong>en</strong> van het vind<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> alternatieve<br />

locatie <strong>en</strong> het beëindig<strong>en</strong> van de huidige locatie<br />

3 Vgl. r.o. 3.4 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van<br />

11 juli 2007.<br />

AB Afl. 40 - 2011 1781<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0009<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

met het oog op handhaving van de ondernemingsstrategie;<br />

d. het mislop<strong>en</strong> van de voorzi<strong>en</strong>e opbr<strong>en</strong>gst op<br />

de verkrijging <strong>en</strong> ontwikkeling van de optiegrond<strong>en</strong>,<br />

nu fase 2, 3A <strong>en</strong> 3B niet op de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

voorwaard<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geleverd.<br />

2.4 Etam c.s. vorder<strong>en</strong> de contractuele boete<br />

van € 453.780,22 op grond van art. 4.9 van de<br />

overe<strong>en</strong>komst, omdat de Geme<strong>en</strong>te volg<strong>en</strong>s haar<br />

is tekortgeschot<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong> van de in die<br />

bepaling g<strong>en</strong>oemde verplichting<strong>en</strong> 4 .<br />

2.5 Bij vonnis van 11 juli 2007 heeft de rechtbank<br />

de vordering<strong>en</strong> van Etam c.s. afgewez<strong>en</strong>. Zij<br />

heeft daartoe onder meer geoordeeld dat, nu het<br />

bestemmingsplan Dwarstocht jeg<strong>en</strong>s Etam c.s.<br />

formele rechtskracht heeft gekreg<strong>en</strong>, Etam c.s.<br />

niet meer met succes erover kunn<strong>en</strong> klag<strong>en</strong> dat<br />

de Geme<strong>en</strong>te in de <strong>nakoming</strong> van haar inspanningsverbint<strong>en</strong>is<br />

op grond van art. 3.1 van de<br />

overe<strong>en</strong>komst is tekortgeschot<strong>en</strong> (rov. 4.4).<br />

2.6 Van dit vonnis hebb<strong>en</strong> Etam c.s. hoger<br />

beroep bij het hof 's‑Grav<strong>en</strong>hage ingesteld. Bij<br />

arrest van 7 april 2009 heeft het hof het bestred<strong>en</strong><br />

vonnis bekrachtigd. Het heeft daartoe — onder<br />

meer — het volg<strong>en</strong>de overwog<strong>en</strong>:<br />

‘5. Vooropgesteld wordt het volg<strong>en</strong>de.<br />

Etam cs stell<strong>en</strong> zich op het standpunt dat is<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat zij de grond<strong>en</strong> van fase 2<br />

<strong>en</strong> 3 mog<strong>en</strong> gaan ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />

van derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst<br />

zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />

(60.000 m2) is toegestaan. Dit alles blijkt<br />

niet expliciet uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst/het<br />

contract (productie 1 inleid<strong>en</strong>de<br />

dagvaarding), hoewel dit toch wel voor de<br />

hand geleg<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong>, gelet op het ingrijp<strong>en</strong>de<br />

karakter van deze gestelde afspraak.<br />

6. Hetge<strong>en</strong> Etam cs verder op dit punt<br />

naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht is onvoldo<strong>en</strong>de<br />

om daaruit (anderszins) de instemming van de<br />

Geme<strong>en</strong>te te destiller<strong>en</strong>. De omstandigheid<br />

dat in de overe<strong>en</strong>komst werd voorzi<strong>en</strong> in<br />

rechtsopvolging <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> nader te noem<strong>en</strong><br />

meester kan heel wel word<strong>en</strong> uitgelegd als het<br />

faciliter<strong>en</strong> van financieringsconstructies<br />

(zoals sale and lease back, hetge<strong>en</strong> in casu<br />

ook daadwerkelijk is gebeurd). Dit geldt temeer,<br />

nu de considerans van de overe<strong>en</strong>komst<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele aanknoping biedt voor de door<br />

Etam cs gegev<strong>en</strong> uitleg op dit punt, maar juist<br />

het standpunt van de Geme<strong>en</strong>te ondersteunt.<br />

Ook weegt mee hetge<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te onweersprok<strong>en</strong><br />

heeft aangevoerd over de (lagere)<br />

grondprijs (als bedrijfsgrond <strong>en</strong> niet<br />

voor grootschalige kantoorbouw). De verwij-<br />

4 Vgl. r.o. 3.5 van het vonnis van de Rechtbank 's‑Grav<strong>en</strong>hage van<br />

11 juli 2007. 5 Zie hiervoor onder 2.2.<br />

zing door Etam cs naar haar productie 6, blz 25,<br />

br<strong>en</strong>gt het hof niet tot e<strong>en</strong> ander oordeel.<br />

Slechts fase 1 is daarop in detail ingetek<strong>en</strong>d.<br />

Noch de stippellijntjes bij fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3, noch de<br />

daarop aangegev<strong>en</strong> kantoorhoogt<strong>en</strong> die bij<br />

narek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk kantoorvolume<br />

leid<strong>en</strong>, rechtvaardig<strong>en</strong> in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />

de conclusie dat de Geme<strong>en</strong>te met<br />

dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong> behoeve<br />

van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd.<br />

7. Uitgegaan zal dus word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst, waarbij Etam cs fase 2 <strong>en</strong> 3<br />

(slechts) mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />

van de eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding (de textielbranche).<br />

De omstandigheid dat Etam cs naar<br />

hun zegg<strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst anders hebb<strong>en</strong><br />

opgevat maakt dit niet anders, nu er ge<strong>en</strong><br />

aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de Geme<strong>en</strong>te aan de<br />

verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> van Etam cs redelijkerwijs<br />

niet die inhoud heeft mog<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

als zij heeft gedaan (artikel 3:35 BW).<br />

Aan bewijslevering wordt niet toegekom<strong>en</strong>,<br />

nu de stelling<strong>en</strong> van Etam cs ontoereik<strong>en</strong>d<br />

zijn om hun andersluid<strong>en</strong>de conclusie te drag<strong>en</strong>.<br />

Het bestemmingsplan Dwarstocht<br />

8. E<strong>en</strong> groot deel van de verwijt<strong>en</strong> die<br />

Etam cs mak<strong>en</strong> over de inhoud <strong>en</strong> de totstandkoming<br />

van het bestemmingsplan Dwarstocht<br />

(het tekort schiet<strong>en</strong> in de contractuele verplichting<br />

e<strong>en</strong> bestemmingsplan op te stell<strong>en</strong><br />

dat inhoudelijk overe<strong>en</strong>stemt met de bepaling<strong>en</strong><br />

van de overe<strong>en</strong>komst alsmede de rol van<br />

de Geme<strong>en</strong>te daarin, verwijt (a) 5 ), stuit reeds<br />

af op de hiervoor gegev<strong>en</strong> uitleg van de overe<strong>en</strong>komst.<br />

Het thans tot stand gekom<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

biedt in beginsel voldo<strong>en</strong>de<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> om, al dan niet na aanpassing<br />

op het punt van de bedrijfsgebond<strong>en</strong> kantoorruimte<br />

(door middel van binn<strong>en</strong>planse vrijstellingsmogelijkhed<strong>en</strong>),<br />

tot de in de overe<strong>en</strong>komst<br />

voorzi<strong>en</strong>e eig<strong>en</strong> bedrijfsuitbreiding in<br />

fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 te kom<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te wel degelijk artikel 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst,<br />

in ieder geval naar de strekking<br />

hiervan, is nagekom<strong>en</strong>. De omstandigheid<br />

dat de Geme<strong>en</strong>te in gebreke is geblev<strong>en</strong> met<br />

het afgesprok<strong>en</strong> overleg (zie slot artikel. 3.1<br />

van de overe<strong>en</strong>komst) maakt dit niet anders,<br />

terwijl Etam cs bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> belang hebb<strong>en</strong><br />

bij hun verwijt aan de Geme<strong>en</strong>te op dit punt,<br />

nu, gelet op het voorgaande, het causaal verband<br />

tuss<strong>en</strong> (de wijze van totstandkoming<br />

van) het bestemmingsplan <strong>en</strong> de gestelde<br />

schade ontbreekt.<br />

1782 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0010<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

9. Voor het overige stuit<strong>en</strong> de klacht<strong>en</strong><br />

terzake af op de formele rechtskracht van het<br />

bestemmingsplan. Anders dan Etam cs betog<strong>en</strong><br />

kan ook e<strong>en</strong> bestemmingsplan formele<br />

rechtskracht verkrijg<strong>en</strong> (zie onder meer HR<br />

09-06-2006, LJN: AV6031; artikel 81 RO), terwijl<br />

de gestelde verdere onregelmatighed<strong>en</strong><br />

bij de voorbereiding ervan zozeer sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />

met het beoogde bestemmingsplan, dat zij<br />

t<strong>en</strong> opzichte daarvan e<strong>en</strong> onzelfstandig karakter<br />

drag<strong>en</strong>.<br />

Het bestemmingsplan Oosterheem<br />

2000 <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong> in dit<br />

plan<br />

10. Dit bestemmingsplan <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong><br />

voor de aldaar (nabij Dwarstocht)<br />

geleg<strong>en</strong> woning<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s jeg<strong>en</strong>s<br />

Etam cs formele rechtskracht verkreg<strong>en</strong>, zodat<br />

uitgangspunt di<strong>en</strong>t te zijn dat dit plan <strong>en</strong> deze<br />

vergunningverl<strong>en</strong>ing in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met de wettelijke voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

rechtsbeginsel<strong>en</strong> — waaronder het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />

— tot stand zijn gekom<strong>en</strong>.<br />

Geluidshinder <strong>en</strong> -voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

11. Etam cs stell<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te zich<br />

niet heeft gehoud<strong>en</strong> aan de afsprak<strong>en</strong> op dit<br />

punt, zoals opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in artikel 5.4 van de<br />

overe<strong>en</strong>komst (weergegev<strong>en</strong> in het bestred<strong>en</strong><br />

vonnis in rechtsoverweging 2.4), waarbij onder<br />

meer is afgesprok<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te de<br />

woning<strong>en</strong> in Oosterheem zal realiser<strong>en</strong> met<br />

inachtneming van (geluids)rapport Bost. In dit<br />

rapport is aangegev<strong>en</strong> dat de betreff<strong>en</strong>de woning<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> minimale afstand tot de inrichting<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, dan wel dat er geluidswer<strong>en</strong>de<br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (onder meer) aan de woning<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>. De Geme<strong>en</strong>te<br />

had op dit punt dus <strong>en</strong>ige beleidsruimte,<br />

welke beleidsruimte zij tot uitdrukking<br />

heeft gebracht in het betreff<strong>en</strong>de<br />

bestemmingsplan <strong>en</strong> de vergunningverl<strong>en</strong>ing.<br />

Voor zover Etam cs van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> onjuist gebruik heeft gemaakt<br />

van deze beleidsruimte hebb<strong>en</strong> Etam cs de<br />

mogelijkheid gehad om hierteg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> met<br />

voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong> bestuursrechtelijk<br />

traject op te kom<strong>en</strong>. Onder deze<br />

omstandighed<strong>en</strong> verzet het beginsel van de<br />

formele rechtskracht zich teg<strong>en</strong> (hernieuwde)<br />

beoordeling door de burgerlijke rechter.<br />

Hierop stuit verwijt (c) af.<br />

(...)<br />

(...)<br />

Onjuiste informatie verstrekt aan de<br />

provincie Zuid-Holland <strong>en</strong> het stadsgewest<br />

Haagland<strong>en</strong>?<br />

16. Nog daargelat<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te gemotiveerd<br />

heeft betwist dat onjuiste informatie<br />

is verstrekt, valt niet in te zi<strong>en</strong> dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te daarmee onrechtmatig heeft gehandeld<br />

jeg<strong>en</strong>s Etam cs. De Geme<strong>en</strong>te heeft<br />

immers de door Etam gew<strong>en</strong>ste bouwvergunning<br />

gerealiseerd. Voor zover Etam cs daar nu<br />

spijt van hebb<strong>en</strong> omdat de door h<strong>en</strong> gew<strong>en</strong>ste<br />

grootschalige kantoorontwikkeling niet mogelijk<br />

blijkt, houdt dit laatste verband met de<br />

inhoud van de overe<strong>en</strong>komst (zie rechtsoverweging<br />

7) <strong>en</strong> niet zozeer met de gestelde<br />

onjuiste informatie. Verwijt (d) wordt verworp<strong>en</strong>.’<br />

2.7 Etam c.s. hebb<strong>en</strong> tijdig 6 cassatieberoep<br />

do<strong>en</strong> instell<strong>en</strong>. De Geme<strong>en</strong>te heeft geconcludeerd<br />

tot verwerping. Beide partij<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> hun standpunt<strong>en</strong><br />

schriftelijk do<strong>en</strong> toelicht<strong>en</strong>, waarna Etam<br />

c.s. nog hebb<strong>en</strong> gerepliceerd.<br />

3. Bespreking van het cassatiemiddel<br />

3.1 Het cassatiemiddel omvat vier onderdel<strong>en</strong><br />

(1–4), die op hun beurt in verschill<strong>en</strong>de subonderdel<strong>en</strong><br />

uite<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>.<br />

Uitleg overe<strong>en</strong>komst<br />

3.2 Onderdeel 1 — dat de subonderdel<strong>en</strong> 1.0–<br />

1.9 omvat — richt zich teg<strong>en</strong> de rov. 5–7 <strong>en</strong>de<br />

daarop voortbouw<strong>en</strong>de rov. 8, 12, 14, 16 <strong>en</strong> 17.<br />

Subonderdeel 1.0, dat van inleid<strong>en</strong>de aard is, bevat<br />

ge<strong>en</strong> zelfstandige klacht<strong>en</strong>.<br />

3.3 Volg<strong>en</strong>s subonderdeel 1.1 gev<strong>en</strong> de bestred<strong>en</strong><br />

rechtsoverweging<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting blijk, <strong>en</strong>/of zijn zij onvoldo<strong>en</strong>de<br />

(begrijpelijk) gemotiveerd. In de vooropstelling<br />

dat de door Etam c.s. verdedigde uitleg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst ‘niet expliciet uit de schriftelijke<br />

overe<strong>en</strong>komst/het contract (blijkt)’ (rov. 5), gelez<strong>en</strong><br />

in sam<strong>en</strong>hang met de overweging<strong>en</strong><br />

(i) dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. verder naar vor<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> gebracht ‘onvoldo<strong>en</strong>de (is) om daaruit<br />

(anderszins) de instemming van de Geme<strong>en</strong>te te<br />

destiller<strong>en</strong>’ (rov. 6),<br />

(ii) dat de vermelding in de overe<strong>en</strong>komst<br />

van de nader te noem<strong>en</strong> meester <strong>en</strong> de mogelijkheid<br />

van rechtsopvolging ‘heel wel’ kan word<strong>en</strong><br />

uitgelegd als pass<strong>en</strong>d binn<strong>en</strong> de door de Geme<strong>en</strong>te<br />

verdedigde uitleg (rov. 6),<br />

(iii) dat de verwijzing door Etam c.s. naar<br />

‘productie 6 (lees: productie 1, bijlage 6), blz 25,’<br />

het hof ‘niet tot e<strong>en</strong> ander oordeel (br<strong>en</strong>gt)’,<br />

(iv) dat ‘(n)och de stippellijntjes bij fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong><br />

3, noch de daarop aangegev<strong>en</strong> kantoorhoogt<strong>en</strong><br />

die bij narek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk kantoorvolume<br />

leid<strong>en</strong>, (...) in de gegev<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />

de conclusie (rechtvaardig<strong>en</strong>) dat de Geme<strong>en</strong>te<br />

6 Het bestred<strong>en</strong> arrest is op 7 april 2009 uitgesprok<strong>en</strong>, terwijl de<br />

cassatiedagvaarding op 6 juli 2009 is betek<strong>en</strong>d.<br />

AB Afl. 40 - 2011 1783<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0011<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

met dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong> behoeve<br />

van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd’ (rov.<br />

6) <strong>en</strong><br />

(v) dat ‘er ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te aan de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />

van Etam cs redelijkerwijs niet de inhoud heeft<br />

mog<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als zij heeft gedaan (artikel<br />

3:35 BW)’ (rov. 7), ligt volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />

beslot<strong>en</strong> dat het hof in rov. 5 (k<strong>en</strong>nelijk) op basis<br />

van (louter) de tekst van de overe<strong>en</strong>komst — <strong>en</strong><br />

met name van hetge<strong>en</strong> ‘niet expliciet’ in die tekst<br />

is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> — tot e<strong>en</strong> voorshands gegev<strong>en</strong><br />

oordeel aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />

is gekom<strong>en</strong>, vooralsnog zonder e<strong>en</strong> inhoudelijke<br />

beoordeling van de door Etam c.s. voor de<br />

door h<strong>en</strong> verdedigde uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />

aangevoerde <strong>en</strong> door het hof (t<strong>en</strong> dele) in rov. 4<br />

weergegev<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat het hof vervolg<strong>en</strong>s<br />

heeft beoordeeld of er aanleiding is Etam c.s. tot<br />

bewijslevering toe te lat<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel stond het het hof niet<br />

vrij om op deze wijze de door de Geme<strong>en</strong>te verdedigde<br />

uitleg van de overe<strong>en</strong>komst voorshands<br />

bewez<strong>en</strong> te acht<strong>en</strong> (behoud<strong>en</strong>s door Etam c.s. aan<br />

te voer<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> ter onderbouwing van e<strong>en</strong><br />

andere uitleg <strong>en</strong>/of door Etam c.s. te lever<strong>en</strong> bewijs<br />

di<strong>en</strong>aangaande), aangezi<strong>en</strong> het hof niet heeft<br />

vastgesteld dat (<strong>en</strong> zo ja, welke) feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />

zich voordo<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de<br />

(i) de aard van de overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong>/of<br />

(ii) de wijze van totstandkoming van de overe<strong>en</strong>komst,<br />

die e<strong>en</strong> dergelijke werkwijze rechtvaardig<strong>en</strong>,<br />

althans feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> die<br />

er (anderszins) op wijz<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> zodanig<br />

aandacht aan de formulering van de overe<strong>en</strong>komst<br />

hebb<strong>en</strong> besteed, dat, behoud<strong>en</strong>s bewijs<br />

van e<strong>en</strong> andere uitleg, mag word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat hetge<strong>en</strong> (expliciet) in de tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />

is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, uitputt<strong>en</strong>d de bedoeling<br />

van partij<strong>en</strong> weergeeft; de <strong>en</strong>kele overweging<br />

van het hof dat e<strong>en</strong> expliciete vermelding ‘voor<br />

de hand geleg<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong>, gelet op het ingrijp<strong>en</strong>de<br />

karakter van deze gestelde afspraak’, is<br />

daartoe niet voldo<strong>en</strong>de.<br />

In elk geval zijn 's hofs overweging<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het<br />

subonderdeel onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd, aangezi<strong>en</strong><br />

uit die overweging<strong>en</strong> niet blijkt op welke<br />

grond<strong>en</strong> — anders dan ‘het ingrijp<strong>en</strong>de karakter<br />

van deze gestelde afspraak’ —het hof heeft geme<strong>en</strong>d<br />

om op basis van (louter) de tekst van de<br />

overe<strong>en</strong>komst te mog<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> voorshands<br />

gegev<strong>en</strong> oordeel aangaande de uitleg van<br />

die overe<strong>en</strong>komst.<br />

3.4 Bij de beoordeling van het subonderdeel<br />

stel ik voorop dat, waar Etam c.s. zich op het<br />

bestaan van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst van bepaalde<br />

strekking hebb<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong>, het aan Etam c.s.<br />

was e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst te stell<strong>en</strong>, bij<br />

betwisting daarvan aan te voer<strong>en</strong> op welke grond<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst zou moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> uitgegaan <strong>en</strong> die grond<strong>en</strong> zonodig te<br />

bewijz<strong>en</strong>.<br />

Hetge<strong>en</strong> het hof heeft overwog<strong>en</strong> sluit daarbij<br />

aan. Het hof heeft allereerst gereleveerd dat Etam<br />

c.s. zich op het standpunt hebb<strong>en</strong> gesteld dat is<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> dat zij de grond<strong>en</strong> van de fas<strong>en</strong><br />

2 <strong>en</strong> 3 t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s de overe<strong>en</strong>komst zelfstandige,<br />

grootschalige kantoorontwikkeling<br />

(60.000 m2) is toegestaan. Na te hebb<strong>en</strong> geconstateerd<br />

dat e<strong>en</strong> dergelijke strekking niet expliciet<br />

uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst blijkt, heeft het<br />

hof de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. di<strong>en</strong>aangaande<br />

nader onderzocht. Daarbij is het tot de conclusie<br />

gekom<strong>en</strong> dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

gebracht ontoereik<strong>en</strong>d is om daaruit de instemming<br />

van de Geme<strong>en</strong>te met e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

van de gestelde strekking te kunn<strong>en</strong> destiller<strong>en</strong>,<br />

bij welke stand van zak<strong>en</strong> ook aan bewijslevering<br />

ter zake niet wordt toegekom<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> is<br />

het hof uitgegaan van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst die Etam<br />

c.s. niet de door h<strong>en</strong> bedoelde kantoorontwikkeling<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>, maar slechts e<strong>en</strong><br />

ontwikkeling van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 t<strong>en</strong> behoeve van<br />

de eig<strong>en</strong> bedrijfsontwikkeling (de textielbranche)<br />

toestaat.<br />

Anders dan het subonderdeel lees ik de bestred<strong>en</strong><br />

overweging<strong>en</strong> niet aldus, dat het hof<br />

daarin de door de Geme<strong>en</strong>te verdedigde uitleg<br />

van de overe<strong>en</strong>komst, louter op basis van de tekst<br />

daarvan, ‘voorshands bewez<strong>en</strong>’ (p. 5 van de cassatiedagvaarding,<br />

tweede alinea) zou hebb<strong>en</strong> geacht.<br />

Nog daargelat<strong>en</strong> dat niet de uitleg van de<br />

Geme<strong>en</strong>te, maar de uitleg van Etam c.s. zonodig<br />

bewijs behoefde, is het hof, bij gebreke aan e<strong>en</strong><br />

toereik<strong>en</strong>de adstructie van de door Etam c.s. aan<br />

de overe<strong>en</strong>komst gegev<strong>en</strong> uitleg, aan bewijslevering<br />

überhaupt niet toegekom<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min kan<br />

het hof word<strong>en</strong> verwet<strong>en</strong> zich anderszins ontoelaatbaar<br />

door e<strong>en</strong> (louter op de tekst gebaseerd)<br />

‘voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel’ over de inhoud van<br />

de overe<strong>en</strong>komst te hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Het getuigt<br />

niet van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting <strong>en</strong> het<br />

is ev<strong>en</strong>min onbegrijpelijk dat het hof, bij zijn<br />

beoordeling van de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. over<br />

de strekking van de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst,<br />

in de eerste plaats heeft onderzocht of<br />

die strekking uit de tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />

blijkt, <strong>en</strong> dat het, na die vraag in ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>de zin<br />

te hebb<strong>en</strong> beantwoord, vervolg<strong>en</strong>s heeft onderzocht<br />

of hetge<strong>en</strong> Etam c.s. voor het overige hebb<strong>en</strong><br />

aangevoerd (zie rov. 6, eerste volzin: ‘Hetge<strong>en</strong><br />

Etam cs verder op dit punt naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

gebracht (...)’), anders dan de tekst van de overe<strong>en</strong>komst,<br />

voldo<strong>en</strong>de steun aan de door h<strong>en</strong> ver-<br />

1784 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0012<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

dedigde uitleg van de overe<strong>en</strong>komst biedt. Het<br />

subonderdeel kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />

3.5 Subonderdeel 1.2 klaagt dat het oordeel<br />

in rov. 5 dat uit de overe<strong>en</strong>komst niet expliciet<br />

blijkt dat Etam c.s. de grond<strong>en</strong> in de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de overe<strong>en</strong>komst zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />

toestaat, onbegrijpelijk, althans<br />

onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd is. Het subonderdeel<br />

releveert daartoe (onder verwijzing naar stelling<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. in de processtukk<strong>en</strong> van de<br />

feitelijk instanties):<br />

(a) de vermelding van ‘rechtsopvolgers onder<br />

algem<strong>en</strong>e of bijzondere titel’ <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> ‘nader te<br />

noem<strong>en</strong> meester’ in de aanhef <strong>en</strong> de considerans<br />

van de overe<strong>en</strong>komst;<br />

(b) het ketttingbeding van art. 5.6 voor het geval<br />

van vervreemding aan e<strong>en</strong> ‘rechtsopvolger’;<br />

(c) de vermelding<strong>en</strong> in art. 3.1 over e<strong>en</strong> inspanning<br />

van de Geme<strong>en</strong>te het bestemmingsplan zo<br />

op te stell<strong>en</strong> dat het gebruik van het verkochte<br />

‘zoals in deze overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong> de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

Masterplan die als bijlage 6 aan deze overe<strong>en</strong>komst<br />

zijn gehecht omschrev<strong>en</strong>’, voor (onder<br />

meer) kantor<strong>en</strong>, per fase, zal zijn toegestaan,<br />

waarbij het voor Etam c.s. ‘mogelijk (moet) zijn<br />

om de oppervlakte <strong>en</strong> hoogte van de bebouwing<br />

voor (...) kantor<strong>en</strong> met inachtneming van deze<br />

overe<strong>en</strong>komst naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...)’;<br />

(d) de vermelding in art. 4.10, dat de bepaling<strong>en</strong><br />

van de overe<strong>en</strong>komst, voor zover van toepassing,<br />

‘onverkort van toepassing zijn’ op de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong><br />

3A/B;<br />

(e) het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> beperking t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van het gebruik van de grond na de overdracht<br />

(branchebeperking), terwijl uitgangspunt bij verkoop<br />

van grond<strong>en</strong> is dat de eig<strong>en</strong>aar vrij is de<br />

grond<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> wijze die hem goeddunkt;<br />

(f) het grondbeslag <strong>en</strong> de hoogte van de bebouwing,<br />

blijk<strong>en</strong>de uit de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Masterplan.<br />

3.6 Het bestred<strong>en</strong> oordeel van het hof dat uit<br />

de overe<strong>en</strong>komst niet expliciet blijkt dat Etam c.s.<br />

de grond<strong>en</strong> in de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 t<strong>en</strong> behoeve van<br />

derd<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst<br />

zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling<br />

toestaat, is naar mijn m<strong>en</strong>ing ook in het licht van<br />

de door het subonderdeel bedoelde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

van de overe<strong>en</strong>komst niet ontoereik<strong>en</strong>d of onbegrijpelijk<br />

gemotiveerd. Zoals het hof in rov. 6 heeft<br />

overwog<strong>en</strong>, dwing<strong>en</strong> de vermelding<strong>en</strong> van<br />

rechtsopvolgers <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> nader te noem<strong>en</strong><br />

meester (de hiervoor onder (a) <strong>en</strong> (b) bedoelde<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) allerminst tot de conclusie dat partij<strong>en</strong><br />

projectontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong><br />

voor og<strong>en</strong> heeft gestaan. Datzelfde geldt voor<br />

de (hiervoor onder (c) bedoelde) vermelding<strong>en</strong> in<br />

art. 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst, waarbij overig<strong>en</strong>s<br />

opmerking verdi<strong>en</strong>t dat die bepaling (anders dan<br />

uit het citaat in het subonderdeel zou kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> afgeleid) niet spreekt van ‘los’ van het<br />

gebruik door Etam Groep te ontwikkel<strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>,<br />

maar van ‘het gebruik van het Verkochte (...)<br />

voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet zonder<br />

winkeluitstraling op de begane grond van het<br />

distributiec<strong>en</strong>trum tot maximaal 500 m2, showrooms<br />

<strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>’. Ook de vrijheid van Etam<br />

Groep om (meer volledig geciteerd:) ‘(b)inn<strong>en</strong><br />

het vast te stell<strong>en</strong> c.q. aan te pass<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

(...) de oppervlakte <strong>en</strong> hoogte van de bebouwing<br />

voor distributiec<strong>en</strong>trum, factory outlet <strong>en</strong><br />

kantor<strong>en</strong> met inachtneming van deze overe<strong>en</strong>komst<br />

naar eig<strong>en</strong> inzicht in te del<strong>en</strong> (...)’ impliceert<br />

ge<strong>en</strong>szins dat kantoorontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve<br />

van derd<strong>en</strong> (laat staan: expliciet) wordt<br />

toegestaan. De (hiervoor onder (d) bedoelde) vermelding<br />

in art. 4.10 over het onverkort van toepassing<br />

zijn van de bepaling<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst<br />

op de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3A/B kan naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />

ev<strong>en</strong>min als e<strong>en</strong> relevante aanwijzing voor de<br />

door Etam c.s. verdedigde strekking van de overe<strong>en</strong>komst<br />

(laat staan als e<strong>en</strong> expliciete regeling<br />

daarvan) word<strong>en</strong> opgevat. Dat geldt ook voor het<br />

(hiervoor onder (e) bedoelde) ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

branchebeperking, in welk verband mede van<br />

belang is dat het hof niet onbegrijpelijk heeft<br />

geoordeeld dat e<strong>en</strong> op projectontwikkeling t<strong>en</strong><br />

behoeve van derd<strong>en</strong> gerichte opzet het karakter<br />

van de overe<strong>en</strong>komst zozeer zou hebb<strong>en</strong> bepaald<br />

(in rov. 5 heeft het hof van ‘het ingrijp<strong>en</strong>de karakter’<br />

van e<strong>en</strong> daarop gerichte afspraak gesprok<strong>en</strong>),<br />

dat niet kan word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> in<br />

hun (k<strong>en</strong>nelijk op het gebruik van het verkochte<br />

door Etam Groep zelf toegespitste) overe<strong>en</strong>komst<br />

zulks ongeregeld zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gelat<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong><br />

de achtergrond van dat laatste heeft het hof in rov.<br />

6 k<strong>en</strong>nelijk ook de aanwijzing<strong>en</strong> die zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong>d aan het aan de hand van de<br />

tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Masterplan te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> (aanzi<strong>en</strong>lijke)<br />

kantoorvolume als adstructie van de door<br />

Etam c.s. verdedigde strekking van de overe<strong>en</strong>komst<br />

(laat staan: als e<strong>en</strong> expliciete uitwerking<br />

daarvan) onvoldo<strong>en</strong>de geacht. Het subonderdeel<br />

kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />

3.7 Subonderdeel 1.3 klaagt dat als het hof de<br />

in subonderdeel 1.2 bedoelde feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />

niet zou hebb<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong> in het<br />

kader van de beantwoording van de vraag óf van<br />

de door Etam c.s. verdedigde uitleg ‘expliciet’ uit<br />

de overe<strong>en</strong>komst blijkt, maar eerst in het kader<br />

van zijn onderzoek of er, gegev<strong>en</strong> zijn voorshands<br />

gegev<strong>en</strong> oordeel aangaande de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst,<br />

voldo<strong>en</strong>de sterke aanwijzing<strong>en</strong> zijn<br />

voor e<strong>en</strong> uitleg die van het voorshands gegev<strong>en</strong><br />

oordeel afwijkt, de bestred<strong>en</strong> overweging<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting blijk gev<strong>en</strong>, althans<br />

AB Afl. 40 - 2011 1785<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0013<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

onvoldo<strong>en</strong>de zijn gemotiveerd. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />

had het hof bij zijn op de tekst van de<br />

overe<strong>en</strong>komst voorshands gebaseerde oordeel<br />

omtr<strong>en</strong>t de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst de feit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> in aanmerking moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong><br />

die op deze tekst betrekking hebb<strong>en</strong>, althans<br />

had het hof moet<strong>en</strong> aangev<strong>en</strong> waarom het die<br />

feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> niet heeft betrokk<strong>en</strong><br />

bij zijn op de tekst van de overe<strong>en</strong>komst gebaseerde<br />

voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel, maar bij zijn<br />

onderzoek naar aanwijzing<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> van het<br />

voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel afwijk<strong>en</strong>de uitleg.<br />

3.8 Ev<strong>en</strong>als subonderdeel 1.1 veronderstelt<br />

subonderdeel 1.3 e<strong>en</strong> gedachtegang, die het hof<br />

in werkelijkheid niet heeft gevolgd. Het hof heeft<br />

zich niet, louter op basis van de tekst van de<br />

overe<strong>en</strong>komst, voorshands e<strong>en</strong> oordeel over de<br />

uitleg daarvan gevormd, maar heeft de door Etam<br />

c.s. verdedigde uitleg onderzocht, waarbij het,<br />

naar niet onbegrijpelijk is <strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> alleszins<br />

voor de hand ligt, in de eerste plaats heeft<br />

beoordeeld of de door Etam c.s. verdedigde uitleg<br />

expliciet uit de schriftelijke overe<strong>en</strong>komst blijkt.<br />

Na te hebb<strong>en</strong> geoordeeld dat zulks niet het geval<br />

is, is het hof ingegaan op ‘(h)etge<strong>en</strong> Etam cs op dit<br />

punt verder naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht’, in welk<br />

verband het ook aandacht heeft geschonk<strong>en</strong> aan<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst, die, alhoewel zij<br />

niet e<strong>en</strong> expliciete regeling van de door Etam c.s.<br />

verdedigde strekking belicham<strong>en</strong>, voor die strekking<br />

mogelijk wel e<strong>en</strong> aanwijzing bied<strong>en</strong>. Die<br />

werkwijze geeft naar mijn m<strong>en</strong>ing niet van e<strong>en</strong><br />

onjuiste rechtsopvatting blijk <strong>en</strong> is ev<strong>en</strong>min onbegrijpelijk.<br />

3.9 Subonderdeel 1.4 klaagt dat het hof, voor<br />

zover het met betrekking tot de uitleg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (slechts) heeft onderzocht<br />

of de Geme<strong>en</strong>te heeft ingestemd <strong>en</strong><br />

welke betek<strong>en</strong>is de Geme<strong>en</strong>te redelijkerwijs al<br />

dan niet aan de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. mocht toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting blijk heeft gegev<strong>en</strong>. Voor het antwoord<br />

op de vraag hoe in e<strong>en</strong> schriftelijke overe<strong>en</strong>komst<br />

de verhouding tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> is geregeld,<br />

komt het volg<strong>en</strong>s het subonderdeel immers<br />

aan op de zin die partij<strong>en</strong> over <strong>en</strong> weer<br />

redelijkerwijs aan deze bepaling<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hetge<strong>en</strong> zij te di<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> redelijkerwijs<br />

van elkaar mocht<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s het<br />

subonderdeel wordt dat niet anders, als de rechter,<br />

zoals — volg<strong>en</strong>s het subonderdeel — in de<br />

onderhavige zaak, uitgaande van e<strong>en</strong> op grond<br />

van e<strong>en</strong> taalkundige uitleg voorshands gegev<strong>en</strong><br />

oordeel, heeft onderzocht of er aanwijzing<strong>en</strong> zijn<br />

voor e<strong>en</strong> van dat voorshands gegev<strong>en</strong> oordeel<br />

afwijk<strong>en</strong>de uitleg.<br />

3.10 Naar mijn m<strong>en</strong>ing heeft het hof niet uit<br />

het oog verlor<strong>en</strong> dat het bij de vaststelling van de<br />

inhoud van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst aankomt op de zin<br />

die partij<strong>en</strong> over <strong>en</strong> weer redelijkerwijs aan de<br />

overe<strong>en</strong>komst mocht<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> op hetge<strong>en</strong><br />

zij te di<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> redelijkerwijs van elkaar mocht<strong>en</strong><br />

verwacht<strong>en</strong>. Waar het hof in de op<strong>en</strong>ingszin<br />

van rov. 6 heeft overwog<strong>en</strong> dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s.<br />

verder op dit punt naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht,<br />

onvoldo<strong>en</strong>de is om daaruit (anderszins) de instemming<br />

van de Geme<strong>en</strong>te te destiller<strong>en</strong>, had<br />

het hof daarmee k<strong>en</strong>nelijk niet alle<strong>en</strong> de vraag op<br />

het oog of de Geme<strong>en</strong>te met de door Etam c.s.<br />

verdedigde inhoud heeft ingestemd, maar ook (<strong>en</strong><br />

naar mijn m<strong>en</strong>ing in de eerste plaats) of Etam c.s.<br />

uit de door h<strong>en</strong> aangevoerde feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />

zodanige instemming van de Geme<strong>en</strong>te<br />

hebb<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> afleid<strong>en</strong> (‘destiller<strong>en</strong>’). Ook de<br />

slotzin van rov. 6, die op de aan de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

Masterplan te verbind<strong>en</strong> conclusies betrekking<br />

heeft <strong>en</strong> waarin sprake is van het al dan niet<br />

gerechtvaardigd zijn van de conclusie dat de Geme<strong>en</strong>te<br />

met het aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume, t<strong>en</strong><br />

behoeve van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>, heeft ingestemd,<br />

betreft naar mijn m<strong>en</strong>ing niet (althans niet<br />

slechts) de vraag of de Geme<strong>en</strong>te heeft ingestemd,<br />

maar (ook <strong>en</strong> vooral) de vraag of Etam c.s. de<br />

conclusie hebb<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong> dat van zodanige<br />

instemming sprake was. Het beroep van het<br />

subonderdeel op rov. 7, tweede volzin, leidt niet<br />

tot e<strong>en</strong> andere conclusie. Rov. 7, tweede volzin,<br />

betreft hetge<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te op haar beurt uit de<br />

verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> van Etam c.s. heeft<br />

moet<strong>en</strong> begrijp<strong>en</strong>.<br />

3.11 Subonderdeel 1.5 is gericht teg<strong>en</strong> rov. 6.<br />

Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel is het oordeel van het<br />

hof dat hetge<strong>en</strong> Etam c.s. verder op dit punt naar<br />

vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gebracht onvoldo<strong>en</strong>de om daaruit<br />

(anderszins) de instemming van de Geme<strong>en</strong>te te<br />

destiller<strong>en</strong>, onbegrijpelijk, althans onvoldo<strong>en</strong>de<br />

gemotiveerd, althans is het hof daarmee voorbijgegaan<br />

aan ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong> van Etam c.s..<br />

Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel heeft het hof immers<br />

de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. ter zake van de gespreksverslag<strong>en</strong><br />

met de geme<strong>en</strong>teambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

het volume van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 dat voor Etam c.s.<br />

(voorlopig) te groot is, e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander zoals opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

in de sam<strong>en</strong>vatting van de stelling<strong>en</strong> van<br />

Etam c.s. in rov. 4, niet (k<strong>en</strong>baar) in zijn oordeel in<br />

rov. 6 betrokk<strong>en</strong> 7 . Voor zover het hof deze stelling<strong>en</strong><br />

voor zijn onderzoek niet van belang heeft<br />

geacht, is zulks volg<strong>en</strong>s het subonderdeel onbegrijpelijk,<br />

terwijl het bestred<strong>en</strong> arrest onvoldo<strong>en</strong>de<br />

is gemotiveerd, voor zover de verwerping<br />

van deze stelling<strong>en</strong> in de weergave van de be-<br />

7 Etam c.s. verwijz<strong>en</strong> in dit verband naar de conclusie van repliek<br />

onder 5, de pleitnota in eerste aanleg onder 18 <strong>en</strong> 20 <strong>en</strong> de<br />

pleitnota in hoger beroep onder 2.3.<br />

1786 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0014<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

twisting daarvan door de Geme<strong>en</strong>te in rov. 4 beslot<strong>en</strong><br />

mocht ligg<strong>en</strong>.<br />

3.12 Bij de beoordeling van deze klacht van<br />

het subonderdeel stel ik voorop dat het hof zich de<br />

beide stelling<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong>s zijn sam<strong>en</strong>vatting van<br />

het standpunt van Etam c.s. in rov. 4, zeer wel<br />

bewust is geweest.<br />

Het beroep van Etam c.s. op gespreksverslag<strong>en</strong><br />

met de geme<strong>en</strong>teambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> was toegespitst<br />

op de stelling dat Etam c.s. na verwerving van de<br />

grond vrij wild<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong>domsrecht<strong>en</strong> aan derd<strong>en</strong><br />

over te drag<strong>en</strong>, in het bijzonder omdat m<strong>en</strong> de<br />

financiering mogelijk anders zou will<strong>en</strong> regel<strong>en</strong>,<br />

m<strong>en</strong> de kantoor- <strong>en</strong>/of DC-ruimte mogelijk niet of<br />

niet helemaal meer nodig zou hebb<strong>en</strong> of omdat de<br />

bouw in verband met slechte economische omstandighed<strong>en</strong><br />

zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgesteld<br />

(conclusie van repliek, onder 5) <strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te<br />

daarop de gelding van e<strong>en</strong> bouwplicht bij<br />

verkoop van de grond zou hebb<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adrukt. Het<br />

hof is in rov. 6 wel degelijk op de mogelijkheid van<br />

eig<strong>en</strong>domsoverdracht ingegaan, <strong>en</strong> heeft in dat<br />

verband geoordeeld dat die mogelijkheid de door<br />

Etam c.s. voorgestane uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />

niet zonder meer bevestigt. Dat oordeel is niet<br />

onbegrijpelijk, ook niet in het licht van hetge<strong>en</strong><br />

Etam c.s. hebb<strong>en</strong> gesteld over hetge<strong>en</strong> ter zake<br />

blijkt uit de bedoelde besprekingsverslag<strong>en</strong>, in<br />

welke verslag<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s niet van grootschalige<br />

kantoorontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong><br />

wordt gerept.<br />

Wat het volume van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 betreft,<br />

hebb<strong>en</strong> de stelling<strong>en</strong> zich toegespitst op het kantoorvolume,<br />

waarbij Etam c.s. e<strong>en</strong> verband hebb<strong>en</strong><br />

gelegd met hetge<strong>en</strong> uit de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Masterplan<br />

zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgeleid (conclusie<br />

van repliek onder 6 <strong>en</strong> 7). Daarover heeft het hof<br />

in rov. 6 wel degelijk geoordeeld, <strong>en</strong> wel in die zin,<br />

dat het te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> kantoorvolume in de gegev<strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong> niet de conclusie rechtvaardigt<br />

dat de Geme<strong>en</strong>te met ontwikkeling daarvan<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> heeft ingestemd.<br />

Om deze red<strong>en</strong><strong>en</strong> mist de klacht dat het hof de<br />

bedoelde stelling<strong>en</strong> niet in zijn oordeel in rov. 6<br />

heeft betrokk<strong>en</strong>, feitelijke grondslag.<br />

3.13 Het subonderdeel klaagt voorts dat het<br />

hof ook op e<strong>en</strong> aantal andere ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. niet is ingegaan. Het betreft:<br />

(a) de voorgeschied<strong>en</strong>is van de overe<strong>en</strong>komst <strong>en</strong><br />

de toezegging<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitlating<strong>en</strong> die door de (to<strong>en</strong>malige)<br />

burgemeester van de Geme<strong>en</strong>te zijn gedaan,<br />

(b) de betrokk<strong>en</strong>heid van T<strong>en</strong>stone, die reeds t<strong>en</strong><br />

tijde van de onderhandeling<strong>en</strong> niet meer tot het<br />

Etam-concern behoorde,<br />

(c) de verschuldigdheid van e<strong>en</strong> optieprijs teg<strong>en</strong>over<br />

de door Etam c.s. bedong<strong>en</strong> vrijheid,<br />

(d) de erk<strong>en</strong>ning door de Geme<strong>en</strong>te dat het kantor<strong>en</strong>deel<br />

in het bestemmingsplan Dwarstocht<br />

zowel functioneel als qua maatvoering in strijd<br />

is met de overe<strong>en</strong>komst,<br />

uit welke feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het<br />

subonderdeel volgt welke belang<strong>en</strong> zowel de Geme<strong>en</strong>te<br />

als Etam c.s. bij de overe<strong>en</strong>komst hadd<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> (daarmee) wat hun bij het sluit<strong>en</strong> van de<br />

overe<strong>en</strong>komst voor og<strong>en</strong> stond.<br />

3.14 De onder (a) bedoelde stelling zou ess<strong>en</strong>tieel<br />

zijn, als aan Etam c.s. in het vooruitzicht zou<br />

zijn gesteld dat ontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van<br />

derd<strong>en</strong> haar zou vrijstaan. Dat laatste is echter<br />

niet aan het subonderdeel t<strong>en</strong> grondslag gelegd<br />

<strong>en</strong> blijkt, voor zover ik kan nagaan, ook niet uit de<br />

stukk<strong>en</strong> van de feitelijke instanties. Ook de onder<br />

(b) bedoelde omstandigheid impliceert niet zonder<br />

meer dat de Geme<strong>en</strong>te moet word<strong>en</strong> geacht<br />

met projectontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong><br />

te hebb<strong>en</strong> ingestemd, ev<strong>en</strong>min als de onder (c)<br />

bedoelde verschuldigdheid van e<strong>en</strong> optieprijs.<br />

Wat de onder (d) bedoelde erk<strong>en</strong>ning betreft,<br />

geldt t<strong>en</strong> slotte dat het hof deze k<strong>en</strong>nelijk niet in<br />

verband heeft gebracht met de beweerde strijd<br />

van het bestemmingsplan met de overe<strong>en</strong>komst,<br />

maar met de op zichzelf juist te acht<strong>en</strong> uitkomst<br />

van de op basis van de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> uitgevoerde<br />

berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van het kantoorvolume 8 . Di<strong>en</strong>aangaande<br />

heeft het hof in rov. 6 echter geoordeeld,<br />

dat noch de op de tek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong> stippellijntjes<br />

bij fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3, noch de daarop aangegev<strong>en</strong><br />

kantoorhoogt<strong>en</strong> die bij narek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong>lijk kantoorvolume leid<strong>en</strong>, in de gegev<strong>en</strong><br />

omstandighed<strong>en</strong> de conclusie rechtvaardig<strong>en</strong> dat<br />

de Geme<strong>en</strong>te met ontwikkeling t<strong>en</strong> behoeve van<br />

derd<strong>en</strong> van dit aanzi<strong>en</strong>lijke kantoorvolume heeft<br />

ingestemd. Ook in zoverre kan het subonderdeel<br />

niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />

3.15 Subonderdeel 1.6 richt zich teg<strong>en</strong> het<br />

oordeel in rov. 6 dat de considerans van de overe<strong>en</strong>komst<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele aanknoping biedt voor de<br />

door Etam c.s. gegev<strong>en</strong> uitleg, maar juist het<br />

standpunt van de Geme<strong>en</strong>te ondersteunt. Volg<strong>en</strong>s<br />

het subonderdeel is dit oordeel, zonder nadere<br />

motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. In<br />

de derde <strong>en</strong> vierde overweging van de considerans<br />

wordt immers uitdrukkelijk melding gemaakt<br />

van Etam Groep <strong>en</strong>/ of haar rechtsopvolgers,<br />

terwijl niet valt in te zi<strong>en</strong> dat of hoe het<br />

8 Zie in dat verband in het bijzonder de pleitnota zijd<strong>en</strong>s Etam<br />

c.s. in hoger beroep onder 2.3: ‘De Geme<strong>en</strong>te erk<strong>en</strong>t dat het<br />

bestemmingsplan niet overe<strong>en</strong>komstig de Overe<strong>en</strong>komst is<br />

vastgesteld, als (zoals Etam stelt) moet word<strong>en</strong> uitgegaan<br />

van 60.000 m2 kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> 35.000 m2 distributiec<strong>en</strong>tra. De<br />

Geme<strong>en</strong>te stelt dat die ontwikkeling<strong>en</strong> niet zijn overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

(...). (...) Etam <strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te zijn het er over e<strong>en</strong>s dat<br />

het door de Geme<strong>en</strong>te gemaakte bestemmingsplan niet in<br />

g<strong>en</strong>oemde vierkante meters voorziet (...)’ (onderstreping toegevoegd;<br />

LK).<br />

AB Afl. 40 - 2011 1787<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0015<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

belang van e<strong>en</strong> volcontinu distributieproces respectievelijk<br />

het ess<strong>en</strong>tiële belang bij uitbreiding<br />

met de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 met het oog op de continuïteit<br />

van het distributiec<strong>en</strong>trum <strong>en</strong> de daarbij behor<strong>en</strong>de<br />

werkgeleg<strong>en</strong>heid, belang<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

zijn van e<strong>en</strong> rechtsopvolger van Etam Groep,<br />

indi<strong>en</strong> het daarbij slechts zou gaan om e<strong>en</strong> rechtsopvolger<br />

in het kader van <strong>en</strong>igerlei financieringsconstructie.<br />

3.16 K<strong>en</strong>nelijk heeft het hof het oog gehad op<br />

de verwijzing<strong>en</strong> in de considerans naar de w<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> vol continu distributieproces te hanter<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

naar het belang van de uitbreiding van de fas<strong>en</strong> 2<br />

<strong>en</strong> 3 voor de continuïteit van het distributiec<strong>en</strong>trum,<br />

<strong>en</strong> geoordeeld dat dit e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander k<strong>en</strong>nelijk<br />

niet de willekeurige derd<strong>en</strong> betreft, t<strong>en</strong> behoeve<br />

van wie Etam c.s. zich thans tot zelfstandige<br />

(kantoor)ontwikkeling bevoegd acht<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong> die<br />

achtergrond is het bestred<strong>en</strong> oordeel niet onbegrijpelijk<br />

<strong>en</strong> kan de klacht van het subonderdeel<br />

niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />

Overig<strong>en</strong>s zie ik niet in waarom, zoals het<br />

subonderdeel betoogt, het belang van de mogelijkheid<br />

van e<strong>en</strong> vol continu distributieproces <strong>en</strong><br />

het belang van de uitbreiding van de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3<br />

voor de continuïteit van het distributiec<strong>en</strong>trum<br />

de derde/rechtsopvolger onder bijzondere titel<br />

die bij de financiering van e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander t<strong>en</strong><br />

behoeve van Etam Groep is betrokk<strong>en</strong>, niet<br />

mede zoud<strong>en</strong> aangaan. Daarbij komt dat het hof<br />

het faciliter<strong>en</strong> van financieringsconstructies k<strong>en</strong>nelijk<br />

slechts heeft g<strong>en</strong>oemd als e<strong>en</strong> voorbeeld<br />

van het belang met het oog waarop in de considerans<br />

van ‘Etam Groep <strong>en</strong>/of haar rechtsopvolgers<br />

onder algem<strong>en</strong>e of bijzondere titel’ wordt<br />

gesprok<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ander voorbeeld, dat ev<strong>en</strong>min de<br />

juistheid van de door Etam c.s. verdedigde uitleg<br />

van de overe<strong>en</strong>komst impliceert, betreft het geval<br />

dat het bedrijf van Etam Groep door e<strong>en</strong> andere<br />

<strong>en</strong>titeit wordt voortgezet.<br />

3.17 Subonderdeel 1.7 is gericht teg<strong>en</strong> de vaststelling<br />

in rov. 6 dat hetge<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te heeft<br />

gesteld over de (lagere) grondprijs (als bedrijfsgrond<br />

<strong>en</strong> niet voor grootschalige kantoorbouw),<br />

onweersprok<strong>en</strong> is. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel, dat<br />

naar e<strong>en</strong> vindplaats in de stukk<strong>en</strong> van de feitelijke<br />

instanties verwijst, hebb<strong>en</strong> Etam c.s. aangevoerd<br />

dat de prijs niet is gebaseerd op de waarde als<br />

bedrijfsterrein, maar e<strong>en</strong> alleszins redelijk gemiddelde<br />

prijs voor bedrijfsruimte <strong>en</strong> kantoorruimte<br />

was.<br />

3.18 Voor het hof was k<strong>en</strong>nelijk ess<strong>en</strong>tieel dat<br />

de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> prijs in elk geval niet e<strong>en</strong><br />

voornem<strong>en</strong> van grootschalige kantoorbouw<br />

weerspiegelde. De door het subonderdeel bedoelde<br />

betwisting laat onverlet dat inderdaad<br />

van e<strong>en</strong> lagere prijs dan die voor kantoorruimte<br />

sprake was, nog daargelat<strong>en</strong> of Etam c.s. met de<br />

prijs voor kantoorruimte ook hetzelfde hebb<strong>en</strong><br />

bedoeld als het hof, waar dit van de grondprijs<br />

voor grootschalige kantoorbouw heeft gesprok<strong>en</strong>.<br />

Overig<strong>en</strong>s acht ik het argum<strong>en</strong>t van het hof<br />

valide. Daarbij moet onder meer word<strong>en</strong> bedacht<br />

dat grondtransacties tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

commerciële marktpartij teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere grondprijs<br />

dan objectief is verantwoord, in het licht van<br />

de Europese staatssteunregels problematisch<br />

kunn<strong>en</strong> zijn 9 .<br />

3.19 Subonderdeel 1.8 bestrijdt het oordeel in<br />

rov. 7 dat aan bewijslevering niet wordt toegekom<strong>en</strong>,<br />

nu de stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. ontoereik<strong>en</strong>d<br />

zijn om hun andersluid<strong>en</strong>de conclusie te<br />

drag<strong>en</strong>. Dat oordeel zou getuig<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting, althans onbegrijpelijk, dan wel<br />

onvoldo<strong>en</strong>de gemotiveerd zijn.<br />

Voor het geval dat het hof heeft bedoeld dat<br />

Etam c.s. onvoldo<strong>en</strong>de hebb<strong>en</strong> gesteld, zodat aan<br />

bewijslevering niet wordt toegekom<strong>en</strong>, betoogt<br />

het subonderdeel dat zonder nadere motivering,<br />

die ontbreekt, niet valt in te zi<strong>en</strong> waarom zulks<br />

het geval zou zijn, waarbij het subonderdeel aanvoert,<br />

dat de stelling<strong>en</strong> di<strong>en</strong>aangaande, die — naar<br />

in subonderdeel 1.5 ligt beslot<strong>en</strong>, slechts t<strong>en</strong> dele<br />

in rov. 4 zijn weergegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> nog kleiner<br />

gedeelte in rov. 6 zijn besprok<strong>en</strong> — zowel op de<br />

(taalkundige uitleg van de) tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />

als op de verklaring<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong> voor (<strong>en</strong><br />

ook na) het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst betrekking<br />

hebb<strong>en</strong>.<br />

Voor zover het geval dat het hof zou hebb<strong>en</strong><br />

geoordeeld dat Etam c.s. weliswaar voldo<strong>en</strong>de<br />

hebb<strong>en</strong> gesteld, maar aan hun bewijsaanbod kan<br />

word<strong>en</strong> voorbijgegaan, omdat hun stelling<strong>en</strong> niet<br />

ter zake di<strong>en</strong><strong>en</strong>d zijn, betoogt het subonderdeel<br />

dat die stelling<strong>en</strong> wel degelijk kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot,<br />

althans bijdrag<strong>en</strong> aan de conclusie dat Etam c.s. de<br />

grond<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van<br />

derd<strong>en</strong>.<br />

Voor zover het hof niet zou hebb<strong>en</strong> bedoeld<br />

aan <strong>en</strong>ig bewijsaanbod voorbij te gaan omdat dit<br />

niet ter zake di<strong>en</strong><strong>en</strong>d zou zijn, maar zou hebb<strong>en</strong><br />

geoordeeld dat nadere bewijslevering het hof niet<br />

tot e<strong>en</strong> andere uitleg van de overe<strong>en</strong>komst zou<br />

kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, zou het hof van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting hebb<strong>en</strong> blijk gegev<strong>en</strong>, omdat<br />

het hof alsdan op grond van e<strong>en</strong> verbod<strong>en</strong> prognose<br />

omtr<strong>en</strong>t het resultaat daarvan aan bewijslevering<br />

is voorbijgegaan.<br />

3.20 Het hof heeft in rov. 6 overwog<strong>en</strong> dat<br />

hetge<strong>en</strong> Etam c.s. (verder) op dit punt (met betrekking<br />

tot de vraag of de overe<strong>en</strong>komst Etam c.s.<br />

ontwikkeling van de betrokk<strong>en</strong> grond<strong>en</strong> t<strong>en</strong> be-<br />

9 Mededeling van de Commissie betreff<strong>en</strong>de staatssteunelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

bij de verkoop van grond<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong> door op<strong>en</strong>bare<br />

instanties, PbEG 1997, C 209/3-5.<br />

1788 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0016<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

hoeve van derd<strong>en</strong> toestond) naar vor<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

gebracht, onvoldo<strong>en</strong>de is om daaruit (anderszins)<br />

de instemming van de Geme<strong>en</strong>te te destiller<strong>en</strong>. In<br />

rov. 7 heeft het hof overwog<strong>en</strong> dat de stelling<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. ontoereik<strong>en</strong>d zijn om hun andersluid<strong>en</strong>de<br />

conclusie te drag<strong>en</strong>. Deze overweging<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> mijns inzi<strong>en</strong>s niet anders word<strong>en</strong> verstaan,<br />

dan dat de door Etam c.s. gestelde feit<strong>en</strong>,<br />

zelfs indi<strong>en</strong> bewez<strong>en</strong>, het door h<strong>en</strong> ingeroep<strong>en</strong><br />

rechtsgevolg (te wet<strong>en</strong> dat het hun contractueel<br />

vrijstond de betrokk<strong>en</strong> grond<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van<br />

derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>) niet kunn<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

dat Etam c.s. in die zin onvoldo<strong>en</strong>de hebb<strong>en</strong> gesteld<br />

<strong>en</strong> niet aan hun stelplicht hebb<strong>en</strong> voldaan.<br />

Dat oordeel is, in het licht van hetge<strong>en</strong> het hof in<br />

de (met de voorgaande subonderdel<strong>en</strong> tevergeefs<br />

bestred<strong>en</strong>) rov. 4–7 heeft overwog<strong>en</strong>, niet ontoereik<strong>en</strong>d<br />

of onbegrijpelijk gemotiveerd. Dat de<br />

betrokk<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> van Etam c.s. zowel op de<br />

(taalkundige uitleg van de) tekst van de overe<strong>en</strong>komst<br />

als op de verklaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> gedraging<strong>en</strong> voor<br />

(<strong>en</strong> ook na) het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst betrekking<br />

hebb<strong>en</strong>, doet daaraan niet af. Waar het<br />

hof niet aan bewijslevering is toegekom<strong>en</strong>, behoefde<br />

het ev<strong>en</strong>min <strong>en</strong>ig bewijsaanbod (al dan<br />

niet als ter zake di<strong>en</strong><strong>en</strong>d) te beoordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> was<br />

<strong>en</strong>ige prognose omtr<strong>en</strong>t het resultaat van e<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tuele bewijslevering niet aan de orde.<br />

Overig<strong>en</strong>s wijs ik erop dat het bewijsaanbod<br />

in de inleid<strong>en</strong>de dagvaarding <strong>en</strong> het bewijsaanbod<br />

in de memorie van griev<strong>en</strong>, beide met de door<br />

het subonderdeel g<strong>en</strong>oemde vindplaats<strong>en</strong>, voor<br />

zover gespecificeerd, nu juist niet betrekking hebb<strong>en</strong><br />

op feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> op grond waarvan<br />

moet word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het Etam c.s.<br />

contractueel vrijstond de betrokk<strong>en</strong> grond<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

behoeve van derd<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

3.21 Subonderdeel 1.9 betreft de doorwerking<br />

bij welslag<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> of meer van de klacht<strong>en</strong> van<br />

de voorgaande subonderdel<strong>en</strong> in de rov. 8, 12, 14,<br />

16 <strong>en</strong> 17, <strong>en</strong> mist, naast die voorgaande onderdel<strong>en</strong>,<br />

zelfstandige betek<strong>en</strong>is.<br />

3.22 Alvor<strong>en</strong>s de beschouwing<strong>en</strong> over onderdeel<br />

1 te besluit<strong>en</strong>, wijs ik nog erop dat, in het<br />

geval de Hoge Raad één of meer klacht<strong>en</strong> van het<br />

onderdeel gegrond zou bevind<strong>en</strong>, zulks slechts<br />

dan tot cassatie zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> ook<br />

rov. 9 in cassatie ge<strong>en</strong> stand zal houd<strong>en</strong>. Zoals<br />

hierna (in het bijzonder onder 3.25) bij de bespreking<br />

van onderdeel 2 nog aan de orde zal kom<strong>en</strong>,<br />

vormt het in die rechtsoverweging vervatte oordeel,<br />

naast de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst, e<strong>en</strong><br />

zelfstandig drag<strong>en</strong>de grond voor de verwerping<br />

van het verwijt dat de Geme<strong>en</strong>te ge<strong>en</strong> ontwikkeling<br />

van zelfstandige, grootschalige kantoorruimte<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong> mogelijk heeft<br />

gemaakt.<br />

Formele rechtskracht<br />

3.23 Onderdeel 2 — dat de subonderdel<strong>en</strong> 2.0–<br />

2.7 omvat — richt zich teg<strong>en</strong> rov. 9. Subonderdeel<br />

2.0, dat inleid<strong>en</strong>d van aard is, bevat ge<strong>en</strong> zelfstandige<br />

klacht<strong>en</strong>.<br />

3.24 Subonderdeel 2.1 betoogt dat het hof in<br />

rov. 9 van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan.<br />

Volg<strong>en</strong>s het onderdeel bestrijkt de formele<br />

rechtskracht niet mede e<strong>en</strong> geval als het onderhavige,<br />

waarin e<strong>en</strong> privaatrechtelijk (rechts)persoon<br />

(‘burger’) met e<strong>en</strong> publiekrechtelijke rechtspersoon<br />

(‘overheid’) e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst sluit,<br />

waarbij de laatste zich verbindt zijn publiekrechtelijke<br />

bevoegdhed<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uit te<br />

oef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook wanneer voor de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

burger e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omklede<br />

rechtsgang op<strong>en</strong>staat of heeft op<strong>en</strong>gestaan <strong>en</strong> hij<br />

deze niet (dan wel tevergeefs) heeft gevolgd, kan<br />

de burger volg<strong>en</strong>s het subonderdeel ervoor kiez<strong>en</strong><br />

om, na of naast de bestuursrechtelijke rechtsgang,<br />

<strong>en</strong> uitgaande van de (bestuursrechtelijke)<br />

rechtmatigheid van het besluit, zich op het standpunt<br />

te stell<strong>en</strong> dat het besluit e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare<br />

tekortkoming inhoudt t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van hetge<strong>en</strong><br />

waartoe de overheid zich bij wege van (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />

teg<strong>en</strong>over de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

individuele burger heeft verbond<strong>en</strong>, <strong>en</strong> op<br />

die grond bij de burgerlijke rechter schadevergoeding<br />

te vorder<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel doet hieraan niet af<br />

dat de burger de binding van de overheid aan de<br />

overe<strong>en</strong>komst ook aan de orde kan of kon stell<strong>en</strong><br />

in de bestuursrechtelijke procedure door zich op<br />

het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel te beroep<strong>en</strong>. De toetsing<br />

aan het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel in bestuursrechtelijke<br />

context is, nog steeds volg<strong>en</strong>s het subonderdeel,<br />

van andere aard dan de toetsing die de<br />

burgerlijke rechter moet uitvoer<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij te<br />

oordel<strong>en</strong> krijgt over e<strong>en</strong> op toerek<strong>en</strong>bare tekortkoming<br />

in de <strong>nakoming</strong> gebaseerde vordering tot<br />

vergoeding van schade. Het onderdeel betoogt<br />

dat in het niet-vernietig<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> besluit door<br />

de bestuursrechter niet tev<strong>en</strong>s ligt beslot<strong>en</strong> dat<br />

(het nem<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de inhoud van) het besluit ook<br />

ge<strong>en</strong> wanprestatie van de overheid ter zake van<br />

e<strong>en</strong> door haar geslot<strong>en</strong> (bevoegdhed<strong>en</strong>)overe<strong>en</strong>komst<br />

zou kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>, op de grond dat de<br />

inhoud van het besluit niet in overe<strong>en</strong>stemming is<br />

met hetge<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> daaromtr<strong>en</strong>t (contractueel)<br />

war<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Daarbij is volg<strong>en</strong>s het<br />

subonderdeel voorts nog van belang dat in het<br />

onderhavige, concrete geval de overe<strong>en</strong>komst<br />

nam<strong>en</strong>s de Geme<strong>en</strong>te is geslot<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat het<br />

daaraan te ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> derhalve is opgewekt<br />

door de burgemeester, handel<strong>en</strong>d ter uitvoering<br />

van e<strong>en</strong> besluit van B&W, terwijl het<br />

bestemmingsplan is vastgesteld door de raad,<br />

AB Afl. 40 - 2011 1789<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0017<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

zodat het in rechte te bescherm<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> dat<br />

in het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst ligt beslot<strong>en</strong>,<br />

niet is opgewekt door hetzelfde bestuursorgaan<br />

dat het latere besluit heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Het subonderdeel<br />

voert aan dat daarbij nog komt dat —<br />

onder het destijds geld<strong>en</strong>de recht — de bestuursrechtelijke<br />

rechtsbescherming niet op<strong>en</strong>stond teg<strong>en</strong><br />

het besluit van de raad, maar slechts teg<strong>en</strong> het<br />

besluit van GS omtr<strong>en</strong>t de goedkeuring van het<br />

bestemmingsplan.<br />

Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

waarbij de overheid zich teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong><br />

burger verbindt haar publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, niet<br />

als e<strong>en</strong> onzelfstandige voorbereidingshandeling,<br />

maar als e<strong>en</strong> zelfstandige rechtshandeling te word<strong>en</strong><br />

aangemerkt, met di<strong>en</strong> verstande dat de burgerlijke<br />

rechter, in geval van e<strong>en</strong> toerek<strong>en</strong>bare<br />

tekortkoming door de overheid, slechts e<strong>en</strong> vordering<br />

tot schadevergoeding (<strong>en</strong> derhalve niet<br />

e<strong>en</strong> vordering tot <strong>nakoming</strong> <strong>en</strong>/of tot vernietiging<br />

van het met de overe<strong>en</strong>komst strijdige besluit)<br />

kan toewijz<strong>en</strong>.<br />

Het subonderdeel besluit met het betoog dat<br />

met de mogelijkheid het betrokk<strong>en</strong> besluit langs<br />

bestuursrechtelijke weg aan te vecht<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong><br />

daartoe grond<strong>en</strong> zijn, wel rek<strong>en</strong>ing kan word<strong>en</strong><br />

gehoud<strong>en</strong> in het kader van e<strong>en</strong> beroep (door de<br />

overheid) op eig<strong>en</strong> schuld van de burger. Daarbij<br />

zal voor het honorer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijk beroep<br />

op eig<strong>en</strong> schuld van de burger, die in beginsel erop<br />

mag vertrouw<strong>en</strong> dat de overheid haar contractuele<br />

verplichting<strong>en</strong> nakomt, volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />

slechts bij uitzondering plaats kunn<strong>en</strong><br />

zijn.<br />

Subonderdeel 2.2 voegt aan het voorgaande<br />

toe dat het gestelde in subonderdeel 2.1 althans<br />

geldt in e<strong>en</strong> geval als het onderhavige, waarin de<br />

Geme<strong>en</strong>te zich in de overe<strong>en</strong>komst niet (bij wijze<br />

van resultaatsverbint<strong>en</strong>is) heeft verbond<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bestemmingsplan met e<strong>en</strong> bepaalde inhoud tot<br />

stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, maar zich (bij wijze van inspanningsverbint<strong>en</strong>is)<br />

tot het uiterste in te spann<strong>en</strong><br />

het bestemmingsplan zodanig op te stell<strong>en</strong> dat<br />

het gebruik als in de overe<strong>en</strong>komst voorzi<strong>en</strong>, zou<br />

zijn toegestaan. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel kan in<br />

e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke procedure niet aan de<br />

orde kom<strong>en</strong> of de overheid aan deze (contractuele)<br />

inspanningsverbint<strong>en</strong>is heeft voldaan, <strong>en</strong><br />

ligt althans in het oordeel dat het besluit in bestuursrechtelijke<br />

zin niet onrechtmatig is (dan<br />

wel geacht wordt te zijn), niet beslot<strong>en</strong> dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te aan haar inspanningsverbint<strong>en</strong>is heeft<br />

voldaan.<br />

3.25 Bij de beoordeling van de klacht<strong>en</strong> van<br />

beide subonderdel<strong>en</strong> stel ik voorop dat Etam c.s.<br />

belang daarbij miss<strong>en</strong>, voor zover de verwijt<strong>en</strong> die<br />

zij de Geme<strong>en</strong>te met betrekking tot de inhoud <strong>en</strong><br />

totstandkoming van het bestemmingsplan<br />

Dwarstocht mak<strong>en</strong> (het tekortschiet<strong>en</strong> in haar<br />

bij de overe<strong>en</strong>komst aangegane verplichting e<strong>en</strong><br />

bestemmingsplan op te stell<strong>en</strong> dat inhoudelijk<br />

met de bepaling<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst overe<strong>en</strong>stemt<br />

c.q. zich daartoe tot het uiterste in te<br />

spann<strong>en</strong>) reeds afstuit<strong>en</strong> op de uitleg die het hof<br />

aan de overe<strong>en</strong>komst heeft gegev<strong>en</strong>. De door het<br />

hof aan de overe<strong>en</strong>komst gegev<strong>en</strong> uitleg impliceert<br />

immers (in de woord<strong>en</strong> van rov. 8) ‘dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te wel degelijk artikel 3.1 van de overe<strong>en</strong>komst,<br />

in ieder geval naar de strekking hiervan, is<br />

nagekom<strong>en</strong>.’ Alhoewel de aanhef van rov. 9 (‘Voor<br />

het overige (...)’) erop lijkt te wijz<strong>en</strong> dat niet alle<br />

verwijt<strong>en</strong> van Etam c.s. met betrekking tot bestemmingsplan<br />

Dwarstocht door de uitleg die het<br />

hof aan de overe<strong>en</strong>komst heeft gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

ondervang<strong>en</strong>, heeft de Geme<strong>en</strong>te in twijfel getrokk<strong>en</strong><br />

of van zulke, niet reeds op de uitleg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst afstuit<strong>en</strong>de verwijt<strong>en</strong> sprake is;<br />

volg<strong>en</strong>s de Geme<strong>en</strong>te hebb<strong>en</strong> Etam c.s. haar met<br />

betrekking tot het g<strong>en</strong>oemde bestemmingsplan<br />

ge<strong>en</strong> andere verwijt<strong>en</strong> gemaakt dan het hof in rov.<br />

8 heeft verworp<strong>en</strong> (schriftelijke toelichting mr.<br />

Gelpke onder 42). Ik deel die opvatting, waarbij ik<br />

overig<strong>en</strong>s aantek<strong>en</strong> dat in de repliek van mr.<br />

Sch<strong>en</strong>ck niet op de bedoelde passage in de schriftelijke<br />

toelichting van mr. Gelpke is gereageerd.<br />

Overig<strong>en</strong>s me<strong>en</strong> ik dat (spiegelbeeldig) ook<br />

geldt dat Etam c.s. belang bij hun klacht<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst miss<strong>en</strong>, als het<br />

oordeel in rov. 9 over de reikwijdte van de formele<br />

rechtskracht van bestemmingsplan Dwarstocht<br />

standhoudt. Dat wordt ook onderk<strong>en</strong>d door<br />

Etam c.s. zelf, die in subonderdeel 2.1, eerste<br />

volzin, hebb<strong>en</strong> do<strong>en</strong> opmerk<strong>en</strong> dat rov. 9 tev<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> zelfstandig drag<strong>en</strong>de grond lijkt te zijn voor<br />

de verwerping van het verwijt, zoals omschrev<strong>en</strong><br />

in rov. 3 onder (a) met betrekking tot de ontwikkeling<br />

van zelfstandige, grootschalige kantoorruimte<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>.<br />

Omdat de subonderdel<strong>en</strong> 2.6 <strong>en</strong> 2.7, die teg<strong>en</strong> de<br />

oordel<strong>en</strong> van het hof met betrekking tot bestemmingsplan<br />

Oosterheem <strong>en</strong> de daarop gebaseerde<br />

bouwvergunning<strong>en</strong> zijn gericht, daarop teruggrijp<strong>en</strong>,<br />

zal ik de klacht<strong>en</strong> van de subonderdel<strong>en</strong> 2.1<br />

<strong>en</strong> 2.2 inhoudelijk besprek<strong>en</strong>, ondanks de conclusie<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van onderdeel 1.<br />

3.26 Voorts stel ik voorop dat de litigieuze<br />

overe<strong>en</strong>komst, voor zover zij ertoe strekt dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> of meer bestemmingsplann<strong>en</strong> van<br />

bepaalde inhoud tot stand br<strong>en</strong>gt, als e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

moet word<strong>en</strong> aangemerkt.<br />

E<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst is, voor zover<br />

zij de prestaties van de overheid betreft, van publiekrechtelijke<br />

aard. Het publiekrecht beheerst<br />

niet alle<strong>en</strong> de mate waarin de overheid afsprak<strong>en</strong><br />

over het gebruik van e<strong>en</strong> publiekrechtelijke be-<br />

1790 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0018<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

voegdheid kan mak<strong>en</strong>. Het beheerst (onder meer)<br />

ook de mogelijkheid om die bevoegdheid niet of<br />

anders dan is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>, de<br />

positie van niet bij de overe<strong>en</strong>komst betrokk<strong>en</strong><br />

derd<strong>en</strong> <strong>en</strong> de in verband met de uitvoering van de<br />

overe<strong>en</strong>komst op<strong>en</strong>staande rechtsbescherming.<br />

Het is vrijwel steeds de bestuursrechter die e<strong>en</strong><br />

oordeel over de geldigheid <strong>en</strong> uitvoering van de<br />

overe<strong>en</strong>komst kan gev<strong>en</strong> 10 .<br />

De binding van de overheid aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

is niet van civielrechtelijke<br />

aard, maar steunt op het bestuursrechtelijke vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel.<br />

In die zin is de binding van de<br />

overheid aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> in<br />

hoge mate vergelijkbaar met die welke uit e<strong>en</strong>zijdige<br />

overheidstoezegging<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleidsregels<br />

voortvloeit 11 . In het geval van e<strong>en</strong>zijdige toezegging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beleidsregels is sprake van zelfbinding<br />

van de overheid, terwijl in het geval van e<strong>en</strong><br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> partij<strong>en</strong> over <strong>en</strong><br />

weer zijn gebond<strong>en</strong>. Van Ommer<strong>en</strong> heeft er ev<strong>en</strong>wel<br />

(naar mijn m<strong>en</strong>ing terecht) op gewez<strong>en</strong> dat<br />

het belang van dit verschil niet moet word<strong>en</strong><br />

overschat <strong>en</strong> dat het verschil ook in de rechtspraak<br />

sterk wordt gerelativeerd 12 .<br />

De binding van de overheid aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

is voorts niet absoluut. Wanneer<br />

belang<strong>en</strong> van derd<strong>en</strong> of van de sam<strong>en</strong>leving<br />

in het geding zijn, zal het antwoord op de vraag of<br />

<strong>en</strong> hoe de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> moet<br />

word<strong>en</strong> nagekom<strong>en</strong>, afhang<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>afweging,<br />

waarbij aan het opgewekte vertrouw<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> bijzonder gewicht toekomt 13 . Voor zover de<br />

overheid niet behoeft na te kom<strong>en</strong>, moet de daardoor<br />

veroorzaakte schade van haar wederpartij in<br />

beginsel word<strong>en</strong> vergoed. Van Ommer<strong>en</strong> zoekt in<br />

dat verband aansluiting bij de figuur van de nadeelcomp<strong>en</strong>satie,<br />

omdat het bestuursorgaan<br />

rechtmatig handelt voor zover zwaarweg<strong>en</strong>de<br />

algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> zijn optred<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>.<br />

Wanneer daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> het bestuursorgaan zich<br />

niet aan de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> houdt<br />

zonder dat deze afwijking is gerechtvaardigd,<br />

geld<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Van Ommer<strong>en</strong> ‘de gewone regels<br />

van het overheidsaansprakelijkheidsrecht’ 14 .<br />

In de literatuur wordt b<strong>en</strong>adrukt dat de burger<br />

bij geschill<strong>en</strong> over de uitvoering van e<strong>en</strong><br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> de bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang moet volg<strong>en</strong>, als de uitvoeringshandeling<br />

e<strong>en</strong> appellabel besluit inhoudt. Van<br />

Ommer<strong>en</strong> merkt op dat, als er e<strong>en</strong> procedure bij<br />

de bestuursrechter mogelijk is, ‘m<strong>en</strong> bij de burgerlijke<br />

rechter veelal <strong>en</strong>kel nog e<strong>en</strong> vordering tot<br />

schadevergoeding (zal) kunn<strong>en</strong> instell<strong>en</strong>; met het<br />

oog op de rechtsmachtverdeling zal de burgerlijke<br />

rechter zich onthoud<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> inhoudelijk oordeel<br />

over het besluit.’ 15 Schlössels <strong>en</strong> Zijlstra<br />

sprek<strong>en</strong>, zij het in verband met e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

waarbij louter financiële belang<strong>en</strong><br />

op het spel staan <strong>en</strong> waarbij ge<strong>en</strong> belang<strong>en</strong><br />

van derd<strong>en</strong> of algem<strong>en</strong>e belang<strong>en</strong> zijn betrokk<strong>en</strong>,<br />

van de mogelijkheid van e<strong>en</strong> actie tot schadevergoeding<br />

bij de burgerlijke rechter in het geval<br />

van niet-<strong>nakoming</strong> door de overheid:<br />

‘En algeme<strong>en</strong> is m<strong>en</strong> het er ook over e<strong>en</strong>s, dat<br />

bij zo'n overe<strong>en</strong>komst e<strong>en</strong> actie tot schadevergoeding<br />

bij de burgerlijke rechter in geval<br />

van niet-<strong>nakoming</strong> door de overheid ontvankelijk<br />

<strong>en</strong> in beginsel voor toewijzing vatbaar<br />

zal zijn.’<br />

Overig<strong>en</strong>s merk<strong>en</strong> zij naar aanleiding van HR 12<br />

april 2006, AU4548, NJ 2006, 271, op:<br />

‘Uit het arrest lijkt te volg<strong>en</strong> dat geschill<strong>en</strong> over<br />

het (uitblijv<strong>en</strong> van) e<strong>en</strong> besluit in het kader<br />

van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> aan de<br />

bestuursrechter moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voorgelegd.<br />

De burgerlijke rechter is bevoegd, maar zal de<br />

vordering — uitzondering<strong>en</strong> daargelat<strong>en</strong> —<br />

niet-ontvankelijk verklar<strong>en</strong>. Is de bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang niet gevolgd, dan hanteert<br />

de burgerlijke rechter de leer van de<br />

formele rechtskracht. Er wordt dan uitgegaan<br />

van de rechtmatigheid van het (uitblijv<strong>en</strong> van<br />

het) uitvoeringsbesluit. Voor de burgerlijke<br />

rechter resteert dan de rol van restrechter.<br />

Uitgaande van de rechtmatigheid van het uitvoeringsbesluit<br />

kan ev<strong>en</strong>tueel van e<strong>en</strong> (aanvull<strong>en</strong>de)<br />

vordering k<strong>en</strong>nis word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.’<br />

3.27 De vraag die de beide subonderdel<strong>en</strong> aan<br />

de orde stell<strong>en</strong>, is die naar de reikwijdte van de<br />

formele rechtskracht van e<strong>en</strong> besluit dat naar het<br />

oordeel van de wederpartij van de betrokk<strong>en</strong><br />

overheid niet overe<strong>en</strong>stemt met het besluit<br />

waarop zij op grond van de met die overheid<br />

geslot<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> me<strong>en</strong>de<br />

te mog<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong>. In casu is dat besluit e<strong>en</strong><br />

bestemmingsplan; of aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

überhaupt formele rechtskracht kan toekom<strong>en</strong>,<br />

wordt aan de orde gesteld in subonderdeel 2.5.<br />

10 R.J.N. Schlössels <strong>en</strong> S.E. Zijlstra, De Haan/Drupste<strong>en</strong>/Fernhout,<br />

Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat (2010), p. 887.<br />

11 R.J.N. Schlössels <strong>en</strong> S.E. Zijlstra, a.w., p. 896–897.<br />

12 F.J. van Ommer<strong>en</strong>, ‘De <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> in de Awb<br />

<strong>en</strong> de verhouding met het BW’, in: T. Barkhuys<strong>en</strong>, W. d<strong>en</strong><br />

Oud<strong>en</strong> & J.E.M. Polak (red.), Bestuursrecht harmoniser<strong>en</strong>: 15<br />

jaar Awb (2010), p. 719. Van Ommer<strong>en</strong> wijst op HR 4 januari<br />

1963 (Landsmeer), NJ 1964/202 <strong>en</strong> 204, m.nt. JHB, waarin de<br />

Hoge Raad spreekt van e<strong>en</strong> ‘zichzelf bij overe<strong>en</strong>komst gestelde<br />

gedragslijn’ <strong>en</strong> HR 25 januari 1985, LJN AG4950, NJ 1985/559,<br />

m.nt. PAS, waarin wordt gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> door de overheid<br />

‘al dan niet e<strong>en</strong>zijdig aan e<strong>en</strong> burger gedane toezegging’.<br />

13 R.J.N. Schlössels <strong>en</strong> S.E. Zijlstra, a.w., p. 896.<br />

14 F.J. van Ommer<strong>en</strong>, a.w., p. 730. 15 F.J. van Ommer<strong>en</strong>, a.w., p. 731.<br />

AB Afl. 40 - 2011 1791<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0019<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

3.28 De vordering van Etam c.s. strekt tot<br />

schadevergoeding op grond van het feit dat het<br />

besluit inhoudelijk niet overe<strong>en</strong>stemt met datg<strong>en</strong>e<br />

waartoe de overheid volg<strong>en</strong>s Etam c.s. recht<strong>en</strong>s<br />

jeg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> was gehoud<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> zou in dat<br />

verband van e<strong>en</strong> vorm van ‘onrechtmatigheid’<br />

van het besluit kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>. Ook in de schriftelijke<br />

toelichting van mr. Sch<strong>en</strong>ck (onder 9.6)<br />

wordt daarvan uitgegaan, zij het dat die vorm<br />

van onrechtmatigheid vervolg<strong>en</strong>s (onder 9.7) de<br />

‘verbint<strong>en</strong>isrechtelijke onrechtmatigheid’ 16<br />

wordt g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> wordt betoogd dat de leer<br />

van de formele rechtskracht uitsluit<strong>en</strong>d ertoe<br />

strekt te voorkom<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> civiel geding de<br />

(niet of nog niet in de bestuursrechtelijke kolom<br />

vastgestelde) ‘bestuursrechtelijke onrechtmatigheid’<br />

aan e<strong>en</strong> vordering tot schadevergoeding t<strong>en</strong><br />

grondslag wordt gelegd.<br />

De opvatting dat tuss<strong>en</strong> (wel door de formele<br />

rechtskracht bestrek<strong>en</strong>) ‘bestuursrechtelijke onrechtmatigheid’<br />

<strong>en</strong> (niet door de formele rechtskracht<br />

bestrek<strong>en</strong>) ‘verbint<strong>en</strong>isrechtelijke onrechtmatigheid’<br />

(of ‘civielrechtelijke onrechtmatigheid’)<br />

moet word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>, deel ik<br />

niet. De leer van de formele rechtskracht is mijns<br />

inzi<strong>en</strong>s aan de orde, steeds indi<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> civiele<br />

vordering t<strong>en</strong> grondslag wordt gelegd dat (de<br />

voorbereiding of de inhoud van) e<strong>en</strong> besluit e<strong>en</strong><br />

sch<strong>en</strong>ding van e<strong>en</strong> door de overheid jeg<strong>en</strong>s de<br />

betrokk<strong>en</strong> burger in acht te nem<strong>en</strong> civielrechtelijke<br />

(of, zo m<strong>en</strong> wil, verbint<strong>en</strong>isrechtelijke)<br />

rechtsnorm oplevert <strong>en</strong> het betrokk<strong>en</strong> besluit<br />

om die red<strong>en</strong> ‘civielrechtelijk (of zo m<strong>en</strong> wil,<br />

verbint<strong>en</strong>isrechtelijk) onrechtmatig’ is. In de leer<br />

van de formele rechtskracht (<strong>en</strong> in het aan die leer<br />

verknochte leerstuk van de besluitaansprakelijkheid)<br />

word<strong>en</strong> ‘bestuursrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />

<strong>en</strong> ‘civielrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />

niet onderscheid<strong>en</strong>, maar juist aan elkaar gekoppeld,<br />

in die zin dat de ‘civielrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />

de ‘bestuursrechtelijke (on)rechtmatigheid’<br />

volgt.<br />

Voor de reikwijdte van de formele rechtskracht<br />

maakt het naar mijn m<strong>en</strong>ing ook ge<strong>en</strong><br />

verschil of aan de civiele vordering delictuele of<br />

contractuele onrechtmatigheid t<strong>en</strong> grondslag<br />

wordt gelegd. Dat geldt althans in e<strong>en</strong> zaak als<br />

de onderhavige, waarin de eis<strong>en</strong>de partij zich<br />

baseert op e<strong>en</strong> door het publiekrecht beheerste<br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>, waaraan de overheid<br />

op grond van het bestuursrechtelijke vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />

is gebond<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s is in de<br />

16 Overig<strong>en</strong>s zou de term ‘privaatrechtelijke onrechtmatigheid’<br />

de voorkeur van mr. Sch<strong>en</strong>ck hebb<strong>en</strong>, ware het niet dat hier e<strong>en</strong><br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> aan de orde is, waarvan algeme<strong>en</strong><br />

wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat zij van publiekrechtelijke aard<br />

is; zie schriftelijke toelichting mr. Sch<strong>en</strong>ck, voetnoot 53.<br />

rechtspraak reeds aanvaard dat de formele<br />

rechtskracht van e<strong>en</strong> besluit in de weg kan staan<br />

aan e<strong>en</strong> beroep op e<strong>en</strong> toezegging van de betrokk<strong>en</strong><br />

overheid dat zij e<strong>en</strong> besluit van andere strekking<br />

dan het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit zou<br />

nem<strong>en</strong>, welke toezegging die overheid ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

op grond van het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel bindt 17 .De<br />

stap van e<strong>en</strong> dergelijke (niet nagekom<strong>en</strong>) overheidstoezegging<br />

e<strong>en</strong> besluit van bepaalde strekking<br />

te zull<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> (niet nagekom<strong>en</strong>)<br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> waarbij de overheid<br />

zich tot e<strong>en</strong> besluit van bepaalde strekking heeft<br />

verbond<strong>en</strong>, is niet zo groot dat kan word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat het beginsel van formele rechtskracht<br />

in het eerste geval wel, maar in het tweede<br />

geval niet van toepassing zou zijn. Daarbij kan<br />

mede word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op de in verband met de<br />

binding van de overheid slechts relatieve verschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> beleidsregels, overheidstoezegging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong> 18 .<br />

Bij schriftelijke toelichting (onder 9.2–9.5)<br />

heeft mr. Sch<strong>en</strong>ck e<strong>en</strong> zeker acc<strong>en</strong>t gelegd op<br />

het feit dat e<strong>en</strong> contractpartij in geval van wanprestatie<br />

in beginsel de keuze moet hebb<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> actie tot ‘‘<strong>nakoming</strong>’-alsnog’ <strong>en</strong> e<strong>en</strong> actie<br />

tot (vervang<strong>en</strong>de) schadevergoeding. Bij e<strong>en</strong> door<br />

publiekrecht beheerste <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

als in deze zaak aan de orde, is dat volg<strong>en</strong>s<br />

hem niet anders 19 , zij het dat de route van ‘<strong>nakoming</strong>’<br />

(waartoe ook in zijn visie de bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang moet word<strong>en</strong> gevolgd) niet<br />

steeds tot (direct) resultaat zal leid<strong>en</strong>. In verband<br />

met dit laatste is er volg<strong>en</strong>s mr. Sch<strong>en</strong>ck red<strong>en</strong><br />

temeer de burger toe te staan bij de burgerlijke<br />

rechter schadevergoeding te vorder<strong>en</strong>, zonder dat<br />

hij óók of eerst heeft getracht via de bestuursrechter<br />

‘‘<strong>nakoming</strong>’-alsnog’ van de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

te bewerkstellig<strong>en</strong>. Naar mijn<br />

m<strong>en</strong>ing biedt het publiekrecht ge<strong>en</strong> steun aan de<br />

veronderstelling dat de burger bij niet-<strong>nakoming</strong><br />

van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> ervoor kan<br />

kiez<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>de schadevergoeding te claim<strong>en</strong>,<br />

zonder te tracht<strong>en</strong> de overheid aan het<br />

door haar met die overe<strong>en</strong>komst opgewekte vertrouw<strong>en</strong><br />

te houd<strong>en</strong>. Voorts wordt in de bedoelde<br />

gedachtegang de bestuursrechtelijke procedure<br />

mijns inzi<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> onrechte met de actie tot <strong>nakoming</strong><br />

vere<strong>en</strong>zelvigd <strong>en</strong> van de actie tot schadevergoeding<br />

‘losgemaakt’, terwijl aan de leer van<br />

de formele rechtskracht nu juist eig<strong>en</strong> is (maar<br />

overig<strong>en</strong>s wel als bezwaar van die leer wordt<br />

opgevat) dat schadevergoeding bij de burgerlijke<br />

17 Zie HR 11 april 2008, LJN BC1649, NJ 2008/519, m.nt. M.R. Mok,<br />

in het bijzonder de aangehaalde r.o. 5.93–5.94 van het hof <strong>en</strong> de<br />

r.o. 3.6.2 (onder b) <strong>en</strong> 3.63 van de Hoge Raad.<br />

18 Zie hiervóór onder 3.26 <strong>en</strong> de voetnot<strong>en</strong> 11 <strong>en</strong> 12.<br />

19 Zie M. Scheltema <strong>en</strong> M.W. Scheltema, Geme<strong>en</strong>schappelijk recht<br />

(2008), p. 185–186, 190–197, 258 <strong>en</strong> 272.<br />

1792 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0020<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

rechter ter zake van e<strong>en</strong> appellabel besluit eerst<br />

kan word<strong>en</strong> gevorderd nadat de bestuursrechtelijke<br />

procedure heeft geleid tot e<strong>en</strong> onrechtmatigheidsoordeel,<br />

hetzij in de vorm van e<strong>en</strong> uitspraak<br />

van de bestuursrechter, hetzij in de vorm<br />

van e<strong>en</strong> intrekking of herroeping van het besluit<br />

door het betrokk<strong>en</strong> bestuursorgaan op grond<strong>en</strong><br />

die de onrechtmatigheid van dat besluit implicer<strong>en</strong>.<br />

De civiele actie tot schadevergoeding kan in<br />

die zin niet van de bestuursrechtelijke procedure<br />

word<strong>en</strong> losgemaakt; ook in de rechtspraak van de<br />

Hoge Raad is verankerd dat de bestuursrechtelijke<br />

procedure moet word<strong>en</strong> gevolgd, al is het louter<br />

met het oog op de bij de burgerlijke rechter te<br />

vervolg<strong>en</strong> actie tot schadevergoeding 20 .<br />

3.29 Voorwaarde voor toepassing van de leer<br />

van de formele rechtskracht is het op<strong>en</strong>staan van<br />

e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omklede, bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang. Aan die voorwaarde<br />

was in casu voldaan, zij het dat van de bestuursrechtelijke<br />

procedure goedkeuring van het bestemmingsplan<br />

door GS onderdeel vormde (bij<br />

welke goedkeuring teg<strong>en</strong> het bestemmingsplan<br />

ingedi<strong>en</strong>de bed<strong>en</strong>king<strong>en</strong> in aanmerking werd<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>) <strong>en</strong> dat toegang tot de bestuursrechter<br />

werd verkreg<strong>en</strong> door het instell<strong>en</strong> van beroep<br />

teg<strong>en</strong> het goedkeuringsbesluit bij de Afdeling.<br />

Het lijdt ge<strong>en</strong> twijfel dat in het kader van e<strong>en</strong><br />

dergelijk beroep het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel in stelling<br />

kon word<strong>en</strong> gebracht naar aanleiding van<br />

niet nagekom<strong>en</strong> toezegging<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> niet nagekom<strong>en</strong><br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>; naast onder<br />

meer toezegging<strong>en</strong> wordt in de literatuur<br />

e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> g<strong>en</strong>oemd als<br />

voorbeeld van e<strong>en</strong> bron van vertrouw<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

beroep op het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel kan rechtvaardig<strong>en</strong><br />

21 . Daarmee is uiteraard niet gezegd<br />

dat e<strong>en</strong> dergelijk beroep ook zonder meer zou<br />

zijn gehonoreerd; zowel in de schriftelijke toelichting<br />

van mr. Sch<strong>en</strong>ck (onder 9.4) als in die van<br />

mr. Gelpke (onder 57) wordt terecht erop gewez<strong>en</strong><br />

dat (aan e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

ontle<strong>en</strong>d) vertrouw<strong>en</strong> niet steeds besliss<strong>en</strong>d kan<br />

zijn, bij voorbeeld omdat de belang<strong>en</strong> van derd<strong>en</strong><br />

zich teg<strong>en</strong> het honorer<strong>en</strong> van dat vertrouw<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> verzett<strong>en</strong> of het honorer<strong>en</strong> van dat vertrouw<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> beslissing contra legem zou nop<strong>en</strong>.<br />

Het in die zin wat onzekere perspectief van<br />

de bestuursrechtelijke procedure staat aan toepassing<br />

van de leer van de formele rechtskracht<br />

echter niet in de weg; voor toepassing van de leer<br />

van de formele rechtskracht is het op<strong>en</strong>staan <strong>en</strong><br />

niet de verwachte uitkomst van de bestuursrechtelijke<br />

procedure besliss<strong>en</strong>d. Ev<strong>en</strong>min acht ik de-<br />

20 HR 26 februari 1988, LJN AB9183, NJ 1989/528, m.nt. MS.<br />

21 Van Wijk/Konijn<strong>en</strong>belt & Van Male, Hoofdstukk<strong>en</strong> van bestuursrecht<br />

(2008), p. 330.<br />

cisief dat, zoals subonderdeel 2.1 stelt, de toetsing<br />

aan het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel in bestuursrechtelijk<br />

kader, waarin naast deze toetsing ook de (bestuursrechtelijke)<br />

regelgeving, de daarin aan het<br />

desbetreff<strong>en</strong>de bestuursorgaan gelat<strong>en</strong> beleidsruimte<br />

<strong>en</strong> (in voorkom<strong>en</strong>d geval) de belang<strong>en</strong> van<br />

derd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>, naar haar aard e<strong>en</strong> andere<br />

is dan de toetsing aan de algeme<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />

aan het BW ontle<strong>en</strong>de regels, die de burgerlijke<br />

rechter di<strong>en</strong>t uit te voer<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> hij te oordel<strong>en</strong><br />

krijgt over e<strong>en</strong> op toerek<strong>en</strong>bare tekortkoming in<br />

de <strong>nakoming</strong> gebaseerde vordering tot vergoeding<br />

van schade. Deze stelling behoeft relativering.<br />

Zo zie ik niet in hoe e<strong>en</strong> beroep op het<br />

vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel zou kunn<strong>en</strong> strand<strong>en</strong> op<br />

beleidsvrijheid in e<strong>en</strong> situatie waarin de overheid<br />

zelf, door e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> aan te<br />

gaan, zich beperking<strong>en</strong> heeft opgelegd. Voorts<br />

lijkt het subonderdeel te misk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat, waar<br />

sprake is van e<strong>en</strong> door het publiekrecht beheerste<br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>, het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />

niet e<strong>en</strong> naar haar aard gebrekkige vertaling<br />

van e<strong>en</strong> naar burgerlijk recht bestaande binding<br />

van de overheid is, maar de eig<strong>en</strong>lijke grondslag<br />

van die binding vormt. Dat, zoals het subonderdeel<br />

aanvoert, de overe<strong>en</strong>komst betrekking<br />

heeft op de bevoegdhed<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ander bestuursorgaan<br />

dan het orgaan dat de overe<strong>en</strong>komst<br />

heeft geslot<strong>en</strong>, vermindert (anders dan<br />

het subonderdeel k<strong>en</strong>nelijk veronderstelt) dan<br />

ook niet slechts de kans dat e<strong>en</strong> beroep op het<br />

vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel bij de bestuursrechter<br />

slaagt, maar tast de grondslag voor de binding<br />

van de overheid als zodanig aan 22 . T<strong>en</strong> slotte<br />

strandt het argum<strong>en</strong>t van de in bestuurs- <strong>en</strong><br />

civielrechtelijke context verschill<strong>en</strong>de toetsing<br />

op het gegev<strong>en</strong> dat in de leer van de formele<br />

rechtskracht het civielrechtelijke onrechtmatigheidsoordeel<br />

nu e<strong>en</strong>maal afhankelijk is van (uiteindelijk)<br />

het oordeel van de bestuursrechter, die<br />

dat oordeel op e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke toetsing<br />

baseert. M<strong>en</strong> kan dat als e<strong>en</strong> bezwaar zi<strong>en</strong>, maar<br />

het is wel e<strong>en</strong> bezwaar dat inher<strong>en</strong>t is aan het<br />

leerstuk van de formele rechtskracht <strong>en</strong> het daaraan<br />

verknochte leerstuk van de besluitaansprakelijkheid,<br />

waarin het civielrechtelijke (on)rechtmatigheidsoordeel<br />

het bestuursrechtelijke (on)<br />

rechtmatigheidsoordeel volgt.<br />

22 Zie over het uitgangspunt dat e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

alle<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> door het bestuursorgaan<br />

dat over de betrokk<strong>en</strong> bevoegdheid beschikt, R.J.N. Schlössels<br />

<strong>en</strong> S.E. Zijlstra, a.w., p. 887. Dat in de praktijk <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong><br />

veelal word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> e<strong>en</strong> burger noem<strong>en</strong> deze auteurs ‘niet geheel<br />

zuiver’, maar ‘intuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> meer dogmatisch dan praktisch<br />

probleem’.<br />

AB Afl. 40 - 2011 1793<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0021<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

3.30 De Hoge Raad heeft in het arrest Bolsius 23<br />

aanvaard dat in het geval van het verstrekk<strong>en</strong> van<br />

onjuiste inlichting<strong>en</strong> met het oog op e<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong><br />

besluit sprake kan zijn van e<strong>en</strong> van dat besluit te<br />

onderscheid<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij de burgerlijke rechter aan de<br />

orde te stell<strong>en</strong> onrechtmatige daad, ondanks de<br />

mogelijkheid van e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> het besluit te <strong>en</strong>tamer<strong>en</strong><br />

bestuursrechtelijke procedure waarin de<br />

belanghebb<strong>en</strong>de zich op het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />

kan beroep<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad kan de<br />

belanghebb<strong>en</strong>de in e<strong>en</strong> dergelijk geval ervoor<br />

kiez<strong>en</strong> om, uitgaande van de rechtmatigheid van<br />

het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit, in e<strong>en</strong> procedure<br />

voor de burgerlijke rechter schadevergoeding<br />

op grond van de onrechtmatigheid van de<br />

betrokk<strong>en</strong> inlichting<strong>en</strong> te vorder<strong>en</strong>.<br />

Ik me<strong>en</strong> dat de hier bedoelde rechtspraak<br />

géén op<strong>en</strong>ing biedt in de situatie die de beide<br />

subonderdel<strong>en</strong> aan de orde stell<strong>en</strong>. Het arrest<br />

Bolsius verlangt dat de belanghebb<strong>en</strong>de zijn aanspraak<br />

op e<strong>en</strong> ander dan het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

besluit als het ware loslaat <strong>en</strong> dat hij het uiteindelijk<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> besluit omarmt, om vervolg<strong>en</strong>s, juist<br />

in het licht van dat uiteindelijke (<strong>en</strong> als juist<br />

aanvaarde) besluit, de onjuistheid van de hem<br />

verstrekte inlichting<strong>en</strong> aan te ton<strong>en</strong>. Onrechtmatig<br />

is in die b<strong>en</strong>adering niet het uiteindelijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

besluit (c.q. het niet nem<strong>en</strong> van het gew<strong>en</strong>ste<br />

besluit), maar zijn de onjuiste inlichting<strong>en</strong><br />

die aan de belanghebb<strong>en</strong>de zijn gedaan <strong>en</strong> waaraan<br />

de belanghebb<strong>en</strong>de het (naar achteraf blijkt:<br />

ongefundeerde) vertrouw<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> ander, voor<br />

hem gunstiger besluit heeft ontle<strong>en</strong>d. Etam c.s.<br />

kunn<strong>en</strong> in de onderhavige zaak moeilijk e<strong>en</strong> vergelijkbare<br />

positie innem<strong>en</strong>; hun standpunt is niet<br />

dat het onrechtmatig was dat de Geme<strong>en</strong>te zich<br />

jeg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> tot vaststelling van het door h<strong>en</strong> gew<strong>en</strong>ste<br />

bestemmingsplan verbond, maar dat de<br />

Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> ander bestemmingsplan heeft<br />

vastgesteld. Anders dan in de zaak Bolsius kunn<strong>en</strong><br />

Etam c.s. zich niet van de (verbint<strong>en</strong>isrechtelijke)<br />

onrechtmatigheid van het uiteindelijke besluit<br />

‘losmak<strong>en</strong>’.<br />

3.31 Het arrest Bolsius heeft e<strong>en</strong> vervolg gekreg<strong>en</strong><br />

in het arrest A./Valk<strong>en</strong>swaard 24 . In dat<br />

arrest werd<strong>en</strong> aan de belanghebb<strong>en</strong>de met het<br />

oog op het nem<strong>en</strong> van het besluit verstrekte (<strong>en</strong><br />

ook in die zaak achteraf onjuist geblek<strong>en</strong>) inlichting<strong>en</strong><br />

als niet onrechtmatig beoordeeld, maar<br />

juist binn<strong>en</strong> het bereik van de formele rechtskracht<br />

van het betrokk<strong>en</strong> besluit gebracht, zulks<br />

op grond van het onzelfstandige karakter dat aan<br />

de betrokk<strong>en</strong> inlichting<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van dat<br />

besluit toekwam. Hoe het arrest zich verhoudt tot<br />

het arrest Bolsius is niet geheel zeker, maar ik<br />

23 HR 2 februari 1992, LJN AB7898, NJ 1993/635, m.nt. MS.<br />

24 HR 9 september 2005, LJN AT7774, NJ 2006/93, m.nt. M.R. Mok<br />

neem aan dat e<strong>en</strong> belangrijke rol heeft gespeeld<br />

dat in de zaak A. e<strong>en</strong> besluit werd g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in lijn<br />

met de verstrekte (<strong>en</strong> achteraf onjuist geblek<strong>en</strong>)<br />

inlichting<strong>en</strong>, terwijl in de zaak Bolsius juist e<strong>en</strong><br />

ander besluit werd g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dan aan de belanghebb<strong>en</strong>de<br />

in het vooruitzicht was gesteld. Het<br />

arrest A. leidt in zoverre niet tot e<strong>en</strong> andere<br />

conclusie dan hiervoor met betrekking tot het<br />

arrest Bolsius werd bereikt. Hooguit zou m<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat het arrest A. het toepassingsbereik<br />

van het arrest Bolsius nog <strong>en</strong>igszins heeft<br />

ingeperkt, omdat niet (meer) alle onjuiste informatie<br />

met het oog op het nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> besluit<br />

als e<strong>en</strong> van dat besluit te onderscheid<strong>en</strong>, zelfstandige<br />

onrechtmatige daad kan word<strong>en</strong> opgevat.<br />

Mijns inzi<strong>en</strong>s kan in verband met het arrest A.<br />

moeilijk staande word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> dat aan e<strong>en</strong><br />

tekortschiet<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong> van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

e<strong>en</strong> zelfstandig karakter t<strong>en</strong><br />

opzichte van het uiteindelijke besluit toekomt.<br />

Het uiteindelijke besluit is immers juist datg<strong>en</strong>e<br />

waarin het tekortschiet<strong>en</strong> resulteert. Ev<strong>en</strong>als in<br />

de zaak A. loopt de verwet<strong>en</strong> gedraging (de wanprestatie)<br />

in het voortraject naadloos in het uiteindelijke<br />

besluit (e<strong>en</strong> bestemmingsplan met te<br />

beperkte gebruiksmogelijkhed<strong>en</strong>) over, anders<br />

dan in de zaak Bolsius, waarin het uiteindelijke<br />

(<strong>en</strong> voor Bolsius minder gunstige) besluit met de<br />

gedraging in het voortraject (het voorspiegel<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> gunstiger besluit) ‘brak’.<br />

3.32 In verband met het voorgaande acht ik de<br />

door subonderdeel 2.1 verdedigde rechtsopvatting<br />

in haar algeme<strong>en</strong>heid onjuist. Dat klemt te<br />

meer nu de verdedigde rechtsopvatting mede<br />

geldt voor het geval dat de betrokk<strong>en</strong> justitiabele,<br />

alvor<strong>en</strong>s zich tot de burgerlijke rechter te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>,<br />

het bestuursrechtelijke traject wél heeft gevolgd,<br />

maar tevergeefs. Van formele rechtskracht wordt<br />

ook gesprok<strong>en</strong> in het geval dat de bestuursrechtelijke<br />

procedure is gevolgd, maar de bestuursrechter<br />

daarin t<strong>en</strong> voordele van het betrokk<strong>en</strong> bestuursorgaan<br />

heeft beslist 25 . Het gebruik van de<br />

term formele rechtskracht is in dat geval <strong>en</strong>igszins<br />

misleid<strong>en</strong>d, omdat het daarin meer gaat om<br />

e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap (de bind<strong>en</strong>de kracht) van de uitspraak<br />

van de bestuursrechter, dan om e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap<br />

(de formele rechtskracht) van het betrokk<strong>en</strong><br />

besluit. In de rechtspraak van de Hoge Raad 26<br />

ligt verankerd dat de uitspraak van de bestuursrechter<br />

de burgerlijke rechter naar analogie van<br />

het beginsel van gezag van gewijsde bindt. De<br />

bind<strong>en</strong>de kracht van e<strong>en</strong> uitspraak van de be-<br />

25 Vgl. voor de verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van formele rechtskracht de<br />

noot van A.R. Bloemberg<strong>en</strong> bij HR 28 mei 1999, LJN ZC2910, NJ<br />

1999/508.<br />

26 HR 31 mei 1991, LJN ZC0261, NJ 1993/112, m.nt. CJHB.<br />

1794 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0022<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

stuursrechter waarin deze e<strong>en</strong> beroep op het<br />

vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel heeft verworp<strong>en</strong>, impliceert<br />

dat de burgerlijke rechter niet vrij is over<br />

e<strong>en</strong> op wanprestatie in de uitvoering van de<br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> gebaseerde vordering<br />

tot schadevergoeding te oordel<strong>en</strong> zonder<br />

daarbij de uitspraak van de bestuursrechter <strong>en</strong><br />

de grond<strong>en</strong> waarop die uitspraak berust, (t<strong>en</strong><br />

minste) in aanmerking te nem<strong>en</strong> 27 .Enwaare<strong>en</strong><br />

uitspraak van de bestuursrechter minst g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

pot<strong>en</strong>tieel relevant is, zie ik niet in hoe de burgerlijke<br />

rechter, als e<strong>en</strong> uitspraak van de bestuursrechter<br />

ontbreekt, over e<strong>en</strong> dergelijke vordering<br />

kan besliss<strong>en</strong>, zonder zich te begev<strong>en</strong> op het aan<br />

de bestuursrechter voorbehoud<strong>en</strong> terrein 28 .<br />

3.33 Subonderdeel 2.2, waaraan t<strong>en</strong> grondslag<br />

is gelegd dat niet sprake is van e<strong>en</strong> resultaatsmaar<br />

van e<strong>en</strong> inspanningsverbint<strong>en</strong>is van de Geme<strong>en</strong>te<br />

om het bestemmingsplan zodanig op te<br />

stell<strong>en</strong> dat het gebruik als in de overe<strong>en</strong>komst<br />

voorzi<strong>en</strong>, zou zijn toegestaan, leidt naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />

niet tot e<strong>en</strong> andere beoordeling. Ook in de<br />

b<strong>en</strong>adering van subonderdeel 2.2 mondt e<strong>en</strong> beweerd<br />

tekortschiet<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te immers<br />

uit in e<strong>en</strong> suboptimaal besluit dat in de visie van<br />

Etam c.s. voor h<strong>en</strong> gunstiger zou zijn geweest als<br />

de Geme<strong>en</strong>te bij de voorbereiding van het besluit<br />

de inspanning<strong>en</strong> zou hebb<strong>en</strong> betracht waartoe zij<br />

zich (naar de opvatting van Etam c.s.) met de<br />

publiekrechtelijke <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

had verbond<strong>en</strong>. Ik zie niet in waarom, zoals het<br />

subonderdeel stelt, de vraag of de Geme<strong>en</strong>te in dit<br />

opzicht zou hebb<strong>en</strong> voldaan aan hetge<strong>en</strong> van haar<br />

mocht word<strong>en</strong> verwacht, ‘(u)it de aard der zaak’<br />

niet aan de orde zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in de bestuursrechtelijke<br />

procedure teg<strong>en</strong> het besluit. Zo<br />

impliceert, naast het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel, ook<br />

het in de bestuursrechtelijke procedure geld<strong>en</strong>d<br />

te mak<strong>en</strong> beginsel dat het bestuursorgaan zorgvuldigheid<br />

betracht bij het voorbereid<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> besluit (welk beginsel gedeeltelijk<br />

is gecodificeerd in art. 3:2 Awb), dat het bestuursorgaan<br />

zich daarbij gedraagt naar de (inspannings)verplichting<strong>en</strong><br />

die het jeg<strong>en</strong>s belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

als Etam c.s. bij e<strong>en</strong> door het publiekrecht<br />

27 Zo kan word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op de mogelijkheid van e<strong>en</strong> in de og<strong>en</strong><br />

van de bestuursrechter gerechtvaardigde afwijking van de<br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>, in welk geval de belanghebb<strong>en</strong>de<br />

(ge<strong>en</strong> volledige schadevergoeding maar) nadeelcomp<strong>en</strong>satie<br />

toekomt (vgl. de hiervóór onder 3.26 reeds vermelde<br />

opvatting van Van Ommer<strong>en</strong>). Overig<strong>en</strong>s ligt toek<strong>en</strong>ning daarvan<br />

langs bestuursrechtelijke weg in de rede.<br />

28 Anders G.T.J.M. Jurg<strong>en</strong>s, ‘Gewijzigd overheidsbeleid <strong>en</strong> de uitvoering<br />

van overheidscontract<strong>en</strong>’, Maandblad Vermog<strong>en</strong>srecht<br />

2005/7/8, p.114–118, in het bijzonder p.118, l.k., die ruimte ziet<br />

voor e<strong>en</strong> rol van de burgerlijke rechter als schadevergoedingsrechter,<br />

k<strong>en</strong>nelijk ook wanneer het besluit formele rechtskracht<br />

heeft gekreg<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> procedure bij de bestuursrechter<br />

voor de wederpartij van de overheid niet het gew<strong>en</strong>ste resultaat<br />

heeft gehad.<br />

beheerste <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> op zich<br />

heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

3.34 Overig<strong>en</strong>s valt, juist bij gelding van e<strong>en</strong><br />

inspanningsverbint<strong>en</strong>is van de Geme<strong>en</strong>te, niet<br />

goed in te zi<strong>en</strong> hoe de burgerlijke rechter, zonder<br />

dat de bevoegde bestuursrechter zich heeft uitgesprok<strong>en</strong>,<br />

over e<strong>en</strong> beweerd tekortschiet<strong>en</strong> van<br />

de Geme<strong>en</strong>te in die inspanningsverbint<strong>en</strong>is <strong>en</strong> de<br />

daardoor aan Etam c.s. veroorzaakte schade kan<br />

oordel<strong>en</strong>. De beoordeling van de vraag welk resultaat<br />

de Geme<strong>en</strong>te met (mogelijk) meer inspanning<br />

voor Etam c.s. had kunn<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong>, vergt<br />

(mede) e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke <strong>en</strong> aan de bestuursrechter<br />

voorbehoud<strong>en</strong> beoordeling.<br />

3.35 Als <strong>en</strong> voor zover Etam c.s., in verband<br />

met het lot van het eerste onderdeel, al belang bij<br />

de klacht<strong>en</strong> van de subonderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.2<br />

hebb<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> die klacht<strong>en</strong> naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />

niet slag<strong>en</strong>, althans niet nu Etam c.s. het bestuursrechtelijke<br />

traject in het geheel niet hebb<strong>en</strong> gevolgd.<br />

3.36 Subonderdeel 2.3 betoogt dat het oordeel<br />

in rov. 9 over het onzelfstandige karakter van de<br />

onregelmatighed<strong>en</strong> bij de voorbereiding van het<br />

bestemmingsplan in elk geval van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting blijk geeft, voor zover het gaat om<br />

de (sch<strong>en</strong>ding door de Geme<strong>en</strong>te van de) verplichting<br />

de tekst van het bestemmingsplan (tijdig)<br />

in overleg met Etam c.s. vast te stell<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s<br />

het subonderdeel heeft de sch<strong>en</strong>ding van<br />

deze verplichting e<strong>en</strong> zelfstandig karakter <strong>en</strong> levert<br />

zij, onafhankelijk van het bestemmingsplan<br />

zoals dat uiteindelijk is vastgesteld, wanprestatie<br />

op. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel hadd<strong>en</strong> Etam c.s.,<br />

indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te de bedoelde verplichting<br />

was nagekom<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> tracht<strong>en</strong> het bestemmingsplan<br />

in overe<strong>en</strong>stemming met de overe<strong>en</strong>komst<br />

te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> zij in dat geval<br />

althans tijdig van de afwijking van het bestemmingsplan<br />

van de overe<strong>en</strong>komst k<strong>en</strong>nis gekreg<strong>en</strong>,<br />

zodat zij desgew<strong>en</strong>st (tijdig) de bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang teg<strong>en</strong> (de goedkeuring<br />

van) het bestemmingsplan hadd<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>.<br />

3.37 Ook hier geldt naar mijn m<strong>en</strong>ing dat de<br />

betrokk<strong>en</strong> onregelmatigheid niet los kan word<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong> van het uiteindelijk tot stand gebrachte<br />

bestemmingsplan. In de visie van Etam c.s. heeft<br />

immers (mede) de omstandigheid dat zij niet bij<br />

het opstell<strong>en</strong> van de tekst van het bestemmingsplan<br />

zijn betrokk<strong>en</strong>, geleid tot e<strong>en</strong> suboptimaal<br />

bestemmingsplan, dat voor Etam c.s. gunstiger<br />

zou zijn geweest indi<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te bij de voorbereiding<br />

van het besluit de inspanning<strong>en</strong> zou<br />

hebb<strong>en</strong> betracht waartoe zij zich (naar de opvatting<br />

van Etam c.s.) had verbond<strong>en</strong>. Ook subonderdeel<br />

2.3 kan daarom niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />

AB Afl. 40 - 2011 1795<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0023<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

Overig<strong>en</strong>s wijs ik erop dat het hof t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van het tekortschiet<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te in de<br />

verplichting Etam c.s. bij de totstandkoming van<br />

het nieuwe bestemmingsplan te betrekk<strong>en</strong> (in<br />

rov. 8) heeft geoordeeld dat Etam c.s. bij dit verwijt<br />

ge<strong>en</strong> belang hebb<strong>en</strong>, nu het causale verband<br />

tuss<strong>en</strong> (de wijze van totstandkoming van) het<br />

bestemmingsplan <strong>en</strong> de gestelde schade ontbreekt.<br />

3.38 Subonderdeel 2.4 klaagt dat het hof, zo<br />

het in het onderhavige geval terecht van formele<br />

rechtskracht is uitgegaan, van e<strong>en</strong> onjuiste<br />

rechtsopvatting heeft blijk gegev<strong>en</strong>, althans zijn<br />

beslissing<strong>en</strong> niet naar behor<strong>en</strong> heeft gemotiveerd,<br />

dan wel aan ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong> van<br />

Etam c.s. is voorbijgegaan, door niet te oordel<strong>en</strong><br />

dat voor e<strong>en</strong> uitzondering op de formele rechtskracht<br />

plaats is. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel hebb<strong>en</strong><br />

Etam c.s. immers gesteld dat, in verband met de<br />

door de Geme<strong>en</strong>te geschond<strong>en</strong> verplichting de<br />

tekst van het bestemmingsplan in overleg met<br />

Etam c.s. op te stell<strong>en</strong>, het aan de Geme<strong>en</strong>te valt<br />

toe te rek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat Etam c.s. ge<strong>en</strong> gebruik hebb<strong>en</strong><br />

gemaakt van de bestuursrechtelijke rechtsgang<br />

<strong>en</strong> zulks e<strong>en</strong> grond voor e<strong>en</strong> uitzondering op de<br />

formele rechtskracht oplevert. Volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />

strekte de bedoelde verplichting er nu<br />

juist toe zeker te stell<strong>en</strong> dat Etam c.s., zonder dat<br />

zij daartoe zelf <strong>en</strong>ig initiatief behoefd<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of op <strong>en</strong>igerlei publicatie acht zoud<strong>en</strong> behoev<strong>en</strong><br />

te slaan, tijdig over de voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> tekst van<br />

het bestemmingsplan zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geïnformeerd.<br />

3.39 Op de door het subonderdeel g<strong>en</strong>oemde<br />

vindplaats lees ik niet de stelling dat de bedoelde<br />

verplichting van de Geme<strong>en</strong>te ertoe strekte dat<br />

Etam c.s. niet meer op op<strong>en</strong>bare publicaties acht<br />

behoefd<strong>en</strong> te slaan. In zoverre mist het subonderdeel<br />

feitelijke grondslag. Overig<strong>en</strong>s ligt het voor<br />

de hand dat het hof het bedoelde beroep op e<strong>en</strong><br />

uitzondering op de formele rechtskracht niet<br />

heeft will<strong>en</strong> honorer<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat beroep in rov. 9<br />

stilzwijg<strong>en</strong>d (<strong>en</strong> niet onbegrijpelijk) heeft verworp<strong>en</strong>.<br />

Het subonderdeel kan niet tot cassatie leid<strong>en</strong>,<br />

voor zover al Etam c.s. daarbij, gelet op de uitleg<br />

die het hof in rov. 8 aan de overe<strong>en</strong>komst heeft<br />

gegev<strong>en</strong>, voldo<strong>en</strong>de belang hebb<strong>en</strong>.<br />

3.40 Subonderdeel 2.5 bevat de klacht dat het<br />

hof in rov. 9 voorts, dan wel althans blijk heeft<br />

gegev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting, omdat<br />

e<strong>en</strong> bestemmingsplan — anders dan het hof heeft<br />

aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> — ge<strong>en</strong> formele rechtskracht kan<br />

krijg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> bestemmingsplan is volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />

immers e<strong>en</strong> besluit van algem<strong>en</strong>e<br />

strekking, dat regels <strong>en</strong> norm<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

gelding bevat, die zijn gericht tot e<strong>en</strong> onbepaalde<br />

groep person<strong>en</strong> <strong>en</strong> die in beginsel per-<br />

man<strong>en</strong>te werking hebb<strong>en</strong>. Daarbij wijst het subonderdeel<br />

erop dat in het kader van e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke<br />

procedure teg<strong>en</strong><br />

uitvoeringsvoorschrift<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> (inmiddels)<br />

onherroepelijk bestemmingsplan zijn gebaseerd,<br />

de onverbind<strong>en</strong>dheid van de voorschrift<strong>en</strong> of bepaling<strong>en</strong><br />

van het bestemmingsplan (alsnog) t<strong>en</strong><br />

toets kan kom<strong>en</strong>.<br />

3.41 Alhoewel daarover in de feit<strong>en</strong>rechtspraak<br />

wel e<strong>en</strong>s anders is geoordeeld 29 , moet bij<br />

de gegev<strong>en</strong> stand van de rechtspraak van de Hoge<br />

Raad ervan word<strong>en</strong> uitgegaan dat aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

wel degelijk formele rechtskracht<br />

kan toekom<strong>en</strong> 30 . Overig<strong>en</strong>s biedt de rechtspraak<br />

ook andere voorbeeld<strong>en</strong> van besluit<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>e<br />

strekking waaraan formele rechtskracht<br />

kan toekom<strong>en</strong>, zoals het verkeersbesluit 31 . De<br />

door het subonderdeel bedoelde mogelijkheid<br />

van (slechts) exceptieve toetsing van bepaling<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s onherroepelijk bestemmingsplan<br />

door de bestuursrechter, doet naar mijn m<strong>en</strong>ing<br />

niets af aan de formele rechtskracht <strong>en</strong> de<br />

gevolg<strong>en</strong> daarvan, die de burgerlijke rechter onder<br />

omstandighed<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> bestemmingsplan<br />

di<strong>en</strong>t toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Voor zover al Etam c.s. daarbij<br />

voldo<strong>en</strong>de belang hebb<strong>en</strong>, kan het subonderdeel<br />

niet tot cassatie leid<strong>en</strong>.<br />

3.42 Subonderdeel 2.6 is gericht teg<strong>en</strong> rov. 10,<br />

waarin het hof heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan<br />

Oosterheem 2000 <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong><br />

voor de aldaar (nabij Dwarstocht) geleg<strong>en</strong><br />

woning<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s jeg<strong>en</strong>s Etam c.s. formele<br />

rechtskracht hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>. Het subonderdeel<br />

betoogt, dat als het hof zou hebb<strong>en</strong> bedoeld tot<br />

uitdrukking te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> dat het de burgerlijke<br />

rechter niet meer zou vrijstaan de tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst uit te legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te toets<strong>en</strong><br />

of de Geme<strong>en</strong>te is tekortgeschot<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong><br />

van <strong>en</strong>ige verbint<strong>en</strong>is uit de overe<strong>en</strong>komst<br />

— <strong>en</strong> wel, in het bijzonder de verbint<strong>en</strong>is om bij de<br />

ontwikkeling <strong>en</strong> realisering van de woning<strong>en</strong> in<br />

de aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de woonwijk de afstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

overige bepaling<strong>en</strong> in het rapport Bost in acht te<br />

nem<strong>en</strong> — <strong>en</strong> op die grond is gehoud<strong>en</strong> de door<br />

Etam c.s. di<strong>en</strong>t<strong>en</strong>gevolge geled<strong>en</strong> schade te vergoed<strong>en</strong>,<br />

het hof van e<strong>en</strong> onjuiste rechtsopvatting<br />

heeft blijk gegev<strong>en</strong> op mutatis mutandis de in de<br />

subonderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.5 ontwikkelde grond<strong>en</strong>.<br />

Wat betreft de door het hof bedoelde bouwvergunning<strong>en</strong><br />

komt daar volg<strong>en</strong>s het subonderdeel<br />

nog bij, dat van Etam c.s., die met de Geme<strong>en</strong>te<br />

29 Zie in het bijzonder Hof Arnhem 11 juni 2002, LJN AE4982, NJ<br />

2003, 56.<br />

30 HR 9 juni 2006, LJN AV6031, RvdW 2006/600; HR 11 april 2008,<br />

LJN BC1649, NJ 2008/519, m.nt. M.R. Mok; zie ook M.J. Tunniss<strong>en</strong>,<br />

E<strong>en</strong> juridisch bestuurlijke inleiding in de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing.<br />

Het bestemmingsplan (2009), p. 227.<br />

31 HR 6 december 2002, LJN AE8182, NJ 2003/616, m.nt. MS.<br />

1796 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0024<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> hebb<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong><br />

die er nu juist toe di<strong>en</strong>t dat de Geme<strong>en</strong>te ook<br />

bij de verl<strong>en</strong>ing van de (op het bestemmingsplan<br />

voortbouw<strong>en</strong>de) bouwvergunning<strong>en</strong> haar bevoegdhed<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> bepaalde wijze uitoef<strong>en</strong>t,<br />

niet kan word<strong>en</strong> gevergd dat zij de wanprestatie<br />

van de Geme<strong>en</strong>te aan de orde stell<strong>en</strong> in de bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang teg<strong>en</strong> de verl<strong>en</strong>ing<br />

van (al) die bouwvergunning<strong>en</strong>, op straffe van<br />

teg<strong>en</strong>werping van formele rechtskracht van die<br />

vergunning<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bij de burgerlijke rechter<br />

teg<strong>en</strong> de Geme<strong>en</strong>te gevoerde procedure strekk<strong>en</strong>de<br />

tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s wanprestatie.<br />

3.43 Voor zover het subonderdeel voortbouwt<br />

op de klacht<strong>en</strong> van de subonderdel<strong>en</strong> 2.1 <strong>en</strong> 2.5,<br />

faalt het op de bij de bespreking van die subonderdel<strong>en</strong><br />

reeds aangevoerde grond<strong>en</strong>, die<br />

mede op de verle<strong>en</strong>de bouwvergunning<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Het subonderdeel verwijst<br />

niet mede naar subonderdeel 2.2; alhoewel<br />

Etam c.s. zich daarover in cassatie niet duidelijk<br />

hebb<strong>en</strong> uitgelat<strong>en</strong>, neem ik aan dat in hun visie<br />

ook de (impliciete) verplichting<strong>en</strong> van de Geme<strong>en</strong>te<br />

die met betrekking tot bestemmingsplan<br />

Oosterheem in de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

war<strong>en</strong> vervat, ev<strong>en</strong>als die met betrekking tot bestemmingsplan<br />

Dwarstocht, e<strong>en</strong> inspanningsverbint<strong>en</strong>is<br />

belichaamd<strong>en</strong>.<br />

Overig<strong>en</strong>s mist het subonderdeel feitelijke<br />

grondslag voor zover het veronderstelt dat het<br />

hof zich in rov. 10 niet meer tot uitleg van de<br />

overe<strong>en</strong>komst vrij zou hebb<strong>en</strong> geacht. Het hof<br />

heeft de overe<strong>en</strong>komst blijk<strong>en</strong>s rov. 11 immers<br />

uitgelegd, <strong>en</strong> wel aldus, dat de overe<strong>en</strong>komst de<br />

Geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong>ige beleidsruimte liet, welke ruimte<br />

de Geme<strong>en</strong>te in het desbetreff<strong>en</strong>de bestemmingsplan<br />

<strong>en</strong> de daarop gebaseerde vergunningverl<strong>en</strong>ing<br />

tot uitdrukking heeft gebracht. Slechts<br />

voor de vraag of de Geme<strong>en</strong>te van die beleidsruimte<br />

e<strong>en</strong> onjuist gebruik heeft gemaakt, heeft<br />

het hof in rov. 11 naar het beginsel van formele<br />

rechtskracht verwez<strong>en</strong>.<br />

3.44 Subonderdeel 2.7 herhaalt de klacht<strong>en</strong><br />

van subonderdeel 2.6, voor zover in rov. 11 ligt<br />

beslot<strong>en</strong> dat het hof zich, in verband met de<br />

formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />

<strong>en</strong> de daarop gebaseerde bouwvergunning<strong>en</strong>,<br />

niet vrij heeft geacht de overe<strong>en</strong>komst verder<br />

uit te legg<strong>en</strong> dan het in rov. 11 heeft gedaan,<br />

waarmee het volg<strong>en</strong>s het subonderdeel van e<strong>en</strong><br />

onjuiste rechtsopvatting heeft blijk gegev<strong>en</strong>.<br />

3.45 De klacht faalt op dezelfde grond<strong>en</strong> als<br />

subonderdeel 2.6. Overig<strong>en</strong>s mist de klacht feitelijke<br />

grondslag, voor zover zij veronderstelt dat<br />

het hof zich in de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst<br />

beperkt heeft geacht. Het hof heeft de overe<strong>en</strong>komst<br />

aldus uitgelegd dat zij de Geme<strong>en</strong>te be-<br />

leidsruimte liet <strong>en</strong> heeft slechts voor de toetsing<br />

van de vraag of de Geme<strong>en</strong>te van die beleidsvrijheid<br />

e<strong>en</strong> onjuist gebruik heeft gemaakt in de<br />

concrete besluit<strong>en</strong> waarin (in de woord<strong>en</strong> van<br />

het hof) die beleidsruimte uitdrukking heeft gevond<strong>en</strong>,<br />

gewez<strong>en</strong> op de mogelijkheid daarteg<strong>en</strong><br />

langs bestuursrechtelijke weg op te kom<strong>en</strong> (<strong>en</strong> op<br />

de consequ<strong>en</strong>ties indi<strong>en</strong> dat bestuursrechtelijke<br />

traject niet is gevolgd).<br />

Beleidsruimte Geme<strong>en</strong>te<br />

3.46 Onderdeel 3 richt zich teg<strong>en</strong> rov. 11. Het<br />

betoogt dat voor zover het hof in rov. 11 art. 5.4<br />

van de overe<strong>en</strong>komst (<strong>en</strong> het daaraan t<strong>en</strong> grondslag<br />

ligg<strong>en</strong>de rapport Bost) aldus heeft uitgelegd<br />

dat de aan de Geme<strong>en</strong>te gelat<strong>en</strong> ‘beleidsruimte’<br />

inhield dat hetzij de woning<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minimale afstand<br />

tot de inrichting di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> hetzij er<br />

geluidswer<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (onder meer) aan<br />

de woning<strong>en</strong> di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ander zonder verdere (contractuele) beperking<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van deze ‘beleidsruimte’, deze uitleg<br />

onvoldo<strong>en</strong>de (begrijpelijk) is gemotiveerd, althans<br />

het hof daarmee aan ess<strong>en</strong>tiële stelling<strong>en</strong><br />

van Etam c.s. is voorbijgegaan.<br />

3.47 Het hof heeft in de laatste twee volzinn<strong>en</strong><br />

van rov. 11 overwog<strong>en</strong> dat, voor zover Etam c.s.<br />

van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat de Geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> onjuist<br />

gebruik heeft gemaakt van de aan haar gelat<strong>en</strong><br />

beleidsruimte, zij de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> gehad<br />

hierteg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de waarborg<strong>en</strong> omgev<strong>en</strong><br />

bestuursrechtelijk traject op te kom<strong>en</strong>, zodat<br />

het beginsel van de formele rechtskracht zich<br />

teg<strong>en</strong> (hernieuwde) beoordeling door de burgerlijk<br />

rechter verzet. Deze overweging impliceert<br />

dat de beleidsruimte die de Geme<strong>en</strong>te aan de<br />

overe<strong>en</strong>komst kon ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> ook naar het oordeel<br />

van het hof aan verdere beperking<strong>en</strong> onderhevig<br />

was dan het hof uitdrukkelijk heeft gereleveerd,<br />

maar dat de vraag of die beperking<strong>en</strong> in acht zijn<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het kader van de teg<strong>en</strong> het bestemmingsplan<br />

<strong>en</strong>/of de daarop gebaseerde vergunningverl<strong>en</strong>ing<br />

aangew<strong>en</strong>de bestuursrechtelijke<br />

rechtsmiddel<strong>en</strong> aan de orde had moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gesteld.<br />

Schade als gevolg van onjuist informer<strong>en</strong><br />

GS<br />

3.48 Onderdeel 4 klaagt dat de overweging<strong>en</strong><br />

van het hof in rov. 16 onbegrijpelijk, althans onvoldo<strong>en</strong>de<br />

gemotiveerd zijn, in het licht van het<br />

debat tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>. Etam c.s. hebb<strong>en</strong> immers<br />

uitdrukkelijk, uitvoerig <strong>en</strong> bij herhaling betoogd<br />

dat voor h<strong>en</strong> aan de verl<strong>en</strong>ing van e<strong>en</strong> bouwvergunning<br />

voor fase 1 bijzondere betek<strong>en</strong>is toekwam,<br />

in die zin dat Etam c.s. op basis van de<br />

beslissing omtr<strong>en</strong>t de verl<strong>en</strong>ing van de vergunning<br />

voor fase 1 mocht<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> duidelijkheid<br />

te krijg<strong>en</strong> over de mogelijkhed<strong>en</strong> van realisering<br />

van de door Etam c.s. voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bestem-<br />

AB Afl. 40 - 2011 1797<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0025<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

ming voor de fas<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3. Wanneer de Provincie<br />

— op basis van juiste informatie van de Geme<strong>en</strong>te<br />

over het bouwplan — reeds voor fase 1 ge<strong>en</strong><br />

verklaring van ge<strong>en</strong> bezwaar zou hebb<strong>en</strong> afgegev<strong>en</strong><br />

(hetge<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s Etam c.s. ‘zeer wel d<strong>en</strong>kbaar’<br />

was geweest), zou reeds dan ge<strong>en</strong> vergunning<br />

voor fase 1 zijn verle<strong>en</strong>d <strong>en</strong> zou de overe<strong>en</strong>komst<br />

op grond van art. 5.8 zijn ontbond<strong>en</strong>. Etam<br />

c.s. zoud<strong>en</strong> in dat geval hun heil elders hebb<strong>en</strong><br />

gezocht, zonder dat zij onnodige kost<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> gemaakt. Aan dit betoog komt volg<strong>en</strong>s<br />

Etam c.s. ook <strong>en</strong> juist betek<strong>en</strong>is toe als de overe<strong>en</strong>komst<br />

zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd zoals het hof<br />

in de rov. 5–7 heeft gedaan, omdat Etam c.s. dan<br />

weliswaar ge<strong>en</strong> aanspraak kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> op<br />

(schadevergoeding ter zake van de onmogelijkheid<br />

van) zelfstandige, grootschalige kantoorontwikkeling,<br />

maar was ‘zeer wel d<strong>en</strong>kbaar’ geweest<br />

dat door het intred<strong>en</strong> van de ontbind<strong>en</strong>de voorwaarde<br />

de door Etam c.s. geled<strong>en</strong> (andere)<br />

schade, zoals ter zake van de investering in e<strong>en</strong><br />

‘te duur’ gebouw <strong>en</strong>/of verhuizing, alsnog naar<br />

e<strong>en</strong> andere locatie, goeddeels achterwege was<br />

geblev<strong>en</strong>.<br />

3.49 In de stukk<strong>en</strong> van de feitelijke instanties<br />

waarnaar het subonderdeel (in voetnoot 21) verwijst,<br />

wordt steeds e<strong>en</strong> verband gelegd tuss<strong>en</strong> de<br />

beweerdelijk valse opgave van de Geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong> de<br />

bouwvergunning die Etam c.s. aldus kond<strong>en</strong> verkrijg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>erzijds, <strong>en</strong> de indruk die daardoor bij<br />

Etam c.s. werd gewekt met betrekking tot de<br />

realiseerbaarheid van de (volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong>) ‘overige<br />

overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> ontwikkeling<strong>en</strong>.’ 32 .Hetisniet<br />

onbegrijpelijk dat het hof het verwijt dat de Geme<strong>en</strong>te<br />

Etam c.s. met de (dankzij e<strong>en</strong> beweerdelijk<br />

valse opgave mogelijk gemaakte) bouwvergunning<br />

in e<strong>en</strong> uitzichtloze situatie heeft gelokt,<br />

in het bijzonder heeft betrokk<strong>en</strong> op de door Etam<br />

c.s. veronderstelde maar later niet realiseerbaar<br />

blijk<strong>en</strong>de mogelijkheid van grootschalige kantoorontwikkeling<br />

t<strong>en</strong> behoeve van derd<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min<br />

is onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld<br />

dat aan dat verwijt het belang is kom<strong>en</strong> te ontvall<strong>en</strong><br />

met de uitleg van de overe<strong>en</strong>komst volg<strong>en</strong>s<br />

welke Etam c.s. hoe dan ook niet tot de bedoelde<br />

grootschalige kantoorontwikkeling bevoegd war<strong>en</strong>.<br />

Voor het betoog dat Etam c.s. ook <strong>en</strong> juist<br />

belang hebb<strong>en</strong> bij hun verwijt voor het geval de<br />

32 Zie bijvoorbeeld de inleid<strong>en</strong>de dagvaarding onder 28 <strong>en</strong> de<br />

conclusie van repliek onder 38, maar ook de memorie van<br />

griev<strong>en</strong> onder 71, waarin weliswaar wordt gesprok<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

‘veel te duur gebouw’, maar voorzi<strong>en</strong> van de toevoeging ‘op e<strong>en</strong><br />

locatie zonder het overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> toekomstperspectief <strong>en</strong><br />

zonder mogelijkhed<strong>en</strong> van het g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> van gerechtvaardigd<br />

verwachte winst<strong>en</strong> op de rest van het bedrijv<strong>en</strong>terrein. Door de<br />

tekortkoming<strong>en</strong> in de <strong>nakoming</strong> van de Overe<strong>en</strong>komst c.q.<br />

onrechtmatig te handel<strong>en</strong> in de procedure van de totstandkoming<br />

van de bouwvergunning, heeft de Geme<strong>en</strong>te dus schade<br />

berokk<strong>en</strong>d aan Etam (...)’.<br />

overe<strong>en</strong>komst zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd<br />

zoals het hof heeft gedaan, vermeldt het onderdeel<br />

ge<strong>en</strong> vindplaats<strong>en</strong> in de stukk<strong>en</strong> van de feitelijke<br />

instanties.<br />

Het onderdeel kan daarom niet tot cassatie<br />

leid<strong>en</strong>.<br />

4. Conclusie<br />

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.<br />

Noot<br />

1. Nakoming van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>.<br />

In dit arrest formuleert de Hoge Raad <strong>en</strong>ige<br />

hoofdregels voor de beantwoording van de vraag<br />

wanneer de bestuursrechter dan wel de burgerlijke<br />

rechter bevoegd is om k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van<br />

geschill<strong>en</strong> over de <strong>nakoming</strong> van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>.<br />

Wanneer de wederpartij<br />

van de overheid <strong>nakoming</strong> w<strong>en</strong>st van de uit e<strong>en</strong><br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> voortvloei<strong>en</strong>de verplichting<br />

tot het nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaald voor<br />

bezwaar <strong>en</strong> beroep vatbaar besluit, di<strong>en</strong>t zij de<br />

bestuursrechtelijke rechtsgang te volg<strong>en</strong>. Voor<br />

het verkrijg<strong>en</strong> van schadevergoeding weg<strong>en</strong>s<br />

wanprestatie is de burgerlijke rechter ev<strong>en</strong>wel<br />

de bevoegde rechter; dat er bij de bestuursrechter<br />

andere mogelijkhed<strong>en</strong> zijn om om schadevergoeding<br />

te verzoek<strong>en</strong> — bij e<strong>en</strong> gegrond beroep bij de<br />

bestuursrechter op de voet van art. 8:73 Awb dan<br />

wel via de weg van het uitlokk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zelfstandig<br />

schadebesluit — doet hieraan niet af. Het<br />

is e<strong>en</strong> belangrijk arrest, al was het maar omdat er<br />

tot nu toe relatief weinig jurisprud<strong>en</strong>tie over dit<br />

vraagstuk voor hand<strong>en</strong> was. In het bijzonder blijkt<br />

uit dit arrest de (betrekkelijk geringe) betek<strong>en</strong>is<br />

van de leer van de formele rechtskracht, met als<br />

gevolg <strong>en</strong>ige sam<strong>en</strong>loop in rechterlijke compet<strong>en</strong>ties.<br />

2. Rechtskarakter <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>.<br />

Bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong><br />

bijzonder soort overheidsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> is e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

waarin e<strong>en</strong> bestuursorgaan aangeeft op<br />

welke wijze het e<strong>en</strong> hem toekom<strong>en</strong>de publiekrechtelijke<br />

bevoegdheid (wel of niet) zal gaan<br />

uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>. E<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijke eig<strong>en</strong>schap van <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong><br />

is dat de uitvoeringshandeling<strong>en</strong><br />

die het bestuursorgaan ter<br />

zake verricht het karakter van e<strong>en</strong> (al dan niet<br />

appellabel) besluit in de zin van art. 1:3 Awb<br />

kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

In de bestuursrechtelijke literatuur wordt de<br />

<strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> vanwege haar object<br />

— de publiekrechtelijke bevoegdheid — vrijwel<br />

steevast als e<strong>en</strong> publiekrechtelijke overe<strong>en</strong>komst<br />

aangemerkt, ter onderscheid van de pri-<br />

1798 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0026<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/298<br />

vaatrechtelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> die de overheid<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s pleegt te sluit<strong>en</strong> (bijvoorbeeld M. Scheltema<br />

& M.W. Scheltema, Geme<strong>en</strong>schappelijk recht,<br />

2 e druk Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn: Kluwer 2008, p. 190;<br />

Van Wijk/ Konijn<strong>en</strong>belt & Van Male, Hoofdstukk<strong>en</strong><br />

van bestuursrecht, 14 e druk D<strong>en</strong> Haag: Elsevier<br />

2008, p. 252 <strong>en</strong> R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra,<br />

Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, 6e druk<br />

Dev<strong>en</strong>ter: Kluwer 2010, p. 887). Die aanduiding<br />

aan de hand van het te regel<strong>en</strong> object laat ev<strong>en</strong>wel<br />

onverlet dat voor de totstandkoming, de vorm <strong>en</strong><br />

de wijzigingsmogelijkhed<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> dergelijke<br />

overe<strong>en</strong>komst de regels van het BW e<strong>en</strong> meer<br />

dan alle<strong>en</strong> belangrijke inspiratiebron vorm<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast k<strong>en</strong>t de literatuur gem<strong>en</strong>gde overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>.<br />

Dit zijn overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> waarin zowel<br />

over het gebruik van publiekrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />

als privaatrechtelijke bevoegdhed<strong>en</strong><br />

wordt gecontracteerd. De overe<strong>en</strong>komst waarop<br />

dit arrest betrekking heeft is zo’n gem<strong>en</strong>gde overe<strong>en</strong>komst.<br />

Het privaatrechtelijke onderdeel betreft<br />

in het bijzonder de verkoop van e<strong>en</strong> perceel<br />

grond op het geme<strong>en</strong>telijke industrieterrein t<strong>en</strong><br />

behoeve van de realisatie van e<strong>en</strong> distributiec<strong>en</strong>trum,<br />

factory outlet <strong>en</strong> kantor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verl<strong>en</strong>ing<br />

van opties aan Etam voor de nog niet vrij beschikbare<br />

percel<strong>en</strong> grond op dit industrieterrein. Het<br />

publiekrechtelijke onderdeel betreft in het bijzonder<br />

de inspanningsverplichting voor de geme<strong>en</strong>te<br />

het bestemmingsplan aan te pass<strong>en</strong>, alsmede<br />

— meer zijdelings — afsprak<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> nabij<br />

te bouw<strong>en</strong> woonwijk zodanig vorm te gev<strong>en</strong> dat<br />

deze ge<strong>en</strong> onaanvaardbare hinder of overlast van<br />

de bedrijvigheid van Etam zou ondervind<strong>en</strong> (vgl.<br />

r.o. 3.1 <strong>en</strong> r.o. 3.6.2). In zoverre lag<strong>en</strong> — wederom<br />

meer zijdelings — in de overe<strong>en</strong>komst ook afsprak<strong>en</strong><br />

beslot<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de inhoud van te nem<strong>en</strong><br />

besluit<strong>en</strong> tot verl<strong>en</strong>ing van bouwvergunning<strong>en</strong><br />

voor die woonwijk.<br />

Het behoeft ev<strong>en</strong>wel de aandacht dat de Hoge<br />

Raad in dit arrest de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

— preciezer: het onderdeel van de gem<strong>en</strong>gde<br />

overe<strong>en</strong>komst dat betrekking heeft op de uitoef<strong>en</strong>ing<br />

van e<strong>en</strong> publiekrechtelijke bevoegdheid —,<br />

in afwijking van wat in de bestuursrechtelijke<br />

literatuur gebruikelijk is, niet als publiekrechtelijk<br />

bestempelt, maar haar uitdrukkelijk als e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

met e<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd — dat wil zegg<strong>en</strong>:<br />

bestuursrechtelijk én privaatrechtelijk — rechtskarakter<br />

aanmerkt (r.o. 3.6.2). Van belang is in het<br />

oog te houd<strong>en</strong> dat het gem<strong>en</strong>gde karakter waarop<br />

de Hoge Raad doelt, dus niet betreft e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

die zowel beding<strong>en</strong> met het karakter van<br />

e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> als beding<strong>en</strong><br />

met het karakter van e<strong>en</strong> privaatrechtelijke overe<strong>en</strong>komst,<br />

maar louter de <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><br />

zelf. De kwalificatie van de Hoge Raad<br />

spoort in ieder geval goed met de uitkomst van<br />

het arrest. Die behelst dat afhankelijk van het<br />

soort vordering, de bestuursrechter of de burgerlijke<br />

rechter bevoegd is om k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> van<br />

geschill<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong>.<br />

Aldus heeft deze gem<strong>en</strong>gde overe<strong>en</strong>komst<br />

gem<strong>en</strong>gde compet<strong>en</strong>ties van de bestuursrechter<br />

<strong>en</strong> de burgerlijke rechter tot gevolg.<br />

3. Verdeling van rechtsmacht. Onder de<br />

vraag naar de naamgeving van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

met overhed<strong>en</strong> gaat de belangrijker vraag schuil,<br />

of mede gecontracteerd is over één of meer publiekrechtelijke<br />

bevoegdhed<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus (doorgaans)<br />

over de aanw<strong>en</strong>ding van e<strong>en</strong> bevoegdheid<br />

tot het nem<strong>en</strong> van één of meer besluit<strong>en</strong> in de zin<br />

van art. 1:3 Awb.<br />

De rechterlijke compet<strong>en</strong>tie blijft e<strong>en</strong>dim<strong>en</strong>sionaal<br />

wanneer weliswaar gecontracteerd is over<br />

e<strong>en</strong> kwestie die inhoudelijk aan het publiekrecht<br />

raakt, maar die niet tot e<strong>en</strong> besluit heeft geleid of<br />

hoefde te leid<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld biedt HR 11 januari<br />

2002, AB 2002/300, m.nt. FvO; NJ 2003/173,<br />

m.nt. MS (Berger c.s./Waterschap Peel <strong>en</strong> Maasvallei).<br />

Daarin was de juiste kwalificatie van de overe<strong>en</strong>komst<br />

van belang voor de vraag of het geschil<br />

door de burgerlijke rechter of de bestuursrechter<br />

moest word<strong>en</strong> beslecht. Aan de orde was of<br />

sprake was van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst over de uitoef<strong>en</strong>ing<br />

van de bevoegdheid tot toek<strong>en</strong>ning van<br />

nadeelcomp<strong>en</strong>satie op grond van art. 7 Deltawet<br />

grote rivier<strong>en</strong> (<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong>),<br />

of van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst die strekte<br />

tot winning van specie (doorgaans beleidsovere<strong>en</strong>komst<br />

g<strong>en</strong>oemd). Hof <strong>en</strong> rechtbank me<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

het eerste. Volg<strong>en</strong>s de Hoge Raad was ev<strong>en</strong>wel<br />

sprake is van e<strong>en</strong> privaatrechtelijke overe<strong>en</strong>komst,<br />

zodat partij<strong>en</strong> bij de burgerlijke rechter<br />

ontvankelijk war<strong>en</strong> <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> (verder) debat gevoerd<br />

hoefde te word<strong>en</strong> over Awb-besluit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

betek<strong>en</strong>is daarvan voor dat geschil. Zie over dat<br />

arrest onder meer F.J. van Ommer<strong>en</strong>, Module Algeme<strong>en</strong><br />

Bestuursrecht, Contract<strong>en</strong> met de overheid,<br />

aant. MAB 147 (losbladig) <strong>en</strong> G.A. van der Ve<strong>en</strong>,<br />

Overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met overheidslicham<strong>en</strong>, Gro<strong>en</strong>e<br />

Serie, aant. 10.1 (losbladig).<br />

Indi<strong>en</strong> wèl mede is gecontracteerd over e<strong>en</strong><br />

besluit, rijst de vraag welke rol er voor de burgerlijke<br />

rechter overblijft. Als bek<strong>en</strong>d, verklaart de<br />

burgerlijke rechter eisers niet-ontvankelijk indi<strong>en</strong><br />

zij opkom<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> besluit dat kan of<br />

kon word<strong>en</strong> voorgelegd in e<strong>en</strong> bestuursrechtelijke<br />

rechtsgang die met voldo<strong>en</strong>de rechtswaarborg<strong>en</strong><br />

is omkleed (vgl. o.a. HR 15 april 1983, NJ<br />

1984/179, m.nt. MS). Indi<strong>en</strong> de rechtmatigheid<br />

van e<strong>en</strong> besluit in civilibus ter discussie wordt<br />

gesteld, stuit de vordering af op de formele<br />

rechtskracht van dat besluit (zie nader G.A. van<br />

der Ve<strong>en</strong>, De Hoge Raad <strong>en</strong> de formele rechtskracht,<br />

De stand van zak<strong>en</strong>, JBPlus 2009, p. 11). Wanneer<br />

AB Afl. 40 - 2011 1799<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0027<br />


AB 2011/298 ab rechtspraak bestuursrecht<br />

eisers in e<strong>en</strong> dergelijk geval kwesties als formele<br />

rechtskracht will<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> zij aan<br />

hun stelling t<strong>en</strong> grondslag legg<strong>en</strong>, dat zij niet<br />

teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> besluit opkom<strong>en</strong>, maar teg<strong>en</strong> ander<br />

handel<strong>en</strong>, zoals (in casu) teg<strong>en</strong> niet-<strong>nakoming</strong><br />

van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst, <strong>en</strong> dat zij dat ook do<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> ander doel dan alsnog dat besluit ter<br />

discussie te stell<strong>en</strong>. Te beantwoord<strong>en</strong> is dan de<br />

vraag of dat andere handel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zelfstandig<br />

karakter heeft, waarvoor e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> toetsing in<br />

civilibus zinvol kan zijn omdat die toetsing tot<br />

andere of aanvull<strong>en</strong>de aansprak<strong>en</strong> kan leid<strong>en</strong>, los<br />

van het besluit. Bij vaststellingsovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

in het fiscale recht lijkt ge<strong>en</strong> plaats voor e<strong>en</strong><br />

afzonderlijke toetsing, getuige althans het door<br />

de A-G in punt 3.26 van zijn conclusie aangehaalde<br />

HR 21 april 2006, NJ 2006/271, AB 2007/<br />

106, m.nt. P.J. Huisman (Abacus). In die zaak oordeelde<br />

de Hoge Raad dat de in civilibus gevorderde<br />

verklaring voor recht omtr<strong>en</strong>t de uitleg van<br />

e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst neerkwam op e<strong>en</strong> oordeel over<br />

de bevoegdheid van de inspecteur om e<strong>en</strong> bepaalde<br />

belastingaanslag op te legg<strong>en</strong>. Dat oordeel<br />

was in beginsel uitsluit<strong>en</strong>d aan de belastingrechter<br />

<strong>en</strong> niet aan de burgerlijke rechter, mede ook<br />

gezi<strong>en</strong> het geslot<strong>en</strong> stelsel van rechtsbescherming<br />

in het belastingrecht. Het ging in die zaak<br />

dus om e<strong>en</strong> rechtsvraag die ‘één op één’ te vertal<strong>en</strong><br />

was naar e<strong>en</strong> besluit, of, in andere woord<strong>en</strong>,<br />

die zich volledig in e<strong>en</strong> besluit zou kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> dan in e<strong>en</strong> belastingrechtelijke procedure<br />

volledig aan de orde gesteld kon word<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

dan dus in wez<strong>en</strong> volledig door de belastingrechter<br />

(mee)getoetst zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De aanvull<strong>en</strong>de<br />

verwijzing naar het geslot<strong>en</strong> stelsel van<br />

de rechtsbescherming in het belastingrecht roept<br />

uiteraard wel de vraag op, hoe de Hoge Raad in dat<br />

rechtsgebied zou oordel<strong>en</strong> over ev<strong>en</strong>tuele fiscale<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met meer aspect<strong>en</strong> dan alle<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> besluit, <strong>en</strong> in het bijzonder met aspect<strong>en</strong> die<br />

niet volledig in e<strong>en</strong> besluit zoud<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />

daarom niet door de belastingrechter meegetoetst<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

4. Reikwijdte formele rechtskracht. In het onderhavige<br />

arrest oordeelt de Hoge Raad dat de<br />

formele rechtskracht van het bestemmingsplan<br />

<strong>en</strong> de verle<strong>en</strong>de bouwvergunning<strong>en</strong> niet in de<br />

weg staan aan e<strong>en</strong> zelfstandig oordeel omtr<strong>en</strong>t<br />

de <strong>nakoming</strong> van de overe<strong>en</strong>komst. Dat lijkt ons<br />

e<strong>en</strong> juist oordeel. De bewuste overe<strong>en</strong>komst is<br />

zelf (uiteraard) ge<strong>en</strong> onderwerp van directe toetsing<br />

door de bestuursrechter. Zij heeft zich ook<br />

niet volledig in de bewuste bestuursrechtelijke<br />

besluit<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>. Zij kon dus niet volledig<br />

bij de bestuursrechter aan de orde kom<strong>en</strong>.<br />

Als bek<strong>en</strong>d, toetst de bestuursrechter de hem<br />

voorgelegde besluit<strong>en</strong> aan het viger<strong>en</strong>de recht<br />

<strong>en</strong> dus waar voorgeschrev<strong>en</strong> mede aan de hand<br />

van algem<strong>en</strong>e beginsel<strong>en</strong> van behoorlijk bestuur.<br />

In bestuursrechtelijke procedures kunn<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>,<br />

ev<strong>en</strong>min als toezegging<strong>en</strong>, direct <strong>en</strong><br />

volledig aan de orde kom<strong>en</strong>. Zij kunn<strong>en</strong> slechts<br />

indirect bij de toetsing van e<strong>en</strong> besluit word<strong>en</strong><br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zover zij in (belang<strong>en</strong>)afweging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> toetsing aan het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel<br />

betrokk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

(vgl. in het bijzonder AGRvS 1 september 1992,<br />

AB 1993/400, m.nt. ThGD (Hydro Agri), ABRvS 8<br />

september 2004, AB 2004/458, m.nt. C.N.J. Kortmann<br />

(Tracébesluit) <strong>en</strong> verder onder meer ABRvS<br />

28 september 2011, 201011549/1/H4 LJN BT2816,<br />

zie voor gestelde toezegging<strong>en</strong> ook ABRvS 8 september<br />

2010, 201000322/1/H1, LJN BN6146 (Dev<strong>en</strong>ter)).<br />

Dat betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst bestuursrechtelijk<br />

gezi<strong>en</strong> niet zo’n grote invloed<br />

heeft op e<strong>en</strong> besluit of de uitkomst van de toetsing<br />

daarvan, ook al bevat zij nog zulke harde afsprak<strong>en</strong><br />

(vgl. r.o. 3.6.4). De overe<strong>en</strong>komst kan het<br />

‘aflegg<strong>en</strong>’ teg<strong>en</strong> bestuursrechtelijke afweging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of het wettelijke kader. Zo zal bij de toetsing<br />

van e<strong>en</strong> bestemmingsplan e<strong>en</strong> harde afspraak<br />

over e<strong>en</strong> bepaalde invulling van e<strong>en</strong> locatie het<br />

moet<strong>en</strong> aflegg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> — bijvoorbeeld — dwing<strong>en</strong>de<br />

afstandsnorm<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bepaalde bestemming<strong>en</strong>.<br />

Te minder kunn<strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> de doorslag<br />

gev<strong>en</strong> bij de toetsing van e<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> bevoegdheidsaanw<strong>en</strong>ding,<br />

zoals de bevoegdheid tot verl<strong>en</strong>ing<br />

van bouwvergunning<strong>en</strong>; het bek<strong>en</strong>de imperatief-limitatieve<br />

stelsel staat daaraan in de<br />

weg.<br />

In het licht van deze uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de toetsing<strong>en</strong><br />

is het beslist opmerkelijk te noem<strong>en</strong> dat zowel het<br />

hof als de A-G het standpunt huldig<strong>en</strong> dat de<br />

vordering van Etam afstuit op de formele rechtskracht<br />

van het bestemmingsplan <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong>.<br />

Zoals bek<strong>en</strong>d, di<strong>en</strong>t de leer van de<br />

formele rechtskracht twee doeleind<strong>en</strong>: zij beoogt<br />

bij te drag<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> goede taakverdeling tuss<strong>en</strong><br />

de burgerlijke rechter <strong>en</strong> de bestuursrechter <strong>en</strong> zij<br />

is van belang voor de rechtszekerheid. De achterligg<strong>en</strong>de<br />

gedachte bij het als eerste g<strong>en</strong>oemde<br />

doeleinde is te voorkom<strong>en</strong> dat de burgerlijke<br />

rechter zich moet begev<strong>en</strong> in vrag<strong>en</strong> die typisch<br />

tot het werkterrein van de bestuursrechter behor<strong>en</strong>.<br />

Het onderhavige arrest valt goed te verklar<strong>en</strong><br />

vanuit deze ratio van de leer van de formele<br />

rechtskracht. Het is begrijpelijk dat de Hoge<br />

Raad in dit arrest de compet<strong>en</strong>tieverdeling tuss<strong>en</strong><br />

beide soort<strong>en</strong> rechters onderbouwt aan de hand<br />

van datg<strong>en</strong>e waarover zij oordel<strong>en</strong>. Dat de burgerlijke<br />

rechter ter zake bevoegd is, komt doordat de<br />

bestuursrechter e<strong>en</strong> ander soort toets voor e<strong>en</strong><br />

ander object verricht: bij de bestuursrechter gaat<br />

het met name om de beoordeling van de rechtmatigheid<br />

van het Awb-besluit, terwijl de burger-<br />

1800 Afl. 40 - 2011 AB<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0028<br />


ab rechtspraak bestuursrecht AB 2011/299<br />

lijke rechter met name toetst of de overe<strong>en</strong>komst<br />

is nagekom<strong>en</strong>. De toets<strong>en</strong> van de bestuursrechter<br />

<strong>en</strong> de burgerlijke rechter kom<strong>en</strong> derhalve in dit<br />

geval niet op hetzelfde neer. In het licht van de<br />

ratio van de leer van de formele rechtskracht valt<br />

het derhalve goed te begrijp<strong>en</strong> dat de Hoge Raad<br />

ruimte ziet voor e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> bevoegdheid voor de<br />

burgerlijke rechter ingeval schadevergoeding<br />

wordt gevorderd weg<strong>en</strong>s wanprestatie, bestaande<br />

uit het nem<strong>en</strong> van besluit<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

andere inhoud dan contractueel was overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.<br />

In de literatuur was er reeds eerder op gewez<strong>en</strong><br />

dat bij <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong><strong>en</strong> er<br />

— naast de bestuursrechter — in de regel slechts<br />

nog plaats voor de burgerlijke rechter is in zijn rol<br />

van schadevergoedingsrechter. Dat komt doordat<br />

de burgerlijke rechter bij e<strong>en</strong> vordering tot <strong>nakoming</strong><br />

van e<strong>en</strong> <strong>bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst</strong> door<br />

de wederpartij van de overheid dikwijls niet tot<br />

<strong>nakoming</strong> van de overe<strong>en</strong>komst kan bevel<strong>en</strong>; zou<br />

hij dat wel do<strong>en</strong>, dan zou hij immers e<strong>en</strong> oordeel<br />

vell<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> Awb-besluit, <strong>en</strong> daarmee op de<br />

stoel van zijn bestuursrechtelijke collega gaan<br />

zitt<strong>en</strong> (zie met name G.T.J.M. Jurg<strong>en</strong>s, ‘Gewijzigd<br />

overheidsbeleid <strong>en</strong> de uitvoering van overheidscontract<strong>en</strong>’,<br />

Maandblad voor vermog<strong>en</strong>srecht<br />

2005, p. 118). De A-G neemt van dit betoog uitdrukkelijk<br />

afstand (nr. 3.32), door de leer van de<br />

formele rechtskracht zo ver op te rekk<strong>en</strong> dat er<br />

voor de burgerlijke rechter hier zelfs ge<strong>en</strong> plaats<br />

meer als schadevergoedingsrechter is. Het is duidelijk<br />

dat de Hoge Raad hem hierin niet volgt,<br />

maar op de lijn van Jurg<strong>en</strong>s zit. Ook Huisman heeft<br />

zeer rec<strong>en</strong>telijk <strong>en</strong> op vergelijkbare grond<strong>en</strong> betoogd<br />

dat voor appellabele uitvoeringshandeling<strong>en</strong><br />

de rol van de burgerlijke rechter beperkt is tot<br />

die van schadevergoedingsrechter (P.J. Huisman,<br />

‘Bevoegdhed<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtsbescherming’,<br />

Overheid & Aansprakelijkheid 2011, 3,<br />

p. 17).<br />

5. Formele rechtskracht én schadevergoeding?<br />

De consequ<strong>en</strong>tie van het hebb<strong>en</strong> van formele<br />

rechtskracht is, zoals bek<strong>en</strong>d, dat het besluit<br />

voor rechtmatig wordt gehoud<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t in<br />

de gedachtegang van het hof <strong>en</strong> A-G dat de besluit<strong>en</strong>,<br />

het bestemmingsplan <strong>en</strong> de bouwvergunning<strong>en</strong>,<br />

ook geacht word<strong>en</strong> in overe<strong>en</strong>stemming<br />

te zijn met het vertrouw<strong>en</strong>sbeginsel. In de og<strong>en</strong><br />

van de Hoge Raad is daarmee echter niet alles<br />

gezegd: “De formele rechtskracht van dat besluit<br />

betek<strong>en</strong>t weliswaar dat het besluit voor rechtmatig<br />

moet word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, maar niet dat het<br />

overheidslichaam zijn verplichting<strong>en</strong> uit de overe<strong>en</strong>komst<br />

is nagekom<strong>en</strong>” (r.o. 3.7). Dat wil zegg<strong>en</strong>:<br />

dat deze besluit<strong>en</strong> zelf onaantastbaar zijn<br />

geword<strong>en</strong>, neemt niet weg dat de schade moet<br />

word<strong>en</strong> vergoed, die de geme<strong>en</strong>te heeft veroor-<br />

zaakt door de overe<strong>en</strong>komst niet na te kom<strong>en</strong><br />

door besluit<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> die daarmee niet spor<strong>en</strong>.<br />

Ook dat is e<strong>en</strong> lijn van red<strong>en</strong>er<strong>en</strong> die aanspreekt.<br />

In het verl<strong>en</strong>gde van het voorafgaande kan m<strong>en</strong><br />

constater<strong>en</strong> dat de inhoud van e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> besluit uite<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

compet<strong>en</strong>tie van twee rechters rechtvaardigt: één<br />

over het besluit <strong>en</strong> één over de overe<strong>en</strong>komst.<br />

Dat neemt echter niet weg dat de vraag rijst<br />

naar de betek<strong>en</strong>is van de formele rechtskracht<br />

van het uitvoeringsbesluit. Naar aanleiding van<br />

het arrest Valk<strong>en</strong>swaard (HR 9 september 2005,<br />

AB 2006/286) heeft Van Ommer<strong>en</strong> (in zijn noot bij<br />

randnr. 7) opgemerkt dat het zinvol zou zijn in de<br />

rechtspraak meer uitdrukkelijk dan de Hoge Raad<br />

thans doet, e<strong>en</strong> conceptueel onderscheid te mak<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de rechtsgeldigheid <strong>en</strong> de onrechtmatigheid<br />

van e<strong>en</strong> besluit. E<strong>en</strong> besluit met formele<br />

rechtskracht is rechtsgeldig, hetge<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t<br />

dat de met het besluit beoogde rechtsgevolg<strong>en</strong><br />

geld<strong>en</strong>. Maar dat laat onverlet dat het besluit<br />

jeg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> of meer betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> onrechtmatig kan<br />

zijn, bijvoorbeeld omdat het besluit niet beantwoordt<br />

aan de overe<strong>en</strong>komst waaraan zij uitvoering<br />

beoogt te gev<strong>en</strong>. Het onderhavige arrest kan<br />

e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>ing voor deze koers bied<strong>en</strong>. Dat het besluit<br />

formele rechtskracht heeft staat immers niet<br />

aan de schadevergoedingsactie in de weg. Zie<br />

voor betog<strong>en</strong> die in dezelfde richting wijz<strong>en</strong> met<br />

name C.N.J. Kortmann, Onrechtmatige besluit<strong>en</strong><br />

(diss. UU), 2006, p. 139 e.v. <strong>en</strong> M. Scheltema,<br />

‘Kunn<strong>en</strong> wij zonder de formele rechtskracht?’,<br />

NTB 2007/ 17, p. 96, 97.<br />

F.J. van Ommer<strong>en</strong> <strong>en</strong> G.A. van der Ve<strong>en</strong><br />

AB 2011/299<br />

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE<br />

RAAD VAN STATE (MEERVOUDIGE KAMER)<br />

21 september 2011, nr. 201010355/1/H2.<br />

(Mrs. J.E.M. Polak, T.G.M. Simons, M.W.C. Feteris)<br />

m.nt. R. Ortlep<br />

Awb art. 1:3, 6:11<br />

NJB 2011/1789<br />

LJN BT2131<br />

ABRvS gaat om: het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rechtsmiddel<strong>en</strong>clausule<br />

is in beginsel grond tot verschoonbaarheid<br />

van de termijnoverschrijding<br />

De Afdeling is thans, gelet op het belang van de<br />

rechtse<strong>en</strong>heid in het bestuursrecht, in aansluiting<br />

op de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer<br />

HR 19 maart 2010, LJN BL7954, BNB 2010/240), de<br />

C<strong>en</strong>trale Raad van Beroep (CRvB 23 juni 2011, LJN<br />

AB Afl. 40 - 2011 1801<br />

PPMG_T1_AB_Pag. 0029<br />

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!