10.09.2013 Views

Register het - Register Belastingadviseurs

Register het - Register Belastingadviseurs

Register het - Register Belastingadviseurs

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>het</strong><br />

<strong>Register</strong><br />

Vakblad van <strong>het</strong> <strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong><br />

april 2013 | nummer 2<br />

Het kantoor van de toekomst:<br />

een vooruitblik<br />

Multifunctionele accommodaties en btw<br />

Inbreng in een personenvennootschap: lastige materie<br />

Bedrijfsopvolgingsregeling en Natuurschoonwet:<br />

een aantrekkelijke combinatie


•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

•<br />

MFAS<br />

RENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR<br />

RB 2013 nr2 contouren.indd 1 24-3-2013 21:25:34


n n n<br />

Colofon<br />

Het <strong>Register</strong> is een uitgave van<br />

Het <strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong> (RB),<br />

Brenkmanweg 6<br />

4105 DH Culemborg,<br />

telefoon (0345) 54 70 00<br />

Het <strong>Register</strong> verschijnt zes keer per jaar en<br />

vormt een belangrijke informatiebron voor de<br />

leden van <strong>het</strong> <strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong>.<br />

Leden en relaties van <strong>het</strong> RB ontvangen Het<br />

<strong>Register</strong> uit hoofde van hun lidmaatschap/<br />

betrokkenheid bij <strong>het</strong> RB. Informatie over (<strong>het</strong><br />

lidmaatschap van) <strong>het</strong> RB vindt u op www.rb.<br />

nl; informatie over <strong>het</strong> opzeggen van <strong>het</strong> lidmaatschap<br />

vindt u op www.rb.nl/opzeggen.<br />

Redactieraad<br />

Mr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofdredacteur)<br />

Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont<br />

Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CB<br />

Mr. dr. M.J. (Mascha) Hoogeveen<br />

Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB<br />

Eindredactie<br />

Kamminga Publicaties, Ton Kamminga<br />

E­mail: ton@kammingapublicaties.nl<br />

Uitgever<br />

RB, Ilse van der Doelen<br />

E­mail: ivanderdoelen@rb.nl<br />

Rubriek Jurisprudentie en Wetgeving<br />

Fiscaal up to Date, Eindhoven<br />

Advertenties<br />

Ilse van der Doelen<br />

tel.: (0345) 54 70 00<br />

e­mail: ivanderdoelen@rb.nl<br />

Vierde jaargang, oplage 7500<br />

Vormgeving<br />

Twinmedia BV, Joke Boer<br />

© <strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong><br />

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd<br />

door middel van boekdruk, fotooffset,<br />

fotokopie, microfilm of welke<br />

andere methode dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van <strong>het</strong><br />

<strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong>.<br />

‘Het <strong>Register</strong>’ bevat informatie die met de<br />

meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het<br />

<strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong> en de bij deze<br />

uitgave betrokken redactie en medewerkers<br />

aanvaarden geen aansprakelijkheid voor<br />

mogelijke gevolgen die zouden kunnen<br />

voortvloeien uit <strong>het</strong> gebruik van de in deze<br />

uitgave opgenomen informatie.<br />

Lees dit nummer<br />

op uw tablet door<br />

<strong>het</strong> scannen van<br />

de QR code.<br />

8<br />

Het kantoor van de toekomst:<br />

een vooruitblik<br />

Rondetafelgesprek<br />

14<br />

de<br />

Inhoud<br />

‘ De Belastingdienst<br />

komt naar je toe’<br />

Interview drs. P.W.A. Veld<br />

De redactie - Crisismaatregel voor echtscheiding<br />

Mr. dr. M.J. Hoogeveen n 4<br />

Kort & bondig n 5<br />

Over <strong>het</strong> bestaan der soorten<br />

Column – prof. dr. A.C. Rijkers n 13<br />

Multifunctionele accommodaties en btw<br />

Mr. C.W. van Vilsteren n 18<br />

Jurisprudentie en wetgeving n 21<br />

De belastingrente in de IB en Vpb<br />

Mr. L.J. Adriaanse FB n 26<br />

Inbreng in een personenvennootschap:<br />

lastige materie<br />

mr. E.A. van Uunen FB n 30<br />

Bedrijfsopvolgingsregeling en Natuurschoonwet:<br />

een aantrekkelijke combinatie<br />

Mr. E.F. Berkhemer en G. Stomphorst LL.M n 36<br />

Het Verenigingsnieuws n 40<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

3


4<br />

de<br />

Redactie<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Crisismaatregel<br />

voor echtscheiding<br />

Het zijn crisistijden als een huwelijk eindigt. Een emotionele en stressvolle periode<br />

waarbinnen ook nog eens van alles moet worden geregeld, zeker wanneer de expartners<br />

een eigen woning bezitten. Veelal blijft een van beiden in de woning achter<br />

en vertrekt de ander. Aangezien de woning voor laatstgenoemde geen hoofdverblijf<br />

meer is, zou deze daarmee zijn recht op renteaftrek verliezen. Het laat zich<br />

raden dat partijen een dergelijke aanslag op hun financiën er slecht bij kunnen hebben.<br />

De wetgever heeft dit onderkend en geeft de ex-partners twee jaar de gelegenheid<br />

een oplossing te vinden en de zaken met elkaar af te handelen. Bij fictie wordt<br />

de woning voor de woningverlater toch aangemerkt als een eigen woning zolang de<br />

ex-partner erin blijft wonen. Voor samenwoners geldt <strong>het</strong>zelfde.<br />

Maar is in deze tijden twee jaar genoeg? De woning binnen deze termijn verkopen<br />

zal niet meevallen. Nu bestaat voor andere verkoopsituaties een soortgelijke<br />

fictie als in geval van echtscheiding. Als de woning leeg te koop staat, behoudt de<br />

eigenaar toch zijn renteaftrek. Oorspronkelijk bedroeg de termijn daarvoor twee<br />

jaar, maar vanwege de economische crisis is deze termijn met een jaar verlengd.<br />

Daarnaast werd de maatregel van tijdelijke verhuur ingevoerd: de woning mag tijdelijk<br />

worden verhuurd zonder dat de fictie definitief verloren gaat. Weliswaar<br />

behoort de woning dan tijdelijk tot box 3, maar als deze binnen de termijn van<br />

drie jaar weer leeg te koop komt te staan, herleeft de fictie en ontstaat er weer<br />

renteaftrek. Dit laatste was voorheen niet <strong>het</strong> geval. Beide tijdelijke maatregelen<br />

zouden eindigen per 1 januari 2013, maar zijn met een jaar verlengd tot 1 januari<br />

2014 omdat de huizenmarkt volledig in <strong>het</strong> slop zit. Ook voor de woning in aanbouw<br />

is de termijn waarvoor renteaftrek bestaat, verlengd tot drie jaar.<br />

Voor echtscheidingssituaties heeft de wetgever echter geen extra maatregelen getroffen,<br />

terwijl uiteraard ook dan de economische crisis een tijdige oplossing kan<br />

bemoeilijken. Als de woning veel in waarde is gedaald, is <strong>het</strong> niet denkbeeldig dat<br />

de hypotheek al hoger is dan de waarde van de woning. Kan een van de partners dat<br />

opbrengen? Zo ja, dan zou een termijn van twee jaar voldoende moeten zijn. Maar<br />

zo niet, dan zal de woning moeten worden verkocht. En als dat dan niet binnen<br />

twee jaar lukt, is <strong>het</strong> einde oefening voor wat betreft de renteaftrek. Dit valt alleen<br />

nog te voorkomen als de woning geheel wordt verlaten, zodat de verkoopfictie in<br />

werking treedt, of als de ander terugkeert bij zijn ex, zodat de woning weer een<br />

hoofdverblijf wordt. Dit zijn natuurlijk reële noch aantrekkelijke opties.<br />

Waarom moeten er zo nodig verschillende termijnen gelden in geval van verkoop<br />

(of een woning in aanbouw) en echtscheiding? Weliswaar staat de woning in de<br />

eerste situatie leeg en in de tweede niet, maar dat kan niet de reden voor dit verschil<br />

zijn. Dat verschil bestond immers ook al toen voor beide situaties dezelfde<br />

periode van twee jaar gold. Een woning is op dit moment gewoon moeilijk te verkopen.<br />

Dat is in echtscheidingssituaties niet anders. Dubbele woonlasten zijn<br />

eerder regel dan uitzondering. De wetgever zou daar oog voor moeten hebben en<br />

ook voor echtscheidingssituaties de termijn tijdelijk moeten verlengen naar drie<br />

jaar. De gevolgen van de huwelijkscrisis kunnen niet worden verzacht, die van de<br />

economische crisis wel.


Kort & Bondig<br />

Jaar langer keuzeregime<br />

werkkostenregeling<br />

In een brief aan de Tweede Kamer is staatssecretaris Weekers<br />

uitgebreid ingegaan op de problemen rond de definitieve<br />

invoering van de werkkostenregeling. Uit een evaluatie is<br />

gebleken dat in 2012 nog slechts 10% van de werkgevers is<br />

overgestapt. Er loopt inmiddels een onderzoek naar verbeteringen<br />

van de regeling. Daar is men bijna mee klaar, maar<br />

over enkele details wordt nog nagedacht. De resultaten worden<br />

in de vorm van een verkenning ter consultatie voorgelegd.<br />

Aan de hand van de verkenning en de reacties op de<br />

consultatie wil Weekers graag nog voor de zomer met de<br />

Kamer overleggen over <strong>het</strong> vervolg. Gelet op de tijd die met<br />

dit alles is gemoeid, heeft hij besloten om <strong>het</strong> keuzeregime<br />

met een jaar te verlengen tot 1 januari 2015.<br />

n Ministerie van Financiën, 7 maart 2013<br />

Alternatief voor VAR-systeem<br />

n n n<br />

FNV Zelfstandigen, Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw en Platform Zelfstandige ondernemers (PZO) hebben samen een<br />

‘Bewijs Van Ondernemerschap’ (BVO) ontwikkeld, als alternatief voor <strong>het</strong> huidige VAR-systeem. De zzp-organisaties zijn namelijk van<br />

mening dat <strong>het</strong> huidige VAR-systeem ondernemerschap onvoldoende stimuleert en te weinig doet om schijnzelfstandigheid te voorkomen.<br />

De plannen om <strong>het</strong> huidige vragenformulier te vervangen door een VAR Webmodule zullen hierin waarschijnlijk geen verandering<br />

brengen, omdat alle bestaande nadelen blijven bestaan. Met name <strong>het</strong> ontbreken van een preventieve toets leidt tot ongewenste<br />

effecten. Zo wordt de VAR nu ingevuld op basis van verwachtingen, maar<br />

vindt controle achteraf plaats, waardoor verwachtingen en werkelijkheid<br />

op <strong>het</strong> VAR-formulier soms niet met elkaar overeenstemmen. Ook is er<br />

een gebrek aan gerichte handhaving, waardoor in een aantal sectoren<br />

misbruik plaatsvindt, met schijnzelfstandigheid en uitbuiting van zelfstandig<br />

ondernemers tot gevolg.<br />

Het nu voorgestelde BVO heeft de volgende kenmerken:<br />

n er komt één bewijs van ondernemerschap; de vier VAR-verklaringen<br />

worden overbodig;<br />

n beoordeling en zekerheid vooraf over <strong>het</strong> ondernemerschap;<br />

n bestrijding van schijnzelfstandigheid;<br />

n adequate voorlichting aan startende zelfstandig ondernemers.<br />

Kamervragen over<br />

HT-reactie Erik Rutten<br />

In Het <strong>Register</strong> nr. 3 van 2012 schreef drs. H.A.A.M.<br />

Rutten onder de titel ‘Naar een voldoening op<br />

aangifte’ namens de Vereniging van Hoofdambtenaren<br />

bij <strong>het</strong> Ministerie van Justitie (VHMF) een<br />

reactie op <strong>het</strong> evaluatierapport Horizontaal Toezicht<br />

van de commissie-Stevens. Naar aanleiding<br />

daarvan heeft Kamerlid Bashir (SP) staatssecretaris<br />

Weekers van Financiën een aantal vragen gesteld.<br />

Hij wilde onder andere weten of <strong>het</strong> verticaal toezicht<br />

(VT) heeft geleden onder de introductie van<br />

<strong>het</strong> horizontaal toezicht (HT), of HT inderdaad<br />

ongeschikt is voor <strong>het</strong> mkb en of er een verschil<br />

van inzicht bestaat tussen <strong>het</strong> management van de<br />

Belastingdienst en de VHMF.<br />

Maar volgens Weekers is er niets aan de hand.<br />

Refererend aan een brief van minister Dijsselbloem<br />

van 10 december 2012 meent hij dat VT de<br />

volle aandacht heeft; momenteel worden daarvoor<br />

zelfs nieuwe medewerkers geworven (zie ook <strong>het</strong><br />

interview met Peter Veld elders in dit nummer). En<br />

HT is ook in <strong>het</strong> mkb wel degelijk van waarde, vervolgt<br />

hij, al gebeurt dat veelal via de fiscaal<br />

dienstverlener. Weekers meent ten slotte dat er<br />

geen echt verschil van inzicht is. Uit <strong>het</strong> artikel van<br />

Rutten maakt hij op dat de VMHF HT als een welkome<br />

aanvulling op <strong>het</strong> toezichtspalet beschouwt.<br />

n Ministerie van Financiën, 6 maart 2013<br />

n FNV Zelfstandigen, Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw en Platform Zelfstandige ondernemers, 12 maart 2013<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

5


6<br />

n n n<br />

€ 50 miljoen extra<br />

voor bestrijding<br />

jeugdwerkloosheid<br />

Het kabinet trekt in 2013 en 2014 € 50 miljoen<br />

extra uit om de jeugdwerkloosheid te bestrijden.<br />

Daarvan gaat € 25 miljoen naar <strong>het</strong> programma<br />

‘School Ex’ om jongeren langer door te laten<br />

leren in <strong>het</strong> mbo en € 25 miljoen naar arbeidsmarktregio’s<br />

om jongeren aan de slag te helpen.<br />

Ook komt er een ambassadeur voor de Aanpak<br />

Jeugdwerkloosheid. dit hebben minister Asscher<br />

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister<br />

Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />

de Tweede Kamer laten weten.<br />

Bedroeg de jeugdwerkloosheid in 2011 nog<br />

9,8%, in januari 2013 was <strong>het</strong> al 15%. De werkloosheid<br />

slaat extra hard toe bij schoolgaande<br />

jongeren op zoek naar een stage of leerwerkbaan,<br />

jongeren zonder startkwalificatie en jongeren<br />

met een niet-westerse achtergrond. Het<br />

kabinet vraagt daarom ook aan sociale partners<br />

om in de sector afspraken te maken over stageplekken<br />

en leerbanen. Het is bereid om deze<br />

plannen onder voorwaarden te cofinancieren.<br />

n Ministerie van SZW en ministerie van OC&W,<br />

5 maart 2013<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Flink meer migranten uit oosten<br />

en zuiden van de EU<br />

Het aantal migranten in ons land dat afkomstig is uit de lidstaten<br />

van de Europese Unie, nam de afgelopen vijf jaar met 153.000 toe<br />

tot bijna 600.000. Van deze nieuwe migranten komt <strong>het</strong> grootste<br />

deel uit de tien nieuwe Midden- en Oost-Europese lidstaten, zoals<br />

Polen, Roemenië en Bulgarije. Maar ook uit Griekenland, Italië, Spanje<br />

en Portugal kwamen flink meer migranten. Een en ander blijkt uit<br />

de Migrantenmonitor die <strong>het</strong> CBS op verzoek van <strong>het</strong> kabinet heeft<br />

gemaakt en waarover minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

de Tweede Kamer heeft geïnformeerd.<br />

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 7 maart 2013<br />

In 145.000 banen wordt een ton<br />

of meer verdiend<br />

In 2011 waren er in Nederland 7,9 miljoen banen van werknemers.<br />

Hun gemiddelde jaarloon bedroeg € 31.340. Dit is inclusief bijzondere<br />

beloningen als eindejaarsuitkeringen, prestatiebeloningen en<br />

andere bonussen. Voor 4,7 miljoen banen van werknemers – zes<br />

op de tien – was <strong>het</strong> jaarloon € 30.000 of minder. In een op de drie<br />

banen lag <strong>het</strong> loon tussen € 30.000 en € 60.000. In 145.000<br />

banen (1,8%) was <strong>het</strong> loon € 100.000 of meer; dat gaat vooral<br />

naar mannen van 45 jaar en ouder en/of personen die werkzaam<br />

zijn in de financiële sector. Er waren 16.000 banen met een loon<br />

tussen de 2 en 4 ton en ruim 3000 banen met een nog hoger loon.<br />

Ook in die inkomenscategorieën scoort de financiële sector hoog.<br />

n Centraal Bureau voor de Statistiek, 14 maart 2013<br />

EU-landen keuren aanpak<br />

btw-fraude goed<br />

Nederland heeft van de andere EU-landen toestemming gekregen<br />

voor een nieuwe aanpak van de btw-fraude met mobiele telefoons,<br />

spelcomputers, tablets en laptops. Staatssecretaris Weekers<br />

van Financiën introduceerde die nieuwe aanpak vorig jaar mei.<br />

Daarbij komt de verantwoordelijkheid voor <strong>het</strong> afdragen van btw<br />

helemaal te liggen bij de inkoper.<br />

Genoemde aanpak moet de zoge<strong>het</strong>en carrouselfraude voorkomen.<br />

Bij die vorm van fraude brengt een verkoper wel btw in rekening<br />

aan de koper, maar draagt hij die niet af aan de<br />

Belastingdienst. Deze bedrijfjes, die ook wel ‘ploffer’ worden<br />

genoemd, worden vaak plots ontbonden, waarna de eigenaren verdwijnen.<br />

De btw alsnog innen wordt daardoor bemoeilijkt. De fraude<br />

vormt een fors verlies voor de schatkist van mogelijk tientallen<br />

miljoenen euro’s.<br />

n Europese Unie, 5 maart 2013


Sterke stijging aantal<br />

arbeidszaken<br />

Onbedoelde effecten<br />

registratieplicht WAADI<br />

n n n<br />

Het aantal arbeidszaken is sterk aan <strong>het</strong> stijgen,<br />

zo blijkt uit gegevens van rechtsbijstandverzekeraar<br />

en juridisch dienstverlener ARAG. In<br />

2012 steeg <strong>het</strong> aantal arbeidszaken met 14<br />

procent ten opzichte van <strong>het</strong> jaar daarvoor. Het<br />

aantal meldingen van ontslagen via UWV<br />

WERKbedrijf en vaststellingsovereenkomsten<br />

steeg <strong>het</strong> hardst, respectievelijk 118 en 58%.<br />

Sinds de start van de kredietcrisis in de zomer<br />

van 2008 zit <strong>het</strong> aantal arbeidszaken in de lift.<br />

Ook in de daaropvolgende jaren is <strong>het</strong> aantal<br />

arbeidszaken gestaag toegenomen. ARAG verwacht<br />

dat dit jaar <strong>het</strong> aantal zaken onverminderd<br />

hoog blijft.<br />

Opvallend is de druk die werkgevers uitoefenen<br />

voor een snelle zaakafhandeling. Het komt<br />

steeds vaker voor dat werknemers slechts één<br />

dag de tijd krijgen om akkoord te gaan met een vaststellingsovereenkomst. ARAG raadt mensen in zulke situaties aan om<br />

nooit zomaar akkoord te gaan met <strong>het</strong> eerste voorstel van de werkgever, de tijd te nemen en juridisch advies in te winnen.<br />

n ARAG, 5 februari 2013<br />

MKB in de verdrukking<br />

door stagnatie<br />

Het jaar 2013 wordt <strong>het</strong> tweede opeenvolgende<br />

jaar dat de afzet van <strong>het</strong> MKB zal afnemen. Onderzoeksbureau<br />

Panteia/EIM verwacht een daling<br />

met 0,75%. Het MKB heeft veel last van een<br />

dalende consumptie, een overheid die minder<br />

inkoopt bij <strong>het</strong> bedrijfsleven, een afname van de<br />

investeringen en een dalende bouwproductie.<br />

Door de iets aantrekkende uitvoer kan de Nederlandse<br />

economie in 2013 zich enigszins herstellen,<br />

maar <strong>het</strong> is vooral <strong>het</strong> grootbedrijf dat<br />

hiervan zal profiteren.<br />

De winst in <strong>het</strong> MKB zal in 2013 met 4% afnemen.<br />

Vrijwel alle sectoren krijgen hiermee te<br />

maken. Dit is niet alleen een direct gevolg van de<br />

afzetdaling in veel sectoren en een stijging van de<br />

grondstoffenprijzen, maar ook van een sterke<br />

druk op de prijzen en tarieven. Gevolg is tevens<br />

dat de werkgelegenheid met 1,5% afneemt; dit<br />

staat voor bijna 60.000 personen. Volgens <strong>het</strong><br />

bureau zal ook de zakelijke dienstverlening <strong>het</strong><br />

moeilijk krijgen, omdat bedrijven uiterst kritisch<br />

zijn op de inkoop van zakelijke diensten.<br />

n Panteia/EIM, 24 januari 2013<br />

Organisaties van zelfstandigen maken zich zorgen over de registratieplicht<br />

uit de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs<br />

(WAADI). Per 1 juli 2012 is deze wet gewijzigd, waardoor alle ondernemingen<br />

die medewerkers tegen betaling ter beschikking stellen,<br />

zich bij de Kamer van Koophandel moeten laten registreren. Deze<br />

wet is ontwikkeld om malafide uitzendbureaus tegen te werken. De<br />

ruime WAADI-omschrijving zorgt er echter voor<br />

dat ook dga’s zonder personeel en samenwerkende<br />

zelfstandige ondernemers<br />

onder deze wet vallen en hierdoor een<br />

extra administratieve verplichting<br />

hebben. Ook is onduidelijk welke<br />

activiteiten wel of niet moeten worden<br />

geregistreerd. Onder meer FNV<br />

Zelfstandigen en PZO hebben Tweede<br />

Kamerleden, alsmede de vaste commissie<br />

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

op dit ongewenste gevolg<br />

geattendeerd.<br />

n FNV Zelfstandigen, 28 februari 2013, PZO, 11 maart 2013<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

7


8<br />

n n n n n<br />

Het kantoor van de<br />

toekomst: een vooruitblik<br />

Het beroep van belastingadviseur kent talloze schakeringen, van eenvoudige aangiftemedewerker<br />

tot high end adviseur. Hetzelfde geldt voor <strong>het</strong> kantoor waarbinnen<br />

hij zijn werkzaamheden verricht, van eenmansbedrijf tot organisatie met tientallen<br />

filialen. Vooral door de almaar sneller om zich heen grijpende automatisering ondergaat<br />

<strong>het</strong> werk zelf drastische wijzigingen en rijst de vraag waar we met dit beroep<br />

over pakweg vijf jaar staan. Dat was dan ook <strong>het</strong> hoofdonderwerp in een rondetafelgesprek<br />

met een viertal vertegenwoordigers uit <strong>het</strong> veld.<br />

Door Ton Kamminga; foto’s Raphaël Drenth<br />

v.l.n.r. Wil Vennix en Ton Kamminga namens Het <strong>Register</strong> en vervolgens Fons Overwater, Eli Hendriks, Jan Wietsma en Dennis Jongebloed<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2


Op 27 februari jl. kwamen deze vier in Tilburg<br />

bijeen om onder leiding van hoofdredacteur<br />

Wil Vennix – zelf vennoot bij De Beer<br />

Accountants & <strong>Belastingadviseurs</strong>, met circa<br />

70 medewerkers – hun licht te laten schijnen over de<br />

vraag hoe de belastingadvieswereld er over een aantal jaren<br />

uit zal komen te zien. Een nogal ambitieuze exercitie;<br />

er bestaat immers niet zoiets als <strong>het</strong> belastingadvieskantoor.<br />

En dus hoeft, wat voor de een geldt, beslist nog niet<br />

voor de ander te gelden. Om toch zo veel mogelijk recht te<br />

doen aan die verschillen, is <strong>het</strong> gezelschap geselecteerd op<br />

grond van de diversiteit die ze vertegenwoordigen: een<br />

vennootschap met vele filialen, een middelgrote vennootschap<br />

met een vijftal vestigingen en een bedrijf met<br />

een vijftiental medewerkers. En omdat er bij menig kantoor<br />

sprake is van een combi met accountants, mocht natuurlijk<br />

ook iemand die dat wereldje uit­en­te­na kent,<br />

niet ontbreken. We stellen ze hieronder aan u voor:<br />

n Mr. drs. A.J.A. (Fons) Overwater FB is lid van de raad<br />

van bestuur van Flynth adviseurs en accountants, een<br />

organisatie met ruim 60 vestigingen en zo’n 1800 medewerkers.<br />

Het hoofdkantoor zetelt in Arnhem. De eigendom<br />

van de aandelen in Flynth BV is ondergebracht<br />

in een stichting.<br />

n Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CB is partner bij CapsNobel<br />

Accountants & <strong>Belastingadviseurs</strong>, een middelgrote nv<br />

met vijf vestigingen en circa 70 medewerkers. Belangrijke<br />

doelgroep is de medische sector.<br />

n Mr. D.J.B. (Dennis) Jongbloed is eigenaar van Jongbloed<br />

Fiscaal Juristen NV, een belastingadvieskantoor<br />

met twee vestigingen in Twente en 15 medewerkers.<br />

n J. (Jan) Wietsma AA is directeur/eigenaar van Coolfacts<br />

BV, een organisatie die zich richt op <strong>het</strong> ondersteunen<br />

van ondernemers bij <strong>het</strong> bepalen van strategie, visie<br />

en innovatie. Daarnaast is hij betrokken bij Full Finance<br />

Consultants in Apeldoorn. Hij komt veel bij<br />

accountants(kantoren) over de vloer.<br />

Met de deur in huis<br />

Vennix valt maar meteen met de deur in huis door de gasten<br />

te vragen wat volgens hen de meest ingrijpende ontwikkeling<br />

is waarmee de belastingadviespraktijk de komende<br />

vijf jaar te maken krijgt. Volgens Overwater hangt<br />

dat af van <strong>het</strong> type kantoor: voor bijvoorbeeld een btwspecialist<br />

doemen er andere problemen op dan voor een<br />

simpel aangiftekantoor. In elk geval gaat <strong>het</strong> procesmatig<br />

werken veranderen, en dat vooral als gevolg van de steeds<br />

verfijnder wordende technische hulpmiddelen. Het procesmatige<br />

deel van <strong>het</strong> werk van de belastingadviseur zal<br />

daardoor opschuiven in de richting van interactief adviseren<br />

en anders communiceren, via portals en tablets, voor<br />

zover dat al niet <strong>het</strong> geval is. Bovendien verwacht Overwater<br />

een sterkere concurrentie doordat fysieke grenzen,<br />

ook weer als gevolg van de technische vooruitgang, oplossen<br />

en er dus meer spelers komen op een markt die lange<br />

tijd lokaal was bepaald.<br />

Ik ben niet pessimistisch gestemd, zegt Hendriks hierop,<br />

maar ook als fiscalist komt men steeds meer onder <strong>het</strong> juk<br />

van de accountantswetgeving te zitten. Dat benauwt<br />

hem. Daarnaast maakt hij zich zorgen over de impact van<br />

internet. Naast onmiskenbare voordelen vormt dat medium<br />

tevens een bedreiging; <strong>het</strong> zorgt er immers ook voor<br />

dat de klant zelf steeds meer informatie tot zijn beschikking<br />

heeft. Hij komt dan alleen nog bij de belastingadviseur<br />

om zijn gelijk te halen en moppert al gauw over te<br />

hoge kosten.<br />

Jan Wietsma benadert de vraag ietwat<br />

filosofisch. Hij verwijst naar een PwCfilmpje<br />

waarin de fiscaal adviseur min<br />

of meer als tax compliance officer<br />

wordt gepresenteerd, dus als <strong>het</strong> fiscaal<br />

geweten van de ondernemer. Volgens<br />

hem moet je dat heel breed zien.<br />

In Amerika wordt al gewerkt met computerprogramma’s<br />

waarin algoritmes<br />

een probleem in al zijn facetten analyseren<br />

en oplossingen aandragen. Hoewel<br />

Nederland daarvoor wellicht een<br />

te klein taalgebied is, zal ook hier de<br />

adviseur een bredere kijk moeten ontwikkelen:<br />

hij zal <strong>het</strong> grote geheel moeten<br />

overzien. Anderzijds zullen er fiscalisten<br />

nodig zijn die specialistische<br />

kennis en diepgang kunnen bieden.<br />

Ook Jongbloed signaleert enkele bedreigingen. Zo zal volgens<br />

hem de aangiftepraktijk verdwijnen. Spijtig, want<br />

hieruit komt veel klantcontact voort. Net als Hendriks<br />

merkt hij dat de klanten steeds slimmer worden en bij<br />

hun fiscaal adviseur alleen nog op bevestiging uit zijn. Bijkomend<br />

effect is dat ook de aansprakelijkstelling toeneemt.<br />

In <strong>het</strong> adviesvak komen veel mensen bij elkaar,<br />

vervolgt Jongbloed, van banken tot accountants en van financieel<br />

planners tot fiscaal adviseurs. Daar is veel aan<br />

<strong>het</strong> veranderen en <strong>het</strong> wordt steeds belangrijker om te<br />

weten wie goed is.<br />

Maar internet kan ook zegenrijk werken. Eigenlijk leeft<br />

Jongbloed voor een deel zelfs van internet. Als voorbeeld<br />

noemt hij dat hij langs die weg in drie maanden tijd tientallen<br />

piloten als klant heeft binnengehaald. Internet<br />

heeft sowieso de toekomst; jonge mensen denken en handelen<br />

veel sneller, bijvoorbeeld via sociale media.<br />

Van klein naar groot en van groot<br />

naar groter<br />

Twee van de vier gasten aan tafel vertegenwoordigen een<br />

bedrijf dat nog niet zo lang geleden of zelfs tamelijk recent<br />

uit een fusie is ontstaan, te weten Flynth en CapsNobel.<br />

Beide namen waren overigens al verbonden aan een<br />

van de fusiepartners, maar waren blijkbaar zo attractief<br />

dat men ze heeft behouden. Zo is Flynth voortgekomen<br />

uit <strong>het</strong> vroegere Flynth, dat in 2011 fuseerde met Gibo.<br />

Volgens Overwater zat <strong>het</strong> oude Flynth met 60 mln omzet<br />

en circa 800 medewerkers een beetje tussen servet en<br />

tafellaken. Doordat ontwikkelingen rond zaken als ict,<br />

CRM en marktomstandigheden nog sneller gingen dan<br />

gedacht, was schaalvergroting onontkoombaar. Die vond<br />

men bij Gibo, dat met 1400 medewerkers een stuk groter<br />

was. Inmiddels is <strong>het</strong> samengevoegde personeelsbestand<br />

n n n n n<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

9


10<br />

n n n n n Kantoor van de toekomst<br />

Fons Overwater: Flynth heeft<br />

afstand genomen van <strong>het</strong> idee dat<br />

je zo veel mogelijk mensen in<br />

loondienst moet hebben<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

gekrompen van 2200 tot 1800. Van de 400 verdwenen<br />

functies kunnen er 50 worden toegeschreven aan de fusie,<br />

175 aan de recessie en nog eens 175 aan verdergaande<br />

automatisering. Daar was overigens niet één fiscalist bij.<br />

De fusie is nu voor 70% gerealiseerd. Wat er nog op stapel<br />

staat, is bijvoorbeeld <strong>het</strong> sluiten van een derde van alle<br />

vestigingen, <strong>het</strong> harmoniseren van arbeidsvoorwaarden<br />

en een deel ICT.<br />

Met de fusie werd bij Flynth ook afscheid genomen van<br />

<strong>het</strong> aandeelhouderschap van partners. Dat ging eigenlijk<br />

vrij soepel. Het cashen van de goodwill was natuurlijk attractief,<br />

maar er leefde vooral <strong>het</strong> besef dat Flynth een<br />

partner nodig had om de toekomstige ontwikkelingen <strong>het</strong><br />

hoofd te kunnen bieden. Sommige aandeelhouders hadden<br />

er wel wat moeite mee, omdat ze met de fusie ook <strong>het</strong><br />

podium kwijtraakten waarop ze konden meepraten en<br />

meebeslissen over de toekomst van <strong>het</strong> bedrijf. Maar in de<br />

praktijk was dat toch al betrekkelijk, tenminste als je, zoals<br />

bij Flynth, met zestig aandeelhouders bent.<br />

Opmerkelijk is de recente strategische beslissing om<br />

Flynth te kantelen van een lokaal georiënteerde naar een<br />

Jan Wietsma: De adviseur zal een<br />

bredere kijk moeten ontwikkelen: hij zal<br />

<strong>het</strong> grote geheel moeten overzien<br />

branchegerichte organisatie. Zoals Overwater al eerder<br />

opmerkte, is met de huidige stand van de techniek de vestigingsplaats<br />

niet meer relevant. En met voldoende volume<br />

kun je ook zo’n kanteling maken. Dat wil dus zeggen<br />

dat alle klanten in bijvoorbeeld de transportsector voortaan<br />

door een nationaal opererend team van gespecialiseerde<br />

medewerkers zullen worden bediend. Voor de<br />

klant heeft dat als voordeel dat hij altijd een adviseur, van<br />

welk pluimage dan ook, tegenover zich weet die de branche<br />

als zijn broekzak kent.<br />

Dicht bij huis<br />

Terwijl Flynth besluit om de organisatie te kantelen, wil<br />

CapsNobel precies de andere kant op roeien, namelijk de<br />

klant zo dicht mogelijk bij huis houden. Ook Hendriks en<br />

zijn medevennoten achtten schaalvergroting wenselijk.<br />

Hun kantoor, ATD Accountants en <strong>Belastingadviseurs</strong>,<br />

was met twee vestigingen en 20 man personeel vooral actief<br />

in de medische sector, zowel met accountancy als met<br />

fiscaliteit. Met drie collega­kantoren is men vervolgens<br />

gefuseerd om meer samen te kunnen doen en kosten te<br />

kunnen delen. Het resulteerde per 1 januari 2012 in een<br />

organisatie met 10 vennoten op 60 fte en vijf vestigingen.<br />

Opmerkelijk hier was de ontwikkeling van een visie en<br />

strategie. Daar gingen in eerste instantie genoemde vennoten<br />

mee aan de slag, maar vervolgens ook de medewerkers.<br />

En laat die laatsten nu met een beter plan zijn gekomen.<br />

Volgens dat plan moet men zich vooral als lokaal kantoor<br />

presenteren, dus elk met zijn eigen klanten. De grote angst<br />

onder <strong>het</strong> personeel was daarbij: straks stoppen ze ons allemaal<br />

in één kantoor. Volgens Hendriks wil ook de mkb­ondernemer<br />

zijn adviseur <strong>het</strong> liefst in de buurt hebben en er<br />

zo nu en dan gewoon eens kunnen binnenlopen. Alleen<br />

voor de medische sector blijft alles bij <strong>het</strong> oude, dus geconcentreerd<br />

bij de oorspronkelijke twee vestigingen.


Geen accountants<br />

Waar Flynth en CapsNobel de accountancy en de fiscaliteit<br />

in zich verenigen, beperkt <strong>het</strong> bedrijf van Jongbloed<br />

zich bewust tot de fiscaliteit. Hij ‘kan niet zo goed’ met accountants,<br />

zegt hij, al werkt hij er wel mee samen. Ooit<br />

was de accountant een soort huisarts voor de ondernemer<br />

en hing de fiscalist er als specialist maar een beetje bij.<br />

Maar nu zijn beide beroepen gelijkwaardig, vindt hij, mits<br />

ze elkaars expertise respecteren.<br />

Zijn medewerkers komen allemaal van de grote kantoren<br />

en moeten in elk geval tien jaar ervaring meebrengen.<br />

Daarbij moeten ze goed, of eigenlijk excellent, en tevens<br />

gezellige types zijn. Het eerste jaar mogen ze niet langer<br />

dan vier dagen per week werken, zodat ze los komen uit<br />

<strong>het</strong> knellende keurslijf van hun vorige baan. Na dat jaar<br />

mogen ze terug naar vijf dagen, maar de meesten willen<br />

dat dan niet eens meer.<br />

Het bedrijf van Jongbloed hanteert <strong>het</strong> draaideurprincipe:<br />

klanten komen – vaak via mond­tot­mondreclame – en<br />

gaan weer nadat de specifieke klus is geklaard. Per saldo<br />

zullen er hooguit een paar honderd vaste klanten zijn.<br />

Dat komt door de ver doorgevoerde specialisatie, waardoor<br />

men <strong>het</strong> kantoor vooral voor speciale opdrachten opzoekt.<br />

Zo doet een van de medewerkers uitsluitend emigraties.<br />

Uiteindelijk, denkt Jongbloed, zal hij zijn bedrijf<br />

toch meer richting coöperatie moeten leiden, ook al omdat<br />

hij onder zijn medewerkers de behoefte signaleert om<br />

een beetje mede­eigenaar te zijn.<br />

Onrust<br />

Zoals gezegd heeft Wietsma zich gespecialiseerd in <strong>het</strong><br />

ondersteunen van ondernemers bij <strong>het</strong> bepalen van strategie,<br />

visie en innovatie. Uit dien hoofde wordt hij ook regelmatig<br />

gevraagd om accountantskantoren door te lichten.<br />

Hij signaleert met name onder de kleinere kantoren<br />

– pakweg vier tot twaalf medewerkers – veel onrust. Administratieve<br />

werkzaamheden hollen achteruit, waardoor<br />

er soms zelfs te weinig geld is om uittredende vennoten<br />

de contractueel overeengekomen goodwillsom te<br />

kunnen uitbetalen. Nogal wat personeel moet afvloeien,<br />

<strong>het</strong>geen ook de goodwill niet ten goede komt. Overnames<br />

zie je eigenlijk bijna niet in deze tak van sport. Men weet<br />

dat er grote veranderingen op stapel staan, maar weet niet<br />

goed hoe daarmee om te gaan. En, voegt Wietsma eraan<br />

toe, je schiet er ook niets mee op als er kantoren fuseren<br />

die allebei slecht worden geleid.<br />

Is dat dan <strong>het</strong> grote verschil met de belastingadviespraktijk,<br />

vraagt Vennix. Nee, antwoordt Wietsma, <strong>het</strong> is veeleer<br />

een kwestie van personen die met elkaar overweg<br />

moeten kunnen in een samenwerkingsverband. Hij<br />

noemt <strong>het</strong> voorbeeld van vennoten die al 25 jaar niet met<br />

elkaar spraken. Een sterke bestuursvoorzitter is eigenlijk<br />

wat elke grotere entiteit zou moeten hebben om alles<br />

goed te laten marcheren.<br />

Wietsma is scherp in zijn oordeel over de accountancy. Ze<br />

doen veel te weinig aan innovatie – dat moet vooral van<br />

de ‘big 4’ komen – en ze kunnen zich als branche maar<br />

slecht organiseren. Ook de banken en de Belastingdienst<br />

vinden de beroepsgroep om die reden maar lastig. Wiets­<br />

ma voorspelt een groot drama voor de accountants, omdat<br />

die maar niet in de gaten hebben dat de wereld om hen<br />

heen aan <strong>het</strong> veranderen is. En intussen blijven ze maar<br />

uren schrijven. Veel vennoten/partners hebben bovendien<br />

jarenlang gedacht dat ze te zijner tijd wel met een<br />

aardig sommetje konden uitstappen; <strong>het</strong> pand en de goodwill<br />

vormden hun pensioen. Maar dat blijkt op beide punten<br />

vaak flink tegen te vallen, aldus Wietsma.<br />

Afscheid van de aangiftemedewerker<br />

Afscheid van de aangiftemedewerker: <strong>het</strong> klinkt dramatisch,<br />

en dat is <strong>het</strong> ook. Unaniem is <strong>het</strong> gezelschap van mening<br />

dat aan de onderkant van <strong>het</strong> belastingadviesgebouw<br />

harde klappen gaan vallen. Wil de aangiftemedewerker in<br />

de toekomst nog kans op werk maken, dan zal hij zich<br />

moeten gaan bijscholen om andere vaardigheden aan te leren.<br />

Het roept bij Vennix de vraag op of de opleidingen van<br />

onder meer <strong>het</strong> RB wellicht ook aanpassing behoeven.<br />

n n n n n<br />

Eli Hendriks: De klant komt straks<br />

alleen nog bij de belastingadviseur<br />

om zijn gelijk te halen<br />

Voor de beter geschoolde belastingadviseur is <strong>het</strong> zaak<br />

om <strong>het</strong>zij zich te specialiseren, dan wel zich te ontwikkelen<br />

tot een ‘contextadviseur’. Overwater geeft aan dat<br />

de fiscalist zich moet gaan bekwamen in <strong>het</strong> omgaan<br />

met systemen: informeren, analyseren en bijvoorbeeld<br />

ook een adviesvraag uit databanken kunnen destilleren.<br />

Hij kan zijn dienstverlening nog verder uitbreiden door<br />

signaaldossiers voor de klant te beheren; denk aan huur­<br />

of tijdelijke arbeidscontracten, waarbij hij ervoor zorgt<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

11


12<br />

n n n n n Kantoor van de toekomst<br />

Dennis Jongbloed: Mijn medewerkers<br />

moeten goed, of eigenlijk excellent,<br />

en tevens gezellige types zijn<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

dat ze bij expiratie tijdig onder de aandacht worden gebracht<br />

van respectievelijk vastgoed­ en arbeidsrechtjuristen.<br />

Wat dat betreft heeft de fiscalist als voordeel dat<br />

hij doorgaans makkelijker contact legt met een klant<br />

dan een accountant.<br />

Flynth heeft afstand genomen van <strong>het</strong> idee dat je voor <strong>het</strong><br />

adviesvraagvolume zo veel mogelijk mensen in loondienst<br />

moet hebben, vervolgt Overwater. In plaats daarvan<br />

werkt men daar nu met een vast bestand plus een<br />

flexibele schil van experts, onder wie fiscalisten die zeer<br />

specialistisch werk aankunnen. Dat zijn veelal zzp’ers,<br />

maar ook kleine bureaus met niche­deskundigheid. De<br />

vaste medewerkers wordt op <strong>het</strong> hart gedrukt om bij zaken<br />

waarbij zulk werk speelt, niet zelf te gaan zitten dokteren<br />

maar meteen zo’n expert in te schakelen. De klant<br />

merkt daar overigens niets van; de expert presenteert<br />

zich als zijnde werkzaam bij Flynth. Ook Jongbloed besteedt<br />

20 à 30% van <strong>het</strong> werk uit.<br />

Hoe om te gaan met de klant?<br />

Hiervoor kwam al ter sprake dat de klant steeds mondiger<br />

en wijzer wordt, en ook steeds kritischer naar de kosten<br />

kijkt. Toch, zegt Wietsma, zijn klanten altijd bereid om te<br />

betalen voor toegevoegde waarde. Die moet er dan wel<br />

zijn, want anders ziet men de dienstverlening inderdaad<br />

primair als een kostenpost. Ondernemers willen voorspelbaarheid,<br />

en in dat opzicht kunnen abonnementen<br />

uitkomst bieden. Die zijn dan met name bedoeld voor<br />

vaste klanten met bekende omstandigheden. Daarbij<br />

moet je er wel voor zorgen dat zo veel mogelijk klanten<br />

meedoen.<br />

Hendriks signaleert een worsteling met eenmalige opdrachten.<br />

Daaraan kleeft vaak een onzekere verwachting<br />

over <strong>het</strong> aantal te besteden uren, zodat bij voorkeur een<br />

uurtarief wordt gehanteerd. Maar dat wringt dan weer met<br />

de wensen van de klant, die liever een vast bedrag krijgt geoffreerd.<br />

Bovendien stelt die klant <strong>het</strong> op prijs om een duidelijke<br />

en gedetailleerde offerte te ontvangen, voegt Jongbloed<br />

eraan toe. Net als Wietsma meent hij dat de klant best<br />

bereid is te betalen voor goede fiscale dienstverlening.<br />

Horizontaal toezicht<br />

De hiervoor genoemde problemen bij de accountancy<br />

brengen Vennix ertoe om Hendriks de vraag voor te leggen<br />

of een en ander wellicht aanleiding is om <strong>het</strong> kantoor<br />

op te knippen in een accountants­ en een fiscale entiteit.<br />

Hendriks antwoordt dat die gedachte inderdaad leeft.<br />

Maar, werpt Wietsma tegen, horizontaal toezicht maakt<br />

dat splitsingen juist worden teruggedraaid. Want wat accountants<br />

in elk geval wel goed kunnen, is alles vastleggen.<br />

Toch ziet ook hij wel een markt voor louter fiscale advieskantoren.<br />

Uiteindelijk gaat dat richting meer<br />

compliance en zelfs een beschermd, c.q. gereguleerd beroep<br />

van belastingadviseur. Een belangrijk verschil met<br />

accountants is verder, vervolgt Wietsma, dat de fiscalist<br />

veel meer gewend is om regels te interpreteren en ter discussie<br />

te stellen, zo nodig via de rechter. Accountants hebben<br />

daarin zo goed als geen track record.<br />

Ach, zegt Jongbloed, iedereen moet doen waar hij goed in<br />

is. En dat betekent voor hem dat daar geen horizontaal<br />

toezicht bij past. Hij heeft ook nooit steekhoudende argumenten<br />

gehoord waarom hij daar wel aan zou moeten<br />

meedoen. Daarentegen wordt er bij Flynth juist naar gestreefd<br />

om minimaal 80% van de klanten op HT te krijgen,<br />

zegt Overwater; momenteel doet al 40% mee. Er<br />

blijft altijd een restgroep over waarvoor men de handen<br />

niet in <strong>het</strong> vuur durft te steken, maar waarvoor men nog<br />

wel wil blijven werken. Ook zijn er klanten die om technische<br />

redenen niet onder HT kunnen worden gebracht,<br />

zoals een tuinbouwbedrijf met een dochtervennootschap<br />

in Afrika. Overwater geeft toe dat de voordelen van HT<br />

nog niet zo groot zijn, maar dat eraan wordt gewerkt om<br />

die voordelen te vergroten. Bovendien vinden volgens<br />

hem veel ondernemers in <strong>het</strong> mkb deze werkwijze een<br />

zegen binnen de huidige maatschappelijke context van<br />

graaiers en fraudeurs. Ze vinden <strong>het</strong> belangrijk om een<br />

vertrouwensrelatie met de overheid te hebben. Ze zijn er<br />

trots op en slapen er goed door.<br />

Dat vertrouwenselement is tegelijkertijd de vrees van<br />

Hendriks: door niet mee te doen aan HT kan <strong>het</strong> gebeuren<br />

dat een kantoor extra aandacht van de fiscus krijgt, en<br />

dan niet in de meest prettige zin. Hendriks heeft grote<br />

aarzeling bij HT, maar merkt dat de druk van de Belastingdienst<br />

om toch mee te doen, steeds groter wordt. Vooraleerst<br />

zullen met name zijn twee medefiscalisten van<br />

meedoen moeten worden overtuigd, want die zijn thans<br />

nog mordicus tegen.


col<br />

umn<br />

Prof. dr. A.C. (Arie) Rijkers<br />

hoogleraar belastingrecht,<br />

verbonden aan <strong>het</strong> Fiscaal<br />

Instituut van Tilburg<br />

University<br />

Over <strong>het</strong> bestaan<br />

der soorten<br />

We kennen tegenwoordig vele soorten aandelen: <strong>het</strong> ‘gewone’ aandeel, <strong>het</strong> aandeel met specifieke<br />

benoemings­ of benamingsrechten en <strong>het</strong> aandeel met specifieke beslisrechten. Maar ook: <strong>het</strong><br />

aandeel met een blokkeringsclausule. En: <strong>het</strong> aandeel met beperkte winstrechten en <strong>het</strong> aandeel<br />

met beperkte stemrechten en dus ook <strong>het</strong> aandeel met beperkt stemrecht én beperkt winstrecht.<br />

Ook: <strong>het</strong> winstrechtloze aandeel en <strong>het</strong> stemrechtloze aandeel (<strong>het</strong> winstrecht­ én stemrechtloos<br />

aandeel bestaat overigens niet). Verder: <strong>het</strong> klassieke preferente aandeel en <strong>het</strong> (fiscaal) potentiële<br />

preferente aandeel. Dan nog: <strong>het</strong> fiscaal gekwalificeerde preferente aandeel en <strong>het</strong> fiscale<br />

gewone aandeel. Tot slot: letteraandelen.<br />

De aandelen met specifieke beslisrechten heb ik zo genoemd in verband met BNB 2012/80 en HR<br />

BNB 2012/81. De Hoge Raad heeft de uitzonderingsbepaling van art. 4.7, lid 2 Wet IB 2001 namelijk<br />

zeer beperkt, tekstueel, uitgelegd. Een verschil in besluitvorming over uitkeringen van winst<br />

of vermogen maakt de aandelen tot verschillende soorten in de ab­regeling. Aandelen met beperkte<br />

winst­ en stemrechten vloeien voort uit <strong>het</strong> nieuwe bv­recht. De fiscale aandeelvarianten<br />

staan in <strong>het</strong> teken van doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting en vrijstellingen in de<br />

schenk­ en erfbelasting. Letteraandelen spelen weer een rol in de ab­regeling.<br />

De volgende vragen rijzen: welk type aandeel hoort bij welke fiscale regeling? Valt <strong>het</strong> aandeel in<br />

box 3 of in box 2? Komt een pakket in aanmerking voor de doorschuifregeling bij schenking van<br />

een ab­pakket? Of voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van de Successiewet? Een antwoord op<br />

al deze vragen is niet te geven.<br />

Schifting tussen box 3 en box 2 lukt wel: valt <strong>het</strong> aandeel in box 2, dan niet in box 3. Een vuistregel<br />

voor box 2 is ook nog wel te geven. Het kwantitatieve criterium van 5% daargelaten, vallen<br />

alle typen aandelen onder de ab­regeling. Zodra er verschil bestaat tussen typen aandelen zijn ze,<br />

ieder op zich, een soort­ab. Dit is slechts anders als <strong>het</strong> aandeel exact onder de tekst van art. 4.7,<br />

lid 2 valt of als letteraandelen in niets van elkaar verschillen voor wat betreft winstgerechtigdheid.<br />

Dit als vuistregel. Of deze spoort met de ratio van de soortregeling, is iets anders.<br />

Valt <strong>het</strong> aandeel in box 2, dan komt <strong>het</strong> (voor doorschuif­ en vrijstellingsregelingen) te staan voor<br />

de kwalificatie ‘gewoon’ of ‘preferent’ aandeel. Een aandeel met onbeperkt winst­ en stemrecht<br />

is ongetwijfeld een gewoon aandeel. Maar onduidelijk is of dat ook geldt als er ook maar enige afwijking<br />

daarvan is. Iedere afwijking kan, gelet op de wetsgeschiedenis, de kwalificatie ‘preferent’<br />

opleveren. En als <strong>het</strong> al ‘preferent’ zou zijn in de zin van ‘niet gewoon’, is daarmee niet gezegd<br />

dat <strong>het</strong> ook ‘preferent’ is in de zin van bijvoorbeeld art. 4.17a, lid 3 Wet IB 2001. Deze onzekerheid<br />

geldt voor iedere combinatie van beperkte winst­ of stemgerechtigdheid. Kortom, de grote<br />

soortenvariatie die de evolutie van <strong>het</strong> economische leven beoogt te bevorderen, vindt fiscale<br />

barrières op zijn weg.<br />

Simpele oplossingen zijn, door koppelingen tussen fiscale regelingen, moeilijk te bedenken. De<br />

gevolgen zijn contrair. Een ruimer bereik van de ab­regeling past in <strong>het</strong> karakter van de inkomstenbelasting.<br />

Maar dat geldt niet voor een daarmee gepaard gaande ruimere werking van doorschuif­<br />

en vrijstellingsregelingen. Ik sc<strong>het</strong>s enkele oplossingsrichtingen. Heroverweeg de soortregeling:<br />

nieuw uitgegeven ‘andere’ aandelen hoeven niet per se zelf een ab­soort te vormen om<br />

verwatering van bestaande pakketten te voorkomen. Het percentage van vijf kan naar één en<br />

dient te worden gekoppeld aan de winstgerechtigdheid. Bouw de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten<br />

om in financieringsfaciliteiten. Het beste zou overigens zijn om alle aandelen onder te brengen<br />

in box 2: eenvoudig, in overeenstemming met <strong>het</strong> draagkrachtbeginsel en met rechtsgelijke behandeling<br />

van aandeelhouders. Superieur en dus waarschijnlijk kansloos.


14<br />

n n n n<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | februari 2013 | nummer 1


<strong>het</strong><br />

Interview<br />

‘ De Belastingdienst<br />

komt naar je toe’<br />

De blauwe envelop vergrijst en heeft haar langste tijd gehad. Het verticaal<br />

toezicht wordt geïntensiveerd. De Belastingdienst gaat meer<br />

boekenonderzoek doen in <strong>het</strong> mkb en gaat bedrijven vaker opzoeken.<br />

En de dienst gaat op grote schaal nieuwe medewerkers werven, waarbij<br />

ook belastingadviseurs welkom zijn, zegt directeur-generaal Peter<br />

Veld van de Belastingdienst.<br />

Tekst: Lex van Almelo | Foto’s: Raphaël Drent<br />

Leuker dan de slogan ‘Leuker kunnen we <strong>het</strong><br />

niet maken, wel makkelijker’ kan de<br />

Belastingdienst <strong>het</strong> niet maken. Als wij Peter<br />

Veld op 1 maart spreken, lanceert de<br />

Belastingdienst juist zijn nieuwe televisiespotje waarin<br />

deze leuze nog steeds de pay-off vormt. Veld vindt <strong>het</strong> razend<br />

knap dat je in zevenentwintig seconden een – deels<br />

gefingeerde – geschiedenis van de aangifte kunt laten<br />

zien. Maar op de dvd ‘43 jaar Televisiespots, 1969­2012’,<br />

die hij ons cadeau doet, staan eerlijk gezegd wel leukere<br />

spotjes dan de ontwikkeling van kleitablet tot laptop.<br />

Die met actrice Olga Zuiderhoek en haar dochter bijvoorbeeld,<br />

die in de jaren negentig zeer gecharmeerd waren<br />

van de leuke baliemedewerker op <strong>het</strong> belastingkantoor.<br />

Als zij komen vragen hoe <strong>het</strong> met de aangifteplicht zit nu<br />

dochterlief haar eerste baan heeft en de baliemedewerker<br />

vraagt: ‘Wat doe je eigenlijk?’, antwoordt de dochter met<br />

verlangende blik: ‘Vanavond, bedoel je?’<br />

Peter Veld: ‘Die drieënveertig filmpjes geven ook een<br />

sociologisch beeld van Nederland.’ Maar de suggestie dat<br />

de Belastingdienst de barometer van de samenleving is,<br />

vindt hij wat overdreven. Wel stelt hij tot zijn genoegen<br />

vast dat elke belastingplichtige Nederlander de niet­leuker­wel­makkelijker­slogan<br />

paraat heeft.<br />

Minder uitstel<br />

Nog groter is zijn genoegen over de vooraf ingevulde aangifte<br />

(VIA). Dit systeem is koud in de lucht als <strong>het</strong><br />

gesprek begint. ‘Er zijn al dertigduizend belastingplichti­<br />

gen die hun vooraf ingevulde aangifte hebben gedownload.<br />

In een uur tijd!,’ zegt Veld.<br />

‘Bij meer dan tweeënhalf miljoen particulieren gaan wij<br />

proberen versneld de definitieve aanslag op te leggen. Als<br />

de belastingplichtige zegt: de informatie van de Belastingdienst<br />

klopt, dan zijn wij meteen klaar. Ik verwacht dat<br />

burgers hierdoor meer snelheid en eerder duidelijkheid<br />

willen. Er zijn ongeveer drie miljoen gevallen met een<br />

uitstelregeling en daarvan loopt tachtig procent via een<br />

belastingadviseur. Ik verwacht dat klanten, nu <strong>het</strong> allemaal<br />

sneller kan, druk gaan uitoefenen op hun belastingadviseur<br />

en gaan vragen of uitstel nog wel nodig is.’<br />

n n n n<br />

‘Ik verwacht dat klanten druk gaan<br />

uitoefenen op hun belastingadviseur en<br />

gaan vragen of uitstel nog wel nodig is’<br />

‘De winstaangifte loopt nu dankzij standard business<br />

reporting volledig digitaal. Volgend jaar volgt de omzetbelasting.<br />

We zijn ook bezig met een proef met elektronisch<br />

berichtenverkeer, dat geleidelijk de blauwe envelop<br />

zal vervangen. In 2012 zijn wij begonnen met een<br />

digitaal toeslagensysteem. Miljoenen mensen gebruiken<br />

<strong>het</strong> webportaal om een toeslag aan te vragen.’<br />

Maar een intermediair kan dat niet voor zijn klanten…<br />

‘Nog niet, nog niet. Daarvoor moeten wij de machti­<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

15


16<br />

n n n n<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

gingsvoorzieningen aanpassen. Dit wordt de komende<br />

jaren ontwikkeld en wordt op dezelfde leest geschoeid<br />

als de machtiging en e­herkenning voor bedrijven.<br />

Autorisatie en authenticatie moeten voor de hele overheid<br />

<strong>het</strong>zelfde zijn en daarom vraagt <strong>het</strong> even tijd.’<br />

Duizend vacatures<br />

‘De Belastingdienst staat op een kantelpunt. Door de<br />

bezuinigingen moeten er mensen weg, maar per saldo<br />

hebben wij er meer nodig. We konden jarenlang geen<br />

nieuwe medewerkers werven en ondertussen schreed<br />

de vergrijzing voort. Nu gaat <strong>het</strong> slot eraf. Onze analyse<br />

was dat we in 2015 door de vergrijzing nieuwe mensen<br />

moesten werven. Maar omdat we sommige taken<br />

gaan intensiveren, moeten we daarvoor al eerder extra<br />

mensen aannemen. We staan nu aan <strong>het</strong> begin van een<br />

decennium waarin we een grote vervangingsoperatie<br />

ingaan. We zoeken niet alleen nieuw opgeleide mensen,<br />

maar ook overstappers die willen werken aan fiscale<br />

vraagstukken. Dit jaar gaan we meer dan duizend<br />

vacatures openstellen. Met name voor accountants,<br />

fiscalisten en gedragswetenschappers.’<br />

Veld vervolgt: ‘Een omgekeerde beweging zullen we ook<br />

zien: er zullen ook medewerkers van de Belastingdienst<br />

naar <strong>het</strong> bedrijfsleven gaan. Maar <strong>het</strong> mooie voor medewerkers<br />

van de Belastingdienst is dat er eindelijk perspectief<br />

is om door te stromen. Omdat tot nu toe alles vastzat,<br />

werden zij feitelijk ontmoedigd om zich met allerlei cursussen<br />

en opleidingen te ontwikkelen. De dynamiek van<br />

de dienst neemt toe. We zoeken zowel intern als extern<br />

mensen voor werkzaamheden die variëren van de aangifte<br />

van particulieren tot toezicht en opsporing. Van VIA tot<br />

FIOD, zoals we hier zeggen.’<br />

Over toezicht gesproken, blijft horizontaal toezicht bestaan?<br />

‘Het aantal mkb­bedrijven dat via een convenant met de<br />

belastingadviseur meedoet, is vorig jaar verdrievoudigd<br />

tot 90.000. Horizontaal toezicht blijft bestaan, maar voor<br />

bedrijven waar kwesties spelen volgt een onderzoek. Het<br />

is dus niet horizontaal óf verticaal toezicht. Nee, elke<br />

belastingplichtige krijgt de behandeling die hij verdient.’<br />

Dus horizontaal waar <strong>het</strong> kan en verticaal waar <strong>het</strong> moet?<br />

‘Ja. In <strong>het</strong> regeerakkoord staat dat wij <strong>het</strong> verticale toezicht<br />

en de invordering gaan intensiveren. Dat betekent<br />

dat <strong>het</strong> verticale toezicht toeneemt. Daarvoor werven<br />

wij deurwaarders en slimme mensen die gaan werken<br />

aan intelligence om belastingplichtigen op te sporen die<br />

onder de radar zijn gebleven. We gaan meer boekenonderzoeken<br />

doen in <strong>het</strong> mkb en de FIOD krijgt een extra<br />

team om witwassen aan te pakken.’<br />

Helpdesk<br />

Bij de inspectie Breda is een proef gedaan met heffen op locatie,<br />

waarbij de inspecteur soms de adviseur van een onderneming<br />

benadert<br />

‘Ja, met heffen op locatie proberen we van veel briefver­<br />

Drs. P.W.A. (Peter) Veld<br />

Interview<br />

1952 Geboren te Ravenstein<br />

1971 Gymnasium te Oosterhout (N­B)<br />

1977 Politicologie en bestuurskunde<br />

Katholieke Universiteit Nijmegen<br />

1978 ­ 1998 Ministerie van VROM<br />

1999 ­ 2003 Plaatsvervangend secretaris­generaal<br />

ministerie van SZW<br />

2003 ­ 2009 Hoofddirecteur IND<br />

2009 ­ heden Directeur­generaal Belastingdienst<br />

keer af te komen. Als wij vragen hebben over een aangifte,<br />

kunnen we die schriftelijk naar de adviseur sturen.<br />

Daar krijgen we dan een reactie op terug, die voor ons<br />

misschien weer aanleiding is voor een volgende brief<br />

enzovoorts. Bij heffen op locatie verzamelen we onze<br />

vragen rond aangiftes die door een bepaalde adviseur<br />

zijn verzorgd. Dan sturen we alle vragen schriftelijk naar<br />

de adviseur bij wie wij vervolgens langs gaan om de vragen<br />

te bespreken. Zo kun je meteen punten met elkaar<br />

verduidelijken en afspraken maken over de afhandeling.<br />

Onze ervaring is dat dit tot meer transparantie leidt en<br />

tot meer begrip over en weer.’<br />

Zoals <strong>het</strong> aanpassen van gegevens uit de aangifte?<br />

‘Ja. De staatssecretaris werkt aan een wetsvoorstel voor<br />

soepel herzien. Heel veel bezwaren zijn gewoon wijzi­


gingen of aanvullingen. Dus bij 70% van de bezwaarschriften<br />

wordt een veel te ingewikkelde procedure met<br />

waarborgen gevolgd. We gaan de procedure nu zo inrichten<br />

dat <strong>het</strong> gemakkelijk wordt om over en weer veranderingen<br />

aan te brengen. Daarbij is <strong>het</strong> uitgangspunt dat<br />

alles digitaal gaat, tenzij. Ook de belastingadviseur gaat<br />

meer digitaal communiceren met de Belastingdienst.’<br />

Het is vaak moeilijk om een medewerker van de Belastingdienst<br />

te pakken te krijgen. Je hebt geen direct telefoonnummer<br />

en een direct e-mailadres geven ze liever niet af. Hoe kun<br />

je als belastingadviseur nog een medewerker van de Belastingdienst<br />

bereiken?<br />

‘Eerlijk gezegd is e­mail een beetje verouderde technologie<br />

en niet geschikt als massaal communicatiemiddel. Je<br />

wordt dan als overheidsdienst uit alle hoeken en gaten<br />

bestookt met e­mails. Je kunt <strong>het</strong> als medewerker en<br />

adviseur natuurlijk wel gebruiken als je elkaar kent.<br />

Maar dan liever niet via een hotmail­ of gmail­account<br />

en bij voorkeur versleuteld. Het gewone e­mailverkeer is<br />

niet veilig en daarom communiceren wij <strong>het</strong> liefst via<br />

een portal. Daarnaast kunnen belastingadviseurs de<br />

Belastingdienst bereiken via de helpdesk intermediairs<br />

en via de balie.’<br />

Voor zover wij kunnen nagaan is de helpdesk intermediairs<br />

ter ziele. De telefoonnummers die wij hebben gekregen werken<br />

niet meer.<br />

Peter Veld reageert verbaasd. ‘De helpdesk bestaat nog<br />

wel degelijk. Wij bouwen die zelfs uit door te investeren<br />

in de kwaliteit van de mensen. De helpdesk bereik je via<br />

de Belastingtelefoon. We kunnen niet bij elk belastingkantoor<br />

zorgen voor voldoende kwaliteit en expertise.<br />

Daarom zorgt de Belastingtelefoon ervoor dat de intermediair<br />

of de burger <strong>het</strong> juiste antwoord krijgt. Intermediairs<br />

kunnen toegang krijgen met hun becon­nummer.<br />

Verder kan de belastingadviseur communiceren via <strong>het</strong><br />

becon­overleg. Volgens de Fiscale Monitor 2013 is 87%<br />

van de gebruikers tevreden of neutraal over de telefonische<br />

helpdesk en slechts 13% ontevreden.’<br />

Die 13% zijn wij dan...<br />

‘Wij willen via <strong>het</strong> becon­overleg in gesprek blijven om<br />

betere prestaties te leveren. Alle onhandigheden die je<br />

wegneemt leiden tot minder correspondentie. We trekken<br />

aan <strong>het</strong>zelfde einde van <strong>het</strong> touw. Wij doen <strong>het</strong><br />

natuurlijk niet altijd goed, maar thuis en op <strong>het</strong> werk<br />

gaat <strong>het</strong> toch ook niet altijd even goed?’<br />

Minder stenen<br />

Het aantal kantoren wordt minder. Gaan belastingadviseurs<br />

hun goede contacten bij de Belastingdienst verliezen omdat<br />

de vertrouwde medewerkers verhuizen?<br />

‘Er komen inderdaad minder kantoren, maar wel verspreid<br />

over <strong>het</strong> hele land. We moeten efficiënter werken<br />

en daarbij zeg ik: liever minder stenen dan minder mensen.<br />

Goed contact met medewerkers is belangrijk, maar<br />

de tijd van paard en wagen is wel een beetje voorbij.<br />

Door de digitalisering bestaat er minder behoefte aan<br />

fysieke contacten. En als je dat toch wilt, moet je misschien<br />

iets verder reizen. Maar de baliefunctie blijft. Ook<br />

gaan onze medewerkers met hun iPad bijvoorbeeld naar<br />

een gemeentehuis, de Kamer van Koophandel of misschien<br />

zelfs naar <strong>het</strong> bedrijf zelf toe. We moeten toegankelijk<br />

blijven voor de 1,2 miljoen mkb­bedrijven in heel<br />

Nederland.’<br />

n n n n<br />

‘We moeten efficiënter werken<br />

en daarbij zeg ik: liever minder<br />

stenen dan minder mensen’<br />

De menselijke maat blijft dus bestaan?<br />

‘Ja, de Belastingdienst moet <strong>het</strong> hebben van vrijwillige<br />

naleving van wet­ en regelgeving. Goede bereikbaarheid<br />

is en blijft van groot belang. Als belastingplichtige moet<br />

je een deskundige medewerker kunnen spreken.’<br />

Je hoeft dus als belastingadviseur ook niet te weten<br />

welk onderdeel van de Belastingdienst waarvoor competent<br />

is?<br />

‘We proberen steeds meer op een eenduidige manier<br />

mensen en intermediairs te helpen. Daarvoor concentreren<br />

wij de deskundigheid in expertisecentra. In essentie<br />

zijn de contacten en aanspreekpunten voor bedrijven en<br />

adviseurs <strong>het</strong>zelfde gebleven. En wanneer dat verandert,<br />

wordt dat naar de ondernemers en adviseurs gecommuniceerd.<br />

Nieuw is dat wij bij de Belastingtelefoon en de<br />

balies meer gaan werken op afspraak en dat wij, zoals<br />

gezegd, bedrijven meer gaan opzoeken. De medewerkers<br />

hebben soms liever dat zij naar de belastingplichtige toe<br />

moeten dan dat die naar hen toe komt.’<br />

‘Nieuw is dat wij bij de<br />

Belastingtelefoon en de balies meer<br />

gaan werken op afspraak en dat wij<br />

bedrijven meer gaan opzoeken’<br />

Is de nieuwe leuze, met dank aan Veronica, dan eigenlijk<br />

niet: ‘De Belastingdienst komt naar u toe’?<br />

‘Nee: de Belastingdienst maakt <strong>het</strong> steeds makkelijker<br />

en voor overstappers ook aantrekkelijker.’<br />

De Belastingdienst maakt <strong>het</strong> dus niet alleen makkelijker<br />

maar ook leuker?<br />

‘Nou, de mensen moeten nog steeds belasting betalen.<br />

Maar oké, we maken <strong>het</strong> leuker in die zin dat <strong>het</strong><br />

aantrekkelijker wordt om bij ons te werken en dat <strong>het</strong><br />

minder ingewikkeld wordt om dingen zelf te<br />

doen.’


18<br />

n n n<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Multifunctionele<br />

accommodaties en btw<br />

Carola van<br />

Vilsteren<br />

Mr. C.W. van<br />

Vilsteren is directeur-eigenaar<br />

van<br />

Van Vilsteren BTW<br />

advies bv te<br />

Heelsum<br />

In Nederland worden steeds meer multifunctionele gebouwen<br />

gerealiseerd. De vraag is altijd hoe zo veel mogelijk btw kan worden<br />

teruggevraagd op de bouw en de exploitatie van <strong>het</strong> gebouw.<br />

Dit is afhankelijk van <strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong> gebouw. Hoe meer<br />

belast gebruik, des te meer btw in aftrek kan worden gebracht.<br />

Door praktisch met de mogelijkheden om te gaan, kan de aftrek<br />

van voorbelasting worden geoptimaliseerd.<br />

Ervan uitgaande dat een exploitant een gebouw<br />

realiseert en <strong>het</strong> pand gaat verhuren,<br />

bestaan er verschillende soorten verhuur<br />

voor de btw.<br />

Vrijgestelde verhuur<br />

De verhuur van onroerende zaken is in Nederland vrijgesteld<br />

van btw. Het gevolg hiervan is dat de btw niet aftrekbaar<br />

is. Dit werkt kostprijsverhogend voor de exploitant<br />

van <strong>het</strong> gebouw.<br />

Belaste verhuur<br />

Verhuurder en huurder kunnen opteren voor ‘belaste<br />

verhuur’. Daardoor ontstaat recht op aftrek van btw bij<br />

de exploitant van <strong>het</strong> gebouw. Om te kunnen opteren<br />

voor belaste verhuur, moet aan een aantal voorwaarden<br />

zijn voldaan. Een daarvan is dat de huurder <strong>het</strong> pand<br />

voor 90% of meer gebruikt voor belaste prestaties. Als<br />

verhuurder en huurder opteren voor btw­belaste verhuur,<br />

moeten ze dit kenbaar maken in de huurovereenkomst<br />

of door middel van een gezamenlijk verzoek aan<br />

de inspecteur. Meestal gebeurt dit in de huurovereenkomst.<br />

Vaak wordt een standaard ROZ­model gebruikt.<br />

Tijdelijke belaste verhuur<br />

Als een verhuurder steeds voor een langere periode dezelfde<br />

huurder heeft, is <strong>het</strong> eenvoudig te bepalen of de<br />

huurder voldoet aan <strong>het</strong> 90%­criterium. Het kan ook<br />

voorkomen dat de verhuurder steeds wisselende huurders<br />

heeft. Het is voor hem dan bijna ondoenlijk om<br />

voor elke huurder te bepalen of deze voor minimaal 90%<br />

btw­belaste prestaties verricht. Daarom bestaat er een<br />

goedkeuring dat ondernemers die congres­, vergader­ en<br />

tentoonstellingsruimte verhuren, deze ruimten met<br />

btw mogen verhuren aan personen die daar slechts voor<br />

een korte periode verblijven. Deze goedkeuring geldt<br />

niet alleen voor congres­, vergader­ en tentoonstellingsgebouwen,<br />

maar ook voor gebouwen die daarnaast ook<br />

voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals horecadoeleinden.<br />

In een zaak waarin een woningbouwcorporatie monumentale<br />

kerkgebouwen voor evenementen – zoals congressen,<br />

bruiloften, modeshows, recepties, diners, concerten<br />

of presentaties – ter beschikking stelde, heeft de<br />

Hoge Raad genoemde goedkeuring uitgebreid. Volgens<br />

dit rechtscollege is <strong>het</strong> in strijd met <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />

als de goedkeuring niet van toepassing zou zijn op<br />

<strong>het</strong> ter beschikking stellen van een congres­, vergader­<br />

en tentoonstellingsruimte door de woningcorporatie.<br />

Naar zijn oordeel is iedereen die voor korte duur een<br />

congres­, vergader­ en/of tentoonstellingsruimte beschikbaar<br />

stelt, een gelijk geval.<br />

In de goedkeuring zijn ook kerkgebouwen, buurthuizen,<br />

dorpshuizen, theaters, schouwburgen, overheidsgebouwen<br />

en gebouwen die in gebruik zijn door ondernemers<br />

met niet meer dan 10% aftrekrecht, van de goedkeuring<br />

uitgezonderd. De reden voor deze uitsluiting is dat deze<br />

gebouwen – door subsidies of subsidieachtige bijdragen –<br />

tegen een lagere prijs worden aangeboden. De praktijk<br />

leert dat de zaalverhuur door dergelijke instellingen<br />

vaak op commerciële wijze plaatsvindt. De Hoge Raad<br />

heeft zich uitgelaten over de vraag of deze uitsluiting in<br />

strijd is met <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel. Niettemin bestaan<br />

er gegronde argumenten tegen de houdbaarheid van<br />

deze uitsluiting, te meer wanneer de exploitant aannemelijk<br />

kan maken dat zijn prijzen niet verschillen met<br />

die van commerciële instellingen, zoals hotels en congrescentra.<br />

Hierover is thans een procedure aanhangig


ij de Hoge Raad. Deze zal hierover dus nog uitsluitsel<br />

moeten geven.<br />

De verhuurder moet, wil hij de goedkeuring voor tijdelijke<br />

verhuur toepassen, expliciet aan de huurder kenbaar<br />

maken dat de verhuur van de ruimte is belast met<br />

btw. Hij kan dat doen door een duidelijke vermelding in<br />

de prijslijst, op de website, of door een duidelijke bepaling<br />

in de overeenkomst. Verhuurder en huurder hoeven<br />

bij tijdelijke verhuur dus niet te opteren voor belaste<br />

verhuur en aan <strong>het</strong> 90%­criterium hoeft niet te worden<br />

voldaan. Het standaard ROZ­model wordt niet gebruikt.<br />

Aanvullend dienstbetoon<br />

De verhuur van een onroerende zaak is passief. De verhuur<br />

van een onroerende zaak is in beginsel vrijgesteld<br />

en slechts belast met btw als daarvoor kan worden geopteerd.<br />

Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld<br />

dat verhuur een communautair begrip is en dat onder<br />

verhuur wordt verstaan de overeenkomst die in hoofdzaak<br />

de passieve terbeschikkingstelling inhoudt van<br />

ruimtes of oppervlakten in gebouwen, tegen een vergoeding<br />

die verband houdt met <strong>het</strong> tijdsverloop. Belangrijk<br />

in de overwegingen van <strong>het</strong> Europese Hof is <strong>het</strong> feit dat<br />

<strong>het</strong> spreekt van een passieve terbeschikkingstelling.<br />

Het kan ook zijn dat de verhuurder meer doet dan enkel<br />

<strong>het</strong> verhuren van een onroerende zaak; in dat geval<br />

wordt hij actief. Uit de overwegingen van <strong>het</strong> Europese<br />

Hof zou kunnen worden geconcludeerd dat ‘actieve verhuur’<br />

nooit is vrijgesteld van btw. Zodra de verhuurder<br />

meer doet dan wat een verhuurder normaliter doet, is er<br />

voor de btw geen sprake meer van verhuur, maar van<br />

een gebruikersovereenkomst. De andersoortige dienst<br />

omvat veel meer zaken dan <strong>het</strong> enkel ter beschikking<br />

stellen van ruimten. Een dergelijke dienst kwalificeert,<br />

als we <strong>het</strong> Europese Hof volgen, niet als vrijgestelde verhuur<br />

en is daarom belast met btw. In een zaak voor Hof<br />

Den Bosch verzorgde de exploitant naast de terbeschikkingstelling<br />

van ruimten een groot aantal andere diensten,<br />

zoals schoonmaak, toezicht, bewaking en zorgen<br />

voor de aanwezigheid van een EHBO­voorziening. Het<br />

hof concludeerde dat sprake was van een andersoortige<br />

dienst en dat 21% btw verschuldigd was.<br />

Let op: de Advocaat­Generaal is er nog niet van overtuigd<br />

dat in alle gevallen sprake is van een andersoortige<br />

dienst. Volgens de A­G kan <strong>het</strong> aanvullend dienstbetoon<br />

ook ondergeschikt zijn aan de hoofdprestatie (de verhuur)<br />

en daarin opgaan. In verhuursituaties waarin niet<br />

kan worden geopteerd omdat de huurder bijvoorbeeld<br />

geen recht op aftrek heeft, kan op die manier worden<br />

voorkomen dat de verhuurder geen btw kan aftrekken.<br />

In de praktijk wordt dit veel toegepast bij gelegenheid<br />

geven tot sportbeoefening en in overige situaties met<br />

aanvullend dienstbetoon.<br />

Gelegenheid geven tot sportbeoefening<br />

Gelegenheid geven tot sportbeoefening is belast met 6%<br />

btw. Wil hier sprake van zijn, dan moet zijn voldaan aan<br />

de volgende voorwaarden:<br />

n de accommodatie moet door de afnemer van de prestatie<br />

uitsluitend worden gebruikt voor de beoefening<br />

van sport;<br />

n de afnemer van de prestatie moet zelf sporten of anderen<br />

moeten dat onder zijn leiding doen;<br />

n de accommodatie moet door de exploitant worden<br />

onderhouden, schoongemaakt en beveiligd;<br />

n de exploitant moet attributen ter beschikking stellen<br />

die nodig zijn voor de beoefening van de sport (bijvoorbeeld<br />

netten en doelen, maar geen tennisrackets).<br />

n n n<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

19


20<br />

n n n Mfc’s en btw<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Omdat ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’ belast is<br />

met 6% btw, heeft de exploitant recht op aftrek van<br />

voorbelasting. Tevens krijgen de sportorganisaties<br />

‘slechts’ 6% btw in rekening gebracht. Om dit te realiseren<br />

stellen partijen een gebruikersovereenkomst op en<br />

geen huurovereenkomst.<br />

Overige situaties met aanvullend dienstbetoon<br />

Dat er al snel sprake is van aanvullend dienstbetoon,<br />

blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad. Een gemeente<br />

stelt ruimtes op basis van exclusiviteit tegen een<br />

vooraf overeengekomen prijs en tijdsduur ter beschikking<br />

aan organisaties en instellingen op <strong>het</strong> gebied van<br />

de toonkunst. Tegen één vergoeding worden de theaterzaal,<br />

de foyer en de kleedruimtes in gebruik gegeven,<br />

wordt gezorgd voor de aanwezigheid van theatertechnici,<br />

wordt de licht­ en geluidsinstallatie in gebruik<br />

gegeven, wordt <strong>het</strong> bezoekend publiek begeleid, en<br />

wordt gezorgd voor de normale schoonmaak. De Hoge<br />

Raad oordeelt dat geen sprake is van verhuur van een<br />

onroerende zaak, maar van een dienst van een ‘eigen<br />

aard’, die is gericht op <strong>het</strong> voor een muziek­ of toneelgezelschap<br />

scheppen van een omgeving die <strong>het</strong> geven<br />

van een voorstelling mogelijk maakt. Deze dienst is belast<br />

met 21% btw.<br />

De Hoge Raad overweegt ook hier, onder verwijzing<br />

naar rechtspraak van <strong>het</strong> Europese Hof van Justitie,<br />

dat vrijgestelde verhuur de passieve terbeschikkingstelling<br />

van een onroerende zaak is. Hiervan kan<br />

geen sprake zijn als in samenhang met die verhuur<br />

andere handelingen worden verricht die een meer<br />

dan bijkomstig karakter hebben ten opzichte van de<br />

verhuur. Dan is sprake van een andersoortige dienst<br />

die belast is met 21% btw. Maar in de praktijk kunnen<br />

we hier juist wat mee in <strong>het</strong> geval niet kan worden<br />

geopteerd voor btw­belaste verhuur. Ook in<br />

deze gevallen wordt dan dus niet gewerkt met een<br />

verhuurovereenkomst, maar met een gebruikersovereenkomst.<br />

Een praktijkvoorbeeld<br />

In januari 2013 is een multifunctioneel gebouw (nieuwbouw)<br />

opgeleverd. Tijdens de bouw van <strong>het</strong> pand heeft<br />

de exploitant alle btw in aftrek gebracht. Het multifunctionele<br />

gebouw bestaat uit een sporthal, een bibliotheek,<br />

een horecagedeelte met zalen (waaronder een<br />

theaterzaal) en een kinderdagverblijf.<br />

Vrijgestelde verhuur<br />

Aan <strong>het</strong> kinderdagverblijf zal zonder btw moeten worden<br />

verhuurd omdat dit niet kan opteren voor belaste<br />

verhuur. Nu dan zonder btw aan <strong>het</strong> kinderdagverblijf<br />

wordt verhuurd, zal dit bij de exploitant van <strong>het</strong> gebouw<br />

integratieheffing tot gevolg hebben. Is er in <strong>het</strong><br />

(recente) verleden al btw over de grond betaald, dan<br />

zal de integratieheffing bij deze exploitant niet tot financiële<br />

nadelen over de grondwaarde leiden. Wel is<br />

de btw op de aanbouw/aanschaf en exploitatiekosten<br />

voor dit deel van <strong>het</strong> pand kostprijsverhogend. Dit valt<br />

wellicht nog op te lossen met een gebruikersovereenkomst<br />

waarbij voldoende aanvullend dienstbetoon<br />

aanwezig is.<br />

Belaste verhuur<br />

De exploitatie van <strong>het</strong> horecagedeelte en de bibliotheek<br />

vindt volledig belast plaats, waardoor kan worden geopteerd<br />

voor belaste verhuur en voor dat deel van <strong>het</strong> pand<br />

een recht op aftrek van voorbelasting bestaat.<br />

Tijdelijke verhuur<br />

De verhuur van de vergaderzalen vindt in beginsel<br />

vrijgesteld plaats omdat er met betrekking tot veel gebruikers<br />

niet kan worden geopteerd voor belaste verhuur.<br />

Met toepassing van de goedkeuring kan de verhuur<br />

toch met 21% btw plaatsvinden, waardoor ook<br />

voor dat deel van <strong>het</strong> pand recht op aftrek van voorbelasting<br />

bestaat. In de praktijk worden de zalen vaak<br />

met een optie belaste verhuur verhuurd aan de horecaondernemer,<br />

waarbij deze dan gebruik maakt van<br />

de goedkeuring voor tijdelijke verhuur en de verhuur<br />

van de zalen regelt. Door gebruik te maken van de<br />

goedkeuring voldoet de horecaondernemer aan de<br />

90% ­eis.<br />

Aanvullend dienstbetoon<br />

Ten aanzien van de sporthal zal worden gekozen voor<br />

<strong>het</strong> gelegenheid geven van sportbeoefening, waardoor<br />

de gebruikers slechts 6% btw betalen en de exploitant<br />

van <strong>het</strong> gebouw alle btw in aftrek kan brengen. Een mogelijkheid<br />

is ook dat de exploitant de sporthal met 21%<br />

btw (opteren) verhuurt aan een ‘stichting exploitatie<br />

sporthal’. Vervolgens gaat deze stichting gelegenheid geven<br />

tot sportbeoefening en hoeft de eigenaar van <strong>het</strong><br />

pand niet bijvoorbeeld alle sportmaterialen en dergelijke<br />

aan te schaffen.<br />

De theaterzaal zal met 21% btw in gebruik worden gegeven<br />

aan de verschillende gebruikers, zodat de exploitant<br />

van <strong>het</strong> gebouw alle btw in aftrek kan brengen. Ook hier<br />

kan worden gekozen voor <strong>het</strong> tussenschuiven van een<br />

‘stichting exploitatie theaterzaal’ als de eigenaar van <strong>het</strong><br />

gebouw niet alle materialen voor de theaterzaal wenst<br />

aan te schaffen.<br />

Conclusie<br />

De goedkeuring en de uitspraken van de Hoge Raad bieden<br />

genoeg mogelijkheden voor investeringen in multifunctionele<br />

accommodaties. Wanneer in deze accommodaties<br />

ruimtes worden verhuurd die als congres­,<br />

vergader­ of tentoonstellingsruimte fungeren, kan dat<br />

met btw en kan die btw als voorbelasting in aftrek worden<br />

gebracht. Tevens biedt de mogelijkheid van aanvullend<br />

dienstbetoon vaak een oplossing om recht op aftrek<br />

van voorbelasting te realiseren.<br />

Let op: ook voor investeringen die korter dan 10 jaar geleden<br />

in multifunctionele accommodaties zijn gedaan,<br />

kan mogelijk nog btw worden teruggevraagd, omdat in<br />

veel gevallen de btw dan nog kan worden herzien vanaf<br />

<strong>het</strong> moment dat de situatie is gewijzigd.


Jurisprudentie en wetgeving<br />

Inkomstenbelasting<br />

■ Voor golfcursus en in vakantie gereden kilometers<br />

waren zakelijk 21<br />

■ Borgtochtjurisprudentie gold ook voor<br />

derdenhypotheek dga 21<br />

■ Snelle verkoopwinst op pand onbelast 22<br />

■ Lagere inbrengwaarde woon­werkpand door zelfbewoning 22<br />

■ Var­row voor met dga verknochte werkzaamheden 22<br />

Loonbelasting<br />

■ Eindheffing bij ontslag niet EU­proof 22<br />

Inkomstenbelasting<br />

2013/13 Voor golfcursus en in vakantie<br />

gereden kilometers waren zakelijk<br />

De Hoge Raad besliste op 11 november 2011 (nr. 10/05389, LJN:<br />

BU3782) dat ritten met de auto van de zaak om thuis te lunchen,<br />

tot <strong>het</strong> zakelijke woon­werkverkeer behoren. De kwalificatie van<br />

ritten met de auto van de zaak is van belang vanwege de 500 kmgrens<br />

die geldt voor de bijtelling in de LB en de onttrekking in de<br />

IB. Ook Hof Den Bosch en Hof Den Haag kregen te maken met de<br />

vraag of bepaalde ritten privé of zakelijk waren.<br />

Bij Hof Den Bosch ging <strong>het</strong> om een dga die lid was van een ondernemersorganisatie<br />

en een groot aantal kilometers had gereden<br />

voor een door die club georganiseerde driedaagse cursus om zijn<br />

golfvaardigheidsbewijs (GVB) te halen. Het hof geloofde de verklaring<br />

van de dga dat hij zijn GVB alleen had behaald om meer kans<br />

te maken op <strong>het</strong> binnenhalen van specifieke opdrachten van een<br />

bepaalde opdrachtgever. Daarbij was van belang dat <strong>het</strong> golfevenement<br />

was georganiseerd door de brancheorganisatie waarvan de<br />

dga lid was, en waaraan niet­leden niet konden deelnemen. Bovendien<br />

had de dga nog maar één keer gegolfd, nadat was gebleken dat<br />

de specifieke opdrachten niet aan hem werden gegund.<br />

Bij Hof Den Haag ging <strong>het</strong> om een dga die zijn buitenlandse vakantie<br />

had onderbroken om een zakenrelatie te bezoeken. Volgens <strong>het</strong><br />

hof waren dit zakelijke kilometers. Het maakte daarbij niet uit dat<br />

de reis startte en eindigde op <strong>het</strong> vakantieadres van de dga en ook<br />

niet dat de dga vanuit zijn vakantieadres eerst naar zijn woonadres<br />

was gereden om zich thuis om te kleden om de zakenrelatie in gepaste<br />

kleding te ontmoeten.<br />

■ Hof Den Bosch 1 februari 2013, nr. 12/00253, LJN: BZ0678 en Hof Den Haag 28 november 2012,<br />

nr. 11/00536, LJN: BZ0320<br />

2013/14 Borgtochtjurisprudentie<br />

gold ook voor derdenhypotheek dga<br />

Op 14 september 2012 besliste de Hoge Raad (nr. 11/02105, LJN:<br />

BX7157) dat een betalingsverplichting van een borg aan zijn<br />

schuldeiser deel uitmaakt van <strong>het</strong> werkzaamheidsvermogen<br />

vanaf <strong>het</strong> moment dat de borgstellingsovereenkomst wordt<br />

Vennootschapsbelasting<br />

■ Prejudiciële vragen over grensoverschrijdende<br />

fiscale eenheid 23<br />

■ Rechter bekritiseert standpunt in HIR­besluiten 23<br />

Omzetbelasting<br />

■ Weer prejudiciële vraag over btw­integratieheffing 24<br />

■ Nederland legt begrip bouwterrein te beperkt uit 24<br />

Formeel belastingrecht<br />

■ Aanscherping inkeerregeling houdt strafverzwaring in 24<br />

■ Duits banksaldo voortvarend genoeg nagevorderd 25<br />

aangegaan. De regresvordering van de ab­houder op zijn bv die<br />

ten grondslag ligt aan deze betalingsverplichting, komt volgens<br />

de Hoge Raad echter pas binnen de tbs­sfeer op <strong>het</strong> moment<br />

waarop de borg wordt aangesproken. Hof Arnhem heeft nu beslist<br />

dat deze borgstellingsjurisprudentie van de Hoge Raad ook<br />

van toepassing is als een verplichting van een ab­houder na <strong>het</strong><br />

aangaan van een derdenhypotheek in de zin van art. 3:231, lid 1<br />

BW tot zijn werkzaamheidsvermogen behoort.<br />

Bij een derdenhypotheek kan de schuldeiser (in dit geval de<br />

bank) <strong>het</strong> desbetreffende goed uitwinnen tot verhaal van alles<br />

wat zij van haar schuldenaar (de bv van de dga) heeft te vorderen,<br />

maar daarmee is de zekerheidverschaffer (de dga) niet<br />

hoofdelijk (mede)schuldenaar geworden. De dga in deze zaak<br />

kon namelijk op grond van de hypotheekakten uit 2002 en<br />

2007 niet worden verplicht om de verbintenis die zijn bv tegenover<br />

de bank had, na te komen. De dga was daarom geen borg,<br />

omdat hij zich tegenover de bank niet had verbonden om de<br />

schuld van de medio 2007 gefailleerde bv te voldoen en daarom<br />

was ook geen sprake van een regresvordering op grond van<br />

borgstelling.<br />

Volgens <strong>het</strong> hof hing de vordering die de dga op zijn bv had gekregen<br />

doordat hij uit de opbrengst van de verkoop van zijn woning<br />

in 2008 een bedrag aan de bank had betaald voor zijn bv,<br />

rechtstreeks samen met de zekerheid en bevoegdheden die de<br />

dga aan de bank had verstrekt. Daarom behoorde de verplichting<br />

van de dga om toe te staan dat de bank zijn woning verkocht<br />

om de schuld van zijn bv aan de bank te voldoen, tot <strong>het</strong><br />

werkzaamheidsvermogen. De afwikkeling van die verplichting<br />

moest daarom plaatsvinden volgens de bepalingen van de Wet<br />

IB 2001 over <strong>het</strong> belastbare resultaat uit overige werkzaamheden.<br />

Deze verplichting was ontstaan bij <strong>het</strong> aangaan van de notariële<br />

hypotheekakten en behoorde daarom vanaf dat moment<br />

tot <strong>het</strong> werkzaamheidsvermogen, ook al was geen sprake van<br />

een regresvordering en was de vordering van de dga op zijn bv<br />

pas in 2008 ontstaan. Het hof besliste in deze zaak ook dat de<br />

dga in 2007 voor zijn verplichting een voorziening kon vormen<br />

op zijn werkzaamheidsbalans, omdat was voldaan aan de vereisten<br />

van <strong>het</strong> zoge<strong>het</strong>en Baksteen­arrest (nr. 33417, LJN:<br />

AA2555).<br />

■ Hof Arnhem-Leeuwarden 29 januari 2013, nr. 12/00019, LJN: BZ0976<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

21


22<br />

n n n n n<br />

2013/15 Snelle verkoopwinst op<br />

pand onbelast<br />

Het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief<br />

vermogensbeheer te buiten gaat, is op grond van art. 3.91, lid 1, onderdeel<br />

c Wet IB 2001 belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden<br />

en maakt dan geen deel uit van de rendementsgrondslag van<br />

box 3. In een zaak voor Rechtbank Haarlem was in geschil of een verhuurder<br />

van onroerende zaken de verkoopwinst van ruim € 1 mln op<br />

een pand dat binnen zes maanden na aankoop weer was verkocht, terecht<br />

tot box 3 had gerekend. De inspecteur vond dat deze verhuurder<br />

een meer dan gemiddelde kennis van de vastgoedmarkt had en al<br />

voor de aankoop van <strong>het</strong> pand wist dat de bestemming zou worden<br />

gewijzigd van verhuur in hotelexploitatie. De door hem verrichte arbeid<br />

ging volgens de inspecteur normaal vermogensbeheer te boven.<br />

De rechtbank was <strong>het</strong> daar niet mee eens. Bij de aankoop van <strong>het</strong> pand<br />

bestond <strong>het</strong> voornemen om de daarin gelegen appartementen te verhuren.<br />

Dat daarna geleidelijk <strong>het</strong> idee was ontstaan om te onderzoeken<br />

of <strong>het</strong> pand kon worden verbouwd tot hotel, was volgens de rechtbank<br />

niet voldoende om aan te nemen dat een werkzaamheid was<br />

verricht. De rechtbank vond <strong>het</strong> aannemelijk dat de verkoper geen bemoeienis<br />

had gehad met de (uitvoering van de) plannen om een hotel<br />

te realiseren. Het was niet aan zijn arbeid, kennis en deskundigheid te<br />

danken dat bij de verkoop een aanzienlijke winst was gemaakt.<br />

In een zaak voor Hof Arnhem werd de bijzondere kennis van een<br />

aan­ en verkoopadviseur van onroerende zaken toegerekend aan<br />

een administrateur van een bv, die samen met de dga van die bv<br />

via een beleggingsmaatschap twee maanden na de aankoop een<br />

perceel voor meer dan <strong>het</strong> dubbele van de aankoopprijs verkocht.<br />

Volgens <strong>het</strong> hof beschikte de adviseur bij de aankoop van <strong>het</strong> perceel<br />

over bijzondere kennis, waardoor <strong>het</strong> behalen van voordeel bij<br />

de wederverkoop redelijkerwijs voorzienbaar was. De administrateur<br />

had de adviseur ingeschakeld als bemiddelaar bij de aan­ en<br />

verkoop van <strong>het</strong> perceel en daarom moest diens bijzondere kennis<br />

aan hem worden toegerekend. In dit geval werd de verkoopwinst<br />

wel belast als resultaat uit overige werkzaamheden.<br />

■ Rechtbank Haarlem 26 november 2012, nr. 12/3017, LJN: BY9789 en Hof Arnhem 22 januari 2013,<br />

nr. 12/00227, LJN: BZ0265<br />

2013/16 Lagere inbrengwaarde<br />

woon-werkpand door zelfbewoning<br />

Als een ondernemer een door hemzelf bewoond pand vanuit zijn<br />

privévermogen overbrengt naar <strong>het</strong> ondernemingsvermogen, moet<br />

bij de inbrengwaarde van dit pand rekening worden gehouden met<br />

de waardrukkende factor van zelfbewoning. Dit heeft de Hoge Raad<br />

in kernachtige bewoordingen beslist in de zaak van een accountant<br />

die in 2004 een praktijk startte vanuit de door hem bewoonde woning<br />

die voor de onderneming was verbouwd en uitgebreid. Hij<br />

merkte de woning aan als ondernemingsvermogen en activeerde<br />

<strong>het</strong> pand naar de vrije verkoopwaarde per 1 januari 2004 van<br />

€ 600.000. In 2006 verplaatste hij de onderneming en bracht die in<br />

een bv in. De woning bracht hij toen voor € 390.000 over naar zijn<br />

privévermogen. Dit was de boekwaarde ultimo 2006 van € 605.879<br />

minus een correctie wegens zelfbewoning van 35%. Het daarbij ontstane<br />

boekverlies van € 215.879 bracht de accountant in zijn aangifte<br />

IB 2006 ten laste van zijn belastbare inkomen. De inspecteur wei­<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Jurisprudentie en wetgeving<br />

gerde de aftrek en stelde dat de inbrengwaarde van de woning in<br />

2004 moest worden gesteld op € 390.000.<br />

De Hoge Raad was <strong>het</strong> hiermee eens. Als een belastingplichtige<br />

een onderneming begint en daarbij een pand vanuit zijn privévermogen<br />

overbrengt naar <strong>het</strong> ondernemingsvermogen, moet dit<br />

pand volgens de Hoge Raad worden geactiveerd voor de waarde in<br />

<strong>het</strong> economisch verkeer op <strong>het</strong> moment van de inbreng. Duurzame<br />

zelfbewoning kan de waarde van <strong>het</strong> pand beïnvloeden en<br />

daarom moet hiermee bij <strong>het</strong> bepalen van die waarde rekening<br />

worden gehouden.<br />

■ Hoge Raad 1 februari 2013, nr. 11/03882, LJN: BX4036<br />

2013/17 VAR-row voor met dga<br />

verknochte werkzaamheden<br />

Een dga van een juridisch adviesbureau verzocht om een verklaring<br />

arbeidsrelatie (VAR­dga) voor commissiewerkzaamheden die hij<br />

naast zijn fulltime dienstbetrekking verrichtte. Voor <strong>het</strong> bijwonen<br />

van zittingen van twee bezwaarschriftencommissies van een gemeente<br />

kreeg hij een vergoeding per zitting. Verder was hij lid van<br />

een examencommissie en een bezwaarschriftencommissie van een<br />

school. De dga liet zijn bv voor deze werkzaamheden factureren.<br />

Hof Den Bosch oordeelde dat de commissiewerkzaamheden niet<br />

plaatsvonden voor rekening en risico van die bv, omdat de dga strikt<br />

op persoonlijke titel was benoemd in de bezwaarschriftencommissie<br />

en deze benoeming voortvloeide uit zijn persoonlijke kwaliteiten.<br />

De dga kon ook alleen persoonlijk de werkzaamheden verrichten,<br />

zodat deze plaatsvonden voor zijn rekening en risico.<br />

Op <strong>het</strong> cassatieberoep van de dga besliste de Hoge Raad dat <strong>het</strong> hof<br />

met zijn uitspraak tot uitdrukking had gebracht dat de werkzaamheden<br />

zozeer waren verknocht met de persoon van de dga dat alleen<br />

hij in persoon kon worden aangemerkt als degene tegenover<br />

wie de gemeente als opdrachtgever optrad en <strong>het</strong>geen uit de opdracht<br />

voortvloeide ook alleen hem aanging. De inspecteur had<br />

daarom volgens de Hoge Raad terecht een VAR­row (resultaat uit<br />

overige werkzaamheden) afgegeven.<br />

■ Hoge Raad 11 januari 2013, nr. 12/01043, LJN: BY8155<br />

Loonbelasting<br />

2013/18 Eindheffing bij ontslag<br />

niet EU-proof<br />

In een opzienbarende uitspraak van Hof Arnhem was de materiële<br />

terugwerkende kracht in geschil van de pseudo­eindheffing over<br />

excessieve vertrekvergoedingen zoals die sinds 1 januari 2009 bestaat.<br />

Bij de vraag of sprake is van een vertrekvergoeding wordt<br />

aangesloten bij <strong>het</strong> in <strong>het</strong> jaar van vertrek (jaar t) en <strong>het</strong> daaraan<br />

voorafgaande jaar (jaar t­1) genoten fiscale loon. In de zaak voor<br />

<strong>het</strong> hof werd bij de berekening van de eindheffing ook loon betrokken<br />

dat de werknemer op grond van een overeengekomen aandelenplan<br />

had genoten vóór de inwerkingtreding van de wet, en zelfs<br />

vóór de indiening van <strong>het</strong> desbetreffende wetsvoorstel op 13 mei<br />

2008. Het hof constateerde dat de wetsgeschiedenis geen reden


vermeldde voor de invoering van de regeling met materiële terugwerkende<br />

kracht. Wel bleek volgens <strong>het</strong> hof daaruit dat rekening<br />

werd gehouden met <strong>het</strong> loon over <strong>het</strong> jaar t­1 om te voorkomen dat<br />

de pseudo­eindheffing gemakkelijk kon worden ontgaan. Op de<br />

zitting voor <strong>het</strong> hof had de inspecteur daaraan toegevoegd dat deze<br />

terugwerkende kracht voorkwam dat situaties waarin de dienstbetrekking<br />

in 2009 werd beëindigd, anders werden behandeld dan<br />

die waarin de dienstbetrekking in 2010 of later werd beëindigd.<br />

Het hof stelde dat onvoldoende argumenten waren gegeven voor de<br />

materiële terugwerkende kracht, in elk geval voor <strong>het</strong> tijdvak vóór 13<br />

mei 2008. Het viel niet in te zien welk mogelijk ontgaan van de regeling<br />

deze vergaande terugwerkende kracht beoogde tegen te gaan. De<br />

stelling van de inspecteur dat de uitvoerbaarheid van de regeling ernstig<br />

geweld zou worden aangedaan als niet werd aangesloten bij volledige<br />

kalenderjaren, vond <strong>het</strong> hof niet aannemelijk, omdat uit de loonadministratie<br />

eenvoudig was af te leiden op welke data welke<br />

loonbestanddelen waren genoten. Daarbij was ook van belang dat<br />

slechts een zeer beperkt aantal inhoudingsplichtigen met de pseudoeindheffing<br />

te maken kreeg, dat <strong>het</strong> om een aanzienlijk belang ging<br />

(€ 537.000 aan pseudo­eindheffing) en dat de werkgever destijds de<br />

invoering van de regeling niet verwachtte en redelijkerwijs ook niet<br />

kon voorzien. Het hof verklaarde de regeling daarom in strijd met artikel<br />

1 van <strong>het</strong> Eerste Protocol bij <strong>het</strong> EVRM, voor zover bij de bepaling<br />

van de omvang van de ontslagvergoeding rekening werd gehouden<br />

met de door de werknemer ontvangen aandelen. Daarom<br />

verminderde <strong>het</strong> hof de naheffingsaanslag met € 537.000.<br />

Deze uitspraak kan ook gevolgen hebben voor de zoge<strong>het</strong>en crisisheffing<br />

van 16% die eenmalig in 2013 wordt geheven van de werkgever<br />

voor werknemers die in 2012 meer dan € 150.000 aan loon (inclusief<br />

bonussen) hebben genoten. Het desbetreffende wetsvoorstel<br />

dateerde van 1 juni 2012, zodat <strong>het</strong> heel goed mogelijk is dat de crisisheffing<br />

ook betrekking heeft op bijvoorbeeld bonussen die vóór<br />

die datum zijn uitbetaald en waarmee werkgevers dus geen rekening<br />

konden houden. Overigens lijkt <strong>het</strong> erop dat de crisisheffing<br />

toch niet zo eenmalig is. In <strong>het</strong> begin maart 2013 bekendgemaakte<br />

akkoord over de bezuinigingen voor 2014 is aangekondigd dat de crisisheffing<br />

ook in 2014 zal worden toegepast.<br />

■ Hof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2013, nr. 12/00147, LJN: BZ1428<br />

Vennootschapsbelasting<br />

2013/19 Prejudiciële vragen over<br />

grensoverschrijdende fiscale eenheid<br />

Na <strong>het</strong> Papillon­arrest van <strong>het</strong> Europese Hof van Justitie (nr.<br />

C­418/07) is <strong>het</strong> de vraag of de Nederlandse beperking voor grensoverschrijdende<br />

fiscale eenheden wel in overeenstemming is met<br />

de vrijheid van vestiging. Naar aanleiding van <strong>het</strong> hoger beroep tegen<br />

drie uitspraken van Rechtbank Haarlem heeft Hof Amsterdam<br />

hierover op 17 januari 2013 vragen gesteld aan <strong>het</strong> EU­hof. In één<br />

zaak ging <strong>het</strong> om Nederlandse zustervennootschappen van een gemeenschappelijke<br />

buitenlandse (Duitse) moedervennootschap. In<br />

de twee andere zaken betrof <strong>het</strong> een Nederlandse moedervennootschap<br />

met Nederlandse kleindochtervennootschappen die werden<br />

gehouden door een of meer buitenlandse (Duitse) tussenhoudsters.<br />

Het hof wil van <strong>het</strong> EU­hof weten of Nederland een fiscale een­<br />

n n n n n<br />

heid mag weigeren aan in Nederland gevestigde zustervennootschappen<br />

en of <strong>het</strong> daarbij uitmaakt of de betrokken vennootschappen<br />

één gemeenschappelijke (rechtstreekse)<br />

moedervennootschap hebben in de andere lidstaat of verschillende<br />

(rechtstreekse) moedervennootschappen zodat pas op een hoger<br />

niveau van de concernstructuur sprake is van een gemeenschappelijke<br />

(middellijke) moedervennootschap. Verder vraagt<br />

<strong>het</strong> hof of een eventuele strijdigheid met <strong>het</strong> EU­recht kan worden<br />

gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, in<br />

<strong>het</strong> bijzonder door de noodzaak om de fiscale samenhang te behouden,<br />

inclusief <strong>het</strong> voorkomen van dubbele verliesverrekening.<br />

■ Hof Amsterdam 17 januari 2013, nr. 11/00180, LJN: BY8711, nr. 11/00587, LJN: BY8717 en nr.<br />

11/00824, LJN: BY8713<br />

2013/20 Rechter bekritiseert<br />

standpunt in HIR-besluiten<br />

Hof Arnhem heeft in een aantal zaken van bv’s die deel uitmaakten<br />

van dezelfde groep, uitspraak gedaan over de reikwijdte van de antimisbruikregeling<br />

bij de herinvesteringsreserve (HIR). Deze regeling<br />

houdt in dat een HIR aan de winst moet worden toegevoegd als <strong>het</strong><br />

uiteindelijk belang in de vennootschap in belangrijke mate (voor<br />

minimaal 30%) is gewijzigd en dat geen HIR mag worden gevormd<br />

als <strong>het</strong> besluit tot vervreemding van <strong>het</strong> bedrijfsmiddel vóór de belangenwijziging<br />

is genomen. Vanaf 2007 is deze antimisbruikregeling<br />

ondergebracht in art. 12a, en daarvoor in art. 15e Wet Vpb.<br />

In zijn uitspraken week <strong>het</strong> hof af van enige standpunten van de<br />

staatssecretaris in besluiten van 9 december 2011 (nr. BLKB<br />

2011/2061M, onderdeel 7.3) en 18 december 2003 (nr.<br />

CPP2003/2861M). Zo vond <strong>het</strong> hof dat de door de wetgever aangebrachte<br />

duidelijke volgorde in art. 15e moest worden geaccepteerd en<br />

niet kon worden opgerekt met een beroep op doel en strekking van<br />

die regeling of met behulp van fraus legis. Als de HIR dus vóór de belangenwijziging<br />

was aangewend, kon deze niet in de winst vrijvallen.<br />

Ook bleek volgens <strong>het</strong> hof dat de staatssecretaris zich ervan bewust<br />

was dat de werking van art. 15e Wet Vpb was beperkt tot reserves<br />

die waren gevormd in de jaren vóór de aandelenverkoop.<br />

Weliswaar had de wetgever de tekst van die bepaling aangepast,<br />

maar had hij nagelaten om te regelen dat onder deze (antimisbruik)bepaling<br />

ook een situatie zou komen te vallen waarin in <strong>het</strong><br />

boekjaar van de belangenwijziging zowel de vervreemding als de<br />

herinvestering plaatsvond. Volgens <strong>het</strong> hof lag <strong>het</strong> in dat geval niet<br />

op de weg van de rechter om een op zich duidelijke wettekst met<br />

een beroep op doel en strekking ervan in <strong>het</strong> nadeel van de belastingplichtige<br />

uit te leggen.<br />

Een herinvestering is overigens alleen vóór een belangenwijziging<br />

af te boeken van de HIR als sprake is van een te activeren bedrijfsmiddel<br />

in de zin van art. 3.30 Wet IB 2001, zo valt af te leiden uit<br />

een latere uitspraak van Hof Amsterdam. Dan moet volgens dit hof<br />

in ieder geval de volledige economische eigendom van de herinvestering<br />

vóór de belangenwijziging op de koper zijn overgegaan.<br />

Dat is niet altijd <strong>het</strong> geval als alleen nog maar de koopovereenkomst<br />

is gesloten en, bijvoorbeeld bij onroerende zaken, nog niet<br />

de notariële levering heeft plaatsgevonden.<br />

■ Hof Arnhem 4 december 2012, nr. 11/00501 t/m 11/00516, LJN: BY8169 t/m BY8171, BY8186,<br />

BY8188 en BY8189 en Hof Amsterdam 21 februari 2013, nr. 11/00499, LJN: BZ3314<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

23


24<br />

n n n n n<br />

Omzetbelasting<br />

2013/21 Weer prejudiciële vraag over<br />

btw-integratieheffing<br />

De Hoge Raad heeft op 1 februari 2013 opnieuw prejudiciële vragen<br />

gesteld aan <strong>het</strong> Europese Hof van Justitie over de btw­integratieheffing<br />

(art. 3, lid 3, onderdeel b, voorheen art. 3, lid 1, onderdeel h Wet<br />

OB) in een zaak van de gemeente Den Bosch, die een nieuw stadskantoor<br />

had gebouwd. Daarbij speelde de vraag welk deel van de<br />

voorbelasting in aftrek kon worden gebracht als naast ondernemingsprestaties<br />

ook niet­ondernemingsprestaties werden verricht.<br />

De gemeente gebruikte <strong>het</strong> stadskantoor voor 94% voor overheidsprestaties,<br />

voor 5% voor btw­belaste prestaties en voor 1% voor btwvrijgestelde<br />

prestaties. De inspecteur verleende slechts een teruggaaf<br />

van 6% van de voorbelasting van € 287.999 (€ 17.270).<br />

De Hoge Raad vroeg zich echter af of de beslissing van <strong>het</strong> EU­hof in<br />

de zaak van de gemeente Vlaardingen (nr. C­299/11) ook van toepassing<br />

was op de zaak van de gemeente Den Bosch. Hij nam drie benaderingen<br />

onder de loep. In de eerste plaats kon volgens de Hoge Raad<br />

worden verdedigd dat de gemeente <strong>het</strong> goed niet had vervaardigd in<br />

<strong>het</strong> kader van haar bedrijf en dat goed ook niet ging bestemmen<br />

voor bedrijfsdoeleinden als <strong>het</strong> gebruik van dat goed voor 94% was<br />

toe te rekenen aan <strong>het</strong> gebruik als overheid. Voor dit standpunt<br />

pleitte dat handelingen die een gemeente als overheid verricht, buiten<br />

de heffing van btw blijven. Het was volgens de Hoge Raad echter<br />

ook verdedigbaar dat <strong>het</strong> in gebruik nemen van <strong>het</strong> goed toch moest<br />

worden beschouwd als <strong>het</strong> beschikken over <strong>het</strong> gehele goed voor bedrijfsdoeleinden,<br />

ook al werd <strong>het</strong> daarvoor slechts voor een gering<br />

gedeelte gebruikt. Vervolgens kwam de integratieheffing dan niet<br />

voor aftrek in aanmerking voor zover de btw was toe te rekenen aan<br />

overheidshandelingen en btw­vrijgestelde ondernemersactiviteiten.<br />

Deze zienswijze sloot volgens de Hoge Raad aan bij de doelstelling<br />

van de desbetreffende richtlijnbepaling, omdat elke mogelijke<br />

concurrentieverstoring werd tegengegaan, ook als deze relatief<br />

klein zou zijn. Tot slot was er nog een derde benadering, namelijk<br />

dat de integratieheffing naar evenredigheid van <strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong><br />

stadskantoor werd toegepast, zoals Hof Den Bosch had gedaan. Het<br />

gevolg daarvan was dat <strong>het</strong> stadskantoor bij de ingebruikname niet<br />

voor 100%, maar voor 6% zou worden geleverd en dat de in rekening<br />

gebrachte btw voor 6% aftrekbaar zou zijn.<br />

■ Hoge Raad 1 februari 2013, nr. 11/04457, LJN: BW9757<br />

2013/22 Nederland legt begrip<br />

bouwterrein te beperkt uit<br />

Na de arresten van <strong>het</strong> Europese Hof van Justitie in de zaak Don Bosco<br />

(nr. C­461/08, eindarrest Hoge Raad op 10 juni 2011, nr. 41510bis, LJN:<br />

BN0646) en de zaak Komen (nr. C­326/11, eindarrest Hoge Raad 11 januari<br />

2013, nr. 08/02791bis, LJN: BY8089) is nu weer een arrest verschenen<br />

dat relevant is voor de samenloopvrijstelling btw en overdrachtsbelasting.<br />

Deze keer stond <strong>het</strong> begrip ‘bouwterrein’ in de zin<br />

van art. 11, lid 4 Wet OB centraal. Het betrof de Woningstichting Maasdriel<br />

die op 13 november 2006 van de gemeente Maasdriel drie aan elkaar<br />

grenzende percelen grond kocht, waarop zich een parkeerterrein<br />

en een voormalige bibliotheek bevonden. De woningstichting wilde<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Jurisprudentie en wetgeving<br />

de percelen gaan gebruiken voor woningbouw met parkeerfaciliteiten.<br />

In januari en februari 2007 werd <strong>het</strong> bibliotheekgebouw in opdracht<br />

van de gemeente gesloopt en <strong>het</strong> vrijgekomen slooppuin verwijderd.<br />

Op 2 maart 2007 werden de percelen aan de woningstichting geleverd.<br />

De bestrating van <strong>het</strong> parkeerterrein was op dat moment nog niet verwijderd<br />

en voor de door de woningstichting ontwikkelde bouwplannen<br />

was nog geen bouwvergunning verleend. Na de levering werd <strong>het</strong><br />

gedeelte van <strong>het</strong> perceel waarop <strong>het</strong> gebouw had gestaan, in opdracht<br />

en voor rekening van de woningstichting geëgaliseerd.<br />

De woningstichting vond dat de verkrijging was vrijgesteld van<br />

overdrachtsbelasting, omdat sprake was van een btw­belaste levering<br />

van een bouwterrein, die niet viel binnen <strong>het</strong> bereik van de<br />

btw­vrijstelling voor de levering van onroerende goederen. De<br />

zaak kwam bij de Hoge Raad, die twijfelde over de uitleg van <strong>het</strong><br />

begrip ‘bouwterrein’. Het EU­hof heeft nu beslist dat de levering<br />

van een onbebouwd terrein na de sloop van <strong>het</strong> op dat terrein<br />

staande gebouw niet onder de btw­vrijstelling van art. 135, lid 1,<br />

onderdeel k btw­richtlijn 2006 viel – zelfs niet als op de datum van<br />

die levering nog geen voorzieningen waren getroffen voor dit terrein<br />

anders dan sloop – wanneer uit een globale beoordeling van<br />

de omstandigheden bleek dat op die datum <strong>het</strong> betrokken terrein<br />

daadwerkelijk was bestemd om te worden bebouwd. Bij die beoordeling<br />

was ook de intentie van partijen van belang, als deze tenminste<br />

werd ondersteund door objectieve gegevens. Het is aan de<br />

Hoge Raad om dit te beoordelen.<br />

■ Hof van Justitie EU 17 januari 2013, nr. C-543/11<br />

Formeel belastingrecht<br />

2013/23 Aanscherping inkeerregeling<br />

houdt strafverzwaring in<br />

Rechtbank Haarlem heeft een belangrijke uitspraak gedaan over<br />

de per 2 juli 2009 aangescherpte inkeerregeling van art. 67n AWR.<br />

In die zaak ging <strong>het</strong> om iemand die in februari 2011 bij de inspecteur<br />

meldde dat hij niet eerder aangegeven vermogen in Zwitserland<br />

bezat en zich beriep op de inkeerregeling. De inspecteur legde<br />

een navorderingsaanslag op met een boete van 30%.<br />

De rechtbank oordeelde dat de wijziging van art. 67n AWR per 2 juli<br />

2009 betekende dat een zwaardere straf werd opgelegd dan de straf<br />

die van toepassing was op <strong>het</strong> moment waarop <strong>het</strong> strafbare feit<br />

werd begaan. Deze bepaling viel volgens de rechtbank onder de regels<br />

die de strafkamer van de Hoge Raad in een arrest van 12 juli 2011<br />

(nr. 10/05151, LJN: BP6878) had genoemd. Dit betreft regels over zowel<br />

<strong>het</strong> specifieke strafmaximum als meer algemene regels met betrekking<br />

tot de sanctieoplegging, en waarbij geen toetsing hoeft<br />

plaats te vinden aan de maatstaf van <strong>het</strong> gewijzigde inzicht van de<br />

strafwetgever over de strafwaardigheid van de strafbare feiten die<br />

vóór de wetswijziging zijn begaan. Art. 67n AWR en <strong>het</strong> bijbehorende<br />

overgangsrecht waren volgens de rechtbank in strijd met art. 7,<br />

lid 1 EVRM en art. 15, lid 1 IVBPR, voor zover deze bepalingen voor<br />

de betrokkene een strafverzwaring inhielden. De nieuwe inkeerregeling<br />

en de overgangsregeling moesten daarom buiten toepassing<br />

blijven, zodat ook geen boete kon worden opgelegd.<br />

■ Rechtbank Noord-Holland 19 februari 2013, nr. 12/2511, LJN: BZ3272


2013/24 Duits banksaldo voortvarend<br />

genoeg nagevorderd<br />

Naar aanleiding van <strong>het</strong> arrest in de gevoegde zaken X (nr.<br />

C­155/08) en Passenheim­Van Schoot (nr. C­157/08) van <strong>het</strong> Europese<br />

Hof van Justitie formuleerde de Hoge Raad in zijn arresten<br />

van 26 februari 2010 (nr. 43050bis, LJN: BJ9092 en nr. 43670bis,<br />

LJN: BJ9120) regels die op grond van <strong>het</strong> evenredigheidsbeginsel in<br />

acht moeten worden genomen bij <strong>het</strong> opleggen van een navorderingsaanslag<br />

waarbij gebruik wordt gemaakt van de verlengde navorderingstermijn.<br />

Met betrekking tot deze ‘voortvarendheidsregels’<br />

van de Hoge Raad kwamen Rechtbank en Hof Leeuwarden in<br />

een zaak van een Nederlands echtpaar met een verzwegen Duits<br />

banksaldo tot verschillende conclusies. Voor <strong>het</strong> hof was <strong>het</strong> zoge<strong>het</strong>en<br />

tripartiete overleg (TPO) van cruciaal belang. Dit is fase 3 uit<br />

de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane­<br />

en toeslagdelicten (Richtlijnen AAFD, tot 1 juli 2011: ATV­richtlijnen).<br />

In deze laatste fase beslissen de officier van justitie, de contactambtenaar<br />

formeel recht, de boete­fraudecoördinator en de<br />

FIOD gezamenlijk of een zaak strafrechtelijk of bestuurlijk wordt<br />

afgedaan.<br />

Wetgeving<br />

De stand van zaken<br />

per 11 maart 2013<br />

■ Wetsvoorstel +MvT TK<br />

■ Verslag TK<br />

■ Nota n.a.v. verslag TK<br />

■ Eindverslag TK<br />

■ Aangenomen TK<br />

■ Wetsvoorstel EK<br />

■ Voorlopig verslag EK<br />

■ Memorie van Antwoord EK<br />

■ Eindverslag EK<br />

■ Aangenomen EK<br />

n n n n n<br />

Het hof besliste in deze zaak dat niet was gebleken dat de FIOD de<br />

inlichtingen uit <strong>het</strong> proces­verbaal van <strong>het</strong> Bureau Landelijk Officier<br />

van Justitie Meldingen Ongebruikelijke Transacties (BLOM)<br />

aan de inspecteur had overgelegd of dat deze op een andere manier<br />

ter kennis van de inspecteur waren gekomen. Het hof ging er daarom<br />

van uit dat de informatie over de buitenlandse rekeningen van<br />

<strong>het</strong> echtpaar rechtstreeks afkomstig was van <strong>het</strong> OM en tijdens<br />

<strong>het</strong> TPO van april 2003 onder de deelnemers was verdeeld. De bestuurlijke<br />

afhandeling begon daarom niet op dit TPO. Pas na ontvangst<br />

van <strong>het</strong> proces­verbaal van de FIOD van oktober 2005 beschikte<br />

de inspecteur volgens <strong>het</strong> hof over aanwijzingen van<br />

buitenlandse tegoeden en had de inspecteur daarna de navorderingsaanslagen,<br />

door deze in december 2005 op te leggen, voldoende<br />

voortvarend voorbereid en vastgesteld.<br />

■ Hof Arnhem-Leeuwarden 5 februari 2013, nr. 11/00185, LJN: BZ0935<br />

BTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB<br />

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB<br />

Wet uitstel van betaling exitheffingen 33 262 1-1-2013<br />

Wet verhuurderheffing 33 407 1-1-2013<br />

Wijziging Wet WOZ in verband met verruiming openbaarheid WOZ-waarde 33 462 Bij KB<br />

Wijziging van de Wet verhuurderheffing 33 515 1 e dag na plaatsing Stb<br />

■ Staatsblad<br />

■ Datum inwerkingtreding<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

25


26<br />

n n n n<br />

De belastingrente in de<br />

IB en Vpb schematisch<br />

weergegeven<br />

Marco Adriaanse<br />

Mr. L.J. Adriaanse<br />

FB is vakredacteur<br />

fiscaal bij Sdu<br />

Uitgevers<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Op 1 januari 2013 is de heffingsrente van systematiek veranderd<br />

en omgedoopt tot belastingrente. 1 In Het <strong>Register</strong> van december<br />

2011 besteedde drs. P.N.M. Goossens van Bureau Vaktechniek van<br />

de RB hier al de nodige aandacht aan. U bent geïnformeerd, maar<br />

de regeling kent dermate veel scenario’s dat deze lastig beklijft. De<br />

in dit artikel opgenomen stroomschema’s bieden hopelijk wat meer<br />

houvast op dit vlak. Aanslagen met belastingrente over <strong>het</strong> tijdvak<br />

2012 worden vanaf 1 juli dit jaar opgelegd.<br />

Ik beperk me hier tot de belastingrente in de inkomstenbelasting<br />

en de vennootschapsbelasting.<br />

Dit betreft de nieuwe artikelen 30f tot en met 30fe<br />

AWR. Deze gaan gelden ten aanzien van de tijdvakken<br />

2012 en verder. In de vennootschapsbelasting zijn<br />

de tijdvakken niet altijd gelijk aan een kalenderjaar. Dan<br />

is de nieuwe regeling van toepassing op tijdvakken die<br />

beginnen op of na 1 januari 2012.<br />

Algemene werking belastingrente<br />

Voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting<br />

geldt dat er geen belastingrente in rekening wordt<br />

gebracht over <strong>het</strong> tijdvak 2012 als:<br />

n de aanslag is vastgesteld voor 1 juli 2013;<br />

n een formulier ‘Aanvragen of wijzigen voorlopige<br />

aanslag’ voor 1 mei 2013 door de Belastingdienst is<br />

ontvangen en de daaropvolgende voorlopige aanslag<br />

geen correcties bevat (aanslag is conform verzoek);<br />

n een aangifte voor 1 april 2013 door de Belastingdienst<br />

is ontvangen en de daaropvolgende voorlopige<br />

aanslag geen correcties bevat (aanslag is conform<br />

aangifte).<br />

De renteperiode over <strong>het</strong> tijdvak 2012 kan niet eerder<br />

van start gaan dan op 1 juli 2013. In beginsel eindigt ze<br />

op de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag.<br />

De rente loopt dan dus vanaf de dagtekening van de aanslag<br />

nog 6 weken door. Start en einde van de renteperio­<br />

de kunnen echter variëren. Dit alles is in de verderop<br />

weergegeven stroomschema’s verwerkt.<br />

Voor negatieve aanslagen (teruggaven) zal belastingrente<br />

minder vaak, zo niet zelden, aan de orde zijn. In de fiscale<br />

literatuur wordt, met een beroep op de zaak Littlewoods,<br />

bepleit dat dit mogelijk niet EU­proof is. In die<br />

zaak wordt gesteld dat lidstaten verplicht zijn om in<br />

strijd met <strong>het</strong> EU­recht geheven belasting (btw) terug te<br />

betalen met rente. 2 Zie voor de regels bij teruggaaf de<br />

schema’s 2, 4 en 6.<br />

De diverse scenario’s<br />

De wet onderscheidt de volgende scenario’s:<br />

1 positieve voorlopige aanslag op basis van een verzoek<br />

om een voorlopige aanslag;<br />

2 negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van<br />

een verzoek om een voorlopige aanslag;<br />

3 positieve voorlopige aanslag op basis van een aangifte;<br />

4 negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van<br />

een aangifte;<br />

5 positieve definitieve aanslag;<br />

6 negatieve definitieve aanslag (teruggaaf);<br />

7 navorderingsaanslag.<br />

Hierna worden deze scenario’s toegelicht en op pagina<br />

29 zijn alle bijbehorende stroomschema’s overzichtelijk<br />

onder elkaar gezet. Omwille van de eenvoud is de situa­


tie van een tijdvak dat afwijkt van een kalenderjaar<br />

(Vpb) buiten beschouwing gelaten. In plaats van 1 juli,<br />

1 mei en 1 april moet dan worden gelezen de zevende,<br />

vijfde en vierde maand na <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> tijdvak.<br />

1. Positieve voorlopige aanslag op basis van een<br />

verzoek om een voorlopige aanslag (art. 30f)<br />

Wel of geen rente<br />

Er is geen belastingrente verschuldigd als de aanslag is<br />

vastgesteld voor 1 juli van <strong>het</strong> jaar volgend op <strong>het</strong> desbetreffende<br />

belastingjaar en evenmin als de aanslag conform<br />

<strong>het</strong> verzoek is vastgesteld en <strong>het</strong> verzoek tijdig is<br />

ontvangen, dat wil zeggen voor 1 mei van <strong>het</strong> jaar volgende<br />

op <strong>het</strong> belastingjaar.<br />

Aanvang renteperiode<br />

Is er belastingrente verschuldigd, dan neemt de renteperiode<br />

een aanvang op 1 juli van <strong>het</strong> jaar volgende op <strong>het</strong><br />

belastingjaar.<br />

Einde renteperiode<br />

De renteperiode eindigt op de laatste dag van de betalingstermijn<br />

van de aanslag. Is de aanslag conform <strong>het</strong><br />

verzoek, dan geldt nog een mogelijke beperking van de<br />

renteperiode. De einddatum is dan uiterlijk 14 weken na<br />

ontvangst van <strong>het</strong> verzoek.<br />

2. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis<br />

van een verzoek om een voorlopige aanslag (art.<br />

30fa)<br />

Wel of geen rente<br />

Geen belastingrente wordt vergoed als de aanslag is vastgesteld<br />

voor 1 juli van <strong>het</strong> jaar volgend op <strong>het</strong> belastingjaar.<br />

Bij een aanslag op of na 1 juli wordt er alleen belastingrente<br />

vergoed als de aanslag niet tijdig is en conform<br />

<strong>het</strong> verzoek. Niet tijdig is als er na ontvangst van <strong>het</strong><br />

verzoek 8 weken zijn verstreken.<br />

Aanvang renteperiode<br />

De renteperiode begint te lopen vanaf 8 weken na ontvangst<br />

van <strong>het</strong> verzoek, maar niet eerder dan op 1 juli<br />

van <strong>het</strong> jaar volgend op <strong>het</strong> belastingjaar.<br />

Einde renteperiode<br />

De renteperiode eindigt 6 weken na de dagtekening van<br />

<strong>het</strong> aanslagbiljet. 3<br />

3. Positieve voorlopige aanslag op basis van een<br />

aangifte (art. 30f)<br />

Wel of geen rente<br />

Dit is gelijk aan <strong>het</strong>geen onder 1. is toegelicht, met dit<br />

verschil dat een aangifte tijdig is als deze voor 1 april is<br />

ontvangen.<br />

n n n n<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

27


28<br />

n n n n Belastingrente<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Aanvang renteperiode<br />

Gelijk aan de toelichting onder 1.<br />

Einde renteperiode<br />

De renteperiode eindigt wederom op de laatste dag van<br />

de betalingstermijn van de aanslag. De einddatum bij<br />

een conforme aanslag is hier uiterlijk 19 weken na ontvangst<br />

van de aangifte.<br />

4. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis<br />

van een aangifte (art. 30fa)<br />

Wel of geen rente<br />

Dit is gelijk aan <strong>het</strong>geen onder 2. is toegelicht. De Belastingdienst<br />

is hier echter te laat na <strong>het</strong> verstrijken van 13<br />

weken na ontvangst van de aangifte.<br />

Aanvang renteperiode<br />

De renteperiode begint te lopen vanaf 13 weken na ontvangst<br />

van de aangifte, maar niet eerder dan op 1 juli van<br />

<strong>het</strong> jaar volgend op <strong>het</strong> belastingjaar.<br />

Einde renteperiode<br />

De renteperiode eindigt zes weken na de dagtekening<br />

van <strong>het</strong> aanslagbiljet.<br />

Herziening van voorlopige aanslagen<br />

Wordt een voorlopige aanslag herzien door een andere<br />

voorlopige aanslag, dan wordt de eventuele belastingrente<br />

bepaald zoals hiervoor onder 1 tot en met 4 is aangegeven<br />

over <strong>het</strong> verschil (zie specifieker art. 30fb<br />

AWR). Bij verminderingen wordt eerder in rekening gebrachte<br />

rente gecorrigeerd.<br />

5. Positieve definitieve aanslag (art. 30fc)<br />

Als grondslag geldt de te betalen belasting na verrekening<br />

van de belasting op voorlopige aanslagen en voorlopige<br />

verliesverrekeningen.<br />

Wel of geen rente<br />

Er is geen belastingrente verschuldigd als de aanslag is<br />

vastgesteld voor 1 juli van <strong>het</strong> jaar volgend op <strong>het</strong> belastingjaar.<br />

Aanvang renteperiode<br />

De renteperiode neemt een aanvang op 1 juli van <strong>het</strong><br />

jaar volgend op <strong>het</strong> belastingjaar.<br />

Einde renteperiode<br />

De renteperiode eindigt wederom op de laatste dag van<br />

de betalingstermijn van de aanslag. Is de aanslag conform<br />

de aangifte, dan geldt nog een beperking van de<br />

renteperiode. De einddatum is dan namelijk uiterlijk 19<br />

weken na ontvangst van de aangifte.<br />

6. Negatieve definitieve aanslag (teruggaaf)<br />

(art. 30fd)<br />

Bij dit scenario zijn de regels identiek aan die onder 4.<br />

Wordt er een voorlopige aanslag verrekend, dan moet de<br />

regeling worden toegepast zoals die geldt bij herziening<br />

van een voorlopige aanslag zoals hiervoor aangegeven.<br />

7. Navorderingsaanslag<br />

Een navorderingsaanslag vastgesteld op of na 1 juli van<br />

<strong>het</strong> jaar volgende op <strong>het</strong> tijdvak, kent altijd belastingrente.<br />

Deze begint te lopen op 1 juli en eindigt op de<br />

laatste dag van de betalingstermijn, in dit geval de dag<br />

voorafgaand aan 1 maand na de dagtekening van <strong>het</strong> aanslagbiljet<br />

(art. 9 IW). Als om de aanslag is verzocht,<br />

wordt de einddatum van de renteperiode verkort naar 12<br />

weken na ontvangst van dit verzoek.<br />

Rentevergoeding bij beroep of bezwaar<br />

Wanneer de aanslag wordt verminderd na bezwaar of beroep<br />

of wanneer sprake is van ambtshalve vermindering,<br />

wordt alleen reeds in rekening gebrachte belastingrente<br />

teruggedraaid (zoals bij herziening van een voorlopige<br />

aanslag).<br />

Rentepercentage<br />

Art. 30hb AWR bepaalt <strong>het</strong> percentage van de belastingrente,<br />

enkelvoudig toe te passen. Deze rente, thans 3%,<br />

is gelijk aan de wettelijke rente voor niet­handelstransacties<br />

(lees: voor consumenten). 4 In <strong>het</strong> regeerakkoord<br />

van VVD en PvdA wordt voor de vennootschapsbelasting<br />

voorgesteld om vanaf 1 januari 2014 aan te sluiten bij de<br />

wettelijke rente voor handelstransacties met een ondergrens<br />

van 8% (voor de inkomstenbelasting 4%). 5 Ook<br />

voor aanslagen waarvoor <strong>het</strong> nieuwe regime niet geldt,<br />

zoals aanslagen inkomstenbelasting 2011, geldt <strong>het</strong> nieuwe<br />

percentage voor zover de renteperiode doorloopt na<br />

31 december 2012.<br />

Ten slotte<br />

De adviseur kan de belastingrente voor zijn cliënten<br />

voorkomen of beperken, met name door tijdig en/of accuraat<br />

om een voorlopige aanslag te verzoeken. Voor<br />

aangiftes 2012 is daarbij de datum van 1 mei aanstaande<br />

van belang. Het credo van de wetswijziging zou kunnen<br />

luiden: ‘belastingrente: minder vaak, maar vaker ingewikkeld’.<br />

Eenvoudiger kon ik deze uitleg daarom niet<br />

maken.


Schema’s belastingrente in IB en Vbp<br />

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB<br />

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB<br />

Voorlopige aanslag op verzoek<br />

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB<br />

Voorlopige aanslag op verzoek<br />

Situatie 1 Positieve aanslag<br />

Voorlopige Belastingrente Voorlopige aanslag (aangiftes op verzoek 2012) IB en VPB<br />

binnen Belastingrente Situatie 6 maanden 1 Positieve (aangiftes aanslag 2012) IB en VPB<br />

(voor<br />

Situatie<br />

1 juli) geen belastingrente<br />

Voorlopige Situatie binnen 6 1 maanden Positieve aanslag aanslag op verzoek<br />

Voorlopige<br />

(voor 1 juli)<br />

aanslag op verzoek<br />

binnen 6 maanden geen belastingrente<br />

Situatie<br />

vanaf (voor 1 6 juli) 1 Positieve aanslag<br />

maanden aanslag geen belastingrente<br />

Situatie 1 Positieve aanslag conform<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden aanslag conform<br />

art (voor binnen<br />

30f1 6<br />

juli) maanden<br />

geen belastingrente<br />

art vanaf (voor<br />

30fb 1<br />

6 juli)<br />

lid maanden 1, 4 + 5 aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

art 30f<br />

art<br />

art 30fb lid 1, 4 + 5<br />

vanaf art 30f 30f6 maanden aanslag conform<br />

niet conform<br />

art vanaf<br />

30fb 6 maanden<br />

lid 1, 4 + 5 aanslag conform<br />

art 30f niet conform<br />

art<br />

30fb 30f<br />

lid 1, 4 + 5 niet conform<br />

art 30fb lid 1, 4 + 5<br />

Situatie 2 Teruggaaf<br />

niet conform<br />

Situatie 2 Teruggaaf<br />

binnen 6 maanden niet conform<br />

(voor Situatie 1 juli) 2 Teruggaaf geen belastingrente<br />

binnen 6 maanden<br />

binnen<br />

(voor 1 juli) geen belastingrente<br />

Situatie binnen 6 2 maanden Teruggaaf<br />

vanaf (voor Situatie<br />

1 6 juli) maanden 2 Teruggaaf<br />

aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden aanslag conform<br />

art (voor binnen<br />

30fa 1 6<br />

juli) maanden<br />

geen belastingrente<br />

art vanaf (voor<br />

30fb 1<br />

6 juli)<br />

lid maanden 2, 3, 6 aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

art 30fa<br />

art 30fb lid 2, 3, 6<br />

vanaf art 30fa<br />

6 maanden aanslag conform<br />

art vanaf<br />

art 30fb 6 maanden<br />

lid 2, 3, 6 niet aanslag conform conform<br />

art 30fa<br />

niet conform<br />

art<br />

30fb 30fa<br />

lid 2, 3, 6 niet conform<br />

art 30fb lid 2, 3, 6 conform<br />

Voorlopige aanslag op aangifte<br />

niet conform<br />

Voorlopige aanslag op aangifte<br />

Situatie 3 Postitieve aanslag niet conform<br />

Voorlopige aanslag op aangifte<br />

Situatie 3 Postitieve aanslag<br />

binnen 6 maanden<br />

(voor Situatie Voorlopige Situatie 1 juli) 3 Postitieve aanslag op aanslag aangifte geen belastingrente<br />

Voorlopige binnen 6 maanden aanslag op aangifte<br />

binnen<br />

(voor 1 juli) geen belastingrente<br />

Situatie binnen 6 3 maanden Postitieve aanslag<br />

vanaf (voor Situatie<br />

1 6 juli) maanden 3 Postitieve aanslag<br />

aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden aanslag conform<br />

art (voor binnen<br />

30f1 6<br />

juli) maanden<br />

geen belastingrente<br />

30fb vanaf (voor<br />

lid 1<br />

6 1, juli)<br />

maanden 4 + 5 aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

art 30f<br />

art<br />

30fb lid 1, 4 + 5<br />

vanaf art 30f 30f6 maanden aanslag conform<br />

niet conform<br />

30fb vanaf<br />

lid 6<br />

1, maanden<br />

4 + 5 aanslag conform<br />

art 30f niet conform<br />

30fb art 30f<br />

lid 1, 4 + 5<br />

Situatie 4 Teruggaaf niet conform<br />

30fb lid 1, 4 + 5<br />

Situatie 4 Teruggaaf<br />

binnen 6 maanden niet conform<br />

(voor Situatie 1 juli) 4 Teruggaaf geen niet conform<br />

belastingrente<br />

binnen 6 maanden<br />

binnen<br />

(voor 1 juli) geen belastingrente<br />

Situatie binnen 6 4 maanden Teruggaaf<br />

vanaf (voor Situatie<br />

1 6 juli) maanden 4 Teruggaaf<br />

aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden aanslag conform<br />

art (voor binnen<br />

30fa 1 6<br />

juli) maanden<br />

geen belastingrente<br />

30fb vanaf (voor<br />

lid 1<br />

6 2, juli)<br />

maanden 3, 6 aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

art 30fa<br />

art 30fb lid 2, 3, 6<br />

vanaf 30fa 6 maanden aanslag conform<br />

niet conform<br />

30fb vanaf<br />

lid 6<br />

2, maanden<br />

3, 6 aanslag conform<br />

art 30fa<br />

niet conform<br />

art<br />

30fb 30fa<br />

lid 2, 3, 6 niet conform<br />

30fb lid 2, 3, 6<br />

Definitieve aanslag<br />

niet conform<br />

Definitieve aanslag<br />

Situatie 5 Positieve aanslag niet conform<br />

Definitieve aanslag<br />

Situatie 5 Positieve aanslag<br />

verzoek op of na 1e van 5e maand<br />

na einde tijdvak (op of na 1 mei)<br />

verzoek op of na 1e van 5e maand<br />

na einde tijdvak (op of na 1 mei)<br />

verzoek voor op of 1e na van 1e van 5e maand 5e maand na<br />

einde na einde tijdvak tijdvak (voor (op 1 of mei) na 1 mei)<br />

verzoek voor 1e van 5e maand na<br />

verzoek op of na 1e van 5e maand<br />

verzoek<br />

einde tijdvak (voor 1 mei)<br />

na verzoek<br />

einde voor op<br />

tijdvak of<br />

1e na<br />

(op van 1e<br />

of van<br />

5e na maand 5e<br />

1 mei) maand<br />

na<br />

einde na einde<br />

tijdvak tijdvak<br />

(voor (op<br />

1 of<br />

mei) na 1 mei)<br />

verzoek voor 1e van 5e maand na<br />

einde verzoek<br />

tijdvak voor<br />

(voor 1e van<br />

1 mei) 5e maand na<br />

einde tijdvak (voor 1 mei)<br />

aanslag na 8 weken na<br />

ontvangst van <strong>het</strong> verzoek<br />

aanslag na 8 weken na<br />

ontvangst van <strong>het</strong> verzoek<br />

aanslag binnen na 8 weken 8 weken na na<br />

ontvangst van <strong>het</strong> verzoek aanslag binnen 8 weken na<br />

aanslag na 8 weken na<br />

geen ontvangst belastingrente van <strong>het</strong> verzoek<br />

ontvangst aanslag aanslag<br />

aanslag binnen na<br />

binnen van 8 weken<br />

<strong>het</strong> 8 weken verzoek na<br />

na ontvangst<br />

ontvangst geen belastingrente van<br />

van <strong>het</strong><br />

<strong>het</strong> verzoek<br />

verzoek<br />

aanslag geen belastingrente<br />

binnen 8 weken na<br />

belastingrente<br />

ontvangst aanslag binnen<br />

van <strong>het</strong> 8 weken<br />

verzoek na<br />

ontvangst van <strong>het</strong> verzoek<br />

geen belastingrente<br />

geen belastingrente<br />

verzoek op of na 1e dag 4e mnd<br />

na einde tijdvak (op of na 1 april)<br />

verzoek op of na 1e dag 4e mnd<br />

na einde tijdvak (op of na 1 april)<br />

verzoek voor op of 1e na van 1e dag 4e maand 4e mnd mndna einde na einde tijdvak tijdvak (voor (op 1 of april) na 1 april)<br />

verzoek voor 1e van 4e maand na<br />

verzoek op of na 1e dag 4e mnd<br />

verzoek<br />

einde tijdvak<br />

voor<br />

(voor<br />

1e van<br />

1<br />

4e<br />

april)<br />

na verzoek<br />

einde voor op<br />

tijdvak of<br />

1e na<br />

(op van 1e<br />

of dag<br />

4e na maand 4e<br />

1 april) mnd<br />

na<br />

einde na einde<br />

tijdvak tijdvak<br />

(voor (op<br />

1 of<br />

april) na 1 april)<br />

verzoek voor 1e van 4e maand na<br />

einde verzoek<br />

tijdvak voor<br />

(voor 1e van<br />

1 april) 4e maand na<br />

einde tijdvak (voor 1 april)<br />

aanslag na 13 weken na<br />

ontvangst van de aangifte<br />

aanslag na 13 weken na<br />

ontvangst van de aangifte<br />

aanslag binnen na 13 weken 13 weken na na<br />

ontvangst van de aangifte<br />

aanslag binnen 13 weken na<br />

aanslag na 13 weken na<br />

geen ontvangst belastingrente<br />

aanslag<br />

binnen<br />

van de<br />

13<br />

aangifte<br />

ontvangst binnen na<br />

van 13<br />

de weken<br />

13 aangifte weken na<br />

na<br />

ontvangst ontvangst<br />

geen belastingrente van van<br />

de de<br />

aangifte aangifte<br />

geen aanslag belastingrente<br />

binnen 13 weken na<br />

aanslag<br />

ontvangst binnen<br />

van de 13<br />

aangifte weken na<br />

ontvangst van de aangifte<br />

geen belastingrente<br />

geen belastingrente<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

geen 6 aanvang 6 mnd belastingrente<br />

na renteperiode tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

geen belastingrente<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

geen 6 mnd<br />

belastingrente<br />

na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 geen 6 mnd belastingrente<br />

na tijdvak (1 juli)<br />

geen belastingrente<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

8 weken na verzoek + niet<br />

eerder aanvang dan renteperiode 6 mnd na tijdvak<br />

8 weken na verzoek + niet<br />

eerder dan 6 mnd na tijdvak<br />

geen 8 aanvang 8 weken belastingrente<br />

renteperiode na verzoek + niet<br />

eerder aanvang<br />

eerder dan renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak<br />

geen belastingrente<br />

8 weken na verzoek + niet<br />

eerder geen 8<br />

geen weken<br />

belastingrente<br />

dan na<br />

6 verzoek<br />

mnd na +<br />

tijdvak niet<br />

eerder dan 6 mnd na tijdvak<br />

geen belastingrente<br />

geen belastingrente<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

geen 6 aanvang 6 mnd belastingrente<br />

na renteperiode tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

geen belastingrente<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

geen 6 mnd<br />

belastingrente<br />

na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6<br />

geen 6 mnd belastingrente<br />

na tijdvak (1 juli)<br />

geen belastingrente<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

13 weken na aangifte + niet<br />

eerder aanvang dan renteperiode 6 mnd na tijdvak<br />

13 weken na aangifte + niet<br />

eerder dan 6 mnd na tijdvak<br />

geen 13 aanvang weken belastingrente<br />

renteperiode na aangifte + niet<br />

eerder aanvang<br />

dan renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak<br />

geen belastingrente<br />

13 weken na aangifte + niet<br />

geen 13<br />

eerder weken<br />

belastingrente<br />

dan na<br />

6 aangifte<br />

mnd na tijdvak + niet<br />

eerder dan 6 mnd na tijdvak<br />

geen belastingrente<br />

geen belastingrente<br />

einde renteperiode (tot)<br />

einde renteperiode (tot)<br />

6 weken na datum aanslag<br />

maar einde uiterlijk renteperiode 14 weken (tot) na<br />

6 weken na datum aanslag<br />

ontvangst verzoek<br />

6<br />

maar<br />

weken<br />

uiterlijk<br />

na datum<br />

14 weken<br />

aanslag<br />

na<br />

einde 6 weken renteperiode na datum (tot) aanslag<br />

maar einde ontvangst<br />

uiterlijk renteperiode verzoek<br />

14 weken (tot)<br />

na<br />

ontvangst 6 ontvangst weken na verzoek datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

maar 6 weken<br />

uiterlijk na datum<br />

14 weken aanslag<br />

na<br />

ontvangst maar<br />

6 weken uiterlijk<br />

na verzoek datum 14 weken<br />

aanslag na<br />

ontvangst verzoek<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde 6 weken renteperiode na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode (tot)<br />

einde renteperiode (tot)<br />

6 weken na datum aanslag<br />

maar einde uiterlijk renteperiode 19 weken (tot) na<br />

6 weken na datum aanslag<br />

ontvangst aangifte<br />

6<br />

maar<br />

weken<br />

uiterlijk<br />

na datum<br />

19 weken<br />

aanslag<br />

na<br />

einde 6 weken renteperiode na datum (tot) aanslag<br />

maar einde ontvangst<br />

uiterlijk renteperiode aangifte<br />

19 weken (tot)<br />

na<br />

ontvangst 6 ontvangst weken na aangifte datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

maar 6 weken<br />

uiterlijk na datum<br />

19 weken aanslag<br />

na<br />

ontvangst maar<br />

6 weken uiterlijk<br />

na aangifte datum 19 weken<br />

aanslag na<br />

ontvangst aangifte<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 einde weken renteperiode na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

binnen Situatie Definitieve Situatie 6 5 maanden Positieve aanslag aanslag<br />

(voor Definitieve<br />

1 juli) aanslag<br />

geen belastingrente<br />

binnen 6 maanden<br />

Situatie 5 Positieve aanslag<br />

binnen Situatie (voor 1<br />

6 juli) 5<br />

maanden Positieve aanslag aanslaggeen<br />

belastingrente<br />

vanaf (voor 1 6 juli) maanden aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden aanslag conform<br />

art (voor binnen<br />

30fc 1 6<br />

juli) maanden<br />

geen belastingrente<br />

vanaf (voor vanaf<br />

(voor 1<br />

6 juli)<br />

maanden niet aanslag geen aanslag<br />

geen<br />

conform belastingrente<br />

conform<br />

art 30fc<br />

art 30fc<br />

niet conform<br />

vanaf art 30fc 6 maanden aanslag conform<br />

vanaf 6 maanden<br />

niet aanslag niet<br />

aanslag<br />

conform conform<br />

Situatie art 30fc 6 Teruggaaf<br />

art 30fc<br />

niet conform<br />

Situatie 6 Teruggaaf<br />

binnen 6 maanden niet conform<br />

(voor Situatie 1 juli) 6 Teruggaaf geen belastingrente<br />

binnen 6 maanden<br />

binnen<br />

(voor 1<br />

6<br />

juli)<br />

maanden<br />

geen belastingrente<br />

Situatie binnen 6 6 maanden Teruggaaf<br />

vanaf (voor Situatie<br />

1 6 juli) maanden 6 Teruggaaf<br />

aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden aanslag conform<br />

art (voor binnen<br />

30fd 1 6<br />

juli) maanden<br />

geen belastingrente<br />

vanaf (voor 1<br />

6 juli)<br />

maanden aanslag geen belastingrente<br />

conform<br />

art 30fd<br />

art vanaf art 30fd 6 maanden aanslag conform<br />

vanaf 6 maanden niet aanslag conform conform<br />

art 30fd<br />

niet conform<br />

art 30fd<br />

Navorderingsaanslag niet conform<br />

Navorderingsaanslag<br />

Situatie 7 Navorderingsaanslag niet conform<br />

Navorderingsaanslag niet conform<br />

Situatie 7 Navorderingsaanslag<br />

binnen 6 maanden<br />

(voor Situatie Navorderingsaanslag<br />

Situatie 1 juli) 7 Navorderingsaanslag geen belastingrente<br />

Navorderingsaanslag<br />

binnen 6 maanden<br />

binnen<br />

(voor 1<br />

6<br />

juli)<br />

maanden<br />

geen belastingrente<br />

Situatie binnen 6 7 maanden Navorderingsaanslag<br />

vanaf (voor Situatie<br />

1 6 juli) maanden 7 Navorderingsaanslag<br />

niet geen op belastingrente<br />

verzoek<br />

binnen 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden niet op verzoek<br />

art (voor binnen<br />

30fc 1 6<br />

juli) maanden<br />

op geen verzoek belastingrente<br />

vanaf (voor 1<br />

6 juli)<br />

maanden niet geen<br />

op belastingrente<br />

verzoek<br />

art 30fc op verzoek<br />

aanslag na 13 weken na<br />

ontvangst van de aangifte<br />

aanslag na 13 weken na<br />

ontvangst van de aangifte<br />

aanslag binnen na 13 weken 13 weken na na<br />

ontvanst ontvangst van van de de aangifte<br />

aanslag binnen 13 weken na<br />

aanslag na 13 weken na<br />

geen ontvanst belastingrente<br />

aanslag binnen<br />

van de<br />

13<br />

aangifte<br />

ontvangst aanslag<br />

binnen na<br />

van 13<br />

de weken<br />

13 aangifte weken na<br />

na<br />

ontvanst ontvangst<br />

geen belastingrente<br />

van<br />

de de<br />

aangifte<br />

geen<br />

aanslag geen belastingrente<br />

binnen 13 weken na<br />

ontvanst aanslag binnen<br />

van de 13<br />

aangifte weken na<br />

ontvanst van de aangifte<br />

geen belastingrente<br />

geen belastingrente<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 aanvang 6 mnd na renteperiode tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 6<br />

mnd mnd<br />

na na<br />

tijdvak tijdvak<br />

(1 (1<br />

juli) juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

13 weken na aangifte + niet<br />

eerder aanvang dan renteperiode 6 mnd na tijdvak<br />

13 weken na aangifte + niet<br />

eerder dan 6 mnd na tijdvak<br />

geen 13 aanvang 13 weken belastingrente<br />

renteperiode na aangifte + niet<br />

eerder aanvang<br />

dan renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak<br />

geen belastingrente<br />

13 weken na aangifte + niet<br />

geen eerder geen 13 weken<br />

belastingrente<br />

dan na<br />

6 aangifte<br />

mnd na tijdvak + niet<br />

eerder dan 6 mnd na tijdvak<br />

geen belastingrente<br />

geen belastingrente<br />

aanvang renteperiode<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

aanvang renteperiode<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 aanvang 6 mnd na renteperiode tijdvak (1 juli)<br />

aanvang 6 mnd na renteperiode tijdvak (1 juli)<br />

einde renteperiode (tot)<br />

einde renteperiode (tot)<br />

6 weken na datum aanslag<br />

uiterlijk einde renteperiode 19 wkn na (tot) aangifte<br />

6 weken na datum aanslag<br />

uiterlijk 19 wkn na aangifte<br />

6 einde 6 weken renteperiode na datum (tot) aanslag<br />

uiterlijk einde uiterlijk<br />

einde renteperiode<br />

19 wkn na (tot)<br />

aangifte<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 uiterlijk 6 6<br />

weken weken<br />

19 na na<br />

wkn datum datum<br />

na aanslag aangifte aanslag<br />

aanslag<br />

uiterlijk 19 wkn na aangifte<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 einde 6 weken renteperiode na datum aanslag<br />

einde renteperiode<br />

6 weken na datum aanslag<br />

6 weken na datum aanslag<br />

einde renteperiode (tot)<br />

einde renteperiode (tot)<br />

1 maand na datum aanslag<br />

einde renteperiode (tot)<br />

1 maand na datum aanslag<br />

12 weken na verzoek<br />

1 einde 1 maand renteperiode na datum (tot) aanslag<br />

einde 12 weken renteperiode na verzoek (tot)<br />

art vanaf art 30fc 6 maanden<br />

vanaf 6 maanden<br />

op niet op verzoek op verzoek<br />

niet op verzoek<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

12 1 12 maand weken na na datum verzoek aanslag<br />

1 maand na datum aanslag<br />

art 30fc<br />

art 30fc<br />

op verzoek<br />

op verzoek<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

6 mnd na tijdvak (1 juli)<br />

12 weken na verzoek<br />

12 weken na verzoek<br />

1. Positieve voorlopige aanslag op basis van een verzoek om een voorlopige aanslag<br />

2. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van een verzoek om een voorlopige aanslag<br />

3. Positieve voorlopige aanslag op basis van een aangifte<br />

4. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van een aangifte<br />

5. Positieve definitieve aanslag<br />

6. Negatieve definitieve aanslag (teruggaaf)<br />

7. Navorderingsaanslag<br />

n n n n<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

29


30<br />

n n n n n n<br />

Inbreng in een<br />

personenvennootschap:<br />

Eric van Uunen<br />

mr. E.A. van Uunen<br />

FB is als belastingadviseur<br />

en<br />

vennoot verbonden<br />

aan Marree & Van<br />

Uunen <strong>Belastingadviseurs</strong><br />

te<br />

Oisterwijk<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

lastige materie<br />

Kenmerk van een personenvennootschap (pvs) is om op basis van<br />

inbreng een vermogensrechtelijk voordeel te behalen. Dat inbrengen<br />

houdt in dat de goederen voor <strong>het</strong> gemeenschappelijke doel<br />

van de pvs ter beschikking worden gesteld en aldus in de gebonden<br />

gemeenschap van de pvs worden ingebracht. Dat vergt geen overdracht<br />

van <strong>het</strong> goed, maar wel dat <strong>het</strong> uitsluitend wordt aangewend<br />

voor de verwezenlijking van de doelstelling van de pvs. In dit artikel<br />

komen de fiscale aspecten van de verschillende inbrengvarianten aan<br />

de orde. Het maakt in deze context niet uit of <strong>het</strong> gaat om inbreng<br />

van een bedrijf in een vennootschap onder firma of inbreng van een<br />

beroepsuitoefening in een maatschap.<br />

Een belangrijke vraag die speelt bij de inbreng<br />

van een goed, is of na de inbreng alle vennoten<br />

in de waardemutaties dienen te gaan delen of<br />

dat de waardemutaties alleen de inbrenger<br />

moeten blijven aangaan. In <strong>het</strong> eerste geval dient de eigendom<br />

van <strong>het</strong> goed te worden ingebracht, in <strong>het</strong> tweede<br />

geval <strong>het</strong> gebruik en genot van <strong>het</strong> goed.<br />

Inbreng van eigendom<br />

Als <strong>het</strong> eigendom van een goed wordt ingebracht, worden<br />

beide vennoten daar voor een onverdeeld aandeel<br />

eigenaar van. Beiden delen vervolgens de lusten en de<br />

lasten van <strong>het</strong> goed, ook de waardemutaties.<br />

In een aantal gevallen is <strong>het</strong> civielrechtelijk bezwaarlijk<br />

dat de juridische eigendom wordt ingebracht. Dit, omdat<br />

aan zo’n inbreng formele eisen worden gesteld. In dat<br />

geval kan <strong>het</strong> economische eigendom worden ingebracht:<br />

de inbrenger blijft civielrechtelijk enig eigenaar,<br />

maar beide vennoten delen de baten en lasten als ware<br />

de juridische eigendom ingebracht. Dat speelt bijvoorbeeld<br />

bij onroerende zaken, omdat bij de juridische inbreng<br />

een notariële akte is vereist. Voor de onderlinge<br />

verhouding tussen de vennoten en fiscaal wordt de in­<br />

breng van <strong>het</strong> economisch belang van een zaak gelijkgesteld<br />

aan <strong>het</strong> zakelijk recht van eigendom. 1<br />

Inbreng van de juridische eigendom speelt in de praktijk<br />

doorgaans bij roerende zaken en vermogensrechten, inbreng<br />

van de economische eigendom bij onroerende zaken.<br />

Inbreng eigendom tegen actuele waarde<br />

Als de eigendom van een goed – hiermee bedoel ik in <strong>het</strong><br />

vervolg van dit artikel zowel de juridische als de economische<br />

eigendom – wordt ingebracht, komt de inbrengwaarde<br />

aan de orde. Als de actuele waarde van <strong>het</strong> ingebrachte<br />

goed hoger is dan de fiscale boekwaarde, is<br />

sprake van een stille reserve. De inbrenger kan <strong>het</strong> goed<br />

inbrengen tegen de actuele waarde en tegen de fiscale<br />

boekwaarde.<br />

Inbrengen tegen actuele waarde houdt in afrekenen met<br />

de fiscus over de stille reserves, omdat dit als een vervreemding<br />

door de inbrenger wordt aangemerkt. Een<br />

deel van de boekwinst wordt belast als herwaarderingswinst<br />

en een deel als stakingswinst. De verdeling van de<br />

stille reserve als herwaarderingswinst en stakingswinst<br />

geschiedt naar rato van <strong>het</strong> winstaandeel van de inbrengende<br />

vennoot en dat van de andere vennoot. 2 Het ver­


schil tussen beide is van belang voor toepassing van de<br />

stakingsfaciliteiten. Onder voorwaarden geldt voor de<br />

stakingswinst de mogelijkheid van geruisloze doorschuiving<br />

en de stakingslijfrente. Voor de herwaarderingswinst<br />

gelden die faciliteiten niet. 3 Omdat de inbrenger<br />

niet zijn gehele onderneming staakt, komt de<br />

stakingsaftrek niet aan de orde.<br />

Voorbeeld<br />

A brengt zijn advieskantoor in in een maatschap met B. Tot<br />

<strong>het</strong> ondernemingsvermogen van A behoort een goodwill met<br />

een fiscale boekwaarde van € 0 en een actuele waarde van<br />

€ 100. De winstverdeling tussen A en B is 60-40. Als A zijn<br />

goodwill inbrengt tegen de actuele waarde van € 100, geniet<br />

hij € 60 herwaarderingswinst en € 40 stakingswinst.<br />

Inbreng tegen actuele waarde is aan de orde als de actuele<br />

waarde van een goed lager is dan de fiscale boekwaarde.<br />

Op die manier wordt een verliesneming door de inbrenger<br />

geforceerd. Maar inbreng tegen waarde in <strong>het</strong><br />

economische verkeer is ook actueel bij landbouwgronden.<br />

De herwaardering van die gronden valt immers<br />

(nog steeds) onder de landbouwvrijstelling van art. 3.12<br />

Wet IB 2001. Mocht ooit de landbouwvrijstelling worden<br />

beperkt of afgeschaft zonder eerbiedigende werking,<br />

dan is die vrijstelling alvast veilig gesteld.<br />

Inbreng eigendom tegen boekwaarde<br />

De enige mogelijkheid om afrekening over stille reserves<br />

te voorkomen, is inbrengen tegen de fiscale boekwaarde<br />

door de inbrengende vennoot. Alleen leidt dit tot<br />

een overheveling van vermogen van de inbrenger naar<br />

de andere vennoot, en wel voor <strong>het</strong> deel dat de andere<br />

vennoot is gerechtigd tot de winst van de pvs.<br />

Voorbeeld<br />

A brengt in <strong>het</strong> vorige voorbeeld zijn goodwill in de pvs in tegen<br />

de fiscale boekwaarde € 0. Na enige tijd wordt de praktijk<br />

aan derden verkocht, waarbij de goodwill € 120 oplevert.<br />

Dan geniet A 60% aandeel in de boekwinst van de pvs, ofwel<br />

€ 72 en B 40%, ofwel € 48. In feite heeft A bij de inbreng van<br />

de goodwill tegen de boekwaarde van € 0 voor een waarde<br />

van € 40 aan goodwill naar B overgeheveld. Voor A een onbevredigende<br />

situatie.<br />

Om die vermogensovergang bij inbreng tegen boekwaarde<br />

te voorkomen, kunnen vier wegen worden bewandeld:<br />

1 geruisloze doorschuiving;<br />

2 betaling ‘buiten de boeken om’;<br />

3 voorbehoud van stille reserves;<br />

4 inverdienregeling.<br />

De mogelijkheid van de geruisloze doorschuiving is geregeld<br />

in art. 3.63 Wet IB 2001 en kan bij inbreng aan de<br />

orde zijn bij toetreding tot de pvs van een natuurlijk persoon<br />

die gedurende 36 maanden die onmiddellijk voorafgaan<br />

aan <strong>het</strong> tijdstip van de overgang, als werknemer<br />

in die onderneming werkzaam is geweest. Door de ge­<br />

n n n n n n<br />

Inbrengen tegen actuele waarde<br />

houdt in afrekenen met de fiscus<br />

over de stille reserves<br />

ruisloze doorschuiving wordt verondersteld dat de inbrengende<br />

vennoot zijn onderneming niet staakt. Het<br />

instrument van de geruisloze doorschuiving laat ik verder<br />

buiten beschouwing.<br />

Per ingebracht goed kan een keuze worden gemaakt uit<br />

de alternatieven 2, 3 en 4 zoals hierboven beschreven,<br />

met alle dezelfde gevolgen: enerzijds geen fiscale afrekening<br />

– derhalve met inbreng tegen de fiscale boekwaarde<br />

op de vennootschappelijke openingsbalans – anderzijds<br />

zonder vermogensoverheveling.<br />

Betaling ‘buiten de boeken om’<br />

Betalen ‘buiten de boeken om’ klinkt spannender dan<br />

<strong>het</strong> is. Het goed wordt geactiveerd op de vennootschappelijke<br />

openingsbalans tegen de fiscale boekwaarde van<br />

de inbrengende vennoot en de andere vennoot betaalt<br />

hem voor de overgenomen stille reserves. Bij de inbrengende<br />

vennoot vormt de vergoeding voor <strong>het</strong> overgedragen<br />

deel van de stille reserves stakingswinst. 4 En de<br />

andere vennoot activeert de betaling op zijn buitenvennootschappelijke<br />

balans en schrijft hierover af conform<br />

<strong>het</strong> reguliere afschrijvingsregime dat voor <strong>het</strong> desbetreffende<br />

goed gebruikelijk is. De betaling vindt daardoor<br />

plaats buiten de boeken van de pvs om. Door de activering<br />

van <strong>het</strong> goed op de vennootschappelijke balans tegen<br />

de fiscale boekwaarde is bij de inbrengende vennoot<br />

geen sprake van herwaarderingswinst.<br />

Voorbeeld (vervolg)<br />

A brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0. B<br />

betaalt ‘buiten de boeken om’ € 40 aan A. Na enige tijd wordt de<br />

praktijk aan derden verkocht, waarbij de goodwill € 120 oplevert.<br />

Dan geniet A 60% aandeel in de boekwinst van de pvs, ofwel<br />

€ 72 en B 40%, ofwel € 48. Maar rekening houdend met de betaling<br />

buiten de boeken om heeft A genoten: € 72 aandeel in de boekwinst<br />

plus € 40 betaling buiten de boeken om, ofwel € 112. En B<br />

geniet € 48 minus zijn betaling van € 40, ofwel per saldo € 8.<br />

In feite geniet A derhalve de actuele waarde ten tijde van de<br />

inbreng plus 60% van de waardeaangroei sindsdien, en B<br />

40% van de waardeaangroei sindsdien.<br />

Om vermogensovergang bij inbreng<br />

tegen boekwaarde te voorkomen,<br />

kunnen vier wegen worden bewandeld<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

31


32<br />

n n n n n n Inbreng in pvs<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Een belangrijk voordeel van een betaling buiten de boeken<br />

om is dat de inbrengende vennoot zijn aandeel in de<br />

stille reserves daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Anderzijds<br />

betekent <strong>het</strong> heffing van inkomstenbelasting over<br />

de stakingswinst bij de inbrengende vennoot ten tijde<br />

van de inbreng.<br />

Voorbehoud van stille reserves<br />

Bij inbreng tegen boekwaarde onder voorbehoud van<br />

stille reserves blijven de ten tijde van de inbreng bestaande<br />

stille reserves toekomen aan de inbrengende<br />

vennoot. Afrekenen is bij <strong>het</strong> aangaan van de pvs nog<br />

niet aan de orde. 5 Hij geniet bij verkoop van <strong>het</strong> desbetreffende<br />

goed dat winstaandeel als een extra winstaandeel<br />

vooraf.<br />

Voorbeeld<br />

A brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0<br />

en behoudt zich de stille reserve, op dat moment groot € 100,<br />

voor. Na enige tijd wordt de praktijk aan derden verkocht,<br />

waarbij de goodwill € 120 oplevert. Dan geniet A eerst zijn<br />

voorbehouden stille reserve van € 100 en 60% aandeel in <strong>het</strong><br />

restant, ofwel 60% van € 20, derhalve totaal € 112. En B geniet<br />

alleen 40% van de waardeaangroei van de goodwill, ofwel<br />

40% van € 20 is € 8.<br />

Voorbehoud van stille reserves kan alleen worden toegepast<br />

bij individueel te volgen goederen. Dus niet bij een<br />

geheel van een machinepark, voorraden en dergelijke.<br />

Het volgbaar moeten zijn van de stille reserves is een<br />

eerste beperking in de toepassing van <strong>het</strong> voorbehoud<br />

van stille reserves.<br />

Een tweede beperking wordt gevormd door <strong>het</strong> feit dat de<br />

stille reserves niet mogen worden gefixeerd, willen ze onbelast<br />

blijven. Niet fixeren houdt in dat de stille reserve<br />

alleen door de inbrengende vennoot blijft voorbehouden,<br />

indien en voor zover die bij realisatie nog aanwezig is. 6<br />

Voorbeeld<br />

A brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0<br />

en behoudt zich de stille reserve, op dat moment groot € 100,<br />

voor. Na enige tijd wordt de praktijk aan derden verkocht,<br />

waarbij de goodwill € 80 oplevert. Dan geniet A de gehele<br />

boekwinst op de goodwill van € 80.<br />

In de praktijk achten partijen <strong>het</strong> echter vaak wenselijk dat B<br />

ook voor 40% meedeelt in de waardedaling, zodat de volgende<br />

verdeling wordt gewenst: A krijgt eerst zijn voorbehouden van<br />

€ 100 en deelt voor 60% in <strong>het</strong> waardeverlies, ofwel krijgt<br />

€ 88. En B deelt voor 40% in <strong>het</strong> waardeverlies, ofwel € 8. Als<br />

partijen dit bij <strong>het</strong> aangaan van de pvs zouden afspreken,<br />

heeft A zijn goodwill gefixeerd, waardoor hij over € 100 dient<br />

af te rekenen met de fiscus. Dit, omdat hij over zijn stille reserves<br />

van € 100 niet meer <strong>het</strong> ondernemersrisico loopt.<br />

In zoverre voorkomt <strong>het</strong> voorbehoud van stille reserves<br />

afrekenen met de fiscus, maar <strong>het</strong> druist vaak in tegen


de wensen van de vennoten omdat de andere vennoot<br />

alleen deelt in een waardestijging, maar niet in een<br />

waardedaling van <strong>het</strong> ingebrachte goed.<br />

Uit de jurisprudentie blijkt nog een derde bezwaar tegen<br />

<strong>het</strong> voorbehoud van stille reserves: als sprake is van<br />

goodwill die op de eenmanszaak van een ondernemer is<br />

geactiveerd – er is sprake van door hem gekochte goodwill<br />

die nog niet geheel is afgeschreven – en de ondernemer<br />

brengt zijn onderneming in een pvs in, kan hij geen<br />

stille reserves voorbehouden. 7 Dit, omdat dit een stelselwijziging<br />

zou impliceren. Inbrengen van nog niet geheel<br />

afgeschreven goodwill onder voorbehoud van stille reserves<br />

betekent afrekenen door de inbrengende vennoot<br />

over de meerwaarde van de goodwill.<br />

Ten slotte is er nog een vierde, praktisch bezwaar. Voorbehoud<br />

van stille reserves is voor de inbrengende vennoot<br />

alleen aantrekkelijk als <strong>het</strong> ingebrachte goed niet<br />

in waarde daalt. Anders draagt hij de waardedaling van<br />

de inbrengwaarde ten opzichte van de fiscale boekwaarde<br />

volledig. Zijn medevennoot draagt daar niet in bij,<br />

terwijl <strong>het</strong> ingebrachte goed wel heeft bijgedragen aan<br />

<strong>het</strong> genereren van winst in de pvs, waarin de andere<br />

vennoot weer wel deelt.<br />

Voorbeeld<br />

A brengt een bouwkraan in een pvs in tegen de fiscale boekwaarde<br />

van € 100 (de restwaarde van de kraan, er wordt<br />

niet meer op afgeschreven) en behoudt zich de stille reserve<br />

op dat moment, groot € 900, voor. Na 10 jaar is de kraan geheel<br />

versleten en wordt naar de sloop afgevoerd. Dan dragen<br />

A en B <strong>het</strong> boekverlies in de pvs op de kraan van € 100 als<br />

volgt: A voor 60% en B voor 40%. Terwijl in feite die kraan<br />

ten tijde van de inbreng in de pvs nog een actuele waarde<br />

had van € 1000. Daarom heeft A feitelijk € 960 aan waardedaling<br />

gedragen en B slechts € 40. Dit, terwijl de revenuen<br />

die mede door de inzet van de bouwkraan zijn gegenereerd,<br />

wel volledig in de verhouding 60% voor A en 40% voor B<br />

worden gedragen.<br />

Als een bedrijfsmiddel waarover stille reserves zijn voorbehouden,<br />

door de pvs wordt vervangen door een ander<br />

bedrijfsmiddel, kunnen voor de onderlinge verhoudingen<br />

van de vennoten de stille reserves worden doorgeschoven<br />

naar <strong>het</strong> vervangende bedrijfsmiddel. Met toepassing<br />

van de herinvesteringsreserve leidt dat voor de<br />

inbrengende vennoot niet tot een afrekening. Ook kan<br />

ervoor worden gekozen om slechts een deel van de stille<br />

reserve voor te behouden. In dat geval vormt de stille reserve,<br />

voor zover niet voorbehouden, belaste winst bij<br />

de inbrengende vennoot. Een motief hiervoor kan zijn<br />

<strong>het</strong> benutten van compensabele verliezen.<br />

Inverdienregeling<br />

Ook bij de inverdienregeling brengt de vennoot <strong>het</strong> goed<br />

in de pvs in tegen boekwaarde. Hij krijgt echter geen betaling<br />

buiten de boeken om en hij behoudt zich geen<br />

stille reserves voor. Ter compensatie voor de daardoor<br />

feitelijk om niet overgedragen stille reserves aan de andere<br />

vennoot krijgt hij een extra winstaandeel in de<br />

n n n n n n<br />

Voorbehoud van stille reserves is voor<br />

de inbrengende vennoot alleen<br />

aantrekkelijk als <strong>het</strong> ingebrachte goed<br />

niet in waarde daalt<br />

vorm van een hoger winstpercentage. Fiscaal kan dit<br />

worden geduid als een overdracht tegen een winstrecht:<br />

daardoor worden de extra ontvangen winstaandelen als<br />

jaarwinsten belast, niet de overgedragen stille reserve<br />

als stakingswinst.<br />

Voorbeeld<br />

A brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0<br />

en behoudt zich geen stille reserve voor; ook betaalt B niet<br />

buiten de boeken om. In plaats daarvan luidt de winstverdeling<br />

gedurende de eerste vijf jaar van de pvs geen 60-40<br />

maar 75-25. En vanaf jaar 6 wordt de winstverdeling regulier<br />

60-40. Of er is sprake van een ingroeiregeling: <strong>het</strong> eerste<br />

jaar is de winstverdeling 90-10, <strong>het</strong> tweede jaar 80-20, enzovoorts,<br />

tot de eindsituatie van 60-40 is bereikt.<br />

Ogenschijnlijk een aantrekkelijk alternatief, mede vanwege<br />

de eenvoud, ware <strong>het</strong> niet dat ook hier een praktisch<br />

probleem aan kleeft: de waarde van <strong>het</strong> extra<br />

winstaandeel – in de vorm van een extra percentage – en<br />

de geprognosticeerde extra winstbedragen die dat met<br />

zich meebrengt, dienen overeen te stemmen met de omvang<br />

van de overgedragen stille reserve. En dat is vooraf<br />

vaak lastig in te schatten: hoe groot moet <strong>het</strong> extra<br />

winstaandeel worden? Een vast bedrag aan extra winstaandeel<br />

toekennen leidt tot afrekening ineens over de<br />

contante waarde ervan. Het zal moeten gaan om een (tijdelijk)<br />

extra percentage winst. Als men al gebruik maakt<br />

van de inverdienregeling, dient men bovendien alert te<br />

zijn op een vroegtijdige verbreking van de samenwerking.<br />

In dat geval dient namelijk een correctie plaats te<br />

vinden op de reguliere verdeling van de stille reserve.<br />

Een voordeel van de inverdienregeling is dat, door aan<br />

<strong>het</strong> extra winstrecht een korte periode toe te kennen,<br />

de andere vennoot in wezen betrekkelijk snel zijn aandeel<br />

in de stille reserve ‘afschrijft’ ten opzichte van betaling<br />

buiten de boeken om. Voor veel bedrijfsmiddelen<br />

geldt een minimale afschrijvingstermijn van 5<br />

jaar, voor goodwill 10 jaar. En voor een aantal activa,<br />

zoals onroerende zaken, geldt zelfs een nog langere af­<br />

Ook aan de inverdienregeling kleeft<br />

een praktisch probleem<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

33


34<br />

n n n n n n Inbreng in pvs<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

schrijvingsduur. Door een kortere inverdienperiode te<br />

hanteren, wordt de fiscale afschrijving feitelijk naar<br />

voren getrokken. En daarnaast kan de inbrengende<br />

vennoot een fiscaal voordeel realiseren ten opzichte<br />

van betaling buiten de boeken om, omdat hij de heffing<br />

over de overgedragen stille reserves over meerdere<br />

jaren uitsmeert. Daar staat voor de inbrengende<br />

vennoot tegenover dat hij geen stakingsfaciliteiten<br />

kan genieten, omdat hij geen stakingswinst geniet<br />

maar een aantal jaren extra jaarwinst.<br />

Bij een inbreng van gebruik en genot<br />

blijven alle baten en lasten voor<br />

rekening en risico van de inbrengende<br />

vennoot komen<br />

Ten slotte merk ik op dat, wanneer een onderneming<br />

waartoe onroerende zaken behoren in een pvs wordt ingebracht,<br />

de inverdienregeling de vrijstelling overdrachtsbelasting<br />

ex art. 15, eerste lid aanhef en letter e,<br />

ten 1 e WBR 1970 jo art. 4 Uitv.besl. BRV 1971 in de weg<br />

staat. Dit, omdat de vrijstelling eist dat de inbrenger<br />

voor minstens 90% voor de actuele waarde wordt gecrediteerd,<br />

of voor minstens 90% van de fiscale boekwaarde<br />

als wordt ingebracht tegen boekwaarde onder voorbehoud<br />

van stille reserves.<br />

Met name wanneer op de eenmanszaak van de ondernemer<br />

goodwill staat geactiveerd, en hij wil vervolgens<br />

zijn onderneming – waartoe ook onroerende zaken behoren<br />

– inbrengen in een pvs, kan de inbrenger geen stille<br />

reserves voorbehouden op die goodwill. Althans, <strong>het</strong><br />

zal leiden tot afrekenen over de stille reserve op de goodwill.<br />

En betaling buiten de boeken om voor de goodwill<br />

is ook geen optie, omdat – wil de vrijstelling overdrachtsbelasting<br />

van toepassing zijn bij een inbreng tegen<br />

fiscale boekwaarde – stille reserves moeten worden<br />

voorbehouden.<br />

Dan resteren er maar twee oplossingen: de inbrenger zal<br />

<strong>het</strong> gebruik en genot van zijn onroerende zaken moeten<br />

inbrengen. Maar dan deelt de andere vennoot niet in de<br />

waardeontwikkeling van dat vastgoed. Of de andere<br />

vennoot zal de overdrachtsbelasting die gemoeid is met<br />

de inbreng in de pvs, voor lief moeten nemen: 6% van de<br />

actuele waarde van <strong>het</strong> ingebrachte vastgoed maal <strong>het</strong><br />

winstaandeel van de betreffende vennoot. Een onbevredigende<br />

situatie waar de praktijk mee worstelt.<br />

Inbreng van gebruik en genot<br />

Als een vennoot <strong>het</strong> gebruik en genot van een goed aan<br />

de pvs ter beschikking stelt, blijven alle baten en lasten,<br />

waaronder de waardemutaties, voor rekening en risico<br />

van de inbrengende vennoot komen. Van vervreemding<br />

van <strong>het</strong> desbetreffende goed is dan ook geen sprake en<br />

dus ook niet van afrekenen met de fiscus.<br />

De inbrenger krijgt als vergoeding voor <strong>het</strong> ter beschik­<br />

king stellen van <strong>het</strong> goed een extra winstaandeel, dat materieel<br />

<strong>het</strong> karakter heeft van huurpenningen. Toch is <strong>het</strong><br />

dit niet, omdat de vergoeding vooraf een winstaandeel is.<br />

De vergoeding vormt geen onderdeel van de winstbepaling,<br />

maar van de winstverdeling. Uit dit extra winstaandeel<br />

dient de inbrengende vennoot vervolgens alle lasten<br />

die met dat goed verband houden – afschrijvingskosten,<br />

onderhoudskosten, financieringslasten, en dergelijke –<br />

zelf te dragen. Het in gebruik en genot ingebrachte goed<br />

staat op de buitenvennootschappelijke balans van de inbrengende<br />

vennoot geactiveerd, evenals de bijbehorende<br />

ter verwerving van dat goed aangegane leningen.<br />

Voorbeeld<br />

A brengt zijn onderneming in in een vennootschap onder firma<br />

met B. Tot <strong>het</strong> ondernemingsvermogen van A behoort een<br />

gebouw met een fiscale boekwaarde van € 100 en een actuele<br />

waarde van € 150. Op <strong>het</strong> gebouw rust nog een financiering.<br />

De winstverdeling tussen A en B is 60-40. Over enig jaar bedraagt<br />

de winst € 120.<br />

A brengt zijn gebouw in gebruik en genot in tegen een extra<br />

winstaandeel van € 15. De winstverdeling luidt dan als volgt:<br />

n A geniet een primair winstaandeel van € 15 plus een secundair<br />

winstaandeel van 60% x (€ 120 – € 15) is totaal<br />

€ 78;<br />

n B geniet alleen een secundair winstaandeel van 40% x<br />

(€ 120 – € 15) is € 42.<br />

A zal echter wel zelf alle lasten met betrekking tot <strong>het</strong> gebouw<br />

dienen te dragen, waaronder de financieringslasten, onderhoudskosten,<br />

afschrijvingskosten, premie opstalverzekering,<br />

onroerendezaakbelasting, e.d.<br />

Btw bij inbreng van gebruik en genot<br />

De hoogte van <strong>het</strong> extra winstaandeel dat de inbrengende<br />

vennoot geniet kent in de praktijk een aantal varianten:<br />

1 een vaste vergoeding (dat materieel derhalve <strong>het</strong> karakter<br />

heeft van een huursom);<br />

2 een vergoeding ter grootte van de kosten betreffende<br />

<strong>het</strong> in gebruik en genot ingebrachte goed;<br />

3 een extra winstaandeel.<br />

In de eerste twee gevallen zal voor de omzetbelasting<br />

sprake zijn van een dienst, zodat de omzetbelasting over<br />

de vergoeding dient te worden berekend. Dit, tenzij <strong>het</strong><br />

gaat om een vrijgestelde prestatie, zoals bij verhuur van<br />

onroerende zaken aan de orde kan zijn. Als sprake is van<br />

inbreng van gebruik en genot van een onroerende zaak<br />

en <strong>het</strong> goed valt nog onder de herzieningsregeling, dient<br />

te worden geopteerd voor belaste verhuur, juist om herziening<br />

bij de inbrengende vennoot te voorkomen. Anders<br />

wordt <strong>het</strong> goed immers voortaan voor vrijgestelde<br />

prestaties gebruikt.<br />

Als de pvs de voorbelasting ter zake van de vergoeding<br />

niet of niet geheel kan aftrekken, verdient <strong>het</strong> voor de<br />

omzetbelasting de voorkeur om <strong>het</strong> gebruik en genot in<br />

te brengen tegen een extra winstaandeel (variant 2).<br />

Want dan wordt geen omzetbelasting gerekend over <strong>het</strong><br />

extra winstaandeel.


Inbreng van schulden<br />

Het is gebruikelijk dat behalve bezittingen ook schulden<br />

in een pvs worden ingebracht. Hier is een aandachtspunt.<br />

Schulden kunnen ook meer­ of minderwaarden<br />

hebben. Als sprake is van een schuld met een vaste rente,<br />

waarbij de marktrente is gedaald ten opzichte van de<br />

contractuele rente, is de waarde in <strong>het</strong> economische verkeer<br />

van die schuldvordering hoger dan de nominale<br />

waarde. En inbreng van die schuld tegen actuele waarde<br />

leidt ertoe dat de inbrenger een aftrekbare afwaardering<br />

geniet.<br />

Ook de andere vennoot zal overigens eisen dat de inbreng<br />

van die schuld plaatsvindt tegen de actuele waarde,<br />

omdat hij anders deelt in <strong>het</strong> rentenadeel door de te<br />

hoge contractuele rente. In de loop der jaren zal de waarde<br />

van de schuld op de balans van de pvs dalen tot de nominale<br />

waarde. En wordt de andere vennoot met deze<br />

jaarlijkse winstneming aldus gecompenseerd voor de extra<br />

rentelasten die de dure lening in de loop der jaren<br />

met zich meebracht.<br />

Conclusie<br />

De inbreng in een pvs is een lastige materie, vol fiscale<br />

en praktische valkuilen. Zowel op <strong>het</strong> gebied van de in­<br />

komstenbelasting, de overdrachtsbelasting als de omzetbelasting.<br />

Dit, omdat de belastingen niet op elkaar zijn<br />

afgestemd. Een aantal onoplosbare problemen blijft zich<br />

daardoor voordoen.


36<br />

n n n n<br />

Bedrijfsopvolgingsregeling<br />

en Natuurschoonwet: een<br />

aantrekkelijke combinatie<br />

Eilard Berkhemer<br />

en Giel Stomphorst<br />

Mr. E.F. Berkhemer is<br />

verbonden aan BerkhemerBelastingadvies<br />

te Oostkapelle<br />

en G. Stomphorst<br />

LL.M aan <strong>het</strong><br />

Betuwsch Accountantskantoor<br />

te Ochten<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijke samenloop in de praktijk<br />

van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956<br />

(SW 1956) en de faciliteiten van de Natuurschoonwet 1928 (NSW)<br />

bij verkrijging door een erfgenaam of begiftigde van een onderneming<br />

en tevens een landgoed dat onder de NSW is gerangschikt<br />

(NSW-landgoed). De volgende vragen worden behandeld: Wat zijn de<br />

verschillen tussen beide regelingen? In welke gevallen is <strong>het</strong> verstandig<br />

te kiezen voor de NSW-faciliteit, dan wel voor de BOR? En is er<br />

samenloop tussen beide regelingen mogelijk?<br />

We beginnen met in <strong>het</strong> kort een overzicht<br />

te geven van de begrippen in de<br />

NSW, de voorwaarden om een landgoed<br />

te rangschikken onder de NSW en<br />

de daaruit voortvloeiende fiscale faciliteiten. Daarna behandelen<br />

we de BOR in de SW 1956 en de mogelijke samenloop<br />

van de NSW en de BOR. Ten slotte geven we<br />

een voorbeeld van beide regelingen, plus een conclusie.<br />

Natuurschoonwet 1928: enige<br />

begrippen en voorwaarden<br />

In art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel a NSW is <strong>het</strong> begrip<br />

landgoed als volgt gedefinieerd: (...) ‘een in Nederland<br />

gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen<br />

of andere houtopstanden bezette onroerende zaak –<br />

daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere,<br />

bij <strong>het</strong> karakter van <strong>het</strong> landgoed passende,<br />

opstallen voorkomen – voor zover <strong>het</strong> blijven voortbestaan<br />

van die onroerende zaak in zijn karakteristieke<br />

verschijningsvorm voor <strong>het</strong> behoud van <strong>het</strong> natuurschoon<br />

wenselijk is.’<br />

Onder dit ruime begrip NSW­landgoed vallen niet alleen<br />

terreinen bezet met bossen, houtopstanden (hoogstamboomgaarden,<br />

solitaire bomen) en/of natuur, maar ook<br />

opstallen. Uitsluitend de in art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel<br />

d Rangschikkingsbesluit NSW genoemde natuurtypen<br />

kwalificeren, zoals bloemrijke graslanden. Een his­<br />

torische buitenplaats wordt onder voorwaarden<br />

eveneens als NSW­landgoed aangemerkt.<br />

Op grond van de NSW wordt als ‘eigenaar’ van <strong>het</strong><br />

NSW­landgoed beschouwd de (volle) juridische eigenaar,<br />

erfpachter of vruchtgebruiker en soms de blote<br />

eigenaar. De eigendom van een landgoed kan ook door<br />

een bv worden gehouden; in dat geval spreken we onder<br />

voorwaarden van een Natuurschoonwetlandgoedbv<br />

(NSW­bv).<br />

Vijf belangrijke voorwaarden<br />

Voor de rangschikking van een NSW­landgoed gelden<br />

vijf belangrijke voorwaarden:<br />

n de minimale oppervlakte bedraagt 5 ha aaneengesloten<br />

terrein; hierop zijn echter uitzonderingen mogelijk<br />

in <strong>het</strong> geval van een aanleun­ of samenwerkingsrangschikking;<br />

n de oppervlakte dient voor minimaal 30%, dan wel uiterlijk<br />

binnen drie jaar na rangschikking onder de<br />

NSW, te zijn bezet met bos, houtopstanden en of natuur;<br />

n <strong>het</strong> overige terrein (dus tot maximaal 70%) mag geen<br />

inbreuk op natuurschoon maken;<br />

n de opstallen moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen;<br />

n voorwaarden worden gesteld aan <strong>het</strong> gebruik van terreinen<br />

en opstallen.


Ten aanzien van de historische buitenplaats gelden andere<br />

voorwaarden. Om als NSW­landgoed te worden<br />

aangemerkt, moet de eigenaar een verzoek om rangschikking<br />

indienen bij de Dienst Regelingen te Roermond<br />

(DR), onderdeel van <strong>het</strong> ministerie van Economische<br />

Zaken.<br />

Ingangsdatum rangschikking<br />

De rangschikking van een nieuw NSW­landgoed gaat<br />

met terugwerkende kracht in op de datum van ontvangst<br />

van <strong>het</strong> verzoek om rangschikking door de DR,<br />

dan wel op <strong>het</strong> tijdstip van latere eigendomsoverdracht.<br />

Als een bestaand of historisch NSW­landgoed in eigendom<br />

wordt overgedragen, kan de nieuwe eigenaar de DR<br />

verzoeken om de NSW­status voort te zetten. Dit verzoek<br />

moet in beginsel binnen zes maanden na de eigendomsoverdracht<br />

bij de DR zijn ingediend. 1<br />

Fiscale faciliteiten<br />

De eigenaar van een NSW­landgoed kan gebruikmaken<br />

van verschillende fiscale faciliteiten met betrekking<br />

tot de overdrachtsbelasting, schenk­ en erfbelasting,<br />

inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, gemeentelijke<br />

onroerendezaakbelasting, Wet waardering onroerende<br />

zaken en waterschapsbelastingen. Belangrijke<br />

voorwaarden voor toepassing van NSW­faciliteiten<br />

zijn:<br />

n de bezitseis. De bezitseis houdt in dat de eigenaar van<br />

een NSW­landgoed gedurende een onafgebroken periode<br />

van 25 jaar eigenaar moet blijven. Uitzondering<br />

hierop is schenking of vererving van <strong>het</strong> NSW­landgoed<br />

binnen de familie aan de volgende generatie;<br />

n de instandhoudingseis. De instandhoudingseis betekent<br />

dat <strong>het</strong> NSW­landgoed gedurende een periode<br />

van 25 jaar achtereen in stand moet blijven, dat wil<br />

zeggen dat <strong>het</strong> bos en de houtopstanden in beginsel<br />

niet mogen worden gekapt en de natuur ongewijzigd<br />

blijft.<br />

Overdrachtsbelasting<br />

Als sprake is van een NSW­landgoed, is bij aankoop daarvan<br />

geen overdrachtsbelasting (2 of 6%) over de koopprijs<br />

verschuldigd. Dit houdt in dat de aanslag overdrachtsbelasting<br />

wel wordt opgelegd, maar niet<br />

ingevorderd. Er is dus in feite geen sprake van een faciliteit<br />

in de vorm van vrijstelling, maar van <strong>het</strong> voorwaardelijk<br />

buiten invordering stellen van de aanslag. Hetzelfde<br />

geldt ten aanzien van de aanslag schenk­ en<br />

erfbelasting (zie hierna). Voorwaarde is dat de nieuwe<br />

eigenaar <strong>het</strong> NSW­landgoed gedurende 25 jaar achtereen<br />

in stand houdt. Een en ander geldt ook ten aanzien van<br />

nieuw te rangschikken landgoederen waarop nog geen<br />

bos, houtopstanden en of natuur is aangelegd. Van een<br />

nieuw NSW­landgoed is sprake als een kavel (of meerdere<br />

kavels) – van in totaal minimaal 5 ha groot – na aankoop,<br />

dan wel uiterlijk binnen drie jaar aan alle voorwaarden<br />

voor rangschikking onder de NSW voldoet.<br />

Relevant is dat tijdig <strong>het</strong> verzoek bij de DR wordt ingediend.<br />

Voor de overdrachtsbelasting geldt <strong>het</strong> instandhoudingsvereiste,<br />

<strong>het</strong>geen betekent dat de nieuwe eigenaar <strong>het</strong><br />

landgoed gedurende 25 jaar in stand houdt. Als de NSWstatus<br />

binnen deze periode vervalt, wordt de aanslag<br />

overdrachtsbelasting met invorderingsrente alsnog ingevorderd.<br />

Wordt de eigendom van <strong>het</strong> NSW­landgoed binnen<br />

25 jaar overgedragen, dan is dit geen probleem zolang<br />

de NSW­status maar niet vervalt. In de praktijk<br />

wordt hiervoor meestal een kettingbeding met de nieuwe<br />

eigenaar overeengekomen.<br />

Schenk- en erfbelasting<br />

Onderscheiden worden NSW­landgoederen die voor <strong>het</strong><br />

publiek zijn opengesteld en die niet zijn opengesteld. Eigenaren<br />

van opengestelde NSW­landgoederen hebben<br />

recht op 100% vrijstelling van schenk­ en erfbelasting.<br />

Eigenaren van niet­opengestelde NSW­landgoederen<br />

hebben echter slechts recht op 50% vrijstelling.<br />

Niet alleen <strong>het</strong> instandhoudingsvereiste geldt voor de<br />

schenk­ en erfbelasting, maar ook <strong>het</strong> bezitsvereiste. Dit<br />

houdt in dat de eigenaar <strong>het</strong> NSW­landgoed niet binnen<br />

de periode van 25 jaar na verkrijging krachtens erfrecht<br />

of schenking zonder fiscaal nadelige gevolgen kan vervreemden.<br />

Onder voorwaarden – bijvoorbeeld <strong>het</strong> overlijden van de<br />

eigenaar van een NSW­landgoed – is de overdracht van<br />

<strong>het</strong> landgoed wel mogelijk zonder dat de aanslag schenk­<br />

en erfbelasting met invorderingsrente wordt ingevorderd.<br />

Inkomstenbelasting<br />

Voor de Wet IB 2001 wordt de hoogte van <strong>het</strong> eigenwoningforfait<br />

vastgesteld op de bestemmingswaarde, <strong>het</strong>geen<br />

80% van de waarde in <strong>het</strong> economisch verkeer is.<br />

De hypotheekrente is onder voorwaarden wel aftrekbaar.<br />

In art. 5.7 Wet IB 2001 is bepaald dat in box 3 zijn<br />

vrijgesteld:<br />

n bossen;<br />

n natuurterreinen: heidevelden, hoogveenterreinen,<br />

zandverstuivingen, duinterreinen, kwelders, schorren,<br />

gorzen, slikken, riet­ en ruigtlanden en laagveenmoerassen,<br />

voor zover deze terreinen geen landbouwgrond<br />

zijn. Deze definitie is beperkter<br />

geformuleerd dan in de NSW;<br />

n NSW­landgoederen, met uitzondering van de opstallen<br />

die daarop zijn gelegen.<br />

Vennootschapsbelasting<br />

In art. 5, lid 1, aanhef en onderdeel a Wet Vpb 1969 is bepaald<br />

dat een NSW­bv subjectief is vrijgesteld van vennootschapsbelasting,<br />

mits aan alle volgende voorwaarden<br />

is voldaan:<br />

n de bezittingen van de bv bestaan voor minimaal 70%<br />

uit een of meer NSW­landgoederen (onder voorwaarden<br />

is minimaal 50% ook voldoende);<br />

n de werkzaamheden van de bv bestaan voor minimaal<br />

70% uit de instandhouding van een of meer NSWlandgoederen;<br />

n de overige werkzaamheden van de bv mogen niet als<br />

ondernemingsactiviteit worden aangemerkt.<br />

n n n n<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

37


38<br />

n n n n BOR en Natuurschoonwet<br />

Een aandelenfusie, juridische<br />

fusie of juridische splitsing vormt<br />

geen belemmering voor <strong>het</strong><br />

bezitsvereiste<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Bedrijfsopvolgingsregeling<br />

De BOR is uitgewerkt in de artikelen 35b tot en met 35f,<br />

SW 1956 en de artikelen 7 tot en met 10 Uitvoeringsregeling<br />

schenk­ en erfbelasting (UR S&E). Het doel van de<br />

BOR is <strong>het</strong> waarborgen van de continuïteit van ondernemingen<br />

ingeval van schenking of vererving. 2 In <strong>het</strong> kort<br />

komt de BOR op <strong>het</strong> volgende neer:<br />

n er wordt 100% vrijstelling van schenk­ en erfbelasting<br />

gegeven voor <strong>het</strong> verschil tussen de liquidatiewaarde<br />

en de (lagere) waarde going concern van de<br />

onderneming;<br />

n er wordt 100% vrijstelling van schenk­ en erfbelasting<br />

gegeven voor de waarde going concern van de<br />

onderneming tot een maximum van € 1.028.132<br />

(2013). Voor <strong>het</strong> meerdere geldt een vrijstelling van<br />

83% en voor de resterende 17% wordt rentedragend<br />

uitstel verleend gedurende een periode van 10 jaren,<br />

ex art. 25, lid 12 IW 1990.<br />

De wijze waarop de waardering van de onderneming<br />

moet plaatsvinden, is geregeld in art. 21, lid 12 SW 1956.<br />

De faciliteiten worden verleend als sprake is van een objectieve<br />

onderneming, zoals personenvennootschappen,<br />

rechtspersonen, panden die ter beschikking worden gesteld<br />

in de zin van artikelen 3.91 en 3.92, Wet IB (tbspanden)<br />

en buitenvennootschappelijk vermogen. 3<br />

In art. 35d lid 1 SW 1956 zijn de volgende belangrijke<br />

voorwaarden opgenomen: de schenker moet gedurende<br />

vijf jaar – en de erflater gedurende de periode van één<br />

jaar – voorafgaande aan <strong>het</strong> moment van schenking, respectievelijk<br />

overlijden, ondernemer, medegerechtigde,<br />

aanmerkelijkbelanghouder of resultaatgenieter met betrekking<br />

tot onroerende zaken zijn. Deze voorwaarden<br />

geven dus aan dat de BOR alleen van toepassing is ten<br />

aanzien van ondernemingsvermogen. Art. 9, lid 1 UR<br />

S&E geeft enige versoepeling ten aanzien van de hiervoor<br />

genoemde bezitstermijn van vijf, respectievelijk<br />

één jaar. Deze versoepeling geldt bijvoorbeeld ten aanzien<br />

van de geruisloze inbreng van een onderneming in<br />

een bv ex art. 3.65 Wet IB 2001 of juist een geruisloze terugkeer<br />

uit een bv ex art. 14c Wet Vpb 1969.<br />

Is <strong>het</strong> NSW-landgoed ingebracht in<br />

een vrijgestelde NSW-bv, dan kan<br />

geen gebruik worden gemaakt van<br />

de BOR<br />

In art 9, lid 2 UR S&E is bepaald dat de aandelenfusie, juridische<br />

fusie of juridische splitsing geen belemmering<br />

vormt voor <strong>het</strong> bezitsvereiste. Tot slot kwalificeert eigen<br />

vermogen dat de erflater of schenker zelf krachtens erfrecht<br />

of schenking heeft ontvangen, altijd voor <strong>het</strong> bezitsvereiste,<br />

ex art. 9, lid 4 UR S&E.<br />

Het is bij <strong>het</strong> toepassen van de BOR relevant om naar de<br />

voorwaarden te kijken die aan <strong>het</strong> ondernemingsvermogen<br />

zijn gesteld.<br />

Samenloop NSW en BOR<br />

Het is voor de eigenaar van een NSW­landgoed alleen<br />

mogelijk om van de BOR gebruik te maken als op dat<br />

landgoed een objectieve onderneming wordt gedreven<br />

in de zin van art. 3.2 Wet IB 2001. Het NSW­landgoed<br />

kan onder omstandigheden behoren tot <strong>het</strong> vermogen<br />

van die onderneming. Voorbeeld: op <strong>het</strong> NSW­landgoed<br />

wordt een horecagelegenheid (hotel en restaurant) geexploiteerd,<br />

waarbij door vermogensetikettering zowel<br />

<strong>het</strong> NSW­landgoed als de horecagelegenheid aan dezelfde<br />

eenmansonderneming of vennootschap onder firma<br />

zijn toe te rekenen.<br />

Een andere optie is <strong>het</strong> ter beschikking stellen (van een<br />

gedeelte) van <strong>het</strong> NSW­landgoed aan een bv waarin de<br />

eigenaar van <strong>het</strong> landgoed een aanmerkelijk belang<br />

houdt. Het NSW­landgoed wordt in dit voorbeeld een<br />

tbs­pand in de zin van art. 3.92, lid 1 Wet IB 2001. Dit<br />

kwalificeert als objectieve onderneming in de zin van<br />

art. 35c, lid 1, onderdeel d SW 1956.<br />

Is <strong>het</strong> NSW­landgoed ingebracht in een vrijgestelde<br />

NSW­bv, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de<br />

BOR. In de vrijgestelde NSW­bv mag namelijk geen onderneming<br />

worden gedreven (zie art. 5, lid 1, aanhef en<br />

onderdeel a Wet Vpb 1969). Voor de BOR is juist een objectieve<br />

onderneming vereist, en daaraan kan een NSWbv<br />

dus niet voldoen.<br />

Voorbeeld<br />

Hierna volgt een voorbeeld waarin de BOR­ en NSW­faciliteiten<br />

en de samenloop daarvan worden verduidelijkt.<br />

Een landbouwer verricht activiteiten als eenmansondernemer<br />

op landbouwterreinen gelegen op <strong>het</strong><br />

NSW­landgoed, waarvan hij in privé eigenaar is (landbouwterreinen<br />

kunnen onder voorwaarden onder de<br />

NSW worden gerangschikt). Het NSW­landgoed behoort<br />

tot <strong>het</strong> ondernemingsvermogen.<br />

In 2013 schenkt de landbouwer zijn NSW­landgoed én<br />

de onderneming aan zijn zoon. De waarde in <strong>het</strong> economisch<br />

verkeer (w.e.v.) van <strong>het</strong> NSW­landgoed met inbegrip<br />

van de onderneming bedraagt op <strong>het</strong> moment van<br />

schenking in totaal € 8 miljoen. Hiervan is € 6 miljoen<br />

toe te rekenen aan de w.e.v. van <strong>het</strong> NSW­landgoed en<br />

€ 2 miljoen aan de w.e.v. van de eenmansonderneming<br />

zelf. De zoon heeft de intentie de onderneming gedurende<br />

ten minste vijfentwintig jaar voort te zetten. In<br />

de navolgende cijferopstelling worden de gevolgen van<br />

belastinglatenties en inkomstenbelasting buiten beschouwing<br />

gelaten.


Opteren voor de BOR<br />

Naar onze mening kwalificeert de gehele eenmansonderneming<br />

voor de BOR. Onder deze regeling is de zoon<br />

schenkbelasting verschuldigd op basis van de volgende<br />

berekening:<br />

w.e.v. van de onderneming,<br />

inclusief <strong>het</strong> NSW­landgoed € 8.000.000<br />

af: 100% vrijstelling € 1.028.132<br />

resteert € 6.971.868<br />

af: 83% vrijstelling € 5.786.650<br />

belaste schenking<br />

(17% van € 6.971.868) € 1.185.217<br />

schenkbelasting € 224.189<br />

Bij de berekening van de schenkbelasting is ook nog<br />

rekening gehouden met de ‘gewone’ vrijstelling van<br />

€ 5141 (2013). Voor <strong>het</strong> te betalen bedrag aan schenkbelasting<br />

kan de zoon gedurende tien jaar rentedragend<br />

uitstel vragen op grond van <strong>het</strong> bepaalde in art. 25, lid<br />

12, IW 1990. Het rentepercentage wordt per kwartaal<br />

bepaald ex art. 29 IW.<br />

Samenloop BOR en NSW<br />

De zoon kan tevens gebruikmaken van de NSW­faciliteit<br />

voor de schenkbelasting ex art. 7, lid 1 NSW. Deze faciliteit<br />

is qua hoogte – 50% of 100% van de bestemmingswaarde<br />

van <strong>het</strong> NSW­landgoed – afhankelijk van <strong>het</strong> antwoord op<br />

de vraag of <strong>het</strong> landgoed opengesteld is of niet. Als sprake<br />

is van een opengesteld NSW­landgoed is <strong>het</strong> voordeliger te<br />

kiezen voor toepassing van de NSW­vrijstelling tezamen<br />

met de BOR, <strong>het</strong>geen we hierna toelichten.<br />

De schenkbelasting over de bestemmingswaarde van<br />

<strong>het</strong> NSW­landgoed wordt gedurende vijfentwintig jaar<br />

niet ingevorderd, waarna de claim geheel vervalt. Hiervoor<br />

moet gedurende vijfentwintig jaren aan de instandhoudings­<br />

en bezitsvereisten van de NSW worden voldaan.<br />

4 Het ondernemingsvermogen dat niet kwalificeert<br />

voor de NSW­faciliteit, kan worden overgedragen onder<br />

de BOR. Uit de wetsgeschiedenis en in de literatuur is<br />

niet af te leiden hoe deze samenloop dient plaats te vinden.<br />

De meest gerede uitwerking in <strong>het</strong> gegeven voorbeeld<br />

is dat de BOR van toepassing is op <strong>het</strong> bedrag van<br />

€ 2 miljoen. Naar onze mening moet de vrijstelling pro<br />

rata worden toegekend op basis van de verhouding tussen<br />

de w.e.v. van <strong>het</strong> ondernemingsvermogen en die van<br />

<strong>het</strong> NSW­landgoed. De vrijstelling voor de BOR bedraagt<br />

dan 25% (2 mln : 8 mln) van de maximale vrijstelling ad<br />

€ 1.028.132, oftewel € 257.033. 5 De verschuldigde<br />

schenkbelasting wordt als volgt berekend:<br />

w.e.v. van de onderneming,<br />

exclusief NSW­landgoed € 2.000.000<br />

af: BOR­vrijstelling € 257.033<br />

resteert € 1.742.967<br />

af: 83% vrijstelling € 1.446.662<br />

belaste schenking<br />

(17% van € 1.742.967) € 296.304<br />

schenkbelasting € 46.407<br />

Door gebruik te maken van de BOR kan de zoon de onderneming<br />

na vijf jaar overdragen of staken zonder gevolgen<br />

voor de schenk­ en erfbelasting. Het NSW­landgoed<br />

moet hij wel vijfentwintig jaar lang in bezit hebben<br />

en in stand houden.<br />

Resumerend: bij toepassing van alleen de BOR is aan<br />

schenkbelasting € 224.189 verschuldigd. Wanneer de<br />

NSW­faciliteiten in combinatie met de BOR worden toegepast,<br />

bedraagt de schenkbelasting € 46.407. Door voor<br />

deze combinatie te kiezen kan dus € 224.189 – € 46.407<br />

= € 177.782 aan schenkbelasting worden bespaard.<br />

Conclusie<br />

Het voordeel van de NSW­faciliteiten is dat de vrijstelling<br />

wordt gegeven voor de waarde van <strong>het</strong> gehele NSWlandgoed<br />

dat tot <strong>het</strong> ondernemingsvermogen behoort,<br />

terwijl bij de BOR onder omstandigheden schenk­ of erfbelasting<br />

verschuldigd is over een bedrag van 17% van de<br />

waarde boven de vrijstelling van € 1.028.132 (2013).<br />

Bij schenking of vererving van een niet­opengesteld<br />

NSW­landgoed is de BOR voordeliger dan de NSW­faciliteit.<br />

Voor niet­opengestelde landgoederen geldt onder de<br />

NSW slechts een vrijstelling voor de schenk­ en erfbelasting<br />

van 50% van de bestemmingswaarde (= 80% van de<br />

w.e.v.). Voor de BOR maakt <strong>het</strong> niet uit of een NSWlandgoed<br />

is opengesteld of niet. De BOR is daarom in <strong>het</strong><br />

geval van een niet­opengesteld NSW­landgoed veelal de<br />

aantrekkelijkste keuze.<br />

De BOR heeft tevens als voordeel dat <strong>het</strong> ondernemingsvermogen<br />

slechts vijf jaar wordt gevolgd, terwijl <strong>het</strong> vermogen<br />

bij de NSW­faciliteit gedurende vijfentwintig<br />

jaar vastzit vanwege de instandhoudings­ en bezitsvereisten.<br />

Het is bijvoorbeeld mogelijk – na zes jaar – een<br />

onder de BOR verkregen onderneming gelegen op een<br />

NSW­landgoed, over te dragen aan een derde zonder gevolgen<br />

voor de inkomstenbelasting.<br />

Het is van belang beide faciliteiten – en met name de samenloop<br />

– goed in beeld te houden bij een bedrijfsopvolging<br />

waarbij tevens een NSW­landgoed is betrokken,<br />

ook vanuit <strong>het</strong> oogpunt van estate planning.


Y<br />

Advertentie-HR.ai 1 28-3-2013 16:34:09


<strong>het</strong><br />

Verenigingsnieuws<br />

Ledenservice<br />

Goede mensen<br />

Uiteraard volg ik met grote<br />

nieuwsgierigheid dagelijks <strong>het</strong><br />

nieuws over ongelukken en ongelukjes<br />

in de financiële sector.<br />

Dat gaat van grote ongelukken<br />

zoals de bouwfraude en een<br />

Paarlberg tot minder grote als<br />

die van de slimmerik die met<br />

behulp van een PC en zijn netwerk<br />

vanaf Curaçao allerlei<br />

moeders in een bepaald deel<br />

van onze hoofdstad helpt aan<br />

aanzienlijke, doch onterechte,<br />

bedragen aan toeslagen. Soms<br />

zoek ik dan snel even op of <strong>het</strong> een lid betreft. Deze week nog:<br />

initiaal Z., 63 jaar, Enschede, toeslagenfraude voor miljoenen;<br />

o, gelukkig niet een van ons en dat is vrijwel nooit <strong>het</strong> geval.<br />

Ook volg ik met grote aandacht wat er bij de buren (notarissen,<br />

accountants, etc.) gebeurt. En tracht daar voor ons lering uit te<br />

trekken. En ik mag dan constateren dat u <strong>het</strong> goed doet. Die<br />

veer mag u in uw hoed steken! Vergeleken met de problemen<br />

bij de buren bent u een groep die een hoge moraliteit paart<br />

aan een goed oog voor de behoeften van de klanten, een vakkundige<br />

prestatie levert, rekeningen schrijft die niet als draconisch<br />

worden ervaren en duidelijk haar nut voor klant en<br />

maatschappij bewijst. En er eer in stelt zijn vak bij te houden!<br />

Te veel eer? Nee, kijk maar eens naar die anderen.<br />

Nu hoop ik maar, dat de overheid dit niet wil gaan veranderen<br />

Mededelingen PE controle 2012<br />

In artikel 9.1.b van <strong>het</strong> Reglement Permanente Educatie is opgenomen<br />

dat een lid uiterlijk één maand na afloop van <strong>het</strong> kalenderjaar<br />

dient te controleren of de behaalde punten correct in <strong>het</strong> online<br />

PE-dossier zijn opgenomen.<br />

Op 31 januari 2013 zijn de online PE-dossiers gesloten. Medio<br />

maart hebben volwaardige RB-leden een brief ontvangen inzake<br />

<strong>het</strong> PE-resultaat 2012, uitgezonderd RB-leden die zijn geselecteerd<br />

voor de verdiepte controle. In dat geval ontvangt u na <strong>het</strong><br />

afronden van deze controle uw PE-resultaat.<br />

Registratie PE-punten in PE-online<br />

De cursusorganisatoren zorgen voor een digitale verwerking van de<br />

presentielijsten. Hierdoor wordt uw online PE-dossier <strong>het</strong> gehele kalenderjaar<br />

voortdurend bijgewerkt. Controleert u regelmatig of de<br />

door u behaalde PE-punten correct in uw PE-dossier zijn opgenomen?<br />

Welke cursussen worden automatisch in uw<br />

persoonlijke dossier verwerkt?<br />

– Alle RB-bijeenkomsten (PE, LSB, Kring, Praktijkbijeenkomst,<br />

Forumbijeenkomst, ALV, RB-dag, Nieuwjaarsbijeenkomst)<br />

door ons in enige vorm van wettelijk keurslijf te dwingen. Dat<br />

zou ons ook in -wat ik maar even voor <strong>het</strong> gemak noem- de accountantsspagaat<br />

brengen. Bij ons is <strong>het</strong> glashelder en dat<br />

moet zo blijven: de klant betaalt en wij staan aan zijn (haar)<br />

kant! En dat mag ook; nee sterker nog: dat moet!<br />

En natuurlijk hebben we ons eigen Tucht- en beroepsrecht. En<br />

–met de nodige distantie- volg ik dat natuurlijk van nabij. En ik<br />

constateer ook hierbij dat u <strong>het</strong> heel goed doet. Er zijn weinig<br />

klachten, de aard van de klachten is niet structureel, ook al is<br />

er wel een zekere gemeenschappelijke noemer. Die is tweeledig:<br />

geld en/of communicatie. Conflicten gaan regelmatig om<br />

verstoorde persoonlijke verhoudingen, tussen klanten onderling<br />

of tussen klant en adviseur. In een redelijk aantal gevallen<br />

worden die conflicten reeds voor de eerste zitting opgelost.<br />

Daarnaast is de steeds regelmatiger inzet van mediation een<br />

zegen voor de conflictbeslechting. We hebben een netwerkje<br />

van enthousiaste mediators die met grote inzet hun vak bedrijven.<br />

Last but certainly not least: voor de financiën is de huidige<br />

werkwijze bij <strong>het</strong> tuchtrecht een zegen en daarom kan de vereniging<br />

<strong>het</strong> zich ook veroorloven om de kosten (ook die van<br />

mediation) voor haar rekening te nemen. Ik sluit af met de<br />

prettige conclusie dat u uw werk doet tot tevredenheid van<br />

uw klanten. Een groter compliment kan ik u niet geven.<br />

Overigens ben ik van mening dat de schenk- en erfbelasting<br />

dient te worden afgeschaft.<br />

Peter van den Berg, directeur<br />

– Door <strong>het</strong> RB geaccrediteerde bijeenkomsten van externe organisaties<br />

(zie cursuslijst persoonlijk online dossier)<br />

Van bovenstaande bijeenkomsten hoeft u bij verdiepte controle<br />

geen ‘bewijs van deelname’ te overleggen.<br />

Zelf registreren<br />

In onderstaande tabel ziet u welke activiteiten u zelf in PE-online<br />

dient te registreren (via ‘PE-activiteiten toevoegen’) en wat u<br />

moet kunnen aantonen bij een eventuele verdiepte controle.<br />

Activiteit Controlemiddel<br />

Bijeenkomsten van Belastingdienst<br />

en/of NBA<br />

Bewijs van deelname (zelf opvragen<br />

bij organisatie)<br />

Intern fiscaal vaktechnisch overleg Notulen en aanwezigheidsregistratie<br />

Docentschap Verklaring van <strong>het</strong> opleidingsinstituut<br />

Schrijven van fiscaal artikel Kopie van <strong>het</strong> artikel<br />

In <strong>het</strong> PE-reglement van <strong>het</strong> RB leest u meer informatie over de<br />

voorwaarden van puntentoekenning.<br />

Aspirant-leden en buitengewone leden zijn vrijgesteld van <strong>het</strong> behalen<br />

van PE-punten.<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

41


42<br />

<strong>het</strong><br />

Verenigingsnieuws<br />

Vakinformatie<br />

Duidelijkheid over toepassing<br />

eigenwoningregeling bij oversluiten<br />

bestaande hypotheekleningen<br />

Minister Blok van Wonen en Rijksdienst heeft in een brief van 4 maart 2013 aan<br />

de Tweede Kamer eindelijk duidelijkheid gegeven over de toepassing van de<br />

eigenwoningregeling bij <strong>het</strong> gedeeltelijk oversluiten van bestaande hypotheekleningen.<br />

Bij een gedeeltelijke herfinanciering van een hypotheeklening geldt voor<br />

de nieuwe schuld geen annuïtaire aflossingseis. Vorig jaar al vroeg <strong>het</strong> RB samen<br />

met SRA op basis van een aantal voorbeelden om opheldering over dit punt aan<br />

de Ministeries van Financiën en BZK (Wonen en Rijksdienst). De tekst van de wet<br />

sloot op dit punt niet aan op <strong>het</strong>geen tijdens de kamerbehandeling leek te zijn<br />

gezegd over de bedoeling. Bij een herfinanciering van een bestaande eigenwoningschuld<br />

leek de nieuwe lening alleen onder <strong>het</strong> overgangsrecht te kunnen<br />

vallen als de oude lening daarmee volledig zou worden afgelost.<br />

Hoewel minister Blok in zijn Kamerbrief niet expliciet op de door <strong>het</strong> RB en SRA<br />

aangedragen voorbeelden ingaat, blijkt daaruit dat <strong>het</strong> mogelijk wordt om de<br />

nieuwe schuld ook bij een gedeeltelijke herfinanciering van een lening onder <strong>het</strong><br />

overgangsrecht te laten vallen. Dit zal in een nog te publiceren besluit worden<br />

vastgelegd. Op deze manier wordt voorkomen dat verschil in fiscale behandeling<br />

ontstaat tussen bestaande eigenwoningschulden die zijn opgebouwd uit verschillende<br />

leningdelen en eigenwoningschulden die uit slechts één lening bestaan.<br />

Aan de toepassing van de regeling voor de gedeeltelijke herfinanciering voor de<br />

nieuwe schuld waarbij geen annuïtaire aflossingseis geldt, zijn wel twee nadere<br />

voorwaarden verbonden: de nieuwe schuld mag niet groter zijn dan de aflossing<br />

en deze moet worden aangegaan uiterlijk in <strong>het</strong> kalenderjaar na <strong>het</strong> jaar waarin de<br />

aflossing plaatsvond. SRA en RB zijn blij dat de onduidelijkheid op dit punt is<br />

opgelost.<br />

Terugblik forumbijeenkomst<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Uitbreiding NIWO-<br />

verklaring voor leden<br />

RB en NOAB<br />

Het <strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong> (RB), NOAB,<br />

NBA en de NIWO hebben in 2012 intensief<br />

overleg gevoerd dat heeft geleid tot extra<br />

mogelijkheden voor de dienstverlening van<br />

NOAB- en RB-leden. Vanaf nu mogen deze<br />

leden een verklaring over <strong>het</strong> risicodragend<br />

vermogen afgeven bij de initiële aanvraag<br />

van een transportvergunning.<br />

De NIWO is <strong>het</strong> orgaan dat transportvergunningen<br />

verleent aan Nederlandse vervoersbedrijven.<br />

Bij <strong>het</strong> aanvragen of verlengen van<br />

een transportvergunning verlangt de NIWO<br />

een verklaring over <strong>het</strong> risicodragend vermogen<br />

van een transportbedrijf. NOAB- en RBleden<br />

mochten al zo’n verklaring afgeven bij<br />

de verlenging van een transportvergunning.<br />

Door de inspanningen van <strong>het</strong> RB en NOAB<br />

mogen leden deze verklaring nu ook afgeven<br />

bij de eerste vergunningaanvraag. Dit was tot<br />

nog toe voorbehouden aan de leden van de<br />

NBA. De leden van <strong>het</strong> RB en NOAB kunnen<br />

door middel van een voorgeschreven onderzoeksprotocol<br />

en checklist aan de kwaliteiseisen<br />

van de NIWO voldoen.<br />

Op zaterdag 16 maart 2013 vond weer een forumbijeenkomst plaats in Hotel Van der Valk in Vianen. Tijdens deze middag konden aanwezige<br />

RB-leden praktijkvragen stellen aan fiscalisten van Bureau Vaktechniek en ervaringen delen met andere RB-leden. Ook werd de<br />

stelling ‘In 2013 wil ik als RB-lid een HT-convenant aangaan met de Belastingdienst’ behandeld. Het RB is van plan om voor de zomer<br />

samen met de Belastingdienst een voorlichtingsbijeenkomst te organiseren waarbij u al uw vragen kunt stellen over aansluiten op HT.<br />

Zodra deze bijeenkomst gepland staat, ontvangt u uiteraard een uitnodiging.<br />

Gezien de vele aanwezigen en de ontvangen reacties kunnen wij terugkijken op een geslaagde en waardevolle middag. In <strong>het</strong> najaar<br />

wordt weer een forumbijeenkomst georganiseerd.


Vragen aan Bureau Vaktechniek<br />

VRAAG<br />

ANTWOORD<br />

Wat zijn de fiscale gevolgen van echtscheiding voor de eigen<br />

woning en de renteaftrek?<br />

Een van onze leden stelde onlangs bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek de volgende kwestie aan de orde. Het ging om<br />

een echtpaar, getrouwd in gemeenschap van goederen, dat besluit te gaan scheiden. Na de echtscheiding blijft mevrouw in<br />

de woning wonen. Het echtpaar weet niet welke fiscale gevolgen eventuele afspraken hebben voor de renteaftrek.<br />

Betalen de echtgenoten <strong>het</strong> eigen aandeel van de rente<br />

dan ontstaat <strong>het</strong> volgende beeld. Mevrouw krijgt op grond<br />

van artikel 3.111 lid 1 Wet IB 2001 te maken met de helft<br />

van <strong>het</strong> eigenwoningforfait over de woning. De 50% rente<br />

die zij betaalt is aftrekbaar. Meneer krijgt op grond van de<br />

echtscheidings regeling van artikel 3.111 lid 4 Wet IB 2001<br />

ook te maken met de helft van <strong>het</strong> eigenwoningforfait. De<br />

50% rente die hij betaalt is aftrekbaar. Voor meneer geldt<br />

de echtscheidingsregeling ten hoogste twee jaar na <strong>het</strong><br />

verlaten van de woning. Omdat meneer zijn deel van de<br />

woning aan mevrouw beschikbaar stelt, krijgt zij te<br />

maken met belaste (artikel 3.101 lid 2 IB) en hij met aftrekbare<br />

alimentatie (artikel 6.3 lid 2 IB).<br />

Betaalt meneer alle lasten na de scheiding, dan is <strong>het</strong> anders.<br />

Zowel mevrouw als meneer krijgen te maken met de<br />

helft van <strong>het</strong> eigenwoningforfait. Mevrouw mag in principe<br />

geen rente in aftrek brengen omdat zij niet betaalt. Hoewel<br />

meneer 100% van de rente betaalt, mag hij slechts <strong>het</strong><br />

deel dat hij verschuldigd is (namelijk 50%) in aftrek<br />

brengen. De rente die meneer voor mevrouw betaalt kan<br />

ook als alimentatie worden gezien, aftrekbaar bij meneer en<br />

belast bij mevrouw, mits overeengekomen in <strong>het</strong> echtscheidingsconvenant.<br />

Hierdoor kan mevrouw deze rente (ontvangen<br />

als alimentatie) alsnog in aftrek brengen. Spreken<br />

partijen af dat de verrekening of terugbetaling van de door<br />

meneer betaalde rente later plaatsvindt, dan is er geen<br />

sprake van alimentatie maar van een schuldverhouding.<br />

Dan heeft mevrouw pas recht op aftrek wanneer de feitelijke<br />

verrekening of terugbetaling plaatsvindt. Het door<br />

meneer ter beschikking stellen van een deel van de woning,<br />

kan worden gezien als alimentatie, welke bij mevrouw is<br />

belast en bij meneer aftrekbaar is.<br />

Als RB-lid kunt u bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek vragen stellen over uw fiscale praktijk.<br />

Onze fiscalisten helpen u met name door collegiaal te overleggen, te ‘klankborden’ en eventueel<br />

door te verwijzen naar specialisten. U bereikt de helpdesk via <strong>het</strong> contactformulier op <strong>het</strong><br />

ledendeel van de RB-website.<br />

Betaalt mevrouw alle lasten, dan geldt <strong>het</strong> volgende.<br />

Mevrouw verantwoordt de helft van <strong>het</strong> eigenwoningforfait,<br />

meneer ook op grond van de echtscheidingsregeling. Hoewel<br />

mevrouw alle rente betaalt, is slechts de helft aftrekbaar, dat<br />

deel is zij namelijk verschuldigd. Meneer is weliswaar 50%<br />

van de rente verschuldigd, hij betaalt echter niet dus deze<br />

rente “drukt” niet op hem zodat hij deze niet in aftrek kan<br />

brengen. Meneer stelt zijn deel van de woning aan mevrouw<br />

ter beschikking. Dit is een vorm van alimentatie die bij mevrouw<br />

belast is en bij meneer aftrekbaar. Mevrouw betaalt<br />

<strong>het</strong> deel van de rente dat meneer verschuldigd was. Wanneer<br />

partijen afspreken dat deze schuld wordt verrekend/terugbetaald,<br />

is deze op <strong>het</strong> moment van verrekening/terugbetaling<br />

aftrekbaar bij meneer. Dit volgt uit paragraaf 7.2 van <strong>het</strong><br />

besluit DGB2010/921 van 10 juni 2010.<br />

Gerechtshof Amsterdam heeft hier op 29 maart 2012 een<br />

belangrijke uitspraak over gedaan. Mevrouw bleef in de woning<br />

wonen en betaalde alle rente. Conform afspraak werd<br />

de woning haar op een later moment toegedeeld waarbij<br />

werd aangesloten bij de waarde bij <strong>het</strong> begin van de echtscheidingsprocedure.<br />

De vraag was of zij voor de tussenliggende<br />

jaren alle rente in aftrek kon brengen of de helft.<br />

Het Hof oordeelde dat mevrouw alle kosten en lasten voor<br />

haar rekening nam en dat deze feitelijke situatie later in de<br />

akte van levering was vastgelegd. Het risico op waardevermindering<br />

kwam dus al op <strong>het</strong> moment dat zij gescheiden<br />

gingen wonen voor haar rekening, dus had zij toen al <strong>het</strong><br />

economische eigendom. Het volle bedrag van de hypotheekschuld<br />

was daardoor aan te merken als eigenwoningschuld<br />

en alle hypotheekrente was voor mevrouw aftrekbaar.<br />

Mr. A.T. Pahladsingh<br />

Bureau Vaktechniek<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

43


44<br />

<strong>het</strong><br />

Verenigingsnieuws<br />

Model onder de aandacht<br />

Model onder de aandacht:<br />

Notulen Tegenstrijdig Belang (Nieuw)<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

<strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong> heeft samen met Bol Juristen een databank met juridische<br />

modelovereenkomsten ontwikkeld, toegespitst op <strong>het</strong> privaatrecht. De juridische<br />

modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk<br />

nummer van Het <strong>Register</strong> lichten we een model voor u toe of behandelen we een<br />

actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.<br />

Bestuurders en commissarissen moeten zich bij de uitoefening<br />

van hun taak richten op <strong>het</strong> belang van de vennootschap en de<br />

met haar verbonden onderneming. Maar wat nu als een bestuurder<br />

bij <strong>het</strong> aangaan van een bepaalde transactie tevens een privébelang<br />

heeft? De wetgever is van mening dat de vennootschap<br />

tegen deze vorm van belangenverstrengeling moet worden beschermd.<br />

Op 1 januari 2013 is de Wet Bestuur en Toezicht in<br />

werking getreden. Deze wet bevat een nieuwe regeling bij een<br />

tegenstrijdig belang van bestuurders of commissarissen van<br />

naamloze of besloten vennootschappen. In deze bijdrage beperken<br />

we ons tot de regeling voor bestuurders.<br />

Geen vertegenwoordigingsregel maar een<br />

besluitvormingsregeling<br />

De oude regeling hield in dat bij een tegenstrijdig belang een bestuurder<br />

onbevoegd was de vennootschap te vertegenwoordigen.<br />

De regeling kon ook (externe) contractspartijen raken. Met de<br />

nieuwe regeling ligt de focus op de (interne) besluitvorming.<br />

Heeft een bestuurder een tegenstrijdig belang, dan neemt hij niet<br />

deel aan de beraadslaging en besluitvorming (over <strong>het</strong> aangaan<br />

van een bepaalde transactie). Het bestuursbesluit moet dan worden<br />

genomen door de overige bestuursleden. Zijn die niet voorhanden,<br />

of hebben alle bestuurders een tegenstrijdig belang, dan<br />

neemt de Raad van Commissarissen (RvC) <strong>het</strong> bestuursbesluit.<br />

Is geen RvC aanwezig, dan is de Algemene Vergadering (AV) bevoegd,<br />

tenzij de statuten een andere regeling geven.<br />

Wat wordt verstaan onder tegenstrijdig belang?<br />

De tegenstrijdigbelangregeling moet worden toegepast bij een<br />

direct of indirect persoonlijk belang van de bestuurder. De rechter<br />

weegt alle relevante en omstandigheden van <strong>het</strong> concrete geval<br />

mee bij de beoordeling (achteraf) of bij <strong>het</strong> aangaan van een overeenkomst<br />

sprake was van een tegenstrijdig belang. Het enkele feit<br />

dat een bestuurder binnen concernverband in verschillende hoedanigheden<br />

optreedt, leidt niet per definitie tot toepassing van de<br />

tegenstrijdigbelangregeling. Er moet daarnaast sprake zijn van<br />

enige vorm van persoonlijk belang, waardoor de bestuurder mogelijk<br />

niet uitsluitend handelt in <strong>het</strong> belang van de vennootschap.<br />

Informatieplicht, maar hoe en aan wie?<br />

In de wet zelf staat niets over hoe en aan wie de bestuurder een<br />

tegenstrijdig belang moet melden. Slechts uit de toelichting op<br />

<strong>het</strong> wetsvoorstel blijkt dat de bestuurder <strong>het</strong> bestuur, alsmede de<br />

RvC (of de AV) moet informeren over <strong>het</strong> tegenstrijdig belang. Ook<br />

is onduidelijk wie (vooraf) beoordeelt of sprake is van een tegenstrijdig<br />

belang. Een nadere uitwerking van de informatieplicht in<br />

statuten of reglement is daarom geen overbodige luxe.<br />

Gevolgen van niet naleving<br />

Het bestuursbesluit genomen door een bestuurder met een<br />

tegenstrijdig belang is vernietigbaar. Iedereen met een redelijk<br />

belang (bijvoorbeeld een minderheidsaandeelhouder of curator)<br />

kan een beroep doen op vernietiging. Door <strong>het</strong> besluit alsnog te<br />

bevestigen of te bekrachtigen kan deze sanctie met terugwerkende<br />

kracht worden ‘geheeld’.<br />

Als wordt aangenomen dat alle bestuurders een tegenstrijdig belang<br />

hebben, dan neemt de RvC (of de AV) <strong>het</strong> besluit. Blijkt<br />

achteraf geen sprake van een conflicterend belang bij <strong>het</strong> hele<br />

bestuur, dan is <strong>het</strong> besluit genomen door <strong>het</strong> verkeerde orgaan.<br />

Dit leidt in beginsel tot nietigheid. In tegenstelling tot vernietigbaarheid,<br />

kan nietigheid niet worden gerepareerd!<br />

Ten slotte enkele tips voor de praktijk:<br />

– Let op: de nieuwe regeling heeft onmiddellijke werking;<br />

bestaande statutaire regelingen zijn vaak strijdig met de<br />

nieuwe regeling en verliezen daarom hun werking.<br />

– Om nietigheid te voorkomen, is <strong>het</strong> te adviseren <strong>het</strong>zelfde besluit<br />

zowel door <strong>het</strong> bestuur als door de RvC/AV)te laten nemen 1 .<br />

– Overweeg een statutenwijziging en/of <strong>het</strong> opstellen van aanvullende<br />

reglementen ter uitwerking van de meldingsplicht en<br />

procedure.<br />

– Overweeg een statutenwijziging, in elk geval voor de eenpersoonsvennootschap<br />

zonder RvC, waarbij <strong>het</strong> tegenstrijdig<br />

belang wordt weggeschreven. Let op, een beroep op een<br />

‘weggeschreven’ tegenstrijdig belang is niet mogelijk bij een<br />

vennootschap met een meerhoofdig bestuur en/of een RvC.<br />

U vindt de juridische modellenbank op <strong>het</strong> ledendeel van www.rb.nl.<br />

Bij korte vragen over <strong>het</strong> gebruik van of behoefte aan uitleg over de<br />

modellen kunt u gratis gebruik maken van de Juridische Helpdesk<br />

van Bol Juristen. Zij zijn tijdens kantooruren bereikbaar per e-mail<br />

via juristen@boljuristen.nl of telefonisch op 088-1211211.<br />

1 Zie <strong>het</strong> nieuwe model Tegenstrijdig Belang (Notulen) zoals<br />

opgenomen in de Juridische Modellenbank.


Opleidingen<br />

Voorlichtingsavond vervolgopleidingen<br />

RB Opleidingen organiseert op 21 mei een voorlichtingsavond<br />

over de doorstroommogelijkheden na de opleidingen<br />

(AA) CB-belastingadviseur, HBO Fiscaal Recht (Bachelor Belastingadviseur)<br />

en Master Belastingadviseur. Tijdens de bijeenkomst<br />

worden de doorstroomtrajecten van de Rijksuniversiteit<br />

Groningen (RuG) en de Universiteit van Amsterdam (UvA)<br />

toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op de RB-opleiding<br />

Master Belastingadviseur, de enige fiscale hbo-master van<br />

Nederland. Een uitstekende gelegenheid om u te oriënteren<br />

op een vervolgstudie van uw keuze.<br />

Master Fiscaal Recht en Master<br />

Fiscale Economie<br />

Waagt u direct de sprong naar de opleiding Master Fiscaal<br />

Recht aan de RuG (LL.M.)? Of kiest u voor een academische<br />

verdieping van uw fiscaal-economische kennis aan de UvA<br />

(MSc.)?<br />

De Master Fiscaal Recht van de RuG richt zich op de fiscale<br />

problematiek rondom de grotere en de internationaal opererende<br />

onderneming. De opleiding zorgt ervoor dat u brede<br />

juridische, financiële en economische kennis in huis hebt.<br />

Het eerste jaar, <strong>het</strong> Toelatingsprogramma, heeft als doel om<br />

alle studenten op een gelijk niveau te brengen voordat zij<br />

doorstromen naar <strong>het</strong> masterjaar.<br />

Na <strong>het</strong> behalen van de masteropleiding Fiscale Economie aan<br />

de UvA lost u vanuit een breed economisch-fiscaal fundament<br />

Geslaagden RuG en UvA<br />

RB Opleidingen feliciteert mr J.W. Oppenhuizen AA CB en<br />

mr. J.J.M. Verdel - van Eenennaam CB. Zij zijn geslaagd voor<br />

de opleiding Master Fiscaal Recht aan de RuG die door de<br />

samenwerking tussen RB Opleidingen en de Rijksuniversiteit<br />

Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.<br />

Daarnaast feliciteert RB Opleidingen mevrouw drs. N.A.<br />

Viergever MB FB met <strong>het</strong> behalen<br />

van de master Fiscale Economie<br />

aan de Universiteit van Amsterdam<br />

(UvA), een uniek doorstroomtraject<br />

dat RB Opleidingen<br />

in samenwerking met de UvA<br />

aanbiedt.<br />

op nationaal en internationaal niveau fiscale vraagstukken op.<br />

U kunt als fiscalist aan de slag in <strong>het</strong> bedrijfsleven, de overheid<br />

en bij (multi)nationale ondernemingen in binnen- en<br />

buitenland.<br />

Master Belastingadviseur<br />

U kunt <strong>het</strong> ook praktischer aanpakken door de opleiding<br />

Master Belastingadviseur te volgen, de enige geaccrediteerde<br />

fiscale hbo-master in Nederland. Binnen deze opleiding wordt<br />

aandacht besteed aan de ontwikkeling van gedegen,<br />

specialistische vakkennis en komen vaardigheden gericht op<br />

advisering of <strong>het</strong> schrijven van een beroepschrift ruim aan<br />

bod. Daarnaast vormt de integratie van de verschillende<br />

fiscale vakgebieden binnen de beroepspraktijk van een<br />

belastingadviseur de rode draad van deze fiscale hbo-master.<br />

Hoe dan ook, de mogelijkheden zijn legio en zeer interessant<br />

voor de RB-adviseur die carrièresprongen wil maken. Komt u<br />

ook naar de voorlichtingsavond?<br />

Voorlichtingsavond<br />

Datum: dinsdag 21 mei 2013<br />

Locatie: Hotel Van der Valk in Vianen<br />

Tijden: 19.00 – 21.00 uur<br />

Aanmelding voor: dinsdag 7 mei 2013 via skoster@rb.nl<br />

Meer informatie over de opleidingen aan de RuG en de UvA<br />

vindt u op www.rbopleidingen.nl.<br />

Nieuwe brochure<br />

RB Opleidingen<br />

In mei verschijnt de nieuwe brochure van RB Opleidingen.<br />

Hierin vindt u een overzicht van alle fiscale vakopleidingen<br />

van <strong>het</strong> RB.<br />

De brochure is onderdeel van de nieuwe communicatie-<br />

campagne van RB Opleidingen. Naast een geheel vernieuwde<br />

en frisse vormgeving heeft de opleidingenbrochure een<br />

meer ‘magazine-achtige’ opzet met interviews met alumni,<br />

studenten en docenten en artikelen met achtergrondinformatie<br />

over <strong>het</strong> fiscale vak.<br />

RB-leden ontvangen deze brochure automatisch per post.<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

45


46<br />

<strong>het</strong><br />

Verenigingsnieuws<br />

Opleidingen<br />

RB-opleiding CB-belastingadviseur:<br />

verankering van kennis voor allround belastingadvies<br />

In de vorige editie van <strong>het</strong> verenigingsnieuws las u <strong>het</strong> eerste deel van <strong>het</strong> gesprek met Marieke Smit, Hoofd RB Opleidingen,<br />

over de actualiteit en ontwikkelingen binnen de vakopleidingen van <strong>het</strong> RB. Dit keer spraken wij over de gerenommeerde<br />

vervolgopleiding van RB Opleidingen: de opleiding CB-belastingadviseur.<br />

Marieke vervolgt: ‘Bij complexe fiscale vraagstukken zoeken<br />

belastingconsulenten in de praktijk regelmatig de samenwerking<br />

met een specialist of collega belastingadviseur. Bij <strong>het</strong><br />

grootste deel van de studenten die de opleiding tot belastingconsulent<br />

hebben afgerond ontstaat al gauw de ambitie om<br />

geheel zelfstandig complexe vraagstukken af te handelen en<br />

allround fiscaal te adviseren. Zij stromen door naar de opleiding<br />

CB-belastingadviseur.’<br />

Verdieping<br />

‘De afgelopen jaren zien wij een stijging in deze doorstroom, <strong>het</strong><br />

aantal aanmeldingen voor de opleiding CB-belastingadviseur<br />

neemt toe. Men realiseert zich dat doorstuderen echt nodig is<br />

om de klant te blijven bedienen met allround belastingadvies.<br />

De opleiding biedt verdieping op de fiscale kennis van de RB-<br />

opleiding CB-belastingconsulent. Een voorbeeld hiervan is <strong>het</strong><br />

onderwerp Bedrijfsoverdracht, in deze tijd van fusies en<br />

bedrijfsovernames erg actueel. Van dit onderwerp worden alle<br />

facetten behandeld, zodat de klant uiteindelijk geadviseerd kan<br />

worden vanuit <strong>het</strong> complete beeld.’<br />

De mkb-ondernemer centraal<br />

Communiceren en adviseren wordt belangrijker, konden we lezen<br />

in <strong>het</strong> verslag van <strong>het</strong> rondetafelgesprek over de toekomst van <strong>het</strong><br />

vak op pagina 8. Marieke beaamt dit en licht toe: ‘Bewustwording<br />

van <strong>het</strong> vak is ook een belangrijk aspect van de opleiding.<br />

Maar naast communiceren en adviseren mogen we ook een<br />

derde belangrijke pijler niet vergeten: anticiperen. De belastingadviseur<br />

krijgt meer en meer een signaalfunctie voor de mkb<br />

‘Centrale gedachte bij de ontwikkeling<br />

van <strong>het</strong> curriculum blijft: Waar vraagt de<br />

mkb-ondernemer om?’<br />

ondernemer. De klant vraagt steeds vaker om een totaaladvies,<br />

waarbij niet alleen rekening is gehouden met de eerste vraagstelling<br />

maar geadviseerd wordt voorbij de klantvraag. Oftewel:<br />

anticiperen op zaken die de klant zelf nog niet zag. Dat geeft<br />

toegevoegde waarde. Het schrijven en verdedigen van de<br />

scriptie is dan ook een belangrijke afsluiting van de opleiding<br />

CB-belastingadviseur. Naast <strong>het</strong> beschrijven van een probleemstelling<br />

moet de afstudeerder hier de uitwerking van zijn of haar<br />

eigen visie -als totaaladvies voor de mkb-ondernemer- centraal<br />

stellen, waarmee hij of zij aantoont verder te kunnen gaan dan<br />

de probleemstelling.’<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Evaluatie en doorontwikkeling<br />

‘Jaarlijks nemen we <strong>het</strong> curriculum onder de loep. Dit doen we<br />

samen met de onderwijscommissie en in <strong>het</strong> jaarlijkse docentenoverleg.<br />

De centrale gedachte bij de ontwikkeling van <strong>het</strong> curriculum<br />

blijft: “Waar vraagt de mkb-ondernemer de belastingadviseur<br />

om?” Vanaf september wordt bijvoorbeeld extra nadruk<br />

gelegd op estate planning en op alle regelgeving rond de dga.<br />

Over deze onderwerpen ziet men een toenemende vraag van<br />

klanten in de adviespraktijk.’<br />

In <strong>het</strong> voornoemde verslag van <strong>het</strong> rondetafelgesprek wordt<br />

gesteld dat advieskantoren keuzes moeten gaan maken, zoals:<br />

Branchegericht of regiogericht organiseren? Accountancy en fiscaliteit<br />

wel of niet verenigen binnen <strong>het</strong> advieskantoor? Wel of niet<br />

specialiseren? Wat betekent dit voor de doorontwikkeling van de<br />

fiscale opleidingen van <strong>het</strong> RB? ‘Deze ontwikkelingen betekenen<br />

Mr. Marieke Smit, hoofd RB Opleidingen


voor de toekomst onder andere meer aandacht voor maatwerk<br />

en specialisatie in <strong>het</strong> opleidingenaanbod’, vertelt Marieke. ‘Deze<br />

mogelijkheid bieden wij nu al in de opleidingen. Bijvoorbeeld<br />

door zoals eerder genoemd in <strong>het</strong> curriculum in te gaan op <strong>het</strong><br />

specialistische onderwerp estate planning. Daarnaast is er ruimte<br />

voor maatwerk en specialisatie door de fiscale opleidingen incompany<br />

aan te bieden. Dit doen wij bij een aantal grote kantoren,<br />

waar wij voor medewerkers de gespecialiseerde opleiding<br />

tot Agro CB-Belastingadviseur incompany verzorgen. Inmiddels is<br />

een aantal studenten hiervan aan <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> opleidingstraject.<br />

Na de zomer start weer een nieuwe groep. Overigens<br />

verenigt RB Opleidingen accountancy en fiscaliteit reeds in de<br />

opleidingen AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA CB-Belastingadviseur,<br />

die wij in samenwerking met de NBA aanbieden’.<br />

Moet bij de doorontwikkeling van opleidingen soms ook de keuze<br />

gemaakt worden om juist iets niet te doen? ‘Jazeker. Met steeds<br />

complexere regelgeving moet je je afvragen of alles nog wel<br />

diepgaand te behandelen is gedurende <strong>het</strong> reguliere opleidingsprogramma.<br />

De eigenwoningregeling bijvoorbeeld is <strong>het</strong> afgelopen<br />

jaar al een aantal maal zo drastisch gewijzigd dat <strong>het</strong> onderwerp<br />

eigenlijk alleen binnen <strong>het</strong> PE-programma uitgebreid en<br />

actueel aan de orde kan komen.’ Marieke Smit besluit: ‘Dit betekent<br />

overigens niet dat we deze keuze vaak moeten maken. Over<br />

CB-belastingadviseur<br />

De feiten<br />

Studieduur 2,5 jaar<br />

Niveau hbo<br />

Aantal colleges 36<br />

Collegetijden 18.15 – 21.45 uur<br />

Aanvang september / maart<br />

Semesters 5<br />

Zelfstudie 6 tot 8 uur per week<br />

Meer informatie:<br />

www.rbopleidingen.nl<br />

Juridische modellenbank<br />

Online modellen voor effectieve dienstverlening<br />

Exclusief<br />

voor leden<br />

24 uur per dag online<br />

beschikbaar<br />

Bekijk de juridische<br />

modellenbank<br />

op <strong>het</strong> ledendeel van<br />

www.rb.nl<br />

www.rb.nl<br />

<strong>het</strong> algemeen zijn actuele ontwikkelingen juist direct in te passen<br />

in de opleidingen. De fiscaliteit blijft nu eenmaal een dynamisch<br />

vak, waardoor ook de fiscale opleidingen continu moeten<br />

blijven aansluiten op de veranderende praktijk.’<br />

De dagelijkse praktijk stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van<br />

de belastingadviseur.<br />

U heeft hierbij niet alleen te maken met fi scale regelgeving, maar ook vaak met rechtspersonenrecht,<br />

vermogensrecht en verbintenissenrecht. <strong>Register</strong> <strong>Belastingadviseurs</strong><br />

ontwikkelde daarom in samenwerking met Bol Juristen speciaal voor haar leden een<br />

databank met modelovereenkomsten, toegespitst op <strong>het</strong> privaatrecht.<br />

In de juridische modellenbank vindt u:<br />

Juridische modellen toegespitst op privaatrecht<br />

Direct toepasbaar in uw adviespraktijk<br />

Gratis juridische helpdesk van Bol Juristen<br />

Verder in fi scale kennis<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

47


48<br />

<strong>het</strong><br />

Verenigingsnieuws<br />

Permanente Educatie<br />

PE PE uitgelicht<br />

Beleggen of ondernemen,<br />

hoe zit <strong>het</strong> nu precies?<br />

Er is een groot aantal wettelijke bepalingen dat een onderscheid<br />

maakt tussen beleggingsvermogen en ondernemingsvermogen.<br />

De fiscale gevolgen van dit onderscheid zijn over<br />

<strong>het</strong> algemeen erg groot. Probleem is echter dat niet altijd<br />

duidelijk is wat als ondernemingsvermogen en wat als beleggingsvermogen<br />

dient te worden aangemerkt.<br />

In deze cursus wordt uitgebreid ingegaan op dit onderscheid,<br />

zodat u de gevolgen voor uw klant op de juiste wijze in kaart<br />

kunt brengen en waar nodig kunt voorsorteren. Een kleine<br />

aanpassing kan grote kansen bieden. U leert op een geheel<br />

andere manier kijken naar zaken die dagelijks in uw praktijk<br />

aan de orde komen.<br />

Docent: mr. C.G. Dijkstra<br />

Dinsdag 28 mei 2013<br />

16.00 – 21.00 uur<br />

Hotel Vianen<br />

RB-leden € 160 excl. btw<br />

Niet-leden € 210 excl. btw<br />

5 fiscale punten<br />

Voorkomen van conflicten met de fiscus<br />

Veel adviseurs krijgen in de praktijk wel eens te maken met<br />

een stevig conflict met de Belastingdienst. In deze cursus<br />

leert u hoe u zich hierop kunt voorbereiden. Naast inzicht in<br />

de dynamiek van de ontwikkeling van een conflict, wordt u<br />

geleerd op welke wijze u <strong>het</strong> conflict <strong>het</strong> beste kunt beheersen.<br />

Daarbij wordt ook aandacht besteed aan situaties die de<br />

positie van u als adviseur kunnen bedreigen, zoals mogelijke<br />

incorrecte advisering, beboeting of zelfs de dreiging met<br />

strafrechtelijke vervolging. U krijgt een breder inzicht in de<br />

ontwikkeling en beheersing van conflicten en leert een goede<br />

strategie te bepalen die past bij <strong>het</strong> soort conflict waar u<br />

mee te maken heeft.<br />

Docent: mr. dr. J.A. Booij<br />

Dinsdag 11 juni 2013<br />

16.00 – 21.00 uur<br />

Hotel Vianen<br />

RB-leden € 160 excl. btw<br />

Niet-leden € 210 excl. btw<br />

2 fiscale en 3 algemene punten<br />

U kunt zich online aanmelden voor PE-cursussen<br />

via www.rb.nl/inschrijven<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

Wijziging locaties LSB<br />

Voor de Landelijke Studiebijeenkomsten zijn vanaf komend<br />

najaar enkele locaties gewijzigd. De locaties Breda en<br />

Ridderkerk worden samengevoegd naar Van der Valk Hotel<br />

Dordrecht. Locatie Veldhoven wordt gewijzigd in Van der Valk<br />

Hotel Eindhoven.<br />

In totaal zijn er dan zes locaties waar gratis Landelijke Studiebijeenkomsten<br />

worden georganiseerd, namelijk: Akersloot,<br />

Apeldoorn, Assen, Dordrecht, Eindhoven en Vianen.<br />

In <strong>het</strong> najaar van 2013 worden actuele onderwerpen behandeld,<br />

zoals de eigenwoningregeling en <strong>het</strong> Belastingplan<br />

2014. RB-leden met een volwaardig lidmaatschap ontvangen<br />

te zijner tijd per e-mail een uitnodiging voor deeelname aan<br />

de LSB’s.<br />

Meer informatie<br />

Kijk voor meer informatie en de startdatum voor<br />

aanmelden op <strong>het</strong> ledendeel van www.rb.nl<br />

(Permanente Educatie ><br />

Landelijke Studiebijeenkomsten).


PE-brochure najaar 2013<br />

Eind mei verschijnt de PE-brochure met <strong>het</strong> najaarsprogramma<br />

fiscale cursussen. RB-leden ontvangen deze brochure automatisch<br />

per post. Zodra de inschrijving geopend is, ontvangt u<br />

tevens een aankondiging via e-mail.<br />

Wijziging tarieven<br />

In de PE-brochure najaar 2013 staan de nieuwe tarieven weergegeven.<br />

Het RB heeft begin 2013 besloten om een meer<br />

eenvoudige tariefindeling te hanteren voor de Permanente Educatie-cursussen.<br />

Dit betekent dat er sinds 1 januari 2013 nog<br />

twee tariefgroepen bestaan, namelijk ‘RB-leden’ en ‘Niet-leden’.<br />

De tariefgroepen ‘Kantoorgenoten’ en ‘Niet-leden’ zijn samengevoegd<br />

naar tariefgroep ‘Niet-leden’. De prijs van ‘Kantoorgenoten’<br />

blijft gehandhaafd.<br />

Locaties<br />

Voor <strong>het</strong> PE-programma zijn de locaties gewijzigd. De locaties<br />

Breda en Ridderkerk worden samengevoegd naar Van der Valk<br />

Hotel Dordrecht. Locatie Veldhoven wordt gewijzigd in Van der<br />

Valk Hotel Eindhoven.<br />

Nieuw: Fiscale trainingen<br />

Sinds dit voorjaar organiseert RB Opleidingen binnen <strong>het</strong><br />

Permanente Educatie-programma nieuwe cursussen: de fiscale<br />

Programma Jong RB in 2013<br />

De data van <strong>het</strong> jaarprogramma van Jong RB zijn bekend. Jong RB is een professioneel netwerk van RB belastingadviseurs<br />

tot en met 35 jaar.<br />

Voorjaar 2013 spreker onderwerp<br />

15 mei Onno Clous/Norbert Overvelde Beroepsuitoefening in de praktijk, handvatten<br />

voor een volwassen klantrelatie<br />

20 juni Hans Zwagemaker Fiscale actualiteit<br />

Najaar 2013 spreker onderwerp<br />

23 oktober Bureau Vaktechniek RB Praktijkbijeenkomst<br />

19 november Esther Spliethof Doelgerichte communicatie en persoonlijk<br />

leiderschap<br />

Aanmelding voor de bijeenkomsten van Jong RB staat open<br />

voor RB-leden tot en met 35 jaar met een gewoon lidmaatschap.<br />

Zij ontvangen per bijeenkomst automatisch een uitnodiging<br />

per e-mail.<br />

trainingen. Kennis is één van de belangrijkste bedrijfsmiddelen<br />

van de belastingadviseur. Kennis van de klant, kennis van <strong>het</strong><br />

(belasting)recht en kennis van financiën. In de fiscale trainingen<br />

wordt daar nog een factor aan toegevoegd: de praktijk.<br />

Tijdens de fiscale trainingen werken deelnemers actief met elkaar<br />

aan concrete praktijksituaties, onder begeleiding van een fiscaal<br />

docent (trainer). Kennisdeling en <strong>het</strong> delen van praktijkervaringen<br />

geven aan de fiscale trainingen een meerwaarde voor de adviseur<br />

die wil oefenen aan de hand van herkenbare praktijksituaties.<br />

In de nieuwe PE-brochure vindt u <strong>het</strong> volledige programma van<br />

de fiscale trainingen.<br />

Alle informatie over<br />

Jong RB in 2013 lees je op<br />

www.rb.nl/jongrb<br />

april 2013 | nummer 2 | <strong>het</strong> <strong>Register</strong><br />

49


geling opgenomen om innovatie in <strong>het</strong><br />

lopmentaftrek (hierna: RDA). De RDA<br />

aken om speur- en ontwikkelingswerk<br />

de R&D kosten. Door deze extra aftrek<br />

dien hij winst maakt. Het is een nieutrumenten.<br />

In deze brochure gaan we<br />

lingen van de RDA aan de S&O-verklale<br />

fiscale innovatiebeleid, behandelen<br />

jkheden om de voortbrengingskosten<br />

ten laste van <strong>het</strong> resultaat te brengen.<br />

lijk geïllustreerd met voorbeelden.<br />

omie in Rotterdam en is thans werk-<br />

977) studeerde fiscaal recht aan de<br />

bij BDO in Amstelveen. Beiden zijn lid<br />

elijk betrokken bij de diverse afstempubliceren<br />

zij regelmatig over fiscale<br />

seminars over Innovatie. Drs. Michael<br />

van Bureau Vaktechniek van BDO in<br />

t terrein van vennootschapsbelasting<br />

e commissie wetsvoorstellen van de<br />

50<br />

<strong>het</strong><br />

Verenigingsnieuws<br />

Boeken<br />

Dubbelrecensie: Fiscale stimuleringsmaatregelen<br />

innovatie en<br />

Innovatiebox en RDA<br />

12<br />

van Gijlswijk / Gimes / de Vries Fiscale stimuleringsmaatregelen innovatie<br />

F I S C A A L<br />

ACTUEEL<br />

Fiscale stimuleringsmaatregelen<br />

innovatie<br />

Eindredactie:<br />

Drs. M.J.A.M. van Gijlswijk<br />

Mr. A.R. Gimes<br />

Artikel 12b Wet op de vennootschapsbelasting<br />

biedt ondernemingen die investeren in onderzoek<br />

en ontwikkeling een aanzienlijk belastingvoordeel.<br />

Van de winsten die zij met deze<br />

investeringen behalen wordt circa 80% vrijgesteld<br />

van vennootschapsbelasting, waardoor<br />

<strong>het</strong> effectieve tarief voor deze inkomsten<br />

slechts 5% bedraagt. Deze regeling, die in<br />

2007 werd ingevoerd, stond aanvankelijk<br />

bekend als ‘de octrooibox’ maar wordt sinds de<br />

wijzigingen in 2010 ‘innovatiebox’ genoemd.<br />

Deze brochure bevat een uiteenzetting over de<br />

totstandkoming van artikel 12b Wet op de<br />

vennootschapsbelasting, de voorwaarden voor<br />

de toepassing van de innovatiebox en de berekening<br />

van <strong>het</strong> bedrag van de 80%-vrijstelling.<br />

Het onderwerp wordt niet alleen vanuit een<br />

theoretisch standpunt benaderd. Ook de ervaringen<br />

met de toepassing van de innovatiebox<br />

in de praktijk komen ruim aan bod. De<br />

relevante wetteksten zijn in de bijlagen opgenomen<br />

evenals een rekenmodel en voorbeelden<br />

van vaststellingsovereenkomsten betreffende de<br />

innovatiebox.<br />

In deze tweede en herziene druk is een apart<br />

hoofdstuk gewijd aan de aanvullende aftrek<br />

voor speur- en ontwikkelingswerk (RDA), die<br />

met ingang van 2012 in de wet is opgenomen.<br />

De RDA blijkt in de praktijk een direct verband<br />

te hebben met de innovatiebox.<br />

Mr. M.L.B. van der Lande (1950) is onafhankelijk<br />

adviseur in fiscale, juridische en governance<br />

aangelegenheden. Tot 2012 was hij verbonden<br />

aan Baker & McKenzie, aanvankelijk<br />

als partner en later als adviseur.<br />

E.F. de Vries Msc 12<br />

Auteurs: drs. M.J.A.M. van Gijls- Auteur: mr. M.L.B. van der<br />

wijk, mr. A.R. Gimes en Lande<br />

E.J. de Vries MSc<br />

Uitgever: Kluwer Uitgever: Kluwer<br />

ISBN: 978 90 13 10069 3 ISBN: 978 90 13 07726 1<br />

Prijs: € 30,95 Prijs: € 56,00<br />

Diverse ondernemers houden zich bezig met innovatie. De politiek<br />

heeft diverse fiscale stimuleringsmaatregelen ingevoerd om dit te<br />

bevorderen. Hierdoor is een specifiek fiscaal terrein ontstaan, waardoor<br />

<strong>het</strong> prettig is als literatuur overzicht biedt in de regelgeving.<br />

Wij hebben daarom bovengenoemde boeken onder de loep genomen.<br />

Beiden verschillen in opzet, inhoud, dikte en prijs. Het eerste<br />

boek, uit de Fiscaal Actueel reeks, is geheel nieuw. Aanleiding<br />

hiervoor was de invoering van de Research & Developmentaftrek<br />

(RDA) per 1 januari 2012. Het grootste deel van dit boek wordt<br />

dan ook door dit onderwerp in beslag genomen. Overigens neemt<br />

men een erg uitgebreide aanloop via een theoretische beschouwing<br />

rond een al oudere stimuleringsmaatregel, de Wet vermindering<br />

afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.<br />

Wellicht nodig, maar soms taai om vol<br />

te houden met lezen. Het tweede boek be-<br />

treft de tweede druk van een eerder uitgebrachte<br />

versie en is duidelijk anders dan <strong>het</strong><br />

eerste. Het is vooral gericht op de innovatiebox.<br />

Hierover is in dit boek duidelijk meer<br />

diepgang aanwezig. Wetswijzigingen per<br />

2011 en 2012 waren aanleiding voor de<br />

tweede druk. De auteur heeft daarbij een<br />

deel toegevoegd over de RDA, zij <strong>het</strong> in beperktere<br />

mate dan in <strong>het</strong> eerste boek. Mocht<br />

je vooral op zoek zijn naar uitgebreidere beschouwingen<br />

over de innovatiebox, dan geven<br />

wij de voorkeur aan <strong>het</strong> tweede boek.<br />

Eindoordeel: n n n n<br />

brochures<br />

Door: mr. Lucas Blom FB AA en mr. Johan Stip FB<br />

<strong>het</strong> <strong>Register</strong> | april 2013 | nummer 2<br />

fed<br />

fiscale<br />

Vpb 2e<br />

Vpb Van der Lande Innovatiebox en RDA<br />

Innovatiebox<br />

en RDA<br />

druk 2012<br />

fed<br />

fiscale<br />

brochures<br />

Vpb<br />

Mr. M.L.B. van der Lande<br />

In de boekenrubriek geven ervaren<br />

vak mensen op persoonlijke<br />

titel hun mening over recent<br />

verschenen (fiscale) boeken:<br />

n Twee beoordelaars recenseren<br />

een boek.<br />

n Zij kennen cijfers toe voor<br />

bijvoorbeeld leesbaarheid,<br />

actualiteit en niveau.<br />

De recensenten geven een<br />

eindoordeel:<br />

Aanrader n n n n n<br />

Goed n n n n<br />

Redelijk n n n<br />

Matig n n<br />

Afrader n<br />

Inkomstenbelasting en de<br />

gevolgen van (echt)scheiding<br />

Auteurs: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken (Red.), mr. dr. N.C.G. Gubbels,<br />

mr. dr. M.J. Hoogeveen, mr. G.M.C.M. Staats<br />

Uitgever: Sdu<br />

ISBN: 9789012389198<br />

Prijs: € 54,00<br />

Praktisch nut: 8<br />

Wetenschappelijk niveau: 7<br />

Actualiteit: 8<br />

Leesbaarheid: 7<br />

13 13<br />

13<br />

fiscale geschriften<br />

Deze uitgave behandelt de gevolgen van (echt)scheiding voor de Wet inkomstenbelasting<br />

2001. Verschillende aandachtsgebieden komen aan bod. In de eerste plaats hebben<br />

scheidingen invloed op <strong>het</strong> partnerbegrip en de vrije inkomenstoerekening. Daarnaast<br />

gaat ook de aandacht uit naar de invloed die een scheiding heeft op de verschillende<br />

bronnen van inkomen; denk aan winst uit onderneming, de terbeschikkingstellingsregeling,<br />

de eigenwoningregeling en <strong>het</strong> aanmerkelijk belang.<br />

Een ander aandachtsgebied betreft de fi scale implicaties van <strong>het</strong> huwelijksvermogensrecht.<br />

Indien echtelieden in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, wordt bij echtscheiding<br />

de huwelijksgemeenschap ontbonden. Deze ontbinding en de daarop volgende<br />

verdeling veroorzaken binnen bepaalde bronnen van inkomen fi scale gevolgen.<br />

Indien echtelieden waren gehuwd onder <strong>het</strong> maken van huwelijkse voorwaarden, laten<br />

zich eveneens inkomstenbelastinggevolgen denken bij de afwikkeling van <strong>het</strong> huwelijk.<br />

Een ander onderdeel van <strong>het</strong> huwelijksvermogensrecht betreft de verplichting tot voorverrekening<br />

en -verevening. De gevolgen voor de inkomstenbelasting met betrekking<br />

tot deze betalingen c.q. ontvangsten worden eveneens nader onder de loep genomen.<br />

De auteurs zijn allen verbonden aan de vakgroep belastingrecht van Tilburg University.<br />

ziening in <strong>het</strong> levensonderhoud van de gewezen echtgenoot en kinderen en de pensioen-<br />

Presentatie: 8<br />

Prijs-kwaliteit-verhouding: 8<br />

Bedoeld voor: generalist<br />

www.sdufi scaal.nl<br />

Dit boek is ook opgenomen op ndfr<br />

Scheiden blijft altijd actueel, ook al geven de statistieken van <strong>het</strong><br />

CBS aan dat <strong>het</strong> aantal scheidingen de laatste jaren niet groeit of<br />

zelfs iets daalt. De reden van de derde druk van dit boek wordt<br />

niet duidelijk, maar <strong>het</strong> gewijzigde partnerbegrip en een update<br />

omdat de vorige druk van vijf à zes jaar geleden dateert, vormen<br />

op zich al voldoende redenen om alles weer eens onder de loep<br />

te nemen en wat anders op te zetten.<br />

Na een algemeen deel over <strong>het</strong> partnerbegrip en vrije inkomenstoerekening,<br />

komen diverse bronnen aan bod zoals winst uit<br />

onderneming, de terbeschikkingstellingsregeling, de eigenwoningregeling<br />

en <strong>het</strong> aanmerkelijk belang. Daarna passeren<br />

levensverzekeringen, alimentatie en pensioenverevening de<br />

revue.<br />

Wat ons vooral aansprak is dat de auteurs waar mogelijk werken<br />

met voorbeelden en manco’s signaleren. Dat maakt <strong>het</strong> voor de<br />

praktijk interessant en grote delen van <strong>het</strong> boek zijn hierdoor<br />

prettig leesbaar. De leesbaarheid wordt gaandeweg minder, juist<br />

omdat de voorbeelden afnemen en de behandelde<br />

materie voor de generale fiscalist<br />

wat weerbarstiger is.<br />

Kan de belastingadviseur dit boek gebruiken<br />

bij de begeleiding van een scheidingsprocedure?<br />

Naar onze mening is dit <strong>het</strong><br />

geval. Aan de verschillende aspecten die<br />

een rol spelen voor de inkomstenbelasting<br />

wordt voldoende aandacht besteed en onze<br />

conclusie is dat deze uitgave dankzij de<br />

voorbeelden en de systematische opzet een<br />

goed naslagwerk vormt, maar ook niet meer<br />

dan dat.<br />

Eindoordeel: n n n n<br />

fiscale geschriften<br />

Door: mr. Berrie van der Velden FB AA en<br />

mr. Sebastian van Wijk FB<br />

van vijfeijken (red.)<br />

fg<br />

3e druk<br />

Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding<br />

Inkomstenbelasting<br />

en de gevolgen van<br />

(echt)scheiding<br />

Derde druk<br />

prof.mr. i.j.f.a. van vijfeijken (red.)<br />

mr.dr. n.c.g. gubbels<br />

mr.dr. m.j. hoogeveen<br />

mr. g.m.c.m. staats<br />

inkomstenbelasting<br />

Deel 13 FG-reeks 1 06-12-12 11:39


“COMPLEET,<br />

VOORDELIG EN<br />

GEEN GEDOE.”<br />

Kluwer Belastingpraktijk: werkt in uw voordeel!<br />

• Compleet klaar r vo v or SBR BR/X /XBR BRL L en e onl nlin ine aa aang ngif ifte te<br />

• Het et all lles es-i -inn-ee<br />

e n aa aang ng n if ifte tepa pakk kket et, in incl cl clus usie ief f to toes esla lage gen 2013 13<br />

• Geen extra mo modu dule les, s, ver erbo borg rgen en kos oste ten of nah aheffi effi ng ngen<br />

oorl r op opig ige e aa aang ng n if ifte te voo oor r IB en VP VPB<br />

• Voo<br />

• Gee<br />

• Dir<br />

• Een<br />

• Bes<br />

een pr prij ijsv sver erho hogi ging ng in 20 2013 13: v. v.a. a. €0, 0,99 99 per er aan angi gift fte!<br />

irec ect t fi fisc sc s al ale ac acht hter ergr gr g on ondi dinf nfor orma mati tie e ra raad adpl pleg egen en via koppeling ng met Kluwer Fiscaal+<br />

envo voud udig ige conv nver ersi sie e va van n El Else sevi vier er of f SD SDU<br />

este te hel elpd pdesk in aan an a gi gift f eland<br />

v.a. €0,99<br />

per aangifte!<br />

Bestel nu of maak een afspraak met een account manager via www.kluwerbelastingpraktijk.nl<br />

Kluwer Belastingpraktijk. Voorsprong door ontwikkeling.


ElsevierFiscaal presenteert:<br />

Masterclasses<br />

Werkt u met ElsevierFiscaal aangiftesoftware?<br />

En wilt u complexe aangiften van een hoge kwaliteit kunnen maken?<br />

Meld u dan aan voor een van onze Masterclasses!<br />

I. Tolk,<br />

fi scalist bij Loyens & Loeff<br />

IB Masterclass:<br />

• De eigenwoningregeling<br />

(waaronder de bijleenregeling);<br />

• Aanmerkelijk belang;<br />

• Voorkoming van dubbele<br />

belasting;<br />

• Fiscaal partnerschap;<br />

• BAS Programma in de praktijk.<br />

J.A. Petrie,<br />

belastingadviseur en lid van de praktijkgroep<br />

btw, douane en internationale<br />

handel bij Loyens & Loeff<br />

BTW Masterclass<br />

• De ondernemer, leveringen en<br />

diensten;<br />

• Plaats van de prestatie, de maat<br />

staf van heffing en de tarieven;<br />

• Vrijstellingen en de aftrek van<br />

voorbelasting;<br />

• Intracommunautaire transacties,<br />

invoer en nultarief bij uitvoer;<br />

• BTW Programma in de praktijk.<br />

I.H.M. Egberts,<br />

fi scalist bij Loyens & Loeff<br />

VPB Masterclass<br />

• De fiscale eenheid;<br />

• De deelnemersvrijstelling;<br />

• De afschrijving van bedrijfsmiddelen<br />

en aanverwante regelingen;<br />

• De verliescompensatie;<br />

• VPB Programma in de praktijk.<br />

Kom van mei tot juni naar één van onze masterclasses.<br />

Kijk voor een compleet programma, de exacte data, locaties en de sprekers op:<br />

www.elsevierfi scaal.nl/masterclass<br />

ElsevierFiscaal, de meest gebruikte aangiftesoftware en almanakken voor de belastingadviseur<br />

N. Idsinga,<br />

fi scalist bij Loyens & Loeff en docent<br />

aan de UvA<br />

Successie Masterclass<br />

• Bedrijfsopvolgingsfaciliteit;<br />

• Huwelijksvermogensrecht en<br />

testamenten;<br />

• Invloed huwelijksvermogens<br />

recht en testamenten op de<br />

bedrijfsopvolgingsfaciliteit;<br />

• Fictiebepalingen in de Successiewet<br />

en de internationale<br />

aspecten van de Successiewet;<br />

• Successie & Schenking<br />

Programma in de praktijk.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!