'Wie niet waagt…' - Marleen De Jong Teksten
'Wie niet waagt…' - Marleen De Jong Teksten
'Wie niet waagt…' - Marleen De Jong Teksten
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
‘Wie <strong>niet</strong> waagt…’<br />
twintig innovatieve projecten beschreven
2<br />
Inhoud<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10<br />
<strong>De</strong> Vakantieschool 4<br />
<strong>De</strong> Zondagacademie 6<br />
Evaluatie Voorschool -<br />
<strong>De</strong> Vroegte Wint 8<br />
Haventaal 10<br />
Hoe ben ik? Zelfrefl ectielijst<br />
sociale competentie 12<br />
In het spoor van Ketelbinkie 14<br />
Kansen keren; nieuwe trend is<br />
digitalent 16<br />
KO in groep 3 18<br />
Nederlands in uitvoering -<br />
Praktisch Nederlands 20<br />
Nederlands spreken opent<br />
deuren, taalcampagne<br />
Afrikaanderwijk 22<br />
11<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
19<br />
20<br />
OpStapklas Rotterdams<br />
Lyceum 24<br />
Rakkertjes 26<br />
Schoolbrede aanpak sociale<br />
competentie VO 28<br />
Sociale competentie in leerlingvolgsysteem<br />
30<br />
Taalplusdans na schooltijd 32<br />
<strong>Teksten</strong>web - Wijze teksten en<br />
woorden 34<br />
Toegevoegde waarde van de<br />
school 36<br />
Toevoeging sociale competentie<br />
aan toetsservice 38<br />
Topklas Calvijn/Henegouwen 40<br />
Wanita 42
Inleiding<br />
Twintig innovatieve projecten. Twintig verhalen. Dat is wat u aantreft in de bundel die u in handen heeft. Het zijn<br />
beschrijvingen van projecten die geheel of gedeeltelijk gefi nancierd zijn uit het innovatiebudget van het ROAP, het<br />
Rotterdams Onderwijs Achterstanden Plan.<br />
Vernieuwende initiatieven, daar gaat het om. Eigen aan vernieuwing is dat het <strong>niet</strong> meteen honderd procent hoeft<br />
te slagen. Het innovatiebudget is bedoeld om uit te vinden of iets dat als vernieuwingsimpuls in theorie bedacht is,<br />
in de praktijk ook werkt. Dat lukt bij het ene project beter dan bij het andere. <strong>De</strong>ze twintig projecten geven daar een<br />
beeld van.<br />
Er is genoeg te melden. In de verhalen komen leerkrachten aan het woord, een enkele keer leerlingen, vaak ook<br />
projectbegeleiders of initiatiefnemers. Sommige projecten vertonen overeenkomsten met elkaar. Opvallend is de<br />
grote aandacht voor sociale competentie. Veel scholen beschouwen dit als een basisvoorwaarde voor leerlingen om<br />
iets te kunnen leren. Ook ik vind sociale competenties steeds belangrijker om vooruit te komen in onze maatschappij.<br />
Taalprojecten nemen uiteraard onveranderd een grote plaats in. Er is veel aandacht voor het nieuwe leren en het<br />
zelfstandig leren.<br />
Innovatieve projecten zijn er ook op het terrein van ICT-onderwijs. <strong>De</strong> projecten verschillen, de overeenkomst is dat<br />
ICT technisch complex is. Vaak kost het ontwikkelen en implementeren méér tijd en geld dan was voorzien .<br />
<strong>De</strong>ze bundel heeft vooral tot doel om u te inspireren bij de overgang van het Rotterdams Onderwijsachterstandenbeleid<br />
naar nieuw Rotterdams Onderwijsbeleid. Innovatie heeft een belangrijke plek in het Rotterdamse Onderwijsbeleid.<br />
Dat we daar veel van kunnen en mogen verwachten, blijkt uit de twintig projecten die in deze bundel worden<br />
gepresenteerd.<br />
Leonard Geluk<br />
Wethouder Onderwijs en Integratie<br />
April 2006<br />
3
4<br />
Wat<br />
‘<strong>De</strong> Vakantieschool’<br />
Extra lessen en activiteiten tijdens schoolvakanties, om<br />
te werken aan hiaten bij leerlingen en hen in aanraking te<br />
laten komen met sport, cultuur en kunst.<br />
Wie<br />
Mirjam Mels, adjunctdirecteur PC Basisschool Groen van<br />
Prinsterer<br />
Meer informatie<br />
Mirjam Mels, telefoon 010 – 485 2615,<br />
e-mail groen@zeelandnet.nl<br />
Vakantieschool<br />
brengt veel<br />
enthousiasme<br />
teweeg<br />
1In<br />
de afgelopen voorjaarsvakantie was de Groen van Prinstererschool<br />
in de wijk Feijenoord omgetoverd tot een school<br />
van honderd jaar geleden. Stokoude lessenaars uit het Onderwijsmuseum<br />
stonden in de klas. <strong>De</strong> leerkrachten droegen<br />
kleding zoals die van een eeuw geleden. Antieke schoolplaten<br />
aan de muur. Het thema: geschiedenis. <strong>De</strong> kinderen én<br />
de leerkrachten vonden het geweldig. Plaats van handeling:<br />
de Vakantieschool.<br />
“Het idee voor de Vakantieschool ligt eigenlijk voor de<br />
hand,” zegt Mirjam Mels, adjunctdirecteur van de Groen van<br />
Prinsterer. “Als leerkracht lijkt het altijd of je te weinig tijd<br />
hebt om kinderen dingen goed te leren. Het is een simpele<br />
gedachte om dan vakanties daarvoor te gaan gebruiken.”<br />
<strong>De</strong>ze ‘simpele gedachte’ leidde tot een plan, het schoolbestuur<br />
steunde dat van harte en het bleek goed te vallen in<br />
het team. Met hulp van Stichting de Meeuw werd onderzocht<br />
of er voldoende animo was bij ouders en kinderen. Ja! <strong>De</strong><br />
enige verplichting voor ouders en kinderen was dat leerlingen<br />
de hele week elke dag komen. En zo is het ook gegaan.<br />
Na een eerste proef in de voorjaarsvakantie van schooljaar<br />
2004-2005 is er inmiddels vijf keer een Vakantieschool geweest<br />
op de Groen van Prinsterer. Kinderen uit de middenbouw<br />
zijn van 9.30 tot 15.00 uur op school. In de ochtend<br />
hebben ze les volgens een groepsplan. Mels: “Rode draad<br />
is steeds taalontwikkeling, maar we pakken ook onderdelen<br />
van het rekenen aan waarmee kinderen problemen hebben,<br />
zoals automatiseren en klok kijken. We werken dan<br />
met dezelfde methode als altijd, maar we gebruiken andere<br />
materialen, het is allemaal wat speelser. <strong>De</strong> kinderen<br />
lunchen op school met gezonde voeding en tanden poetsen<br />
na en ’s middags zijn er activiteiten rond een thema. Daarbij<br />
is er aandacht voor taal, alle leerkrachten en gastdocenten
gebruiken bijvoorbeeld steeds dezelfde woorden rond het<br />
thema, dat spreken we van tevoren af. We doen dit met veel<br />
bondgenoten in de wijk, zoals Stichting Welzijn Feijenoord<br />
en de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam).<br />
We merken dat iedereen het leuk vindt en graag meewerkt,<br />
ook bedrijven in de buurt.”<br />
In het begin kwam er kritiek op <strong>De</strong> Vakantieschool. Het zou<br />
‘zielig’ zijn voor kinderen om ook in de vakantie naar school<br />
te moeten. Mels: “Kinderen leren juist gráág en doen ook<br />
graag aan toneel, muziek of sport. Wij verplichten het <strong>niet</strong>,<br />
de kinderen moeten het zelf willen. <strong>De</strong> opkomst is hoog, zo<br />
rond de 75% van de middenbouwleerlingen.”<br />
Kan ze iets zeggen over resultaten?<br />
“Automatiseren bij rekenen en klok kijken, dat is meetbaar<br />
en dat verbetert ook. Taal is pas op langere termijn meetbaar.<br />
Maar bij het thema sprookjes blijven de kinderen wel<br />
sprookjesboeken lezen en bezig met ‘goede zinnen maken’,<br />
onder andere door zelf sprookjes te schrijven. Verder is de<br />
betrokkenheid van ouders enorm verbeterd. Ze helpen mee<br />
met de lunch of met activiteiten. Het vertrouwen in de school<br />
is gegroeid, <strong>De</strong> Vakantieschool is echt een pluspunt.”<br />
Hoe pak je zoiets nou aan?<br />
“Je kan het je team <strong>niet</strong> verplichten, ze moeten het nut ervan<br />
zien en enthousiast zijn. Dat was bij ons zo. Ze krijgen er<br />
ook een vergoeding voor, want ze leveren wel hun vakantie<br />
in. Verder moet je er vooral <strong>niet</strong> te ingewikkeld over doen.<br />
Wij hebben het voorbereid met een werkgroepje, dat is twee<br />
keer bij elkaar gekomen om een leerplan te maken en taken<br />
te verdelen. <strong>De</strong> eerste twee keren waren behoorlijk pittig,<br />
we wilden veel te veel, deden zelf te moeilijk. Maar als <strong>De</strong><br />
Vakantieschool vaker gedraaid heeft, gaat het steeds makkelijker.<br />
Succesvolle thema’s kun je herhalen en de voorbereiding<br />
kost steeds minder tijd. Ons team is enthousiast en<br />
de Vakantieschool brengt ook veel enthousiasme teweeg.”<br />
5
6<br />
Wat<br />
<strong>De</strong> Zondagacademie<br />
<strong>De</strong> horizon verbreden van kinderen die een eenzijdig<br />
en negatief beeld krijgen voorgeschoteld in wijken waar<br />
armoede en criminaliteit de boventoon voeren. <strong>De</strong> Zondagacademie<br />
wil schoolloopbanen bevorderen en sociale<br />
competenties van kinderen versterken.<br />
Wie<br />
Dirk Scherpenisse, Stichting de Meeuw, schrijver van het<br />
projectplan<br />
Meer informatie<br />
Stichting Charlois Welzijn telefoon 010 – 410 55 00,<br />
e-mail annemarie.vannieuwamerongen@stcw.nl<br />
Zondagacademie:<br />
kijk op andere<br />
werelden<br />
2Er<br />
zijn in Rotterdam kinderen waarvan de dagelijkse realiteit<br />
bestaat uit familieleden – ouders – die junk zijn, of afwezig,<br />
of die regelmatig naar Curaçao reizen om al of <strong>niet</strong> met ‘bolletjes’<br />
terug te komen. Als kind kom je dan weinig met andere<br />
werkelijkheden in aanraking. Dromen van een bestaan<br />
als brandweerman? Of verpleegster, of schooljuf? Vergeet<br />
het maar. Als je voor een dubbeltje geboren bent…<br />
<strong>De</strong> Zondagacademie wil aan deze kinderen laten zien dat er<br />
méér mogelijk is: door hen op zondagmiddag kennis te laten<br />
maken met allerlei beroepen. En door kinderen tegelijkertijd<br />
duidelijk te maken dat zij er iets voor moeten en kunnen<br />
doen als zij een bepaald beroep willen. Goed Nederlands<br />
spreken bijvoorbeeld, en je school afmaken.
“Het is <strong>niet</strong> alleen maar een leuke activiteit,” zegt Dirk<br />
Scherpenisse van <strong>De</strong> Meeuw, “de Zondagacademie moet<br />
echt een breder perspectief geven aan kinderen. Als er een<br />
chirurg komt vertellen over zijn werk, dan is er eerst voorbereiding<br />
met de kinderen en praat je ook over allerlei banen<br />
rondom het beroep van chirurg.”<br />
<strong>De</strong> Zondagacademie is voor kinderen van groep zes tot<br />
en met acht en begon in 2005 in de Afrikaanderwijk en de<br />
Tarwewijk in Rotterdam Zuid. Een paar uurtjes op zondagmiddag,<br />
voornamelijk in het buurthuis. Het idee was om te<br />
beginnen met de kinderen en later de ouders er meer bij te<br />
betrekken. Dat laatste is <strong>niet</strong> echt van de grond gekomen.<br />
Wat zijn de opbrengsten van dit project?<br />
Scherpenisse: “Je kan het directe effect <strong>niet</strong> meten, daarvoor<br />
is dit een te geïsoleerde activiteit. Maar ieder mens<br />
heeft in z’n leven momenten, of bepaalde personen, waardoor<br />
je op een spoor wordt gezet. Dát wilden we bereiken,<br />
dat bij kinderen het kwartje valt, dat je aansluit bij hun<br />
dromen.”<br />
Om diverse redenen was bewust gekozen voor de zondag.<br />
“Toch liep de deelname <strong>niet</strong> echt storm. Kinderen gaven<br />
zich wel op, maar kwamen <strong>niet</strong>, bijvoorbeeld omdat ze op<br />
het laatste moment toch met hun ouders op familiebezoek<br />
gingen.” Bovendien bleek het lastig om voldoende professionals<br />
bereid te vinden om op zondag, zonder enige onkostenvergoeding,<br />
te komen vertellen over hun werk.<br />
Als beïnvloedende factoren noemt Scherpenisse verder<br />
het tempo van invoering: het zou beter zijn om meer tijd uit<br />
te trekken om het plan echt van de wijken zelf te laten zijn<br />
en hen eerder te betrekken bij de uitvoering. Een positieve<br />
factor noemt hij de aanwezigheid van een behoorlijk sterke<br />
infrastructuur door de Brede School. “Er is een samenwerkingsfundament<br />
in de wijk, hoewel het soms over te veel<br />
schijven verliep. Het ís ook een redelijk ingewikkelde organisatie,<br />
zo’n Zondagacademie, met veel partijen. Maar ik denk<br />
dat dit kinderziektes zijn.”<br />
Na de zomervakantie van 2005 is de Zondagacademie in de<br />
Afrikaanderwijk stopgezet vanwege gebrek aan deelnemers<br />
– zowel kinderen als professionals - ondanks een energieke<br />
werving. In de Tarwewijk is het verder gegaan tot najaar<br />
2005, als project van Stichting Charlois Welzijn. <strong>De</strong> laatste<br />
maanden van het jaar werd het een Zaterdagacademie, die<br />
met enthousiasme werd ingevuld door kinderen en professionals.<br />
Toch is ook de Zaterdagacademie inmiddels stopgezet<br />
omdat de verhouding uit balans was tussen het aantal deelnemers<br />
en de te leveren inspanningen en kosten. Wel ziet<br />
Charlois Welzijn – op basis van opgedane ervaringen – mogelijkheden<br />
voor vervolg. Het concept sluit prima aan bij de<br />
pedagogische visie van ‘Levensecht Leren’. Beter zou zijn<br />
om te concentreren op zevende- en achtstegroepers die er<br />
relatief méér van leren en door beroepsgroepen uit de eigen<br />
wijk meer te betrekken. Bovendien zou de Zondag/Zaterdagacademie<br />
in de toekomst geïntegreerd kunnen worden<br />
met de Brede School, waarbij de activiteiten onder schooltijd<br />
met de eigen leerkracht kunnen plaatsvinden, in samenwerking<br />
met bijvoorbeeld <strong>De</strong> Meeuw en Charlois Welzijn.<br />
7
8<br />
Wat<br />
‘Evaluatie van de voorschool in Rotterdam’ (voorheen<br />
‘<strong>De</strong> vroegte wint’)<br />
Moet een antwoord geven op de vraag of de startconditie<br />
van kinderen in groep 3 is verbeterd nadat zij de voorschool<br />
hebben doorlopen.<br />
Wie<br />
Marijke Kienstra, CED-Groep<br />
Meer informatie<br />
Marijke Kienstra, telefoon 010 – 4071 461,<br />
e-mail m.kienstra@cedgroep.nl<br />
Heeft de<br />
voorschool<br />
invloed?<br />
3Het<br />
gaat goed in Rotterdam met het bereiken van doelgroepkinderen<br />
via de voorschool en de uitbreiding van het<br />
aantal voorscholen. Dat doel is ruimschoots gehaald. Maar<br />
de gemeente wil ook weten of de kinderen het beter doen<br />
als zij eerst de voorschool bezocht hebben, vergeleken<br />
met kinderen die <strong>niet</strong> naar een voorschool zijn geweest.<br />
Een voorschool is een samenwerkingsverband tussen een<br />
peuterspeelzaal en de groepen 1 en 2 van een basisschool,<br />
met het idee een doorgaande ontwikkelingslijn voor jonge<br />
kinderen te realiseren. Peuters en kleuters leren spelenderwijs<br />
Nederlands en leren zich te bewegen in een groep.<br />
Daarmee voorkom je een eventuele achterstand als ze aan<br />
groep 3 beginnen, zo is de gedachte.<br />
Worden achterstanden inderdaad voorkomen? Om dat uit te<br />
vinden is op verzoek van de gemeente Rotterdam in 2004<br />
een onderzoek naar de voorschool gestart met twee hoofdvragen.<br />
Welk effect heeft de voorschool op kinderen? En in<br />
hoeverre slagen peuterspeelzalen en basisscholen er in om<br />
de voorschool te realiseren zoals deze is bedoeld?<br />
Het SCO Kohnstamm instituut en de CED-Groep voeren dit<br />
onderzoek samen uit; SCO Kohnstamm met geld uit VVEmiddelen.<br />
Via het innovatiefonds speelt de CED-groep een<br />
belangrijke rol in het leveren van gegevens voor dit onderzoek.<br />
Marijke Kienstra van de CED-groep: “We willen scholen<br />
zo min mogelijk belasten met allerlei vragen, daarom<br />
maken we zo veel mogelijk gebruik van de gegevens die<br />
wij via de Toetsservice toch al hebben, zoals toetsgegevens<br />
over spelling, begrijpend lezen en rekenen uit het Cito leerlingvolgsysteem.”<br />
<strong>De</strong> voorschool is in 2000 in Rotterdam op grotere schaal<br />
begonnen. Het onderzoek is gestart in 2004. “Te vroeg<br />
eigenlijk”, vindt Kienstra. “<strong>De</strong> periode is te kort, er zijn te
weinig kinderen die de voorschool al helemaal gevolgd<br />
hebben. Bovendien zijn de voorscholen nog volop bezig<br />
met het realiseren van allerlei zaken, zoals de opleiding van<br />
leidsters en leerkrachten en de invoering van VVE-programma’s.<br />
Daarom kunnen we nog <strong>niet</strong> veel zeggen. Inmiddels<br />
hebben we van de eerste voorscholen de toetsgegevens<br />
geanalyseerd van derde- en vierdegroepers in het schooljaar<br />
2003-2004. We vinden nog weinig verschillen tussen<br />
kinderen die wel of <strong>niet</strong> op een voorschool zaten. Wat dat<br />
betekent weten we nog <strong>niet</strong>, want we weten <strong>niet</strong> hoe de pro-<br />
gramma’s in de voorschool uitgevoerd werden. Vinden we<br />
geen verschillen omdat de voorschool <strong>niet</strong> werkt? Of vinden<br />
we geen verschillen omdat het voorschoolprogramma nog<br />
<strong>niet</strong> volledig uitgevoerd werd? Na de zomervakantie komen<br />
er interviews en observaties op de voorschool, die moeten<br />
laten zien hoe implementatie en uitvoering zijn verlopen. En<br />
een analyse van toetsgegevens én implementatiegegevens<br />
kan ons meer vertellen.”<br />
Eind 2006 moet er een rapport zijn over het implementatieonderzoek.<br />
9
10<br />
Wat<br />
Haventaal<br />
Een digitale verzameling van oefeningen en opdrachten<br />
om taalachterstanden in te lopen bij kinderen uit de groepen<br />
7 en 8 van de basisschool en de eerste twee klassen<br />
van het voortgezet onderwijs.<br />
Wie<br />
Nel de Wilde, BOOR (Bestuur Openbaar Onderwijs<br />
Rotterdam) en Jelle Feenstra, Thorbecke College<br />
Meer informatie<br />
Nel de Wilde, BOOR, telefoon 010 – 282 17 00,<br />
e-mail n.dewilde@DOO.NL<br />
Digitaal<br />
lesmateriaal op<br />
maat gesneden<br />
4Docenten<br />
maken soms eigen lesmaterialen om met succes<br />
te werken aan taalachterstanden. Ook struinen velen regelmatig<br />
bibliotheek of internet af, op zoek naar een geschikte<br />
opdracht of oefening. Dit betekent dat er in Rotterdam veel<br />
kennis en veel zelfgemaakt materiaal is, waar collega’s <strong>niet</strong><br />
altijd van af weten.<br />
‘Haventaal’ is een manier om al die kostbare kennis voor anderen<br />
toegankelijk te maken op een snelle en simpele maar<br />
doeltreffende manier. Een digitale database dus, waarvan de<br />
mensen achter ‘Haventaal’ de kwaliteit bewaken.<br />
Een dergelijke database maken is makkelijker gezegd dan<br />
gedaan. Nel de Wilde van BOOR weet daar, inmiddels gepokt<br />
en gemazeld, alles van. “<strong>De</strong> meerwaarde van Haventaal<br />
moet zijn dat je als docent gericht kunt zoeken. Je kunt<br />
in het zoeksysteem selecteren wat voor soort materiaal je<br />
zoekt. Dus, aangeven: ik zoek iets over dát onderwerp, voor<br />
díe doelgroep, op dát niveau met díe doelen en ik wil een<br />
oefening, of een opdracht, of inhoudelijke lesvoorbereiding.<br />
Bovendien kun je de zoekkeus desgewenst relateren aan de<br />
eindtermen van de basisvorming en aan je schoolplan. En er<br />
kan nog méér mee.”<br />
Dat klinkt ambitieus en dat is het ook. <strong>De</strong> Wilde: “Wij wilden<br />
echt een kwalitatief goed systeem. Gewoon een boek op<br />
internet zetten, dat heeft geen zin. Haventaal is een inspiratiebron<br />
die je op zichzelf kunt gebruiken, los van de taalmethode<br />
van jouw school.” <strong>De</strong>ze eisen hebben gevolgen voor<br />
het tempo waarin zaken gerealiseerd kunnen worden.<br />
“Materiaal dat scholen leveren, is verschillend van aard en<br />
<strong>niet</strong> altijd geschikt voor een digitale omgeving. Bovendien<br />
heeft het een codering nodig om te kunnen voldoen aan de<br />
zoektermen. Dus belandt dat materiaal in ‘de overslag’ waar<br />
het wacht op die kwalitatieve vertaalslag. Het is jammer dat<br />
scholen soms moeten wachten voor ze hun materiaal terug-
vinden in Haventaal, maar onvermijdelijk als je die kwaliteitsslag<br />
wilt maken. We werken noodgedwongen in fases. Is er<br />
wat geld gevonden, dan kun je een volgende stap zetten. Je<br />
krijgt te maken met een wereld van licenties en deals sluiten<br />
en met een enorme technische kluif. Dat kost tijd en geld.”<br />
Jelle Feenstra is docent op het Thorbecke College en is al<br />
drie jaar betrokken bij de voorbereidingen van Haventaal.<br />
“<strong>De</strong> meerwaarde van Haventaal is dat je als docent <strong>niet</strong><br />
meer overal van alles vandaan hoeft te sprokkelen. Wat wij<br />
zelf aan Haventaal geleverd hebben, zijn digitale modules<br />
die prima aansluiten op zelfstandig leren. Kinderen vinden<br />
het veel leuker om op de computer een oefening te doen,<br />
dan op papier. Ze krijgen direct feedback, dat is leerzamer.<br />
En zaken als lidwoorden, spelling en grammatica moet je<br />
automatiseren. Bij deze leerlingen heeft het geen zin om de<br />
regels uit te leggen, daar leren ze niks van. Ze moeten het<br />
doen, en váák doen. Ik merk dat ze vooruit gaan, dictees<br />
zijn beter en ze hebben zo’n ‘o ja’ gevoel als ze ermee bezig<br />
zijn. Wij gebruiken dit nu ook bij lessen Duits.”<br />
Het voorjaar van 2006 is een spannende periode voor<br />
Haventaal. Vanaf die tijd wordt de digitale bibliotheek getest<br />
door de meewerkende pilotscholen en kunnen alle scholen<br />
van de schoolbesturen LMC, BOOR en CVO tot eind van<br />
dit jaar kennismaken met Haventaal. Het is een systeem<br />
in opbouw dat beter wordt naarmate er meer gebruikers<br />
zijn. Feenstra zegt daarover: “Scholen zouden er meer van<br />
overtuigd moeten zijn hoe belangrijk het is om materialen<br />
met elkaar uit te wisselen. Ik merk wel eens dat collega’s<br />
van dezelfde school het <strong>niet</strong> eens van elkaar weten dat ze<br />
een succesvolle truc gevonden hebben. Dat is toch gek? We<br />
moeten er met elkaar alles aan doen om taalachterstanden<br />
op te lossen. Dat is heel hard nodig.”<br />
11
12<br />
Wat<br />
Digitaal maken zelfrefl ectielijst sociale competentie<br />
‘Hoe ben ik?’<br />
Manier van bewustwording voor leerlingen van internationale<br />
schakelklassen (ISK). Dit zijn leerlingen van twaalf<br />
tot zestien jaar die nieuw zijn in Nederland.<br />
Steekt jonge nieuwkomers een hart onder de riem. Vaak<br />
kunnen zij meer dan ze denken. <strong>De</strong> lijst dwingt de kinderen<br />
over zichzelf na te denken en zich bewust te worden<br />
van hun sterke en zwakke kanten.<br />
Wie<br />
Olivia van Roon, teamleider ISK bij scholengemeenschap<br />
Nieuw Zuid en Sjenet Kruidenier, medewerker Ontwikkeling<br />
en Onderzoek CED-Groep.<br />
Meer informatie<br />
CED-Groep, <strong>De</strong>ltaplan Nieuwkomers, Sjenet Kruidenier,<br />
e-mail s.kruidenier@cedgroep.nl - www.cedgroep.nl/<br />
deltaplannieuwkomers<br />
Nieuwkomers<br />
voor de spiegel<br />
5Leerlingen<br />
in een internationale schakelklas moeten in een<br />
jaar genoeg Nederlands leren om naar vervolgonderwijs te<br />
kunnen. Dat valt <strong>niet</strong> mee. Sommigen van hen zijn bovendien<br />
analfabeet. Veel kinderen kampen met een negatief<br />
zelfbeeld. Ze hebben wel degelijk allerlei vaardigheden,<br />
maar een ‘bewijs’ daarvan ontbreekt.<br />
Olivia van Roon van Nieuw Zuid ondervindt dagelijks het gebrek<br />
aan zelfi nzicht bij deze leerlingen. “<strong>De</strong> lijst die er nu gekomen<br />
is, helpt leerlingen naar zichzelf te kijken. Ze kunnen<br />
via een beveiligde website een test doen. Ze halen daarmee<br />
een score op punten die in Nederland belangrijk kunnen zijn.<br />
Bijvoorbeeld: iets uit jezelf doen, precies en met aandacht<br />
werken, doorzettingsvermogen, tijd indelen, fl exibel zijn en<br />
betrouwbaar, kunnen omgaan met confl icten, et cetera.”
<strong>De</strong> zelfrefl ectielijst is onderdeel van een omvangrijker project,<br />
<strong>De</strong>ltaplan Nieuwkomers. Sjenet Kruidenier, CED-Groep:<br />
“Het werd een lijvig papieren document met negentien<br />
verschillende onderwerpen en evenzoveel pagina’s. Geld uit<br />
het innovatiefonds is gebruikt om de lijst te digitaliseren. Op<br />
de computer via een website is de lijst voor jongeren sneller<br />
en makkelijker in te vullen. Een digitale versie maakt ook het<br />
verwerken van gegevens effi ciënter.”<br />
Met alleen een vragenlijst invullen op de computer zijn de<br />
leerlingen er nog <strong>niet</strong>. Van tevoren krijgen zij voorbereidende<br />
lessen om te kunnen begrijpen wat de verschillende begrippen<br />
inhouden. Ook de mentor vult een lijst in per leerling. <strong>De</strong><br />
uitkomsten van beide lijsten zijn de basis voor een gesprek<br />
over verschillen en overeenkomsten tussen het zelfbeeld<br />
van de leerling en de observaties van de mentor. Van Roon:<br />
”We gebruiken die lijst nu nog vooral voor die mentorgesprekken.<br />
In de toekomst kunnen de kinderen de lijst ook<br />
opnemen in hun persoonlijke digitale portfolio’s.”<br />
Scholengemeenschap Nieuw Zuid werkt nu drie jaar met<br />
de zelfrefl ectielijst. Eerst met de papieren versie, het laatste<br />
schooljaar, 2005-2006, met de lijst via de website. Van Roon<br />
is er tevreden over. “Bij ons vullen kinderen en mentoren de<br />
lijst twee keer per jaar in. Zo kun je ook zien of er een ontwikkeling<br />
is. Bovendien gaat het onderwerp ‘bewustwording’<br />
meer leven in de klas. Leerlingen weten van elkaar feilloos<br />
waar ze goed of minder goed in zijn, maar juist inzicht in<br />
zichzelf is lastig, en dat stimuleert deze lijst. Bovendien laat<br />
de lijst ook zien welk beroepsperspectief realistisch is. Veel<br />
leerlingen willen graag iets gaan doen in administratie, maar<br />
dan moet je dus wel langdurig op je stoel kunnen zitten en<br />
<strong>niet</strong> slordig zijn. <strong>De</strong> lijst geeft extra aanleiding om daar onderling<br />
over te praten. <strong>De</strong> kinderen zijn blij met dit materiaal.”<br />
Leerlingen van een internationale schakelklas zijn hiermee<br />
voor het eerst op deze manier bezig met zelfi nzicht en met<br />
sociale competenties. Kruidenier: “Dat is altijd een lacune<br />
geweest, er was tot nu toe vooral aandacht voor cognitieve<br />
vaardigheden. Sociale competenties hangen nauw samen<br />
met waarden en normen, en die kunnen verschillen per cultuur.<br />
<strong>De</strong> lijst maakt ook dat bespreekbaar. <strong>De</strong> informatie over<br />
sociale competentie kan bovendien meegenomen worden<br />
in leerlingbesprekingen tussen de internationale schakelklas<br />
en het voortgezet onderwijs.”<br />
In Rotterdam zijn vier scholen met een afdeling internationale<br />
schakelklas. In 2004 waren er zo’n zeshonderd leerlingen<br />
in Rotterdamse ISK’s, dat zijn er tegenwoordig een stuk<br />
minder. <strong>De</strong> zelfrefl ectielijst ‘Hoe ben ik?’ is inmiddels voor<br />
alle ISK klassen in Rotterdam beschikbaar.<br />
13
14<br />
Wat<br />
In het spoor van Ketelbinkie<br />
Kinderen uit groep 8 een onderzoekende houding<br />
aanleren om meer te weten te komen over Rotterdams<br />
cultureel erfgoed, in combinatie met ICT. Dit gebeurt via<br />
een speciaal hiervoor gemaakte cd-rom en een website.<br />
Wie<br />
Quinten Smith, SKVR<br />
Meer informatie<br />
SKVR, Quinten Smith, telefoon 010 - 271 83 74,<br />
e-mail q.smith@skvr.nl<br />
Zelfstandig<br />
op zoek naar<br />
cultureel erfgoed<br />
6Op<br />
het moment van dit interview zijn net de dozen van<br />
‘Ketelbinkie’ onderweg naar een deel van de scholen die<br />
meedoen aan het Cultuurtraject van de SKVR. Scheepsbeschuit,<br />
een haaientand en een zakboekje van de koksmaat<br />
van het schip ‘<strong>De</strong> Edam’ zitten er onder andere in. Spulletjes<br />
die genoeg vragen oproepen bij kinderen. Dat is precies<br />
de bedoeling. <strong>De</strong> cd-rom trekt de kinderen een maritieme<br />
wereld van vroeger binnen. Ze krijgen ook een rondleiding in<br />
één van de deelnemende Rotterdamse musea. Uiteindelijk<br />
maken ze een digitaal werkstuk. Er is binnen Ketelbinkie een<br />
duidelijke verbinding tussen de virtuele en de fysieke wereld.<br />
Bij de cd-rom hoort een website, waarvoor deze Rotterdamse<br />
musea materiaal geleverd hebben. <strong>De</strong> musea kunnen<br />
hun bijdragen blijven actualiseren en uitbreiden. Kinderen<br />
van groep 8 kunnen met een wachtwoord die site op en zelf<br />
vragen stellen en antwoorden vinden.<br />
Het kostte meer tijd dan gedacht om de cd-rom van Ketelbinkie<br />
te ontwikkelen. Zoals met meer ICT initiatieven heb<br />
je met complexiteit en techniek te maken. Ketelbinkie is dan<br />
ook wat later beschikbaar dan gepland. <strong>De</strong> cd-rom is door<br />
vier scholen getest.<br />
Quinten Smith van de SKVR was betrokken bij de opzet en
heeft de testfase begeleid. “<strong>De</strong> musea hebben materiaal<br />
geleverd, maar voor dat geschikt is voor de website moet<br />
er nog wel wat gebeuren. Bovendien bleken kinderen in de<br />
testfase allerlei vragen te stellen via de website, waar musea<br />
<strong>niet</strong> direct antwoord op hebben. Ze vroegen bijvoorbeeld<br />
veel over gevoelens. ‘Waarom huilt die meneer?’ en ‘wat is<br />
heimwee?’. Wij hebben vanuit de SKVR samen met projectleider<br />
Moniek Warmer zelf antwoorden geschreven en<br />
verwerkt in het materiaal. Ik ben overigens wel geschrokken<br />
van de taal- en spelfouten die kinderen maken. Ze hebben<br />
ook een beperkte woordenschat. Je krijgt vragen als ‘wat is<br />
een kade?’ “<br />
<strong>De</strong> cd-rom ziet er mooi uit. Het begint met twee kinderen die<br />
bij oma op bezoek gaan. Opa bleek vroeger ketelbinkie geweest<br />
te zijn. En dan begint, met de Rotterdamse smartlap<br />
als leidraad, de zoektocht naar het cultureel erfgoed.<br />
Ketelbinkie sluit aan op zelfstandig werken en het nieuwe<br />
leren. Kinderen kunnen individueel of in tweetallen met de<br />
cd-rom werken. <strong>De</strong> leerkracht maakt voor elke leerling een<br />
wachtwoord aan en kan op een afgeschermd deel van de<br />
site zien hoe de leerlingen vorderen.<br />
Voorjaar 2006 ontvangt de helft van alle groepen 8 in Rotterdamse<br />
basisonderwijs de Ketelbinkiedoos met cd-rom. Dat<br />
wil zeggen: als de school deelneemt aan het Cultuurtraject<br />
van de SKVR. Volgend schooljaar is de andere helft aan de<br />
beurt.<br />
15
16<br />
Wat<br />
‘Kansen keren; de nieuwe trend is digitalent’<br />
Een andere manier van leren voor jongeren, via kunst en<br />
cultuur en ICT-vaardigheden, compleet met ‘YIM’ diploma<br />
(Young ICT Manager). Bedoeld voor zevende- en achtstegroepers<br />
en brugklassers. Hieraan gekoppeld krijgen<br />
ouders de kans ‘gelijk op te lopen’ met hun kind.<br />
Wie<br />
Nadia Ahassi, BM, Intercultureel Ontwikkelingsbedrijf (v/h<br />
Bureau Medelanders) en Adela el Mahdaoui, Codename<br />
Future. ‘Kansen keren’ is een samenwerkingsproject tussen<br />
deze twee organisaties.<br />
Meer informatie<br />
Adela el Mahdaoui, telefoon 070 – 302 4770,<br />
e-mail adela@codenamefuture en Nadia Ahassi,<br />
telefoon 010 – 425 0230, e-mail via:<br />
mnoordegraaf@medelanders.nl<br />
www.codenamefuture.nl www.medelanders.nl<br />
Ouders en<br />
kinderen allebei<br />
aan de ict<br />
7Op<br />
de gang van basisschool Nelson Mandela in de Afrikaanderwijk<br />
hoor je het al: rapper Tomboxz is in het computerlokaal<br />
lekker bezig. Kinderen van groep 8 hangen aan zijn<br />
lippen.<br />
Onder zijn voortvarende leiding, hij is vandaag gastdocent,<br />
maken de kinderen hun eigen rap. Als thema kiezen ze ‘verliefdheid’.<br />
Tomboxz laat hen rijmen, laat ritmes horen, en legt<br />
en passant uit dat je coupletten moet maken en een refrein.<br />
Korte zinnen, lange zinnen, snelle beats, langzame beats…<br />
<strong>De</strong> kinderen pikken het met graagte op en vullen elkaar verrassend<br />
aan bij het noemen van rijmende woorden. Samenwerking<br />
en woordenschatuitbreiding ‘pur sang’.<br />
Adela el Mahdaoui die de scholen begeleidt in dit project<br />
vertelt dat de kinderen hiervoor al lessen hebben gehad over<br />
hiphop en rap. “Bij Codename Future willen wij kinderen<br />
algemene vaardigheden leren, zoals keuzes maken, brainstormen,<br />
en dan op een manier die min of meer ‘verstopt’ zit<br />
in de digitale lesdossiers die wij maken. <strong>Jong</strong>eren professionaliseren,<br />
aan de hand van maatschappelijke thema’s, in dit<br />
project via kunst en cultuur, dat is onze missie.” Het gaat om<br />
een ander lesaanbod, dat meer aansluit bij talenten in plaats<br />
van het accent te leggen op zwakke kanten van leerlingen.<br />
<strong>De</strong> activiteiten van leerlingen komen terecht in ‘Workspace’<br />
een digitale leeromgeving van waaruit leerlingen steeds<br />
werken.<br />
<strong>De</strong>ze raples is een van de voorbeelden uit ‘Kansen Keren’<br />
waaraan de Nelson Mandelaschool meedoet en ook de<br />
eerste klas van Ibn Ghaldoun, een VO-school in de wijk. Eén<br />
van de doelen is het verbeteren van de doorstroom tussen<br />
basisonderwijs en voortgezet onderwijs en het verminderen<br />
van schooluitval. Andere doelen zijn het vergroten van sociale<br />
competenties, het bijbrengen van ICT-vaardigheden en het<br />
betrekken van ouders bij de schoolloopbaan van hun kind.
Met het betrekken van ouders heeft Nadia Ahassi van BM<br />
in dit project de nodige ervaring opgedaan. Tegenover de<br />
Nelson Mandela is een E-centrum, waar zij gedurende drie<br />
maanden wekelijks aan ouders de eerste beginselen van de<br />
digitale wereld heeft bijgebracht. Dit werd gekoppeld aan de<br />
‘Workspace’ van de leerlingen, zodat ouders ook opdrachten<br />
met de computer konden maken.<br />
Ahassi: “Door ouders te laten zien wat hun kinderen op<br />
school doen, begrijpen zij beter waarom zij met bepaalde<br />
vragen komen. Meestal gaan de leerlingen toch al naar<br />
hun leerkracht, omdat hun ouders hen <strong>niet</strong> kunnen helpen.<br />
Ouders willen dat wel veranderen.”<br />
Een goed moment om ouders warm te maken voor een kennismaking<br />
met ICT was de uitreiking van het YIM-diploma<br />
aan achtstegroepers op school. Ahassi: “Daar heb ik ouders<br />
een voor een benaderd. Vaak hebben ze geen interesse of<br />
geen tijd. Maar ik heb uitgelegd dat het van belang is voor<br />
hun eigen kind om ook zelf te weten hoe een computer<br />
werkt. Ze zijn gekomen, en in die wekelijkse ochtend- of<br />
avondbijeenkomst zien ze soms voor ’t eerst een toetsenbord.<br />
Ze vinden het leuk om via de digitale portfolio te zien<br />
wat hun kind kan en doet. Dat laten we dan ook voortdurend<br />
zien en dat waarderen ouders.”<br />
Het was de bedoeling de ICT-cursus te koppelen aan een inburgeringscursus,<br />
maar door stedelijke vertraging is dat <strong>niet</strong><br />
gelukt. “Als ouders hun eigen belang zien, dan komen ze<br />
wel, maar continuïteit blijft moeilijk. Ouders komen massaal<br />
naar eenmalige dingen, zoals een Iftarmaaltijd die kinderen<br />
helemaal zelf hebben georganiseerd. Ze zijn dan heel trots<br />
op hun kind. Die momenten grijp je aan om het netwerk met<br />
ouders te verstevigen. Het lukt ook alleen als je persoonlijk<br />
contact kunt maken met ouders en een vertrouwensband<br />
kunt opbouwen. Binnenkort is er weer een YIM-uitreiking,<br />
dat is een moment om ouders opnieuw te betrekken.”<br />
17
18<br />
Wat<br />
Ko in groep 3 (Ko 3)<br />
Met speelse hulp van de pop ‘Ko’ en bijbehorende taalspelletjes<br />
krijgen kinderen in groep 3 een grotere mondelinge<br />
taalvaardigheid en een grotere woordenschat. Het<br />
vernieuwende van Ko 3 zit ‘m daarin dat het accent ligt<br />
op spreken, omdat deze vaardigheid er wel eens bij in wil<br />
schieten in groep 3. Traditioneel gezien zijn kinderen zó<br />
druk bezig met leren lezen. Pop Ko daagt de kinderen uit<br />
tot spreken en tot het gebruiken van een zich uitbreidend<br />
aantal begrippen en woorden.<br />
Wie<br />
Eugenia Codina Miró, projectleider van de CED-groep en<br />
Marion van Kapel-Van de Voort, leerkracht groep 3 op RK<br />
basisschool <strong>De</strong> Regenboog.<br />
Meer informatie<br />
Eugenia Codina Miró, telefoon 010 – 4071 472,<br />
e-mail e.codina@cedgroep.nl<br />
www.ko3.nl, KO-activiteiten en –taalspellen vanaf 1 juli<br />
2007 beschikbaar.<br />
Met Ko in<br />
groep 3 meer<br />
spreekvaardigheid<br />
8<br />
“Bliep bliep, ik ben een robot”, zegt de pop Ko die door juf<br />
Marion met aluminiumfolie, twee kurken en twee feestrietjes<br />
bij wijze van antennes voorzien is van een robothoofd. Ze<br />
zet een metalige robotstem op terwijl ze Ko bedient. “En<br />
jullie kunnen mij opdrachten geven.” <strong>De</strong> klas hangt aan de<br />
lippen van Ko, terwijl ze een paar minuten geleden nog een<br />
chaotische verzameling derdegroepertjes leek te zijn. Het<br />
idee van een robot geeft aanleiding tot veel vragen en uitleg<br />
van de kinderen. Spontaan laten ze robotKo om de beurt<br />
vooruit of achteruit lopen, springen, klimmen, opzij kijken enzovoorts.<br />
Je kunt het zo raar <strong>niet</strong> bedenken of een te leren<br />
begrip past wel in het verhaal rond Ko. Even later geven de<br />
kinderen elkaar in duo’s commando’s zoals lopen, stoppen,<br />
linksom, rechtsom. Met duidelijk optreden weet de leerkracht<br />
de kinderen goed bij de les te houden.<br />
Na deze klassikale gebeurtenis verdeelt de juf de kinderen<br />
in groepjes. Er is een groepje dat verder mag met Ko,<br />
samen met de juf. Andere groepjes doen diverse taalspelletjes<br />
die uit de doos van Ko komen. Ze moeten bijvoorbeeld<br />
omschrijvingen geven van plaatjes in een memory-achtig<br />
spel en gebruiken spelenderwijs veel woorden en begrippen<br />
in de interactie met elkaar.<br />
Leerkracht Marion van Kapel is enthousiast over Ko 3. “Je<br />
kunt er heel veel mee. Je kan bijvoorbeeld duo’s maken van<br />
taalzwakke en taalsterke kinderen die samen iets doen. Of<br />
kinderen een spel laten uitleggen aan andere kinderen. Of<br />
juist taalsterke kinderen samen iets laten presenteren om ze<br />
trots op zichzelf te laten zijn, er is allerlei variatie mogelijk.”<br />
Inmiddels is leerling Jasper tegen de juf aan komen hangen,<br />
een arm om haar nek. “Ko helpt mij!” zegt hij ernstig, “soms<br />
schrijft hij iets voor me op.”<br />
RK basisschool <strong>De</strong> Regenboog in de Beverwaard is één<br />
van de drie proefscholen die Ko in groep 3 aan het testen is.
Begin 2007 moet het materiaal van Ko 3 te bestellen zijn bij<br />
uitgever Zwijsen.<br />
Eugenia Codina van de CED-groep komt regelmatig in de<br />
klas van Marion kijken. Voor de kinderen is zij ‘de mamma<br />
van Ko’. Ze vertelt dat Ko 3 gekoppeld is aan de methode<br />
Veilig leren lezen die de meeste basisscholen gebruiken.<br />
“Leerkrachten kunnen ruim zeventig verschillende activiteiten<br />
gebruiken en voor begeleiding putten uit een handleiding<br />
en een website. Het gaat er bij Ko 3 vooral om het sprekend<br />
oefenen met taal. Dat gaat heel natuurlijk omdat het aansluit<br />
bij de thema’s van Veilig leren lezen zoals verzamelen, reizen,<br />
sprookjes, lichaam van mens en dier, enzovoorts. Het is<br />
een verdieping daarop. Door de pop Ko in te zetten, durven<br />
kinderen meer te spreken, ook als ze de taal minder goed<br />
beheersen. En dat is wat dit pakket wil uitlokken: meertalige<br />
interactie, met de juf en onderling.”<br />
<strong>De</strong> component voor ouders zou in Ko 3 wat sterker uitgewerkt<br />
kunnen zijn, zodat de ouders betrokken zijn bij wat het<br />
kind leert, vindt Codina. “Daar werken we nog aan, er staan<br />
al wel activiteiten voor ouders op de website.” Verder licht zij<br />
toe dat werken met Ko 3 veel eist van leerkrachtvaardigheden,<br />
bijvoorbeeld op ’t gebied van klassenmanagement. “Je<br />
moet in groepjes kunnen werken, of dat onder de knie willen<br />
krijgen. <strong>De</strong> handleiding en de website geven daar concrete<br />
tips voor.”<br />
Ko 3 is een vervolg op ‘Ko-Totaal’ (‘Ik & Ko’ en ‘Puk& Ko’) en<br />
sluit aan bij voorscholen die hiermee werken of met VVEconcepten<br />
als Kaleidoscoop of Basisontwikkeling. Daarmee<br />
draagt Ko 3 bij aan een doorgaande lijn. Maar het is ook los<br />
van een bepaald VVE-concept te gebruiken.<br />
19
20<br />
Wat<br />
‘Nederlands in uitvoering’ (voorheen Praktisch Nederlands)<br />
Een praktische manier om leerlingen in het vmbo te<br />
motiveren Nederlands te leren door hen verschillende<br />
manieren van leren te laten ontdekken. Schriftelijke en<br />
mondelinge opdrachten, gecombineerd met computeropdrachten.<br />
Wie<br />
Marianne Molendijk, projectleider vanuit de CED-Groep<br />
Meer informatie<br />
Marianne Molendijk, telefoon 010 – 4701 625,<br />
e-mail m.molendijk@cedgroep.nl<br />
www.nederlandsinuitvoering.nl<br />
Samen iets maken<br />
en intussen<br />
taalvaardigheid<br />
opdoen<br />
9Ander<br />
materiaal voor leerlingen die in het derde leerjaar<br />
LeerWegOndersteunend Onderwijs (LWOO) in een leerwerktraject<br />
komen, daar is behoefte aan. Relatief een kleine<br />
groep leerlingen, maar dat was wel de invalshoek van waaruit<br />
de CED-Groep onder vmbo-docenten de wensen peilde<br />
naar verandering in het vak Nederlands. Het accent moet<br />
<strong>niet</strong> liggen op spelling en grammatica, maar juist op functionele<br />
en praktische leeropdrachten die leerlingen meteen<br />
kunnen gebruiken.<br />
Marianne Molendijk van de CED-Groep is projectleider van<br />
het project ‘Nederlands in uitvoering’ dat een antwoord is op<br />
deze vraag. Ze zegt: “Wij wilden als CED-Groep iets maken
dat echt ánders zou zijn dan het bestaande, met een hele<br />
andere aanpak. Het zijn modules geworden die ook los van<br />
elkaar te gebruiken zijn. Modules zijn afgebakende gehelen,<br />
waarin leerlingen werken aan een concreet eindproduct,<br />
terwijl ze intussen aan een taaltaak werken. We stimuleren<br />
verschillende manieren van leren door de leerstijltheorie van<br />
Kolb consequent door te voeren. Dat wil zeggen dat de vier<br />
fasen van ervaren, bekijken, denken en doen altijd aan bod<br />
komen, in wisselende volgordes. Zo kunnen leerlingen leren<br />
op de manier die zij zelf het prettigst vinden, maar ontdekken<br />
ze ook voor- en nadelen van andere leerstijlen. Ook<br />
de fases van ervaren en bekijken, die soms ontbreken in<br />
andere programma’s, zitten heel expliciet in dit materiaal.”<br />
Nederlands in uitvoering biedt daarnaast mogelijkheden<br />
om aan te sluiten bij verschillende talenten van leerlingen.<br />
Molendijk: “<strong>De</strong> één leert het best als hij iets afgebeeld ziet,<br />
de ander als hij iets hoort en weer een ander als hij zijn<br />
tanden kan zetten in een puzzelachtige vorm of bijvoorbeeld<br />
muzikale of beeldende talenten kan gebruiken. Die keuzes<br />
zitten allemaal in het materiaal.”<br />
Terwijl dit project in ontwikkeling was, bleek het beter om het<br />
breder te maken dan alleen een functionele voorbereiding op<br />
leer- werktrajecten, zoals de oorspronkelijke docentenvraag<br />
luidde, en het uit te breiden tot de bovenbouw. Molendijk:<br />
“Met de werkgroep van docenten die hebben meegedacht,<br />
kwamen we tot de conclusie dat we het materiaal completer<br />
konden maken. Het is daarom geschikt voor leerlingen van<br />
het vmbo in basis- en beroepsgerichte leerwegen en leerwegondersteunend<br />
onderwijs.”<br />
Helemaal klaar is Nederlands in uitvoering nog <strong>niet</strong>, maar<br />
het heeft wel de aandacht getrokken. <strong>De</strong> landelijke Taakgroep<br />
Vernieuwing Basisvorming heeft Nederlands in uitvoering<br />
een voorbeeld van vernieuwend lesmateriaal genoemd.<br />
“Het wordt goed ontvangen,” zegt Molendijk, “we krijgen<br />
verzoeken uit het hele land.”<br />
Het eerste leerjaar is klaar en te bestellen, materiaal voor<br />
het tweede leerjaar is in het najaar van 2006 beschikbaar.<br />
Voor het derde en vierde leerjaar is materiaal in ontwikkeling.<br />
Het innovatiefonds van het ROAP is medefi nancier voor<br />
de eerste twee leerjaren.<br />
Voor wie is Nederlands in uitvoering vooral<br />
geschikt?<br />
Molendijk: “Je moet er als docent zin in hebben om het vak<br />
Nederlands anders aan te pakken. Je moet er wel wat voor<br />
doen, in het begin steek je meer tijd in voorbereiding. Je<br />
moet open staan voor vernieuwing. Sommige docenten gebruiken<br />
enkele modules als onderdeel van hun programma,<br />
anderen vervangen de hele methode ermee.”<br />
21
22<br />
Wat<br />
‘Nederlands spreken opent deuren’<br />
Een intensieve campagne om op alle fronten aan taalstimulering<br />
te werken in een wijk. Zoveel mogelijk Nederlandssprekenden<br />
zijn bezig met taalverwerving voor<br />
Nederlandslerenden.<br />
Wie<br />
Anne Kooiman en Evelyne Hurkmans, opbouwwerkers<br />
van de stichting Bewonersondersteuning deelgemeente<br />
Feijenoord (BdF)<br />
Meer informatie<br />
BdF/Bewonersorganisatie Afrikaanderwijk,<br />
telefoon 010 – 297 38 38, e-mail boa@afrikaanderwijk.nl<br />
Alles in het teken<br />
van taal<br />
10<br />
Alles, echt álles is er rond de zomer van 2005 in de Afrikaanderwijk<br />
uit de kast gehaald om mensen op allerlei plekken in<br />
de wijk Nederlands te laten spreken. Want: Nederlands leren<br />
op een taalcursus, dat lukt nog wel. Maar vervolgens het<br />
Nederlands oefenen in de praktijk, daar ontbreekt het aan,<br />
vinden de cursisten zelf. Ze bewegen zich in eigen netwerken<br />
en ontmoeten nauwelijks Nederlandssprekende mensen<br />
in hun wijk, in elk geval <strong>niet</strong> op een vanzelfsprekende<br />
manier. Ook de winkeliers bijvoorbeeld spreken meestal in<br />
de thuistaal met hun klanten. En datzelfde doen automatisch<br />
veel professionals van <strong>niet</strong>-Nederlandse herkomst in de wijk.<br />
Dat moest anders kunnen, vonden ze vanuit het OKZ-overleg<br />
in de wijk (Onderwijs Kansen Zone). In dit platform werd<br />
het idee geboren om een intensieve taalcampagne te gaan<br />
voeren. Opbouwwerkers Anne Kooiman en Evelyne Hurkmans<br />
hebben dit idee met veel enthousiasme en wilskracht<br />
vorm gegeven. Kooiman: “Heel de Afrikaanderwijk moest<br />
één groot leslokaal worden, bij wijze van spreken… Niemand<br />
mocht er aan ontkomen dat we intensief bezig waren<br />
met Nederlands.” Dat is behoorlijk gelukt.
Lancering van de taalcampagne begon in april met een deur<br />
waar je echt doorheen kon stappen en een levensgrote<br />
koffi etafel op het Afrikaanderplein. Meteen al een groot<br />
succes: er schoven zo’n tweehonderd bezoekers aan tafel<br />
en er kwamen leuke reacties. Veel verschillende middelen<br />
hebben vervolgens bijgedragen aan het gevoel dat er een<br />
echte campagne in de wijk aan de gang was. Taalposters,<br />
advertenties, media-aandacht, T-shirts, kaarten, wekelijks<br />
een kraam op de markt en een tentoonstelling vertelden allemaal<br />
dezelfde boodschap: oefenen met Nederlands is een<br />
belangrijke opgave voor de wijk.<br />
Uiteindelijke concrete producten die dat heeft opgeleverd<br />
zijn een intrigerend en prachtig boekje, ‘Geef me je woord’<br />
en een kunstwerk met vrouwensilhouetten op banieren. Het<br />
hele proces heeft veel mensen bereikt en is er een enorme<br />
groei in het aantal cursisten Nederlands. <strong>De</strong> afsluitende conferentie<br />
in november voor alle werkers in de wijk behandelde<br />
ook dilemma’s zoals het op de werkvloer spreken in je eigen<br />
taal of in het Nederlands. Kooiman: “Dat ligt heel gevoelig en<br />
complex, dat kun je <strong>niet</strong> zomaar even veranderen, maar er is<br />
nu in elk geval aandacht voor.”<br />
Beide dames blikken vermoeid maar tevreden terug. Hurkmans:<br />
“Het is enorm gegroeid terwijl we ermee bezig waren.<br />
We begonnen met het idee voor een kunstwerk, met beeldend<br />
kunstenaar Maria Ikonomopoulou, maar gaandeweg is<br />
er veel bijgekomen. Dat maakt het erg arbeidsintensief maar<br />
ook bevredigend.” Ze moeten nog lachen als ze denken<br />
aan het Rad van Avontuur dat ergens onder het stof in een<br />
kelder stond en dat zij creatief ombouwden tot een reuze<br />
Pimpampetspel. “Gewoon, op een schoolplein of een grasveldje<br />
gingen we zo’n spel spelen. Kinderen haalden hun<br />
ouders of grotere broers en zussen erbij en iedereen deed<br />
mee.” <strong>De</strong> herinnering aan de soms ontroerende ontmoetin-<br />
gen tussen Nederlandssprekende vrouwen en Nederlandslerende<br />
vrouwen staan in hun geheugen gegrift. Ze vormden<br />
de basis voor het boekje ‘Geef me je woord’. En zo stikt het<br />
van de voorbeelden.<br />
Inmiddels is er een evaluatie verschenen, mét een methodiekbeschrijving.<br />
Belangrijke aandachtspunten voor zo’n<br />
campagne als dit noemt Evelyne Hurkmans het draagvlak<br />
in de wijk en het goed letten op bestaande zaken en daarbij<br />
aansluiten, bijvoorbeeld in het mobiliseren van mensen. <strong>De</strong><br />
Afrikaanderwijk heeft het voordeel dat er al een ‘infrastructuur’<br />
is via het OKZ-overleg. En verder: “Je moet ruimte laten<br />
voor spontaniteit. Soms bleken activiteiten minder goed te<br />
werken dan je dacht en waren anderen juist een groot succes,<br />
zoals de workshop met Loesje.”<br />
<strong>De</strong> activiteiten rond de taalcampagne waren voor alle<br />
wijkbewoners. Gaandeweg kwam het accent op vrouwen te<br />
liggen, ook omdat vanuit de stad het leren van Nederlands<br />
aan opvoeders werd benadrukt. Inmiddels ligt er vanuit de<br />
Nederlandslerende mannen in de Afrikaanderwijk de vraag<br />
of er voor hen ook iets dergelijks kan komen. Het is een van<br />
de voorbeelden waardoor de campagne nog steeds achteraf<br />
effect heeft.<br />
23
24<br />
Wat<br />
Opstapklas Rotterdams Lyceum<br />
Een manier om kinderen met (taal)achterstanden bij te<br />
spijkeren zodat zij meer kans hebben hun aanwezige<br />
havo of vwo potentie waar te maken.<br />
Wie<br />
Marja Regelink, was een jaar lang docente van de<br />
Opstapklas (schooljaar 2004-2005).<br />
Meer informatie<br />
marja.regelink@12move.nl<br />
Eruit halen wat<br />
erin zit<br />
11<br />
Het is een bekende frustratie van leerkrachten uit groep<br />
acht: talentvolle kinderen, die het in zich hebben om havo of<br />
vwo te doen, kampen met taal- en kennisachterstand en komen<br />
‘dus’ in het vmbo terecht. Daar gaan ze zich soms vervelen<br />
omdat ze onvoldoende intellectuele uitdaging krijgen<br />
en gedemotiveerd raken; hun achterstand zie je vervolgens<br />
eerder toe- dan afnemen. Een gemiste kans.<br />
Hoe kun je ervoor zorgen dat leerlingen met havo of vwo<br />
capaciteit – maar met hiaten in hun kennis - dat daadwerkelijk<br />
en met succes kunnen doen? Diverse scholen hebben<br />
op deze vraag een antwoord willen geven met een speciaal<br />
project. Meestal gaat het om een extra ‘bijspijkerjaar’.<br />
Het Rotterdams Lyceum noemde dit extra jaar de Opstapklas.<br />
Het ging hier vooral om het te lage taalniveau van de
aspirant brugklassertjes. Marja Regelink, van origine bovenbouwleerkracht<br />
basisschool, is docente geweest van deze<br />
klas. Ze kan er met passie over vertellen.<br />
“Het is een probleem dat veel allochtone kinderen zich moeilijker<br />
ontwikkelen, omdat ze anderstalige ouders hebben. Ze<br />
passen spellingsregels minder automatisch toe en ze begrijpen<br />
teksten <strong>niet</strong> goed, terwijl ze wel een goede intelligentie<br />
hebben. Het CED heeft een woordenschatproject op basis<br />
van NT2. En zelf heb ik lessen over algemene Nederlandse<br />
kennis opgezet. Daarbij werk ik met thema’s, want daar kan<br />
je zóveel nieuwe woorden aan linken; begrippen krijgen zo<br />
meer betekenis en blijven beter hangen.”<br />
<strong>De</strong> Opstapklas is gestart met acht leerlingen. Regelink: “Halverwege<br />
het jaar kwamen er wat kinderen bij, bijvoorbeeld<br />
iemand die al in de brugklas zat maar daar tegen problemen<br />
aanliep, en twee meisjes uit een prismaklas. Ik vind dat je<br />
wel je doelgroep in de gaten moet houden. Het is verleidelijk<br />
om in zo’n klasje ook kinderen op te nemen die zelf graag<br />
willen, of hun ouders. Maar als iemand volgens de eigen<br />
leerkracht en de citotoets duidelijk vmboniveau heeft, dan<br />
moet je nee durven en kunnen zeggen. Anders frustreer je<br />
die leerling alleen maar.”<br />
Hoe is het gegaan?<br />
“Van de zes doelgroepkinderen hebben vier het heel goed<br />
gedaan. Ze zijn naar een hogere opleiding gegaan dan<br />
volgens het oorspronkelijke advies passend was. En één<br />
leerling is halverwege het jaar geleidelijk bij de brugklas ingestroomd<br />
en het jaar daarna ging hij naar vwo 2. Die heeft<br />
veel profi jt gehad van de extra taallessen. Dat is heel mooi<br />
gegaan, vind ik. Zo zou het ook kunnen: een combinatie<br />
van een brugklas met een intensief taalprogramma. Je hebt<br />
dan ook geen jaar verlies, iets waar vooral ouders tegenaan<br />
hikken.”<br />
Ze betreurt het dat ze het programma <strong>niet</strong> verder heeft<br />
kunnen verfi jnen. “Het was méér dan alleen het woordenschatprogramma<br />
van het CED. In overleg met het CED zijn<br />
er allerlei extra dingen bijgekomen. Veel heb ik zelf gemaakt,<br />
rond wereldoriëntatie bijvoorbeeld, compleet met allerlei<br />
uitstapjes in Rotterdam. Dat ligt er nu allemaal. Mijn grote<br />
droom is dat dit nog eens een heel leuk lespakket wordt.”<br />
Regelink noemt het positief dat een basisonderwijsleerkracht<br />
voor deze klas stond. “Die kan beter aansluiten bij<br />
het belevingsniveau van de kinderen en het is een minder<br />
ingrijpende overgang voor de kinderen.” Ook het feit dat<br />
de Opstapklas in het gebouw van de VO-school opereerde<br />
vond Regelink prettig, om fl exibel te kunnen zijn voor kinderen<br />
die al wat uren in de ‘echte’ brugklas mee kunnen doen.<br />
Jammer vindt ze het dat er weinig animo is onder ouders<br />
voor een extra jaar. Ze zien dat als ‘tijdverlies’. Voorlopig is<br />
er (nog) geen nieuwe Opstapklas gekomen op het Rotterdams<br />
Lyceum.<br />
25
26<br />
Wat<br />
‘Rakkertjes’ (Rotterdamse aanpak jonge kinderen in<br />
de kinderopvang)<br />
Bestaat uit onder andere een observatie-instrument<br />
met handelingsuggesties voor leidsters om planmatig te<br />
werken aan sociale competenties (‘Zo doe ik’). En een<br />
training om de interactie tussen groepsleidster en kind te<br />
verbeteren (GrIT).<br />
Wie<br />
Maria van de Wiel, projectleider voor het jonge risicokind<br />
CED-Groep.<br />
Meer informatie<br />
Maria van de Wiel, 010 –4071 507,<br />
e-mail m.vandewiel@cedgroep.nl<br />
Planmatig werken<br />
met heel jonge<br />
kinderen geeft<br />
houvast<br />
12<br />
Het is geen nieuws dat de sociaal-emotionele ontwikkeling<br />
van – ook zeer jonge – kinderen in Rotterdam vele professionals<br />
zorgen baart. Wel nieuw is dat er nu een manier<br />
bestaat om binnen de kinderopvang die sociale competentie<br />
via een observatiesysteem in beeld te brengen en je eventuele<br />
handelingsplannen daarop af te stemmen. <strong>De</strong> oorsprong<br />
van de vraag naar zo’n instrument ligt bij de kinderopvang in<br />
<strong>De</strong>lfshaven, in het kader van OKZ, Onderwijs Kansen Zone.<br />
Maria van de Wiel, projectleider: “In <strong>De</strong>lfshaven waren al<br />
ontwikkelingen gaande rond het verbeteren van de sociaalemotionele<br />
ontwikkeling bij 0 tot 4-jarigen, met het programma<br />
‘Rakkertjes’. Leidsters kregen daardoor behoefte<br />
aan meer houvast en verdieping in de observatie van de<br />
sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarvoor is het instrument,<br />
‘Zo doe ik’ met innovatiegeld van ROAP ontwikkeld.”<br />
Wat is het verschil met bestaande observatielijsten?<br />
Van de Wiel: “ ‘Zo doe ik’ gaat veel meer in op de sociale<br />
competenties van kinderen. Bovendien werkt de lijst met<br />
concreet waarneembaar gedrag, via vragen die aangeven<br />
wat het kind laat zien en al kan. Het gaat dus <strong>niet</strong> om de<br />
eigen interpretatie van een leidster, waarbij je de kans loopt<br />
dat de ene leidster bijvoorbeeld iets als ‘agressief’ of ‘afwijkend’<br />
bestempelt en de andere leidster <strong>niet</strong>. Er is bij ‘Zo doe<br />
ik’ een training voor trainers, waarmee pedagogische begeleiders<br />
het invoeren van ‘Zo doe ik’ leren ondersteunen.”<br />
Uit de evaluatie met leidsters in <strong>De</strong>lfshaven en Prins Alexander<br />
die ‘Zo doe ik’ hebben getest en mee-ontwikkeld, kwam<br />
de suggestie om ook een variant voor ouders te maken. Van<br />
de Wiel: “Het zou goed zijn als ouders thuis ook zo’n lijst<br />
invullen, en ‘meekijken’ naar de sociaal-emotionele ontwikkeling<br />
van hun kind. We zijn bezig om geld te vinden voor<br />
het ontwikkelen hiervan.” Vanuit leidsters zijn er positieve
geluiden over het werken met ‘Zo doe ik’. Vooral het gestructureerde<br />
en planmatige werken spreekt hen aan en geeft het<br />
gewenste houvast.<br />
Bij de ontwikkeling van ‘Zo doe ik’ werd geconstateerd dat<br />
de interactie tussen peuterleidster en kind beter kan. Het<br />
is een vak apart om goed in te spelen op de verschillende<br />
behoeften van kinderen in een groep. Van de Wiel is van<br />
mening dat de huidige mbo-opleiding voor leidsters erg<br />
breed is en onvoldoende traint op die interactie.<br />
GrIT (groepsleidster interactie training) geeft hierop een antwoord.<br />
Met hulp van video-opnamen van de interactie in een<br />
groep wordt een leidster bewust van haar eigen gedrag.<br />
Waarin onderscheidt deze training zich?<br />
“Werken aan gedragsverandering van leidsters gebeurt<br />
hier vooral op een positieve manier. <strong>De</strong> training vestigt de<br />
aandacht op wat leidsters goed doen en wil dat versterken<br />
en uitbreiden. Want iedereen is geneigd om te kijken naar<br />
wat er <strong>niet</strong> goed gaat, maar de training draait dit om. In<br />
de video’s kun je inderdaad zien dat leidsters beter gaan<br />
afstemmen op het kind.”<br />
<strong>De</strong>ze GrIT is bedoeld voor leidinggevenden of begeleiders<br />
van een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Zij leren in de<br />
training hoe ze met een geprotocolleerd observatieformulier<br />
de interactie kunnen analyseren en een leidster kunnen<br />
ondersteunen in hun persoonlijke doelen rond interactieverbetering.<br />
In het jaar 2004-2005 deden acht pedagogisch<br />
begeleiders van diverse kinderopvanginstellingen mee aan<br />
het proeftraject. Inmiddels is de training beschikbaar en is er<br />
een nieuwe groep bezig.<br />
Van de Wiel vertelt dat er in het voorjaar van 2006 een<br />
studiebijeenkomst was met docenten van ROC Zadkine om<br />
te bekijken of ze onderdelen van ‘Rakkertjes’, ‘Zo doe ik’ en<br />
GrIT kunnen inpassen in hun reguliere opleiding.<br />
27
28<br />
Wat<br />
‘Schoolbrede aanpak sociale competentie in het VO’<br />
Op diverse fronten werken aan het verbeteren van sociale<br />
competenties van leerlingen, als onderdeel van een<br />
integrale schoolverandering, gebaseerd op een schoolvisie.<br />
Belangrijke reden: de maatschappij doet een steeds<br />
groter beroep op die vaardigheden.<br />
Wie<br />
Bart Kestens, directeur en Bianca Jansen, zorgcoördinator<br />
van Wolfert Dalton, openbare school voor mavo, havo<br />
en vwo.<br />
Meer informatie<br />
Bart Kestens en Bianca Jansen, 010 – 422 76 55, e-mail<br />
bke@wolfertdalton.nl<br />
www.wolfertdalton.nl<br />
Bij zelfstandig<br />
optreden<br />
horen sociale<br />
vaardigheden<br />
13<br />
Op het Wolfert Dalton zitten alle leerlingen op een vast uur<br />
per week verspreid over de school in duo’s of trio’s bij elkaar.<br />
Een ouderejaars coacht een brugklasser of tweedeklasser.<br />
Zij krijgen op hun beurt weer begeleiding van een docent. Dit<br />
coach-uur is een vervolg op het tutor-uur. “Met het tutor-uur<br />
gaven ouderejaars bijles aan jongere leerlingen met een<br />
achterstand,” zegt zorgcoördinator Bianca Jansen. “Wij<br />
wilden dat uitbouwen. In het coach-uur kan van alles aan de<br />
orde komen, van het toelichten van de studiewijzer en de<br />
daltonplanner tot schoolregels en omgaan met fouten. Het is<br />
sinds dit schooljaar een verplicht onderdeel voor iedereen,<br />
behalve voor de eindexamenleerlingen.”<br />
<strong>De</strong> school heeft zelf een bijbehorende reader met opdrachten<br />
ontwikkeld, als houvast, maar leerlingen zijn vrij om<br />
andere onderwerpen te bespreken. Bart Kestens, directeur:<br />
“Doel van zo’n coach-uur is dat de school meer van de leerlingen<br />
zelf wordt, zij brengen veel meer hun eigen belevingswereld<br />
in dat coach-uur mee dan docenten ooit kunnen.<br />
Leerlingen leren verantwoordelijkheid geven en nemen. En<br />
leerlingen oefenen met sociale vaardigheden, de coaches<br />
krijgen vooraf een training in gesprekstechnieken.”<br />
Jansen constateert dat diverse probleempjes en problemen
onderling een oplossing krijgen en dat coaches pas bij haar<br />
aan de bel trekken als zij vinden dat het <strong>niet</strong> goed gaat met<br />
hun ‘pupil’. In dit eerste jaar gaat het coach-uur nog alle<br />
kanten op. Kestens: “Van leerproblemen tot sociaal-emotionele<br />
problemen, het is een algemeen uur dat voor van alles<br />
gebruikt kan worden. Maar dat kan ook. We hadden een<br />
keer een groepje dat met elkaar wilden voetballen. <strong>Jong</strong>ere-<br />
en ouderejaars. Die komen anders nauwelijks met elkaar in<br />
aanraking, dus waarom <strong>niet</strong>? Maar hierover zijn veel discussies<br />
onder docenten. Ze hebben daar verschillende beelden<br />
over.” Jansen constateert dat er hoe dan ook meer een mix<br />
op school te zien is tussen jonge en oudere leerlingen. “En<br />
dat biedt een veilig schoolklimaat.”<br />
Uit de regelmatige evaluaties blijkt dat het coach-uur vooral<br />
brugklassers veel goed doet. Verder willen leerlingen die<br />
coach zijn graag een grotere verantwoordelijkheid. “Maar”,<br />
zegt Jansen, “je moet grenzen trekken.” Daarnaast blijkt<br />
dat vwo leerlingen die het op alle fronten goed doen, soms<br />
weinig te bespreken hebben met hun coach. Bij gebrek<br />
aan vervolgmateriaal is er voorlopig voor hen ruimte om<br />
een project op te zetten, zoals een musical maken of een<br />
website bouwen. Uit de leerlingtevredenheidsonderzoeken<br />
komt naar voren dat de tevredenheid over de schoolcultuur<br />
op Wolfert Dalton stijgt. “Maar,” relativeert Kestens, “daar<br />
dragen ook andere succesfactoren aan bij.”<br />
Dit coach-uur is dan ook maar één van de manieren<br />
waarmee Wolfert Dalton schoolbreed werkt aan het verbeteren<br />
van sociale vaardigheden. Een andere voorbeeld is<br />
de leerlingbemiddeling, mediation tussen leerlingen zelf,<br />
die in de startblokken staat. Jansen: “Daarmee maken we<br />
leerlingen via een training zelf verantwoordelijk voor het<br />
oplossen van confl icten.” Of de SCOL (Sociale Competentie<br />
Observatie Lijst) die ouders, docenten en leerlingen invullen<br />
bij inschrijving op de school. Kestens: “Eventuele zwakke<br />
punten lenen zich in de toekomst wellicht ook voor bespreking<br />
in dat coach-uur.” En ten slotte is er als onderdeel van<br />
de schoolbrede verandering ook een digitale portfolio per<br />
leerling, waarin alle gegevens terechtkomen, van leerstof<br />
en oefenopdrachten tot vorderingen en bijvoorbeeld die<br />
SCOL. Kestens: “Het kost tijd om die goed te vullen, dus de<br />
ene sectie is er verder mee dan de andere, maar het is in<br />
ontwikkeling. Ook ouders hebben via een code toegang tot<br />
deze portfolio, zodat zij meer betrokken raken bij de schoolloopbaan<br />
van hun kind.”<br />
29
30<br />
Wat<br />
‘Sociale competentie in leerlingvolgsysteem’<br />
Een aanvulling op de SCOL om een kwalitatief verantwoord<br />
leerlingvolgsysteem rond sociale competentie op<br />
te bouwen.<br />
Wie<br />
Anja van der Zee, leerkracht groep 3 Cornelis<br />
Haakschool en Martine van Bokkem, CED-Groep.<br />
Meer informatie<br />
Martine van Bokkem, telefoon 010 – 4071 531,<br />
e-mail m.vanbokkem@cedgroep.nl<br />
www.cedgroep.nl/socialecompetentie.com<br />
In korte tijd veel<br />
resultaat in ander<br />
leerlinggedrag<br />
14<br />
Met de SCOL, de Sociale Competentie Observatie Lijst, kan<br />
een school de sociale competentie van leerlingen in kaart<br />
brengen. Leerkrachten die met de SCOL werken vinden echter<br />
dat deze lijst een eenzijdig beeld geeft van een leerling,<br />
die is namelijk gebaseerd op het deels subjectieve oordeel<br />
van de leerkracht zelf. Het ontbreekt aan een goed leerlingvolgsysteem<br />
voor sociale competentie om de gedragsontwikkeling<br />
van de leerling op langere termijn te kunnen volgen.<br />
Bovendien is er behoefte aan normering voor de SCOL<br />
en aan handreikingen voor leerkrachten om iets te kunnen<br />
doen als een leerling minder sociaal competent is.<br />
Het project ‘Sociale competentie in een leerlingvolgsysteem’<br />
geeft antwoorden op deze vragen. Er ligt inmiddels<br />
een prachtig product voor (zorg)leerlingen van de groepen<br />
zes, zeven en acht: een Portfolio Sociale Competentie met<br />
leerlingSCOL. Gaat een leerling hiermee aan het werk dan<br />
verzamelt hij de uitkomsten van de SCOL, afspraken om<br />
bepaald gedrag te verbeteren en ‘bewijzen’ daarvan. In begrijpelijke<br />
taal worden de 26 vragen rond sociale competentie<br />
aan de leerling gesteld. <strong>De</strong> uitkomsten verschillen soms<br />
met die van de leerkrachtSCOL: dat kan een reden zijn om<br />
bijvoorbeeld juist een teruggetrokken leerling te selecteren<br />
en daarmee verder te werken in plaats van een opvallend<br />
druk kind.<br />
Tot de zomer van 2005 hebben negen Rotterdamse basisscholen<br />
met 27 leerkrachten en 34 leerlingen op proef met<br />
deze portfolio gewerkt. <strong>De</strong> uitkomsten zijn verrassend. Door<br />
de extra individuele aandacht voor een leerling, ook al is<br />
het maar kort, is er bij 54% van de leerlingen gedragsverandering<br />
teweeggebracht en is 36% zich bewust geworden<br />
van het eigen gedrag - als opmaat naar concrete gedragsverandering.<br />
Inmiddels wordt voorzichtig geprobeerd of de
portfolio ook bij jongere kinderen een goed middel is, om<br />
eerder eventueel te kunnen bijsturen op gedrag.<br />
Anja van der Zee is leerkracht van groep 3 op de Cornelis<br />
Haakschool in de Oosterfl ank. Ze werkt inmiddels met een<br />
jongetje uit haar klas aan een proefportfolio voor jonge<br />
kinderen. <strong>De</strong> leerlingSCOL is in dit geval vertaald in vragen<br />
met plaatjes.<br />
Van der Zee: “Ik lees een kort verhaaltje voor uit de map en<br />
de kinderen kunnen een antwoord aankruisen waarin ze zich<br />
herkennen. Je kan dit in groep 3 <strong>niet</strong> klassikaal doen, maar<br />
ik werk toch al veel in groepjes. Het kind dat ik heb geselecteerd<br />
om mee verder te werken, heeft een probleem met<br />
keuzes maken. Dat uit zich in sociaal moeilijk gedrag. Hij<br />
krijgt opdrachtjes om te oefenen, op school en thuis. Ik merk<br />
inmiddels dat hij zijn best doet om op een positieve manier<br />
aandacht te krijgen, dat is al een hele verandering. Ik laat<br />
hem werken aan de portfolio tijdens zelfstandig werken. En<br />
in het contact met hem kan je in korte tijd heel ver komen. Ik<br />
ben er enthousiast over en ik vind het een aanrader voor de<br />
school.”<br />
Of en wanneer deze portfolio er inderdaad komt voor de<br />
middenbouw is op dit moment nog <strong>niet</strong> duidelijk. <strong>De</strong> portfolio<br />
die nu al beschikbaar is voor de bovenbouw is onder andere<br />
gefi nancierd uit het innovatiebudget.<br />
<strong>De</strong> portfolio sociale competentie is één van de onderdelen<br />
uit bovengenoemd project. Andere zaken zijn de normering<br />
en het bepalen van de gebruikswaarde van de SCOL.<br />
Martine van Bokkem van de CED-Groep: “Om de SCOL te<br />
normeren is in het schooljaar 2003-2004 een steekproef gedaan<br />
van ruim drieduizend basisschoolleerlingen in het hele<br />
land naar hoe sociaal competent leerlingen in Nederland<br />
in ’t algemeen zijn. Scholen kunnen de resultaten van hun<br />
eigen leerlingen nu dus vergelijken met een landelijke norm.<br />
Daarnaast blijken leerkrachten de SCOL goed als basis te<br />
kunnen gebruiken om te praten over gedrag van een leerling<br />
en kunnen ze door het gebruik van de SCOL het onderwijs<br />
in sociale competentie goed op hun leerlingen afstemmen.”<br />
Om sociale competentie in een leerlingvolgsysteem onder<br />
te brengen en een leerling dus langere tijd te volgen is de<br />
portfolio met leerlingSCOL een van de aanvullingen op de<br />
SCOL.<br />
Van Bokkem benadrukt dat sociale competentie een relatief<br />
nieuw onderwijsdomein is dat een begeleid invoeringstraject<br />
nodig heeft. “Het invoeren van een nieuwe reken- of taalmethode<br />
vraagt ook om fasering, begeleiding en teamconsultatie.<br />
Dat is met sociale competentie <strong>niet</strong> anders. Omdat<br />
de ene school verder is dan de andere is er maatwerkbege-<br />
leiding voor de invoering om tot een kwalitatief verantwoord<br />
leerlingvolgsysteem sociale competentie te komen. Zo’n<br />
portfolio bijvoorbeeld, doet een groot beroep op gesprekstechnieken<br />
van de leerkracht en ook op planmatig werken.<br />
Want door de waan van de dag kan het werken aan een<br />
portfolio met een leerling erbij in schieten. Door begeleiding<br />
bij de invoering willen wij een relatief kwetsbare aanpak<br />
als de portfolio steviger neerzetten in de school en ervoor<br />
zorgen dat het werkelijk wat oplevert.”<br />
31
32<br />
Wat<br />
‘Taalplusdans’ en ‘Dansen doe je samen’ na schooltijd<br />
Door dans en beweging de taalontwikkeling van kinderen<br />
versterken en hun woordenschat uitbreiden: deze programma’s<br />
geschikt maken voor Brede Scholen of voor de<br />
Verlengde Schooldag als naschoolse activiteit.<br />
Wie<br />
Wil Walvis, teamleider primair onderwijs bij de SKVR.<br />
Meer informatie<br />
SKVR, Wil Walvis, telefoon 010 - 271 83 41,<br />
e-mail w.walvis@skvr.nl<br />
Leren door te<br />
doen… met dans<br />
15<br />
Tsjoek, tsjoek, tsjoek… uit de cassetterecorder in het gymlokaal<br />
van de Margrietschool klinkt treinachtige swingmuziek.<br />
Zo’n twintig kinderen uit groep 1 en 2 hebben vandaag hun<br />
vijfde les ‘Taalplusdans’. In een lange rij slingeren ze door<br />
het lokaal: vooruit, achteruit, opzij, hoog over de bergen en<br />
laag door de tunnel. Spelenderwijs leren ze allerlei begrippen<br />
terwijl het plezier duidelijk van hun gezichtjes straalt. <strong>De</strong><br />
dansdocente van de SKVR speelt voortdurend handig in op<br />
woorden die kinderen spontaan roepen. “Een locomotief,”<br />
roept er eentje, en de juf vraagt meteen of meer kinderen dit<br />
moeilijke woord kennen. Ze gebruikt heel duidelijk bepaalde<br />
woorden en begrippen. Ongedwongen, educatief en enthousiast,<br />
zo’n sfeer hangt er deze ochtend in het lokaal.<br />
Wil Walvis van de SKVR is ervan overtuigd dat leren door te<br />
doen minstens even belangrijk is als andere manieren van<br />
leren. “Het gaat om de beweging, het moet <strong>niet</strong> té verbaal<br />
worden. Wel zijn de dansdocenten die Taalplusdans geven<br />
zich zeer bewust van taalontwikkeling. Het CED heeft ons<br />
geholpen met het gebruiken van bepaalde begrippen uit<br />
taalmethodes. <strong>De</strong> dansdocenten zoeken ook aansluiting bij<br />
de thema’s van de school. Er is altijd een voorgesprek met<br />
de leerkracht en die blijft er ook bij tijdens de Taalplusdans-
les. Voor leerkrachten blijkt het zinvol om naar de eigen klas<br />
te kijken terwijl iemand anders met de kinderen werkt. Die<br />
zien dan weer nieuwe dingen aan hun leerlingen. Bovendien<br />
kun je de taalontwikkeling zo nog extra stimuleren.<br />
Taalplusdans bestaat uit acht lessen en is onderdeel van het<br />
SKVR-aanbod ‘Kunst Actief’. Doel van het innovatiebudget is<br />
vooral om dit programma, dat nu nog onder schooltijd plaatsvindt,<br />
ook als naschoolse activiteit te ontwikkelen. Walvis:<br />
“Dat gaat moeizaam, want het is erg zwaar voor kleuters om<br />
dit na een hele schooldag met aandacht te kunnen doen.”<br />
Twee scholen hebben meegewerkt aan de ontwikkeling van<br />
Taalplusdans. <strong>De</strong> betrokken leerkrachten merken duidelijk<br />
verbeteringen in de taligheid van kinderen, vooral als het<br />
een school is waar juist veel taalzwakke kinderen zitten.<br />
‘Toename woordenschat’ en ‘Nieuwe woorden op andere<br />
momenten ook gebruikt’, ‘Leerlingen begrijpen situaties beter’<br />
en, ten slotte, ‘Verlegen kinderen komen los’, zijn enkele<br />
opmerkingen uit evaluaties. Inmiddels doen zeven scholen<br />
mee aan Taalplusdans.<br />
Voor grotere kinderen, van groep 5 t/m 8 is een andere variant<br />
beschikbaar: ‘Dansen doe je samen’. Hier gaat het meer<br />
om het aanleren van vaardigheden op het gebied van sociale<br />
competentie via dans. Walvis: “Jezelf presenteren, elkaar<br />
respecteren, leiding geven en leiding accepteren, omgaan<br />
met elkaar, samenwerken, dat soort dingen zitten hierin.<br />
We merken dat we veel aansluiting hebben bij leerkrachten.<br />
Die vinden het belangrijk dat kinderen sociale vaardigheden<br />
leren. Ook hier blijft de eigen leerkracht aanwezig bij de<br />
danslessen.<br />
‘Dansen doe je samen’ is begonnen met drie meewerkende<br />
proefscholen in schooljaar 2005-2006. Ook dit programma<br />
omvat acht lessen en is onderdeel van ‘Kunst Actief’ van de<br />
SKVR. Hier was eveneens het doel om het programma in de<br />
Brede School als naschoolse activiteit op te nemen. Walvis:<br />
“Bij naschoolse activiteiten kunnen kinderen zelf kiezen en<br />
dan willen ze meestal zoiets als streetdance. Wij zijn nu<br />
bezig om er iets op te vinden dat we ook in dat soort lessen<br />
de taalbegrippen en taaldoelen kunnen verweven.”<br />
33
34<br />
Wat<br />
<strong>Teksten</strong>web (voorheen: ‘Wijze teksten en woorden’)<br />
Geeft havo en vwo leerlingen een beter tekstbegrip<br />
en een grotere woordenschat ter voorbereiding op het<br />
examen.<br />
Wie<br />
Regine Bots en Sylvia Kemna, projectleiders vanuit de<br />
CED-groep<br />
Meer informatie<br />
Regine Bots en Sylvia Kemna, 010 – 4071 599,<br />
e-mail r.bots@cedgroep.nl en s.kemna@cedgroep.nl<br />
Vanaf najaar 2006: www.tekstenweb.nl<br />
Op de computer<br />
oefenen met<br />
tekstspelletjes<br />
16<br />
Van veel havo en vwo leerlingen hoor je gezucht en gekreun<br />
als ze zich met de gemiddelde examenbundel gaan voorbereiden<br />
op hun examen. Die zijn dan ook over ’t algemeen<br />
oersaai. Wat doen jongeren tegenwoordig graag? Computerspelletjes<br />
spelen! Als ze dat dan toch doen, dan liever eentje<br />
waar ze wat van op steken en dat motiveert om op onderzoek<br />
uit te gaan. Zulke spellen staan op de website ‘<strong>Teksten</strong>web’.<br />
Door spelletjes als ‘tekstquiz’, ‘tekstbouwer’, ‘woordschieter’,<br />
‘woordenrace’, ‘tekstkoerier’ en een variant op het<br />
aloude ‘galgje’ komen leerlingen in aanraking met teksten die<br />
ze vervolgens weer op allerlei manieren kunnen toepassen.<br />
Hard nodig, zo’n ‘tekstentraining’ want in Rotterdam scoren<br />
ook havo en vwo leerlingen lager dan het landelijk gemiddelde<br />
bij leesvaardigheidstoetsen. Dat brengt hen bij vervolgopleidingen<br />
in problemen.<br />
Regine Bots noemt het aardige van <strong>Teksten</strong>web dat vormgeving<br />
en ingrediënten ontwikkeld zijn door leerlingen zelf.<br />
“Op drie scholen hebben leerlingen in hun CKV-uur (kunst<br />
en cultuureducatie) diverse spelletjes ontworpen.” Ze laat
de map met mooi uitgewerkte tekeningen zien. “Het zijn dus<br />
echt spelvormen die zij zelf aantrekkelijk vinden.”<br />
Het is inmiddels ruim een jaar geleden dat deze leerlingen<br />
hiermee aan de slag waren. Zoals elke keer weer blijkt met<br />
ICT projecten, kost het veel tijd om zaken naar wens te<br />
realiseren. Sylvia Kemna, die veel van de ICT-omgeving afweet,<br />
beaamt dat. “We hebben met leerlingen van diezelfde<br />
scholen binnenkort een testfase, maar het klopt dat het nog<br />
steeds in opbouw is. Het moet helemaal goed zijn als het<br />
gaat draaien, in het najaar van 2006.”<br />
<strong>Teksten</strong>web onderscheidt zich van andere manieren om met<br />
teksten te oefenen door het speelse en motiverende element<br />
en door het feit dat dit echt voor havo en vwo leerlingen<br />
bedoeld is. <strong>Teksten</strong>web is bovendien geordend per profi el.<br />
Bots: “Havo en vwo leerlingen worden over ’t algemeen<br />
nogal verwaarloosd bij de ontwikkeling van allerlei materialen.<br />
Iedereen is – terecht – gericht op het vmbo, maar ook<br />
veel havo en vwo leerlingen zijn te weinig taalvaardig.”<br />
<strong>Teksten</strong>web is bedoeld voor leerlingen uit de klassen 3 en 4.<br />
Bots: “En dus <strong>niet</strong> voor klas 5 en 6, juist om te ondervangen<br />
dat ze vlak voor hun examen te weinig geoefend blijken te<br />
hebben. Hoe eerder je hiaten wegwerkt, hoe meer profi jt ze<br />
daar van hebben. We zouden ook heel graag gaan ontwikkelen<br />
voor de eerste twee klassen, dan pak je eventuele<br />
achterstand nog eerder aan.”<br />
Kemna legt de nadruk op het motiverende aspect van <strong>Teksten</strong>web.<br />
“Het zijn werkvormen die leerlingen uitdagen om<br />
een zoektocht te beginnen, waarmee ze voortdurend nieuwe<br />
teksten en woorden tegenkomen. Door zo’n zoektocht blijven<br />
ze langer hangen, terwijl ze tegelijkertijd een tekst leren<br />
doorgronden en betekenissen leren.”<br />
Docenten kunnen ook zelf zoektochten toevoegen aan<br />
<strong>Teksten</strong>web. <strong>De</strong> website is straks beschikbaar voor scholen<br />
die een licentie kopen. Leerlingen kunnen individueel met<br />
een wachtwoord op de computer met <strong>Teksten</strong>web werken<br />
en kunnen hiervoor studiebelastingsuren krijgen. Docenten<br />
kunnen vorderingen van leerlingen bijhouden.<br />
<strong>Teksten</strong>web valt te beschouwen als een mooie uitbreiding<br />
van ‘Woordenweb’ dat al langer draait en waar leerlingen<br />
veel woordbetekenissen van kunnen leren.<br />
35
36<br />
Wat<br />
Toegevoegde waarde van de school<br />
Antwoord geven op de vraag wat de invloed van school is<br />
op de prestaties van leerlingen.<br />
Wie<br />
Ellen Lacor, Toetsservice CED-Groep<br />
Meer informatie<br />
Ellen Lacor, 010 – 4071 511, e-mail e.lacor@cedgroep.nl<br />
Wat doet de<br />
school er toe?<br />
17<br />
Wat is precies de bijdrage van onderwijs aan de ontwikkeling<br />
van leerlingen? Lopen ze hun eventuele achterstand<br />
in tijdens de basisschoolperiode? In hoeverre doen allerlei<br />
onderwijsmaatregelen er toe? Op deze vragen wil het<br />
project ‘Toegevoegde waarde van de school’ een antwoord<br />
geven. Informatie hierover geeft de school een duidelijk<br />
beeld van de verhouding tussen inspanningen en resultaten<br />
en van de relatie tussen start- en eindniveau van leerlingen.<br />
<strong>De</strong> Toetsservice van de CED-Groep kan voor elke school<br />
de toegevoegde waarde in een schoolrapport berekenen.<br />
Op stedelijk niveau ontstaat een overzicht op lange termijn:<br />
de informatie is opgenomen in de jaarlijkse monitor ‘<strong>De</strong> Rotterdamse<br />
Toetssteen’.
Toegevoegde waarde is een begrip dat als het ware<br />
schreeuwt om een werkbare defi nitie. In dit geval valt<br />
hieronder ‘dat deel van de vooruitgang in de ontwikkeling<br />
van leerlingen dat aan de invloed van de school kan worden<br />
toegeschreven.’<br />
Een verdere afbakening is voorlopig de beperking tot prestaties<br />
in taal en rekenen, omdat de Toetsservice sinds 1995<br />
een schat aan gegevens beheert van taal- en rekentoetsen<br />
uit het leerlingvolgsysteem van Cito.<br />
Bij de berekening van de toegevoegde waarde zijn correctiegegevens<br />
meegewogen zoals de sociaal-economische en<br />
etnische achtergronden van ouders (het leerlinggewicht) en<br />
het startniveau van de leerlingen.<br />
Eén van de opmerkelijkste conclusies is dat Rotterdamse<br />
leerlingen in groep 7 en 8 ineens een stuk minder goed<br />
begrijpend lezen dan in de onder- en middenbouw. Dit levert<br />
voor de scholen behoorlijke stof tot discussie.<br />
Ellen Lacor noemt het project ‘Toegevoegde waarde van<br />
de school’ een relatief klein en kortlopend voorbeeldproject.<br />
“We schetsten een beeld van de toegevoegde waarde van<br />
het onderwijs in Rotterdam en beschrijven hoe een permanent<br />
onderzoek naar de toegevoegde waarde per school<br />
er uit zou kunnen zien. <strong>De</strong> Toetsservice werkt continu aan<br />
nieuwe manieren om de ontwikkeling van onderwijsprestaties<br />
zo te presenteren dat het onderwijs ze direct kan gebruiken.<br />
Het project als zodanig is afgerond, maar we gaan er<br />
wel mee door om het verder uit te werken.”<br />
37
38<br />
Wat<br />
Toevoegen van sociale competentie aan de<br />
Toetsservice<br />
Een manier om de investeringen in sociale competentie<br />
meetbaar te maken.<br />
Wie<br />
Marzenka Rolak, Toetsservice CED-Groep en Peter van<br />
Zomeren, basisschool <strong>De</strong> Oversteek<br />
Meer informatie<br />
Marzenka Rolak, 010 – 4071 461,<br />
e-mail m.rolak@cedgroep.nl<br />
Sociale<br />
competentie in<br />
kaart<br />
18<br />
Een groeiend aantal scholen besteedt serieus aandacht aan<br />
het vergroten van de sociale competentie van hun leerlingen.<br />
Maar hoe weet je wat al die inspanningen waard zijn?<br />
Hoe staat het ervoor met de sociale competentie van kinderen?<br />
Om daar een antwoord op te vinden is de CED-Groep,<br />
samen met een aantal scholen, bezig om de Toetsservice uit<br />
te breiden met een onderdeel ‘sociale competentie’.<br />
Hoewel veel scholen werken aan sociale competentie zijn<br />
er nog weinig scholen die hun inzet op dit gebied meten.<br />
Marzenka Rolak van de CED-Groep is begonnen met een<br />
behoefte inventarisatie onder scholen. “Scholen willen meer<br />
inzicht, zowel op leerlingniveau als op groeps- en schoolniveau.<br />
Wij zijn begonnen met dat schoolniveau, daar zijn wel<br />
tendensen voor de school uit te halen.”<br />
Rolak inventariseerde ook welke instrumenten de scholen<br />
gebruiken die wel de sociale competentie meten. Vooral<br />
SCOL bleek populair. Samen met een klankbordgroep is besloten<br />
om naast SCOL ook Viseon in de Toetsservice op te<br />
nemen. Met de scholen die een van deze twee instrumenten<br />
gebruiken, begon na de zomervakantie van 2005 een pilot.<br />
Er deden zeventien basisscholen aan mee.<br />
Basisschool <strong>De</strong> Oversteek was één van die scholen. Intern<br />
begeleider Peter van Zomeren: “Je merkt dat het gedrag van<br />
leerlingen verandert. Correcties komen <strong>niet</strong> altijd aan, dat<br />
heeft te maken met de buurt, met de situatie thuis. Daarom<br />
is een vak als sociale competentie heel belangrijk. Meedoen<br />
aan zo’n pilot betekent dat je er verder over moét nadenken.<br />
En natuurlijk wil je ook weten wat het voor jouw school kan<br />
betekenen. Bij leervakken is eventuele uitval ‘meetbaar’<br />
en kun je je handelingsplannen bijstellen, er zijn allerlei<br />
hulpmiddelen. Vergeleken met een leervak is de interventie<br />
op sociale competentie lastiger te meten. Ik hoop op meer,
etere en duidelijkere handvatten. Het eerste concept van<br />
de Toetservice heeft nog nadere uitwerking nodig.”<br />
Rolak ziet wel enige valkuilen in het proces om tot een<br />
verantwoorde meting te komen. “Toetsen blijft natuurlijk een<br />
hulpmiddel. Je loopt het risico dat het een doel op zichzelf<br />
wordt, daar moet je voor oppassen. Een ander punt is dat<br />
het observatiegegevens zijn, het gaat <strong>niet</strong> om harde cijfers<br />
zoals bij rekentoetsen, dus je mag het <strong>niet</strong> gebruiken om<br />
scholen ‘af te rekenen’. Verder blijkt dat leerkrachten soms<br />
twijfels hebben over hoe ze bepaald gedrag van een leerling<br />
het best kunnen beoordelen. Ze hebben behoefte aan<br />
meer houvast, bijvoorbeeld om te weten welk gedrag bij een<br />
bepaalde leeftijd hoort.”<br />
Rolak noemt het kinderziektes, die te overwinnen zijn.<br />
Straks kunnen scholen hun schoolrapport uitbreiden met<br />
een hoofdstuk sociale competentie, waarvan de gegevens<br />
door de Toetsservice zijn verwerkt en geïnterpreteerd. Ook<br />
is er dan informatie op stedelijk niveau in de vorm van een<br />
toevoeging aan de Toetssteen. <strong>De</strong> Toetsservice verwerkt ook<br />
leerprestatiegegevens, daarom is het in de toekomst zoeken<br />
naar een mogelijke koppeling van gegevens over taal en<br />
rekenen met de gegevens over sociale competentie.<br />
Dit project stelt Rotterdam in staat om de ontwikkeling van<br />
kinderen rond sociale competentie in kaart te brengen,<br />
over een langdurige periode te volgen en te vergelijken met<br />
landelijke cijfers.<br />
39
40<br />
Wat<br />
Topklas Calvijn en het Christelijk College<br />
Henegouwen<br />
Een manier om kinderen met (taal)achterstanden bij te<br />
spijkeren zodat zij meer kans hebben hun aanwezige<br />
havo of vwo potentie waar te maken.<br />
Wie<br />
Gerrit Elings, directeur onderwijs Christelijke Scholengemeenschap<br />
Calvijn.<br />
Meer informatie<br />
de heer J.S.A. Campman, sectorleider onderbouw<br />
Calvijn, telefoon 010 – 419 00 77<br />
Meer kinderen<br />
naar de havo<br />
19<br />
Er zijn diverse initiatieven in Rotterdam en in heel Nederland<br />
om een betere aansluiting met havo te realiseren voor<br />
kinderen met een taal- en kennisachterstand. Kinderen, die<br />
zonder extra aandacht naar het vmbo zouden gaan, maar<br />
die wat intelligentie en capaciteit betreft best hoger onderwijs<br />
aan kunnen.<br />
Vanuit het schoolbestuur CVO is daar in Rotterdam inmiddels<br />
ruime ervaring mee opgedaan. Topklas heet het hier en<br />
die heeft vier jaar gedraaid. Op de school Melanchton (ook<br />
CVO) is de Topklas inmiddels geïntegreerd in het onderwijsconcept<br />
VIA (vraaggericht en zelfstandig leren). Op Christelijke<br />
Scholengemeenschap Calvijn wordt de Topklas vanaf<br />
augustus 2006 opgenomen als een soort parallelklas van de<br />
brugklas: hier komen de kinderen die extra ondersteuning<br />
met taal en talige zaken nodig hebben om voldoende van de<br />
havo te kunnen profi teren.<br />
“<strong>De</strong> context waarin docenten les geven is heel anders dan<br />
vroeger,” zegt Gerrit Elings van Calvijn. “<strong>De</strong> bagage van de<br />
leerlingen bestaat <strong>niet</strong> meer uit een gemeenschappelijke en<br />
vanzelfsprekende bodem wat woordgebruik en cultuurkennis<br />
betreft. Veel leerlingen gebruiken de lidwoorden verkeerd,<br />
maken kromme zinnen en hebben een te beperkte woordenschat.<br />
Ook in andere vakken, wiskunde bijvoorbeeld, heb
je steeds meer taalkennis nodig, en die ontbreekt. Je kunt<br />
daarover klagen maar wij vinden het beter om er iets mee te<br />
doen.”<br />
Ook Elings ontdekte dat het aantal aanmeldingen van kinderen<br />
voor een extra ‘inhaaljaar’ achterbleef bij de inspanningen<br />
om zo’n jaar te realiseren, net zoals bij de OpStapklas<br />
van het Rotterdams Lyceum. Een landelijk beeld overigens.<br />
Ouders en kinderen lijken zich te schamen voor zo’n extra<br />
jaar en zien het <strong>niet</strong> als winst, maar als verlies.<br />
“Met de landelijke invoering van de nieuwe onderbouw zien<br />
wij de mogelijkheid om de Topklas tot een reguliere taalklas<br />
te maken. Leerlingen die hierin komen hebben extra ondersteuning<br />
nodig, vooral in taal, maar ook in ‘vanzelfsprekende’<br />
kennis. Voor een deel kunnen ze met het gewone<br />
lesprogramma meedoen, bijvoorbeeld met gymnastiek. Zij<br />
krijgen les van docenten die erop gespitst zijn om alle vakken<br />
in het teken van taal te zetten en die dus heel bewust<br />
met taal omgaan. Ze krijgen daarin ondersteuning van het<br />
CED. En verder krijgen deze kinderen natuurlijk veel, heel<br />
veel Nederlands.”<br />
Gemiddeld zaten er zo’n twaalf leerlingen in de Topklas, de<br />
verwachte groei bleef uit, maar dat kan veranderen in de<br />
nieuwe, geïntegreerde opzet.<br />
Van de kinderen die de afgelopen vier jaar een (nog aparte,<br />
extra) Topklas volgden, ging een deel inderdaad met succes<br />
naar de havo en een ander deel <strong>niet</strong>. Sommigen gingen<br />
naar vmbo-tl. Elings: “Ze hebben hoe dan ook een breder<br />
perspectief gekregen door dat jaar en hun achterstand voor<br />
een deel ingelopen.” Elings denkt dat gebrek aan succes<br />
voor een groot deel komt door de houding van de ouders<br />
die hun kinderen te weinig meegeven. “Thuis ook Nederlands<br />
spreken, de krant lezen, kinderen meenemen naar de<br />
bibliotheek of naar zoiets als de <strong>De</strong>ltawerken… het spreekt<br />
allemaal <strong>niet</strong> vanzelf. Wij doen als school daarom veel aan<br />
het bevorderen van ouderparticipatie op allerlei manieren,<br />
want de ouders heb je absoluut nodig bij de ontwikkeling van<br />
kinderen.”<br />
41
42<br />
Wat<br />
Wanita<br />
Een ‘Wanitaschool’ heet ook wel ‘School van de toekomst<br />
in het NU’. Via kunst en cultuur raakt de school in een<br />
veranderingsproces: een verandering in de manier van<br />
leren en in de plaats die de school inneemt in de wijk<br />
(community building).<br />
Wie<br />
Alexandra van der Hilst, kunstcoördinator en projectbegeleider,<br />
Marjan van Eijck, leerkracht en intern begeleider<br />
en Thomas Truijen, leerkracht op basisschool Blijvliet.<br />
Meer informatie<br />
Alexandra van der Hilst, ab3mtp@xs4all.nl<br />
www.wanitaweb.nl<br />
Een andere<br />
manier van leren<br />
20<br />
Op de zolder van basisschool Blijvliet zijn kunstateliers, die<br />
twee middagen per week voor de leerlingen open zijn. Amal<br />
en Smahane, allebei achtstegroepers, hebben hier een animatiefi<br />
lmpje gemaakt over Anne Frank. Ze zijn ontwapenend<br />
enthousiast. “Anne Frank heeft met de tweede wereldoorlog<br />
te maken,“ zegt Amal ernstig. “Wij hebben heel veel informatie<br />
over haar opgezocht in ons documentatiecentrum en op<br />
internet. En straks gaan we ook een toneelstukje over haar<br />
doen. Zij moet het benauwd gehad hebben, opgesloten in<br />
zo’n huis.” Met gevoel voor precisie wijzen zij in het fi lmpje<br />
met een afbeelding aan hoe het huis van Anne Frank in elkaar<br />
steekt. Ze hebben vorige week zelf de camera bediend,<br />
de gastdocent van de SKVR heeft het fi lmpje gemonteerd en<br />
vandaag is het te zien. “Wij kunnen vandaag tot vijf uur op<br />
school blijven,” zegt Smahane, “dan kunnen we het afmaken<br />
en dan komt het in onze leerlingportfolio.” In een atelier verderop<br />
wagen kinderen zich met een dansdocent, een beetje<br />
verlegen maar steeds stoerder, aan dans. Kinderen trekken<br />
in kleine groepjes door de school, maar doen dat opvallend<br />
rustig en doelgericht.<br />
Thomas Truijen, leerkracht van groep acht en Wanitacoördinator<br />
is enthousiast over de andere manier van leren. “Ze<br />
doen twee keer per week mee aan de ateliers, maar moeten<br />
eerst in een logboek invullen wat ze gaan doen, hoe ze het<br />
gaan doen en wat hun eindresultaat is. Kinderen zelf verantwoordelijk<br />
maken voor wat ze doen is een prima manier van<br />
leren, het blijft beter hangen. We zetten met elkaar steeds<br />
meer stappen in het Wanitaproces.”<br />
Openbare basisschool Blijvliet in Rotterdam Zuid is sinds<br />
drie jaar een Wanitaschool.<br />
“Wanita is <strong>niet</strong> iets wat ‘erbij’ komt,” zegt kunstcoördinator<br />
Alexandra van der Hilst. “Het is een verandering in je<br />
onderwijs. Het is een ontdekking dat leren op verschillende
manieren kan, waardoor je de eigenheid van elk kind leert<br />
accepteren.”<br />
Een Wanitaschool maakt, als het goed is, een veelzijdig<br />
groeiproces door. Het gaat om de verandering van klassikaal<br />
naar vraaggericht leren, de inzet van kunst - zowel<br />
beschouwelijk als actief zelf doen – als middel tot leren,<br />
werken in thema’s en themahoeken, het schoolgebouw dat<br />
langer open is en waar meer plaatsvindt dan alleen onderwijsactiviteiten.<br />
Ouders kunnen taal- en inburgeringsles<br />
krijgen en kunnen altijd op school terecht, de school is actief<br />
op straat bezig met kunst en cultuur. Van der Hilst: “Wanita<br />
heeft veel lijntjes naar de samenleving. En daar hoort ook<br />
bij dat je de kinderen andere dingen wilt laten zien dan wat<br />
ze op straat regelmatig om zich heen zien aan asociaal of<br />
soms crimineel gedrag. Ze leren dat je ook kunt zorgdragen<br />
voor elkaar, de school, de straat. Wanita wil kinderen laten<br />
ontdekken dat het ertoe doet, wat je leert en doet. Taal- en<br />
rekenvaardigheden ontwikkelen ze al doende. Ze moeten<br />
hun vraag kunnen verwoorden en ze maken elke zes weken<br />
serieuze presentaties.”<br />
Het is bepaald <strong>niet</strong> vanzelf gegaan om de Blijvliet tot Wanitaschool<br />
te maken. Er was weerstand in het team tegen een<br />
dergelijke grondige aardverschuiving in het onderwijs. IB’er<br />
Marjan van Eijck: “We zijn confl icten <strong>niet</strong> uit de weg gegaan<br />
en we gaan als team nu heel anders met elkaar om. We<br />
spreken problemen uit en we denken bewuster na over de<br />
waarden binnen ons onderwijs.”<br />
Die andere omgang met elkaar vertaalt zich in de kinderen.<br />
Van Eijck: “Wij zijn een school met dertien verschillende<br />
nationaliteiten. Voorheen waren er veel onderlinge confl icten,<br />
die zijn er nu een stuk minder. Onze school maakt ook<br />
een groeispurt door, we staan tegenwoordig goed bekend in<br />
de wijk en we hebben veel meer aanmeldingen. Ouders zijn<br />
ook meer betrokken bij de school.”<br />
In Rotterdam zijn meer scholen met Wanita bezig, ook een<br />
internationale schakelklas en een vmbo. Voor de landelijke<br />
implementatie van Wanita bestaat een aparte stichting.<br />
Van der Hilst: “Wanita is een nieuw pedagogisch en onderwijskundig<br />
concept. Je moet vooraf goed weten of de<br />
directie en de organisatie dat echt willen, anders kun je er<br />
beter <strong>niet</strong> aan beginnen. Er moet ook heel veel voorlichting<br />
zijn over het proces, en het team moet leren hoe ze hun<br />
kerndoelen kunnen koppelen aan Wanita. Dat vraagt om<br />
training, coaching, vertrouwen en geduld. <strong>De</strong> Blijvliet is een<br />
mooi voorbeeld van zo’n proces.”<br />
43
Lijst van gebruikte afkortingen en begrippen:<br />
CED-Groep Centrum Educatieve Dienstverlening<br />
ICT Informatie- en Communicatietechnologie<br />
JOS Jeugd, Onderwijs en Samenleving (gemeente Rotterdam)<br />
SKVR Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam<br />
LWOO LeerWegOndersteunend Onderwijs<br />
LLVS Leerlingvolgsysteem<br />
ROAP Rotterdams Onderwijs Achterstandplan 2002 – 2006<br />
ROB Rotterdams Onderwijsbeleid 2005-2010<br />
VVE Voor- en vroegschoolse educatie<br />
Toetssteen Jaarlijkse stedelijke rapportage van de CED-Groep over<br />
het Rotterdamse primair onderwijs.<br />
Colofon<br />
Dit is een uitgave van JOS,<br />
Jeugd, Onderwijs en Samenleving<br />
Postbus 70014<br />
3000 KS Rotterdam<br />
Bezoekadres<br />
Blaak 16<br />
3011 TA Rotterdam<br />
T (010) 891 44 44<br />
F (010) 891 45 55<br />
E info@jos.rotterdam.nl<br />
www.jos.rotterdam.nl<br />
tekst: <strong>De</strong> <strong>Jong</strong> <strong>Teksten</strong><br />
fotografi e: Tom Pilzecker<br />
vormgeving: BeeldinZicht, Peter Snaterse<br />
druk: Thieme MediaCenter<br />
april 2006