Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen
Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen
Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Hoofdstuk</strong> 6: Mogelijkheden tot prestatiebescherming<br />
maatschappelijke belangen behoort te worden geduld, waarbij de benadeelde zijn<br />
recht op schadevergoeding behoudt. 52 Bij zwaarwegende maatschappelijke belangen<br />
lijkt in dit verband overigens vooral gedacht te moeten worden aan situaties, waarin<br />
uitoefening <strong>van</strong> een exclusief recht in beginsel als misbruik <strong>van</strong> dat recht ─ zoals<br />
dat tegenwoordig in art. 3:13 BW is neergelegd ─ zou kunnen worden aangemerkt.<br />
53 Daarmee zou het intellectuele eigendomsrecht ook aansluiten bij de tendens<br />
tot vermaatschappelijking <strong>van</strong> het recht, zoals die zich ook bij het eigendomsrecht op<br />
materiële goederen heeft voorgedaan. 54<br />
De bezwaren die in dit verband aan de uitoefening <strong>van</strong> een exclusief recht<br />
kunnen kleven en met zich kunnen brengen dat slechts een aanspraak op een<br />
redelijke vergoeding kan erkend worden lijken in beginsel in gelijke mate voor<br />
geschreven en ongeschreven rechten te gelden. Omdat bij ongeschreven rechten een<br />
direct toepasselijk wettelijk kader ─ en de daarin vervatte door de politiek<br />
gefiatteerde `checks and balances' ─ ontbreken, lijkt het aannemelijk dat de rechter<br />
wellicht toch eerder dan bij een wettelijk intellectueel eigendomsrecht tot het bestaan<br />
<strong>van</strong> een recht op een redelijke vergoeding in plaats <strong>van</strong> een exclusief recht zal dienen<br />
te concluderen.<br />
6.6.2 EXPLOITATIEVORMEN<br />
Tegen welke exploitatievormen kan de rechthebbende op een ongeschreven intellectueel<br />
eigendomsrecht zich verzetten? Als uitgangspunt dient te worden genomen dat<br />
ongeschreven intellectuele eigendomsrechten in beginsel bescherming bieden tegen<br />
iedere vorm <strong>van</strong> exploitatie ─ rechtstreeks commercieel gebruik ─ <strong>van</strong> de desbetreffende<br />
éénlijnsprestatie. Daarmee is echter nog niet gezegd dat in concreto ook<br />
steeds tegen iedere vorm <strong>van</strong> exploitatie bescherming geboden kan worden.<br />
Zo zullen voor een ongeschreven intellectueel eigendomsrecht in beginsel<br />
dezelfde beperkingen hebben te gelden als de beperkingen die <strong>van</strong> toepassing zijn op<br />
een eventueel naar analogie toepasbaar wettelijk regime. Dit brengt bijv. met zich dat<br />
thans voor de aan het auteursrecht verwante rechten in beginsel geen bescherming<br />
voor de verhuur <strong>van</strong> rechtmatig in het verkeer gebrachte exemplaren verleend kan<br />
worden, nu de Hoge Raad in zijn arrest <strong>van</strong> 20 november 1987 oordeelde dat de<br />
52 Vgl. Van Nispen, 1978, nr 171; Verkade, Aangepaste veroordelingen, Van der Grinten-bundel, 1984, p. 571.<br />
53 Zoals Van Nispen (1978, nr 171) aangeeft is art. 6:168 lid 1 NBW in beginsel ook slechts een uitwerking <strong>van</strong><br />
het misbruikverbod en als zodanig wellicht zelfs overbodig naast art. 3:13 NBW.<br />
54 Vgl. Verkade, 1976, p. 5 en p. 14-17.<br />
194<br />
Van <strong>Engelen</strong> – <strong>Prestatiebescherming</strong> - 1994