Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen
Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen
Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Hoofdstuk</strong> 6: Mogelijkheden tot prestatiebescherming<br />
intellectuele eigendomsrechten is wezenlijk voor die rechten en wordt ingegeven<br />
door het algemeen belang dat vereist dat dergelijke prestaties slechts gedurende een<br />
beperkte periode gemonopoliseerd kunnen worden. 58<br />
Zoals Verkade 59 aangaf is het tegen deze achtergrond dan ook voor de hand<br />
liggend dat ook de door de rechter op grond <strong>van</strong> het gemene recht te verlenen bescherming<br />
een tijdelijk karakter heeft. In 1983 sprak hij daarbij nog de verwachting<br />
uit dat deze problematiek bij de slaafse nabootsing veel <strong>van</strong> zijn belang zou hebben<br />
verloren, door het in werking treden <strong>van</strong> de BTMW per 1 januari 1975. Het arrest<br />
<strong>van</strong> de Hoge Raad <strong>van</strong> 31 mei 1991 inzake Borsumij/Stenman leert echter anders 60 .<br />
In die zaak diende de Hoge Raad zich uit te spreken over de vraag of de beschermingsduur<br />
<strong>van</strong> 15 jaar, zoals de BTMW die kent, een reflexwerking heeft op de duur<br />
<strong>van</strong> de bescherming tegen slaafse nabootsing op grond <strong>van</strong> ongeschreven recht, die<br />
nog verleend kan worden aan modellen die dateren <strong>van</strong> vóór 1 januari 1975. De<br />
Hoge Raad oordeelde dat de wetsgeschiedenis <strong>van</strong> de BTMW leert dat de Beneluxwetgever<br />
de door het Nederlands recht geboden bescherming, waar<strong>van</strong> de Beneluxwetgever<br />
destijds aannam dat deze in beginsel onbeperkt <strong>van</strong> duur zou zijn, niet heeft<br />
willen beknotten. Om die reden oordeelde de Hoge Raad dat aan de BTMW géén<br />
argument voor een beperking <strong>van</strong> de beschermingsduur ontleend zou kunnen<br />
worden. Op zich is dit juist, in die zin dat dit een kwestie is <strong>van</strong> nationaal recht, en<br />
niet <strong>van</strong> Benelux recht en de Benelux-wetgever dit nationale recht niet heeft willen<br />
aantasten. Dit laat echter onverlet dat naar nationaal recht even goed gronden voor<br />
beperking <strong>van</strong> de duur <strong>van</strong> de bescherming kunnen bestaan en de rechter daar in<br />
beginsel ook de mogelijkheden toe bezit.<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> het argument dat monopolies voor onbepaalde tijd in het<br />
handelsverkeer onwenselijk zijn, overwoog de Hoge Raad in Borsumij/Stenman dat<br />
naar nationaal recht geen reden voor beperking zou bestaan omdat de bescherming<br />
<strong>van</strong> een model krachtens de BTMW anders <strong>van</strong> karakter zou zijn dan de bescherming<br />
op grond <strong>van</strong> onrechtmatige daad. Zoals reeds uiteengezet 61 lijken deze<br />
overwegingen <strong>van</strong> de Hoge Raad op onjuiste gronden te berusten nu niet goed valt in<br />
te zien waarin deze bescherming tegen slaafse nabootsing zich in materieel opzicht<br />
wezenlijk zou onderscheiden <strong>van</strong> de door de BTMW verleende bescherming. Het<br />
komt mij dan ook voor dat dit arrest weinig gelukkig is.<br />
58 Vgl. § 5.4.1.<br />
59 Verkade, Van der Grinten-bundel, 1984, p. 567-568 en 1986, nr 144 (b). Zie ook: Van Nispen, O.D., II. nr 222.<br />
60 HR 31 mei 1991, NJ 1992, 391 (Borsumij/Stenman).<br />
61 Zie § 2.4.3.<br />
196<br />
Van <strong>Engelen</strong> – <strong>Prestatiebescherming</strong> - 1994