28.09.2013 Views

Tiecelijn - Reynaertgenootschap

Tiecelijn - Reynaertgenootschap

Tiecelijn - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Tiecelijn</strong> 21<br />

1914 op heeft gewezen. 22 Deze invloed blijkt uit het veelvuldig voorkomen in de Roman<br />

de Renart van episodes uit de Ysengrimus, de aanwezigheid van niet-essentiële<br />

verhaalelementen, wat alleen goed verklaarbaar is met de Latijnse tekst als voorbeeld,<br />

en verbale echo’s. De Latijnse tekst is zelf ook weer schatplichtig aan tal van schriftelijke<br />

bronnen, waarbij Mann opmerkt dat de Gentse dichter opvallend genoeg vrijwel<br />

geen gebruik heeft gemaakt van fabels zoals die zijn opgenomen in de Romulus, een<br />

grote collectie Latijnse fabels. Toch liggen er vaak aesopische fabels aan de basis van<br />

de verschillende episodes, alleen heeft de dichter ze flink bewerkt om ze in zijn eigen<br />

werk in te kunnen passen. De geschiedenis met de ham bijvoorbeeld, is een bewerking<br />

van een fabel waarin de leeuw zijn jachtgenoten hun deel van de buit onthoudt; het<br />

motief van de schijndood van de vos, zoals bekend uit de Physiologus, herkennen we<br />

in de manier waarop de vos de boer in de waan brengt dat hij op sterven na dood<br />

is. Isegrim en Corvigaar is een omwerking van een fabel over een wolf of leeuw die<br />

een doorn verwijdert uit de poot van een paard of ezel. De dichter schreef dus niet<br />

bestaande verhalen over, maar bewerkte ze en schikte motieven tot nieuwe combinaties.<br />

Deze werkwijze hebben we overigens ook gezien bij Reynaerts avontuur met de<br />

wolvin, een bewerking van een fabel over een vos en een berin. Eenzelfde inventiviteit<br />

in het samenbrengen van en variëren op bestaand materiaal ziet Mann in de Fecunda<br />

Ratis, circa 1020 door Egbert van Luik geschreven voor de leerlingen van de Luikse<br />

domschool. Ysengrimus en Fecunda Ratis demonstreren de soepele omgang met de<br />

Latijnse fabeltraditie, de mogelijkheden om voortdurend te variëren en het gemak<br />

waarmee de fabels samengaan met verhaalstof over dieren uit andere bronnen, zoals<br />

de Physiologus en spreekwoorden. Hetzelfde aanpassingsvermogen kenmerkt ook de<br />

Roman de Renart, zodat het onnodig is om te veronderstellen dat er reeds bestaande<br />

verhalen uit de mondelinge overlevering aan de verschillende branches ten grondslag<br />

liggen.<br />

In het tweede deel van Manns artikel gaat het niet meer om de vraag naar het overnemen<br />

van verhaalstof door de dichters van de Franse branches, maar in hoeverre zij<br />

de creatieve concepten, thema’s en literaire technieken van het Latijnse dierenepos<br />

verwerkten. In de Ysengrimus treedt Reynaert in de eerste plaats op als een meesterlijk<br />

redenaar, wiens sluwheid zich vooral kenmerkt door verbale manipulaties (zie<br />

Westra 1989). Zijn taalgebruik markeert een centraal thema in de dierenliteratuur:<br />

de kloof tussen woorden en daden, een thema dat voor dierenverhalen juist zo typerend<br />

is omdat dieren niet spreken. Enerzijds wordt hiermee moraliserend gewezen<br />

op de bedrieglijke functie die taal kan vervullen, anderzijds is het scheppen van een<br />

‘zuiver’ verbale werkelijkheid, de wijze waarop Reynaert zijn tegenspelers zo manipuleert<br />

dat ze zijn verzinsels als waarheid slikken, een bron van verbazing en vermaak.<br />

Aan de hand van branche I en II (ed. Martin) laat Mann vervolgens zien hoe de<br />

Franse auteurs deze preoccupaties met wisselend succes vormgaven en concludeert<br />

dat Reynaert alleen in Van den vos Reynaerde weer als meester-redenaar optreedt.<br />

~ 36 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!