You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2 <strong>Samuël</strong> 9<br />
18:17 aldus verklaard: Davids zonen waren de<br />
eersten aan de hand des konings, of den<br />
koning ter hand, gelijk men zegt.<br />
1. En David zeide: Is er nog iemand die<br />
overgebleven is van het huis van<br />
Saul, dat ik weldadigheid aan hem<br />
doe, om Jonathans wil? Zie boven, 2<br />
Sam. 1:26, en 1 Sam. 20.<br />
2. Het huis van Saul nu had een knecht,<br />
Een bezorger des huizes, als hofmeester, Gen.<br />
15:2,3. Vergelijk onder, 2 Sam. 9:10. wiens<br />
naam was Ziba; Hebreeuws, Tsiba. en zij<br />
riepen hem tot David. En de koning<br />
zeide tot hem: Zijt gij Ziba? En hij<br />
zeide: Uw knecht. Dat is, ik ben Ziba, tot<br />
uw dienst.<br />
3. En de koning zeide: Is er nog iemand<br />
van het huis van Saul, dat ik Gods<br />
weldadigheid bij hem doe? Zie 1 Sam.<br />
20;14,15,16,17. Toen zeide Ziba tot den<br />
koning: Er is nog een zoon van<br />
Jonathan, die geslagen is aan beide<br />
voeten. Gelijk boven, 2 Sam. 4:4; dat is,<br />
kreupel, gelijk onder, 2 Sam. 9:13.<br />
4. En de koning zeide tot hem: Waar is<br />
hij? En Ziba zeide tot den koning:<br />
Zie, hij is in het huis van Machir, den<br />
zoon van Ammiel, te Lodebar. Gelegen<br />
over de Jordaan, in het land Gilead, niet ver<br />
van Mahanaïm. Zie onder, 2 Sam. 17:27.<br />
5. Toen zond de koning David heen, en<br />
hij nam hem uit het huis van Machir,<br />
Dit is, liet hem halen. den zoon van<br />
Ammiel, van Lodebar.<br />
6. Als nu Mefiboseth, de zoon van<br />
Jonathan, den zoon van Saul, tot<br />
David inkwam, zo viel hij op zijn<br />
aangezicht, en boog zich neder. En<br />
David zeide: Mefiboseth! En hij<br />
zeide: Zie, hier is uw knecht.<br />
7. En David zeide tot hem: Vrees niet,<br />
want ik zal zekerlijk weldadigheid bij<br />
u En uwen zoon, onder, 2 Sam. 9:9,12.<br />
doen, Hebreeu En uwen zoon, onder, 2 Sam.<br />
9:9,12.ws, ik zal doende doen, enz. om u En<br />
uwen zoon, onder, 2 Sam. 9:9,12.ws vaders<br />
Jonathans wil; en ik zal u En uwen zoon,<br />
onder, 2 Sam. 9:9,12. alle akkers van u En<br />
uwen zoon, onder, 2 Sam. 9:9,12.w vader<br />
Sau En uwen zoon, onder, 2 Sam. 9:9,12.l<br />
wedergeven; Dewijl Isboseth en anderen<br />
van Sauls huis tegen David gekrijgd hadden,<br />
zo waren hun goederen aan den koning<br />
vervallen, die ze nu Mefiboseth wedergeeft.<br />
en gij zu En uwen zoon, onder, 2 Sam.<br />
9:9,12.lt gedu En uwen zoon, onder, 2 Sam.<br />
9:9,12.riglijk brood eten aan mijn<br />
tafel. Dat is, dagelijks bij mij eten en drinken,<br />
ter tafel bij mij gaan. Zie boven, 2 Sam. 3:35.<br />
8. Toen boog hij zich, en zeide: Wat is<br />
uw knecht, dat gij omgezien hebt<br />
naar een doden hond, Een spreekwoord<br />
bij de Joden, waarmede iemands nietigheid<br />
en verachtelijkheid wordt uitgedrukt. Zie 1<br />
Sam. 24:15, en onder, 2 Sam. 16:9. Vergelijk<br />
boven, 2 Sam. 3:8. als ik ben?<br />
9. Toen riep de koning Ziba, Sauls<br />
jongen, Dat is, die Sauls knecht geweest<br />
was. en zeide tot hem: Al wat Saul<br />
gehad heeft, en zijn ganse huis, heb<br />
ik den zoon uws heren gegeven. Te<br />
weten, Mefiboseth; of gelijk sommigen,<br />
Micha vs. 12?, als die daarvan zou leven; maar<br />
hiermede was de vader niet uitgesloten, gelijk<br />
2 Sam. 9:7.<br />
10. Daarom zult gij voor hem het land<br />
bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw<br />
knechten, en zult de vruchten<br />
inbrengen, opdat de zoon uws heren<br />
brood hebbe, dat hij ete; en<br />
Mefiboseth, de zoon uws heren, zal<br />
geduriglijk brood eten aan mijn tafel.<br />
Ziba nu had vijftien zonen en twintig<br />
knechten.<br />
11. En Ziba zeide tot den koning: Naar<br />
alles, wat mijn heer de koning zijn<br />
knecht gebiedt, alzo zal uw knecht<br />
doen. Ook zou Mefiboseth, Hij wil<br />
zeggen dat hij ook Mefiboseth zelf indien het<br />
den koning had beliefd aan zijn tafel zo wel<br />
zou getrakteerd hebben, alsof hij aan het hof