Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
oordeelde strafbaar te zijn. Zie 1 Kon. 2:9.<br />
Waarom hebt gij alzo gedaan?<br />
11. Voorts zeide David tot Abisai en<br />
tot al zijn knechten: Ziet, mijn zoon,<br />
die van mijn lijf is voortgekomen,<br />
zoekt mijn ziel; Dat is, staat naar mijn<br />
leven. Zie boven, 2 Sam. 4:8. hoeveel te<br />
meer dan nu deze zoon van Jemini?<br />
Dat is, deze Benjaminiet, gelijk Richt. 19:16,<br />
Simeï was van Sauls geslacht, boven, 2 Sam.<br />
16:5, en Saul was uit den stam Benjamin. Zie<br />
boven, 2 Sam. 3:19, en onder, 2 Sam. 19:16.<br />
Laat hem geworden, dat hij vloeke,<br />
want de HEERE heeft het hem<br />
gezegd. Zie op 2 Sam. 16:10.<br />
12. Misschien zal de HEERE mijn<br />
ellende aanzien; Anders, mijn oog; dat is,<br />
mijn tranen. en de HEERE zal mij goed<br />
vergelden voor zijn vloek, Dat is,<br />
waarmede Simeï mij op dezen dag vloekt; of,<br />
God zal mij misschien, zelfs ook op dezen dag,<br />
wat goeds bescheren voor dezen vloek. te<br />
dezen dage.<br />
13. Alzo ging David met zijn lieden op<br />
den weg; en Simei ging al voort<br />
Hebreeuws, ging gaande. langs de zijde<br />
des bergs tegen hem over, David. en<br />
vloekte, en wierp met stenen van<br />
tegenover hem, Of, tegen hem aan. en<br />
stoof met stof. Dat is, hij verwekte stof en<br />
schopte, of wierp het op David en zijn volk; of<br />
hij wierp met aarden kluiten, zodat David en<br />
de zijnen van derzelver stof bestoven werden.<br />
14. En de koning kwam in, en al het<br />
volk, dat met hem was, moede<br />
zijnde; en hij verkwikte zich aldaar.<br />
15. Absalom nu en al het volk, de<br />
mannen van Israel, kwamen te<br />
Jeruzalem, en Achitofel met hem.<br />
Absalom.<br />
16. En het geschiedde, als Husai, de<br />
Archiet, Davids vriend, tot Absalom<br />
kwam, dat Husai tot Absalom zeide:<br />
De koning leve, Dat is: Ik wens den koning<br />
geluk en heil met een lang leven. de koning<br />
leve!<br />
17. Maar Absalom zeide tot Husai: Is<br />
dit uw weldadigheid aan uw vriend?<br />
Waarom zijt gij niet met uw vriend<br />
getogen?<br />
18. En Husai zeide tot Absalom:<br />
Neen, maar welken de HEERE<br />
verkiest, en al dit volk, en alle<br />
mannen van Israel, diens zal ik zijn,<br />
en bij hem zal ik blijven.<br />
19. En ten andere, wien zou ik<br />
dienen? Zou het niet zijn voor het<br />
aangezicht zijns zoons? Davids. Gelijk<br />
als ik voor het aangezicht uws vaders<br />
gediend heb, alzo zal ik voor uw<br />
aangezicht zijn.<br />
20. Toen zeide Absalom tot Achitofel:<br />
Geeft onder ulieden raad, wat zullen<br />
wij doen?<br />
21. En Achitofel zeide tot Absalom:<br />
Ga in tot de bijwijven uws vaders, Dat<br />
is, beslaap haar. Zie Gen. 6:4. die hij<br />
gelaten heeft om het huis te<br />
bewaren; zo zal gans Israel horen,<br />
Dat is, dat horende, zullen zij verstaan en<br />
merken dat gij met ernst tegen uw vader gaat,<br />
en naar hem niet vraagt, zulks dat zij niet<br />
hebben te vrezen, dat gij u met uw vader<br />
mocht verzoenen, en zij alsdan in perijkel van<br />
straf blijven. dat gij bij uw vader<br />
stinkende zijt geworden, Zie Gen.<br />
34:30. en de handen van allen, die<br />
met u zijn, zullen gesterkt worden.<br />
Dat is, zij zullen moed en courage nemen, om<br />
met u tegen uw vader dapperlijk en zonder<br />
schromen aan te gaan. Gelijk daarentegen,<br />
het slap worden der handen betekent moed<br />
en courage te verliezen. Zie boven, 2 Sam.<br />
4:1.<br />
22. Zo spanden zij Absalom een tent<br />
op het dak; Zie Deut. 22:8, en boven, 2<br />
Sam. 11:2. en Absalom ging in tot de<br />
bijwijven zijns vaders, voor de ogen<br />
van het ganse Israel.<br />
23. En in die dagen was Achitofels<br />
raad, dien hij raadde, als of men Dat<br />
is, zo veel en hoog geacht, alsof de raad van<br />
God zelven kwam. Zulks dat David wel reden