18.09.2013 Views

Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen

Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen

Prestatiebescherming - Hoofdstuk 6 ... - Dick van Engelen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Hoofdstuk</strong> 6: Mogelijkheden tot prestatiebescherming<br />

gelijkend op de door de bijzondere wetten beschermde belangen, doch niet geheel<br />

voldoen aan de wettelijke omschrijving, door middel <strong>van</strong> art. 1401 BW<br />

rechtsbescherming te verleenen tegen hen, die, nog juist blijvend buiten het door de<br />

wetten bestreken terrein, die belangen benadelen. 8 De door de Hoge Raad in het<br />

Decca-arrest gehanteerde formulering <strong>van</strong> de éénlijnsprestatie ligt redelijk in het<br />

verlengde <strong>van</strong> deze omschrijving. Een vermaning tot terughoudendheid is vervolgens<br />

te horen in de daaropvolgende overweging <strong>van</strong> Van Haersolte over het erkennen <strong>van</strong><br />

ongeschreven rechten: Hierdoor kunnen echter licht belangen <strong>van</strong> algemeenen aard,<br />

zoals de geestelijke vrijheid en bedrijfsvrijheid, ten zeerste worden geschaad, zoodat<br />

tot een dergelijke erkenning <strong>van</strong> bijzondere rechten niet behoort te worden<br />

overgegaan dan na zorgvuldige toetsing der om bescherming vragende belangen<br />

aan de geldende verkeersopvattingen.<br />

Ook Bodenhausen, die een ruime toepassingsmogelijkheid <strong>van</strong> art. 1401 (oud)<br />

BW bij nabootsing voorstond, liet niet na te benadrukken dat men met het toekennen<br />

<strong>van</strong> bescherming uiterst voorzichtig moet zijn en daartoe alleen moet overgaan in<br />

zéér bijzondere omstandigheden. 9<br />

Bij de vermaning tot terughoudendheid dient naar mijn mening allereerst<br />

gedacht te worden aan de afweging tussen de individuele belangen <strong>van</strong> een gepretendeerd<br />

rechthebbende en de ook door Van Haersolte aangegeven algemene belangen,<br />

zoals de bedrijfsvrijheid ─ de vrijheid <strong>van</strong> handel en bedrijf in de terminologie <strong>van</strong><br />

de Hoge Raad ─ en de geestelijke vrijheid ─ zoals bijv. de thans in art. 10 EVRM<br />

neergelegde vrijheid <strong>van</strong> informatie. Die afweging wordt naar mijn oordeel reeds in<br />

substantiële mate recht gedaan wanneer men voor ogen houdt dat prestatiebescherming<br />

slechts aan de orde kan komen ingeval <strong>van</strong> exploitatie <strong>van</strong> éénlijnsprestaties.<br />

Ten tweede dient men in dit verband rekening te houden met de specifieke<br />

problemen die zich voor kunnen doen doordat de rechter buiten een (rechtstreeks<br />

toepasselijk) wettelijk kader een ongeschreven exclusief recht toekent. Dit betreft de<br />

meer algemene problemen, zoals die verbonden aan een wetgever-plaatsver<strong>van</strong>gerschap<br />

<strong>van</strong> de rechter, rechtspolitieke problemen, de problematiek <strong>van</strong> de aan de<br />

intellectuele eigendomswetten toe te kennen negatieve reflexwerkingen en de vraag<br />

in hoeverre naar analogie toe te passen wettelijke bepalingen vereist zijn. 10<br />

8 Van Haersolte, Meijers-bundel, 1935, p. 587.<br />

9 Bodenhausen, BIE 1937, p. 29; Vgl. ook: Beerman, preadvies NJV 1941, p. 156.<br />

10 Zie voor enige relativerende kanttekeningen bij de noodzaak tot terughoudendheid: Barendrecht, 1992, p.<br />

252-262.<br />

182<br />

Van <strong>Engelen</strong> – <strong>Prestatiebescherming</strong> - 1994

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!