Jaargang / Année 10, 2004, nr. 2 - Gewina
Jaargang / Année 10, 2004, nr. 2 - Gewina
Jaargang / Année 10, 2004, nr. 2 - Gewina
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
8 Bijdragen / Contributions<br />
praktische wetenschappen zoals die reeds sinds 1600 aan de Duytsche Mathematique<br />
in Leiden werden gedoceerd. Niet aileen van de kant van de professoren zijn er hier<br />
en daar nieuwe geluiden te horen. In Middelburg werden op het einde van de<br />
zestiende eeuw openbare colleges gegeven voor een publiek dat bestond uit geleerden<br />
en kooplieden, niet de traditionele studenten dus. De weerldank die Barlaeus'<br />
beroemde openingsrede over De wijze koopman (1632) genoot, maakt het verleidelijk<br />
om het Amsterdamse Athenaeum in deze trend te plaatsen. Ook de colleges van de<br />
professoren van het Athenaeum Illustre werden immers bezocht door lieden die<br />
bezwaarlijk als studenten kunnen worden aangemerkt: kooplieden, ervaren geleerden,<br />
bestuurders; kortom, de ouders van de studenten zelf.<br />
Om erachter te komen of de illustre scholen vooruit wijzen naar een<br />
onderwijssysteem dat meer gericht was op de praktische behoeftes van een nieuwe,<br />
niet-traditionele klasse van burgerlijke bestuurders, moet men kijken naar wat er<br />
feitelijk aan bod kwam in het onderwijs. Voor het Amsterdamse Athenaeum is dat<br />
las tiger dan voor andere instellingen. Er is geen archief bekend in de eerste eeuw van<br />
zijn bestaan. Met zelden meer dan zes professoren zal een orde van hoogleraren wei<br />
overbodig zijn geweest. Een reglement ontbreekt, evenals een album studiosorum, een<br />
vakantierooster en een lesrooster. In de besluitenlijsten van de vroedschap, maar<br />
vooral die van het college van burgemeesters en oud-burgemeesters (wat de indruk<br />
wekt dat er nauwelijks onderscheid was tussen het curatorium van het Athenaeum dat<br />
uit dit college werd benoemd en het college zelf) staat niet vee! meer aangetekend dan<br />
de namen van de professoren, hrn1 aanstellingsdata en hun salarissen, die te controleren<br />
zijn in het archie£ van Thesauriers. Motivaties om deze of gene aan te stellen komen<br />
vaak niet verder dan de formule dat het "goed zou zijn voor de jeugd van de stad" of<br />
voor de "jeugd en de stad". Er rest de onderzoeker dus weinig anders dan te kijken<br />
naar de inhoud van het onderwijs en gelukkig zijn daarvoor wei bronnen voorhanden.<br />
In het in september <strong>2004</strong> verdedigde proefschrift I!!ttster ottderwijs staat de inhoud<br />
van deze bronnen centraal. Ze worden gevormd door correspondenties van<br />
hoogleraren, oraties, en vooral disputaties. De verzamelingen van stellingen die hun<br />
studenten bij wijze van oefening in het openbaar moesten verdedigen. Na een<br />
inleiding over de specifieke problematiek van het Athenaeum en een hoofdstuk over<br />
hoger onderwijs in de Lage Landen in het algemeen (en dan vooral de wisselende<br />
mate waarin men hier voordelen inzag voor kerk en staat), geeft deze dissertatie in het<br />
eerste dee! een overzicht van het Amsterdamse professorencorps. Van Vossius tot en<br />
met Francius worden de professoren geportretteerd, waarbij met name over de<br />
minder bekende geleerden vee! nieuwe gegevens boven water zijn gekomen. De<br />
geschiedenis van het Amsterdamse professorencorps blijkt in drie fases op te delen. In<br />
een eerste periode waren Vossius en Barlaeus, ondanks hun vele absentie, de stabiele<br />
factoren en werd er wat de overige vakken betreft een wat onzekere koers gevaren,<br />
culminerend in een reeks korte aanstellingen in de tweede helft van de jaren veertig.<br />
Na de dood van Barlaeus (1648) en Vossius (1649) vangt een tweede periode aan,