28.09.2013 Views

Financieel beleid voor KMO - Sbb

Financieel beleid voor KMO - Sbb

Financieel beleid voor KMO - Sbb

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

P R A K T I J K G I D S<br />

<strong>Financieel</strong> <strong>beleid</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>KMO</strong><br />

Hoe houd ik<br />

mijn vennootschap<br />

gezond?<br />

SBB Partner <strong>voor</strong> bedrijvige mensen


Inhoud van deze praktijkgids<br />

I. De jaarrekening<br />

1. De balans p.3<br />

Wat is een balans? 3<br />

De structuur van de balans 3<br />

De actiefzijde van de balans 4<br />

De passiefzijde van de balans 4<br />

2. De resultatenrekening 10<br />

Samenstelling van de resultatenrekening 10<br />

Het bedrijfsresultaat 10<br />

Resultaat gewone bedrijfsuitoefening 11<br />

Resultaat <strong>voor</strong> belastingen 11<br />

Resultaat van het boekjaar 12<br />

Gespreid te belasten gerealiseerde meerwaarden 12<br />

Te bestemmen winst 13<br />

3. De toelichting 13<br />

II. Financiële analyse<br />

1. De financiële analyse 15<br />

Doel van de financiële analyse 15<br />

Aanpassing van de jaarrekening 15<br />

De horizontale analyse 15<br />

De verticale analyse 17<br />

2. De ratioanalyse 19<br />

Wat is een ratioanalyse? 19<br />

De liquiditeit 19<br />

De efficiëntieratio’s 21<br />

De rentabiliteitsratio’s 22<br />

De solvabiliteitsratio’s 25<br />

De toegevoegde waarde 28<br />

Wat u moet onthouden 29<br />

III. Financiering<br />

Financieringsmogelijkheden 31<br />

Wanneer ontstaat een financieringsbehoefte? 31<br />

Financieringsmogelijkheden 35<br />

Uw onderneming door de bril van de externe financier 39<br />

Overheidstoelagen 39<br />

Dienstenaanbod van SBB 42


Inzicht in de financiële<br />

structuur en rentabiliteit van<br />

uw onderneming<br />

De snel evoluerende economie dwingt u er als ondernemer toe om kort<br />

op de bal te spelen. Daarbij moet u erover waken dat uw onderneming op alle<br />

vlakken structureel goed gewapend is om de ondernemingsdoelen ook in de<br />

toekomst te blijven halen.<br />

Het hoeft dan ook geen betoog dat een goed inzicht in de financiële<br />

structuur van uw onderneming daarbij cruciaal is. Anders gezegd, wat bezit<br />

uw onderneming en wat zijn haar schulden? Voor de schulden is het belangrijk<br />

om te weten bij wie deze schulden zijn aangegaan en wanneer ze moeten<br />

terugbetaald worden. Een gezonde financiële structuur betekent immers dat<br />

uw onderneming haar schulden tijdig kan terugbetalen en voldoende middelen<br />

genereert om haar activiteit verder te zetten.<br />

Deze brochure wil u een hulpmiddel aanreiken om inzicht te verwerven in<br />

de financiële structuur en rentabiliteit van uw onderneming. Het instrument bij<br />

uitstek <strong>voor</strong> deze analyse is de jaarrekening van uw onderneming. Naast een<br />

korte toelichting bij deze onderdelen, toont deze praktijkgids u hoe u een<br />

jaarrekening moet interpreteren en hoe u zelf de vinger aan de financiële pols<br />

van uw bedrijf houdt!<br />

Veel leesplezier!<br />

Herman Vidts,<br />

Algemeen directeur<br />

1


2<br />

I. De jaarrekening<br />

De jaarrekening van de onderneming bestaat<br />

uit de balans, de resultatenrekening en de<br />

toelichting. In dit deel bespreken we kort elk<br />

van deze onderdelen.


De balans<br />

Overzicht van bezittingen en<br />

schulden van een onderneming<br />

1.1 Wat is een balans?<br />

Een balans is een overzichtelijke staat die <strong>voor</strong> een<br />

onderneming op een bepaald ogenblik zowel alle schulden als<br />

alle bezittingen weergeeft. De bezittingen worden de activa<br />

genoemd, de schulden de passiva. Een onderneming kan zich<br />

niet meer middelen aanschaffen dan het vermogen waarover ze<br />

beschikt. Dit betekent dat het totaal der activa altijd gelijk moet<br />

zijn aan het totaal der passiva. In boekhoudkundige termen<br />

wordt dit het balansevenwicht genoemd.<br />

Gebouw<br />

Machines<br />

Voorraden<br />

Handelsvorderingen<br />

Banktegoeden<br />

Bezittingen of activa<br />

Kapitaal<br />

Reserves<br />

Leningen<br />

Leveranciers<br />

Te betalen lonen<br />

Schulden of passiva<br />

Als de som van de bezittingen steeds gelijk is aan de som van<br />

de schulden, betekent dit dan dat de onderneming geen eigen<br />

bezittingen heeft? Zeker niet! Het evenwicht wordt bereikt door<br />

het kapitaal dat de eigenaars aan de onderneming hebben<br />

toevertrouwd en de niet-uitgekeerde winsten, te beschouwen<br />

als een schuld aan de aandeelhouders.<br />

1.2 De structuur van de balans<br />

Wanneer we de balans van een onderneming wat meer in detail<br />

bekijken, merken we dat de bezittingen en schulden niet in<br />

willekeurige volgorde worden vermeld, maar een vaste plaats<br />

hebben in de balans.<br />

1.2.1 De actiefzijde<br />

De activa of bezittingen worden van boven naar onder<br />

gerangschikt volgens stijgende graad van liquiditeit. Liquiditeit<br />

is de mate waarin iets vlug of minder vlug in geld kan omgezet<br />

worden. Helemaal bovenaan staan de bezittingen die het minst<br />

snel in geld kunnen worden omgezet en onderaan deze die<br />

onmiddellijk in geld kunnen worden omgezet en dus het snelst<br />

verkocht kunnen worden.<br />

Op basis van liquiditeit worden de activa in twee grote groepen<br />

onderverdeeld:<br />

VASTE ACTIVA<br />

Dit zijn investeringen die doorgaans meer dan 1 jaar in de<br />

onderneming aanwezig zijn zoals gebouwen, machines,<br />

meubilair, rollend materieel (vrachtwagens, bedrijfswagens,...),<br />

aandelen, waarborgen, enzo<strong>voor</strong>t.<br />

VLOTTENDE ACTIVA<br />

Dit zijn bezittingen die doorgaans minder dan 1 jaar in de<br />

onderneming aanwezig zijn en van dag tot dag kunnen<br />

variëren. Hieronder vallen de <strong>voor</strong>raden, de vorderingen op<br />

klanten, geldbeleggingen, bank- en kastegoeden, enzo<strong>voor</strong>t.<br />

1.2.2 De passiefzijde<br />

In essentie omvatten de passiva de schulden van de<br />

onderneming. De passiva worden van boven naar onder<br />

geklasseerd volgens hun stijgende graad van opvraagbaarheid.<br />

Bovenaan staan de schulden die de onderneming het langst tot<br />

3


haar beschikking heeft, onderaan degene die ze het snelst zal<br />

moeten betalen. Een onderneming kan schulden hebben bij<br />

haar eigen aandeelhouders (eigen vermogen) en bij derden<br />

(vreemd vermogen). Op basis van de graad van<br />

opvraagbaarheid wordt de volgende onderverdeling gemaakt:<br />

4<br />

EIGEN VERMOGEN<br />

VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN<br />

(schulden die ten vroegste over een jaar terugbetaald moeten<br />

worden)<br />

VREEMD VERMOGEN OP KORTE TERMIJN<br />

(schulden die binnen het jaar moeten betaald worden)<br />

De som van het eigen vermogen en de schulden op lange<br />

termijn vormen het permanent vermogen van de onderneming.<br />

Dit is het vermogen waarover de onderneming over een langere<br />

periode kan beschikken.<br />

Balans<br />

laag<br />

hoog<br />

><br />

liquiditeit<br />

ACTIVA<br />

vaste activa<br />

vlottende activa<br />

PASSIVA<br />

eigen vermogen<br />

vreemd vermogen<br />

lange termijn<br />

vreemd vermogen<br />

korte termijn<br />

><br />

laag<br />

hoog<br />

opeisbaarheid<br />

1.3 De actiefzijde van de balans<br />

Wanneer we de actiefzijde van de balans in detail bekijken,<br />

onderscheiden we volgende items die ook wel balansposten<br />

genoemd worden.<br />

Activa<br />

VASTE ACTIVA<br />

I. Oprichtingskosten<br />

II. Immateriële vaste activa<br />

III. Materiële vaste activa<br />

IV. Financiële vaste activa<br />

VLOTTENDE ACTIVA<br />

V. Vorderingen op meer dan één jaar<br />

VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering<br />

VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar<br />

VIII. Geldbeleggingen<br />

IX. Liquide middelen<br />

X. Overlopende rekeningen<br />

TOTAAL DER ACTIVA<br />

In wat volgt, lichten we elk van deze posten kort toe.<br />

1.3.1 Vaste activa<br />

OPRICHTINGSKOSTEN<br />

Oprichtingskosten zijn kosten die een onderneming maakt naar<br />

aanleiding van de oprichting, een kapitaalverhoging, een<br />

uitgifte van een lening, de herstructurering en verdere<br />

ontwikkeling van de onderneming. U heeft de keuze om de<br />

kosten die in boekjaar X zijn gemaakt, onmiddellijk ten laste te<br />

nemen van het resultaat van dat boekjaar of om de last van<br />

deze kost over meerdere boekjaren te spreiden. Wanneer de<br />

kosten onmiddellijk ten laste worden genomen, worden zij niet<br />

genoteerd onder de rubriek van de oprichtingskosten maar<br />

volledig in de resultatenrekening (zie later). Wanneer de last<br />

wordt gespreid over meerdere jaren, worden zij geactiveerd.


Dit betekent dat zij als een investering worden beschouwd en<br />

dat er elk jaar een gedeelte van de kost via afschrijvingen in het<br />

resultaat wordt genomen.<br />

IMMATERIËLE VASTE ACTIVA<br />

Dit zijn investeringen die de onderneming heeft uitgevoerd in<br />

het verwerven van bepaalde rechten zoals vergunningen,<br />

octrooien, concessies, knowhow, het op punt zetten van<br />

bepaalde procédés, enzo<strong>voor</strong>t. Zij worden immaterieel<br />

genoemd omdat ze niet in tastbare vorm aanwezig zijn in de<br />

onderneming. Deze investeringen kunnen aangekocht zijn bij<br />

derden of zelf door de onderneming ontwikkeld zijn. De ermee<br />

gepaard gaande kosten worden over een aantal jaar gespreid.<br />

MATERIËLE VASTE ACTIVA<br />

Dit zijn waarschijnlijk de meest bekende en meest <strong>voor</strong>komende<br />

ondernemingsmiddelen. Ze omvatten:<br />

terreinen en gebouwen<br />

installaties, machines en uitrusting<br />

meubilair en rollend materieel<br />

leasing en soortgelijke rechten<br />

overige materiële activa<br />

activa in aanbouw en <strong>voor</strong>uitbetalingen<br />

FINANCIËLE VASTE ACTIVA<br />

Deze rubriek omvat het ondernemingsvermogen dat duurzaam<br />

vastgelegd is in aandelen, deelbewijzen, vorderingen,<br />

vastrentende effecten en borgtochten in contanten van andere<br />

ondernemingen.<br />

Waardering van de vaste activa<br />

De waarde die aan de investeringen op een balans gegeven<br />

wordt, wordt nettoboekwaarde genoemd. Dit is niet de<br />

oorspronkelijke aankoopprijs, maar wel de waarde die de<br />

investeringen hebben volgens de boekhouding. Anders gezegd,<br />

de waardering van de vaste activa op de balans is<br />

Waarde = aanschafprijs – afschrijving (1) + of – herwaardering (2)<br />

(1) Afschrijvingen zijn een spreiding van de kosten van een investering<br />

over de vermoedelijke levensduur van de investering. Via<br />

afschrijvingen worden de jaarlijkse waardeverminderingen van vaste<br />

activa opgenomen in de kosten. Welk bedrag er per boekjaar wordt<br />

afgeschreven, wordt bijna altijd bij het begin van de ingebruikname<br />

van het vast actief vastgesteld.<br />

(2) Na verloop van tijd is het mogelijk dat de boekwaarde van activa<br />

heel wat meer bedraagt dan de werkelijke verkoopwaarde van het<br />

goed. In dit geval kan een onderneming beslissen om deze activaelementen<br />

te herwaarderen.<br />

Voorbeeld<br />

In 2006 wordt een machine aangekocht <strong>voor</strong> 2500 euro. Onder<br />

normale omstandigheden is de levensduur van deze machine<br />

5 jaar, wat betekent dat de machine op 5 jaar zal worden afgeschreven.<br />

Per jaar zal dus 500 euro worden afgeschreven.<br />

Evolutie van de nettoboekwaarde van de machine:<br />

Jaar 1 Jaar 2<br />

aankoopprijs: 2.500 2.500<br />

– afschrijvingen: – 500 – 1.000<br />

nettoboekwaarde: 2.000 1.500<br />

De 1.000 euro aan afschrijvingen in jaar 2 zijn samengesteld uit<br />

500 euro afschrijvingen in het eerste jaar en 500 euro<br />

afschrijvingen in het tweede jaar. Na 5 jaar zal deze machine<br />

volgens de boekhouding geen enkele waarde meer hebben. Zij is<br />

dan volledig afgeschreven.<br />

5


1.3.2 Vlottende activa<br />

VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR<br />

Vorderingen op meer dan één jaar zijn vorderingen met een<br />

contractuele looptijd van meer dan één jaar. Deze vorderingen<br />

(of het gedeelte ervan dat binnen het jaar zal vervallen) worden<br />

uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar de vorderingen op<br />

ten hoogste één jaar.<br />

VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING<br />

Er bestaan verschillende soorten <strong>voor</strong>raad:<br />

6<br />

Grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen<br />

Verbruiksgoederen en hulpstoffen worden door de<br />

onderneming aangeschaft om op indirecte wijze bij te dragen<br />

tot de productie. In tegenstelling tot de grondstoffen worden<br />

deze goederen tijdens het productieproces verbruikt of<br />

vernietigd en zijn zij niet meer terug te vinden in het<br />

eindproduct. Het gaat hier bij<strong>voor</strong>beeld om brandstoffen,<br />

onderhoudsproducten en klein materiaal.<br />

Goederen in bewerking zijn alle producten die bij het opmaken<br />

van de balans nog in bewerking zijn en de eindfase van het<br />

productieproces dus nog niet bereikt hebben.<br />

Gereed product zijn door de onderneming vervaardigde en<br />

afgewerkte producten die bestemd zijn om verkocht te<br />

worden.<br />

Handelsgoederen zijn de goederen die door de onderneming<br />

worden ingekocht om zonder bewerking of na een lichte<br />

bewerking te worden verkocht. Deze rubriek is <strong>voor</strong>al<br />

belangrijk <strong>voor</strong> handelsondernemingen.<br />

Bestellingen in uitvoering hebben betrekking op werkzaamheden<br />

of producten waarvan het ontvangsttijdstip en het<br />

moment van afwerking zich niet in hetzelfde boekjaar<br />

situeren en die <strong>voor</strong> rekening van derden worden uitgevoerd.<br />

VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR<br />

In deze rubriek worden de vorderingen opgenomen waarvan de<br />

oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt, evenals<br />

de vorderingen of de gedeelten van vorderingen met een<br />

oorspronkelijke looptijd van langer dan één jaar, maar die<br />

binnen twaalf maanden vervallen.<br />

Zij worden onderverdeeld in de volgende twee categorieën:<br />

Handelsvorderingen zijn vorderingen die ontstaan zijn uit de<br />

lopende handelstransacties die op hun beurt <strong>voor</strong>tkomen uit<br />

de verkoop van goederen en/of diensten waarbij uitstel van<br />

betaling wordt toegekend.<br />

Overige vorderingen zijn vorderingen die de onderneming<br />

normaal binnen de termijn van 1 jaar zal innen en die niet<br />

hun oorsprong vinden in een handelstransactie zoals de<br />

terug te vorderen BTW of andere belastingen, de borgtochten<br />

betaald in contanten, de te innen opbrengsten, enzo<strong>voor</strong>t.<br />

GELDBELEGGINGEN<br />

De onderneming kan onder bepaalde <strong>voor</strong>waarden een beperkt<br />

gedeelte van haar eigen aandelen kopen. Deze eigen aandelen<br />

worden opgenomen tegen de aanschaffingswaarde<br />

Onder de overige beleggingen komen de tegoeden<br />

aangehouden op termijnrekeningen bij banken en andere<br />

financiële instellingen, ongeacht hun looptijd, en de tegoeden<br />

van de onderneming bij een andere onderneming die de functie<br />

vervult van gecentraliseerd geldbeheer.<br />

LIQUIDE MIDDELEN<br />

Deze geldmiddelen staan onmiddellijk ter beschikking van de


onderneming. Ze omvatten de gelden in kas, de te incasseren<br />

vervallen waarden (coupons, obligaties,...) en de tegoeden op<br />

zicht bij kredietinstellingen.<br />

OVERLOPENDE REKENINGEN VAN HET ACTIEF<br />

Overlopende rekeningen hebben als bedoeling om een<br />

correctie door te voeren op de in rekening gebrachte kosten en<br />

opbrengsten. Door de opname van kosten en opbrengsten in<br />

de overlopende rekeningen kunnen de resultaten van een<br />

bepaalde periode aan die periode verbonden worden. Er<br />

kunnen immers reeds uitgaven gedaan zijn in het huidige<br />

boekjaar die betrekking hebben op het volgende boekjaar, of er<br />

moeten nog ontvangsten worden geïnd in het volgende<br />

boekjaar die in feite opbrengsten van het huidige boekjaar zijn.<br />

1.4 De passiefzijde van de balans<br />

Wanneer we de passiefzijde van de balans in detail bekijken,<br />

onderscheiden we volgende balansposten:<br />

Passiva<br />

EIGEN VERMOGEN<br />

I. Kapitaal<br />

II. Uitgiftepremies<br />

III. Herwaarderingsmeerwaarden<br />

IV. Reserves<br />

V. Overgedragen kapitaal<br />

VI. Kapitaalsubsidies<br />

VII. VOORZIENINGEN EN UITGESTELDE BELASTINGEN<br />

SCHULDEN<br />

VIII. Schulden op meer dan één jaar<br />

IX. Schulden op ten hoogste één jaar<br />

X. Overlopende rekeningen<br />

TOTAAL DER PASSIVA<br />

1.4.1 Het eigen vermogen<br />

Het eigen vermogen van de onderneming zijn de financiële<br />

middelen die de aandeelhouders aan de onderneming hebben<br />

verschaft. Anders gezegd, het gaat om het vermogen dat aan de<br />

onderneming zelf toegewezen is en wordt ook wel nietopeisbaar<br />

vermogen genoemd. Naar soort wordt een onderscheid<br />

gemaakt tussen zes rubrieken die we hieronder kort<br />

zullen toelichten. De terbeschikkingstelling van de financiële<br />

middelen gebeurt bij de oprichting van de onderneming, maar<br />

kan ook tijdens het verdere bestaan van de onderneming<br />

gebeuren onder de vorm van een kapitaalverhoging. De<br />

onrechtstreekse terbeschikkingstelling gebeurt door de winsten<br />

die de onderneming behaalt, niet te verdelen onder de<br />

aandeelhouders, maar in de onderneming te houden. Daarnaast<br />

kan het eigen vermogen ook gevormd worden door<br />

herwaarderingsmeerwaarden en kapitaalsubsidies (zie later).<br />

KAPITAAL<br />

Het kapitaal is het vermogen dat door de aandeelhouders aan<br />

de onderneming is toegekend, hetzij bij oorsprong hetzij bij<br />

een latere kapitaalverhoging. Wanneer aandeelhouders<br />

intekenen op kapitaal, zijn zij niet altijd verplicht om het<br />

volledige bedrag onmiddellijk te storten. In de wetgeving zijn er<br />

wel minimumnormen die verschillend zijn per vennootschapsvorm,<br />

van volstorting bepaald. Binnen het kapitaal wordt een<br />

onderscheid gemaakt tussen geplaatst en niet-opgevraagd<br />

kapitaal. Het geplaatst kapitaal is het kapitaal dat de<br />

aandeelhouders definitief hebben toegezegd aan de<br />

onderneming, ook wel het onderschreven kapitaal genoemd.<br />

Het niet-opgevraagd kapitaal is het onderschreven kapitaal dat<br />

nog niet door de onderneming werd opgevraagd.<br />

UITGIFTEPREMIES<br />

Uitgiftepremies ontstaan wanneer, in het kader van een<br />

7


kapitaalverhoging, aandelen worden uitgegeven tegen een<br />

hogere prijs dan de nominale waarde van de bestaande<br />

aandelen. Het verschil tussen de uitgifteprijs van de nieuwe<br />

aandelen en de nominale waarde van de bestaande aandelen<br />

wordt onder de rubriek uitgiftepremie geboekt.<br />

HERWAARDERINGSMEERWAARDEN<br />

Na verloop van tijd is het mogelijk dat de boekwaarde van<br />

activa heel wat meer bedraagt dan de werkelijke verkoopwaarde<br />

van het goed. In dit geval kan een onderneming beslissen om<br />

deze activa-elementen te herwaarderen. Het activa-element in<br />

kwestie wordt dan in waarde verhoogd en de meerwaarde wordt<br />

op het passief in de rubriek herwaarderingsmeerwaarden<br />

uitgedrukt. De herwaardering mag in geen enkel geval in het<br />

resultaat van het boekjaar worden opgenomen en is aan<br />

strenge wettelijke <strong>voor</strong>waarden onderworpen.<br />

RESERVES<br />

Het resultaat van de onderneming wordt elk boekjaar verdeeld.<br />

Het is de jaarvergadering die beslist welke bestemming er aan<br />

het resultaat wordt gegeven. De winsten die niet onder de vorm<br />

van een dividend worden uitgekeerd aan de aandeelhouders<br />

blijven in de onderneming ter versteviging van het eigen<br />

vermogen. Ze worden uitgedrukt onder de rubriek van de<br />

reserves. Binnen de reserves wordt een onderscheid gemaakt<br />

tussen wettelijke reserves, onbeschikbare reserves, belastingvrije<br />

reserves en beschikbare reserves. Conform de structuur<br />

van de passiefzijde van de balans, staan de reserves die het<br />

minst beschikbaar zijn bovenaan:<br />

8<br />

De wettelijke reserve is verplicht aan te leggen.<br />

Vennootschappen zijn verplicht om 5% van de jaarlijkse<br />

nettowinst in te houden tot de wettelijke reserve 10 % van het<br />

geplaatst kapitaal heeft bereikt. De wettelijke reserve is<br />

onbeschikbaar, wat betekent dat de jaarvergadering ze nooit<br />

kan uitkeren. Zij vormt dus een echte waarborg <strong>voor</strong> derden.<br />

Onbeschikbare reserves zijn verplicht aan te leggen wanneer<br />

eigen aandelen worden ingekocht. Ten belope van het bedrag<br />

van eigen aandelen moet een onbeschikbare reserve worden<br />

gevormd. Daarnaast kan er door de Algemene Vergadering<br />

vrij beslist worden om een onbeschikbare reserve aan te<br />

leggen. De Algemene Vergadering kan bij gewone meerderheid<br />

niet vrij beschikken over deze reserves en vennoten<br />

hebben hier geen recht op bij uittreding of uitsluiting.<br />

Belastingvrije reserves moeten onder andere aangelegd<br />

worden wanneer een onderneming investeringsgoederen<br />

verkoopt en de meerwaarde die hierop gerealiseerd wordt<br />

tijdelijk vrijgesteld is van belastingen.<br />

Beschikbare reserves worden gevormd door de jaarvergadering<br />

bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Dit zijn de<br />

reserves waarover de onderneming vrij kan beschikken.<br />

OVERGEDRAGEN WINST / VERLIES<br />

Dit is het gedeelte van het resultaat waar<strong>voor</strong> nog geen<br />

definitieve bestemming is <strong>voor</strong>zien. De overdracht wordt<br />

gevormd door het saldo van het vorige jaar en het saldo van het<br />

huidige jaar. Indien dit saldo positief is, betekent dit een<br />

overgedragen winst; wanneer het negatief is, is er een<br />

overgedragen verlies. Elk jaar zal bij de resultatenverwerking<br />

rekening gehouden worden met dit overgedragen resultaat.<br />

KAPITAALSUBSIDIES<br />

Wanneer een onderneming investeringen doet, kan er onder<br />

bepaalde <strong>voor</strong>waarden een tussenkomst van de overheid<br />

bekomen worden. Indien er een lening wordt afgesloten <strong>voor</strong> de<br />

financiering van de investering kan de overheid een gedeelte<br />

van de interestlast <strong>voor</strong> haar rekening nemen. Wanneer de<br />

investering volledig met eigen middelen wordt gefinancierd,<br />

kan de overheid een subsidiebedrag toekennen. Onder de<br />

rubriek kapitaalsubsidies worden de subsidies opgenomen die


van overheidswege werden verkregen <strong>voor</strong> investeringen<br />

gefinancierd met eigen middelen.<br />

De verkregen subsidie wordt dus niet onmiddellijk als<br />

opbrengst in het resultaat van de onderneming geboekt. Zij<br />

komt geleidelijk in het resultaat volgens hetzelfde ritme als de<br />

afschrijvingen van de vaste activa waar<strong>voor</strong> ze werden<br />

verkregen of ten belope van het saldo bij realisatie of<br />

buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa.<br />

1.4.2 De <strong>voor</strong>zieningen<br />

Voorzieningen zijn kosten die de onderneming in de toekomst<br />

zal hebben. Deze kosten zijn op dit ogenblik nog niet opeisbaar<br />

en het bedrag ervan staat ook nog niet definitief vast. De<br />

onderneming moet deze toekomstige kosten echter volgens het<br />

principe van de <strong>voor</strong>zichtigheid inschatten en op afzonderlijke<br />

rekeningen van het passief zetten. De <strong>voor</strong>zieningen worden<br />

onderverdeeld in vier categorieën:<br />

pensioenen<br />

belastingen<br />

grote herstellings- en onderhoudswerken<br />

overige risico’s en kosten zoals waarborgverplichtingen en<br />

hangende geschillen.<br />

Voorbeeld<br />

Het bedrijfsgebouw moet om de 10 jaar volledig herschilderd<br />

worden. De kostprijs van dit werk wordt op ongeveer 12.500 euro<br />

geraamd. Elk jaar zal er een <strong>voor</strong>ziening van 1.250 euro worden<br />

aangelegd. Deze 1.250 euro komt ten laste van het resultaat van<br />

het boekjaar. Wanneer de werken worden uitgevoerd kan de<br />

<strong>voor</strong>ziening hier<strong>voor</strong> aangewend worden.<br />

1.4.3 Schulden<br />

VREEMD VERMOGEN OP LANGE TERMIJN<br />

In deze rubriek worden de schulden opgenomen met een<br />

contractuele looptijd van meer dan één jaar. Het gaat onder<br />

meer om financiële schulden, handelsschulden, ontvangen<br />

<strong>voor</strong>uitbetalingen op bestellingen en overige schulden. De<br />

schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan één jaar<br />

die binnen de twaalf maanden vervallen, worden uit deze<br />

rubriek gelicht en overgebracht naar rubriek Schulden op meer<br />

dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen.<br />

SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR<br />

Dit zijn de schulden die een contractuele duurtijd hebben van<br />

minder dan 1 jaar en de schulden of het gedeelte van de<br />

schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden<br />

vervallen. Zij worden verder onderverdeeld in:<br />

schulden op meer dan 1 jaar die binnen het jaar vervallen<br />

handelsschulden<br />

ontvangen <strong>voor</strong>uitbetalingen op bestellingen<br />

schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en<br />

sociale lasten<br />

overige schulden<br />

OVERLOPENDE REKENINGEN VAN HET PASSIEF<br />

Overlopende rekeningen hebben tot doel een correctie door te<br />

voeren op de in rekening gebrachte kosten en opbrengsten.<br />

Door de opname van kosten en opbrengsten in de overlopende<br />

rekeningen kunnen de resultaten van een bepaalde periode aan<br />

die periode verbonden worden. Er kunnen immers reeds nog<br />

kosten betaald moeten worden in het volgende jaar die<br />

betrekking hebben op het huidige jaar of er zijn reeds<br />

ontvangsten geïnd in het huidige boekjaar <strong>voor</strong> prestaties die<br />

slechts in het volgende boekjaar zullen worden geleverd.<br />

9


De resultatenrekening<br />

De resultatenrekening geeft het resultaat dat door de<br />

onderneming werd gerealiseerd in een bepaalde periode.<br />

2.1 Samenstelling van de<br />

resultatenrekening<br />

De resultatenrekening is samengesteld uit volgende<br />

onderdelen:<br />

10<br />

Resultatenrekening<br />

Bedrijfsopbrengsten<br />

– bedrijfskosten<br />

Bedrijfsresultaat<br />

+ financiële opbrengsten<br />

– financiële kosten<br />

Resultaat gewone bedrijfsuitvoering<br />

+ uitzonderlijke opbrengsten<br />

– uitzonderlijke kosten<br />

Resultaat boekjaar <strong>voor</strong> belastingen<br />

– belastingen<br />

Resultaat boekjaar<br />

Het is zeer belangrijk om naar de samenstelling van het<br />

resultaat van het boekjaar te kijken en te onderzoeken hoe dit<br />

resultaat gerealiseerd is. Een onderneming kan winst maken en<br />

toch een zeer slecht resultaat hebben omdat de winst<br />

bij<strong>voor</strong>beeld gerealiseerd werd door een uitzonderlijke<br />

opbrengst tijdens het boekjaar.<br />

]<br />

]<br />

]<br />

bedrijfsresultaat<br />

financieel resultaat<br />

uitzonderlijk resultaat<br />

2.2 Het bedrijfsresultaat<br />

Bedrijfswinst (-verlies) is het positief (negatief) verschil tussen<br />

de bedrijfsopbrengsten en de bedrijfskosten. We gaan na wat<br />

precies onder bedrijfsopbrengsten en -kosten dient verstaan te<br />

worden.<br />

BEDRIJFSOPBRENGSTEN<br />

De bedrijfsopbrengsten zijn alle opbrengsten van niet-financiële<br />

of uitzonderlijke aard. Het gaat om:<br />

omzet (exclusief BTW)<br />

<strong>voor</strong>raadwijzigingen, goederen in bewerking en gereed<br />

product en in de bestellingen in uitvoering<br />

zelf geproduceerde vaste activa<br />

andere bedrijfsopbrengsten zoals huuropbrengsten,<br />

commissielonen en gefactureerde <strong>voor</strong>delen van alle aard<br />

BEDRIJFSKOSTEN<br />

De bedrijfskosten zijn kosten die hun oorsprong vinden in de<br />

eigenlijke exploitatie van de onderneming. Het gaat om de<br />

volgende kosten:<br />

de kostprijs van de aankopen van handelsgoederen, gronden<br />

hulpstoffen<br />

diensten en diverse goederen zoals huur, onderhoud<br />

gebouwen, verzekeringen, telefoon, publiciteit, erelonen en<br />

autokosten<br />

bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen<br />

afschrijvingen en waardeverminderingen<br />

waardeverminderingen op <strong>voor</strong>raden, bestellingen in<br />

uitvoering en handelsvorderingen<br />

<strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> risico’s en kosten<br />

andere bedrijfskosten die niet hun oorsprong vinden in een<br />

dienstverlening of een levering door derden binnen het kader<br />

van de gewone bedrijfsuitoefening en niet als financiële of<br />

uitzonderlijke kost kunnen worden aangeduid. Voorbeelden


zijn bedrijfsbelastingen, minderwaarde op de courante<br />

realisatie van vaste activa en minderwaarde op de realisatie<br />

van handelsvorderingen.<br />

als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten.<br />

2.3 Resultaat gewone bedrijfsuitoefening<br />

Het resultaat van de gewone bedrijfsuitoefening is het totaal<br />

van de bedrijfswinst of het bedrijfsverlies en het verschil tussen<br />

de financiële opbrengsten en financiële kosten. Er wordt hierbij<br />

nog geen rekening gehouden met de uitzonderlijke kosten en<br />

opbrengsten.<br />

FINANCIËLE OPBRENGSTEN<br />

Voor financiële opbrengsten wordt steeds het brutobedrag,<br />

inclusief de eventuele roerende <strong>voor</strong>heffing, vermeld. Deze<br />

rubriek telt drie subrubrieken.<br />

Opbrengsten uit financiële vaste activa zijn opbrengsten<br />

(dividenden, interesten) die <strong>voor</strong>tkomen uit deelnemingen<br />

met een duurzaam karakter. Deze deelnemingen vinden we<br />

op de balans terug bij financiële vaste activa.<br />

Opbrengsten uit vlottende activa zijn opbrengsten die<br />

<strong>voor</strong>tkomen uit vorderingen op meer dan 1 jaar en op ten<br />

hoogste 1 jaar, geldbeleggingen en liquide middelen.<br />

Voorbeelden zijn onder meer interesten van geldbeleggingen<br />

en interesten ontvangen met betrekking tot<br />

handelsvorderingen.<br />

Andere financiële opbrengsten is een restrubriek met<br />

betrekking tot de financiële opbrengsten. Bij deze rubriek<br />

worden onder meer de als opbrengst geboekte kapitaal- en<br />

interestsubsidies en de wisselresultaten bij verrichtingen in<br />

vreemde valuta genoteerd.<br />

FINANCIËLE KOSTEN<br />

Wanneer we de rubriek financiële kosten bekijken, kunnen we<br />

volgende onderdelen onderscheiden:<br />

kosten van schulden zoals interesten, commissies en de<br />

afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen<br />

waardeverminderingen op vorderingen, behalve handelsvorderingen<br />

(deze worden verantwoord onder de bedrijfskosten),<br />

op geldbeleggingen en op liquide middelen<br />

andere financiële kosten<br />

2.4 Resultaat <strong>voor</strong> belastingen<br />

Het resultaat van het boekjaar <strong>voor</strong> belastingen is de globale<br />

winst of verlies van de onderneming <strong>voor</strong> belastingen.<br />

Vertrekpunt om het resultaat te berekenen is het resultaat van<br />

het boekjaar uit de gewone bedrijfsvoering. Hierbij wordt het<br />

uitzonderlijk resultaat (verschil tussen de uitzonderlijke<br />

opbrengsten en uitzonderlijke kosten) gevoegd. In dit resultaat<br />

zijn dus alle kosten en opbrengsten verwerkt.<br />

UITZONDERLIJKE OPBRENGSTEN<br />

Dit zijn opbrengsten die geen verband houden met de gewone<br />

bedrijfsactiviteit en die niet bestendig zullen gerealiseerd<br />

worden:<br />

terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen<br />

op materiële en immateriële vaste activa<br />

terugnemingen van waardeverminderingen op financiële<br />

vaste activa<br />

terugnemingen van <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> uitzonderlijke risico’s<br />

en kosten<br />

meerwaarden bij de realisatie van vaste activa. Indien het<br />

gaat om meerwaarden op materiële vaste activa, mogen deze<br />

meerwaarden onder de andere bedrijfsopbrengsten worden<br />

11


12<br />

opgenomen op <strong>voor</strong>waarde dat de realisatie ervan kadert in<br />

de gewone bedrijfsuitvoering van de onderneming. Dit<br />

laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee de onderneming<br />

deze meerwaarden realiseert en het normale karakter ervan.<br />

Dit is bij<strong>voor</strong>beeld het geval bij transportondernemingen die<br />

een vrachtwagen verkopen en hierop een meerwaarde<br />

realiseren.<br />

andere uitzonderlijke opbrengsten.<br />

UITZONDERLIJKE KOSTEN<br />

Dit zijn kosten die geen verband houden met de gewone<br />

bedrijfsactiviteit en die niet bestendig betaald moeten worden:<br />

uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op<br />

oprichtingskosten en (im)materiële vaste activa<br />

waardeverminderingen op financiële vaste activa<br />

<strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> uitzonderlijke risico’s en kosten<br />

minderwaarde bij de realisatie van vaste activa. Indien het<br />

gaat om minderwaarden op materiële vaste activa, mogen<br />

deze meerwaarden bij de andere bedrijfskosten worden<br />

opgenomen op <strong>voor</strong>waarde dat de realisering kadert in de<br />

gewone bedrijfsuitvoering van de onderneming. Dit laatste<br />

zal blijken uit de regelmaat waarmee de onderneming deze<br />

minderwaarden realiseert en het normale karakter ervan.<br />

andere uitzonderlijke kosten.<br />

2.5 Resultaat van het boekjaar<br />

Dit is het uiteindelijke resultaat dat de onderneming tijdens een<br />

boekjaar heeft gerealiseerd en waarbij bij de berekening ervan<br />

rekening is gehouden met alle soorten opbrengsten en kosten,<br />

inclusief belastingen.<br />

Onder de rubriek belastingen komen onder meer:<br />

de <strong>voor</strong>uitbetalingen van de vennootschapsbelasting en de<br />

effectief betaalde of ten laste van de onderneming<br />

ingehouden <strong>voor</strong>heffingen die op deze belasting<br />

toerekenbaar zijn.<br />

de fiscale <strong>voor</strong>zieningen ten laste van het boekjaar gevormd<br />

bij ontoereikendheid van de <strong>voor</strong>uitbetalingen en<br />

aanrekenbare <strong>voor</strong>heffingen ten opzichte van het geraamde<br />

bedrag van de verschuldigde belastingen.<br />

de in het buitenland betaalde of verschuldigde<br />

inkomstenbelasting.<br />

De onroerende <strong>voor</strong>heffing wordt niet in deze rubriek<br />

opgenomen. We vinden dit terug bij de andere bedrijfskosten.<br />

2.6 Gespreid te belasten<br />

gerealiseerde meerwaarden<br />

ONTTREKKING (OVERBOEKING) AAN (NAAR) DE UITGESTELDE<br />

BELASTINGEN<br />

Wanneer er een meerwaarde wordt gerealiseerd waarbij er<br />

wordt gekozen om deze gespreid te laten belasten in de tijd,<br />

moet de belasting die in de toekomst zal verschuldigd zijn, op<br />

een afzonderlijke rekening worden geboekt. Naarmate de<br />

meerwaarde belast wordt, vermindert deze <strong>voor</strong>ziening.<br />

ONTTREKKING (OVERBOEKING) AAN (NAAR) DE BELASTINGVRIJE<br />

RESERVES<br />

Overboekingen naar belastingvrije reserves<br />

In deze rubriek staan de bedragen (bepaalde opbrengsten of<br />

een gedeelte van de winst) die naar de belastingvrije reserves<br />

worden geboekt wanneer hun fiscale vrijstelling afhankelijk is<br />

van hun behoud in het vermogen van de onderneming.


Onttrekkingen aan de belastingvrije reserves<br />

Onttrekkingen ontstaan wanneer de vroeger gevormde<br />

belastingvrije reserves een andere bestemming krijgen. Dit<br />

kan het geval zijn bij uitkering van een dividend, verzaken<br />

aan de belastingsvrijstelling, toevoeging aan het kapitaal,<br />

enzo<strong>voor</strong>t.<br />

2.7 Te bestemmen winst<br />

De te bestemmen winst of te verwerken verlies van het boekjaar<br />

is het uiteindelijke resultaat van de onderneming waarover de<br />

aandeelhouders kunnen beslissen. De beslissingen die zij<br />

genomen hebben, kunnen afgelezen worden in de<br />

resultaatsverwerking.<br />

De toelichting<br />

De toelichting vormt het derde luik van de jaarrekening.<br />

De toelichting geeft, zoals het woord zelf zegt, bepaalde<br />

toelichtingen bij de cijfers die in de balans of de resultatenrekening<br />

vermeld staan. Anders gezegd, in de toelichting wordt<br />

alle informatie opgenomen die nodig is om derden behoorlijk<br />

in te lichten over het vermogen, de financiële positie en het<br />

resultaat van de onderneming. De toelichting maakt de balans<br />

en de resultatenrekening beter verstaanbaar <strong>voor</strong> derden.<br />

Volgende onderwerpen kunnen in de toelichting worden<br />

opgenomen:<br />

belangrijke rechten en verbintenissen die niet becijferd<br />

kunnen worden<br />

waarderingsregels<br />

een staat van het kapitaal<br />

een staat van de schulden<br />

een staat met betrekking tot de vaste activa<br />

...<br />

De sociale balans vormt een belangrijk onderdeel van de<br />

toelichting. Het geeft een beeld van de tewerkstelling in de<br />

onderneming, het personeelsverloop tijdens het afgelopen<br />

boekjaar, de maatregelen die de onderneming genomen heeft<br />

om de werkgelegenheid te bevorderen en het <strong>beleid</strong> inzake<br />

opleidingen <strong>voor</strong> de onderneming.<br />

13


14<br />

II. De financiële<br />

analyse<br />

De jaarrekening vormt in de eerste plaats een<br />

interne informatiebron: ze is de basis <strong>voor</strong><br />

beslissingen met betrekking tot het algemeen<br />

<strong>beleid</strong> van de onderneming. Daarnaast bevat de<br />

jaarrekening ook een schat aan informatie <strong>voor</strong><br />

derden en wordt ze dus ook <strong>voor</strong> extern gebruik<br />

opgesteld.<br />

Om een goed beeld te krijgen van de financiële<br />

positie van een onderneming en daaruit prognoses<br />

af te leiden over haar toekomstige<br />

evolutie, passen belangstellenden verschillende<br />

analyses toe op de gegevens uit de jaarrekening<br />

waarop we in dit deel verder zullen ingaan.


De financiële analyse<br />

1.1 Doel van de financiële analyse<br />

De cijfers van een jaarrekening geven al heel wat informatie.<br />

Door het feit dat de jaarrekening steeds de cijfers van het<br />

huidige en vorige boekjaar vermeldt, kan er al een eerste<br />

vergelijking gebeuren. Doorgaans is dit echter onvoldoende om<br />

een goed beeld van het financiële prestaties van de<br />

onderneming te krijgen. De cijfers hebben een verdere analyse<br />

nodig. Deze informatie kan achterhaald worden via de<br />

ratioanalyses. Daarnaast bestaan ook nog de horizontale en<br />

verticale analyse.<br />

Elke analysetechniek op zich geeft wel een aantal inzichten in<br />

de onderneming, maar vaak is het aangewezen om de diverse<br />

technieken met elkaar te combineren.<br />

Voor de volledigheid vermelden we nog dat er naast bovengenoemde<br />

analyses ook andere technieken als de vermogensstroomanalyse<br />

en de multiple lineaire discriminantanalyse<br />

bestaan. Deze vallen echter buiten de doelstelling van deze<br />

brochure.<br />

concurrent 3<br />

concurrent 2<br />

concurrent 1<br />

ONDERNEMING<br />

><br />

jaar N jaar N–1 jaar N–2<br />

balans<br />

resultaten<br />

2<br />

1<br />

><br />

><br />

ratio’s 3<br />

><br />

<<br />

<<br />

><br />

><br />

><br />

><br />

1 horizontale analyse, 2 verticale analyse, 3 ratioanalyse, 4 sectoranalyse<br />

4<br />

1.2 Aanpassing van de jaarrekening<br />

Voor de financiële analyse wordt de balans op een aantal<br />

punten aangepast:<br />

Bij de activa op de balans wordt een onderscheid gemaakt<br />

tussen vaste en vlottende activa. In de jaarrekening behoren<br />

de vorderingen op meer dan één jaar tot de vlottende activa.<br />

Vanuit het standpunt van de liquiditeit in de financiële<br />

analyse behoren deze vorderingen echter tot de vaste activa.<br />

Om deze reden worden zij bij de vaste activa gerangschikt. In<br />

dit geval wordt er gesproken van uitgebreide vaste activa en<br />

beperkte vlottende activa.<br />

Voorzieningen worden gerangschikt onder de schulden op<br />

meer dan 1 jaar.<br />

De overlopende rekeningen van het passief worden aanzien<br />

als schulden op korte termijn.<br />

1.3 De horizontale analyse<br />

Met een horizontale analyse kan de evolutie van de<br />

verschillende financiële gegevens uit de balans, de<br />

resultatenrekening en de resultaatverwerking in de tijd worden<br />

weergegeven. Dit gebeurt door de waarde van elke balans- of<br />

resultaatspost, <strong>voor</strong> een bepaald referentiejaar, gelijk te stellen<br />

aan 100%. De andere jaren worden dan uitgedrukt in een<br />

percentage ten opzichte van het gekozen referentiejaar. Soms is<br />

het aangewezen om de wijzigingen over de jaren heen ook in<br />

absolute cijfers weer te geven. Kleine wijzigingen inzake<br />

bedragen kunnen in percentage groot zijn en kleine procentuele<br />

wijzigingen kunnen betrekking hebben op grote bedragen.<br />

Een horizontale analyse laat toe de richting en de grootte van<br />

de wijzigingen in de tijd per balans of resultaatspost vast te<br />

stellen. Uiteraard moet er rekening gehouden worden met<br />

15


tijdsverschillen (inflatie, prijsevolutie,...) en de keuze van het<br />

referentiejaar. De verschillende evoluties kunnen met elkaar in<br />

verband gebracht worden.<br />

16<br />

Voorbeeld van een horizontale analyse van de balans<br />

ACTIVA JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3<br />

Oprichtingskosten 100 100% 80 80% 60 60%<br />

Materiële vaste activa 5.000 100% 6.000 120% 5.800 116%<br />

Voorraden 500 100% 800 160% 1.000 200%<br />

Handelsvorderingen 300 100% 500 166% 800 266%<br />

Liquide middelen 600 100% 400 66% 200 33%<br />

TOTAAL 6.500 100% 7.780 120% 7.880 121%<br />

PASSIVA JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3<br />

Kapitaal 2.500 100% 2.500 100% 2.500 100%<br />

Reserves 100 100% 150 150% 180 180%<br />

Leningen > 1jaar 2.000 100% 2.250 125% 2.220 110%<br />

Leningen < 1 jaar 800 100% 1.000 125% 1.200 150%<br />

Leveranciers 1.100 100% 1.630 148% 1.800 164%<br />

TOTAAL 6.500 100% 7.780 120% 7.880 121%<br />

RESULTATENREKENING JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3<br />

Omzet 1.600 100% 1.800 112% 1.950 122%<br />

– bedrijfskosten 1.140 100% 1.350 118% 1.500 131%<br />

= bedrijfsresultaat 460 100% 450 98% 450 98%<br />

– financiële kosten 300 100% 350 117% 400 133%<br />

+ financiële opbrengsten 40 100% 10 25% 20 50%<br />

= resultaat gewone bedrijfsuitoef. 200 100% 110 55% 70 35%<br />

– belastingen 100 100% 60 60% 40 40%<br />

= WINST 100 100% 50 50% 30 30%<br />

In het <strong>voor</strong>beeld is de omzet in jaar 3 gestegen met 22% in vergelijking met jaar 1 daar waar de openstaande handels-vorderingen bijna<br />

verdrievoudigen (266%). De bedrijfskosten stijgen ook meer (31%) dan de omzet (22%). Voor deze verschillen in evoluties moet naar een<br />

verklaring gezocht worden.


1.4 De verticale analyse<br />

1.4.1. Verticale analyse van de balans<br />

Met een verticale analyse van de balans wordt de structuur van<br />

de balans onderzocht: welke zijn de belangrijkste<br />

aanwendingen en bronnen van vermogen en is daarbij een<br />

evolutie in de tijd op te merken? Het balanstotaal wordt<br />

gelijkgesteld aan 100%. Elk cijfer van de balans wordt dan<br />

uitgedrukt als een percentage van dit totaal.<br />

Verticale analyse van de balans =<br />

waarde balanspost x 100<br />

waarde balanstotaal<br />

Voorbeeld van een verticale analyse van de balans<br />

Een verticale analyse geeft aan in welke mate de verschillende<br />

onderdelen van de passief-zijde bijdragen tot de financiering<br />

van de onderneming en wat de samenstelling is van de<br />

geïnvesteerde activa. Met een verticale analyse kan ook een<br />

verschuiving in het belang van de verschillende rubrieken<br />

worden ontdekt.<br />

ACTIVA JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3<br />

Oprichtingskosten 100 1,55% 80 1% 60 0,8%<br />

Materiële vaste activa 5.000 76,75% 6.000 77,1% 5.800 73,6%<br />

Voorraden 500 7,75% 800 10,3% 1.000 12,7%<br />

Handelsvorderingen 300 4,65% 500 6,4% 800 10,2%<br />

Liquide middelen 600 9,30% 400 5,2% 200 2,7%<br />

TOTAAL 6.500 100% 7.780 100% 7.880 100%<br />

PASSIVA JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3<br />

Kapitaal 2.500 38% 2.500 32% 2.500 32%<br />

Reserves 100 2% 150 2% 180 2%<br />

Leningen > 1jaar 2.000 31% 2.500 32% 2.200 28%<br />

Leningen < 1 jaar 800 12% 1.000 13% 1.200 15%<br />

Leveranciers 1.100 17% 1.630 21% 1.800 23%<br />

TOTAAL 6.500 100% 7.780 100% 7.880 100%<br />

In het <strong>voor</strong>beeld stijgt het belang van de <strong>voor</strong>raad in het totaal actief en de liquide middelen dalen van 9,3% naar 2,7%. Aan de passiefzijde<br />

stijgt het aandeel van de schulden op korte termijn. Zo stijgen de leningen < 1 jaar van 12% naar 15% en de leveranciers van 17% naar 23%.<br />

17


1.4.2 Verticale analyse van de resultatenrekening<br />

Met een verticale analyse van de resultatenrekening wordt de<br />

structuur van de resultatenrekening (kosten en opbrengsten)<br />

onderzocht. De vertreksbasis bij de verticale analyse is de<br />

behaalde omzet die gelijkgesteld wordt aan 100%. Alle kostenen<br />

opbrengstencomponenten worden uitgedrukt als een<br />

percentage hiervan.<br />

Op deze wijze bekomen wij een inzicht in het belang van de<br />

kosten ten opzichte van de bekomen omzet. Anders gezegd,<br />

met een verticale analyse kan nagegaan worden welke uitgaven<br />

er nodig zijn om dergelijke omzetten en resultaten te bereiken.<br />

Naast de analyse van de structuur en resultaten op één<br />

ogenblik, is het ook mogelijk de balans en de resultaten van<br />

enkele opeenvolgende jaren verticaal te analyseren en te<br />

18<br />

Voorbeeld van een verticale analyse van de resultatenrekening<br />

vergelijken. Deze tijdsanalyse laat toe na te gaan of de relatieve<br />

samenstelling van de balans en resultaten gewijzigd is en<br />

vervolledigt op deze manier de horizontale analyse, die<br />

aangeeft welke verschuivingen zich doorheen de tijd <strong>voor</strong>doen<br />

in een post onafhankelijk van de evolutie van het totaal.<br />

RESULTATENREKENING JAAR 1 JAAR 2 JAAR 3<br />

Omzet 1.600 100 euro 1.800 100 euro 1.950 100 euro<br />

– bedrijfskosten 1.140 71,2 euro 1.350 75 euro 1.500 76,9 euro<br />

= bedrijfsresultaat 460 28,8 euro 450 25 euro 450 23,1 euro<br />

– financiële kosten 300 18,8 euro 350 19,4 euro 400 20,5 euro<br />

+ financiële opbrengsten 40 2,5 euro 10 0,6 euro 20 1,0 euro<br />

= resultaat gewone bedrijfsuitoef. 200 12,5 euro 110 6,1 euro 70 3,6 euro<br />

– belastingen 100 6,2 euro 60 3,4 euro 40 2,1 euro<br />

= WINST 100 6,2 euro 50 2,8 euro 30 1,5 euro<br />

Tegenover elke 100 euro dat er verkocht wordt, wordt er in jaar 1 71,2 euro bedrijfskosten gemaakt, 75 euro in jaar 2 en 76,9 euro in jaar 3. Ook<br />

de financiële kosten stijgen meer dan de omzet, terwijl de financiële opbrengsten dalen. Dit alles heeft tot gevolg dat er in jaar 3 nog maar 1,5<br />

euro winst overblijft per 100 euro verkopen waar dit nog 6,2 euro was in jaar 1.


De ratioanalyse<br />

2.1 Wat is een ratioanalyse?<br />

Naast een horizontale en een verticale analyse worden op de<br />

gegevens uit de jaarrekening ook ratioanalyses uitgevoerd. De<br />

ratioanalyse is de meest klassieke financiële analysetechniek.<br />

Een ratio is een verhoudingsgetal waarbij 2 of meer gegevens<br />

uit de balans, resultatenrekening of de toelichting aan elkaar<br />

gerelateerd worden. Theoretisch kan er een oneindig aantal<br />

ratio’s berekend worden, maar een groot deel daarvan heeft<br />

weinig of geen concrete betekenis. We beperken ons tot de<br />

meest algemene ratio’s die <strong>voor</strong> de meeste ondernemingen<br />

relevant zijn.<br />

Liquiditeit: kan de onderneming haar schulden op korte<br />

termijn betalen?<br />

Efficiëntie: hoe gaat de onderneming om met haar middelen?<br />

Rentabiliteit: hoe presteert de onderneming?<br />

Solvabiliteit: is de financiële structuur gezond?<br />

Toegevoegde waarde: welke waarde wordt door de<br />

onderneming gecreëerd?<br />

2.2 De liquiditeit<br />

De liquiditeitsratio laat toe na te gaan in welke mate de<br />

onderneming aan haar schulden op korte termijn kan voldoen.<br />

De middelen die in aanmerking komen om de schulden op<br />

korte termijn te voldoen zijn de beperkte vlottende activa.<br />

2.2.1 De algemene liquiditeitsratio of 'current<br />

ratio'<br />

De 'current ratio' geeft een eerste evaluatie van de<br />

liquiditeitsgraad en vergelijkt het totaal van de realiseerbare en<br />

beschikbare activa met de schulden op korte termijn, inclusief<br />

de overlopende rekeningen.<br />

'current ratio' =<br />

beperkte vlottende activa<br />

schulden op korte termijn<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN DE 'CURRENT RATIO'<br />

Om een veiligheidsmarge te hebben moet de 'current ratio'<br />

groter zijn dan 1. Hoe groter de 'current ratio', hoe groter het<br />

overschot of de veiligheidsmarges van de vlottende activa<br />

boven de schulden op korte termijn en hoe sterker de<br />

liquiditeitstoestand. Wanneer de 'current ratio' gelijk is aan of<br />

kleiner dan 1, kan dit erop wijzen dat de onderneming financiële<br />

moeilijkheden ondervindt. De kritische waarde van de 'current<br />

ratio' is 1.<br />

2.2.2 De beperkte liquiditeitsratio of ‘acid test’<br />

De <strong>voor</strong>raden in de vlottende activa zijn niet altijd even<br />

makkelijk realiseerbaar. Enerzijds heeft de onderneming steeds<br />

een minimum<strong>voor</strong>raad nodig en anderzijds zijn er misschien<br />

een aantal goederen die niet verkocht kunnen worden.<br />

De 'quick ratio' of 'acid test' houdt enkel rekening met de<br />

activa-elementen die gerealiseerd kunnen worden, zonder<br />

afbreuk te doen aan de continuïteit van de onderneming.<br />

Voorraden worden dus buiten beschouwing gelaten. Ook de<br />

overlopende rekeningen worden buiten beschouwing gelaten<br />

omwille van het heterogene karakter. De overlopende<br />

rekeningen van het actief omvatten namelijk zowel over te<br />

dragen kosten als verkregen opbrengsten, terwijl de overlopende<br />

rekeningen van het passief zowel uit toe te rekenen<br />

19


kosten als over te dragen opbrengsten bestaan.<br />

20<br />

'Acid test' =<br />

beperkte vlottende activa – <strong>voor</strong>raden – overlopende rekeningen<br />

vreemd vermogen korte termijn – overlopende rekeningen<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN DE 'ACID TEST'<br />

Omdat er geen rekening wordt gehouden met de <strong>voor</strong>raden als<br />

realiseerbaar actief, is de ‘acid test’ een stuk strenger dan de<br />

‘current ratio’. Wanneer deze ratio groter is 1, heeft de<br />

onderneming een gezonde liquiditeitstoestand. Hoe hoger de<br />

waarde van deze ratio, hoe meer activa aanwezig zijn die op<br />

korte termijn kunnen omgezet worden om de verplichtingen op<br />

korte termijn na te komen.<br />

2.2.3 Het nettobedrijfskapitaal<br />

De beperkte vlottende activa vormen het brutobedrijfskapitaal<br />

van de onderneming. Wanneer we deze beperkte vlottende<br />

activa verminderen met de schulden op korte termijn bekomen<br />

we het nettobedrijfskapitaal. Dit nettobedrijfskapitaal vormt de<br />

veiligheidsmarge van de onderneming.<br />

Nettobedrijfskapitaal =<br />

beperkte vlottende activa – schulden op korte termijn<br />

Het netto bedrijfskapitaal kan positief of negatief zijn<br />

afhankelijk van of er een overschot of een tekort is aan<br />

middelen op lange termijn om de nettovastleggingen te<br />

financieren. Een belangrijk negatief nettobedrijfskapitaal wijst<br />

op een ernstige onevenwichtigheid in de financiële structuur<br />

van de onderneming: er kan in dit geval reeds twijfel rijzen<br />

omtrent de overlevingskansen van het bedrijf. Een positief<br />

bedrijfskapitaal betekent dat er permanente middelen worden<br />

gebruikt <strong>voor</strong> de financiering van de exploitatiecyclus. Lange<br />

termijnmiddelen worden dus aangewend <strong>voor</strong> de financiering<br />

van korte termijnoperaties.<br />

Nettobedrijfskapitaal<br />

ACTIVA<br />

vaste activa<br />

vlottende activa<br />

...................................<br />

bedrijfskapitaal<br />

...................................<br />

PASSIVA<br />

eigen vermogen<br />

vreemd vermogen<br />

lange termijn<br />

vreemd vermogen<br />

korte termijn<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN HET NETTOBEDRIJFSKAPITAAL<br />

Met de berekening van het nettobedrijfskapitaal wordt in feite<br />

hetzelfde gemeten als met de ‘current ratio’, maar dan in<br />

absoluut bedrag. Wanneer de ‘current ratio’ groter is dan 1, is<br />

het nettobedrijfskapitaal positief. Is de ‘current ratio’ kleiner<br />

dan 1, dan is het nettobedrijfskapitaal negatief. Het bedrag<br />

geeft aan hoe groot de veiligheidsmarge of het tekort is.<br />

Het nettobedrijfskapitaal kan ook uitgedrukt worden in een<br />

percentage:<br />

nettobedrijfskapitaal x 100<br />

totaal der activa


2.3 De efficiëntieratio’s<br />

De efficiëntieratio’s geven aan hoe efficiënt de exploitatiecyclus<br />

verloopt in de onderneming en hebben tot doel om na te gaan<br />

hoe liquide de elementen van het nettobedrijfskapitaal wel zijn.<br />

Ze leggen ook enkele pijnpunten bloot waar nood is aan<br />

optimalisatie in het kader van de financieringsbehoeften.<br />

2.3.1 De <strong>voor</strong>raadrotatie<br />

De <strong>voor</strong>raadratio’s laten toe de liquiditeitsgraad van de<br />

<strong>voor</strong>raden en de efficiëntie van het <strong>voor</strong>raadbeheer te bepalen.<br />

Met andere woorden, hoe lang duurt het gemiddeld <strong>voor</strong> de<br />

<strong>voor</strong>raden en bestellingen in uitvoering verkocht worden? Alle<br />

ondernemingen moeten streven naar een zo hoog mogelijke<br />

<strong>voor</strong>raadrotatie: hoe sneller de <strong>voor</strong>raden gerealiseerd worden,<br />

hoe hoger hun liquiditeit is en hoe minder er moet<br />

gefinancieerd worden.<br />

De grootheid van de <strong>voor</strong>raadrotatie hangt evenwel af van de<br />

aard van de geproduceerde en/of verkochte goederen en van de<br />

economische sector waartoe de onderneming behoort.<br />

Voorraadrotatie =<br />

omzet<br />

<strong>voor</strong>raden en bestellingen in uitvoering<br />

Deze ratio kan opgesplitst worden in meerdere ratio’ s. Zo kan<br />

de rotatie van de grondstoffen, goederen in bewerking,<br />

handelsgoederen, enzo<strong>voor</strong>t afzonderlijk bepaald worden.<br />

Wanneer de ratio omgedraaid en vermenigvuldigd wordt met<br />

365 bekomen wij het aantal dagen dat een <strong>voor</strong>raadbestanddeel<br />

gemiddeld in de onderneming aanwezig is.<br />

<strong>voor</strong>raad<br />

Aantal dagen <strong>voor</strong>raad = x 365<br />

omzet<br />

2.3.2 Dagen klantenkrediet<br />

Het aantal dagen klantenkrediet geeft aan wat de gemiddelde<br />

tijdsduur is die verloopt tussen het ontstaan van de<br />

handelsvorderingen en de inning ervan. Het bepaalt enerzijds<br />

de liquiditeitsgraad van de vorderingen en anderzijds de<br />

efficiëntie van het debiteurenbeheer.<br />

handelsvorderingen<br />

Aantal dagen klantenkrediet = x 365<br />

omzet inclusief BTW<br />

Om schommelingen uit te vlakken kan een gemiddelde<br />

genomen worden van de uitstaande handelsvorderingen bij het<br />

begin en op het einde van het jaar. De uitkomst van deze<br />

bewerking kan vergeleken worden met de betalingstermijnen<br />

die de onderneming op de factuur vermeldt.<br />

Het is niet noodzakelijk dat de toestand per einde boekjaar<br />

representatief is <strong>voor</strong> het dagelijkse gemiddelde van het<br />

boekjaar. Dit is bij<strong>voor</strong>beeld het geval bij seizoensgebonden<br />

verkopen.<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN HET AANTAL DAGEN<br />

KLANTENKREDIET<br />

Hoe kleiner het aantal dagen klantenkrediet, hoe sneller de<br />

vorderingen ten gelde gemaakt kunnen worden, wat duidt op<br />

een hoge liquiditeitsgraad. Een te klein aantal dagen klantenkrediet<br />

kan echter wijzen op een te strenge kredietpolitiek, wat<br />

verlies aan klanten kan betekenen. Een te lange inningperiode<br />

kan wijzen op een te losse kredietpolitiek of een slechte<br />

debiteurenopvolging.<br />

2.3.3 Dagen leverancierskrediet<br />

Het aantal dagen leverancierskrediet is het gemiddeld aantal<br />

dagen dat verloopt tussen het ontstaan van de handelsschulden<br />

en de betaling ervan.<br />

21


22<br />

handelsschulden<br />

Aantal dagen leverancierskrediet = x 365<br />

aankopen + BTW<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE VAN AANTAL DAGEN<br />

LEVERANCIERSKREDIET<br />

Het aantal dagen leverancierskrediet moet met de nodige<br />

omzichtigheid worden geïnterpreteerd. Een hoog aantal dagen<br />

leverancierskrediet kan wijzen op betalingsmoeilijkheden van de<br />

onderneming of een zeer hoog vertrouwen van de leveranciers<br />

in de onderneming. Een laag aantal kan wijzen op een<br />

wantrouwen van de leveranciers die dan een directe betaling<br />

eisen.<br />

Leverancierskrediet kan wel een dure financieringsvorm zijn,<br />

omdat in dit geval geen gebruik gemaakt kan worden van<br />

eventuele kortingen <strong>voor</strong> contante betalingen die de<br />

leveranciers kunnen toestaan.<br />

Leverancierskrediet dure<br />

financieringsvorm?<br />

De financiële kost van het derven van de korting <strong>voor</strong> contante<br />

betaling kan berekend worden met volgende formule:<br />

K 365<br />

I = x<br />

100 – K T<br />

I = financiële kost op jaarbasis<br />

K = kortingspercentage<br />

T = leverancierskrediet bij niet contante betaling<br />

Voorbeeld<br />

Er wordt een korting gegeven van 3% wanneer er binnen de acht<br />

dagen wordt betaald. In elk geval moet er op 30 dagen na het<br />

einde van de maand betaald worden. Het intrestpercentage bij<br />

continue facturering is dan.<br />

3 365<br />

I = x = 30,5%<br />

100 - 3 (45 - 8)<br />

45 = gemiddelde termijn zijnde de 15de van de maand + 30 dagen einde maand<br />

2.4 De rentabiliteitsratio’s<br />

De rentabiliteitsratio’ s hebben tot doel om het resultaat van de<br />

onderneming te bestuderen in functie van:<br />

de omzet om de verkoopmarges te bepalen.<br />

de ingezette activa om de rentabiliteit van de gebruikte<br />

middelen na te gaan.<br />

het eigen vermogen om het rendement <strong>voor</strong> de<br />

aandeelhouder te bepalen.<br />

2.4.1 Het bedrijfsresultaat als vertrekpunt<br />

Voor de berekening van de eerste twee vormt het bedrijfsresultaat<br />

de basis. Zonder verrekening van de niet-kaskosten wordt het<br />

brutobedrijfsresultaat bepaald, met verrekening van de nietkaskosten<br />

het nettobedrijfsresultaat. Niet-kaskosten zijn kosten<br />

die geen uitgaande kasstromen veroorzaken zoals afschrijvingen,<br />

waardeverminderingen en <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> risico’s en kosten.<br />

Door de niet-kaskosten niet op te nemen in de berekening van het<br />

brutobedrijfsresultaat, wordt de invloed ervan uitgeschakeld. Het<br />

bedrag van de niet-kaskosten kan immers fiscaal beïnvloed zijn<br />

(snelle afschrijving om de winst te drukken). Toch moet er ook<br />

telkens gerekend worden met het nettobedrijfsresultaat want de<br />

niet-kaskosten zijn uiteraard ook kosten. Het bruto- en nettobedrijfsresultaat<br />

worden als volgt berekend:<br />

Berekening bedrijfsresultaat<br />

BEDRIJFSOPBRENGSTEN<br />

– kosten verkochte goederen<br />

– kosten diensten en diverse goederen<br />

– personeelskosten<br />

– andere exploitatiekosten<br />

BRUTOBEDRIJFSRESULTAAT<br />

– afschrijvingen<br />

– waardeverminderingen<br />

– <strong>voor</strong>zieningen<br />

NETTOBEDRIJFSRESULTAAT


2.4.2 De bruto- en nettoverkoopmarge<br />

DE BRUTOVERKOOPMARGE<br />

De brutoverkoopmarge is één van de meest gebruikte<br />

rentabiliteitsratio’s en wordt als volgt berekend:<br />

De brutoverkoopmarge =<br />

brutobedrijfsresultaat <strong>voor</strong> niet-kaskosten<br />

x 100<br />

omzet<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE BRUTOVERKOOPMARGE<br />

De brutoverkoopmarge geeft aan hoe groot het brutobedrijfsresultaat<br />

is in verhouding met de omzet. Deze brutomarge<br />

houdt enkel rekening met de directe kosten die nodig zijn om<br />

de omzet te realiseren. Het bepaalt hoeveel euro bedrijfsresultaat<br />

er overgehouden wordt per 100 euro verkopen<br />

zonder rekening te houden met de niet-kaskosten<br />

(afschrijvingen, waardeverminderingen en <strong>voor</strong>zieningen).<br />

Wanneer ook met deze laatste wordt rekening gehouden, wordt<br />

de nettoverkoopmarge bekomen.<br />

DE NETTOVERKOOPMARGE<br />

De nettoverkoopmarge houdt in tegenstelling tot de<br />

brutoverkoopmarge wel rekening met de kaskosten. Dit heeft<br />

tot gevolg dat dit bedrag beïnvloed wordt door de politiek die<br />

de onderneming volgt inzake het boeken van afschrijvingen,<br />

waardeverminderingen en <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> risico’s en<br />

kosten. Bovenstaande formule wordt dan ook aangepast:<br />

De nettoverkoopmarge =<br />

nettobedrijfsresultaat x 100<br />

omzet<br />

Verkoopmarges geven dus een eerste indicatie over de<br />

winstgevendheid van een onderneming omdat ze het<br />

bedrijfsresultaat in verband brengen met de verkopen. Anders<br />

gezegd, ze geven aan hoeveel een onderneming wint op een<br />

verkoop ter waarde van 100 euro.<br />

Het is aangewezen om beide ratio’s samen te bekijken en<br />

interessant om deze ratio’s te vergelijken met die van<br />

ondernemingen uit dezelfde sector.<br />

2.4.3 De rentabiliteit van de bedrijfsactiva<br />

Het bedrijfsresultaat kan ook bekeken worden in functie van de<br />

ingezette activa om de rentabiliteit van de gebruikte middelen<br />

na te gaan. Deze ratio brengt het gerealiseerde resultaat (winst<br />

of verlies) van het boekjaar in verband met het totale<br />

geïnvesteerde vermogen (zowel eigen als vreemd vermogen).<br />

De formule ziet er als volgt uit:<br />

De rentabiliteit van de bedrijfsactiva =<br />

bruto- of nettobedrijfsresultaat<br />

totaal actief<br />

x 100<br />

Wanneer het totaal der activa beperkt worden tot de vlottende<br />

activa kan de bruto- of nettorentabiliteit van de vlottende activa<br />

berekend worden.<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE<br />

De rentabiliteit van het totaal actief verduidelijkt het<br />

gerealiseerde resultaat per 100 euro geïnvesteerd vermogen en<br />

is <strong>voor</strong>al vanuit investeringsstandpunt belangrijk. Potentiële<br />

beleggers zijn namelijk <strong>voor</strong>al geïnteresseerd in de opbrengst<br />

per 100 euro van de geïnvesteerde middelen en niet zozeer in<br />

de opbrengst per 100 euro verkopen.<br />

23


Deze ratio laat ook toe het eigen bedrijfsresultaat te vergelijken<br />

met dat van andere ondernemingen met een verschillende<br />

financiële structuur. De rentabiliteit van het totaal actief is<br />

immers onafhankelijk van het aandeel van het eigen en vreemd<br />

vermogen in het totaal vermogen (financiële kosten en<br />

opbrengsten zijn niet opgenomen in het bedrijfsresultaat). De<br />

verdeling van het globaal resultaat onder de verschillende<br />

begunstigden (schuldeisers, overheid, aandeelhouders) speelt<br />

evenmin een rol.<br />

2.4.4 De rentabiliteit van het eigen vermogen na<br />

belastingen<br />

Het resultaat van het boekjaar kan gerelateerd worden aan het<br />

eigen vermogen op <strong>voor</strong>waarde dat dit positief is. De<br />

berekening van deze ratio heeft bij een negatief eigen vermogen<br />

geen zin. Indien een onderneming naast een negatief eigen<br />

vermogen ook een negatief bedrijfsresultaat realiseert, zou<br />

immers een positief rendement behalen bij de berekening van<br />

deze ratio.<br />

24<br />

Nettorentabiliteit eigen vermogen =<br />

Resultaat van het boekjaar na belastingen<br />

x 100<br />

Eigen vermogen<br />

Om de invloed van de niet-kaskosten uit te schakelen, kan<br />

eveneens de brutorentabiliteit van het eigen vermogen<br />

berekend worden.<br />

Brutorentabiliteit van het eigen vermogen =<br />

Resultaat van het boekjaar na belastingen + niet-kaskosten<br />

x 100<br />

Eigen vermogen<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE<br />

Het nettoresultaat dat de onderneming boekt na de betaling<br />

van alle bedrijfs-, financiële en uitzonderlijke kosten en<br />

belastingen is in principe ter beschikking van de aandeelhouders.<br />

Het hoeft dus geen betoog dat zij, meer nog dan in de<br />

rentabiliteit van het totaal geïnvesteerde vermogen,<br />

geïnteresseerd zijn in de rentabiliteit van het eigen vermogen<br />

van de onderneming. Deze rentabiliteit geeft hen een indicatie<br />

van de opbrengst van hun belegging.<br />

2.4.5 Verband tussen liquiditeit en rentabiliteit<br />

Om de continuïteit van de onderneming te verzekeren, moet er<br />

aan twee <strong>voor</strong>waarden voldaan zijn. De onderneming moet<br />

over een minimum aan rentabiliteit beschikken.<br />

over voldoende liquiditeiten beschikken om haar schulden op<br />

korte termijn te kunnen inlossen.<br />

Op basis van deze criteria kan een classificatie van ondernemingen<br />

opgesteld worden. Deze classificatie is uiteraard niet<br />

absoluut, maar geeft wel een goede indicatie.


Liquiditeit<br />

Rentabiliteit<br />

+<br />

–<br />

2.5 De solvabiliteitsratio’s<br />

Als we solvabiliteitsratio’s bepalen, is het de bedoeling om na<br />

te gaan in hoeverre de onderneming aan al haar schulden zal<br />

kunnen voldoen. Met andere woorden, deze ratio’s geven een<br />

beeld van de kredietwaardigheid van de onderneming. Externe<br />

financiers hechten zeer veel belang aan de solvabiliteit van de<br />

onderneming.<br />

2.5.1 De algemene solvabiliteit<br />

De algemene solvabiliteit wordt bepaald door het eigen<br />

vermogen van de onderneming te relateren aan het totaal<br />

vermogen:<br />

eigen vermogen<br />

Algemene solvabiliteit = x 100<br />

totaal vermogen<br />

+<br />

GEZOND<br />

Een onderneming met een goede liquiditeit en<br />

rentabiliteit. Zij heeft geen financiële<br />

problemen en zal deze ook niet krijgen in de<br />

nabije toekomst.<br />

TIJDELIJK ZIEK<br />

De onderneming heeft liquiditeitsproblemen,<br />

maar nog een positieve rentabiliteit. Zij kan<br />

nog bijkomende middelen aantrekken of deze<br />

in de toekomst zelfs genereren.<br />

CHRONISCH ZIEK<br />

Op dit ogenblik heeft de onderneming nog<br />

geen financiële problemen, maar de slechtere<br />

resultaten zullen op termijn aanleiding geven<br />

tot problemen.<br />

STERVEND<br />

De onderneming heeft financiële problemen en<br />

kan hieraan geen oplossing geven omwille van de<br />

negatieve rentabiliteit. Er zullen geen financiers<br />

gevonden worden om bijkomende financiële<br />

middelen te verschaffen.<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE<br />

De solvabiliteit geeft weer hoeveel procent van het totaal<br />

vermogen van de onderneming bestaat uit eigen vermogen.<br />

Hoe groter het percentage, hoe minder schulden de onderneming<br />

heeft; hoe kleiner het percentage, hoe meer schulden<br />

de onderneming heeft.<br />

Bij de aanvraag van nieuwe leningen bekijken banken altijd<br />

deze ratio. Het geeft immers een indicatie van de veiligheidsmarge<br />

<strong>voor</strong> geldschieters bij verliezen, waardedaling van activa<br />

of waardeverlies bij gedeeltelijke of volledige liquidatie van de<br />

onderneming. Voor productieondernemingen wordt 33% als<br />

maatstaf beschouwd, <strong>voor</strong> dienstenondernemingen 25% en<br />

<strong>voor</strong> handelsondernemingen zonder productie 30%. Hoe hoger<br />

de solvabiliteit, hoe hoger de kredietwaardigheid.<br />

–<br />

25


2.5.2 Schuldgraad op lange termijn<br />

Een aantal schulden op korte termijn zijn vanuit financieel<br />

oogpunt zo goed als permanent. Om deze reden wordt ook de<br />

schuldgraad op lange termijn berekend:<br />

26<br />

Schuldgraad op lange termijn =<br />

vreemd vermogen op lange termijn<br />

eigen vermogen<br />

x 100<br />

Om na te gaan hoeveel schuldfinanciering aangewend werd per<br />

100 euro financiële middelen waarover op meer dan 1 jaar<br />

beschikt kan worden, kan volgende ratio berekend worden:<br />

Schuldfinanciering =<br />

vreemd vermogen op lange termijn<br />

permanent vermogen<br />

x 100<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE<br />

Wanneer een onderneming groeit, zijn bijkomende<br />

investeringen in vlottende activa nodig. Deze bijkomende<br />

financiering kan doorgaans bekomen worden bij leveranciers.<br />

Het zijn <strong>voor</strong>al de schulden op lange termijn die het financieel<br />

risico van de onderneming bepalen. Hierop is er immers zowel<br />

een interest- als een aflossingsverplichting. Hoe hoger de<br />

interest en hoe korter de aflossingstermijn, hoe groter het<br />

financiële risico. De schulgraad houdt hier geen rekening mee<br />

en moet dus als een ruwe indicator beschouwd worden.<br />

2.5.3 De cashflow na belastingen<br />

De term ‘cashflow’ kan verschillende betekenissen hebben.<br />

Letterlijk vertaald betekent cashflow ‘geldstroom’ of het verschil<br />

tussen ontvangsten en uitgaven gedurende een bepaalde<br />

periode. In het kader van een financiële analyse heeft de<br />

cashflow een andere definitie gekregen. De cashflow is hier het<br />

resultaat na belastingen vermeerderd met de niet-kaskosten.<br />

Cashflow = resultaat na belastingen<br />

+ afschrijvingen<br />

+ waardeverminderingen<br />

+ <strong>voor</strong>zieningen<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE<br />

De cashflow van een onderneming geeft niet het bedrag aan<br />

liquide middelen weer die de onderneming gedurende een<br />

bepaalde periode heeft gegenereerd. Wanneer een<br />

onderneming bij<strong>voor</strong>beeld goederen verkoopt op het einde van<br />

het boekjaar en een betalingsuitstel verleend van 90 dagen, is<br />

het bedrag van de verkoop wel opgenomen in de cashflow,<br />

maar zijn de geldmiddelen nog niet in de onderneming.<br />

Met de cashflow worden de geldmiddelen bedoeld die de<br />

onderneming via de exploitatiecyclus kan verkrijgen en die niet<br />

besteed moeten worden aan normale exploitatie-uitgaven. De<br />

cashflow vertegenwoordigt dus het bedrag dat de onderneming<br />

overhoudt van haar exploitatie tijdens het boekjaar. De cashflow<br />

is een maatstaf ter beoordeling van de mate waarin de<br />

onderneming erin slaagt interne financiële middelen tot stand<br />

te brengen die bestemd zijn om haar activiteit te financieren.<br />

Deze middelen kunnen gebruikt worden <strong>voor</strong> de financiering<br />

van investeringen, de aangroei van vlottende activa, aflossing<br />

van schulden en winstuitkeringen.<br />

Financiële instellingen hechten veel belang aan de cashflow


omdat hierdoor wordt gemeten in welke mate de onderneming<br />

in staat is om de middelen <strong>voor</strong> te brengen om het geleende<br />

kapitaal terug te betalen zonder haar financieel evenwicht in<br />

gevaar te brengen. Indien de cashflow onvoldoende is om de<br />

annuïteit van een lening jaarlijks terug te betalen, is de<br />

onderneming verplicht uit haar bedrijfskapitaal te putten.<br />

Voor de vergelijking van de prestaties van een onderneming<br />

met deze van andere ondernemingen is de cashflow soms meer<br />

aangewezen dan een winstvergelijking. Zoals reeds eerder<br />

aangehaald, zijn de niet-kaskosten immers soms fiscaal<br />

geïnspireerd. Met de berekening van de cashflow wordt dit<br />

geneutraliseerd.<br />

2.5.4 Dekkingsratio van het vreemd vermogen<br />

Om na te gaan of de onderneming in staat is om zijn financiële<br />

verplichtingen ten opzichte van derden te voldoen, wordt de<br />

dekkingsratio van het vreemd vermogen berekend. De formule<br />

ziet er als volgt uit:<br />

Dekkingsratio van het vreemd vermogen =<br />

cashflow na belastingen<br />

x 100<br />

vreemd vermogen<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE<br />

Deze ratio geeft aan welk deel van het vreemd vermogen zou<br />

kunnen afgelost worden uit de cashflow van een bepaald jaar<br />

wanneer de volledige cashflow zou gebruikt worden om het<br />

vreemd vermogen terug te betalen. Hoe groter de<br />

dekkingsratio, hoe groter het deel van het vreemd vermogen<br />

dat door de cashflow kan worden afgelost.<br />

2.5.5 De gemiddelde aflossingsduur van vreemd<br />

vermogen<br />

Wanneer de formule van de dekkingsratio van het vreemd<br />

vermogen wordt omgedraaid, is de gemiddelde aflossingsduur<br />

van het totaal vreemd vermogen uit de cashflow van een<br />

bepaald jaar het resultaat:<br />

Gemiddelde aflossing van vreemd vermogen =<br />

vreemd vermogen<br />

cashflow na belastingen<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE GEMIDDELDE AFLOSSINGSDUUR<br />

Deze ratio geeft weer op welke termijn een onderneming haar<br />

volledige schuld zou kunnen betalen wanneer zij de middelen<br />

die door de cashflow worden gegenereerd, volledig zou<br />

gebruiken om de schulden terug te betalen. Een kleine<br />

gemiddelde aflossingsduur geeft aan dat een onderneming nog<br />

bijkomende schulden en de daaraan verbonden aflossingen kan<br />

dragen.<br />

2.6 De toegevoegde waarde<br />

De toegevoegde waarde is de waarde die de onderneming<br />

toevoegt aan de goederen en diensten die zij van derden<br />

bekomt. Het meet dus de waarde van de productie verminderd<br />

met het intermediair verbruik. Deze waarde wordt eveneens<br />

gebruikt om het binnenlands product van het land te<br />

berekenen. Deze is gelijk aan de optelsom van de toegevoegde<br />

waarde in de bedrijven en de overheid.<br />

Toegevoegde waarde = output – input<br />

27


De bruto toegevoegde waarde wordt gebruikt om volgende<br />

kosten te dekken:<br />

28<br />

niet-kaskosten<br />

personeelskosten<br />

financiële kosten van het vreemd vermogen<br />

belastingen<br />

Wat overblijft na verrekening van deze kosten, is de<br />

toegevoegde winst.<br />

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bruto en netto<br />

toegevoegde waarde. Tijdens het productieproces verbruiken de<br />

bedrijven niet alleen goederen en diensten die ze inkopen<br />

(intermediair gebruik), maar maken ze ook gebruik van<br />

kapitaalgoederen zoals machines en gebouwen. De kost van<br />

deze kapitaalgoederen krijgt vorm door de afschrijvingen.<br />

Daarnaast zijn er nog een aantal andere niet-kaskosten zoals de<br />

INTERMEDIAIR<br />

VERBRUIK<br />

(directe kosten bij derden)<br />

BRUTO<br />

TOEGEVOEGDE<br />

WAARDE<br />

><br />

><br />

Input<br />

kost van handelsgoederen,<br />

grond- en hulpstoffen<br />

kost van diensten en diverse goederen<br />

niet-kaskosten<br />

NETTO<br />

TOEGEVOEGDE<br />

WAARDE<br />

><br />

personeelskosten<br />

financiële kosten<br />

belastingen<br />

toegevoegde winst<br />

waardeverminderingen en <strong>voor</strong>zieningen.<br />

Wanneer de niet-kaskosten van de bruto toegevoegde waarde<br />

worden afgetrokken bekomt men de netto toegevoegde waarde.<br />

BETEKENIS EN INTERPRETATIE TOEGEVOEGDE WAARDE<br />

Een vergelijking tussen het bedrag van deze bruto toegevoegde<br />

waarde en bepaalde gegevens uit de jaarrekening geeft inzicht in:<br />

de globale prestatie van de onderneming en de efficiëntie van<br />

de ingezette middelen. Dit is het geval <strong>voor</strong> de ratio’s<br />

‘toegevoegde waarde per personeelslid’ en ‘toegevoegde<br />

waarde/bruto materiële vaste activa’.<br />

een deel van de activiteit van de onderneming dat<br />

overeenkomt met een inkomenscreatie (toegevoegde<br />

waarde/bedrijfsopbrengsten).<br />

het relatief belang van de kosten van schulden, de<br />

personeelskosten en de niet-kaskosten.<br />

Output<br />

omzet<br />

geproduceerde vaste activa<br />

productie in <strong>voor</strong>raad<br />

><br />

WAARDE<br />

VAN DE<br />

PRODUCTIE


2.7 Wat u moet onthouden<br />

Het belangrijkste <strong>voor</strong>deel van ratio’s is dat het om een eenvoudige,<br />

gestandaardiseerde en objectieve meting gaat. De bekomen waarden kunnen<br />

vergeleken worden<br />

in de tijd om de evolutie te onderzoeken<br />

met bepaalde objectieven<br />

met andere bedrijfsonderdelen<br />

met andere ondernemingen binnen de sector.<br />

Een financiële analyse van een onderneming krijgt veel meer waarde wanneer<br />

de bekomen resultaten worden vergeleken met andere ondernemingen uit<br />

dezelfde sector. Voor een sectorale analyse vergelijkt u de resultaten uit de<br />

horizontale, verticale en ratioanalyse met die resultaten die in de sector van<br />

de onderneming van toepassing zijn. Het is immers duidelijk dat de<br />

financiële kengetallen sectorgebonden zijn. Zo zal bij<strong>voor</strong>beeld de brutomarge<br />

van een onderneming die machines bouwt sterk verschillen van deze<br />

van een meststoffenfabrikant. Bij een vergelijking van uw cijfers met cijfers<br />

van een andere onderneming, is het aangewezen om een onderneming te<br />

kiezen met een vergelijkbare bedrijfsomvang.<br />

Om u een handje te helpen, kunt u volgende vragen stellen:<br />

Heeft de onderneming een positief nettobedrijfskapitaal (current ratio >1)?<br />

Komt het aantal dagen klantenkrediet overeen met de factuur<strong>voor</strong>waarden?<br />

Is het aantal dagen leverancierskrediet normaal?<br />

Is er voldoende <strong>voor</strong>raadrotatie?<br />

Hoe ligt de bruto- en nettoverkoopmarge in vergelijking met de sector?<br />

Is de nettorentabiliteit van het eigen vermogen voldoende?<br />

Is de onderneming kredietwaardig (solvabiliteit)?<br />

Hoeveel bedraagt de gemiddelde aflossingsduur van het vreemd<br />

vermogen?<br />

Hoe evolueert de cashflow?<br />

Hoeveel toegevoegde waarde wordt er gecreëerd per personeelslid?<br />

29


30<br />

III. De financiering<br />

Een onderneming wordt van bij haar start<br />

geconfronteerd met financieringsproblemen:<br />

hoeveel eigen vermogen zal er door de<br />

aandeelhouders beschikbaar gesteld worden en<br />

<strong>voor</strong> welk bedrag zal er een beroep gedaan<br />

worden op vreemd vermogen?<br />

Financieringsproblemen beperken zich echter niet<br />

tot de start van een onderneming. Het is veeleer<br />

een constante factor waarmee elke ondernemer<br />

vroeg of laat geconfronteerd wordt. Vooral bij<br />

ondernemingen die volop aan het uitbreiden zijn,<br />

komt de financiële structuur onder druk te staan.<br />

Het is daarom essentieel om er met kennis van<br />

zaken over te waken dat de financiële structuur<br />

van de onderneming gezond blijft. Daarom moet<br />

elke onderneming streven naar een optimale<br />

financieringsmix: enerzijds moet er rekening<br />

gehouden worden met een gezonde verhouding<br />

tussen eigen en vreemde middelen; anderzijds is<br />

het belangrijk dat de looptijden van de financiering<br />

en de levensduur van de activa die hiermee<br />

gefinancierd worden, op elkaar zijn afgestemd.


Financieringsmogelijkheden<br />

1.1 Wanneer ontstaat een<br />

financieringsbehoefte?<br />

Doorgaans ontstaan financieringsbehoeften wanneer een<br />

onderneming investeert in vaste activa en bij de exploitatiecyclus<br />

van de onderneming.<br />

1.1.1 Investeringen in vaste activa<br />

Investeren in vaste activa is de meest gekende vorm van<br />

investeren. Wanneer een onderneming een nieuw gebouw of<br />

machine nodig heeft, moet zij hier<strong>voor</strong> de nodige financiële<br />

middelen hebben.<br />

1.1.2 Exploitatiecyclus<br />

Voor een onderneming geld ontvangt uit haar verkopen,<br />

moeten een aantal dingen <strong>voor</strong>gefinancierd worden zoals de<br />

aankopen en het in <strong>voor</strong>raad houden van grondstoffen en<br />

handelsgoederen. Het is pas na betaling van de<br />

verkoopfacturen dat er opnieuw geld in het laadje komt.<br />

De nettobedrijfskapitaalbehoefte bepaalt het overschot of tekort<br />

aan finaciële middelen dat uit de exploitatie van de<br />

onderneming ontstaat.<br />

<<br />

goederen of diensten<br />

<strong>voor</strong>raad<br />

<<br />

<<br />

Nettobedrijfskapitaalbehoefte =<br />

vlottende bedrijfsactiva (exclusief de financiële rekeningen)<br />

– vreemd vermogen op korte termijn (exclusief financiële schulden)<br />

De vlottende bedrijfsactiva, exclusief de financiële middelen,<br />

bestaan uit de <strong>voor</strong>raden, de vorderingen op ten hoogste 1 jaar<br />

en de overlopende rekeningen op de actiefzijde van de balans.<br />

Het vreemd vermogen op korte termijn, exclusief de financiële<br />

schulden, zijn de schulden op meer dan 1 jaar die binnen het<br />

jaar vervallen, de handelsschulden, de schulden met betrekking<br />

tot de belastingen en sociale lasten, de overige schulden en de<br />

overlopende rekeningen op de passiefzijde van de balans.<br />

Bij een negatieve nettobedrijfskapitaalbehoefte is er geen<br />

behoefte aan bijkomende financieringsmiddelen. In dat geval<br />

volstaan de huidige middelen. Dit overschot wordt gebruikt als<br />

financieringsbron <strong>voor</strong> de vaste activa en leidt tot een positieve<br />

kas. De behoefte zal positief zijn wanneer de financieringsbehoeften<br />

uit de exploitatiecyclus (betalingsuitstel aan klanten<br />

en <strong>voor</strong>raadrotatie) groter zijn dan de bekomen financieringsbronnen<br />

(betalingsuitstel bij leveranciers, belastingen, sociale<br />

en andere schulden). Een positief nettobedrijfskapitaal kan<br />

deze behoefte opvangen. Is het nettobedrijfskapitaal echter<br />

negatief, dan ontstaat een financieringsbehoefte en moet er<br />

productieproces<br />

<strong>voor</strong>raad<br />

Aankoop Verkoop<br />

liquide middelen <<br />

handelsvorderingen<br />

inning facturen<br />

<<br />

<<br />

<<br />

31


ijgevolg gezocht worden naar bijkomende financieringen op<br />

korte termijn. Deze aanpak is een goede oplossing <strong>voor</strong><br />

tijdelijke tekorten, maar wanneer het gaat om een structureel<br />

probleem, moeten andere paden bewandeld worden. De<br />

oplossing kan er in dit geval in bestaan bijkomende middelen<br />

op lange termijn aan te trekken (verhoging kapitaal, meer<br />

winstreservatie,financieringen op lange termijn) of de<br />

exploitatiecyclus verder te optimaliseren.<br />

Een goede beheersing van het werkkapitaal is dus uitermate<br />

belangrijk. Volgende aandachtspunten zijn:<br />

32<br />

aankoop en andere betalingen<br />

<strong>voor</strong>raadbeheer en productieproces<br />

het debiteurenbeheer<br />

AANKOOP<br />

Het is al te eenvoudig om, in het kader van de optimalisatie van<br />

de financiering, te stellen dat de leveranciers later wel betaald<br />

zullen worden. Een dergelijke houding kan negatieve reacties<br />

teweegbrengen: de leveranciers zullen prijsverhogingen<br />

doorrekenen, contante betaling eisen of zelfs weigeren om nog<br />

verder te leveren. Bovendien kan de kredietwaardigheid van uw<br />

onderneming in het gedrang komen doordat uw betalingsgedrag<br />

via de leveranciers kan doorgegeven worden aan andere<br />

ondernemingen.<br />

Het is daarom aangewezen om op <strong>voor</strong>hand met de<br />

leveranciers te onderhandelen over de betalingstermijnen<br />

waarover de onderneming kan beschikken. Een eventuele<br />

beperking van het aantal leveranciers kan de aankooppositie<br />

van uw onderneming verstevigen. Probeer eveneens om stocks<br />

in consignatie te nemen. Hierdoor vermindert de financieringsbehoefte<br />

aanzienlijk.<br />

VOORRAADBEHEER<br />

De <strong>voor</strong>raden die een onderneming stockeert, zijn aanzienlijk.<br />

Deze <strong>voor</strong>raad moet uiteraard gefinancierd worden en een<br />

belangrijk gedeelte van het werkkapitaal kan in de <strong>voor</strong>raad<br />

vervat zitten. De onderneming heeft er dus alle belang bij om<br />

het <strong>voor</strong>raadniveau zo laag mogelijk te houden. Lage <strong>voor</strong>raden<br />

mogen er uiteraard niet toe leiden dat verkoopsopportuniteiten<br />

gemist worden. Optimalisatie, en niet minimalisatie, is dus aan<br />

de orde! Bij de optimalisatie van het <strong>voor</strong>raadbeheer komt het<br />

“Just in time”-principe om de hoek kijken: de <strong>voor</strong>raad moet er<br />

dus precies op het juiste moment zijn. Het hoeft geen betoog<br />

dat een goede verkoopsplanning hierbij van levensbelang is.<br />

Om de efficiëntie van het <strong>voor</strong>raadbeheer te meten kan er<br />

onder andere gebruik gemaakt worden van de <strong>voor</strong>raadrotatie,<br />

zoals aangehaald in deel 2. De <strong>voor</strong>raadrotatie kan verder<br />

verfijnd worden door deze per type <strong>voor</strong>raad te berekenen. Voor<br />

traag roterende <strong>voor</strong>raadtypes kan er geopteerd worden om te<br />

werken met bestellingen door de klant.<br />

DEBITEURENBEHEER<br />

De klanten kunnen eveneens een aanzienlijk deel van het<br />

werkkapitaal in beslag nemen. Naast de financieringsbehoeften<br />

die hier uit <strong>voor</strong>tvloeien, is er bovendien nog het risico dat de<br />

klant nooit zal betalen. Dit risico, ook wel debiteurenrisico<br />

genoemd, sluit u uit door een contante betaling te vragen aan<br />

uw nieuwe klanten.<br />

Kredietverlening<br />

Wanneer u uitstel van betaling verleent aan een klant,<br />

ontstaat het risico dat deze klant nooit zal betalen. Om de<br />

kredietwaardigheid van uw klant te bepalen en te achterhalen<br />

of u hem uitstel van betaling kunt verlenen, is een financieel<br />

onderzoek van de klant in kwestie vereist. Een<br />

kredietonderzoek is steeds een aanrader, tenzij het gaat om<br />

relatief kleine bedragen. Een kredietonderzoek is bovendien


niet enkel aangewezen <strong>voor</strong> nieuwe klanten. Het loont ook de<br />

moeite om de kredietwaardigheid van bestaande klanten na<br />

te gaan om te onderzoeken of de aan hen toegekende<br />

kredietlimieten en betalings<strong>voor</strong>waarden nog verantwoord<br />

zijn.<br />

Hoeveel informatie inwinnen ?<br />

De kredietwaardigheid moet <strong>voor</strong> elke klant afzonderlijk<br />

worden uitgezocht. Het is niet mogelijk om hier universeel<br />

bedrag op te kleven omdat meerdere factoren zoals onder<br />

meer winstmarge, betalingstermijn en binnen- of buitenland,<br />

een rol spelen. U werkt het best een regeling uit waarin u<br />

stelt dat<br />

- bij een bedrag lager dan bedrag X geen onderzoek wordt<br />

verricht;<br />

- bij een bedrag tussen bedrag X en Y een gewoon onderzoek<br />

wordt uitgevoerd;<br />

- bij een bedrag hoger dan bedrag Y een uitgebreid onderzoek<br />

wordt ingesteld.<br />

Naast het debiteurenrisico speelt de tijd waarbinnen de<br />

beslissing over het al of niet uitstel geven van betaling<br />

genomen moet worden, eveneens een rol. In bepaalde<br />

situaties dienen zich opportuniteiten aan die niet toelaten dat<br />

er lang gewacht wordt met het nemen van de beslissing. Het<br />

gevaar bestaat er dan in dat hoe sneller u een beslissing<br />

moet uitvoeren, hoe minder diepgaand u het onderzoek kunt<br />

verrichten.<br />

Welke informatie inwinnen?<br />

De informatie die u <strong>voor</strong> het verlenen van uitstel van betaling<br />

moet inwinnen, is <strong>voor</strong>al financiële informatie. Het is de<br />

financiële sterkte en betrouwbaarheid van de klant die<br />

doorslaggevend zal zijn: hoeveel eigen vermogen is er<br />

aanwezig?, hoeveel schulden heeft de klant?, wat is de<br />

verhouding tussen eigen middelen en schulden?, waaruit<br />

bestaan de bezittingen van de klant?, welke resultaten<br />

behaalt de klant?, enzo<strong>voor</strong>t. Voor een antwoord op deze<br />

vragen kunt u de absolute cijfers of ratio’s van de<br />

onderneming raadplegen.<br />

Naast de financiële gegevens wint u best ook informatie in<br />

over enkele andere elementen zoals de situatie van de sector,<br />

de positie van de afnemer in de sector, de ouderdom van de<br />

onderneming (starter - gevestigde), het verkoop<strong>beleid</strong>, de<br />

juridische vorm, enzo<strong>voor</strong>t. Deze informatie is doorgaans<br />

aanvullend, maar laat toe om na te gaan hoe de financiële<br />

positie van de onderzochte onderneming verder zal<br />

evolueren.<br />

Bureaus <strong>voor</strong> handelsinlichtingen<br />

Een aantal ondernemingen zijn gespecialiseerd in het<br />

verschaffen van financiële informatie over andere bedrijven.<br />

De informatie die zij verschaffen, gaat van de aflevering van<br />

een gevraagde jaarrekening tot een uitgebreide analyse van<br />

de onderneming vergeleken met deze van de concurrenten<br />

binnen de sector. Zij kunnen u ook vertellen of er<br />

geprotesteerde wissels van de onderneming bestaan en of er<br />

dagvaardingen van de RSZ aan de onderneming zijn gericht.<br />

Bovendien bewaren een aantal van deze bureaus persartikels<br />

over ondernemingen om een oordeel over de betrokken<br />

ondernemingen te vormen.<br />

33


34<br />

Checklist<br />

ondernemingen in<br />

moeilijkheden<br />

Aan het faillissement van een onderneming gaat meestal een<br />

periode van financiële moeilijkheden <strong>voor</strong>af. Heel wat schade kan<br />

dan ook vermeden worden wanneer tijdig geanticipeerd wordt op<br />

de financiële situatie van de onderneming.<br />

Dit kan door bij<strong>voor</strong>beeld de kredietlimieten en betalingstermijnen<br />

kritisch te evalueren of bijkomende waarborgen, zoals een<br />

persoonlijke waarborg, te eisen.<br />

Hierna volgen een aantal knipperlichten die erop kunnen wijzen of<br />

een bepaalde onderneming zich in financiële moeilijkheden<br />

bevindt. De meeste van deze indicatoren op zich zijn niet<br />

doorslaggevend, maar het geheel moet tot een beslissing leiden.<br />

Intern<br />

Stelt u een vertraging in de betalingen vast?<br />

Zijn er ongedekte of in de toekomst gedateerde cheques?<br />

Is er een opvallende wijziging in het koopgedrag?<br />

Extern<br />

Zijn er geprotesteerde wissels?<br />

Bestaan er achterstallige schulden bij de RSZ of de<br />

belastingen? Is de firma gedagvaard door de RSZ ?<br />

Hebben er recentelijk inbeslagnames plaatsgevonden?<br />

Is er een schrapping als erkende of geregistreerde aannemer?<br />

Heeft de jaarlijkse algemene vergadering plaatsgevonden?<br />

Is de jaarrekening tijdig neergelegd?<br />

Zijn de liquiditeit en solvabiliteit voldoende hoog?<br />

Zijn er recente bedrijfsverliezen?<br />

Heeft de bedrijfsrevisor een ongunstig advies gegeven?<br />

Zijn er ontslagen van zaakvoerders/bestuurders/directieleden?<br />

Zijn er wijzigingen in adres, benaming of financiële instelling?<br />

Staat de onderneming abnormale kortingen toe?<br />

Zijn de producten nog concurrentieel?<br />

Tien vuistregels<br />

om het risico van<br />

niet-betaling te<br />

verminderen<br />

Een oude volkswijsheid stelt dat <strong>voor</strong>komen beter is<br />

dan genezen. Deze wijsheid is meer dan terecht in<br />

het kader van het debiteurenbeheer. Het invorderen<br />

van onbetaald gebleven vorderingen is geen<br />

aangename taak en het realiseren van verliezen door<br />

oninbare vorderingen maakt bij weinig bedrijven<br />

deel uit van de basisdoelstellingen.<br />

1. Wees selectief bij de toekenning van krediet.<br />

2. Maak goede verkoops<strong>voor</strong>waarden.<br />

3. Werk met kredietlimieten.<br />

4. Bepaal zo kort mogelijke betalingstermijnen.<br />

5. Vrijwaar uw rechten als onbetaalde verkoper.<br />

6. Probeer bijkomende waarborgen te bekomen.<br />

7. Gebruik veilige betaalmiddelen.<br />

8. Organiseer overleg tussen de financiële en<br />

commerciële afdeling.<br />

9. Werk met kredietverzekeringen <strong>voor</strong> buitenlandse<br />

klanten.<br />

10. Hanteer een efficiënte en effectieve<br />

klantopvolging.


1.2 Financieringsmogelijkheden<br />

Wanneer een onderneming een duidelijk zicht heeft op haar<br />

financieringsbehoeften, moet zij bepalen welke financieringsvorm<br />

wenselijk is. Bij deze keuze is het belangrijk om de<br />

financieringsvorm af te stemmen op de financieringsbehoefte.<br />

Zo zorgt u er best <strong>voor</strong> dat behoeften op lange termijn<br />

gefinancieerd worden met middelen op lange termijn en moet u<br />

erover waken dat een structureel positief nettobedrijfskapitaal<br />

niet permanent gefinancierd wordt met dure financieringen op<br />

korte termijn.<br />

Keuze financieringsvorm<br />

Bij de afweging van de verschillende financieringsmogelijkheden<br />

moet u rekening houden met volgende<br />

elementen:<br />

1. Welke invloed heeft de gekozen financieringsvorm op de<br />

solvabiliteit en liquiditeit van mijn onderneming?<br />

2. Hoe lang moeten de middelen ter beschikking zijn?<br />

3. Welke rente is verschuldigd? Om de verschillende rentes met<br />

elkaar te kunnen vergelijken, worden ze best uitgedrukt op<br />

jaarbasis.<br />

4. Hoeveel eigen middelen heb ik om een investering aan te<br />

gaan?<br />

5. Is mijn onderneming bereid om de rente te laten aanpassen<br />

gedurende de looptijd van de financiering? Bij een aantal<br />

kredietvormen bestaat de keuze tussen een vaste of een<br />

variabele rente. Een vaste rente heeft het <strong>voor</strong>deel dat u op<br />

<strong>voor</strong>hand weet wat u moet betalen, maar u kunt niet<br />

profiteren van een tussentijdse rentedaling.<br />

6. Op welke steunmaatregelen van de overheid kan er een<br />

beroep gedaan worden bij de <strong>voor</strong>gestelde financieringen?<br />

7. Welke waarborgen worden er gevraagd?<br />

Er bestaan verschillende vormen van financiering die<br />

schematisch als volgt kunnen worden samengevat:<br />

Financieringsvormen<br />

<<br />

ZELFFINANCIERING<br />

<<br />

eigen<br />

vermogen<br />

<<br />

korte<br />

termijn<br />

<<br />

EXTERNE<br />

FINANCIERING<br />

<<br />

vreemd<br />

vermogen<br />

<<br />

lange<br />

termijn<br />

1.2.1 Zelffinanciering<br />

Zelffinanciering is de generatie van middelen door de<br />

onderneming zelf. De mate van zelffinanciering kan eenvoudig<br />

berekend worden door de som te maken van de nietuitgekeerde<br />

winsten en de niet-kaskosten (afschrijvingen,<br />

waardeverminderingen en <strong>voor</strong>zieningen). De som<br />

vertegenwoordigt de financiële middelen die uit de werking van<br />

de onderneming zijn ontstaan gedurende een bepaald jaar<br />

waarover de onderneming kan beschikken. Door de winsten<br />

van de onderneming te reserveren, wordt het eigen vermogen<br />

van de onderneming versterkt. Toch gaat u best na of er geen<br />

overtollige middelen in de onderneming worden gecreëerd<br />

35


waarop onvoldoende rendement aan de aandeelhouders<br />

gegeven kan worden.<br />

1.2.2 Externe financiering met eigen vermogen<br />

Wanneer de onderneming behoefte heeft aan bijkomende<br />

financiële middelen, kan er beslist worden om een<br />

kapitaalverhoging door te voeren. Meteen wordt ook de<br />

solvabiliteit van de onderneming verhoogd. Een<br />

kapitaalverhoging impliceert dat er, in tegenstelling tot vreemd<br />

vermogen, geen financiële druk tot kapitaalterugbetaling en<br />

interestbetaling bestaat. Bovendien kan de onderneming in de<br />

toekomst tegen betere <strong>voor</strong>waarden nieuwe leningen opnemen:<br />

het risico <strong>voor</strong> de kredietverschaffer vermindert wanneer het<br />

eigen vermogen wordt verstevigd. Tenslotte zijn er fiscale<br />

stimuli zoals de investeringsreserve en notionele interestaftrek,<br />

om de financiering met eigen vermogen aan te moedigen.<br />

1.2.3 Externe financiering met vreemd vermogen<br />

op lange termijn<br />

Wanneer er een beroep gedaan wordt op vreemd vermogen op<br />

lange termijn, moeten afspraken worden gemaakt over op<br />

welke tijdstippen de interestvergoeding en de<br />

kapitaalaflossingen moeten gebeuren. Er bestaat een enorme<br />

waaier van mogelijkheden om een financiering aan te gaan. We<br />

bespreken hieronder enkel die mogelijkheden die het meest<br />

<strong>voor</strong> <strong>KMO</strong> <strong>voor</strong>komen.<br />

DE ACHTERGESTELDE LENING<br />

Een kredietverschaffer die een achtergestelde lening toekent,<br />

verklaart zich akkoord dat bij faillissement eerst de andere<br />

schuldeisers worden betaald. Hij wordt als het ware<br />

achtergesteld ten opzichte van de andere schuldeisers. Deze<br />

laatsten krijgen hierdoor een iets grotere waarborg.<br />

Wanneer de overheid leningen toekent aan een onderneming,<br />

36<br />

zijn dit soms achtergestelde leningen. Hierdoor zullen andere<br />

kredietverschaffers gemakkelijker bereid zijn om andere<br />

leningen toe te kennen. Een achtergestelde lening komt ook<br />

<strong>voor</strong> wanneer de aandeelhouders bijkomende financiële<br />

middelen niet onmiddellijk onder de vorm van kapitaal ter<br />

beschikking willen stellen.<br />

HET INVESTERINGSKREDIET<br />

Het investeringskrediet is een kredietvorm op halflange of<br />

lange termijn. Het is bedoeld <strong>voor</strong> de aankoop van<br />

kapitaalgoederen zoals grond, gebouwen en machines die op<br />

duurzame wijze worden gebruikt in de onderneming. De<br />

termijn van het krediet mag de economische levensduur van<br />

het onderliggend activabestanddeel niet overschrijden.<br />

Er is veelal een ruim aanbod van terugbetalingsmogelijkheden.<br />

De terugbetalingen kunnen maandelijks, driemaandelijks,<br />

zesmaandelijks of jaarlijks in gelijke schijven of volgens een<br />

<strong>voor</strong>af bepaald terugbetalingsplan gebeuren.<br />

Het gaat om een vrij stabiele en zekere kredietvorm waarbij de<br />

financiële instellingen gewoonlijk bereid zijn om 80 % van de<br />

investering te financieren. De overige 20% moet met eigen<br />

middelen gefinancierd worden. Meestal zal de<br />

kredietverschaffer wel bijkomende waarborgen vragen.<br />

HET WENTELKREDIET<br />

Het wentelkrediet, ook wel een investeringskrediet met<br />

vlottende rentevoet of 'roll over' (krediet) genoemd, is een<br />

krediet op middellange en lange termijn dat bestaat uit<br />

opeenvolgende vaste <strong>voor</strong>schotten. Het ene vaste <strong>voor</strong>schot<br />

volgt het andere op ('roll over') en dit gedurende een periode<br />

van drie tot tien jaar. De opnames en terugbetalingen gebeuren<br />

in één of verschillende malen volgens een <strong>voor</strong>af opgemaakt<br />

schema.<br />

De rentevoet is meestal gebaseerd op de EURIBOR,


vermeerderd met een commerciële marge <strong>voor</strong> de bank. Dit<br />

betekent dat de rente van een 'roll over'-krediet eigenlijk<br />

variabel is. Daarom is dit type krediet soms meer aangewezen<br />

dan een krediet op lange termijn, <strong>voor</strong>al wanneer de rente op<br />

korte termijn onder de rente op lange termijn blijft en het<br />

ernaar uitziet dat dit in de toekomst zo zal blijven. Het is echter<br />

nooit uit te sluiten dat er, gedurende de looptijd van het krediet,<br />

een inverse rentestand ontstaat (rente op korte termijn hoger<br />

dan die op lange termijn).<br />

FINANCIËLE LEASING<br />

Leasing wordt dikwijls geassocieerd met personenwagens.<br />

Theoretisch kunnen alle roerende goederen (machines,<br />

meubilair, enzo<strong>voor</strong>t) gefinancierd worden met een<br />

leasingcontract. Ook onroerende goederen komen hier<strong>voor</strong> in<br />

aanmerking.<br />

Financiële leasing is een vorm van financiering waarbij de cliënt<br />

het <strong>voor</strong>werp van de leasing in zijn balans mag activeren en<br />

afschrijven. Gedurende de looptijd van het contract heeft de<br />

onderneming een gebruiksrecht en blijft de<br />

leasingmaatschappij de eigenaar. Op het einde van het contract<br />

kan de onderneming gebruik maken van een aankoopoptie die<br />

meestal maximaal 15% van de aankoopprijs bedraagt.<br />

Leasing vertegenwoordigt in sommige gevallen 100%<br />

financiering zonder eigen inbreng en zonder waarborgen: dit is<br />

mogelijk doordat de leasingmaatschappij de juridische eigenaar<br />

van de investering blijft. Wanneer niet betaald wordt, kan de<br />

leasingmaatschappij het goed veel eenvoudiger terugnemen<br />

dan een financiële instelling die een klassieke financiering heeft<br />

toegekend. De leasingmaatschappij moet geen rekening<br />

houden met andere schuldeisers van de onderneming.<br />

Een ander <strong>voor</strong>deel van leasing is dat de BTW door de<br />

leasingmaatschappij wordt <strong>voor</strong>gefinancierd. Zij koopt immers<br />

de investering en moet daarop de BTW betalen die zij<br />

recupereert. De onderneming betaalt de BTW via de<br />

leasingbedragen gespreid in de tijd.<br />

LENING OP AFBETALING<br />

Voor de aanschaf van bepaalde goederen met een gebruiksduur<br />

van enkele jaren bestaat in een aantal gevallen de mogelijkheid<br />

om de aankoop te financieren met een lening op afbetaling. Op<br />

vaste tijdstippen, meestal elke maand, moet er dan een vast<br />

bedrag afbetaald worden aan de kredietverschaffer. Deze vorm<br />

van financieren wordt eerder <strong>voor</strong> privé-doeleinden gebruikt<br />

dan <strong>voor</strong> professionele doeleinden en <strong>voor</strong> kleinere<br />

investeringen. Het is doorgaans een relatieve dure vorm van<br />

lenen.<br />

Kostprijs van leningen op afbetaling<br />

Bij de lening op afbetaling is meestal sprake van een<br />

maandelijks lastenpercentage. Dit lastenpercentage wordt<br />

steeds berekend op het oorspronkelijk bedrag.<br />

Om het lastenpercentage om te zetten naar de werkelijke<br />

jaarlijkse intrest die wordt aangerekend, kan gebruik gemaakt<br />

worden van de volgende formule:<br />

aantal betalingen<br />

Maandelijks lastenpercentage x 24 x<br />

aantal betalingen + 1<br />

Voorbeeld<br />

De aankoopprijs van een wagen bedraagt 21.500 euro, het<br />

maandelijks lastenpercentage is 0,32% met een afbetalingsperiode<br />

van 48 maanden. Er is geen <strong>voor</strong>schot verschuldigd.<br />

Maandelijkse afbetaling:<br />

Terugbetaling: 21.500 : 48 = 447,92<br />

Lasten: 21.500 x 0,32% = 68,8<br />

Totaal: 516,72<br />

48<br />

Werkelijke intrest: 0,32 x 24 x = 7,52%<br />

49<br />

37


1.2.4 Externe financiering met vreemd vermogen<br />

op korte termijn<br />

KASKREDIET<br />

Het kaskrediet biedt u de mogelijkheid om tot een bepaald<br />

bedrag in het rood te gaan op uw bankrekening. Naast de rente<br />

die betaald wordt op de debetstand van de rekening, moet ook<br />

een reserveringscommissie betaald worden. Die is een bepaald<br />

percentage op de niet opgenomen bedragen.<br />

Het grote <strong>voor</strong>deel van een kaskrediet is zijn soepelheid om<br />

tijdelijke tekorten in het bedrijfskapitaal op te vangen. Het is<br />

bedoeld om <strong>voor</strong> aanvullende middelen te zorgen <strong>voor</strong> de<br />

exploitatie van uw commerciële activiteiten, bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

financiering van de <strong>voor</strong>raad, het verlenen van betalingsuitstel<br />

aan uw klanten. De rente wordt ook alleen maar aangerekend<br />

op het opgenomen gedeelte. Het nadeel van het kaskrediet is<br />

dat het een vrij dure financiering is waardoor het bij onoordeelkundig<br />

gebruik duur kan uitvallen.<br />

‘STRAIGHT LOANS’<br />

Een ‘straight loan’ of <strong>voor</strong>schot op vaste termijn is een<br />

thesaurie<strong>voor</strong>schot op de zichtrekening van de onderneming<br />

binnen een toegekende kredietlijn van een vast bedrag <strong>voor</strong> een<br />

vaste duurtijd (minder dan een jaar) en tegen een <strong>voor</strong>af<br />

bepaalde vaste rente. Deze rente is gelijk aan de EURIBOR <strong>voor</strong><br />

dezelfde termijn als de ‘straight loan’, verhoogd met een<br />

variabele marge van 1 tot 3%, afhankelijk van de kredietwaardigheid<br />

van de kredietnemer en de grootte van het krediet.<br />

De ‘straight loan’ is een alternatief <strong>voor</strong> een kaskrediet. Ze is<br />

minder soepel, maar de rente is <strong>voor</strong>deliger. Ondanks het feit<br />

dat een ‘straight loan’ aan dezelfde behoefte tegemoet komt<br />

(een welbepaald bedrag gedurende een welbepaalde periode<br />

tegen een vaste rentevoet), is ze tevens <strong>voor</strong>deliger dan het<br />

discontokrediet.<br />

38<br />

DISCONTOKREDIETEN<br />

Discontokrediet is een kredietvorm die gebaseerd is op een<br />

wisseltrekking tussen een kredietnemer en een derde. Door de<br />

wissels te verdisconteren koopt de bank de schuldvordering<br />

over van de kredietnemer onder <strong>voor</strong>behoud van een correcte<br />

inning op de vervaldag.<br />

Het door de bank overgedragen bedrag stemt overeen met de<br />

nominale waarde van het effect verminderd met de intrest<br />

berekend op de vervaldag en een provisie (discontokosten).<br />

Er heerst een sterke concurrentie tussen het discontokrediet en<br />

het <strong>voor</strong>schot op vaste termijn, omdat beide vormen van<br />

krediet aan dezelfde behoefte tegemoet komen, namelijk een<br />

bepaald bedrag gedurende een bepaalde periode tegen een<br />

vaste rentevoet. Het discontokrediet is echter 2 tot 3% duurder<br />

dan een <strong>voor</strong>schot op vaste termijn.<br />

'FACTORING'<br />

'Factoring' is een vorm van debiteurenfinanciering waarbij de<br />

klantenportefeuille wordt uitbesteed aan een extern bedrijf die<br />

zorgt <strong>voor</strong> de afhandeling van de debiteuren. Het externe<br />

bedrijf of de factor neemt de afhandeling van debiteuren over<br />

en ontvangt daar<strong>voor</strong> meestal een percentage van de omzet<br />

(0,15 tot 3%). Het bedrijf dat de debiteuren uitbesteedt,<br />

ontvangt direct bij verkoop bijna het gehele verkoopbedrag. De<br />

factor financiert immers 80 tot 90% van het factuurbedrag. De<br />

factor geeft per klant limieten op waarbinnen de aangesloten<br />

onderneming kan leveren.<br />

'Factoring' is <strong>voor</strong>al interessant <strong>voor</strong> bedrijven die snel groeien<br />

en dus permanent over de nodige financiële middelen moeten<br />

beschikken. De onderneming blijft wel het debiteurenrisico<br />

houden, tenzij er een afzonderlijke verzekering wordt genomen.<br />

Indien zou blijken dat de klant niet betaalt, moet het geld<br />

teruggestort worden aan de factor.


VOORSCHOT OP FACTUREN<br />

Een onderneming kan haar verkoopfacturen overdragen aan<br />

een financiële instelling die op basis van dit pand bereid is om<br />

aan de onderneming een <strong>voor</strong>schot toe te staan. Op de factuur<br />

moet vermeld worden dat de factuur enkel op een bepaalde<br />

bankrekening mag betaald worden. De kostprijs is vergelijkbaar<br />

met de rente op een kaskrediet.<br />

1.3 Uw onderneming door de bril van<br />

de externe financier<br />

Wanneer een onderneming een financiering wenst aan te gaan<br />

bij een financiële instelling, zal deze een grondige analyse van<br />

de onderneming doorvoeren. Zij moet beslissen of zij een<br />

financiering toekent en onder welke <strong>voor</strong>waarden. Onder deze<br />

<strong>voor</strong>waarden vallen de waarborgen die zij zal eisen en de rente<br />

die zal aangerekend worden.<br />

Deze beide <strong>voor</strong>waarden zijn in functie van de inschatting van<br />

het risico dat de financiële instelling loopt bij het toekennen<br />

van de financiering. Het risico bestaat uit het niet nakomen van<br />

de verplichtingen door de onderneming. Hoe hoger het risico<br />

hoe meer waarborgen en rentevergoeding er gevraagd wordt.<br />

Sinds 1 januari 2007 zijn financiële instellingen, bij het verlenen<br />

van kredieten aan ondernemingen, gevonden aan de Basel II<br />

normen. Deze bepalen onder meer dat zij meer eigen<br />

vermogen opzij moeten zetten <strong>voor</strong> risicovolle leningen dan<br />

<strong>voor</strong> leningen met een laag risico. Dit betekent dat deze<br />

kredieten duurder zullen zijn. De financiële ratio’s van de<br />

onderneming zijn hier van wezenlijk belang.<br />

Waar er vroeger door de huisbankier rekening werd gehouden<br />

met relatie met de onderneming, de plannen van de<br />

ondernemer, enzo<strong>voor</strong>t, tellen nu de keiharde cijfers. Er wordt<br />

meer gekeken naar de reële situatie dan naar toekomstplannen.<br />

Ook het feit dat de reële rentabiliteit van de onderneming<br />

omwille van fiscale optimalisatie hoger ligt dan de officiële zal<br />

geen verandering brengen in het oordeel van de financier. Zijn<br />

berekeningsprogramma’s houden hier geen rekening mee. Wat<br />

niet op papier staat, telt niet.<br />

Bij de bepaling van het risicoprofiel van de onderneming houdt<br />

de financiële instelling onder andere rekening met de liquiditeit<br />

van de onderneming (bedrijfskapitaal), de solvabiliteit, de<br />

rentabiliteit, de terugbetalingscapaciteit en de verstrekte<br />

waarborgen.<br />

1.4 Overheidstoelagen<br />

De overheid geeft op diverse manieren steun aan ondernemers.<br />

Deze steun kan de vorm aannemen van subsidies, het<br />

verstrekken van waarborgen, het verschaffen van risicokapitaal,<br />

enz. Gezien de veelheid aan steunmaatregelen, beperken we<br />

ons tot een bondige bespreking van een aantal vaak<br />

<strong>voor</strong>komende vormen van overheidssteun.<br />

1.4.1 Participatiefonds<br />

Het Participatiefonds, opgericht door de overheid ter<br />

bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, verstrekt<br />

achtergestelde leningen tegen heel interessante <strong>voor</strong>waarden.<br />

‘STARTEO’ helpt de ondernemer door de opstartfase. Deze<br />

lening richt zich tot zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders<br />

van een vennootschap, die hun activiteit als zelfstandige sinds<br />

minder dan vier jaar in hoofdberoep uitoefenen. Ze is bestemd<br />

<strong>voor</strong> de financiering van de startinvesteringen, samen met een<br />

eigen inbreng en een aanvullend bankkrediet.<br />

39


Een gelijkaardig project, ‘OPTIMEO’, richt zich tot bestaande<br />

zelfstandigen en ondernemingen die de uitbreiding van hun<br />

activiteit wensen te financieren.<br />

Voor ondernemingen in ontwikkeling is er ‘BUSINESS ANGELS<br />

+’ waarbij de ondernemer kan rekenen op de financiële<br />

begeleiding van een of meerdere Business Angels. Het<br />

Participatiefonds ondertekende hiertoe een samenwerkingsakkoord<br />

met het BAN Vlaanderen (Business Angels netwerk).<br />

> Meer informatie? Surf naar www.fonds.org.<br />

1.4.4 Waarborgregeling<br />

De waarborgregeling van de Vlaamse overheid biedt de bank of<br />

kredietverschaffer meer zekerheid wanneer een ondernemer -<br />

als starter, kmo of vrij beroep - onvoldoende zekerheden kan<br />

<strong>voor</strong>leggen. Door de terugbetaling van kapitaal en intresten aan<br />

de financiële instelling te waarborgen, vergemakkelijkt ze de<br />

toegang tot de gewone bancaire kredieten en leningen.<br />

> Meer informatie? Surf naar www.waarborgregeling.be.<br />

1.4.3 Ecologiepremie<br />

De ecologiepremie werd ingevoerd als financiële stimulans<br />

<strong>voor</strong> <strong>KMO</strong>’s die ecologie-investeringen zullen realiseren in het<br />

Vlaams Gewest. Onder ecologie-investeringen worden milieuinvesteringen<br />

en investeringen op energiegebied verstaan. De<br />

subsidieaanvraag gebeurt volgens een call-systeem, waarbij de<br />

minister na een oproep een <strong>voor</strong>af bepaalde subsidieenveloppe<br />

verdeelt over de best gerangschikte<br />

subsidieaanvragen, tot het budget opgebruikt is.<br />

> Meer informatie? Surf naar www.vlaanderen.be/ecologiepremie.<br />

40<br />

1.4.4 Win win-lening<br />

Met de win win-lening wil de Vlaamse overheid particulieren<br />

fiscaal aanmoedigen om geldmiddelen ter beschikking te<br />

stellen aan startende ondernemingen. De kredietnemer wordt<br />

als starter beschouwd zolang hij <strong>voor</strong> nog niet langer dan 3 jaar<br />

is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen<br />

(KBO). Wie als vriend, familielid of kennis gedurende een vaste<br />

looptijd van 8 jaar tot 50.000 euro leent aan een startend<br />

Vlaams bedrijf, krijgt hierop jaarlijks een belastingvermindering,<br />

gekoppeld aan een eventuele fiscale recuperatie<br />

indien de kredietnemer het bedrag niet kan terugbetalen.<br />

> Meer informatie? Surf naar www.winwinlening.be.<br />

1.4.5 Strategische investerings- of<br />

opleidingssteun<br />

Kleine, middelgrote en grote ondernemingen die omvangrijke<br />

beroepsinvesteringen of een omvangrijk opleidingsproject<br />

uitvoeren in het Vlaams Gewest, kunnen via deze maatregel<br />

financieel ondersteund worden.<br />

De strategische investeringssteun richt zich tot projecten met<br />

een subsidiabel investeringsbedrag van meer dan 8 miljoen<br />

euro. Inzake opleidingssteun gaat het om opleidingsprojecten<br />

vanaf 450.000 euro gedurende een periode van maximaal 3<br />

jaar.<br />

> Meer informatie? Surf naar www.vlaanderen.be/ondernemen.<br />

De overheid verleent op verschillende manieren financiële<br />

steun aan <strong>KMO</strong>’s. Er bestaan nog heel wat andere vormen van<br />

steun dan die hierboven werden opgesomd. Het is zeker de<br />

moeite waard om na te gaan of u, in het kader van bepaalde<br />

plannen, een graantje kunt meepikken.


42<br />

Dienstenaanbod<br />

van SBB<br />

<strong>voor</strong> de startende<br />

ondernemer<br />

Opstartformaliteiten<br />

• controle start<strong>voor</strong>waarden<br />

• nazicht nodige vergunningen<br />

• inschrijving Kruispuntbank van<br />

Ondernemingen<br />

• activering BTW-nummer<br />

• registratie als aannemer<br />

• aandachtspunten sociaal statuut<br />

• verplichte en vrije verzekeringen<br />

• steunmaatregelen<br />

Juridische begeleiding bij opstart<br />

• opmaak financieel plan (vennootschap)<br />

• keuze eenmanszaak of vennootschap<br />

• contracten en overeenkomsten<br />

Boekhouding en fiscaliteit<br />

• opmaak jaarrekening<br />

• BTW-verplichtingen<br />

• personenbelasting- en vennootschapsbelasting<br />

• analyse bedrijfsresultaat<br />

• fiscale optimalisaties<br />

• bijstand fiscale controles<br />

Milieuadvies<br />

• opmaak en begeleiding milieudossiers<br />

• opmaak en begeleiding socioeconomische<br />

vergunning


Dienstverlening<br />

van SBB<br />

Accountancy<br />

• Boekhouding<br />

• Budgettering<br />

• Kostprijsberekening<br />

• <strong>Financieel</strong> plan<br />

• Subsidies en financieringsmaatregelen<br />

• Investeringsadvies<br />

• Analyse van de bedrijfsresultaten<br />

• Automatisering administratieve organisatie<br />

• Bedrijfsovernames<br />

• Eerste vestiging<br />

• Oprichting vennootschappen<br />

Fiscaliteit<br />

• Wettelijke verplichtingen en advies<br />

op het vlak van personen- en<br />

vennootschapsbelasting<br />

• BTW-formaliteiten en -advies<br />

• Fiscale optimalisaties<br />

• Bijstand fiscale controles<br />

• Bezwaarschriften en procedures<br />

• Fiscaliteit inzake tewerkstelling<br />

Bedrijfseconomisch advies<br />

• Begeleiding van bedrijfsovernames<br />

• Onteigeningen en berekening uittredingsvergoeding<br />

• Expertises en schattingen<br />

• Leefbaarheidsstudie (o.a. in het kader van<br />

sommige bouwberoepen)<br />

• Intensieve bedrijfsbegeleiding<br />

• Melkquotaoverdrachten<br />

• Invullen van VLIF-aanvragen en informatiefiches<br />

• Bespreking van VLIF- en milieuboekhouding<br />

• Bedrijfsaudit ter <strong>voor</strong>bereiding van een<br />

bedrijfsoverdracht<br />

Strategisch advies<br />

• Waardebepaling van ondernemingen<br />

• Overnameconstructies en successieplanning (holding,<br />

managementvennootschap, patrimoniumvennootschap)<br />

• Grondige investerings- en risicoanalyse<br />

• Financieringscalculatie<br />

• Administratieve en financiële auditing<br />

• Internationale belastingvraagstukken<br />

• Personeelsfiscaliteit (statuutkeuze, fiscaalvriendelijk<br />

belonen,...)<br />

• Fiscale optimalisaties<br />

Juridisch advies<br />

ondernemingsgebonden aspecten van:<br />

• burgerlijk recht<br />

• ondernemingsrecht<br />

• familierecht<br />

• erfrecht<br />

• milieurecht<br />

• agrarisch recht<br />

Advies inzake milieu en ruimtelijke ordening<br />

• Milieuvergunningsdossiers, evenals de<br />

eventuele beroepsdossiers<br />

• Milieu-audits<br />

• Decretale milieu-audits<br />

• MER-dossiers<br />

• Extern milieucoördinator<br />

• Diverse aangiftes<br />

• Planologische attesten<br />

• Alle adviezen omtrent milieu en ruimtelijke ordening in<br />

het algemeen en begeleiding bij bijhorende dossiers<br />

• Milieuboekhoudingen<br />

Agro Bouwadvies<br />

• Conceptstudies<br />

• Ontwerpen veestallen en loodsen<br />

• Erfordening<br />

• Emissiearme gebouwen<br />

• Wetgeving dierenwelzijn<br />

• Renovatie stallen<br />

• Ventilatie- en klimaatadvies<br />

43


44<br />

www.sbb.be<br />

Colofon<br />

Verantwoordelijke uitgever:<br />

Herman Vidts,<br />

Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven<br />

Auteurs:<br />

SBB dienst financiën/studiedienst<br />

Coördinatie en eindredactie:<br />

SBB dienst marketing en communicatie<br />

Vormgeving:<br />

Factum, Puurs<br />

Alle rechten <strong>voor</strong>behouden. Behoudens de<br />

uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag<br />

niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd,<br />

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand<br />

of openbaar gemaakt, op welke wijze ook,<br />

zonder de <strong>voor</strong>afgaande en schriftelijke<br />

toestemming van de uitgever.<br />

De redactie en de uitgever streven naar de<br />

betrouwbaarheid van de informatie opgenomen in<br />

deze uitgave. Zij kunnen evenwel niet aansprakelijk<br />

worden gesteld <strong>voor</strong> de informatie en de<br />

toepassing ervan. Evenmin zijn zij gehouden tot<br />

een resultaatsverbintenis mochten bepaalde<br />

wijzigingen aan hun waakzaamheid ontsnapt zijn.<br />

Deze uitgave werd bijgewerkt in november 2008.<br />

Wij zijn<br />

in de buurt


Antwerpen<br />

Vaartstraat 79, 2960 Brecht<br />

tel. 03/330 16 30 | fax 03/633 05 22<br />

brecht@sbb.be<br />

Lintsesteenweg 27/1, 2500 Lier<br />

tel. 03/480 20 92 | fax 03/488 23 48<br />

lier@sbb.be<br />

Mechelsestw. 109A, 2860 St.-Katelijne-Waver<br />

tel. 015/56 06 60 | fax 015/55 02 97<br />

st-katelijne-waver@sbb.be<br />

Kempenlaan 29, 2300 Turnhout<br />

tel. 014/43 64 21 | fax 014/44 22 55<br />

turnhout@sbb.be<br />

Antwerpseweg 10, 2440 Geel<br />

tel. 014/56 29 80 | fax 014/59 03 43<br />

geel@sbb.be<br />

Limburg<br />

Peerderbaan 21, 3960 Bree<br />

tel. 089/46 07 60 | fax 089/46 19 45<br />

bree@sbb.be<br />

Europaplein 43 bus 1, 3620 Lanaken<br />

tel. 089/71 03 33 | fax 089/71 03 45<br />

lanaken@sbb.be<br />

Rijksweg 371, 3630 Maasmechelen<br />

tel. 089/75 63 08 | fax 089/75 46 08<br />

maasmechelen@sbb.be<br />

Tongersestw. 100, 3800 Sint-Truiden<br />

tel. 011/68 80 28 | fax 011/69 18 70<br />

st-truiden@sbb.be<br />

Achttiende Oogstwal 9, 3700 Tongeren<br />

tel. 012/23 63 43 | fax 012/39 11 24<br />

tongeren@sbb.be<br />

Vlaams Brabant<br />

Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven<br />

tel. 016/24 51 59 | fax 016/24 51 54<br />

leuven@sbb.be<br />

Assesteenweg 100, 1742 Ternat<br />

tel. 02/454 13 30 | fax 02/454 13 49<br />

ternat@sbb.be<br />

Staatsbaan 57, 3460 Diest<br />

tel. 013/33 44 57 | fax 013/32 25 07<br />

diest@sbb.be<br />

A. Biesmanslaan 16, 1560 Hoeilaart<br />

tel. 02/657 58 73 | fax 02/657 77 23<br />

hoeilaart@sbb.be<br />

Oost-Vlaanderen<br />

Oostveldstraat 17, 9900 Eeklo<br />

tel. 09/377 54 08 | fax 09/377 50 88<br />

eeklo@sbb.be<br />

Wortegemstraat 22, 9700 Oudenaarde<br />

tel. 055/33 94 40 | fax 055/30 13 68<br />

oudenaarde@sbb.be<br />

Poolse Winglaan 2, 9051 Gent<br />

(St.-Denijs-Westrem)<br />

tel. 09/243 89 70 | fax 09/243 89 79<br />

gent@sbb.be<br />

Denen 157, 9080 Lochristi<br />

tel. 09/337 00 26 | fax 09/337 00 19<br />

lochristi@sbb.be<br />

Kleine Laan 26b, 9100 Sint-Niklaas<br />

tel. 03/760 10 30 | fax 03/766 06 37<br />

st-niklaas@sbb.be<br />

Moorselbaan 391, 9300 Aalst<br />

tel. 053/78 35 42 | fax 053/78 23 76<br />

aalst@sbb.be<br />

West-Vlaanderen<br />

Kasteelstraat 30, 8600 Diksmuide<br />

tel. 051/50 08 33 | fax 051/51 01 22<br />

diksmuide@sbb.be<br />

Witte Molenstraat 45 B1, 8200 Brugge<br />

tel. 050/40 48 80 | fax 050/38 92 63<br />

brugge@sbb.be<br />

Diksmuidseweg 95, 8900 Ieper<br />

tel. 057/20 82 65 | fax 057/21 82 89<br />

ieper@sbb.be<br />

Diksmuidsestw. 406, 8800 Roeselare<br />

tel. 051/26 08 80 | fax 051/22 07 34<br />

roeselare@sbb.be<br />

Felix d’Hoopstraat 181, 8700 Tielt<br />

tel. 051/42 61 11 | fax 051/40 75 43<br />

tielt@sbb.be<br />

H. Verriestlaan 151, 8500 Kortrijk<br />

tel. 056/24 17 20 | fax 056/25 82 96<br />

kortrijk@sbb.be<br />

Oostkantons<br />

Herbesthaler Straße 82, 4700 Eupen<br />

tel. 087/59 16 90 | fax 087/59 16 97<br />

eupen@sbb.be<br />

Malmedyer Straße 63, 4780 Sankt Vith<br />

tel. 080/28 03 50 | fax 080/22 92 99<br />

st-vith@sbb.be<br />

Hoofdzetel<br />

Vuurkruisenlaan 2, 3000 Leuven<br />

tel. 070/222 673 | fax 070/222 672<br />

info@sbb.be


www.sbb.be<br />

SBB. Partner<br />

<strong>voor</strong> bedrijvige mensen.<br />

SBB is een accountants- en advieskantoor met vestigingen in heel Vlaanderen.<br />

Onze medewerkers staan ten dienste van ruim 18.000 klanten uit alle sectoren.<br />

Starters, zelfstandige ondernemers, vrije beroepen, VZW’s en <strong>KMO</strong>’s kunnen bij SBB<br />

terecht <strong>voor</strong> een volledige begeleiding inzake boekhouding en accountancy, fiscaliteit,<br />

juridisch en milieuadvies. Dankzij een centraal uitgebouwde studiedienst, een solide<br />

IT-ondersteuning en duidelijke prijsafspraken kunnen de klanten van SBB rekenen op<br />

een kwalitatieve en performante dienstverlening.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!