Bijlage 3 - Gemeente Teylingen
Bijlage 3 - Gemeente Teylingen
Bijlage 3 - Gemeente Teylingen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt<br />
een specifieke aandachtslocatie kan betreffen?<br />
Het plangebied ligt landschappelijk gezien binnen een strandwal die in het Neolithicum is gevormd,<br />
omstreeks 2600-2450 voor Chr. Door hun relatieve hoge ligging zijn de strandwallen<br />
vanaf de Prehistorie geschikte plaatsen geweest voor bewoning. Ook voor landbouwers leende<br />
het zich uitstekend voor bebouwing en landbouw. De naastgelegen strandvlakten, die in<br />
verbinding stonden met het ten zuiden gelegen het Oude Rijn-estuarium, waren waterrijk en<br />
daarmee geschikt voor het houden van vee (natuurlijke graslandgebied, hoge biodiversiteit).<br />
Periodiek werden binnen de strandvlaktes nieuw afzettingsmateriaal aangevoerd door getijdenkreken<br />
en later door zeedoorbraken. Tijdens zijn actieve fase vormde de ten zuiden gelegen<br />
Oude Rijn ook een belangrijke infrastructurele voorziening (natuurlijke snelweg). Nietarcheologische<br />
graafwerkzaamheden door particulieren hebben echter wel diverse archeologisch<br />
relevante resten opgeleverd daterend vanaf het Neolithicum, en duidt erop dat de<br />
strandwal vrijwel direct na vorming door de mens in gebruik is genomen.<br />
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?<br />
In het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit de meeste archeologische perioden<br />
vanaf het Neolithicum. De kans op het voorkomen van resten wordt middelhoog geacht,<br />
conform de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente<br />
<strong>Teylingen</strong>. Archeologische resten uit de perioden Neolithicum t/m Romeinse tijd kunnen worden<br />
verwacht binnen het pakket duinzand in niveaus die overstoven zijn/bedekt zijn geraakt<br />
door duinzand. Voor de Vroege-Middeleeuwen wordt verwacht dat het archeologisch niveau<br />
zal zijn weggegraven tijdens zandwinning. Afhankelijk van wanneer precies deze zandwinning<br />
binnen het plangebied heeft plaatsgevonden worden archeologische resten uit de perioden<br />
Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht onder het maaiveld en in de humushoudende<br />
bovenlaag.<br />
Voor het noordwestelijke helft van het plangebied door RAAP in 2004 al een archeologisch<br />
booronderzoek is uitgevoerd. 19 Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid<br />
van archeologische resten is geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren.<br />
Voor dit deel van het plangebied hoeft dus niet opnieuw een veldonderzoek worden uitgevoerd<br />
en kan voor het onderdeel worden vrijgegeven voor de voorgenomen bodemingrepen.<br />
4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK<br />
4.1 Methoden<br />
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek,<br />
conform de eisen van de KNA, versie 3.2, specificatie VS03. Voor het inventariserend veldonderzoek<br />
is op 4 september 2012 door ir. E.M. ten Broeke (prospector) een Plan van aanpak (PvA) opgesteld.<br />
In totaal zijn er 6 boringen gezet (zie figuur 15). Er is geboord tot een diepte van maximaal 300 cm<br />
-mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm (tot circa 150 cm -mv) en een zuigerboor (5<br />
cm). De boringen zijn verspreid binnen het plangebied gezet. De boringen zijn lithologisch conform de<br />
Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschreven. 20 De boringen zijn met meetlinten<br />
ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand<br />
Nederland (AHN).<br />
19 Leijnse, 2004<br />
20 Bosch, 2005<br />
12086020 TEY.WIS.ARC Pagina 18 van 24