04.10.2013 Views

Vergoeding van immateriële schade wegens ... - VU-DARE Home

Vergoeding van immateriële schade wegens ... - VU-DARE Home

Vergoeding van immateriële schade wegens ... - VU-DARE Home

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IV, Shock<strong>schade</strong><br />

kader <strong>van</strong> welk <strong>van</strong> beide leerstukken dat gebeurt, is <strong>van</strong> ondergeschikt belang. 154<br />

Gezien de structuur <strong>van</strong> het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht ligt het waarschijnlijk<br />

het meest voor de hand om bovengenoemde beleidsbeslissing in de sleutel <strong>van</strong> de<br />

juridische causaliteit te plaatsen. Anders dan in de ons omringende landen kent het<br />

Nederlandse recht in art. 6:98 BW de toerekening naar redelijkheid. Volgens deze leer<br />

dient aan de hand <strong>van</strong> verschillende factoren te worden bepaald of een bepaalde<br />

<strong>schade</strong>post aan de aansprakelijke toegerekend kan worden. Anders dan bijvoorbeeld<br />

bij de adequatieleer is niet één enkel criterium beslissend. Koster heeft deze leer juist<br />

voorgesteld om de rechter te dwingen duidelijk te maken aan de hand <strong>van</strong> welke<br />

inhoudelijke overwegingen hij tot zijn beslissing is gekomen. 155<br />

Tegen deze achtergrond<br />

is een verhuizingsoperatie <strong>van</strong> de hier te maken beleidsbeslissing <strong>van</strong> de juridische<br />

causaliteit naar de relativiteit dan ook overbodig. 156<br />

Desalniettemin is het belang <strong>van</strong> het relativiteitsvereiste in dit verband door verscheidene<br />

auteurs benadrukt. 157<br />

Uit dit vereiste heeft Lindenbergh het vereiste <strong>van</strong><br />

de (fysieke) gevarenzone ('zone of (physical) danger') afgeleid. 158<br />

Alleen indien men<br />

zelf ook fysiek gevaar heeft gelopen mag relativiteit worden aangenomen. Dit betekent<br />

bijvoorbeeld dat de moeder die psychisch letsel lijdt doordat zij <strong>van</strong>uit de verte waarneemt<br />

dat haar kind wordt overreden niet tot de kring <strong>van</strong> gerechtigden behoort en<br />

derhalve geen recht heeft op vergoeding <strong>van</strong> shock<strong>schade</strong>. Ook de moeder die direct<br />

na het ongeluk ter plaatse komt en ziet hoe haar dochtertje sterft of wordt geconfronteerd<br />

met de aanblik <strong>van</strong> het stoffelijk overschot <strong>van</strong> haar kind valt in deze benadering<br />

buiten de boot. Hetzelfde geldt ten aanzien <strong>van</strong> hulpverleners (al dan niet professioneel)<br />

die na het ongeluk werkzaamheden verrichten. Passanten daarentegen die<br />

zich toevallig in de fysieke gevarenzone bevonden, hebben wel recht op vergoeding<br />

<strong>van</strong> shock<strong>schade</strong>.<br />

Lindenbergh onderbouwt deze — overigens reeds in 1925 in Engeland verlaten<br />

regel 159<br />

— als volgt. In veel gevallen <strong>van</strong> shock<strong>schade</strong> zijn verkeers- of veiligheidsnormen<br />

geschonden. Deze strekken volgens hem primair tot bescherming tegen fysiek<br />

154 Vgl. Lankhorst, 1992, p. 151 die schrijft dat"(...) zowel relativiteit als causaliteit te <strong>van</strong>gen zijn onder<br />

de vraag, vinden wij dat dit soort <strong>schade</strong>posten voor vergoeding in aanmerking behoren te komen?"<br />

Hij zelf blijkt overigens een uitgesproken voorkeur te hebben voor de relativiteit. In zijn systeem gaat<br />

de juridische causaliteit daarin volkomen op. Bloembergen, 1965, nrs. 118-125 en idem, RMTh 1993,<br />

p. 145 heeft daarentegen een voorkeur voor de juridische causaliteit. Holzhauer, RMTh 1986, p. 20<br />

merkt op dat de Nederlandse rechtspraak de juridische causaliteit aanwendt om tot een uitbreiding<br />

<strong>van</strong> de aansprakelijkheid te komen, terwijl de relativiteit leidt tot een inperking <strong>van</strong> aansprakelijkheid.<br />

155 Koster, 1963. Zie verder met verwijzingen Van Schellen, 1985.<br />

156 Vgl. Verheij, NTBR 1998, p. 328-329 en Kottenhagen, 2000, p. 81.<br />

157 Zie Brunner in zijn noot bij HR 8 april 1983, NJ 1984, 717, Hartlief en Tjittes, NJB 1997, p. 419 en<br />

Lindenbergh, RMTh 1997, p. 178 e.v. en idem, 1998, p. 146-149. In de parlementaire geschiedenis<br />

wordt niet gerept over het relativiteitsvereiste. Dit vereiste speelt ook geen rol bij de toepassing <strong>van</strong><br />

art. 6:107-108 BW. Bolt, 1994, p. 11-12 leidt daarom uit de opmerkingen <strong>van</strong> de minister af dat ook<br />

bij shock<strong>schade</strong> de relativiteit wordt geècarteerd. Naast art. 6:107 BW en art. 6:108 BW vormt shock<strong>schade</strong><br />

dus nog een derde categorie gevallen waarin de relativiteit geen voorwaarde voor aansprakelijkheid<br />

is. Zij is in deze opvatting niet gevolgd.<br />

158 Lindenbergh, RMTh 1997, p. 185-186 en idem, 1998, p. 147-148. Ook Schirmeister, 1996, p. 394 lijkt<br />

hier voor te voelen.<br />

159 Hambrook v. Stokes Brothers, [1925] KB 141. Zie hierna nr. 119.<br />

141

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!