Jaargang / Année 10, 2004, nr. 2 - Gewina
Jaargang / Année 10, 2004, nr. 2 - Gewina
Jaargang / Année 10, 2004, nr. 2 - Gewina
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bijdragen / Contributions 7<br />
Illuster onderwijs: het karakter van een Athenaeum in de Gooden Eeuw<br />
Dirk J( W van Mint- University rifLondon<br />
Toen de Universiteit van Amsterdam in 1877 in het Ieven werd geroepen had de<br />
kersverse instelling meteen al een voorgeschiedenis van 245 jaar. Zij kwam immers<br />
voort uit het in 1632 gestichte Athenaeum Illustre. Athenaea of Illustre Scholen (ook<br />
aanduidingen als lyceum, gymnasium of zelfs academia komen voor, al dan niet<br />
vergezeld van het adjectief "illuster") worden doorgaans omschreven als instellingen<br />
voor hoger onderwijs zonder promotierecht. Dit is een formele omschrijving die<br />
weinig rekening houdt met de praktijk van het onderwijs. Achter formele regelingen<br />
en uniforme nomenclatuur in het hoger onderwijs ging in de vroegmodeme tijd een<br />
plurifonne onderwijspraktijk schuil, zodat een athenaeum op bepaalde punten<br />
vergelijkbaar is met een universiteit.<br />
Het is daarom de vraag wat Amsterdam eigenlijk verwachtte van het Athenaeum.<br />
Zelf gaven de vroede vaderen van Amsterdam daar expliciete, maar weinig concrete<br />
redenen voor. Ze hadden op de laatste dag van 1629 geopperd dat het goed zou zijn<br />
voor de stad als een professor werd aangesteld om openbare colleges te gaan<br />
verzorgen in enkele artes-vakken. De plannen kregen pas een jaar later meer concrete<br />
vormen. Er wcrd nu gesproken van twee professoren, en wel voor geschiedenis en<br />
filosofie, de artes-vakken bij uitstek. Voor deze plannen werd een standaardreden<br />
aangevoerd. De abiturienten van de Latijnse School waren zowel in intellectueel als in<br />
moreel opzicht nog te jong om zelfstandig aan de universiteit te kunnen studeren. Om<br />
daar een mouw aan te passen zou Amsterdam zijn zonen voortaan zelf een aantal<br />
jaren hoger onderwijs aanbieden, opdat zij daarna met meet gemak en rust hun studie<br />
aan een universiteit zouden kunnen voltooien.<br />
Leiden spande tegen Amsterdam een proces aan om de oprichting van het<br />
Athenaeum te voorkomen. De Leidse universiteit was bang voor concurrentie in de<br />
artes, ecn faculteit waarin ze zelf kon bogen op een indrukwekkende traditie. Maar<br />
Leiden zag ook een zwaardere bui hangen: het zou in Amsterdam niet bij filosofie en<br />
geschiedenis blijven. De Lcidse academic was bijzondcr gebrand op haar privilegium<br />
cxclusivum. Al eerder hadden de curatoren Zeeuwse initiatieven om te komen tot een<br />
soort van universitaire instelling effectief weten te torpederen. De status van het<br />
Athenaeum werd de inzet van een proces dat Leiden aanspande tegen de<br />
Amsterdamse initiatieven. Willem Frijhoff heeft, via ecn contextuele benadering,<br />
geopperd dat de Amsterdamse regenten geen traditionele onderwijsinstelling<br />
beoogden, maar een instituut dat in dienst zou staan van de lokale, burgerlijke cultuur.<br />
Juist in de jaren dertig van de zeventiende eeuw schoten de athenaea als paddestoelen<br />
uit de Iucht: Deventer in 1630, Amsterdam in 1632, Utrecht in 1634, Dordrecht en<br />
Den Bosch in 1636, en, wat later, Breda in 1646. In dezelfde tijd lijkt in openingsredes<br />
als die van Voetius in Utrecht bij de verheffing van het Athenaeum tot Universiteit<br />
(1636) de nadruk te liggcn op het nut van het onderwijs, niet aileen van het<br />
traditionele onderwijs, maar ook van allerlei mcer gespecialiseerde vakken en