18.09.2013 Views

Odeon 64 - start - De Nederlandse Opera

Odeon 64 - start - De Nederlandse Opera

Odeon 64 - start - De Nederlandse Opera

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ODEON<br />

17 de jaargang / nr. <strong>64</strong><br />

feb / mrt / apr/ mei 2007<br />

Tannhäuser<br />

Tot aan het eind van zijn leven bleef Wagner<br />

aan zijn opera Tannhäuser sleutelen. >> p. 6<br />

Dirigent Hartmut Haenchen koos voor de<br />

laatste versie ter afsluiting van de Wagnerreeks<br />

bij DNO. >> p. 8<br />

Voor regisseur Nikolaus Lehnhoff gaat een<br />

wens in vervulling. >> p. 10<br />

Elisabeth en Venus staan voor de ‘zuivere’<br />

en de ‘zinnelijke’ liefde: een gesprek met<br />

Martina Serafin en Petra Lang. >> p. 12<br />

Madama Butterfly<br />

Puccini noemde Madama Butterfly zijn meest<br />

doorvoelde en expressieve opera. >> p. 16<br />

Dirigent Jaap van Zweden maakt zijn<br />

officiële DNO-debuut. >> p. 18<br />

Regisseur/ontwerper Robert Wilson<br />

‘schildert’ met licht. >> p. 21<br />

Hercules<br />

Händel schreef met zijn Hercules een meesterwerk.<br />

>> p. 24<br />

Nathan Berg zingt de titelrol. >> p. 27<br />

Ann Hallenberg zingt <strong>De</strong>janira, haar favoriete<br />

rol. >> p. 28<br />

<strong>De</strong> seizoensbrochure 2007 2008 wordt op<br />

15 februari 2007 verzonden.<br />

>> p. 3<br />

<strong>64</strong><br />

4<br />

Tannhäuser<br />

Richard Wagner<br />

14 Madama Butterfly<br />

Giacomo Puccini<br />

22<br />

Hercules<br />

Georg Friedrich Händel<br />

feb 07<br />

mrt /apr 07<br />

apr /mei 07


Persstemmen<br />

Mozart/Da Ponte-trilogie<br />

‘Uniek van opzet en vaak totaal anders<br />

dan de gebruikelijke ensceneringen is<br />

de Mozart-cyclus waarmee <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Opera</strong> het Mozart-jaar 2006<br />

afsluit. [...] Gisteravond ging Così in<br />

première, met veel publieke bijval voor<br />

de zangers, onder wie Sally Matthews<br />

(Fiordiligi), in haar grote aria’s de ster<br />

van de avond. Maar er was ook unaniem<br />

bravogeroep voor de regisseurs Jossi<br />

Wieler en Sergio Morabito.[...] <strong>De</strong>ze<br />

Così is [...] onderhoudend, komisch en<br />

fijnzinnig gedetailleerd. [...] Wie Così<br />

kent, geniet van de vele grote en kleine<br />

verschillen met de traditie. [...] <strong>De</strong> actualisering<br />

naar een recent verleden heeft<br />

hier een bijzonder complement in de<br />

muzikale uitvoering onder leiding van<br />

Ingo Metzmacher. Her en der is met wat<br />

knip- en fileerwerk de handeling flitsender<br />

gemaakt. [...]’<br />

Kasper Jansen, NRC Handelsblad,<br />

18 november 2006<br />

‘Am besten gelingt die szenischmusikalische<br />

Korrespondenz im Don<br />

Giovanni, dem die Regisseure eine<br />

(seltsamerweise heftig ausgebuhte)<br />

gedankliche Logik und spielerische<br />

Präsenz geben, wie ich sie so stringent<br />

und zwingend eigentlich noch nie erlebt<br />

habe. <strong>De</strong>r Mythos Giovanni wird lebendig<br />

in einer geisterhaften Erscheinung die<br />

durch alle imaginären (Schlafzimmer-)<br />

Wände gehen kann, immer da ist, aber<br />

lustlos, weil sie alle Situationen schon<br />

<strong>De</strong> Boekmanzaal is onderdeel van het<br />

Stadhuis/Het Muziektheater en biedt plaats<br />

aan ±200 personen. Elke dinsdag van september<br />

t/m mei wordt hier van 12.30 tot<br />

13.00 uur een gratis lunchconcert gegeven.<br />

Voor de seizoensbrochure en aanvullende<br />

informatie: Frits Vliegenthart, 020­551 8922.<br />

februari 2007<br />

hundertfach erlebt hat – bis auf eine:<br />

den erregend neuen ‘Quickie’ mit Zerlina.<br />

Pietro Spagnoli singt und spielt<br />

das mit erschreckender, zynischer Klarheit.<br />

Da das Geschehen von Anfang an<br />

ins Surreale geführt, Giovanni einmal<br />

sogar ermordet wird, ist auch die ‘Auferstehung’<br />

des steinernen Gastes so<br />

konsequent wie nie – ebenso wie der<br />

logische Nicht-Untergang Don Juans,<br />

der als Prinzip alle und alles überlebt.’<br />

Karl Harb, Salzburger Nachrichten,<br />

22 november 2006<br />

2<br />

‘<strong>De</strong> derde opera, Le nozze di Figaro,<br />

speelt zich af in de showroom van een<br />

autodealer. Bij de actualisering is het<br />

oorspronkelijke spanningsveld tussen<br />

adel en bedienden afgevlakt tot hedendaagse<br />

verhoudingen. Toch hebben de<br />

regisseurs nu wel ingenieuze oplossingen<br />

gevonden die niet in strijd zijn<br />

met tekst en muziek. [....] <strong>De</strong> meeste<br />

zangers komen in Le nozze beter tot hun<br />

recht, met een hartveroverende Danielle<br />

de Niese (Susanna) en een fraai maar<br />

bijna voortdurend forte zingende Luca<br />

Pisaroni (Figaro) als aanvoerders.’<br />

Eddie Vetter, <strong>De</strong> Telegraaf,<br />

21 november 2006<br />

Lunchconcerten in de Boekmanzaal<br />

6 Blazersensemble<br />

Conservatorium van Amsterdam<br />

13 Inez Hafkamp sopraan<br />

Peter Lockwood piano<br />

Wagner: ‘Wesendonk-Lieder’<br />

Strauss: uit ‘Vier letzte Lieder’<br />

20 Peter Hoogeveen viool<br />

Anne Bernau piano<br />

Brahms: Eerste vioolsonate in G<br />

27 Cato Fordham tenor<br />

Peter Lockwood piano<br />

Brahms en Barber<br />

‘Memory hin, Gesamtkunstwerkliches<br />

her: So gab’s das noch nie. Die drei<br />

Da Ponte-Opern an drei Abenden<br />

hintereinander, mit Don Giovanni als<br />

Filetstück, als ‘roter Billardkugel’, wie<br />

Ingo Metzmacher, der Dirigent, es im<br />

maart 2007<br />

6 Marius van Paassen piano<br />

Bach e.a.<br />

13 <strong>Opera</strong> Studio Nederland<br />

20 Cantlos Hobo Kwartet:<br />

Aisling Casey hobo<br />

<strong>De</strong>rk Lottmann viool<br />

Berdien Vrijland altviool<br />

Douw Fonda cello<br />

Mozart en Britten<br />

27 Tomoko Makuuchi sopraan<br />

Harry Teeuwen bariton<br />

Peter Lockwood piano<br />

Verdi: liederen<br />

april 2007<br />

3 Koperensemble uit Holland Symfonia<br />

10 GEEN CONCERT<br />

Vorfeld sportlich formulierte. Und ganz<br />

gleich, ob man jenem Dreierpack nun<br />

tatsächlich einen vitalen Mehrwert,<br />

einen Überschuss an Tiefblick und<br />

Erkenntnis zubilligen will oder doch eher<br />

die athletische Kraftprobe darin wittert,<br />

das Circensisch-Spektakelnde: <strong>De</strong>r<br />

Amsterdamer <strong>Opera</strong> dürfte einer der<br />

Höhepunkte des Mozartjahres sicher<br />

sein.’<br />

Christine Lenke-Matwey, <strong>De</strong>r Tagesspiegel,<br />

21 november 2006<br />

‘The succesful Swiss-German directors<br />

Jossi Wieler and Sergio Morabito made<br />

a trilogy out of these operas about<br />

love, marriage and adultery, without<br />

denying the different natures of each.<br />

Così fan tutte is set in the 1950s with a<br />

lot of poodle skirts and hair grease, and<br />

stars British soprano Sally Matthews<br />

as Fiordiligi. The second opera, Don<br />

Giovanni has the gloomy atmosphere of<br />

a horror film, and the stage is piled with<br />

dozens of beds – ready to serve the Don,<br />

an infamous womanizer. A standout is<br />

the young Dutch soprano Cora Burggraaf<br />

as Zerlina. And in The Marriage of Figaro,<br />

we find ourselves in a car dealership,<br />

owned by Count Almaviva. [...] Figaro<br />

features excellent performances by<br />

Maite Beaumont as Cherubino and the<br />

baritone Luca Pisaroni, as a breathtaking<br />

Figaro.’<br />

Willem Bruls, The Wall Street Journal,<br />

8-10 december 2006<br />

17 Mariëtte Oelderik sopraan<br />

Hiroko Mogaki mezzosopraan<br />

NN piano<br />

24 Tadeu Duarte piano<br />

mei 2007<br />

1 GEEN CONCERT<br />

8 Duo Parallax:<br />

Akemi Uchida viool<br />

Fanny Bray cello<br />

15 <strong>Opera</strong> Studio Nederland<br />

22 Jorien van Tuinen altviool<br />

Joke Muller piano<br />

Takemitsu e.a.<br />

29 GEEN CONCERT


DNO-nieuwtjes<br />

Ingo Metzmacher heeft besloten om zijn<br />

driejarig contract als chef-dirigent van <strong>De</strong><br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> niet te verlengen na<br />

2007-2008. In dat seizoen zal hij zijn nieuwe<br />

positie als chef-dirigent van het <strong>De</strong>utsches<br />

Symphonie-Orchester Berlin gaan bekleden.<br />

In april 2005 maakte Metzmacher zijn debuut<br />

bij DNO met Die tote Stadt. Als chef-dirigent<br />

(vanaf 1 september 2005) dirigeerde hij The<br />

Bassarids, Het sluwe vosje, Elektra, Simon<br />

Boccanegra, Così fan tutte, Don Giovanni en<br />

Le nozze di Figaro; in mei en juni 2007 zal hij<br />

Die Gezeichneten dirigeren. In het seizoen<br />

2007-2008 dirigeert Ingo Metzmacher nog<br />

drie producties bij DNO. Van 1997 tot 2005<br />

was Ingo Metzmacher muzikale directeur<br />

van de Staatsoper en van de stad Hamburg.<br />

Met ingang van het seizoen 2006-2007 is<br />

Martin Wright benoemd tot artistiek leider<br />

van het Koor van DNO, als opvolger van<br />

Winfried Maczewski. Martin Wright was<br />

koordirigent van de San Diego <strong>Opera</strong> van<br />

Al een aantal jaren bezoek ik uw voorstellingen,<br />

meestal gelukkig met veel plezier.<br />

Hoewel, de laatste tijd begin ik me in toenemende<br />

mate te ergeren aan het gedrag<br />

van een deel van mijn medebezoekers. Het<br />

genieten van de muziek wordt me namelijk<br />

vaak onmogelijk gemaakt. Dat er tijdens<br />

de ouverture rustig door een deel van het<br />

publiek doorgepraat wordt, dus zolang er<br />

nog niet wordt gezongen, daar heb ik me,<br />

hoewel met tegenzin, al bij neergelegd.<br />

Dat ik tijdens het operabezoek vergast word<br />

op luidkeelse hoest- en kuchpartijen, heeft<br />

mij echter vanaf het begin al verbaasd. En<br />

blijkbaar mij niet alleen, gezien het feit dat<br />

Simon Rattle een voorstelling van Pelléas<br />

et Mélisande stillegde om de bezoekers op<br />

hun hoest- en kuchgedrag aan te spreken.<br />

<strong>De</strong> laatste tijd word ik echter op een nieuw<br />

fenomeen vergast. Niet alleen tijdens de<br />

Martin Wright<br />

1984 tot 1997, en bekleedde vergelijkbare<br />

functies bij o.a. de Los Angeles <strong>Opera</strong>, de<br />

Arizona <strong>Opera</strong> en het Rundfunkchor Berlin.<br />

Van 1993 tot 2002 was hij chef-dirigent van<br />

het Groot Omroepkoor, waar hij regelmatig<br />

terugkeert als gastdirigent. Tevens was<br />

hij muzikaal directeur van de San Diego<br />

Master Chorale en eerste gastdirigent van<br />

de Lyric <strong>Opera</strong> San Diego. Als zanger vertolkte<br />

hij meer dan 30 operarollen, en trad<br />

hij concertant op met orkesten in de VS,<br />

Azië en Europa. Bij DNO was hij voor het<br />

eerst te gast in het seizoen 2004-2005 als<br />

koordirigent voor L’amour des trois oranges,<br />

en recentelijk voor de Mozart/Da Ponte-trilogie.<br />

Dit seizoen volgen Tannhäuser en<br />

Doctor Atomic. Meer in <strong>Odeon</strong> 65.<br />

Graag attenderen wij u op avontuurlijke<br />

mini-abonnementen met topproducties<br />

van DNO en Holland Festival (mei-juni<br />

2007). In Het Muziektheater kunt u Die<br />

Gezeichneten en Doctor Atomic van DNO en<br />

From the House of the <strong>De</strong>ad van het Holland<br />

Festival zien, en in Cultuurpark Wester-<br />

gasfabriek de coproductie Wagner Dream<br />

van o.a. DNO en het Holland Festival. Via<br />

www.dno.nl kunt u uw serie(s) met drie<br />

voorstellingen met voorrang kopen, zolang<br />

de voorraad strekt.<br />

Attentie: de seizoens- en abonnementenbrochures<br />

2007-2008 worden op 15 februari<br />

verzonden naar iedereen die in 2005 en/of<br />

2006 een abonnement heeft besteld of een<br />

seizoensbrochure aangevraagd. Valt u niet<br />

in een van deze groepen en wilt u wel een<br />

brochure ontvangen? Meld u dan aan op<br />

www.dno.nl, onder ‘publicaties’ of bel 020-<br />

551 8922.<br />

Reserveert u losse kaarten via www.dno.nl?<br />

Sinds kort kunt u daarbij ook het stoelnummer<br />

vastleggen.<br />

Ingezonden brief<br />

ouverture, maar de hele voorstelling door<br />

schijnt men elkaar hardop fluisterend op<br />

de hoogte te moeten houden van wat men<br />

van de voorstelling vindt, of God mag weten<br />

welke hoogst noodzakelijke gedachtegangen<br />

die blijkbaar niet tot de pauze of het<br />

einde van de voorstelling kunnen wachten.<br />

Dat men daarbij zijn medebezoekers stoort,<br />

schijnt die ‘fluisteraars’ niet te storen. Erger<br />

nog, toen ik er – nadat ik mij een halve voorstelling<br />

aan het hardop ‘fluisteren’ in de rij<br />

achter mij had zitten ergeren – in de pauze<br />

iets van zei, werd mij toegevoegd dat ik,<br />

als ik er last van had, de voorstelling maar<br />

moest verlaten. Blijkbaar is in stilte van een<br />

voorstelling genieten geen norm meer.<br />

Ik begrijp dat <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> niet<br />

verantwoordelijk gesteld kan worden voor<br />

het gedrag van haar publiek. Maar u bent wel<br />

de enige die datzelfde publiek kan bereiken.<br />

3<br />

<strong>De</strong> elegante bedrijfskleding die Robby<br />

Duiveman – directeur kostuumdienst/kap<br />

& grime – voor Het Muziektheater ontwierp,<br />

heeft de prestigieuze HCW Corporate<br />

Fashion Award gewonnen, die op 23 november<br />

2006 werd uitgereikt. Voor de opera<br />

Wagner Dream bij DNO ontwerpt Duive-<br />

man de kostuums.<br />

Onderscheiden werd ook de dvd van de<br />

DNO-productie L’amour des trois oranges,<br />

en wel met een Diapason d’or. Eva-Maria<br />

Westbroek kreeg een VSCD-prijs voor haar<br />

glansrol in Lady Macbeth van Mtsensk bij<br />

DNO.<br />

Presentatie SACD's <strong>De</strong>r Ring des<br />

Nibelungen: na de matinee van Tannhäuser<br />

op 11 februari in de foyer. Zie www.dno.nl.<br />

Zou het mogelijk zijn een verzoek aan uw<br />

bezoekers te richten dat zij hun ‘gefluisterde’<br />

commentaar in het vervolg tot de pauzes<br />

bewaren, m.a.w. in stilte van de voorstelling<br />

genieten, zodat medebezoekers niet constant<br />

gehinderd worden? Misschien kunt u<br />

dan ook verzoeken het noodzakelijke hoesten<br />

op zijn minst in zakdoeken te doen of<br />

ermee te wachten op een applaus of totdat<br />

het orkest op volle kracht speelt.<br />

Uiteraard verwacht ik nog lang van uw<br />

voorstellingen – hopelijk in stilte – te kunnen<br />

genieten.<br />

Dorothé Takkenberg, Amsterdam<br />

Heeft u ook een opmerking? Stuur dan een<br />

brief of e-mail naar de redactie van <strong>Odeon</strong><br />

(zie Colofon).<br />

Muziektheatermedewerkers in de door Robby Duiveman ontworpen<br />

bedrijfskleding (Foto: Kroll & de Vries Bedrijfskleding).


3D-technische tekening decor Tannhäuser (Ontwerp: Raimund Bauer))<br />

Kostuumschets Tannhäuser (Ontwerp: Andrea Schmitt-Futterer)<br />

Tannhäuser<br />

‘Mijn heil, mijn heil moest ik verliezen,<br />

nu zal ik de lust in de hel verkiezen!’<br />

I<br />

Tijdens een bacchanaal in de Venusberg is<br />

de ridder Tannhäuser somber gestemd: hij<br />

wil de godin Venus verlaten en terugkeren<br />

naar de buitenwereld. Zij vervloekt hem en<br />

voorspelt dat hij zal terugkeren, want de<br />

mensen zullen hem zijn verblijf bij haar<br />

niet vergeven. Als Tannhäuser roept dat<br />

zijn heil in Maria gelegen is, verzinkt de<br />

Venusberg in de grond. Hij komt tot zichzelf<br />

in een vallei bij de Wartburg. Pelgrims<br />

passeren op weg naar Rome en Tannhäuser<br />

knielt neer in gebed. Zo wordt hij aangetroffen<br />

door een jachtstoet, onder wie<br />

zich landgraaf Hermann en Wolfram von<br />

Eschenbach, Tannhäusers vriend, bevinden.<br />

Zij halen hem over mee terug te keren<br />

naar de Wartburg; daar zal Elisabeth, de<br />

nicht van de landgraaf, hem met vreugde<br />

be groeten na zijn lange afwezigheid.<br />

II<br />

In de Wartburg betreedt Elisabeth de grote<br />

zaal, waar een zangwedstrijd zal plaatsvinden.<br />

Wolfram brengt Tannhäuser binnen, die<br />

Elisabeth begroet. Als zij elkaar hun liefde<br />

bekennen, weet Wolfram, zelf verliefd op<br />

Elisabeth, dat zijn hoop is vervlogen. Na de<br />

aankomst van de gasten kondigt de landgraaf<br />

het thema van de wedstrijd aan: het<br />

wezen der liefde. Wolfram vergelijkt de<br />

ideale liefde met een onbezoedelde bron.<br />

Walther von der Vogelweide sluit zich hier-<br />

bij aan, maar Tannhäuser brengt een ode<br />

aan de zinnelijke liefde. Groot tumult ont-<br />

staat, dat nog toeneemt wanneer Tannhäuser<br />

een loflied op Venus zingt. Alle vrouwen<br />

behalve Elisabeth verlaten de zaal. <strong>De</strong> ver-<br />

ontwaardigde ridders willen zich op Tannhäuser<br />

storten, maar Elisabeth beschermt<br />

hem. Tannhäuser wordt door de landgraaf<br />

verbannen en mag pas terugkomen als<br />

hij van de paus in Rome vergiffenis heeft<br />

gekregen. Hij sluit zich aan bij een pelgrimsgroep<br />

die op het punt staat te vertrekken.<br />

4<br />

III<br />

In de vallei bij de Wartburg bidt Elisabeth<br />

voor Tannhäusers behouden terugkeer. Het<br />

zingen van naderende pelgrims is te horen,<br />

maar Tannhäuser is daar niet bij. Elisabeth<br />

biedt in haar gebed haar eigen leven aan<br />

als zoenoffer voor Tannhäusers zonde.<br />

Wolfram vraagt de avondster om haar te<br />

begeleiden op haar laatste tocht. Plotseling<br />

staat Tannhäuser voor hem. Hij gaat terug<br />

naar Venus, want de paus heeft hem niet<br />

vergeven: pas als diens staf groene bladeren<br />

voortbrengt, zal deze zondaar verlost<br />

zijn! Wanneer Tannhäuser Venus aanroept,<br />

wijst Wolfram zijn vriend erop dat een engel<br />

op aarde voor hem gebeden heeft, die hem<br />

spoedig vanuit de hemel zal zegenen: Elisabeth.<br />

Als Elisabeth gestorven is, komt voor<br />

Tannhäuser de verlossing.


5<br />

vr 2 feb 2007 première 18.30 uur<br />

ma 5 feb 18.30 uur<br />

do 8 feb 18.30 uur<br />

zo 11 feb 13.30 uur<br />

wo 14 feb 18.30 uur<br />

zo 18 feb 13.30 uur<br />

do 22 feb 18.30 uur<br />

za 24 feb 18.30 uur<br />

ma 26 feb 18.30 uur<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />

Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong><br />

zijn er nog kaarten verkrijgbaar.<br />

Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: 020-625 5455, of een<br />

van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />

On line reserveren: www.dno.nl<br />

Inleidingen door Paul Korenhof<br />

Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />

Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />

voorstelling, dus 17.45 uur (avond)/12.45 uur<br />

(matinee)<br />

Lengte: ± 30 minuten<br />

Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />

plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />

Met steun van de Vereniging Vrienden<br />

van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Maak gebruik van ons culinaire buffet voor<br />

Tannhäuser. Vanaf 17.30 bent u welkom in de<br />

foyer. <strong>De</strong> kosten zijn 25 euro p.p. Reserveren:<br />

020-625 5455 of www.hetmuziektheater.nl<br />

Richard Wagner 1813 -1883<br />

Tannhäuser<br />

Oper in drei Aufzügen<br />

libretto van<br />

Richard Wagner<br />

Weense versie<br />

muzikale leiding<br />

Hartmut Haenchen<br />

regie<br />

Nikolaus Lehnhoff<br />

decor<br />

Raimund Bauer<br />

kostuums<br />

Andrea Schmidt-Futterer<br />

licht<br />

Duane Schuler<br />

choreografie<br />

Amir Hosseinpour & Jonathan Lunn<br />

movement<br />

<strong>De</strong>nni Sayers<br />

dramaturgie<br />

Klaus Bertisch<br />

Wolfgang Willaschek<br />

Hermann, Landgraf von Thüringen<br />

Kristinn Sigmundsson<br />

Tannhäuser<br />

Robert Gambill 2 8 14 18 22 26 feb<br />

John Keyes 5 11 24 feb<br />

Wolfram von Eschenbach<br />

Roman Trekel<br />

Walther von der Vogelweide<br />

Marcel Reijans<br />

Biterolf<br />

Werner Van Mechelen<br />

Heinrich der Schreiber<br />

David Griffith<br />

Reinmar von Zweter<br />

Cornelius Hauptmann<br />

Elisabeth<br />

Martina Serafin<br />

Venus<br />

Petra Lang<br />

Ein junger Hirt<br />

Katherina Müller<br />

Vier Edelknaben<br />

Vesna Miletic<br />

Oleksandra Lenyshyn<br />

Anneleen Bijnen<br />

Johanna Dur<br />

Nederlands Philharmonisch Orkest<br />

Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

instudering Martin Wright<br />

Coproductie met het Festspielhaus Baden-Baden<br />

<strong>De</strong> opera wordt in het Duits gezongen en<br />

Nederlands boventiteld.<br />

<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 4 uur en 20 minuten.<br />

Er zijn 2 pauzes.<br />

Het operaboek Tannhäuser is verkrijgbaar<br />

in Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer<br />

een uitgebreide synopsis, en het libretto in<br />

het Duits en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />

opgenomen. <strong>De</strong> prijs is 8,-.<br />

Nieuwe productie


Richard Wagner (Schilderij van Franz von Lenbach, 1871) (Foto: ???)<br />

Peter van der Lint<br />

‘Ik ben de wereld nog<br />

een Tannhäuser schuldig’<br />

Is Tannhäuser de minst populaire van de grote Wagner-opera’s? Is het enthousiasme voor de tien werken<br />

uit de zogenaamde Bayreuth-canon – <strong>De</strong>r fliegende Holländer, Tannhäuser, Lohengrin, Tristan und Isolde,<br />

Die Meistersinger von Nürnberg, <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen en Parsifal – het lauwst voor de minnezanger<br />

in de Wartburg? Aan het grote aantal opvoeringen van Tannhäuser, niet alleen in Bayreuth maar wereldwijd,<br />

valt dat niet op te maken.<br />

En toch is er iets met Tannhäuser, waardoor<br />

zelfs verklaarde Wagner-adepten een zekere<br />

moeite met deze opera hebben en bijvoorbeeld<br />

veel minder snel een saillant of toepasselijk<br />

citaat uit deze opera paraat hebben<br />

dan uit één van de andere. Zou dat<br />

komen doordat Wagner eigenlijk nog niet<br />

klaar was met deze opera, die eerst als titel<br />

<strong>De</strong>r Venusberg had, later Tannhäuser und<br />

der Sängerkrieg auf Wartburg heette en weer<br />

later gewoon Tannhäuser? Feit is dat Wagner<br />

na de première in Dresden (19 oktober 1845)<br />

bleef sleutelen aan het werk. In 1846 zag<br />

Dresden de opera al met een nieuwe versie<br />

van de finale, in 1847 gevolgd door een derde<br />

versie. <strong>De</strong> grootste omwerking van de opera<br />

volgde in 1861 voor de Parijse Opéra. Die<br />

première leverde Wagner en de operawereld<br />

een van de grootste schandalen op en na<br />

slechts drie voorstellingen trok Wagner de<br />

opera terug. In 1875 zag Wagner zelf toe op<br />

de uitvoeringen in de <strong>Opera</strong> van Wenen<br />

en ook toen bracht hij veranderingen aan.<br />

Die Weense versie (met een enkele aanpassing)<br />

is de versie die <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Opera</strong> brengt.<br />

Stijlbreuk<br />

En nog was Wagner niet klaar met zijn minnezanger.<br />

Toen het Festspielhaus in Bayreuth<br />

in 1876 al met de wereldpremière van<br />

<strong>De</strong>r Ring des Nibelungen geopend was, dertig<br />

jaar dus na de première van Tannhäuser<br />

und der Sängerkrieg auf Wartburg in Dresden,<br />

speelde Wagner nog met het idee om ook<br />

dáár een nieuwe versie van Tannhäuser op<br />

te voeren. ‘Ik ben de wereld nog een Tannhäuser<br />

schuldig,’ zei Wagner in Venetië tegen<br />

zijn vrouw Cosima, niet lang voor zijn dood<br />

in de lagunestad.<br />

Tot op het eind was Wagner dus bezig<br />

met deze opera. Dat is geen uniek gegeven,<br />

omdat Wagner vaker veranderingen – dikwijls<br />

op verzoek van zangers – in zijn werken<br />

aanbracht. Maar zijn twijfels over Tannhäuser<br />

hielden hem zijn hele leven bezig en<br />

die twijfels weerspiegelen zich in de vele<br />

versies ervan. Twijfelen de Wagner-liefhebbers<br />

met hem mee? Horen zij in de later<br />

sterk veranderde rol van de godin Venus al<br />

de veel modernere Kundry uit Parsifal? Toen<br />

Wagner die rol reviseerde, was hij in zijn<br />

hoofd in ieder geval heel erg bezig met het<br />

Parsifal-onderwerp en de verleidster Kundry,<br />

en creëerde hij vooral met de muzikale<br />

tekening van de Parijse Venus een stijlbreuk<br />

in zijn opera. En een stijlbreuk was nauwelijks<br />

te vermijden, omdat Wagner zijn muzikaal-revolutionaire<br />

Tristan und Isolde al voltooid<br />

had. Veel versies dus met binnen die<br />

versies weer allerlei variaties. U kunt er uit-<br />

gebreider over lezen in het interview met<br />

Hartmut Haenchen op pagina 8 in deze<br />

<strong>Odeon</strong>.<br />

6<br />

Hoge eisen<br />

Om allerlei redenen was Wagner zelf direct<br />

na de eerste uitvoering in Dresden niet<br />

overtuigd van zijn opera. Hij schrijft daar<br />

dan zelf uitvoerig over en voert als een van<br />

de argumenten aan dat het decor voor de<br />

zangwedstrijd in de ‘teure Halle’ van de<br />

Wartburg (tweede akte) overgenomen was<br />

van een destijds zeer bekende Dresdener<br />

productie van Webers Oberon. Volgens<br />

Wagner was dat voor het publiek een enorme<br />

deceptie, omdat dat van deze opera op<br />

allerlei gebied verbazingwekkende verrassingen<br />

verwachtte en dus ook van het decor.<br />

Maar Wagner steekt de hand ook in eigen<br />

boezem. Zo schrijft hij: ‘<strong>De</strong> werkelijke fout<br />

van mijn werk lag in de slechts schetsmatige<br />

en onbeholpen uitwerking van de rol<br />

van Venus, en daarmee van de hele uitgebreide<br />

openingsscène van de eerste akte.<br />

<strong>De</strong>ze grote scène mislukte volledig, hoe-<br />

wel een zo waarlijk grote kunstenares als<br />

mevrouw Schröder-<strong>De</strong>vrient en een zo ongemeen<br />

begaafde zanger als Tichatschek haar<br />

alleen maar hoefden uit te voeren.’ Wagner<br />

is verder vol lof over Wilhelmine Schröder-<br />

<strong>De</strong>vrient, maar verwijt tenor Joseph Tichatschek<br />

verderop gebrek aan dramatische<br />

geloofwaardigheid. Door de ‘Jubel seiner<br />

Stimme’ komt Tichatschek nog een heel<br />

eind, maar verderop in de tweede akte ‘verloor<br />

de held van het drama, Tannhäuser, zich<br />

steeds meer, en raakte hij zó volledig buiten<br />

de sfeer van sympathie, dat hij in de slotscène<br />

[…] in weemoedig gebogen houding<br />

spoorloos naar de achtergrond verdween.’<br />

Wagners toenmalige vrouw Minna had al<br />

gewaarschuwd voor de problemen die Tichatschek<br />

met de ingewikkelde rol zou kunnen<br />

hebben. En zij had het in dat verband niet<br />

over de onvoorstelbaar hoge muzikale en<br />

vocale eisen die Wagner zijn titelheld oplegde<br />

– die kon Tichatschek met gemak aan<br />

– , maar vooral over de dramatische geloofwaardigheid<br />

van de tenor uit Bohemen in<br />

de rol van dit gespleten personage. Tichatschek<br />

had precies drie jaar eerder (20 oktober<br />

1842) Wagner zijn eerste grote succes


ezorgd met zijn interpretatie van de titelrol<br />

in Rienzi, der letzte der Tribunen. Voortaan<br />

componeerde Wagner de tenorrollen<br />

voor zijn operahelden met de wonderbaarlijke<br />

natuurstem van Tichatschek in zijn<br />

oren. Nog steeds hebben operahuizen over-<br />

al ter wereld daarom moeite met het casten<br />

van de tenorhelden in Wagners opera’s.<br />

Wonderstemmen als die van Tichatschek<br />

zijn er gewoonweg maar eens in de zoveel<br />

tijd. En dan te bedenken dat Wagner zelf toegaf<br />

dat Tichatschek aan zijn grenzen kwam<br />

in de partijen van Rienzi en Tannhäuser.<br />

Een fantastische Senta<br />

Ook Wilhelmine Schröder-<strong>De</strong>vrient was<br />

een fenomeen en het is jammer dat Wagner<br />

zijn Parijse ideeën over de rol van Venus<br />

niet al in Dresden heeft kunnen componeren.<br />

Schröder-<strong>De</strong>vrient had met die meer<br />

erotische rol wel raad geweten; ze was<br />

waarschijnlijk de auteur van een berucht<br />

boek met pornografische memoires. Zij<br />

was Beethovens oorspronkelijke Leonore<br />

in Fidelio geweest en had naast Tichatschek<br />

al als Adriano geschitterd in Rienzi. Ze was<br />

bovendien een – volgens Wagner zelf – fantastische<br />

Senta in <strong>De</strong>r fliegende Holländer<br />

geweest.<br />

Het was deze geweldige interpretatie<br />

van Schröder-<strong>De</strong>vrient die Wagner deed<br />

besluiten om een al afgeserveerd onderwerp<br />

weer ter hand te nemen. Het was de<br />

beoogde grote opera Die Sarazenin over<br />

de adellijke Hohenstaufen-familie. Wagner<br />

was onder de indruk geraakt van Ludovic<br />

Halévy’s La reine de Chypre (1841), een werk<br />

in de echte Meyerbeer-stijl van de grand<br />

opéra. Het moest een botsing worden tussen<br />

de christelijke en Saraceense werelden met<br />

als hoofdpersoon Manfred, de zoon van keizer<br />

Frederik II, die gekroond zou worden als<br />

koning van Sicilië. Schröder-<strong>De</strong>vrient vond<br />

het onderwerp uiteindelijk niet bij haar passen,<br />

waardoor Wagner toch maar aan Tannhäuser<br />

begon. Het zou velen wat waard zijn<br />

geweest als Die Sarazenin wel gecomponeerd<br />

was. Hoe zou Die Sarazenin zich verhouden<br />

hebben tot La juive van Halévy of<br />

L’Africaine van Meyerbeer?<br />

Prachtige ervaring<br />

Maar Wagner zette zich aan Tannhäuser<br />

und der Sängerkrieg auf Wartburg, waarin<br />

Tichatschek dus de titelrol zou krijgen,<br />

Schröder-<strong>De</strong>vrient die van Venus en Wagners<br />

nicht Johanna Wagner die van Elisabeth.<br />

Nadat hij in 1841 in Parijs <strong>De</strong>r fliegende<br />

Holländer voltooid had, begon Wagner – die<br />

erg veel heimwee naar Duitsland had – met<br />

het lezen van het 16de-eeuwse Duitse gedicht<br />

Das Volkslied vom Ritter Tannhäuser.<br />

Al vanaf zijn jeugd wist Wagner van het<br />

verhaal over de ridder die de minnaar van<br />

Venus, godin van de liefde werd en die, toen<br />

hij spijt had, geen absolutie van de paus<br />

kreeg. Het verhaal kwam voor in de sagen<br />

van de gebroeders Grimm en in het populaire<br />

verhaal <strong>De</strong>r getreue Eckart und der Tannenhäuser<br />

van Ludwig Tieck.<br />

Al dat lezen over de minnezangers zorgde<br />

ervoor dat Wagner in april 1842, op weg van<br />

Parijs naar Dresden, een prachtige ervaring<br />

had toen hij met Minna langs de Wartburg<br />

kwam. Hij schreef er later over: ‘Het enige<br />

lichtpuntje was ons zicht op de Wartburg,<br />

waar we langs reden tijdens het enige zon-<br />

7<br />

verlichte uurtje van onze reis. Het zien van<br />

het kasteel op de bergtop liet een diepe<br />

indruk achter. Er was een andere bergrug,<br />

wat verder weg aan de zijkant van de Wartburg<br />

en ik doopte die direct de “Hörselberg”,<br />

en toen we door de vallei reden, zag ik het<br />

decor van de derde akte van mijn Tannhäuser<br />

voor me.’ Eenmaal terug in Duitsland<br />

logeerde Wagner in het romantisch gelegen<br />

Schreckenstein nabij Aussig. Wagner: ‘In<br />

de kasteelruïnes schreef ik in mijn notitieboekje<br />

een gedetailleerd ontwerp op van<br />

een opera in drie akten, <strong>De</strong>r Venusberg. […]<br />

Toen ik de Wostrai beklom, was ik verbaasd<br />

toen ik in de vallei een vrolijk dansmelodietje<br />

hoorde, gespeeld door een herder op de<br />

heuvel, en ineens zag ik mezelf tussen het<br />

koor van pelgrims, hun weg zoekend voorbij<br />

de herder en door de vallei.’<br />

Separate verhalen<br />

Eigenlijk maakte Wagner de opera die zijn<br />

grote voorganger en voorbeeld Carl Maria<br />

von Weber had zullen schrijven. Clemens<br />

Brentano was begonnen een libretto over<br />

Tannhäuser voor Weber te maken, maar<br />

staakte later zijn werk. Een jaar voor de<br />

Tannhäuser-première werd het lichaam<br />

van Weber, die in 1826 in Londen overleden<br />

was, van de St. Mary’s Chapel in Londen<br />

overgebracht naar Dresden. Dat gebeurde<br />

na de bemoeienissen van Wagner. Webers<br />

lichaam werd in Saksen verwelkomd met<br />

funeraire muziek voor blazers en slagwerk,<br />

speciaal door Wagner geschreven op thema’s<br />

uit Webers opera Euryanthe. <strong>De</strong> volgende<br />

dag hield Wagner een rede bij het graf en<br />

dirigeerde hij een gedicht, door hemzelf geschreven<br />

en gecomponeerd voor mannenstemmen.<br />

Wagners Tannhäuser is dus erg verbonden<br />

met de wereld en het wezen van Weber,<br />

en is een Duits-romantische opera in zijn<br />

geest. <strong>De</strong> verhalen van ridder Tannhäuser<br />

en de liedwedstrijd op de burcht Wartburg<br />

waren oorspronkelijk twee separate verhalen.<br />

Wagner voegde ze op originele wijze<br />

samen; hij kreeg dat idee van een essay uit<br />

1838 van een professor uit Königsberg, die<br />

beweerde dat de minnezanger van de Wartburg<br />

en Tannhäuser eigenlijk een en dezelfde<br />

persoon waren. Dat idee doorvoerend<br />

zouden we kunnen zeggen dat Tannhäuser,<br />

Affiches voor Dresden en Parijs, 1845 en 1861<br />

Tristan en Parsifal verschillende kanten vertegenwoordigen<br />

van een en hetzelfde personage.<br />

Wagner vond dat overigens zelf ook,<br />

zoals hij een jaar voor zijn dood tegen zijn<br />

vrouw Cosima zei. Venus, Elisabeth, Isolde<br />

en Kundry vertegenwoordigen dan de vrouwelijke<br />

krachten die grote invloed hebben<br />

op deze ‘gespleten’ tenoren.<br />

Persoonlijke supervisie<br />

<strong>De</strong> drie belangrijke stadia en uitvoeringen<br />

van Tannhäuser tijdens Wagners leven –<br />

Dresden, Parijs en Wenen – werpen ook<br />

hun licht op de zich ontwikkelende Wagnerzanger.<br />

In Wenen, in 1875, zat de oude Joseph<br />

Tichatschek, de allereerste Tannhäuser, als<br />

eregast in de loge. Daar hoorde hij sopraan<br />

Amalie Materna in de rol van Venus. Het was<br />

voor háár dat Wagner had ingestemd met<br />

zijn persoonlijke supervisie op de voorstellingen<br />

in Wenen – eigenlijk had hij daar helemaal<br />

geen zin in. Maar Wagner was bang dat<br />

de Weense opera, als hij niet zou toestemmen,<br />

misschien zou weigeren om Materna<br />

in de zomer vrijaf te geven. En Wagner had<br />

Materna’s stembanden die zomer dringend<br />

nodig. In de allereerste Bayreuther Festspiele<br />

moest Materna namelijk de allereerste<br />

Brünnhilde in <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen<br />

worden.<br />

Vlak voor de desastreuze uitvoeringen<br />

in Parijs in 1861 stierf Wilhelmine Schröder-<br />

<strong>De</strong>vrient, Wagners eerdere muze en zijn<br />

eerste Venus. In Parijs werd haar rol, sterk<br />

gewijzigd, gezongen door de Italiaanse Fortunata<br />

Tedesco. Naast haar stond de Belgische<br />

Marie Sass als Elisabeth. Zes jaar later zou<br />

Sass in Parijs een andere Elisabeth zingen,<br />

die in Verdi’s Don Carlos, ook al zo’n werk<br />

waaraan Parijs zich vertilde. Albert Niemann<br />

worstelde zich in Parijs door Tannhäusers<br />

noten heen en dat lukte hem, met enkele aanpassingen,<br />

heel behoorlijk. Wagner nodigde<br />

Niemann vijftien jaar later uit om zijn eerste<br />

Siegmund in <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen in Bayreuth<br />

te zingen. Het verhaal van de geschiedenis<br />

van Tannhäuser is dus ook een verhaal<br />

van de zangers die de rollen erin vertolkten.<br />

Veel van het succes van de opera hangt af<br />

van hun kwaliteiten, en als alles klopt, is<br />

Tannhäuser net zo geliefd als Lohengrin of<br />

Tristan und Isolde.


Affiche voor Wenen, 1875<br />

Franz Straatman<br />

Kiezen voor<br />

de ‘volledigste’ Tannhäuser<br />

Niet met een opera van Wagner trad Hartmut Haenchen precies twintig jaar geleden voor het eerst op in<br />

het pas geopende Muziektheater, maar met Boris Godoenov van Moesorgski. Wagner loopt wel als een<br />

rode draad door de lijst van 39 verschillende opera’s die hij sindsdien dirigeerde. <strong>De</strong> Wagner-lijn begon in<br />

september 1987 met Tristan und Isolde, werd bekroond met een dubbele Ring-cyclus, en eindigt vooralsnog<br />

met Tannhäuser. Voor Haenchen een spannende productie omdat er twee Wagners in schuilgaan: de 31-jarige<br />

componist van vóór Tristan und Isolde en de 47-jarige van daarna.<br />

‘Ik ben de wereld nog een Tannhäuser schuldig.’<br />

Haenchen haalt de uitspraak van de oud<br />

geworden componist aan om te illustreren<br />

hoe deze met Tannhäuser dertig jaar bezig<br />

was en eigenlijk nog niet tevreden kon zijn.<br />

Dat er sprake is van een ontwikkelingsgang<br />

van het werk, valt af te lezen uit de toevoeging<br />

‘Weense versie’ in de seizoensbrochure.<br />

<strong>De</strong> precieze datum van de première is<br />

in dit geval interessant: 12 november 1875.<br />

Want op vier weken na beleefde precies dertig<br />

jaar eerder in Dresden de allereerste<br />

Tannhäuser zijn première, op 19 oktober 1845.<br />

<strong>De</strong> eerste schetsen waren in 1842 gemaakt.<br />

Om uiteenlopende redenen bracht Richard<br />

Wagner in 1847 twee keer veranderingen aan.<br />

Dat houdt in dat er drie versies zijn van de<br />

uitvoeringen in Dresden gedurende de jaren<br />

dat Wagner er tot medio 1848 de leiding had<br />

over de Saksische hofopera.<br />

<strong>De</strong> groeiende populariteit van Tannhäuser<br />

leidde er toe dat de Franse keizer, Napoléon<br />

III, opdracht gaf om het werk te laten uitvoeren<br />

in Parijs. Wagner greep de kans om in de<br />

Franse hoofdstad voet aan de grond te krijgen<br />

met beide handen aan; hij droomde zelfs<br />

van een Wagner-seizoen.<br />

Er moest wel flink gesleuteld worden<br />

aan het stuk. Ten eerste werd alle tekst in<br />

het Frans omgezet, aangezien in Parijs ook<br />

buitenlandse opera’s in het Frans werden<br />

gezongen. Het vertaalwerk deed Charles<br />

Truinet voor hem. Aan Wagner de taak om<br />

de muziek uit te breiden, allereerst voor het<br />

ballet in het Bacchanaal, want een groot<br />

ballet in een opera was zonder meer verplicht.<br />

Wagner zette ook verscheidene scènes<br />

anders op, zoals een uitbreiding van de<br />

dialogen tussen Venus en Tannhäuser. Eveneens<br />

bracht hij veranderingen aan in de orkestratie,<br />

zodat de zogeheten ‘Parijse versie’,<br />

die op 13 maart 1861 in première ging, nogal<br />

sterk verschilde van de ‘Urfassungen’ uit<br />

Dresden.<br />

Dat de Duitse operahuizen de nieuwe<br />

Tannhäuser ook wilden hebben, leidde tot<br />

een naar het Duits terugvertaalde versie,<br />

die in 1867 in München in première ging.<br />

Het betekende ook dat de muziek moest<br />

worden aangepast op de Duitse omzetting<br />

van de nieuw gemaakte Franse teksten.<br />

Ook herzag Wagner zijn partituur op een<br />

aantal plekken. En nog was het niet goed.<br />

Want voor een concertuitvoering in Wenen<br />

in 1872 kortte hij de ouverture zodanig in<br />

dat die muziek naadloos overgaat in de<br />

rosse wereld van de Venusberg. Als scenische<br />

productie werd deze partituur, onder<br />

het aanbrengen van nieuwe veranderingen,<br />

8<br />

in Wenen op de planken gezet in 1875. Daarop<br />

slaat de toevoeging ‘Weense versie’ in de<br />

brochure van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>.<br />

Hoofd vol Tristan<br />

Waarom koos Haenchen voor die versie?<br />

‘Omdat het de laatste versie is die Wag-<br />

ner heeft nagelaten,’ luidt het simpele antwoord.<br />

‘In de Weense versie heeft hij ook<br />

qua orkestratie behoorlijke veranderingen<br />

aangebracht. Dat hij toch nog niet tevreden<br />

was, komt door zijn eigen ontwikkeling als<br />

componist. In Parijs had hij Tristan – waar<br />

hij toen mee bezig was – in het hoofd. Hij<br />

was overgegaan op een doorwrochte stijl<br />

van componeren met meer chromatiek en<br />

meer contrapunt; hij was weggegroeid van<br />

de Italiaanse operastijl. In de Parijse Tannhäuser<br />

zitten beide; dat is voor mij het spannende<br />

aan de op Parijs gebaseerde laatste<br />

versie. Ik heb deze opera drie keer eerder<br />

gedirigeerd, ook in de Dresdener versie.’<br />

Haenchen ziet veel overeenkomst tussen<br />

de persoon van Wagner en de Tannhäuserfiguur.<br />

’<strong>De</strong> eigenzinnigheid van Tannhäuser<br />

komt overeen met die van de componist. Ook<br />

al was het een vereiste in Parijs om een groot<br />

ballet in te vlechten in de tweede akte, omdat<br />

pas dan een invloedrijke club heren kwam<br />

opdagen na hun diner, toch hield Wagner<br />

vast aan zijn opzet dat Tannhäuser met een<br />

balletscène opent in de eerste akte. Uit de<br />

muzikale vernieuwingen die hij ontwikkelde<br />

in Tristan und Isolde blijkt een eigen visie,<br />

net zoals Tannhäuser in zijn mening over het<br />

genot van de liefde ingaat tegen de geldende<br />

opvattingen van zijn collega-minnezangers.’<br />

<strong>De</strong> figuur Tannhäuser vindt Haenchen<br />

spannend omdat in hem twee richtingen op<br />

elkaar botsen. ‘Hij mist in de Venusberg toch<br />

de wereld waaruit hij is voortgekomen; maar<br />

als hij na zijn terugkeer in de kring van ridders<br />

en minnezangers op de Wartburg deelneemt<br />

aan de zangwedstrijd, dan bepleit hij<br />

de regels die gelden in de Venusberg. Tannhäuser<br />

wil alles hebben; hij verlangt eigenlijk<br />

naar een Elisabeth en een Venus in één<br />

vrouw. Maar die krijgt hij niet en daarom<br />

sterft hij.’<br />

‘Voor Parijs breidde Wagner de Venusberg-scène<br />

flink uit. <strong>De</strong> Venus-figuur heeft<br />

er meer te zingen; in de stemligging verandert<br />

de rol iets, van een sopraan in Dresden<br />

in de richting van een mezzo in Parijs. Ook<br />

haar houding ten opzichte van de wens van<br />

Tannhäuser om weg te gaan, verandert. In<br />

Dresden is de teneur: ga maar. In de Parijse<br />

versie evenwel smeekt ze hem – in de uitgebreide<br />

tekst – te blijven: ‘Dass letzte Tröstung<br />

in deinem Arm ich fand, oh lass dess<br />

mich nicht entgelten’.<br />

Klinken hierin Wagners eigen huwelijksperikelen<br />

mee, de verwijdering van zijn eerste<br />

vrouw, Minna Planer? Een relatie die in<br />

1862 volledig stukliep.<br />

Haenchen: ‘Ik heb grote bewondering<br />

voor haar, voor wat zij voor Wagner heeft<br />

gedaan. Hij kon altijd bij haar terugkeren.<br />

Zij was ook een belangrijke partner in muzikale<br />

zin. <strong>De</strong> vroege Tannhäuser is niet voorstelbaar<br />

zonder Minna. Als figuur in het<br />

leven van Wagner is zij altijd weggedrukt<br />

door Cosima. Minna was een succesvolle<br />

actrice. Zij heeft heel kritisch naar de teksten<br />

van Richard gekeken. Ik denk dat de<br />

veranderingen in de drie Dresdener versies<br />

van Tannhäuser gedeeltelijk ook te maken<br />

hebben met haar opmerkingen.’<br />

Erotische balletmuziek<br />

<strong>De</strong> nieuwe balletmuziek voor Parijs omschrijft<br />

Haenchen als zeer erotisch. Die<br />

zwoele sfeer komt tot stand door het opbouwen<br />

van muzikale lijnen met halvetoonsafstanden<br />

waardoor zij een bijzondere kleur<br />

(chroma) krijgen. In combinatie met het hitsige<br />

tempo en de volle orkestratie schiep<br />

Wagner een klankbeeld dat in groot contrast<br />

staat tot de droge klank van de Wartburgscène<br />

met de zangwedstrijd. Alhoewel hij<br />

in zijn jonge jaren niet veel op had met ballet,<br />

veranderde hij in Parijs van mening over<br />

de dramatische waarde van de toneeldans.<br />

‘Het is goede muziek,’ aldus Haenchen, ‘die,


mede door haar lengte, geschikt is voor concertante<br />

uitvoering en vaak in de concertzaal<br />

klinkt. In 1994 hebben we Ouverture<br />

en Bacchanaal met het Nederlands Philharmonisch<br />

Orkest al gespeeld, en zelfs mee-<br />

genomen op tournee naar Japan.’<br />

Behalve uitbreidingen bracht Wagner<br />

ook schrappingen aan in de Parijse versie.<br />

Hij kortte het twistgesprek tijdens de zangwedstrijd<br />

– tussen Tannhäuser enerzijds<br />

en de ridders/minnezangers Wolfram (von<br />

Eschenbach), Walther (von der Vogelweide)<br />

en Biterolf anderzijds – in door de tekst<br />

van Walther te verwijderen. Haenchen:<br />

‘<strong>De</strong> belangrijkste reden was dat Wagner<br />

geen geschikte tenor voor de rol van Walther<br />

kreeg. Toch is zijn inbreng van belang.<br />

Walther wil ook vasthouden aan de traditie<br />

van de platonische liefde, maar hij valt Tannhäuser<br />

niet aan, zoals Biterolf, doch geeft<br />

hem milde raad: “Willst du Erquickung aus<br />

dem Bronnen haben, musst du dein Herz,<br />

nicht deinen Gaumen laben.” (Wil je verkwikking<br />

putten uit de bron, dan moet je<br />

je hart en niet je verhemelte laven).’<br />

Terugkeer van Walther<br />

‘In de voorbereidende gesprekken met<br />

regisseur Nikolaus Lehnhoff stelde hij voor<br />

om die scène uit de Dresdner versie op te<br />

nemen in de Parijse/Weense versie, zoals<br />

dat ook gebeurde in Bayreuth in de regie van<br />

Wieland Wagner. Het versterkt de dramatische<br />

spanning, ook wat betreft de muziek,<br />

want Tannhäuser zingt er in de Tristan-stijl,<br />

en dan komt er de droge muziek van Walther<br />

als reactie tegen in. Ik vind dat heel spannend.<br />

Wagner had destijds geen goede tenor<br />

voor Walther, maar wij hebben er wel een:<br />

Marcel Reijans.’ Met deze aanpassing kiest<br />

Haenchen voor de ‘volledigste’ versie van<br />

Tannhäuser. Laat hij zich ook leiden door<br />

bronnen over de uitvoeringen in Wenen en<br />

later in Bayreuth? ‘Die zijn er maar zeer<br />

9<br />

beperkt. Ze zijn van Felix Mottl, een van de<br />

vijf assistenten van Wagner. Het zijn technische<br />

aanwijzingen die ik consequent volg.’<br />

Met Tannhäuser komt Haenchen aan zijn<br />

achtste Wagner-opera. ‘<strong>De</strong> Fliegende Holländer<br />

had ik zullen doen, maar de regisseur<br />

van die productie wilde graag een bewerking<br />

doen die Felix Mottl gemaakt had, en die<br />

heb ik geweigerd. Ik dirigeer alleen Wagner.<br />

En Lohengrin is door Edo de Waart gedaan.<br />

Maar ik zal nog wel toekomen aan die twee,<br />

ook al is het niet in Amsterdam. Voor regisseur<br />

Lehnhoff is het ook de eerste keer dat<br />

hij Tannhäuser zelfstandig doet. Hij kent het<br />

stuk uitstekend, want hij assisteerde<br />

Wieland Wagner.’<br />

‘Lehnhoff is heel aangenaam om mee<br />

samen te werken. Hij wil de eenzaamheid<br />

van de titelfiguur aan het einde van de opera<br />

laten zien. In die scène schrijft Wagner in<br />

de Weense versie twee grote orkesten voor,<br />

links en rechts op het toneel. Tannhäuser<br />

wordt dan omgeven door de Venusbergmuziek.<br />

<strong>De</strong> verleiding komt van alle kanten<br />

op hem af (‘Frau Venus, o Erbarmungsreiche.<br />

Zu dir, zu dir, zieht es mich hin’) en op Wolfram,<br />

die bij hem is (‘Zauber der Hölle, weiche,<br />

weiche. Berücke nicht des Reinen Sinn’).<br />

In Het Muziektheater kunnen we die ensembles<br />

van hout- en koperblazers in de torens<br />

ter zijde van het toneel plaatsen, zodat ook<br />

het publiek als het ware in die stroom van<br />

verleiding wordt opgenomen.’<br />

139 maal Wagner<br />

Met deze productie besluit Haenchen een<br />

periode van twintig seizoenen dat hij vast<br />

verbonden was aan <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>,<br />

eerst als muzikaal directeur, vervolgens als<br />

chef-dirigent en sinds 1999 als eerste gastdirigent.<br />

Uit de telling van DNO blijkt dat<br />

hij, inclusief drie operaconcerten, 518 keer<br />

dirigeerde in Het Muziektheater waarvan er<br />

139 waren gewijd aan opera’s van Wagner.<br />

Bij elke productie werkte hij samen met een<br />

andere regisseur. Een bijzonder avontuur<br />

was het zeker, zegt hij. Bij de eerste productie,<br />

van Tristan und Isolde in september 1987,<br />

was het meteen raak door de controversiële<br />

regie van Jürgen Gosch. <strong>De</strong>ze dreigde zelfs<br />

met een rechtszaak als de dirigent in het<br />

verloop van de voorstellingenreeks iets zou<br />

wijzigen in de regie. ‘Over die Tristan van<br />

Gosch praat ik wat minder graag,’ reageert<br />

hij diplomatiek. ‘Met de anderen heb ik heel<br />

prettig samengewerkt.’ Dat waren Klaus<br />

Michael Grüber in Parsifal, Harry Kupfer in<br />

Meistersinger en Pierre Audi in het kwartet<br />

van de Ring des Nibelungen. In het kader van<br />

Tannhäuser stipt Haenchen aan dat in Meistersinger<br />

een parallel verhaal wordt verteld.<br />

‘Je kunt zeggen dat Meistersinger een gekke<br />

Tannhäuser is, inderdaad een soort operette.<br />

Het interessante aan de productie met Kupfer<br />

was, dat die in zijn regie heel dicht bij<br />

een operette kwam. Hij heeft de humor in<br />

het stuk destijds goed uitgewerkt.’<br />

Net als in Meistersinger ontwaart Haenchen<br />

in Tannhäuser veel kritiek op de maatschappij.<br />

Maar wat heeft de inhoud voor<br />

betekenis in onze maatschappij? Haenchen:<br />

‘Elisabeth is de eerste figuur bij Wagner die<br />

zich opoffert. Zij streeft naar Erlösung. Dat<br />

is daarna het centrale thema in de opera’s<br />

van Wagner. Elisabeth gaat sterven, en Tannhäuser<br />

sterft ook. Het groen worden van de<br />

herdersstaf vat ik op als zijn terugkeer in<br />

de maatschappij. Muzikaal beweegt er niets<br />

meer in de slotfase. Wat wil Wagner hiermee<br />

zeggen: dat Tannhäuser revolutionair<br />

is geweest, teruggekomen, maar vervloekt<br />

is. Hij sterft als de grote kunstenaar, maar<br />

veranderd heeft hij niet veel. Het is boete<br />

doen en toegeven; zo wil de katholieke kerk<br />

het. Ik beschouw deze opera ook als kritiek<br />

op de kerk. Maar de hemel is genadiger.’<br />

Hartmut Haenchen (Foto: Hans Hijmering)


10<br />

Klaus Bertisch<br />

Eindelijk Tannhäuser!<br />

<strong>De</strong> internationaal veelgevraagde, ervaren regisseur Nikolaus Lehnhoff maakt met zijn productie van<br />

Tannhäuser bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> een cirkel rond: het is de laatste van de grote opera’s van Richard<br />

Wagner die hij nog niet heeft geënsceneerd, en tevens een van de eerste opera’s die hij als piepjonge<br />

assistent van Wieland Wagner bij de Bayreuther Festspiele begeleidde. Een gesprek over een verrassende<br />

carrière en een weloverwogen concept.<br />

Nikolaus Lehnhoffs carrière begon bij de<br />

<strong>De</strong>utsche Oper Berlin. Hij had het geluk dat<br />

hij daar mocht samenwerken met Wieland<br />

Wagner, die hem vervolgens uitnodigde om<br />

hem te assisteren bij zijn nieuwe productie<br />

van Tannhäuser (1965). Dat het in zijn veelzijdige<br />

carrière als regisseur nooit tot een<br />

eigen Tannhäuser-productie is gekomen,<br />

komt echter niet doordat Lehnhoff zich niet<br />

zou hebben kunnen losmaken van de overheersende<br />

indruk van deze vroege ervaring.<br />

Zo gaat dat in het operabedrijf: hoewel<br />

Lehnhoff jarenlang door operahuizen in de<br />

hele wereld werd geëngageerd als regisseur<br />

voor het Duitse repertoire, kreeg hij simpelweg<br />

nooit een aanbod voor dit werk. <strong>De</strong>s te<br />

groter is zijn vreugde nu het eindelijk zover<br />

is en ook is het voor hem een zeer emotionele<br />

aangelegenheid dat hij zich na zoveel<br />

jaren opnieuw met dit werk mag bezighouden.<br />

‘Een dergelijke vroege, positieve ervaring<br />

vergeet je nooit, die blijft altijd in je<br />

achterhoofd. En hoewel ik met stukken als<br />

Lohengrin of Parsifal eerder problemen had,<br />

heb ik mij die inmiddels voor een deel meer<br />

dan eens eigen gemaakt. Met de opera Lohengrin<br />

heb ik altijd een ambivalente verstandhouding<br />

gehad; bij Parsifal hield ik erg veel<br />

van de muziek, maar daar kon ik aanvankelijk<br />

niet veel met het verhaal beginnen. Ik ben<br />

deze stukken uit de weg gegaan en ik moest<br />

eerst een manier vinden om ze voor mij te<br />

ontsluiten.’<br />

Problemen van nu<br />

Bij een mystieke, eclectische thematiek<br />

heb je eerst een bijzondere invalshoek<br />

nodig, waarmee je de verhalen over thema’s<br />

als verlossing, gespletenheid tussen het<br />

aardse en het geestelijke, transcendentale<br />

kunt vertellen. Bij Tannhäuser is het makkelijker<br />

om de verbinding te leggen met een<br />

problematiek die meer van deze tijd is. ‘Tannhäuser<br />

staat mij nader, maar nadat ik de stap<br />

naar die twee andere stukken had durven<br />

zetten, zijn mij meer mogelijkheden geopenbaard<br />

om de mythe te vertellen en daarmee<br />

in het algemeen te verwijzen naar problemen<br />

van nu, zonder nadrukkelijk in te gaan<br />

op actuele, als het ware hedendaags-politieke<br />

parallellen. Dat is niet mijn stijl. Maar<br />

vooral bij Lohengrin kon ik ook niet de receptiegeschiedenis<br />

van het stuk vergeten. In<br />

haar film Triumph des Willens gebruikt Leni<br />

Riefenstahl het voorspel van deze opera om<br />

te laten zien hoe Adolf Hitler in een vliegtuig<br />

de stad Neurenberg nadert. <strong>De</strong> verlosser<br />

daalt om zo te zeggen neer tot zijn volk,<br />

om geluk en toekomstbeloften te brengen.<br />

Dat was van een gruwelijke, helse genialiteit.<br />

Die schok voel ik nog tot op de dag van<br />

vandaag in mijn hele lijf. Juist bij het idee<br />

van een problematische verlossersfiguur<br />

moet een Duitse regisseur erg op zijn hoede<br />

zijn. Wij Duitsers hebben ons laten misleiden<br />

door zo’n charlatan, en dat kun je niet als<br />

een gotisch verhaaltje uit een prentenboek<br />

vertellen. Vanuit deze overwegingen vond ik<br />

de weg waarlangs ik het stuk kon vertellen<br />

en ook de subtekst duidelijk maken.’<br />

Zin van het leven<br />

Niettemin stelt Lehnhoff nadrukkelijk dat er<br />

in grote werken altijd meerdere dimensies<br />

aanwezig zijn. ‘<strong>De</strong> sleutel tot Parsifal lag<br />

voor mij in de derde akte: Parsifal is door<br />

de hel gegaan en weet niet hoe het nu verder<br />

moet. Het is een eindtijdsituatie, zonder<br />

uitweg, waarin alles dreigt te verzanden.<br />

Na alle oorlogen en chaotische toestanden,<br />

na alle verleidingspogingen is aan het einde<br />

als het ware het uur nul gekomen.<strong>De</strong> rails<br />

die zich in het zand verliezen, waren daar-<br />

bij voor Lehnhoffs Parsifal-enscenering in<br />

Londen en later in de VS een sterk, treffend<br />

beeld.<br />

En dan zijn we al bij Tannhäuser: ook hier<br />

bevindt de titelheld zich op een doodlopende<br />

weg. Hij heeft zich in een uitwegloze situatie<br />

gemanoeuvreerd en draait in een kringetje<br />

rond. ‘Tijdens mijn assistentschap in Bayreuth<br />

heeft Wieland mij vaak op Wahnfried<br />

uitgenodigd om ’s avonds na de repetitie<br />

door te praten over het stuk. Wij waren het<br />

erover eens dat het bij Tannhäuser om een<br />

uitgesproken modern, actueel stuk gaat, met<br />

een titelfiguur die op zoek is naar de zin van<br />

het leven. Hij is een onaangepast persoon,<br />

die op een soort tijdreis is, en die aan het<br />

eind in het luchtledige loopt – de archetypische<br />

situatie van een Elckerlyc. Een Faustachtig<br />

personage, dat je ook als zodanig ten<br />

tonele moet voeren. Dat deze analyse, dit<br />

inzicht veertig jaar na Wielands dood nog<br />

altijd van toepassing is, is een teken van de<br />

grootte van Wagner. Het gaat om universele<br />

problemen, die niet tijdgebonden zijn.’<br />

Interessante ontmoetingen<br />

Nikolaus Lehnhoff bevestigt dat Wieland<br />

voor hem zoiets als een voorbeeld geweest<br />

is, waarvan hij zich vervolgens moest zien<br />

los te maken. Wieland Wagner zelf heeft hem<br />

nog geholpen aan andere engagementen als<br />

assistent. Lehnhoff koos voor de Metropolitan<br />

<strong>Opera</strong> New York. Sir Rudolf Bing probeerde<br />

met de opening van het Lincoln<br />

Center daar de traditionele ‘opera-scene’<br />

een beetje open te breken. Voor Lehnhoff<br />

betekende dit de kennismaking met Jean<br />

Louis Barrault, Tyrone Guthrie en ook de<br />

jonge Franco Zeffirelli.<br />

‘Daar kwam voor mij nog een repertoire<br />

bij waarmee ik voor die tijd niet in aanra-<br />

king was gekomen. Werken als La Gioconda<br />

of Adriana Lecouvreur werden destijds in<br />

Duitsland nauwelijks gespeeld. Ook wat<br />

de regie betreft, leerde ik de andere zijde<br />

van de medaille kennen: het realisme, want<br />

ik kende alleen maar stilering en abstractie.<br />

En alleen uit het samenspel van vele mogelijkheden<br />

moest je dan je eigen conclusies<br />

trekken. Naast vele andere interessante<br />

ontmoetingen was de kennismaking met<br />

Karl Böhm van doorslaggevende betekenis,<br />

want met hem samen mocht ik voor de MET<br />

Ariadne auf Naxos van Richard Strauss instuderen.<br />

Dat was mijn proefstuk en Böhm<br />

vroeg mij vervolgens of ik met hem in Parijs<br />

Die Frau ohne Schatten wilde ensceneren,<br />

een geweldig blijk van vertrouwen. Maar<br />

zo was ik dan toch weer in het Duitse repertoire<br />

terechtgekomen. Het waren succesvolle,<br />

door velen opgemerkte uitvoeringen,<br />

vooral als je bedenkt dat ik eigenlijk een<br />

complete nieuwkomer was. Erg veel heeft<br />

het mij eigenlijk niet eens geholpen, want<br />

ik werd nadien des te meer met argusogen<br />

bekeken. Naar de opvattingen van die tijd<br />

kon je niet in Parijs beginnen: je moest je<br />

vanuit de provincie omhoogwerken. En zo<br />

had ik ook niet de mogelijkheid mij “los te<br />

zwemmen”.’<br />

Nieuw repertoire<br />

‘Alle producties die volgden, werden scherp<br />

in de gaten gehouden. Er kwam een Tristan<br />

und Isolde in Orange en een Fidelio in Bremen,<br />

met de “spijkerkunstenaar” Günther<br />

Uecker als decorontwerper en een nieuwe<br />

tekstversie van Hans Magnus Enzensberger,<br />

producties die in het middelpunt van de<br />

belangstelling stonden. Men liet mij niet –<br />

om maar iets te noemen – een Cenerentola<br />

of Traviata uitproberen. Als Duitser had<br />

men mij in Amerika al in een hokje gestopt:<br />

jij komt alleen in aanmerking voor Wagner,<br />

Strauss, Mozart etc. Iets anders wordt je<br />

niet eens aangeboden.’<br />

Daarom was Lehnhoff erg gelukkig toen<br />

DNO hem eindelijk een Tosca aanbood. ‘Het<br />

was voor mij een bevrijding! Net zo ging het<br />

met mijn Janáček-producties in Glyndebourne.<br />

Toen ik daar werd uitgenodigd voor Kát’a<br />

Kabanová en Jenu˚fa, heb ik geen seconde geaarzeld:<br />

eindelijk een keer geen Duits repertoire!’<br />

Vervolgens verplaatste Lehnhoffs<br />

activiteit zich voornamelijk naar Engeland.<br />

Hij vond het ook heel gezond om een tijdje<br />

afstand tot Wagner te houden. Toen het aanbod<br />

voor Lohengrin in Frankfurt kwam, overwon<br />

hij zijn reserves ten opzichte van dit<br />

stuk en zo begon hij zich opnieuw bezig te<br />

houden met deze componist, die voor de ontwikkeling<br />

van zijn carrière zo belangrijk is<br />

geweest. En na Tosca en Turandot volgt nu<br />

in Amsterdam weer een Wagner. Maar de<br />

afstand heeft zijn blik op Wagner des te<br />

meer gescherpt.


Spiraal<br />

‘Ik zie Tannhäuser als een totaal onaangepaste<br />

tijdgenoot in een door en door existentieel<br />

stuk. Ook hierin zit, zoals in bijna<br />

alle werken van Wagner, iets autobiografisch.’<br />

Toch vertelt Lehnhoff dit werk niet<br />

zozeer als een kunstenaarsdrama, zoals<br />

hij dat bij Lohengrin had gedaan. Dat is<br />

slechts een aspect van dit moderne personage,<br />

dat voor zichzelf op zoek is naar<br />

de zin van het leven. Tannhäusers wereld<br />

is een eeuwig draaiende spiraal, die nooit<br />

stopt, of hij zich nu in de erotische droom<br />

van de Venusberg bevindt, in het politieke<br />

leven van de Wartburg of in het niemandsland<br />

van de derde akte.<br />

<strong>De</strong> vrouwenfiguren Venus en Elisabeth<br />

horen bij elkaar. Het zijn twee principes,<br />

waar de held tussenin staat. ‘Als Tannhäuser<br />

aan het eind van de tweede akte<br />

het gezelschap in de Wartburg oproept:<br />

“Zieht in den Berg der Venus ein!”, houdt<br />

hij een ongeremd pleidooi voor zowel de<br />

erotische als de maatschappelijke vrijheid.<br />

<strong>De</strong> prijs is hoog, want dit betekent de scheiding<br />

van Elisabeth. Elisabeth moet achterblijven<br />

en de zaal, die aan het begin van de<br />

tweede akte voor haar met verlangen was<br />

vervuld, wordt voor haar nu een hel. Maar<br />

Elisabeth is volgens mij geen naïeve dweepster.<br />

Zij is een zelfbewuste vrouw, die vecht<br />

voor het realiseren van haar geluk. En in haar<br />

onvoorwaardelijkheid, waarmee ze als laatste<br />

consequentie de dood in gaat, lijkt ze<br />

veel op Tannhäuser.’<br />

Verlossing<br />

Beide vrouwenfiguren vertegenwoordigen<br />

voor Lehnhoff niet slechts één systeem:<br />

Venus is oermoeder en verleidster. Ze heeft<br />

iets beschermends en tegelijk iets uitdagends,<br />

verleidelijks. Elisabeth is niet alleen<br />

11<br />

maar de etherische verlosseres, maar een<br />

vrouw van vlees en bloed, ontvankelijk voor<br />

alle aanvechtingen van het menselijk leven.<br />

‘Als zij het prototype van één enkel idee<br />

was, zou men haar als personage verkleinen.<br />

Wagner heeft zelf gemerkt dat de tekening<br />

van de figuren in de versie voor Dresden<br />

aanvankelijk misschien te eendimensionaal<br />

was geworden. Hij heeft de Parijse versie<br />

gecreëerd – waarop de hier gespeelde<br />

Weense versie is gebaseerd – omdat hij<br />

merkte dat hij de personages te zeer beknot<br />

had. Juist de vernieuwingen hebben mijn<br />

belangstelling gewekt, doordat daarin ook<br />

een heel andere kant van Venus zichtbaar<br />

wordt. Na het meer mythische begin ontwikkelt<br />

de scène zich tot een strijd tussen<br />

de geslachten. Je komt in de buurt van<br />

Strindberg.’<br />

‘En aan het einde werkt Wagner het doodsverlangen<br />

veel sterker uit. Tannhäuser zit in<br />

een vicieuze cirkel gevangen, die hij niet kan<br />

doorbreken. Daarom zoekt hij verlossing in<br />

de dood. <strong>De</strong>ze gedachte wordt al op het eind<br />

van zijn dialoog met Venus uitgesproken. Bij<br />

mij zegt hij het haar recht in het gezicht: wat<br />

ik wil, is de dood! Dat is waarschijnlijk ook<br />

het punt waarvan Wagner vond dat het nog<br />

verder uitgebouwd moest worden, toen hij<br />

tegen het eind van zijn leven zei: “Ik ben de<br />

wereld nog een Tannhäuser schuldig”. Maar<br />

juist het onaangepaste maakt dat wij ons vandaag<br />

de dag zo goed met deze figuur kunnen<br />

identificeren.’<br />

Religiositeit<br />

Bij Parsifal kon Wagner ten slotte na alle<br />

opgedane ervaringen, met al zijn levenswijsheid,<br />

een andere manier vinden. Ook<br />

Parsifal heeft alle troebelen van het leven<br />

meegemaakt, maar door de dimensie van<br />

het medelijden komt hij tot inzicht en maakt<br />

– geheel in tegenstelling tot Tannhäuser –<br />

een ontwikkeling door. Tannhäuser blijft<br />

compromisloos tot hij aan het einde innerlijk<br />

doodbloedt. Hij wilde voortdurend de<br />

ene bestaansvorm in de andere overbrengen,<br />

maar was telkens op het verkeerde<br />

moment op de verkeerde plaats. Dat is zijn<br />

moderne dimensie.’<br />

In vergelijking met Parsifal speelt religie<br />

in Tannhäuser een andere rol. Zij is daar een<br />

instituut dat kritisch tegen het licht moet<br />

worden gehouden; ze verwart en belemmert<br />

Tannhäuser. ‘Bij Parsifal had Wagner zijn<br />

eigen religie gevonden. Je kunt daar niet uitsluitend<br />

van christendom of van boeddhisme<br />

spreken. Het is een heel persoonlijke<br />

religiositeit. In ons stuk wordt duidelijk dat<br />

slechts een dode Tannhäuser een partner<br />

kan zijn voor het instituut kerk. Feller kun je<br />

de kritiek op deze instelling eigenlijk niet<br />

uiten.’ <strong>De</strong>s te interessanter lijkt het dat bij<br />

DNO Tannhäuser in hetzelfde seizoen wordt<br />

geprogrammeerd als de wereldpremière van<br />

Jonathan Harveys Wagner Dream, waarin<br />

Wagners band met het boeddhisme een<br />

beslissende rol speelt. Zo wordt ook bij<br />

DNO een cirkel rond gemaakt.<br />

Vertaald door Frits Vliegenthart<br />

Nikolaus Lehnhoff tijdens een repetitie voor Tannhäuser (Foto: Hans Hijmering)


Martina Serafin (Elisabeth) tijdens een repetitie voor Tannhäuser<br />

(Foto: Hans Hijmering)<br />

Petra Lang (Venus) tijdens een repetitie voor Tannhäuser<br />

(Foto: Hans Hijmering)<br />

Paul Korenhof<br />

Cirkelen rond één man<br />

In februari brengt DNO voor de derde maal een nieuwe productie van Tannhäuser. Dat lijkt veel – van de opera’s<br />

van Wagner kan alleen <strong>De</strong>r fliegende Holländer bogen op een even grote belangstelling – maar toch liggen<br />

de vorige voorstellingen alweer 28 jaar achter ons. Dat betekent dat Wagners drama over het conflict tussen<br />

‘zuivere’ en ‘zinnelijke’ liefde mogelijk aan een hele generatie operaliefhebbers voorbij is gegaan. Reden te<br />

over om juist dat conflict te belichten vanuit de beide vrouwenfiguren die het vertegenwoordigen, en wel bij<br />

monde van de beide vertolksters: Martina Serafin en Petra Lang over de twee vrouwen in Tannhäuser.<br />

Petra Lang, die eerder in Het Muziektheater<br />

optrad als Brangäne in Tristan und Isolde en<br />

als Cassandre in Les Troyens, heeft al bijna<br />

tien jaar ervaring met Venus. Aanvankelijk<br />

zong zij uitsluitend de eerste versie, maar<br />

sinds vijf jaar ook de ‘Pariser Fassung’ van<br />

1861, die Wagner vijftien jaar na de première<br />

in Dresden geschreven heeft, en waarin de<br />

rol van Venus aanzienlijk werd uitgebreid. In<br />

tegenstelling tot veel dirigenten, zangeressen<br />

en ‘gewone’ wagnerianen, prefereert zij<br />

de oude ‘Dresdner Fassung’ boven de latere<br />

versie, ondanks het feit dat die muzikaal<br />

misschien aantrekkelijker is, en wellicht ook<br />

dankbaarder voor een zangeres:<br />

‘Voor mij staat voorop dat de Dresdener<br />

Fassung het karakter van Venus helderder<br />

neerzet. In de Pariser Fassung verliest zij<br />

aan kracht doordat zij min of meer voor<br />

Tannhäuser door de knieën gaat. In de<br />

Dresdener Fassung is het heel duidelijk:<br />

hij wil niet meer, dus laat hem maar gaan.<br />

Jammer, maar we vinden wel een nieuwe<br />

minnaar. In de latere versie doet zij daarentegen<br />

grote moeite om hem bij zich te houden<br />

en uiteindelijk is het min of meer vernederend<br />

als hij er dan toch vandoor gaat.’<br />

‘In feite is Venus als godin van de liefde<br />

natuurlijk een meer dan levensgrote figuur,<br />

maar door zo voor een man door het stof te<br />

gaan doet zij afbreuk aan haar eigen grootheid.<br />

Zij wordt een verliezer. Natuurlijk,<br />

Wagner geeft haar in de Parijse versie na<br />

de derde smeekbede van Tannhäuser een<br />

prachtig stuk muziek te zingen, maar juist<br />

dat maakt dat zijn vertrek extra hard aankomt.<br />

Zij blijft maar proberen hem aan zich<br />

te binden en ik vind dat zij zichzelf die vernedering<br />

had moeten besparen! Ik heb dan<br />

zoiets van “als hij nou toch met alle geweld<br />

weg wil, laat hem dan!”, en juist om dat<br />

moment daalt zij in mijn ogen af van haar<br />

voetstuk, en gedraagt zij zich niet meer als<br />

godin, maar als mens.’<br />

Haar grote jeugdliefde<br />

Martina Serafin, in 2004 in Amsterdam te<br />

gast als de Marschallin in <strong>De</strong>r Rosenkavalier,<br />

zingt bij DNO haar eerste Elisabeth.<br />

Zij heeft wel al de nodige Wagner-ervaring<br />

opgedaan als Elsa in Lohengrin, die volgens<br />

haar zeker met Elisabeth vergeleken kan<br />

worden, en als Sieglinde in Die Walküre.<br />

Voor haar rol is het verschil tussen de beide<br />

versies miniem en ook maakt het weinig verschil<br />

voor het centrale conflict, de voor Tannhäuser<br />

onverenigbare combinatie van het<br />

verlangen naar zinnelijk genot (Venus) en<br />

geestelijke liefde (Elisabeth):<br />

‘Essentieel is dat hij zich tijdens de<br />

“Sängerkrieg” in de tweede akte steeds<br />

meer laat meeslepen door zijn herinnerin-<br />

12<br />

gen aan Venus. Het liefste wil hij deze<br />

twee vrouwen, deze twee vormen van liefde<br />

met elkaar verbinden, maar als dat niet lukt,<br />

wordt het beeld van Venus zo sterk, dat hij<br />

als het ware alleen nog maar haar beeld ziet,<br />

zelfs als hij naar Elisabeth kijkt. Alsof zij<br />

de vleesgeworden Venus is! En juist het feit<br />

dat hij haar niet meer herkent, dat hij haar<br />

niet meer kan zien zoals zij is, is voor haar<br />

natuurlijk een enorme klap, uitermate kwetsend.<br />

“<strong>De</strong> doodsteek waarmee hij mijn hart<br />

doorboorde” noemt zij het!’<br />

‘Als persoon is Elisabeth door Wagner<br />

heel sterk neergezet. Een vrouw die ergens<br />

voor stáát en die zich onvoorwaardelijk voor<br />

haar overtuiging inzet. In het begin gaat zij<br />

daarbij uit van het ideale beeld dat zij nog<br />

altijd heeft van haar grote jeugdliefde, zonder<br />

bijgedachten over de periode toen hij er<br />

niet meer was. Hij was er gewoon niet meer<br />

en alleen die afwezigheid veranderde alles.<br />

Zonder hem had de zang van de anderen<br />

voor haar geen zin meer, maar als hij terugkomt,<br />

blijken zijn liederen totaal verschillend<br />

van die van de anderen, en na haar eerste<br />

enthousiasme choqueert haar dat natuurlijk.<br />

Niet alleen doordat hij zich verzet tegen de<br />

conventies, maar ook door de lustgevoelens<br />

die hij daarbij onder woorden brengt.’<br />

Blind voor de realiteit<br />

Al met al blijkt het heel moeilijk over Venus<br />

en Elisabeth te praten zonder dat daarbij<br />

steeds de persoon van Tannhäuser om de<br />

hoek komt kijken. <strong>De</strong> beide vrouwen in zijn<br />

leven lijken meer met hem begaan dan hij<br />

met hen:<br />

PL: ‘Hij blijft voor hen ook een groot<br />

vraagteken. Zelfs Venus weet niet hoe deze<br />

man in elkaar zit en op welke knop zij bij<br />

hem moet drukken. In feite heeft zij zoiets<br />

natuurlijk nog nooit meegemaakt: een man


die in haar armen naar de nachtegaal en<br />

de vogeltjes ligt te verlangen! Dat hij naar<br />

buiten wil, de groene natuur in! Dat hij oververzadigd<br />

raakt van haar wereld. Goed, dat<br />

een man af en toe moe wordt en even moet<br />

uitrusten, dat kan zij zich misschien nog<br />

wel voorstellen, maar daarna begin je toch<br />

weer van voren af aan! Maar deze man wil bij<br />

haar weg. Dat is voor haar onvoorstelbaar!<br />

Eigenlijk zit het hele drama in Tannhäuser<br />

zelf, die altijd verlangt naar wat hij op dat<br />

moment niet heeft. Als hij bij Venus is, zoekt<br />

hij de zuivere liefde, maar zodra hij dan met<br />

de puurheid en de zuiverheid van Elisabeth<br />

geconfronteerd wordt, bevredigt hem dat ook<br />

niet en wil hij weer terug naar de Venusberg.<br />

Het is hem altijd te weinig.’<br />

MS: ‘In de “Sängerkrieg” komt daar<br />

natuurlijk bij dat hij zich ook niet meer thuis<br />

voelt in de benauwende atmosfeer aan het<br />

hof van landgraaf Hermann. Even heeft hij<br />

zich daar thuisgevoeld, maar het duurt niet<br />

lang of hij gooit zijn eigen glazen in.’<br />

PL: ‘Dat is inderdaad niet slim. Hij weet<br />

dat de Venusberg “taboe” is, een gebied dat<br />

je als fatsoenlijk mens niet betreedt. En als<br />

hij dan zijn voorkeur voor het leven daar –<br />

of beter: voor zo’n leven – openlijk belijdt,<br />

doorbreekt hij het maatschappelijk aanvaardbare.<br />

Als je in die hoofse riddermaatschappij<br />

wilt leven, moet je weten wanneer<br />

je je mond moet houden. Alle wegen lagen<br />

voor hem open. Hij had met Elisabeth kunnen<br />

trouwen, dat had zelfs een prima huwelijk<br />

kunnen worden…’<br />

DAS_62063_A5liggend 4/4/06 11:27 AM Page 1<br />

13<br />

MS: ‘…en zijn ervaringen in de Venusberg<br />

hadden dat huwelijk misschien nog wel<br />

spannender gemaakt…’<br />

PL: ‘…maar in plaats daarvan maakt hij<br />

zich volledig onmogelijk. Hij luistert niet<br />

meer naar zijn verstand en laat zich helemaal<br />

meeslepen door zijn gevoelens. Dat is<br />

dom, of in ieder geval zit hij zo gevangen in<br />

een andere wereld dat hij de realiteit uit het<br />

oog verliest.’<br />

Totaal verschillende karakters<br />

In de tijd waarin Wagner zijn Tannhäuser<br />

schreef, ontdekte de letterkunde in de vrouw<br />

de tegenstelling tussen ‘madonna’ en ‘hoer’.<br />

Kunnen Elisabeth en Venus in dat kader als<br />

twee facetten van één vrouw worden gezien?<br />

MS: ‘Nee, dat geloof ik niet. Juist omdat<br />

zij volkomen verschillende personages zijn,<br />

volledig aan elkaar tegengesteld, ontstaat<br />

bij Tannhäuser de wens om ze met elkaar te<br />

verbinden, om beiden in zijn leven te verenigen,<br />

en juist op dat punt loopt het mis. Ze<br />

zijn nu eenmaal niet met elkaar in overeenstemming<br />

te brengen. Ook in het theater<br />

gebeurt het wel dat Venus en Elisabeth als<br />

twee verschillende kanten van “de vrouw”<br />

worden voorgesteld, en dat wordt dan soms<br />

benadrukt door ze door dezelfde zangeres te<br />

laten zingen, maar daarmee ben ik het absoluut<br />

niet eens…’<br />

PL: ‘Ik kan me misschien nog wel een<br />

beetje voorstellen dat een sopraan bij de<br />

Dresdener Fassung de Venus er “nog wel<br />

even” bij doet, maar absoluut niet bij de<br />

(advertentie)<br />

Geef cultuur de kans<br />

Ons land kent vele toneelgezelschappen. Miljoenen landgenoten maken muziek. Daarnaast zijn er<br />

talloze monumenten die bezocht, bewoond en bewonderd kunnen worden. Zo’n kleurrijke cultuur moet<br />

gekoesterd worden. En dat lukt niet alleen met overheidsgeld. Gelukkig springt het Prins Bernhard<br />

Cultuurfonds vaak bij. Per jaar steunen wij bijna 4.000 culturele projecten,groot en klein. Onze donateurs<br />

zorgen dat cultuur toekomst heeft. Word ook donateur, voor 25 euro per jaar geeft u cultuur de kans.<br />

www.cultuurfonds.nl<br />

Pariser Fassung. Na die lange, orgastische<br />

eerste akte kun je als zangeres die pure<br />

lyriek en die meisjesachtige jubel niet meer<br />

opbrengen!’<br />

MS: ‘Nog afgezien van eventuele vocale<br />

problemen, denk ik ook dat het heel moeilijk<br />

is om na de hartstochten van Venus zo’n<br />

grote stap terug te doen. Afgezien daarvan<br />

vind ik het ook dramatisch niet goed. Het is<br />

toch juist een heel mooi beeld als ze door<br />

twee verschillende zangeressen worden<br />

voorgesteld. Daardoor wordt het hele conflict<br />

voor de toeschouwers ook beter te<br />

begrijpen!’


Scènes uit Madama Butterfly (Foto’s: Hermann en Clärchen Baus)<br />

Madama Butterfly<br />

‘Met ere sterve wie niet met ere kan blijven leven.’<br />

I<br />

Terwijl de Amerikaanse marineofficier<br />

Pinkerton het zojuist gearrangeerde<br />

huwelijk met de geisha Cio-Cio-San, alias<br />

Madama Butterfly, ziet als een exotisch<br />

avontuur, neemt Butterfly de verbintenis<br />

zo serieus dat ze de godsdienst van haar<br />

voorouders afzweert en zich bekeert tot<br />

het christendom. <strong>De</strong> Amerikaanse consul<br />

Sharpless waarschuwt Pinkerton dat de<br />

gevolgen ernstig kunnen zijn, maar deze<br />

lacht alle bezwaren weg. Na de huwelijksplechtigheid<br />

blijft Butterfly’s familie lang<br />

plakken, tot de komst van haar oom Bonzo,<br />

een Japanse priester. Hij vervloekt Butterfly,<br />

die prompt door haar hele familie wordt<br />

verstoten.<br />

14<br />

II<br />

Drie jaren later. Vlak na het huwelijk was<br />

Pinkerton teruggekeerd naar Amerika zonder<br />

ooit nog iets te hebben laten horen.<br />

Butterfly, die een zoontje van hem heeft,<br />

blijft geduldig op hem wachten, ook al<br />

proberen haar kamenierster Suzuki en de<br />

koppelaar Goro haar op andere gedachten<br />

te brengen. Sharpless leest een brief voor<br />

waarin Pinkerton laat weten dat hij op weg<br />

is naar Japan, met zijn nieuwe Amerikaanse<br />

vrouw. Hij adviseert Butterfly het huwelijksaanzoek<br />

van prins Yamadori aan te nemen,<br />

wat zij verontwaardigd van de hand wijst.<br />

Het schip van Pinkerton komt aan; Butterfly<br />

en Suzuki bereiden hem een feestelijke ontvangst<br />

voor.<br />

III<br />

Als Pinkerton wordt geconfronteerd met<br />

zijn kind, voelt hij zich schuldig en ontwijkt<br />

de confrontatie. Kate Pinkerton, Sharpless<br />

en Suzuki overtuigen Butterfly ervan dat<br />

het kind beter met zijn vader mee kan gaan<br />

naar Amerika. In wanhoop stemt Butterfly<br />

toe, op voorwaarde dat Pinkerton zijn zoontje<br />

zelf komt halen. Op het moment dat<br />

Pinkerton arriveert, pleegt Butterfly zelfmoord.


15<br />

vr 9 mrt 2007 première 20.00 uur<br />

ma 12 mrt 20.00 uur<br />

do 15 mrt 20.00 uur<br />

zo 18 mrt 13.30 uur<br />

wo 21 mrt 20.00 uur<br />

za 24 mrt 20.00 uur<br />

wo 28 mrt 20.00 uur<br />

ma 2 apr 20.00 uur<br />

zo 8 apr 13.30 uur<br />

wo 11 apr 20.00 uur<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />

Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong><br />

zijn er nog kaarten verkrijgbaar.<br />

Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: 020-625 5455, of een<br />

van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />

On line reserveren: www.dno.nl<br />

Inleidingen door Sabine Lichtenstein<br />

Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />

Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />

voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur<br />

(matinee)<br />

Lengte: ± 30 minuten<br />

Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />

plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />

Met steun van de Vereniging Vrienden<br />

van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Giacomo Puccini 1858 -1924<br />

Madama<br />

Butterfly<br />

Tragedia giapponese<br />

in tre atti<br />

libretto van<br />

Luigi Illica en<br />

Giuseppe Giacosa<br />

muzikale leiding<br />

Jaap van Zweden<br />

regie/decor/licht<br />

Robert Wilson<br />

kostuums<br />

Frida Parmeggiani<br />

Madama Butterfly (Cio-Cio-San)<br />

Adina Nitescu 9 12 15 18 21 24 maart<br />

Roxana Briban 28 maart 2 8 11 april<br />

Suzuki<br />

Ning Liang<br />

Kate Pinkerton<br />

Anneleen Bijnen<br />

F.B. Pinkerton<br />

Richard Leech 9 12 15 18 21 24 maart<br />

Mark Heller 28 maart 2 8 11 april<br />

Sharpless<br />

Anthony Michaels-Moore<br />

Goro<br />

Carlo Bosi<br />

Il principe Yamadori<br />

Roger Smeets<br />

Lo zio Bonzo<br />

Andrzej Saciuk<br />

Yakusidé<br />

Harry Teeuwen<br />

Il commissario imperiale<br />

Henk Neven<br />

L’ufficiale del registro<br />

John van Halteren<br />

La madre di Cio-Cio-San<br />

Hiroko Mogaki<br />

La zia<br />

Janine Scheepers<br />

La cugina<br />

Vesna Miletic<br />

Residentie Orkest<br />

Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

instudering Martin Wright<br />

Naar een origineel concept voor de<br />

Opéra National de Paris/Opéra Bastille<br />

<strong>De</strong> opera wordt in het Italiaans gezongen<br />

en Nederlands boventiteld.<br />

<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 50 minuten.<br />

Er is 1 pauze.<br />

Het operaboek Madama Butterfly is verkrijg-<br />

baar in Het Muziektheater. Daarin zijn onder<br />

meer een uitgebreide synopsis, en het libretto<br />

in het Italiaans en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />

opgenomen. <strong>De</strong> prijs is 8,-.<br />

Reprise


Puccini tijdens een repetitie in de Scala met o.a. Rosina Storchio (Anonieme karikatuur)<br />

Peter van der Lint<br />

Een biraciale tragedie<br />

Vaak wordt Puccini’s Madama Butterfly afgedaan als een sentimenteel melodrama. Geen wonder dus<br />

dat deze opera – net zoals overigens Miss Saigon, de ultraplatte musical-bewerking ervan – wereldwijd<br />

nog steeds een van de meest gespeelde is. Het verhaal is een echte tranentrekker – daar houden wij<br />

van. <strong>De</strong> muziek behoort tot Puccini’s beste – en ook daar houden wij van. Zwelgen, meegesleept worden<br />

in het onbeschrijflijke verdriet van een ander, in deze opera zo totaal belichaamd door Cio-Cio-San, het<br />

Japanse kindvrouwtje, dat is heerlijk!<br />

Snotteren aan het einde van Madama Butterfly<br />

is bijna onvermijdelijk en toch staat bij<br />

datzelfde einde in Puccini’s partituur een<br />

dissonant akkoord – of beter gezegd een<br />

akkoord dat om een harmonische oplos-<br />

sing vraagt (zeker in de muzikale taal van<br />

Puccini), maar die oplossing niet krijgt.<br />

Je zou kunnen zeggen dat de harmonische<br />

voortgang stokt, net zoals op de bühne de<br />

adem in Butterfly’s lichaam stokt. En toch<br />

kun je dat dissonante slotakkoord ook zien<br />

als een overblijfsel van hoe deze opera in<br />

eerste instantie geconcipieerd werd: juist<br />

niet als een sentimenteel melodrama, maar<br />

als een verontrustende biraciale tragedie<br />

in een land dat nog maar net ontsloten was<br />

door de westerse koloniale grootmachten.<br />

In de eerste versie van de opera, die in<br />

1904 in de Milanese Scala in première ging,<br />

spelen stuitend onbegrip en verfoeilijk paternalisme<br />

van de Amerikanen jegens de Japanners<br />

een grote rol.<br />

Het is duidelijk dat Puccini met zijn<br />

Madama Butterfly iets nieuws wilde brengen:<br />

een opera nieuw qua vorm en nieuw<br />

qua inhoud. Bij de tragische zelfmoord van<br />

Cio-Cio-San, ultiem slachtoffer van het<br />

superioriteitsgevoel en het dedain van de<br />

‘westerling’, gebruikt Puccini het authentieke<br />

Japanse lied Suiryô-bushi, maar hij<br />

verdraait het aan het slot op een wel heel<br />

wrede westerse manier door er dat dissonante<br />

slot aan te plakken. Het werkt als een<br />

klap in het gezicht van de snotterende toeschouwer<br />

in de zaal. Het is een teken dat<br />

hier meer aan de hand is dan een tragisch<br />

verlopen liefdesgeschiedenis.<br />

En hoewel Madama Butterfly eigenlijk<br />

nooit echt tot het genre van het verisme<br />

wordt gerekend, is die eerste versie wel<br />

degelijk een getrouwe afspiegeling van het<br />

echte leven – en daarom zo verontrustend.<br />

Premièreschandaal<br />

Het werd Puccini niet in dank afgenomen.<br />

Tijdens de eerste uitvoering werd de opera<br />

door de Milanezen letterlijk in de pan gehakt.<br />

Er zijn waarschijnlijk geen andere premières<br />

in de operageschiedenis geweest die zo<br />

desastreus eindigden als die van Madama<br />

Butterfly. Veel is er geschreven over het<br />

mislukken van de eerste Butterfly. Dat de<br />

nieuwe vorm het op hapklare brokken ingestelde<br />

Scala-publiek tegen de haren instreek,<br />

speelde wel degelijk mee. Een tweede akte<br />

die bijna anderhalf uur duurde, dat was te<br />

veel voor de liefhebbers die gewend waren<br />

aan een afwisseling van circa veertig minuten<br />

muziek, gevolgd door een pauze. Of de<br />

verontrustende boodschap die Puccini en<br />

zijn librettisten wilden overbrengen bij het<br />

premièreschandaal een rol heeft gespeeld,<br />

16<br />

is niet duidelijk. Waarschijnlijk was er nauwelijks<br />

een mogelijkheid om kennis te nemen<br />

van die boodschap omdat vanaf het begin<br />

het geloei, geschreeuw en gesis in de Scala<br />

niet van de lucht was. <strong>De</strong> afkeuring was vanaf<br />

het begin zo duidelijk en hardnekkig dat veel<br />

muziekhistorici een vooropgezet plan om de<br />

première te verstoren en te verzieken niet<br />

uitsluiten.<br />

Achter deze operatie zou dan Puccini’s<br />

collega Pietro Mascagni schuilgaan. Mascagni<br />

had zijn opera Iris uit 1898, eveneens<br />

handelend over een onfortuinlijke Japanse,<br />

een jaar later omgewerkt voor de Milanese<br />

Scala en Mascagni’s uitgever Sonzogno<br />

was niet alleen een geduchte concurrent<br />

voor Puccini’s uitgever Ricordi, maar ook<br />

manager van de Scala. Mascagni’s en<br />

Sonzogno’s aandeel in het mislukken van<br />

Puccini’s Madama Butterfly is nooit bewezen,<br />

maar onwaarschijnlijk is het niet.<br />

Mascagni zou zelfs nog deugdelijke redenen<br />

gehad kunnen hebben om de boel te versjteren,<br />

omdat veel van het Japanse koloriet<br />

dat hij voor Iris ontwikkelde en veel van de<br />

authentieke Japanse instrumenten die hij<br />

gebruikte, klakkeloos door Puccini werden<br />

overgenomen. Zelfs het idee van het zoemkoor<br />

tijdens Butterfly’s nachtwake is zo gejat<br />

uit Mascagni’s opera. Hoe dan ook, Puccini<br />

heeft het de Scala nooit vergeven, zoals<br />

Verdi 25 jaar lang de Scala meed na de problemen<br />

die hij daar met zijn Giovanna d’Arco<br />

had gehad. Van geen enkele van zijn volgende<br />

opera’s gunde Puccini de première aan de<br />

Scala; alleen Turandot zou er haar postume<br />

première beleven.<br />

Doorvoeld en expressief<br />

Puccini zelf was volledig overtuigd van de<br />

kracht, het vernieuwende en de muzikale<br />

kwaliteit van Madama Butterfly. Vlak na de<br />

flop in Milaan schreef hij: ‘[…] mijn Butterfly<br />

blijft wat zij is: de meest doorvoelde en<br />

expressieve opera die ik heb geschreven!<br />

Op termijn zal ik zegevieren, u zult het zien<br />

– wanneer mijn opera gegeven wordt in een<br />

kleiner theater, waar minder haat en passie<br />

heerst.’<br />

<strong>De</strong> componist kreeg gelijk en al heel<br />

snel. In het kleinere huis van de opera van<br />

Brescia, waar geen claques noch jaloerse<br />

collega’s van Puccini indruk konden maken,<br />

boekte de opera al drie maanden na de rampvoorstelling<br />

in Milaan een ongekend groot<br />

succes.<br />

Weer een maand later zong de Milanese<br />

Cio-Cio-San, Rosina Storchio, de rol van<br />

de onfortuinlijke Japanse met eclatant<br />

resultaat in Buenos Aires, onder leiding van<br />

haar toenmalige minnaar, Arturo Toscanini.<br />

Puccini kreeg dus gelijk, maar niet zonder<br />

dat hij de partituur wijzigde – eerst minimaal,<br />

maar uiteindelijk heel wezenlijk. Voor<br />

de uitvoering in Brescia zijn de wijzigingen<br />

klein. Dat kon ook nauwelijks anders omdat<br />

er maar zo’n korte tijd was na de première<br />

in Milaan. Grootste verandering is de toe-


voeging van een aria voor Pinkerton op het<br />

moment dat hij Sharpless meedeelt dat hij<br />

Butterfly niet zelf het nieuws kan brengen<br />

dat hij een Amerikaanse vrouw heeft, en<br />

dat ze het kind van Butterfly en Pinkerton<br />

mee willen nemen. <strong>De</strong> aria Addio, fiorito<br />

asil maakt van Pinkerton een aangenamer<br />

personage, al was het alleen maar omdat<br />

een tenor met de goeie snik in de stem (ook<br />

daar houden wij van) geloofwaardig kan<br />

maken dat hij het toch echt heel verschrikkelijk<br />

vindt wat hij heeft aangericht.<br />

Nog later – in 1906 – greep Puccini op<br />

verzoek van Albert Carré, impresario van<br />

de Opéra-Comique in Parijs waar Madama<br />

Butterfly haar Franse première zou beleven,<br />

nog heftiger in de partituur in. Alle beledigende<br />

passages jegens Butterfly’s Japanse<br />

familie werden geschrapt, Carré herschreef<br />

de tekst voor Butterfly’s aria Che tua madre<br />

in de tweede akte, waarmee hij nog meer<br />

de nadruk legde op de sentimentele tragiek<br />

van Cio-Cio-San. Het personage van Kate<br />

Pinkerton werd dusdanig veranderd dat zij<br />

uiteindelijk als meevoelend, sympathiek<br />

overkomt.<br />

Julian Smith, die een uitvoeringsversie<br />

samenstelde van de originele Madama Butterfly,<br />

beweert dat die ‘veel gedurfder was, onconventioneel<br />

qua structuur en meedogenloos<br />

in het overbrengen van een voor die tijd<br />

ongebruikelijk scherpe morele en sociale<br />

boodschap. Het Milanese publiek van 1904<br />

verwierp de structuur en Albert Carré, sprekend<br />

namens de Parijse bourgeoisie, verwijderde<br />

succesvol de boodschap.’<br />

17<br />

Smoel 1, 2 en 3<br />

Ook in deze uiteindelijke vorm – het was<br />

Carré’s versie uit 1906 die uiteindelijk door<br />

Ricordi gedrukt zou worden en die als definitieve<br />

versie de wereld over zou gaan (het is<br />

ook de versie die DNO speelt) – blijft Madama<br />

Butterfly iets verontrustends houden. Hoewel<br />

al snel ook Japanse sopranen zich de<br />

rol gingen eigen maken (Tamaki Miura was<br />

de eerste in een lange rij), is de opera in<br />

Japan lang niet altijd in goede aarde gevallen.<br />

Japanners en buitenlanders die Japan<br />

goed kennen, hebben moeite met bepaalde<br />

passages, terwijl het westen deze pseudo-<br />

Japanse scènes verrukkelijk vond.<br />

‘Het algemene oriëntalisme van de opera<br />

veronderstelt een hiërarchische tegenstelling<br />

tussen oost en west, tussen Amerika<br />

en Japan, tussen blank en niet-blank, tussen<br />

mannelijk en vrouwelijk – waarbij Pinkerton<br />

in het eerste bedrijf wel een introductie-<br />

aria krijgt, terwijl Butterfly eerst optreedt<br />

als een deel van het Japanse decor.’<br />

Zo verwoordt Puccini-kenner Arthur Groos<br />

het en hij heeft natuurlijk gelijk – maar daar<br />

houden wij nou níét van. Wij maken ons geen<br />

zorgen als in vele producties van Madama<br />

Butterfly Chinese en Japanse elementen in<br />

het decor vermengd worden, het ‘authentieke’<br />

gebed van Suzuki niet klopt, en boeddhistische<br />

en shinto-rituelen verwisseld worden.<br />

Evenmin vinden we het erg dat Puccini de<br />

muziek voor het trouwritueel baseerde op<br />

het populaire Japanse liedje Takai yama, dat<br />

het bloeien van augurken en aubergines<br />

bezingt.<br />

Ach, Puccini wist misschien niet beter.<br />

En toch ontkom je niet aan de indruk dat<br />

Puccini zelf ook een soort Pinkerton is.<br />

Hij gebruikt dan wel authentieke Japanse<br />

melodieën, maar hij buigt ze om. Hij drukt<br />

een Italiaanse of pan-Europese lyriek op de<br />

pentatonische Japanse muziek met een even<br />

arrogante botheid als waarmee Pinkerton<br />

zijn Japanse schoonfamilie in de eerste versie<br />

benaderde. In die versie vindt Pinkerton<br />

de namen van zijn nieuwe Japanse bedienden<br />

veel te lastig om te onthouden en hij zegt<br />

dat hij ze voortaan zal aanduiden met musi<br />

(smoelen): ‘smoel 1, smoel 2 en smoel 3’.<br />

Puccini had contact met mevrouw Ohyama,<br />

de echtgenote van de Japanse ambassadeur<br />

in Italië. Van haar kreeg hij informatie<br />

over Japanse muziek en Japanse gebruiken.<br />

Puccini schrijft over haar aan zijn uitgever<br />

Ricordi: ‘Mevrouw Ohyama verblijft in Viareggio<br />

en ik zal erheen gaan om te noteren<br />

wat zij mij zal voorzingen. Zij is erg intelligent<br />

en aandoenlijk in haar lelijkheid’. Typerend,<br />

zo’n laatste opmerking – zeker met die ‘smoelen’<br />

van Pinkerton in het achterhoofd.<br />

Scène uit Madama Butterfly (Foto: Hermann en Clärchen Baus)


Scène uit Madama Butterfly (Foto: Hermann en Clärchen Baus)<br />

Doron Nagan<br />

‘Het is toch een rotstreek’<br />

Na in 2003 als dirigent van Beethovens Fidelio te zijn ingesprongen voor een zieke Edo de Waart,<br />

maakt Jaap van Zweden nu zijn echte debuut bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> in Madama Butterfly, Puccini’s<br />

ontroerende tragedie over de geisha die door haar Amerikaanse officier in de steek wordt gelaten.<br />

In feite een simpel verhaal, met herkenbare emoties.<br />

Dirigent Jaap van Zweden heeft relatief<br />

laat kennisgemaakt met opera. In zijn jeugd<br />

was hij druk bezig met zijn vioolstudie en<br />

daardoor vooral gericht op instrumentale<br />

muziek. <strong>Opera</strong> stond niet op de agenda.<br />

Pas ruim nadat hij in 1979 op 19-jarige leeftijd<br />

als concertmeester in het Concertgebouworkest<br />

plaatsnam, kwam opera in het<br />

vizier. ‘Een van mijn eerste ontmoetingen<br />

met opera vond plaats tijdens de Mozartserie<br />

bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> onder leiding<br />

van Nikolaus Harnoncourt,’ vertelt Jaap<br />

van Zweden. ‘Dat was in januari 1988. Ik zat<br />

toen als aanvoerder van het Concertgebouworkest<br />

in de bak van Het Muziektheater. Van<br />

daarvóór nog herinner ik me de productie<br />

van Elijah Moshinsky van Wagners Meistersinger<br />

met het Concertgebouworkest en Edo<br />

de Waart. Dat was in juni 1986 in Carré, tijdens<br />

het Holland Festival. Met echt gras<br />

op het podium als onderdeel van het decor.<br />

Dat zal ik nooit vergeten: de zangers hadden<br />

vreselijk last van de muggen in het gras<br />

– het was een enorme toestand. Maar ook<br />

heel memorabel.’<br />

‘Wat mij vooral opviel tijdens die eerste<br />

ervaringen met opera, was dat het orkest<br />

een dienende rol had, en dat zingen het<br />

hoogste is wat er is. Uiteindelijk komen alle<br />

instrumenten voort uit de zangstem. Dat<br />

was voor mij een ontdekking. Want als klein<br />

jongetje ben je alleen maar met je instrument<br />

bezig. En dan komt ineens de menselijke<br />

stem tevoorschijn en krijgt zo’n betekenis.<br />

Dat had ik al een beetje gevoeld toen<br />

we symfonisch werk met zang deden, zoals<br />

Mahlers Das klagende Lied of de Tweede symfonie,<br />

beide monumentale stukken met zang.’<br />

Pas in 2001 dirigeerde Van Zweden voor<br />

het eerst een volledig geënsceneerde opera.<br />

Dat was bij de Nationale Reisopera, waar hij<br />

de productie van Beethovens Fidelio in regie<br />

van Monique Wagemakers leidde. ‘Ik vond<br />

het absoluut overrompelend. Eerst zit je<br />

thuis in je eentje met de partituur, en dan<br />

dat moment in het theater waarop alles bij<br />

elkaar komt: decor, muziek, zang, het acteren.<br />

Dat vind ik machtig.’<br />

Dosis lef<br />

Van Zweden oogstte indertijd veel lof<br />

met zijn operadebuut. Dat hij Fidelio kende,<br />

kwam hem uitzonderlijk goed van pas toen<br />

<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> hem twee jaar later<br />

op een middag in februari onverwachts benaderde:<br />

of hij diezelfde avond nog Fidelio<br />

voor één keer van Edo de Waart wilde overnemen.<br />

Hij reageerde met de hem typerende<br />

flinke dosis lef. ‘Eerlijk gezegd vond ik het<br />

doodeng. Ik had de productie niet gezien, dus<br />

ik wist helemaal niet wat er op het podium<br />

gebeurde. Maar ik zei ja. Natuurlijk. Het is<br />

toch ook geweldig, om zoiets te doen; juist<br />

omdát je niet weet hoe de mensen op het<br />

toneel lopen, waar ze staan te zingen, en ook<br />

18<br />

nog met het koor onder het podium. Het gaf<br />

me een kick, maar ik moet wel zeggen dat ik<br />

zoiets niet dagelijks zou willen doen. Ik vond<br />

het een eer dat ik gevraagd werd, en het is<br />

niet niets om zoiets dan ook te volbrengen.’<br />

En dan, na dat verkapte debuut, nu eindelijk<br />

zijn echte officiële eerste keer bij DNO<br />

met Puccini’s Madama Butterfly. Puccini behoort<br />

met Mozart, Verdi en Wagner tot Van<br />

Zwedens meest geliefde operacomponisten.<br />

Butterfly is volgens hem ‘een extreem lastige<br />

opera’. ‘Een opera van Verdi bijvoorbeeld,<br />

is veel meer rechttoe rechtaan, die verloopt<br />

zonder noemenswaardige veranderingen van<br />

tempo. Bij Puccini gebeurt er bijna elke twee,<br />

drie maten iets – inhouden, dan weer versnellen,<br />

ineens weer net een kleine vertraging<br />

op één noot. Wat dat betreft is Puccini<br />

een grotere uitdaging dan Verdi.’<br />

Een werelds verhaal<br />

‘Butterfly is een mooie opera over een Amerikaanse<br />

marineofficier die een Japans meisje<br />

laat zitten. Het is toch een rotstreek. <strong>De</strong> eerste<br />

associatie die in me opkomt in verband<br />

met Madama Butterfly is de toestand in Irak.<br />

Ik kan me voorstellen dat Amerikanen zich<br />

in deze tijd onbehagelijk kunnen voelen bij<br />

deze opera. Niet dat ik een directe parallel<br />

zie… maar toch…’<br />

‘<strong>De</strong> rol van Suzuki, Butterfly’s dienares,<br />

vind ik misschien nog wel de mooiste. Hoe<br />

zij voortdurend probeert alles te regelen en<br />

in goede banen te leiden – ze wil het liefst<br />

dat de twee weer bij elkaar komen. Zij idealiseert<br />

de relatie tussen Butterfly en Pinkerton<br />

enorm. Maar de leugen is natuurlijk vanaf<br />

het begin aanwezig. Een simpeler verhaal<br />

bestaat er eigenlijk niet. Mensen worden zo<br />

vaak bedrogen in de liefde; het is een werelds<br />

verhaal, zou ik zeggen,’ zegt Van Zweden met<br />

een klein, cynisch lachje. ‘Butterfly gaat over<br />

emoties. Wat ik zo mooi vind van Puccini,<br />

is dat hij je meesleurt ín de emotie, maar je<br />

tegelijkertijd van een afstand naar een situatie<br />

laat kijken. <strong>De</strong> meeste componisten<br />

doen het een óf het ander.’<br />

Van Zweden is erg verheugd over zijn<br />

debuut bij DNO en vindt dat het precies op<br />

het juiste moment komt. ‘Ik moet dingen niet<br />

te snel doen. Het gebeurt vaak genoeg in<br />

een carrière dat je heel snel omhoog gaat,<br />

maar ook heel snel naar beneden komt. Dus<br />

stap voor stap is de beste manier; dat vereist<br />

geduld en gezond verstand.’


Optelsom<br />

<strong>Opera</strong>-ervaring deed Van Zweden onder<br />

meer op bij de ZaterdagMatinee in het<br />

Concertgebouw, waar hij Barbers Vanessa<br />

en Cavalleria rusticana/Pagliacci (Mascagni/<br />

Leoncavallo) in concertvorm bracht. Bij de<br />

Reisopera dirigeerde hij twee jaar na de<br />

productie van Fidelio ook Verdi’s La traviata.<br />

‘Eigenlijk zijn deze twee opera’s de enige<br />

volledig geënsceneerde producties die ik<br />

heb gedaan. Zoveel ervaring is dat inderdaad<br />

niet. Maar voor mijn debuut nu bij DNO<br />

ben ik niet bang; ik ben er gezond gespannen<br />

over. Je bent alleen maar écht nerveus<br />

als je niet voorbereid bent. Ik ken elke noot<br />

van de partituur.’<br />

<strong>Opera</strong> is echter meer dan alleen noten,<br />

het is de optelsom van muziek, theater en<br />

decor, een Gesamtkunstwerk waarin de<br />

regisseur en dirigent samenwerken. Wat is<br />

volgens Van Zweden de rol van de regisseur<br />

en van de dirigent in een operaproductie?<br />

Van Zweden lacht. ‘<strong>De</strong> eeuwige strijd, hè?<br />

Ja, er is natuurlijk een strijd tussen de wensen<br />

van de regisseur en die van de dirigent.<br />

Je zult hierin een compromis moeten vinden.<br />

Want als iemand op last van de regisseur<br />

de hele tijd met zijn rug naar het orkest<br />

staat te zingen – en dat gebeurt nogal eens –,<br />

is dat uit muzikaal oogpunt heel lastig.’<br />

‘Je moet als regisseur en dirigent elkaar<br />

vinden, en dat is een sport op zich. Als je<br />

respectvol met elkaar omgaat, dan heb je<br />

geen grote problemen. Want je hebt tenslotte<br />

een gezamenlijk doel: een zo mooi mogelijk<br />

ogende opera presenteren, die ook goed<br />

klinkt. Dat is de uitdaging. Het is niet zo dat<br />

de dirigent de regisseur dient, of andersom.<br />

Maar, laten we eerlijk zijn, als je opera op<br />

een cd draait, dan staat de opera nog over-<br />

19<br />

eind. Maar als je het figureren op het podium<br />

zonder muziek zou zien, dan komt dat heel<br />

vreemd over. Dus ik vind de muziek hetgeen<br />

waar het uiteindelijk om draait. Dat betekent<br />

dat de muziek het belangrijkste is, maar het<br />

betekent níet dat je tegen een regisseur zegt:<br />

“zo moet het en bekijk het verder maar”. Dat<br />

is absoluut niet de bedoeling.’<br />

Eigen stempel<br />

Van Zweden is zich ervan bewust dat we<br />

leven in een tijdperk waarin de regisseur<br />

van groot belang is bij het ontstaan van een<br />

productie. <strong>De</strong> dirigent staat dan ook open<br />

voor allerlei benaderingen van muziektheater<br />

– actualiserend, abstraherend, historisch.<br />

Hij heeft echter een basisprincipe:<br />

‘Ik vind dat opera op een bepaalde manier<br />

toch feestelijk moet blijven. Ik zeg het ook<br />

tegen een orkest: het is heel belangrijk hoe<br />

een orkest zich op het podium presenteert.<br />

Mensen kijken eerst en dan pas luisteren ze.<br />

Dat is gewoon zo. <strong>Opera</strong> moet dus fascinerend<br />

voor het oog zijn.’<br />

‘Men is vaak zoekende als operamaker,<br />

men wil wel eens iets anders laten zien dan<br />

het geijkte. Mozart in een hoepelrok hoeft<br />

inderdaad niet meer. En dat er soms miskleunen<br />

zijn, is wel te begrijpen. Maar er<br />

zijn ook unieke voorstellingen. Ik vond Les<br />

Troyens, die Pierre Audi in 2003 voor <strong>De</strong><br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> maakte, fantastisch.<br />

Laten we niet vergeten dat het juist de bijzondere<br />

regies zijn, die de populariteit van<br />

opera enorm hebben vergroot.’<br />

Dat Van Zweden nu de reprise van Robert<br />

Wilsons Butterfly, destijds door Edo de Waart<br />

gedirigeerd, gaat leiden, en dus in een kant<br />

en klare productie stapt, deert hem niet. Het<br />

is niet zo dat alles zodanig vaststaat dat hij<br />

geen ruimte meer zou hebben voor eigen<br />

inbreng. Toegegeven, toen we elkaar spraken<br />

in december, moesten de repetities voor<br />

Butterfly nog beginnen. Van Zweden had nog<br />

geen idee hoe de productie eruitziet. ‘Ik ben<br />

niet iemand die van tevoren de video-opname<br />

van de productie of dvd’s van andere producties<br />

wil zien. Ik wil het fris houden voor mezelf.<br />

Als ik zou kijken, bestaat het gevaar<br />

dat ik te veel overneem. Dat vind ik niet verstandig.’<br />

‘Ik zal ongetwijfeld anders dirigeren dan<br />

Edo dat toen deed. Er zal een andere timing<br />

zijn. Uiteraard zal ik overleggen met degene<br />

die de regie instudeert. Ik denk dat ik wel<br />

degelijk de ruimte zal hebben om hier en<br />

daar mijn eigen stempel te drukken. Die vrijheid<br />

neem ik gewoon.’<br />

Jaap van Zweden (Foto: Marco Borggreve)


(advertentie)


Franz Straatman<br />

Schilderen met licht<br />

<strong>De</strong> schoonheid van de abstracte beelden die Robert Wilson creëert in zijn regie van Madama Butterfly,<br />

keert in maart en april tien keer terug op het toneel van Het Muziektheater. Het licht neemt in de enscenering<br />

de functie van het decor over en het accentueert de dramatiek. Wat is er zo bijzonder aan het licht in<br />

het theater van Wilson? Een gesprek daarover met Hugo van Uum, hoofd van de belichtingsdienst van<br />

Het Muziektheater en Cor van den Brink, leider van de belichters die de ideeën van Wilson uitwerken.<br />

‘Eigenlijk zou het licht als eerste genoemd<br />

moeten worden, want Wilson ontwerpt zijn<br />

voorstellingen in licht.’ Dat schreef de toneelcriticus<br />

Hans Oranje naar aanleiding van<br />

het grootste werkstuk uit het oeuvre van de<br />

Amerikaanse theatermaker, het meerdelige<br />

the CIVIL warS. <strong>De</strong> vijfde akte uit dit operaproject<br />

werd in 1986 door de toenmalige<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>stichting uitgevoerd in<br />

het Circustheater te Scheveningen. Hugo<br />

van Uum herinnert zich duidelijk hoe hij<br />

als jong belichter kennismaakte met een<br />

geheel eigen stijl van belichten. Een spannend<br />

avontuur dat zich later voortzette in<br />

Het Muziektheater, waar Wilson produc-<br />

ties maakte voor zowel Gastprogramme-<br />

ring als voor <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> (zoals<br />

<strong>De</strong> Materie van Louis Andriessen).<br />

Van Uum: ‘Bij Wilson draait alles om<br />

het licht. Zijn decor bestaat uit licht. Het<br />

is uniek dat hij als regisseur zijn eigen<br />

lichtontwerpen maakt. Bovendien stelt<br />

hij zijn eigen kleuren samen. <strong>De</strong> meeste<br />

lichtontwerpers kiezen kleurfilters uit een<br />

stalenboek, maar Wilson werkt vanuit een<br />

basis met primaire kleuren: rood, groen,<br />

blauw. Net als een schilder mengt hij zelf<br />

zijn lichtverven. Wit voegt hij toe om grijstinten<br />

te verkrijgen.’<br />

Wat is het eigene in de stijl van belichten<br />

bij Wilson? Uit de antwoorden van Hugo<br />

van Uum en Cor van den Brink komen twee<br />

elementen naar voren. Hij bepaalt vaak de<br />

ruimtelijkheid van zijn toneelbeelden door<br />

te werken met een horizon, en hij bakent<br />

onderdelen van de toneelruimte of van personen<br />

af met een kader van licht.<br />

21<br />

Horizon van licht<br />

Van Uum: ‘Aan de onderkant van het achterdoek<br />

zit over een breedte van achttien meter<br />

een lijn van 117 tl-buizen in de kleuren rood,<br />

groen en blauw. Daarbij komen respectievelijk<br />

twaalf en dertien sets van vier halogeenlampen,<br />

die zowel van achteren als van<br />

boven het achterdoek belichten. Door het<br />

spel van horizon en tegenlicht komt een persoon<br />

los van de achtergrond. Het levert<br />

krachtiger beelden op dan met alleen belichting<br />

van de zijkant. Het moet evenwel heel<br />

precies gebeuren.’<br />

Van den Brink: ‘Licht wordt door Wilson<br />

ook benut om bepaalde plekken te kaderen,<br />

af te bakenen. <strong>De</strong> paden die over het toneelvlak<br />

lopen, worden apart uitgelicht. <strong>De</strong> vorm<br />

van de paden is uitgeknipt in metalen plaatjes<br />

die voor de profielschijnwerpers worden<br />

geschoven. Het werkt als bij de projectie van<br />

een dia. Voor die plaatjes gebruiken we de<br />

bodem van barbecuebakjes: die zijn hittebestendig.<br />

Ook bepaalde plekken op het<br />

toneel krijgen een lichtaccent, zoals het<br />

podium dat het huis van Pinkerton en Butterfly<br />

aangeeft, of een stoel.’<br />

‘Met volgspots laat hij accenten aanbrengen<br />

op personen. In eerste instantie richt<br />

hij zich op de hoofden. Maar het komt ook<br />

voor dat het bovenlichaam en de benen apart<br />

worden belicht. Dan concentreren drie volgers<br />

zich op één figuur.’<br />

Vijf volgers<br />

‘In Butterfly bedienen in totaal vijf belichters<br />

de volgspots; zij staan op de loopbruggen<br />

die in de zaal tegen het plafond hangen.<br />

Scène uit Madama Butterfly (Foto: Hermann en Clärchen Baus)<br />

Omdat er precies gereageerd moet worden,<br />

zijn die volgers bij elke repetitie en elke<br />

doorloop aanwezig. Ze werken vanuit een<br />

eigen script waarin precies staat beschreven<br />

wat zij moeten doen, want Wilson stelt<br />

kwalitatief hoge eisen. Het is geen straf om<br />

met hem te werken, maar het is niet makkelijk.<br />

Hij weet wat hij wil. Wilson kijkt erg<br />

goed; hij besteedt veel repetitietijd om de<br />

overgangen van het ene lichtbeeld naar het<br />

andere vloeiend te laten verlopen. Hij heeft<br />

een bijzonder zintuig voor het tempo en de<br />

dynamiek van het licht, en bereikt zeggingskracht<br />

door zijn combinaties van licht,<br />

kleur en materiaal.’<br />

Ook in de keuze van de materialen is<br />

Wilson veeleisend. Van Uum: ‘<strong>De</strong> kiezelsteentjes<br />

die de vloer van het toneel bedekken<br />

– ik noem dat de tuin – zijn speciaal uitgezocht:<br />

ze hebben een doorsnee van circa<br />

één centimeter. <strong>De</strong> zwarte stenen van de<br />

paden zijn eveneens geselecteerd op grootte<br />

en vorm. Daar wordt de belichting op afgestemd.<br />

Het licht is voor Wilson een onderdeel<br />

van het spel; hij zet de acteurs neer,<br />

het decor, en met het licht erbij begint het.<br />

Hij schildert en boetseert met licht, tot in<br />

de details. Zo schept hij abstracte beelden<br />

waar je je eigen fantasie aan toe kunt voegen.’


Scènes uit Hercules, Wiener Festwochen, 2005 (Foto's: Ruth Walz)<br />

Hercules<br />

‘O noodlottige dwaling van misleide liefde!’<br />

I<br />

In het paleis te Trachis wacht <strong>De</strong>janira met<br />

smart op de terugkeer van haar echtgenoot<br />

Hercules, die ten strijde is getrokken tegen<br />

Eurytus, de koning van Oechalia. Net als<br />

Hercules’ zoon Hyllus op het punt staat<br />

zijn vader te gaan zoeken, wordt diens<br />

terugkeer aangekondigd. Onder de krijgsgevangenen<br />

bevindt zich Iole, de dochter<br />

van Eurytus. Eerder had Hercules haar hand<br />

gewonnen, maar haar vader hield zich niet<br />

aan zijn belofte. Uit wraak heeft Hercules<br />

Eurytus gedood.<br />

22<br />

II<br />

Iole betreurt haar lot. <strong>De</strong>janira denkt ten<br />

onrechte dat Hercules haar met de mooie<br />

krijgsgevangene bedriegt. Iole waarschuwt<br />

haar voor jaloezie, evenals de heraut Lichas.<br />

Hyllus is verliefd op Iole, maar wordt door<br />

haar voorlopig afgewezen. <strong>De</strong>janira beschuldigt<br />

Hercules van ontrouw, hetgeen deze<br />

ontkent. Hij gaat naar de voorbereidingen<br />

voor het offerfeest om zijn overwinning<br />

te vieren. Dan herinnert <strong>De</strong>janira zich een<br />

prachtige mantel, gedrenkt in het bloed van<br />

de kentaur Nessus. Toen deze probeerde<br />

haar te ontvoeren, werd hij door Hercules<br />

met een vergiftigde pijl gedood. Slinks<br />

raadde de stervende Nessus <strong>De</strong>janira aan<br />

een mantel in zijn bloed te dopen om zich<br />

te verzekeren van Hercules’ liefde. Zij laat<br />

Lichas de mantel naar Hercules brengen<br />

en verontschuldigt zich tegenover Iole voor<br />

haar misplaatste jaloezie.<br />

III<br />

Lichas meldt hoe Hercules de mantel<br />

aandeed en hoe het door het offervuur<br />

gesmolten gif door zijn huid heentrok. <strong>De</strong><br />

stof hechtte zich aan Hercules’ vlees en hij<br />

kon het kledingstuk niet meer uittrekken.<br />

In zijn doodssmart beschuldigde hij <strong>De</strong>janira<br />

en vroeg Hyllus hem naar een brandstapel<br />

op de berg Oeta te brengen. <strong>De</strong>janira<br />

wordt half waanzinnig als ze beseft wat ze<br />

heeft gedaan. <strong>De</strong> priester van Jupiter bericht<br />

dat een adelaar neerdaalde op Hercules’<br />

lichaam en dat diens ziel in de kring van<br />

de goden zal worden opgenomen. Ook<br />

vertelt hij Iole dat het haar lotsbestemming<br />

is om met Hyllus te trouwen. Het koor eert<br />

Hercules.


23<br />

di 17 apr 2007 première 19.30 uur<br />

vr 20 apr 19.30 uur<br />

ma 23 apr 19.30 uur<br />

do 26 apr 19.30 uur<br />

zo 29 apr 13.30 uur<br />

di 1 mei 19.30 uur<br />

do 3 mei 19.30 uur<br />

zo 6 apr 13.30 uur<br />

di 8 mei 19.30 uur<br />

do 10 mei 19.30 uur<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

Kaartverkoop is reeds begonnen.<br />

Bij het ter perse gaan van deze <strong>Odeon</strong><br />

zijn er nog kaarten verkrijgbaar.<br />

Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: 020-625 5455, of een<br />

van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />

On line reserveren: www.dno.nl<br />

Inleidingen door Marijke Schouten<br />

Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />

Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />

voorstelling, dus 18.45 uur (avond)/12.45 uur<br />

(matinee)<br />

Lengte: ± 30 minuten<br />

Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />

plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />

Met steun van de Vereniging Vrienden<br />

van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Georg Friedrich Händel 1685 -1759<br />

Hercules<br />

Musical Drama in<br />

Three Acts, HWV 60<br />

libretto van<br />

Thomas Broughton<br />

muzikale leiding<br />

Christopher Moulds<br />

regie<br />

Luc Bondy<br />

decor<br />

Richard Peduzzi<br />

kostuums<br />

Rudy Sabounghi<br />

licht<br />

Dominique Bruguière<br />

choreografie<br />

Michel Kelemis<br />

Hercules<br />

Nathan Berg<br />

<strong>De</strong>janira<br />

Ann Hallenberg<br />

Hyllus<br />

Ed Lyon<br />

Iole<br />

Ingela Bohlin<br />

Lichas<br />

Charlotte Hellekant<br />

Priest of Jupiter<br />

Simon Kirkbride<br />

St. James’s Baroque<br />

Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

instudering Matthew Halls<br />

Originele productie Festival d’Art Lyrique<br />

Aix-en-Provence, Opéra National de Paris<br />

en Wiener Festwochen<br />

<strong>De</strong> opera wordt in het Engels gezongen en<br />

Nederlands boventiteld.<br />

<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 3 uur en 30 minuten.<br />

Er is 1 pauze.<br />

Het operaboek Hercules is verkrijgbaar in<br />

Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer<br />

een uitgebreide synopsis, en het libretto in<br />

het Engels en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />

opgenomen. <strong>De</strong> prijs is 8,-.<br />

Nieuwe productie


Georg Friedrich Händel (Portret door T. Hudson, 1749)<br />

Frits Vliegenthart<br />

Hercules – een ‘Musical Drama’<br />

<strong>De</strong> operacomponist Händel komt ook krachtig naar voren in werken die niet officieel als ‘opera’<br />

te boek staan. Zijn oratoria zijn vaak even dramatisch van karakter als zijn opera’s en daardoor zeer<br />

geschikt voor scenische uitvoeringen. Dit geldt zowel voor werken op bijbelse thema’s – bijvoorbeeld<br />

Samson, waarvan bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> in 2003 een zeer geslaagde productie te zien was –<br />

als voor wereldlijke composities, zoals Hercules. Helaas oogstte dit meesterwerk bij de wereldpremière<br />

in Londen niet het succes dat de componist had mogen verwachten.<br />

Tijdens het afronden van zijn studie in Italië<br />

(1706-1710) was de jonge Händel vertrouwd<br />

geraakt met de Italiaanse opera, cantate en<br />

oratorium. Rond 1700 werden in Rome oratoria<br />

niet langer uitsluitend in een ruimte<br />

(‘oratorio’) binnen een kerk uitgevoerd, zoals<br />

in de ontstaanstijd van het genre, maar<br />

ook in particuliere paleizen. Het onderwerp<br />

kon geestelijk of wereldlijk-bespiegelend<br />

zijn. Tijdens de vastentijd en in jaren dat de<br />

paus in de onder zijn gezag vallende gebieden<br />

de theaters liet sluiten, dienden oratoria als<br />

vervanging voor de opera. Beroemd waren<br />

de min of meer scenische opvoeringen bij<br />

ex-koningin Christina van Zweden, de kardinalen<br />

Benedetto Pamphili en Pietro Ottoboni,<br />

en prins Francesco Ruspoli. Händels<br />

eerste Italiaanse oratorium was de allegorie<br />

Il Trionfo del Tempo e del Disinganno (1707).<br />

In 1712 vestigde Händel zich in Engeland,<br />

waar hij een jaar eerder triomfen had gevierd<br />

met zijn Italiaanse opera Rinaldo. Ondanks<br />

de wisselende opbrengsten en de langzaam<br />

maar zeker teruglopende publieke belangstelling<br />

bleef de opera zijn persoonlijke<br />

voorkeur houden, totdat de financiële realiteit<br />

hem meer en meer dwong zijn bakens<br />

te verzetten ten gunste van het oratorium.<br />

In het kort kwam het erop neer dat de twee<br />

rivaliserende Italiaanse operagezelschappen<br />

in Londen (dat van Händel en de <strong>Opera</strong><br />

of the Nobility) elkaar geleidelijk stuk concurreerden.<br />

Uiteindelijk gaf Händel de Italiaanse<br />

opera helemaal op en <strong>De</strong>idamia sloot<br />

de rij in 1741 als een groot fiasco. Het is echter<br />

een (veel gehoorde) simplificatie als men<br />

stelt dat Händel abrupt van de opera overschakelde<br />

naar het oratorium. Bij het componeren<br />

hield hij zich tot <strong>De</strong>idamia zowel<br />

met het ene als met het andere genre bezig.<br />

Engelstalig<br />

Händels eerste schepping op het gebied<br />

van het Engelstalige oratorium – waarmee<br />

hij deze vorm in feite uitvond – was Esther,<br />

naar de tragedie van Racine. <strong>De</strong> oerversie<br />

uit 1718 was geconcipieerd in de trant van<br />

de wereldlijke masque, maar dan met een<br />

bijbels onderwerp. Het scenisch presenteren<br />

van een werk als Esther was alleen denkbaar<br />

in een privé-omgeving, in dit geval het<br />

huis in Cannons van Lord Carnarvon, de<br />

latere hertog van Chandos. In Londen vond<br />

in februari 1732 een besloten, geënsceneerde<br />

reprise plaats, uitgevoerd door de Children<br />

of the Chapel Royal; de locatie was de<br />

Crown and Anchor Tavern aan de Strand.<br />

Esther, het eerste Engelse oratorium, viel<br />

zo in de smaak dat prinses Anne, die Händels<br />

klavecimbelleerlinge was, aandrong op een<br />

voor het grote publiek toegankelijke productie<br />

in het King’s Theatre, enkele maanden<br />

24<br />

later. Händel bewerkte het stuk, breidde<br />

de orkestratie uit en kondigde wijselijk aan:<br />

‘N.B. There will be no Action on the Stage,<br />

but the House will be filled up in a decent<br />

Manner, for the Audience. The Musick to<br />

be disposed after the Manner of the Coronation<br />

Service’. <strong>De</strong> bisschop van Londen<br />

had namelijk het scenisch weergeven van<br />

een bijbels verhaal in een niet-besloten<br />

theater verboden. In 1910 zou ook Richard<br />

Strauss nog met dit taboe worden geconfronteerd:<br />

hij moest om een uitvoering van<br />

Salome in Londen mogelijk te maken de<br />

handeling verplaatsen van Judea naar<br />

Griekenland.<br />

Het succes van Esther zette Händel weldra<br />

aan tot het componeren van meer oratoria,<br />

en hij zou daarmee doorgaan tot tegen<br />

het eind van zijn leven. Händels Engelse<br />

oratoria waren in het algemeen erg geliefd,<br />

vooral bij de middenklasse. <strong>De</strong> verstaanbaarheid<br />

van de tekst en de prachtige koorpartijen<br />

droegen sterk bij aan deze populariteit.<br />

Verschillende versies meegeteld –<br />

beginnend met de Johannes-Passion, Hamburg<br />

1704 – vermeldt Händels hele oeuvre<br />

31 werken die doorgaans worden aangeduid<br />

als ‘oratoria’; daarvan is tweederde geestelijk<br />

van aard.<br />

Een bijzondere plaats wordt onder Händels<br />

oratoria ingenomen door werken die<br />

qua onderwerp en sfeer dichter bij de opera<br />

liggen. Oratoriumkenmerken zijn hier echter<br />

nog steeds de Engelse taal, het feit dat de<br />

solisten die de dramatis personae vertolken<br />

(in principe) niet acteren en het belangrijke<br />

aandeel van het koor. Officieel gepresenteerd<br />

als ‘oratorium’, werd het mythologi-<br />

sche Semele (1743) door Händel zelf omschreven<br />

als een ‘English opera’. ‘English’ slaat<br />

hier niet alleen op de taal maar ook op het<br />

concertante karakter van de uitvoering, in<br />

tegenstelling tot de Italiaanse opera, waarin<br />

altijd geacteerd werd.<br />

Abonnementen<br />

<strong>De</strong> jaren volgend op de triomfen van Messiah<br />

in Dublin (1742) werkte Händel telkens<br />

in de zomer aan een nieuw oratorium voor<br />

uitvoeringen in de Vastentijd. Hij zou de<br />

cyclus in 1757 afsluiten met een (tweede)<br />

revisie van Il Trionfo del Tempo e del Disinganno<br />

onder de titel The Triumph of Time and<br />

Truth. Händels plannen voor het Londense<br />

oratoriumseizoen 1744-1745 waren ambitieus:<br />

had hij zich de voorafgaande jaren voor<br />

Covent Garden beperkt tot uitvoeringen in<br />

de Vastentijd, nu presenteerde de optimistische<br />

componist-ondernemer voor het King’s<br />

Theatre aan de Haymarket een abonnementenseizoen<br />

met 24 uitvoeringen van oude en<br />

nieuwe werken, al beginnend in de herfst<br />

van 1744 en doorlopend tot ver in het voorjaar<br />

1745.<br />

In de Daily Advertiser van 20 oktober<br />

1744 liet hij aankondigen: ‘Mr. Handel [...]<br />

engages to exhibit two new Performances,<br />

and several of his former Oratorios. The first<br />

Performance will be on Saturday the 3rd of<br />

November, and continue every Saturday till<br />

Lent, and then on Wednesdays and Fridays.<br />

Each Subscriber is to pay Eight Guineas at<br />

the Time he subscribes, which entitles him<br />

to one Box Ticket for Each Performance.<br />

Subscriptions are taken in at Mr. Handel’s<br />

House in Brooke Street, near Hanover<br />

Square; at Mr. Walsh’s, in Katherine Street<br />

in the Strand; and at White’s Chocolate-<br />

House in St. James’s Street.’ <strong>De</strong> twee nieuwe<br />

werken waren het wereldlijke Hercules en<br />

het bijbelse Belshazzar.<br />

Hercules<br />

Evenals Semele is ook het ‘Musical Drama’<br />

Hercules, een jaar later ontstaan, geïnspireerd<br />

op Griekse mythen. <strong>De</strong> voornaamste<br />

bron was Sophocles’ Trachiniae. Thomas<br />

Broughton, de librettist, was een anglicaanse<br />

geestelijke, als prebendaris verbonden<br />

aan de kathedraal van Salisbury. Hoewel<br />

hij als classicus wel wat gewend zou<br />

moeten zijn, vond hij Sophocles’ tragedie<br />

hier en daar te pikant. Broughton verwijderde<br />

potentieel aanstootgevende elementen<br />

zoals Hercules’ veelvuldige overspel, de<br />

schaking van prinses Iole met bigamie als<br />

doel, zijn moord op de heraut Lichas, de<br />

woede-uitbarsting tegen zijn echtgenote<br />

<strong>De</strong>janira, het bedreigen van zijn zoon Hyllus<br />

en het aandringen op diens huwelijk met


Iole, en Hercules’ zelfmoord om een einde<br />

aan zijn lijden te maken. Van Broughton<br />

zelf is daarentegen een nieuw element afkomstig,<br />

teruggaande op Ovidius’ Metamorfosen:<br />

<strong>De</strong>janira’s ongemotiveerde, fatale<br />

jaloezie. Dramaturgisch hebben deze ingrepen<br />

belangrijke gevolgen. Hercules wordt<br />

neergezet als goedhartig en ietwat naïef,<br />

terwijl de psychologisch interessante <strong>De</strong>janira<br />

volop in de schijnwerpers komt te staan.<br />

Hercules mag dan de titelheld zijn, zij is in<br />

feite de hoofdpersoon geworden.<br />

Broughtons libretto is een zorgvuldig<br />

geconstrueerd drama, zeer geschikt voor<br />

Händels doel. In het handschrift van de partituur<br />

tekende de componist zijn vorderingen<br />

op: ‘angefangen July 19.1744; geendiget<br />

dies 1.Akt July 30.1744; Fine dell’Atto 2do<br />

Agost.11.1744; Fine. London. Agost. 17.<br />

1744’. Slechts een maand had hij dus nodig<br />

voor het voltooien van een compositie die<br />

in de huidige vorm de indruk wekt van een<br />

vloeiend geheel. Toch heeft Händel later nog<br />

een aantal wijzigingen doorgevoerd: zo werd<br />

de rol van Lichas, aanvankelijk een niet zo<br />

belangrijke tenorpartij, herschreven en aanzienlijk<br />

uitgebreid voor de alt Susanna Cibber,<br />

die in Messiah en Samson een geweldige<br />

indruk had gemaakt.<br />

Helaas werd Mrs. Cibber ziek, wat vreselijke<br />

gevolgen had voor de première, op 5<br />

januari 1745. Lord Shaftesbury, die als ooggetuige<br />

menigmaal een interessant verslag<br />

uitbracht van de lotgevallen van de door hem<br />

bewonderde Händel, was erbij. Hij beschreef<br />

drie dagen later hoe Gustavus Waltz (Priest<br />

of Jupiter) omwille van het verhaal hier en<br />

daar een paar recitatieven van Lichas voorlas,<br />

terwijl hij zelf zijn stem kwijt was: ‘He<br />

had such a miserable hoarseness, that he<br />

was hardly able to utter a word. This produc-<br />

25<br />

ed a little laughter and a faint hiss from the<br />

audience. Francesina [Iole] did excellently,<br />

Miss Robinson [<strong>De</strong>janira] did the same, also<br />

[John] Beard [Hyllus] and [Henry] Reinhold<br />

[Hercules]; and though Miss Robinson really<br />

showed great execution, yet the inveterate<br />

audience gave her scarce any applause. The<br />

composition is as good as possible. [...] The<br />

musicians are charmed with Hercules.’<br />

Waanzinscène<br />

Lord Shaftesbury had zonder meer gelijk:<br />

Hercules is een van Händels rijpe meesterwerken.<br />

Karakters en situaties worden sterk<br />

neergezet in de aria’s en koren. Een operaelement<br />

is de da capo-aria, die hier meer<br />

voorkomt dan in Händels bijbelse oratoria.<br />

Opvallend is de Sinfonia waarmee de derde<br />

akte begint en die vooruitloopt op Lichas’<br />

verslag van Hercules’ dood; Largo e piano en<br />

Furioso e forte wisselen elkaar hier af. Het<br />

dramatisch hoogtepunt is <strong>De</strong>janira’s waanzinscène<br />

‘Where shall I fly?’, wanneer zij<br />

beseft wat ze heeft aangericht door Hercules<br />

de vergiftigde mantel van de kentaur<br />

Nessos te zenden.<br />

Van Hercules volgde dat jaar nog slechts<br />

één voorstelling, op 12 januari. Susanna Cibber<br />

was weer beter en het oratorium werd<br />

in zijn oorspronkelijke gedaante ten gehore<br />

gebracht, maar zonder veel bijval. Ondanks<br />

de hoge kwaliteit van Hercules was de abonnementenverkoop<br />

van het seizoen 1744-<br />

1745 niet meer te redden. Wellicht had een<br />

en ander te maken met het verwachtingspatroon<br />

van de Londenaren, die Händels<br />

bijbelse oratoria doorgaans met geestdrift<br />

ontvingen. Zoals uit commentaren uit die<br />

tijd blijkt, misten sommigen het spirituele,<br />

stichtelijke element in werken als Semele<br />

en Hercules. Anderen verveelden zich daar-<br />

bij juist zonder de acterende topzangers,<br />

de fraaie kostuums en de decors van de<br />

Italiaanse opera. Na zijn experimenten<br />

met Semele en Hercules heeft Händel geen<br />

nieuwe wereldlijke werken in oratorium-<br />

vorm meer geschreven.<br />

Literatuur:<br />

Donald Burrows, ‘The composition is as<br />

good as possible’, toelichting bij cd-opname<br />

Hercules o.l.v. Marc Minkowski, Archiv 2002<br />

The Cambridge Companion to Handel,<br />

Cambridge 1997<br />

Pierre <strong>De</strong>gott, Haendel et ses oratorios:<br />

<strong>De</strong>s mots pour les notes, Parijs 2001<br />

Ingela Bohlin in Hercules, Wiener Festwochen, 2005 (Foto: Ruth Walz)<br />

H.C. Robbins Landon: Handel and his World,<br />

Londen 1984<br />

David Ross Hurley, Handel’s Muse – Patterns<br />

of Creation in his Oratorios and Musical<br />

Dramas, 1743-1751, Oxford 2001<br />

Ruth Smith: Handel’s Oratorios and<br />

Eighteenth-Century Thought, Cambridge 1995


Hannick Reizen organiseert al sinds 1990 compleet<br />

verzorgde muziek- en cultuurreizen. Onze reizen<br />

kenmerken zich onder meer door goede theaterplaatsen,<br />

een boeiend excursieprogramma en begeleiding door een<br />

deskundige reisleider, tevens muziekkenner.<br />

Een greep uit ons reisaanbod van 2007:<br />

MALTA OPERAFESTIVAL 2007<br />

Een mooie reis naar het zonnige Malta.<br />

Geniet van de cultuurhistorische rijkdom<br />

van dit Mediterrane eiland en ontdek haar<br />

rijke muziekleven. Met twee opera's, een<br />

festivalconcert en een bijzonder<br />

privéconcert in de Kathedraal van Mdina.<br />

8-daagse vliegreis. Vertrek 13 maart 2007<br />

PAASREIS PRAAG<br />

Praag en muziek zijn onlosmakelijk met<br />

elkaar verbonden. Met de opera's Aida en<br />

Carmen of La Fanciulla del West plus een<br />

symfonieconcert, uitgevoerd in de grote<br />

theaters, kunt u grenzeloos genieten!<br />

4-daagse vliegreis. Vertrek 6 april 2007<br />

LA VIE PARIS<br />

S P O T L I G H T S<br />

Met werken van Joaquin Turina, Isang Yun, Georges Enescu, Antal Dorati, György<br />

from all over the world<br />

Circles<br />

STICHTINGHET20STEEEUWSELIED<br />

Kurtág, Dmitri Sjostakowitsj, Alphons Diepenbrock en anderen. Een speciaal ontworpen<br />

decor met een steeds wisselende opstelling: ‘Circles’.<br />

Solisten ‘from all over the world’ met<br />

composities uit hun geboorteland.<br />

Young-Hee Kim sopraan<br />

Joan Berkhemer viool<br />

Nadia David cello<br />

Gabi Pivon fluit<br />

Alexei Ogrintchouk hobo<br />

Reinild Mees piano<br />

Mirjam Grote Gansey decor<br />

di 10 april • 20:15 Diligentia • <strong>De</strong>n Haag<br />

www.theater-diligentia.nl • t 0900 4104104<br />

wo 11 april • 20:15 Musis Sacrum • Arnhem<br />

www.musis-sacrum.nl • t 026 443 73 43<br />

za 14 april • 20:15 Concertgebouw • A’dam<br />

www.concertgebouw.nl • t 020 671 83 45<br />

Een heerlijke voorjaarsreis naar het<br />

romantische Parijs. Met een muzikaal<br />

topprogramma met opera's in de befaamde<br />

Opéra Bastille, vormt deze reis een<br />

hoogtepunt in ons aanbod.<br />

4-daagse treinreis. Vertrek 12 april 2007<br />

HANNICK REIZEN<br />

tel. 070 - 319 19 29<br />

www.hannick.nl<br />

info@hannick.nl<br />

VOOR PROGRAMMA-INFORMATIE WWW.20STE-EEUWSELIED.NL<br />

06 07<br />

ma 16 april • 20:15 Rosa Spier Huis • Laren (N.H.)<br />

www.rosaspierhuis.nl • t 035 5386797<br />

Vraag naar onze brochure!<br />

(advertenties)<br />

Madama<br />

Butterfly<br />

puccini’s meest<br />

dramatische opera<br />

het mooiste<br />

liefdesduet uit de<br />

operageschiedenis<br />

Roemeense Staatsopera<br />

met internationale<br />

solisten<br />

Koninklijk Theater<br />

Carré<br />

Zaterdag 24 februari • 20.00 uur<br />

Zondag 25 februari • 14.00 uur<br />

Kassa Carré<br />

0900-25 25 255<br />

(€ 0,40 pm) 7 d.p.w 09.00-21.00 uur<br />

AUB 0900-0192<br />

(€ 0,40 pm) dagelijks 09.00-20.00 uur<br />

NTK 0900-9203<br />

(€ 0,45 pm) dagelijks 09.00-22.00 uur


Peter van der Lint<br />

Niet alleen triomferend,<br />

ook heel menselijk<br />

Na rollen in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea, Händels Samson en Mozarts Le nozze di Figaro<br />

komt de Canadese bas-bariton Nathan Berg terug naar <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> voor de titelrol in Händels<br />

‘musical drama’ Hercules. Een relatief kleine rol, maar, zegt Berg, ‘het is niet heel moeilijk om in deze rol<br />

op te vallen.’<br />

Nathan Berg reist succesvol de wereld<br />

rond als Mozart- en Händel-zanger. Hij zingt<br />

natuurlijk ook muziek van anderen – hij reist<br />

een half uur na het gesprek bijvoorbeeld af<br />

naar Spanje om daar een paar keer Bachs<br />

Weihnachtsoratorium te zingen – maar zijn<br />

agenda staat wel vol met Mozart en Händel.<br />

Het deert Berg niet. Integendeel. En toch<br />

doemt in die agenda ook de verrassende<br />

naam van Wagner op, maar daarover straks.<br />

<strong>De</strong> opera’s van Mozart zijn door de eeuwen<br />

heen altijd populair geweest, maar die<br />

van Händel hebben tegen golven van onbegrip<br />

en afwijzing moeten opboksen. Nu, de<br />

afgelopen twee decennia, zet elk serieus<br />

operahuis een Händel-cyclus op en hebben<br />

zangers als Nathan Berg veel werk. Hoe verklaart<br />

Berg zelf die plotse Händel-boom?<br />

‘Men wist volgens mij niet goed hoe deze<br />

muziek te benaderen. Als je de opera’s van<br />

Händel uitvoert, zoals je de opera’s van Puccini<br />

uitvoert, dan lukt het niet. Dan blijven<br />

de schoonheid en de genialiteit van Händel<br />

volledig verborgen. Vanuit die laatnegentiende-eeuwse<br />

operastijl werden Händels<br />

opera’s benaderd, áls ze al gespeeld werden.<br />

En dan bleef het meestal bij één keer, omdat<br />

het natuurlijk niet werkte. <strong>De</strong> opkomst van<br />

de oude muziekwereld heeft dat alles veranderd.<br />

In het begin was het allemaal nog<br />

veel te academisch en kil, maar dat was toen<br />

even nodig. Vanuit dat academische heeft<br />

de stijl zich enorm levendig en vitaal ontwikkeld.<br />

Moderne dirigenten weten nu in elk<br />

geval van de verschillende speel- en zangtechnieken<br />

en kunnen hun eigen stijl daaraan<br />

aanpassen als ze dat willen. En toen<br />

de opera’s van Händel eenmaal op die<br />

manier gespeeld werden, openbaarden<br />

ze niet alleen hun ongelofelijke muzikale<br />

rijkdom, maar ook hun diepere lagen.’<br />

Berg gaat enthousiast en wervend ver-<br />

der. ‘En al die kritiek op de da capo-aria’s in<br />

Händels opera’s... Alsof die er alleen maar<br />

zijn als een slap excuus voor virtuoze egotripperij<br />

van de zangers. Absolute onzin! Die<br />

aria’s zijn bijna altijd extreem goed gecomponeerd,<br />

geven een levensecht portret van<br />

het personage en leveren een onmisbare bijdrage<br />

aan het opbouwen van een karakter.<br />

En die karakters blijken nu ineens veel meer<br />

psychologische lagen te hebben dan men<br />

altijd dacht. Kijk bijvoorbeeld maar naar de<br />

rol van Hercules. Hij is niet alleen maar de<br />

halfgod met enorme kracht, er huist ook een<br />

schuldgevoel in deze man. Hij keert terug<br />

van een overwinning en brengt als buit een<br />

prinses mee. Dat zet de jaloezie van zijn<br />

vrouw <strong>De</strong>janira in werking. Vooral in deze<br />

productie, waarvan ik al wat beelden heb<br />

gezien, is Hercules een nog gelaagder personage<br />

dan normaal. <strong>De</strong> reden voor dit ver-<br />

27<br />

haal is juist dat Hercules helemaal geen<br />

almachtig wezen is, niet alleen maar triomferend,<br />

maar ook heel menselijk.’<br />

Pracht, praal en marsmuziek<br />

Luc Bondy’s enscenering van Hercules is<br />

na de succesvolle première in Aix-en-Provence<br />

te zien geweest in onder andere<br />

Parijs, Wenen en New York. Is het moeilijk<br />

om in een bestaande, succesvolle productie<br />

in de schoenen van een collega te gaan<br />

staan? ‘Nogal ja,’ beaamt Berg. ‘Ik ben pas<br />

de tweede zanger in de titelrol. In alle andere<br />

voorstellingen van deze enscenering zong<br />

William Shimell de rol. Je moet als het ware<br />

werken in een rol die al door een ander van<br />

vlees en botten is voorzien, maar natuurlijk<br />

zal ik er toch wel een eigen kleur in aan kunnen<br />

brengen, omdat iedere zanger weer<br />

anders is.’<br />

Geen probleem dat de rol, hoewel het de<br />

titelrol van het werk is, zo klein is? Moeilijker<br />

om indruk te maken? ‘Dat Hercules,<br />

ondanks de geringe hoeveelheid muziek die<br />

hij te zingen heeft toch een titelrol is, vind ik<br />

terecht. Alle andere personages in het verhaal<br />

worden gevormd vanuit hun relatie tot<br />

Hercules. Het is eigenlijk vergelijkbaar met<br />

Don Giovanni in Mozarts opera. Die rol is<br />

qua aria’s ook helemaal niet zo groot, maar<br />

alles draait in het verhaal wel om hem. Het<br />

duurt bij Händel heel lang vóór Hercules opkomt.<br />

Maar in alle scènes die eraan vooraf<br />

gaan, gaat het alleen maar over hem. Als<br />

toeschouwer ben je na al die voorbereiding<br />

heel nieuwsgierig geworden naar die man<br />

en dan komt hij ook nog met veel pracht,<br />

praal en marsmuziek op. Hercules heeft dan<br />

dus al een hele indruk gemaakt, nog voor hij<br />

één noot gezongen heeft. <strong>De</strong> rol is geschreven<br />

voor een echte bas-bariton, de ligging<br />

waarin ik me helemaal thuis voel. Het pompeuze<br />

van zijn muziek ligt me goed en als hij<br />

Nathan Berg in Samson, 2003<br />

(Foto: Hans van den Bogaard)<br />

doorheeft dat hij uiteindelijk toch verslagen<br />

is, nota bene door zijn eigen vrouw, komt<br />

er een andere kleur in zijn muziek.’<br />

‘Ik hou erg van het zingen van coloraturen.<br />

Het gaat me goed af. Onlangs zong ik<br />

nog de rol van Alidoro in La Cenerentola van<br />

Rossini. Daarin had ik bergen noten te verstouwen,<br />

maar ik vond het heerlijk. <strong>De</strong>ze<br />

Hercules-rol is wat dat betreft perfect voor<br />

mij. Zoals Händel de partij uitschreef, komt<br />

die nauwelijks boven een hoge es uit, zodat<br />

ik niet over de stembreuk, de passaggio heen<br />

hoef te zingen. Er blijft in de hoogte dus<br />

ruimte over voor de versieringen in het da<br />

capo-gedeelte van de aria’s. Tijdens repetities<br />

begin ik met improviseren van de versieringen<br />

en dan schrijf ik daarna twee of drie<br />

versies die me bevallen, uit. In overleg met<br />

de dirigent maak ik dan de definitieve versie.’<br />

Coloraturen zingen en Wagner, dat verdraagt<br />

elkaar niet zo goed. <strong>De</strong> tijd dat iemand<br />

als de tenor Hermann Jadlowker de grote<br />

aria van Idomeneo vlekkeloos uit zijn keel<br />

toverde, terwijl hij ook de grote Wagner-rollen<br />

zong, lijkt voorbij. Toch gaat Berg, die<br />

ook al Marcello in Puccini’s La bohème deed,<br />

binnenkort de titelrol zingen in Wagners <strong>De</strong>r<br />

fliegende Holländer. ‘Vier voorstellingen<br />

maar, in een kleinere zaal bij de <strong>Opera</strong> van<br />

Utah’. Berg zegt het haast verontschuldigend.<br />

‘Ik ben al jaren met die rol bezig; niet<br />

de eenvoudigste rol inderdaad, maar de<br />

muziek geeft me veel vocale vrijheid, veel<br />

meer dan ik gedacht had. Met dit soort rollen<br />

ben je voortdurend op je hoede, je voelt je<br />

techniek de hele tijd door. We zien wel wat<br />

er gebeurt, maar ik heb er een goed gevoel<br />

over. Datzelfde gevoel zegt overigens ook<br />

dat ik tot in lengte van dagen Mozart en<br />

Händel zal blijven zingen. Van hen zal ik<br />

geen afscheid kunnen nemen.’


Ann Hallenberg (Foto: ???)<br />

Marianne Broeder<br />

‘Händel is mijn<br />

persoonlijke huisgod’<br />

Als Händel-zangeres heeft mezzosopraan Ann Hallenberg een respectabele staat van dienst. Ze zong<br />

maar liefst in achttien van zijn opera’s en oratoria. ‘Händel was uiterst vriendelijk voor de stem,’ vindt ze.<br />

Én: ‘<strong>De</strong>janira is mijn favoriete rol. Ik kan alle aspecten van haar karakter laten zien.’<br />

Wie erbij was kan ervan getuigen. Een paar<br />

jaar geleden viel de Zweedse mezzosopraan<br />

Ann Hallenberg op door haar fenomenale<br />

vertolking van Cyrus in Händels Belshazzar<br />

in de ZaterdagMatinee. Behalve in het Holland<br />

Festival Oude Muziek was Hallenberg<br />

in Nederland niet veel te horen. Wel in verschillende<br />

Europese operahuizen, vooral<br />

met Händel-rollen. Daarnaast zong ze in<br />

opera’s van onder meer Bizet, Massenet,<br />

Vivaldi, Salieri en Zemlinsky. Op het moment<br />

dat we elkaar spreken zit Ann Hallenberg<br />

midden in de repetities van L’italiana in Algeri<br />

in Hannover waar ze ‘de heerlijke rol’ Isabella<br />

zingt. Schijnbaar moeiteloos stapt ze<br />

over naar een gesprek over Händel, in het<br />

bijzonder haar vertolking van <strong>De</strong>janira in<br />

Hercules.<br />

‘Het klinkt misschien vreemd,’ opent ze,<br />

‘maar voor mij is Rossini zingen niet wezenlijk<br />

verschillend van een Händel-rol. Het is<br />

veel moeilijker om de overgang te maken<br />

van barokmuziek naar Mozart. Coloraturen<br />

en langere lijnen zijn bij Mozart veel moderner<br />

dan bij Rossini. Mozarts aria’s hebben al<br />

meer gemeenschappelijk met latere muziek,<br />

vooral Verdi. Rossini’s muziek vertoont meer<br />

verwantschap met de baroktraditie. Althans,<br />

zo voelt het in mijn stem.’<br />

Op de terzijde vraag waarom ze weinig<br />

liedrecitals geeft, brandt Hallenberg meteen<br />

los. Ze zou het dolgraan willen, maar ‘niemand<br />

vraagt haar ervoor’. ‘Het merkwaardige<br />

is dat ik vroeger, aan het begin van<br />

mijn loopbaan, veel liederen zong,’ legt ze<br />

uit. ‘Waarschijnlijk is dat een aantrekkelijk<br />

moment voor producers. Ze kunnen jonge<br />

zangers presenteren, die ook nog goedkoop<br />

zijn. Maar als je eenmaal een beetje carrière<br />

hebt gemaakt, haken ze af. Wie weet omdat<br />

je inmiddels te duur bent geworden. <strong>De</strong>zer<br />

dagen lijken liedrecitals weggelegd voor<br />

jonge zangers en grote sterren. Wie daar<br />

ergens tussenin ligt, krijgt vaak de kans<br />

niet.’<br />

Händel, persoonlijke huisgod<br />

Hallenberg zong in onder meer Händels<br />

Arianna in Creta (Tauride), Giulio Cesare<br />

(Cornelia), Judas Maccabaeus (Een Israëlier),<br />

La Resurrezione (Cleofe) en Tamerlano<br />

(Irene). ‘Händel is mijn persoonlijke huisgod,’<br />

zegt ze schaterend van de lach. ‘Hij<br />

was uiterst vriendelijk voor de stem. Het is<br />

gezond en heilzaam om zijn muziek te zingen.<br />

Technisch knap lastig, maar nooit te<br />

zwaar voor de stem. Je voelt dat het geen<br />

schade kan aanbrengen. Het komt niet voor<br />

dat je bij een aria denkt, dit kan ik één keer<br />

zingen, maar dan moet ik mijn stem weer<br />

wat rust geven. Zoals je dat wel hebt bij<br />

Wagner bijvoorbeeld. Natuurlijk heb je<br />

soms het gevoel dat je drie longen nodig<br />

hebt, maar dat went. Händels muziek is<br />

28<br />

bovendien briljant geschreven: melodisch,<br />

ritmisch, metrisch en altijd diepzinnig.’<br />

<strong>De</strong> rol van <strong>De</strong>janira vereist een enorm<br />

register, van de lage tonen van een alt tot de<br />

hoogste van een mezzosopraan. Lang niet<br />

elke mezzosopraan zal dat redden. En een<br />

alt al helemaal niet. Hallenberg wel.‘Ik ben<br />

een mezzo met een goede coloratuur en een<br />

stevige laagte,’ zegt ze gedecideerd. ‘Een<br />

alt ben ik beslist niet. Bij de lage passages<br />

moet ik goed nadenken hoe ik ze zal zingen.<br />

Lage tonen klinken bij mij anders dan bij een<br />

echte alt.’<br />

Hercules<br />

Hercules is een van haar favoriete Händelopera’s,<br />

‘een waar psychologisch drama’.<br />

Langzamerhand is ze zeer vertrouwd met<br />

het werk. Vier jaar geleden zong ze de rol<br />

van <strong>De</strong>janira in een semi-geënsceneerde<br />

uitvoering in Berlijn. Drie jaar geleden in<br />

Halle en het afgelopen jaar de huidige productie<br />

in de regie van Luc Bondy, die ze zich<br />

herinnert als ‘fantastisch’, in Wenen.<br />

Waarom dit ‘meesterwerk’ in haar woorden<br />

in Händels tijd geen succes was, begrijpt<br />

Hallenberg niet goed.‘Misschien<br />

omdat het concertant werd uitgevoerd,’<br />

oppert ze, ‘als een oratorium. Ik vermoed<br />

dat het publiek bij het horen van de muziek<br />

behoefte had aan theater. Dat heeft Hercules<br />

werkelijk nodig. Het verhaal vraagt erom.<br />

Het is een zo dramatisch werk. Je wilt zien<br />

wat er gebeurt. Natuurlijk is de dood van<br />

Hercules voor elke regisseur een nachtmerrie.<br />

Hoe moet je in vredesnaam een man uitbeelden<br />

die door verbranding sterft?’<br />

<strong>De</strong>janira<br />

Het muziekdrama Hercules geeft blijk van<br />

Händels grote mensenkennis, vooral die<br />

van vrouwen. Meesterlijk is de uitbeelding<br />

van de protagoniste <strong>De</strong>janira, de gepassioneerde,<br />

extreem jaloerse vrouw, die tegelijk<br />

vervuld is van berouw en spijt. Haar vermeende<br />

rivale Iole is zuiver, goed, geduldig,<br />

begripvol, loyaal en redelijk. <strong>De</strong>janira blijkt<br />

Hallenbergs meest geliefde Händel-rol.<br />

Hallenberg: ‘<strong>De</strong>janira heeft zeven aria’s<br />

en een duet met Iole. Elke aria drukt een<br />

eigen gemoedstoestand uit. Alle tezamen<br />

geven ze <strong>De</strong>janira’s karakter weer. Het is<br />

een enorme uitdaging om de psychische<br />

staat van een personage met al z’n gecompliceerde<br />

gevoelens uit te beelden. Al te<br />

vaak gaat het in opera’s maar om een paar<br />

stemmingen. <strong>De</strong>janira is niet alleen maar<br />

een akelige, jaloerse vrouw. Ze roept ook<br />

sympathie op. Ze houdt immers zielsveel<br />

van haar man en wordt eigenlijk verteerd<br />

door haar passie. Ze lijdt intens. Daaruit<br />

komt haar jaloezie voort die volkomen ongefundeerd<br />

is. Dat maakt haar meewarig en<br />

tragisch maar ook sympathiek. Je lijdt met<br />

haar mee. Dat is wat Händel zo voelbaar<br />

maakt. Zijn opera biedt inzicht in de motieven<br />

voor haar gedrag.’<br />

Zonder twijfel speelt ook Hercules’ veelbewogen<br />

verleden een rol in het wantrouwen<br />

en de gedurige onzekerheid van zijn vrouw.<br />

<strong>De</strong> opera verhaalt daar niet over, maar <strong>De</strong>janira<br />

is zeker doordrongen van de gebeurtenissen<br />

van weleer. Ze kent de weerkerende<br />

krankzinnigheid waarmee Hera, Zeus’ jaloerse<br />

echtgenote, Hercules begiftigde; ze weet<br />

van zijn eerdere huwelijk met Megara, die<br />

hij vermoordde, evenals de zeven kinderen<br />

die zij hem schonk. Ook hoorde ze over de<br />

dodekathlos, de twaalf zware werken die<br />

Hercules moest verrichten, waaronder<br />

de succesvolle strijd tegen veelkoppige<br />

monsters. Niet in de laatste plaats is ze<br />

zich bewust van Hercules eerdere onbeantwoorde<br />

liefde voor Iole.<br />

<strong>De</strong>janira’s aria’s<br />

Diep ontroerend noemt Hallenberg de<br />

tweede aria ‘There in myrtle shades reclined’<br />

(Akte I, scène 2), waar <strong>De</strong>janira ervan<br />

overtuigd is dat Hercules gestorven is en<br />

ze zich voorstelt dat ze hem zal ontmoeten<br />

na de dood. Even aangrijpend als haar keerzijde:<br />

de vreugde die doorklinkt in ‘Begone,<br />

my fears, fly, hence, away’ (Akte I, scène 3),<br />

wanneer ze hoort dat hij nog in leven is.<br />

‘Technisch zijn de aria’s in de eerste akte<br />

het lastigst,’ vindt Hallenberg, ‘maar daar-<br />

bij hoef je gelukkig niet heftig te acteren.’<br />

Een warme sympathie voelt Hallenberg<br />

met <strong>De</strong>janira in het verzoenende duet met<br />

Iole ‘Joys of freedom, joys of pow’r’ (Akte II,<br />

scène 8) en zeker ook in de aria ‘Cease, ruler<br />

of the day, to rise’ (Akte II, scène 6), die aan<br />

dat duet voorafgaat. ‘Hartverscheurend en<br />

intriest’ noemt ze de wijze waarop <strong>De</strong>janira<br />

zich hier verworpen voelt.


Veruit het lastigst noemt Hallenberg de<br />

waanzinscène ‘Where shall I fly’ (Akte III,<br />

scène 3), een chaotische mengeling van<br />

razernij, verstandsverbijstering en shock.<br />

‘Hier moet je je volledig inleven,’ legt ze uit,<br />

‘en dat is bijna niet te doen, vooral als het<br />

geënsceneerd is. Muzikaal valt deze aria<br />

juist weer mee. Ik heb hem nu zo vaak<br />

gezongen, dat ik weet dat het me altijd lukt,<br />

zelfs als ik op m’n hoofd sta. En dat is precies<br />

wat je moet kunnen. Ik moet rennen,<br />

kruipen, ronddolen en mezelf opwerken tot<br />

een staat van waanzin. En intussen doorzingen.<br />

Dat is heel hard werken.’<br />

Protagonist<br />

Keihard werken, dat vereist de rol van<br />

<strong>De</strong>janira zeker. Ze is in alle opzichten de<br />

protagonist van de opera. Hallenberg ziet er<br />

niet tegenop. Ze vindt het integendeel een<br />

voordeel om zo prominent aanwezig te zijn.<br />

‘Eigenlijk is mijn rol makkelijker dan die van<br />

Hercules. Natuurlijk heb ik een enorm aandeel,<br />

maar ik word voortdurend geholpen<br />

door het verhaal, de muziek, de vorm en de<br />

vaart. Händel schreef zo dat je letterlijk in<br />

het drama wordt gezogen. Waarschijnlijk is<br />

de rol van Hercules moeilijker. Hij is weinig<br />

op het podium en moet intussen de grote<br />

held uitbeelden, terwijl hij niet echt de gelegenheid<br />

krijgt om daarin te groeien. Ik kan<br />

nauwelijks uit mijn rol vallen. Ik kom op en<br />

blijf tot het einde.’<br />

V r I e N D e N Va N D e O p e r a w O r D e N<br />

V r I e N D e N Va N D e N e D e r l a N D s e O p e r a<br />

Met trots melden wij dat de vereniging, zodra dat statutair geregeld<br />

is, ‘Vereniging Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>’ gaat heten.<br />

In de doelstelling van de vereniging stond al dat ‘<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Opera</strong> in brede zin ondersteund’ wordt, maar nu komt dit ook in de<br />

naam naar voren. Zodra ook het logo is aangepast, zal dit in alle<br />

publicaties worden gebruikt.<br />

<strong>De</strong> vereniging organiseert tal van activiteiten, w.o. lezingen, literaire<br />

avonden, operafilmavonden, openbare repetities, masterclasses<br />

en eendaagse reizen naar operahuizen in Luik, Münster, Duisburg,<br />

Düsseldorf, Essen en Dortmund. Bovendien worden jaarlijks een of<br />

twee meerdaagse reizen georganiseerd.<br />

Naast inschrijving op het speciale Vriendenabonnement bij DNO<br />

hebben de leden de mogelijkheid tot (beperkte) vóórreservering van<br />

losse plaatskaarten. <strong>De</strong> Kerstmatinee is traditioneel een Vriendenvoorstelling.<br />

Vijfmaal per seizoen komt het Vriendenbulletin uit, een tijdschrift<br />

met verenigings­ en operanieuws.<br />

Wilt u zich aansluiten bij de Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>,<br />

schrijf, bel of mail naar nevenstaand adres.<br />

f O t O j a a r b O e k D N O s e I Z O e N 2 0 0 5 - 2 0 0 6<br />

Het fotojaarboek 2005­2006 DNO is verkrijgbaar aan de Vriendenbalie.<br />

Prijs 15,­.<br />

29<br />

f I D e l I O , j O N g e V r I e N D e N V a N<br />

D e N e D e r l a N D s e O p e r a<br />

Jonge mensen (t/m 28 jaar) kunnen lid worden van Fidelio, dé vereniging<br />

voor jonge <strong>Opera</strong>fans. Voor deze groep leden worden speciale<br />

activiteiten georganiseerd, terwijl ook alle activiteiten en voordelen<br />

van de Vereniging Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> voor hen<br />

openstaan.<br />

Speciaal voor Fidelio­leden stelt <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> Jonge<br />

<strong>Opera</strong>fan­abonnementen samen, waarbij een aanzienlijke korting<br />

wordt gegeven. fidelio@dno.nl<br />

c O N t r I b u t I e p e r s e I Z O e N<br />

Individueel lidmaatschap 25,­<br />

Gezinslidmaatschap (2 pers.) 45,­<br />

Donateur (minimaal) 60,­<br />

Jonge Vrienden (t/m 28) 15,­<br />

Aanmelding door overmaking van het bedrag op giro 32.500<br />

of bank 43.40.57.207 t.n.v. Vrienden van de <strong>Opera</strong> te Amsterdam,<br />

o.v.v. ‘nieuw lidmaatschap’.<br />

Vereniging Vrienden van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Waterlooplein 22 1011 PG Amsterdam<br />

telefoon 020 551 8282 (ma, di en do 9.00 tot 13.00 uur)<br />

e­mail vrienden@dno.nl<br />

www.vriendenvdopera.demon.nl<br />

Ann Hallenberg in Hercules, Wiener Festwochen, 2005 (Foto: Ruth Walz)


Algemene informatie<br />

Verkoop kaarten<br />

Precies drie maanden vóór de première<br />

van een productie in Het Muziektheater gaan<br />

alle voorstellingen van die productie in de<br />

verkoop.<br />

<strong>start</strong> losse kaartverkoop<br />

Die Gezeichneten zo 18 feb 07<br />

Wagner Dream vr 16 mrt 07<br />

Doctor Atomic za 10 mrt 07<br />

U kunt kaarten kopen:<br />

– bij het Kassa-bespreekbureau van<br />

Het Muziektheater: Amstel 3, Amsterdam,<br />

020-625 5455. Het Kassa-bespreekbureau<br />

is geopend van maandag t/m zaterdag vanaf<br />

10.00 uur tot aanvang voorstelling; op zon-<br />

en feestdagen vanaf 11.30 uur tot 14.30 uur,<br />

indien avondvoorstelling tot aanvang voorstelling;<br />

op dagen zonder voorstelling<br />

of met alleen een matinee 10.00-18.00 uur;<br />

– bij de AUB Ticketshop op het Leidseplein,<br />

bij de meeste landelijke VVV-Theaterbespreekbureaus<br />

en bij het Amsterdams Uit-<br />

buro: 0900-0191 (zeven dagen per week van<br />

9.00-20.00 uur, 0,40 per minuut). Bij deze<br />

verkooppunten betaalt u een toeslag;<br />

– online reserveren: via www.dno.nl.<br />

Betalen van uw kaarten<br />

Betalen aan de kassa kan contant of met<br />

een creditcard (Visa, Eurocard, AmEx), pinpas<br />

of chipknip, met de Theater- en Concertbon<br />

en met CKV-vouchers. Bij telefonische<br />

reservering kunt u betalen met een creditcard.<br />

Na ontvangst van betaling worden de kaarten<br />

toegestuurd, waarvoor per plaatskaart 1,75<br />

administratie- en portokosten in rekening<br />

worden gebracht. Wanneer u telefonisch<br />

reserveert, kunt u uw kaarten ook bij het<br />

Kassa-bespreekbureau betalen en afhalen.<br />

Dit dient binnen één week na uw telefonische<br />

reservering te gebeuren. Reserveert u binnen<br />

een week vóór de voorstellingsdatum, dan<br />

dient u de kaarten tot uiterlijk 45 minuten vóór<br />

Colofon<br />

ODEON<br />

Tijdschrift van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

<strong>Odeon</strong> is het Oudgriekse woord voor een aan<br />

muziek en poëzie gewijd gebouw.<br />

In de zestiende eeuw ontstond uit de combi-<br />

natie van muziek en poëzie het genre opera,<br />

eind twintigste eeuw het muziektheater zoals<br />

wij het vandaag de dag trachten vorm te geven.<br />

Nummer <strong>64</strong> feb 2007<br />

ISBN: 0926 - 0684<br />

Oplage 25.000 exemplaren<br />

<strong>Odeon</strong> is een uitgave van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

Afdeling Communicatie<br />

Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam.<br />

telefoon 020 - 551 8922<br />

fax 020 - 551 8311<br />

e-mail info@dno.nl<br />

advertenties 020 - <strong>64</strong>4 2233 / 2263 (fax)<br />

abonnementen 020 - 551 8922<br />

internet www.dno.nl<br />

Hoofdredactie<br />

Marc N. Chahin<br />

Eindredactie<br />

Frits Vliegenthart<br />

Redactionele bijdragen<br />

Klaus Bertisch, Marianne Broeder,<br />

Paul Korenhof, Peter van der Lint,<br />

Doron Nagan, Franz Straatman en<br />

Frits Vliegenthart<br />

Basisontwerp en lay-out<br />

Lex Reitsma<br />

mmv Leon Bloemendaal<br />

Productie<br />

Hans Hijmering<br />

Coördinatie interviews<br />

Tia Schutrups<br />

Advertenties<br />

Afdeling Communicatie<br />

T 020 - 551 8922<br />

E odeon@dno.nl<br />

Lithografie<br />

Media Traffic Press, Amsterdam<br />

30<br />

aanvang van de voorstelling af te halen en te<br />

betalen. Haalt u uw kaarten niet tijdig af, dan<br />

loopt u het risico dat uw reservering vervalt.<br />

Prijzen losse kaarten<br />

Seizoen 2006-2007<br />

Het Muziektheater Amsterdam<br />

première CJP/65+/ gewone CJP/65+/<br />

Stadspas voorstelling Stadspas<br />

1ste rang 100,00 80,00 85,00 70,00<br />

2de rang 75,00 60,00 65,00 50,00<br />

3de rang 50,00 40,00 45,00 35,00<br />

4de rang 35,00 30,00 35,00 30,00<br />

5de rang 33,00 27,00 27,00 22,50<br />

6de rang 25,00 20,00 25,00 20,00<br />

7de rang 20,00 17,50 20,00 17,50<br />

Uitverkocht?<br />

Het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater<br />

hanteert bij uitverkochte voorstellingen<br />

een volgnummersysteem. Vanaf een<br />

uur vóór aanvang van een voorstelling kunt<br />

u per persoon één volgnummer afhalen bij<br />

het Kassa-bespreekbureau. Van af een halfuur<br />

vóór aanvang worden gereserveerde maar<br />

niet afgehaalde kaarten te koop aangeboden<br />

aan houders van een volgnummer. Per volgnummer<br />

kunt u maximaal twee kaarten voor<br />

de betreffende voorstelling kopen. Bij voorstellingen<br />

van DNO worden bij volgnummerverkoop<br />

alle eerste- en tweederangskaar-<br />

ten verkocht voor respectievelijk tweede- en<br />

derderangsprijzen. Op deze verlaagde prijzen<br />

is CJP/ 65+/Stadspas-korting niet van toepassing.<br />

Boventiteling<br />

In principe worden alle voorstellingen van<br />

DNO Nederlands boventiteld. Het kan echter<br />

vóórkomen dat de boventiteling als gevolg<br />

van de enscenering vanaf sommige plaatsen<br />

slechts gedeeltelijk of helemaal niet zichtbaar<br />

is. Een beperkt aantal plaatsen biedt nooit<br />

zicht op de boventiteling. Dit zijn de kaarten<br />

in de 4de en 6de rang. Wilt u verzekerd zijn van<br />

een plaats met zicht op de boventiteling, informeert<br />

u dan bij het Kassa-bespreekbureau,<br />

voordat u uw kaarten koopt.<br />

Openbaar vervoer<br />

Het Muziektheater is uitstekend bereik-<br />

baar met het openbaar vervoer. Vanaf Amsterdam<br />

Centraal Station of Amster-<br />

dam Amstel brengen de metro’s 53 en 54 en<br />

de sneltram 51 u in een paar minuten naar de<br />

halte Waterlooplein. Ook tram 9 gaat vanaf<br />

het Centraal Station rechtstreeks naar<br />

Het Muziektheater.<br />

Parkeren bij<br />

Het Muziektheater<br />

Onder Het Muziektheater bevindt zich de<br />

parkeergarage ‘Het Muziektheater’. <strong>De</strong>ze is<br />

echter niet exclusief voor onze bezoekers en<br />

is vaak al vroeg vol. Voor informatie kunt u<br />

zich wenden tot Parkeergebouwen Amsterdam,<br />

020-563 2911. Andere parkeergarages in<br />

de buurt zijn: ‘Waterlooplein’ aan de Valkenburgerstraat<br />

en ‘Markenhoven’ tegenover<br />

politiebureau IJtunnel. Voor informatie over<br />

het reserveren van een parkeerplaats kunt u<br />

bellen met de Parkeer Reserveer Lijn: 0900-<br />

202 2002 ( 0,45 per minuut). Een andere moge-<br />

lijkheid is uw auto te parkeren bij het Transferium<br />

van de Amsterdam ArenA (inlichtingen:<br />

020-400 1721) en vervolgens gebruik te<br />

maken van het openbaar vervoer of een taxi.<br />

Omslag<br />

Beeld affiche Tannhäuser (Ontwerp: Lex Reitsma)<br />

Rechthebbenden die menen aan deze uitgave aan-<br />

spraken te kunnen ontlenen, wordt verzocht contact<br />

op te nemen met de uitgever. Niets uit deze uitgave<br />

mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar<br />

gemaakt zonder voorafgaande toestemming van<br />

de uitgever.<br />

Abonnementen<br />

Abonnementhouders van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />

krijgen <strong>Odeon</strong> gratis thuisgestuurd. Wilt u <strong>Odeon</strong><br />

ook ontvangen? Voor 14,- ontvangt u alle vier<br />

nummers van het betreffende seizoen thuis.<br />

Losse nummers kosten 3,50 incl. porto per stuk.<br />

Geef uw naam, adres, postcode en woonplaats<br />

op per (brief)kaart, e-mail of telefonisch. Zie linkerkolom.<br />

Voor abonnees buiten Nederland: gelieve contact<br />

op te nemen met de Afdeling Communicatie:<br />

+ 31 20 551 89 22.


Omringd door de Walküren<br />

Das Rheingold ktc 5500 Die Walküre ktc 5501 Siegfried ktc 5502<br />

Götterdämmerung ktc 5503<br />

<strong>De</strong>r Ring des Nibelungen live<br />

in Super Audio Surround Sound<br />

opgenomen in Het Muziektheater Amsterdam<br />

Af te spelen op alle SACD en CD­spelers<br />

Nederland<br />

Prinsengracht 17<br />

1015 DK Amsterdam<br />

+31 (0)20 612 97 24<br />

+31 (0)20 689 44 05 fax<br />

nl@codaex.com<br />

België | Belgique<br />

Larenstraat 58<br />

3560 Lummen<br />

+32 (0)13 35 20 60<br />

+32 (0)13 55 67 50 fax<br />

be@codaex.com<br />

Na afloop van de matineevoorstelling<br />

van Tannhäuser op 11 februari is er een<br />

voor iedereen toegankelijke presentatie<br />

van deze Super Audio cd­set in aanwezigheid<br />

van dirigent Hartmut Haenchen.<br />

Meer informatie op www.dno.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!