ALGEMENE TAALWETENSCHAP II (F460 - Prof. D ... - Babylon
ALGEMENE TAALWETENSCHAP II (F460 - Prof. D ... - Babylon
ALGEMENE TAALWETENSCHAP II (F460 - Prof. D ... - Babylon
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
15<br />
1.3.4 De ontwikkeling van een descriptief apparaat<br />
Een van de grote verdiensten van het Structuralisme was - zoals gezegd - dat het de taalkunde<br />
tot een apart wetenschapsdomein wist te verheffen, met een eigen methodologie, een eigen<br />
begrippenapparaat etc. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het descriptief apparaat van<br />
het Structuralisme. Veel van dat terminologisch en methodologisch apparaat in nog steeds in<br />
zwang. Vier aspecten ervan worden hier nader toegelicht, te weten:<br />
1.3.4.1 werken met distinctieve opposities<br />
1.3.4.2 distributionalisme<br />
1.3.4.3 werken met hiërarchische structuren<br />
1.3.4.4 een tendens tot abstractie (grammaticabeschrijving aan de hand van abstracte<br />
entiteiten)<br />
1.3.4.1 Distinctieve opposities<br />
Het werken met distinctieve opposities is een rechtstreekse consequentie van de<br />
differentialiteitshypothese van De Saussure, waarbij taalentiteiten worden gedefinieerd op<br />
basis van onderlinge verschillen.<br />
Met distinctieve opposities bedoelen we een bij voorkeur beperkte verzameling van<br />
verschillende punten tussen taalelementen. Deze benadering komt oorspronkelijk uit<br />
fonologie, maar is later geëxtrapoleerd naar de lexicale semantiek.<br />
1.3.4.1.1 Fonologische opposities<br />
De fonemen worden vergeleken met andere en zo gedefinieerd op basis van distinctieve<br />
foneemkenmerken, die in oppositie staan ten opzichte van elkaar, b.v. stemhebbend/stemloos,<br />
occlusief/fricatief/... Die methode werd geïntroduceerd in de Structurele grammatica door R.<br />
Jakobson (in zijn Praagse periode) en door N. Trubetskoj (1890-1939).<br />
Het doel is uiteraard een zo eenvoudig mogelijke beschrijving te bereiken door de kenmerken<br />
(opposities) zo verstandig mogelijk te kiezen. De voorwaarde is dat alle verschillende<br />
elementen een eigen definitie hebben, met de oppositie stemhebbend/stemloos alleen kom je<br />
er bijvoorbeeld niet. Dat is de ondergrens. Het criterium voor de bovengrens is dan: niet meer<br />
kenmerken dan nodig zijn om alle elementen tegenover elkaar af te bakenen.<br />
Er is een sterke tendens om binaire opposities te gebruiken (b.v. stemhebbend/stemloos).<br />
Sommige linguïsten gaan daar zeer ver in en blijven de kenmerken opsplitsen tot ze allemaal<br />
binair zijn. In de praktijk is dat echter niet echt noodzakelijk (b.v.<br />
open/halfopen/halfgesloten/gesloten). Belangrijk is dat er voldoende rekening gehouden<br />
wordt met de articulatorische realiteit.<br />
Deze werkwijze kan vrij gemakkelijk leiden tot een vorm van formalisering (symbolische<br />
beschrijving), bijvoorbeeld een +/- beschrijving en een gesymboliseerde weergave: [+v] vs. [v],<br />
waarbij (v staat voor 'voiced'). Deze formalisatie zal van groot belang zijn in de<br />
Generatieve Grammatica.