15.04.2015 Views

gen

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS<br />

<strong>gen</strong><br />

+ Dossier<br />

Nederland<br />

en de West<br />

Het kadaster<br />

en je stamboom<br />

De held<br />

Georges<br />

Romedenne<br />

Slavenhouders<br />

en geldschieters<br />

Mensen van aanzien<br />

JAARGANG 21 • NUMMER 1 • MAART 2015


Word<br />

Vriend!<br />

familiekroniek<br />

Hun leven was kamperen<br />

Op zoek naar oude kampeerfoto’s trof ik in<br />

ons familiearchief een vakantiedagboek aan<br />

uit 1949. De broers Dick J. (1923) en Mart<br />

Wassenaar (1925), Ans H. Fray (1922) en mijn<br />

schoonouders J.J.N. (Bob) Huter (1920) en<br />

G.M. (Trudy) Huter-Reijmer (1925), allen uit<br />

Leiden, hadden besloten om gezamenlijk een<br />

fietskampeertocht te gaan maken in Twente,<br />

de Achterhoek en de Veluwe. Zij hadden elkaar<br />

leren kennen in een kamp van de jongerenorganisatie<br />

‘Nieuwe Koers’. Met een bouwtekening<br />

van Carl Denig naaiden Trudy en Bob<br />

hun tentje. De anderen huurden er een. Alles<br />

moest met de fiets mee, dus: lichtgewicht en<br />

minimale bagage. Met een kampeerpaspoort<br />

konden ze op mooie kampeerterreintjes staan.<br />

Op zaterdagochtend vertrokken Trudy en<br />

Dick op de fiets naar Amsterdam om bij<br />

Carl Denig de gehuurde tenten op te halen.<br />

De anderen, die ’s mor<strong>gen</strong>s nog moesten<br />

werken, sloten zich in de middag aan. Ze<br />

scheepten in op een boot die hen ’s nachts<br />

naar Kampen bracht. Aan boord waren geen<br />

bedden, er werd geslapen in stoelen en op<br />

banken. Het budget was beperkt, maar af en<br />

toe een ‘choco’ om de dorst te lessen kon er<br />

vanaf. Als ze na een dag fietsen op de plaats<br />

van bestemming waren gekomen werden de<br />

taken verdeeld, één ging naar de bakker, de<br />

ander naar de boer voor melk en eieren of<br />

naar de slager en kruidenier. Bob maakte in<br />

Met een bouwtekening<br />

van Carl Denig naaiden<br />

Trudy en Bob hun tentje.<br />

zijn reisverslag lyrische beschrijvin<strong>gen</strong> van de<br />

prachtige natuur en de idyllische plaatsjes die<br />

ze passeerden.<br />

Na het ‘jassen van de piepers’ door de<br />

mannen werd er door de vrouwen gekookt.<br />

Om de beurt werden ‘de vaten gewassen’.<br />

Eén keer werd er ’s nachts doorgefietst en<br />

werd in Groenlo om half twee in de nacht<br />

op het marktpleintje uitgerust. Te<strong>gen</strong> de<br />

ochtend werd nabij Varsseveld op een zeiltje<br />

een slaapje gedaan. In een wiebelend bootje<br />

- in het midden staand met de fiets aan de<br />

hand - werden ze met twee tegelijk de IJssel<br />

overgeroeid.<br />

In Utrecht eindigde de fietstocht. De reis<br />

naar Leiden werd per trein gedaan - en daar<br />

aangekomen bleek helaas één fiets niet te<br />

zijn meegegaan. Bob en Trudy werden later<br />

mentoren bij de ANWB en hebben in Ommen<br />

het goed kamperen onderwezen aan gezinnen<br />

die ook deze aan<strong>gen</strong>ame manier van<br />

vakantiehouden ontdekten. Toen zij op leeftijd<br />

kwamen trokken ze er met een caravan op uit.<br />

Heel veel jaren leidden zij de landgoedkampen<br />

in het Paardenbos achter paleis Soestdijk. Het<br />

kamperen liet ze niet los. En nu, op hoge leeftijd,<br />

worden de herinnerin<strong>gen</strong> gekoesterd.<br />

Hugo Doeleman Hzn, Winterswijk<br />

In deze rubriek staan bijzondere foto’s, voorwerpen en familieverhalen centraal. Heeft u ook<br />

een bijdrage voor deze rubriek, bel 070-3150596 of stuur een e-mail naar uitgeverij@cbg.nl.<br />

<strong>gen</strong>. TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS NUMMER 2 • MEI 2014<br />

<strong>gen</strong><br />

TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS<br />

Extra!<br />

Nederlandse<br />

adel<br />

Dossier<br />

Nieuw in Eijsden:<br />

Internationaal<br />

Familiemuseum<br />

Van Coeverden<br />

Oeroud en zeer<br />

bij de tijd<br />

Leenregisters<br />

Ver terug in de tijd<br />

Onderzoek<br />

Stoplappen, merklappen<br />

en <strong>gen</strong>ealogie<br />

JAARGANG 20 19 • NUMMER 1 2 • MAART MEI 2014<br />

2014<br />

Dochter van Nederlandse barones<br />

Audrey Hepburn<br />

& Nederland<br />

Hoe verder terug in de tijd, hoe schaarser de<br />

bronnen. Wie leenmannen onder zijn voorouders<br />

heeft, zit echter goed. In dat geval is het dankzij<br />

bewaard gebleven leenregisters zelfs mogelijk om<br />

de stamboom of kwartierstaat terug te voeren tot<br />

in de Middeleeuwen. tekst Maarten van Bourgondiën<br />

2205_Gen#2Cover_def.indd 1 22-05-14 15:03<br />

Voor € 40,- per jaar krij<strong>gen</strong><br />

vrienden van het CBG:<br />

• 4 keer ons vernieuwde blad Gen.<br />

(4x80 pagina’s)<br />

• 500 gratis eenheden voor onze<br />

Digitale Studiezaal ter waarde<br />

van € 22,90<br />

• Vriendenkorting op diensten<br />

en publicaties<br />

Ga naar www.cbg.nl


colofon<br />

Gen. Tijdschrift voor familiegeschiedenis<br />

verleden tijd<br />

Geboortig uit Afrika<br />

Gen. is het kwartaalblad van het<br />

Centraal Bureau voor Genealogie en<br />

wordt vier maal per jaar toegezonden<br />

aan de Vrienden van het CBG<br />

ISSN: 2352-2712<br />

Oplage: 10.750, 21ste jaargang<br />

Redactie: Maarten van Bourgondiën,<br />

Lilian de Bruijn, Conrad Gietman (tevens<br />

eindredactie), Dimphéna Groffen;<br />

beeldredactie: Guus van Breugel;<br />

redactieassistentie: Jos Jacobs-Smeele;<br />

hoofd uitgeverij: Ruud Straatman<br />

Aan dit nummer werkten mee:<br />

(in alfabetische volgorde): Leendert Brouwer;<br />

Tijdens de pauze van onze wekelijkse ik dat wij van negers zouden afstammen. Zo<br />

repetitieavond raak ik in gesprek met medekoorlid<br />

Rob. Als blijkt dat hij in het verleden rect taalgebruik natuurlijk. Het zal net na de<br />

werd dat toen gezegd, geheel politiek incor-<br />

<strong>gen</strong>ealogisch onderzoek heeft gedaan, vraag oorlog zijn geweest. Mijn vader vertelde over<br />

ik of hij misschien een mooie familiefoto de twee donkere vrouwen die in zijn ouderlijk<br />

huis woonden toen hij een kind was, over<br />

heeft; een foto waar een verhaal aan vast zit.<br />

Jazeker heeft hij die, zegt hij, en zijn o<strong>gen</strong><br />

lichten op – voor het totaalbeeld vermeld ik<br />

hier even dat Rob Charles licht van haar, huid ‘Later pas begreep ik dat hij<br />

en o<strong>gen</strong> is. Hij buigt zich naar me toe alsof hij het over zijn grootmoeder<br />

een sprookje gaat vertellen: ‘Er was eens rond had die samen met haar<br />

het jaar 1800 een Afrikaans jongetje, dat zuster bij hen inwoonde’<br />

ontvoerd was, en naar Elmina werd gebracht,<br />

het fort aan de kust van wat nu Ghana is. Met hun haren die iedere dag werden gedaan<br />

een schip ging hij naar Suriname, werd daar en dat dat een bewerkelijk ritueel was. Heel<br />

op de slavenmarkt in Paramaribo verkocht en veel later pas begreep ik dat hij het over zijn<br />

kreeg de naam Charles. Als jongeman ging grootmoeder had die samen met haar zuster<br />

hij met zijn meester mee naar Nederland. bij hen inwoonde.’<br />

Daar trouwde hij in 1824 met een Rotterdams Zo’n tien jaar geleden kreeg Johannes<br />

meisje. Van die man heb ik een foto. Hij is Charles eindelijk een gezicht, toen Rob op<br />

mijn stamvader.’<br />

het spoor van andere nazaten kwam. Zij<br />

hadden onder andere een kopie van zijn<br />

De vol<strong>gen</strong>de koorrepetitie neemt hij de foto huwelijksakte en deze foto, <strong>gen</strong>omen toen hij<br />

mee en vervolgt zijn verhaal. ‘Als kind hoorde al een man op leeftijd was. Hij stierf in 1872.<br />

Julie-Marthe Cohen; Wim Coster; Sabine<br />

Craft-Giepmans; Claire van den Donk; George<br />

Gubbels; Eric Hennekam; Yvette Hoitink; Els<br />

Kloek; Paul Koulen; Jochem Kroes; Maarten<br />

van der Meer; Christel Monsanto; Martin<br />

Spaans Azn, Aad van der Tang; Joost Welten;<br />

Martine Zoeteman-van Pelt<br />

E-mail: uitgeverij@cbg.nl<br />

Basisontwerp en vormgeving:<br />

Marinka Reuten<br />

Tekenin<strong>gen</strong>: Claudie de Cleen,<br />

Marly Hendricks<br />

Druk: Ten Brink, Meppel<br />

Prijs voor losse nummers: € 15<br />

(Vrienden € 10) inclusief verzendkosten<br />

Commerciële advertenties in Gen.:<br />

tarieven voor het plaatsen van commerciële<br />

advertenties op aanvraag (tel. 070-3150595)<br />

Centraal Bureau voor Genealogie,<br />

Centrum voor familiegeschiedenis<br />

postadres: Postbus 11755,<br />

2502 AT Den Haag<br />

bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 22,<br />

2595 BE Den Haag<br />

070-3150500 (algemeen);<br />

070-3150510 (bestellin<strong>gen</strong>);<br />

070-3150570 (onderzoek en inlichtin<strong>gen</strong>)<br />

www.cbg.nl; e-mail: info@cbg.nl<br />

© 2015 – Centraal Bureau voor Genealogie,<br />

Den Haag<br />

Niets uit deze uitgave mag worden<br />

verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt<br />

door middel van druk, fotokopie, microfilm<br />

of op welke andere wijze ook zonder<br />

voorafgaande schriftelijke toestemming<br />

van de uitgever.<br />

Omslagfoto: Maria van Reygersberch,<br />

geportretteerd door Cornelis Jonson van<br />

Cuelen. Foto RKD – Nederlands instituut<br />

voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

De huwelijkse bijla<strong>gen</strong> uit 1824 vertellen<br />

nog meer. Bij gebrek aan een geboortebewijs<br />

werd een ‘akte van bekendheid’<br />

opgesteld. Vol<strong>gen</strong>s zijn ei<strong>gen</strong> verklaring<br />

‘en ook naar het uiterlijk aanzien’ was hij<br />

‘oud circa zesentwintig jaren’ en ‘geboortig<br />

uit Afrika, zoo hij zegt van Delmina’. De<br />

heer Buschman, zijn vroegere ei<strong>gen</strong>aar,<br />

die hem als huisknecht van Suriname naar<br />

Nederland had mee<strong>gen</strong>omen, verklaarde<br />

dat hij Charles kende vanaf het moment<br />

dat hij in Suriname aankwam ‘en alzoo ook<br />

van deszelfs vroeger lot en wegvoering in<br />

slavernij volkomen kennis en wetenschap’<br />

droeg. Eenmaal een ‘vrije neger’ liet Charles<br />

zich dopen bij de missiekerk van de hernhutters,<br />

waarbij hij de doopnaam Johannes<br />

kreeg. Het toeval wil dat ook Rob Charles<br />

zich op volwassen leeftijd heeft laten<br />

dopen, van zijn Surinaamse betovergrootvader<br />

wist hij toen nog niets.<br />

Lilian de Bruijn<br />

<strong>gen</strong>. TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS NUMMER 1 • MAART 2015<br />

TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS<br />

<strong>gen</strong><br />

JAARGANG 21 • NUMMER 1 • MAART 2015<br />

Bij dit nummer<br />

Ieder familieverleden kent verzwe<strong>gen</strong> liefdes, toegedekte schandalen<br />

en geheimen die naar de mening van de betrokkenen voor eeuwig weggestopt<br />

moesten worden. Dat laatste was niet altijd even makkelijk. In<br />

Overijssel en ver daarbuiten gonsde het rond 1860 van de geruchten over<br />

de overspelige relatie van een charismatische dominee met een jonge,<br />

diepgelovige adellijke weduwe en over het kind dat uit die verhouding<br />

zou zijn geboren. Dat kind, een zoontje, bestond inderdaad. Het werd in<br />

het diepste geheim er<strong>gen</strong>s in het zuiden van Frankrijk ter wereld<br />

gebracht. Zijn hele leven zou deze zoon wrok blijven koesteren te<strong>gen</strong><br />

zijn moeder, door wie hij was verstoten. Historicus Wim Coster spoorde<br />

zijn nazaten op en reconstrueert voor Gen. deze geheime geschiedenis<br />

– die tegelijkertijd een ne<strong>gen</strong>tiende-eeuwse zedengeschiedenis is.<br />

In dit nummer van Gen. is er meer aandacht voor verbor<strong>gen</strong> geschiedenissen.<br />

Het dossier ‘Nederland en de West’ opent met een interview van<br />

Lilian de Bruijn met de makers van een documentaire over een groep<br />

Zeeuwse emigranten in Brazilië, die rond 1860 op zoek naar een beter<br />

bestaan in diepe armoede terechtkwamen. Hoewel zij door de achterblijvers<br />

in hun land van herkomst werden vergeten, bleven zij zelf hopen<br />

dat ze op een dag zouden worden teruggevonden.<br />

Hetzelfde dossier bevat een artikel over de sterke financiële belan<strong>gen</strong><br />

van tot de Nederlandse elite behorende families in de voormalige koloniën<br />

Berbice, Demerara en Essequebo. Het verdienmodel van de op slavenarbeid<br />

gebaseerde plantage-economie lijkt in de eerste helft van de<br />

ne<strong>gen</strong>tiende eeuw nog nauwelijks tot ethische vra<strong>gen</strong> te hebben geleid.<br />

Geen wonder dat deze geschiedenis lange tijd liever werd vergeten.<br />

Ruud Straatman<br />

namens de redactie<br />

+ Dossier<br />

Nederland<br />

en de West<br />

Het kadaster<br />

en je stamboom<br />

De held<br />

Georges<br />

Romedenne<br />

Slavenhouders<br />

en geldschieters<br />

Mensen van aanzien<br />

dossier<br />

Nederland<br />

en de West<br />

ten geleide<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 27


inhoud<br />

Dossier<br />

Nederland<br />

en de West<br />

De baronesse, de<br />

dominee en het kind<br />

In 1862 werd Henri van Dedem<br />

geboren in de Franse plaats Hyères.<br />

Hij was de onwettige zoon van<br />

een baronesse en een getrouwde<br />

dominee. Hun relatie zorgde voor<br />

een schandaal in Nederland. Deze<br />

zomer ontmoette historicus Wim<br />

Coster nazaten van Henri. Dit gaf<br />

een bijzondere wending aan een<br />

tragische geschiedenis.<br />

8<br />

verder in <strong>gen</strong>.<br />

Io vivat!<br />

Jacob Swart maakte deel uit van<br />

een Leidse studentencompagnie<br />

die in 1815 naar Frankrijk trok<br />

om mee te doen aan de strijd<br />

te<strong>gen</strong> Napoleon. Op basis van het<br />

dagboek vertelt Joost Welten zijn<br />

deerniswekkende verhaal.<br />

20<br />

Braziliaanse<br />

koorts<br />

Tussen 1858 en 1862<br />

vertrokken zevenhonderd<br />

Zeeuwen naar Brazilië, op zoek<br />

naar een beter bestaan. Vergeten<br />

door het thuisfront koesterden<br />

ze het ‘Ollands’. Lilian de Bruijn<br />

interviewt Arjan van Westen en<br />

Monique Schoutsen, die een<br />

documentaire maakten over de<br />

geschiedenis van deze vergeten<br />

emigranten.<br />

28<br />

4 Nieuws<br />

17 Vernoeming<br />

18 Nostal<strong>gen</strong><br />

25 Memo<br />

26 CBG weet raad<br />

53 Vrouwen en kinderen eerst<br />

54<br />

56<br />

63<br />

64<br />

66<br />

Armoriaal<br />

Kijk op bronnen<br />

Digitaal<br />

@EricHennekam<br />

Gestorven voor<br />

België en Noorbeek<br />

70<br />

72<br />

80<br />

82<br />

Archiefwijzer<br />

Gesignaleerd<br />

Diensten en<br />

publicaties<br />

Verleden tijd<br />

2 <strong>gen</strong>.


Caribisch joods<br />

Portugese joden namen vanaf de<br />

zeventiende eeuw een prominente<br />

plaats in binnen de koloniale<br />

samenlevin<strong>gen</strong> in zowel Suriname<br />

als op Curaçao. Julie-Marthe Cohen<br />

beschrijft de geschiedenis van hun<br />

migratie vanuit Europa en hun<br />

vestiging in de West.<br />

36<br />

verder in dossier<br />

Slavenhouders<br />

en geldschieters<br />

De Nederlandse elite had grote<br />

fi nanciële belan<strong>gen</strong> in de op<br />

slavenhandel gebaseerde plantageeconomie<br />

van Berbice, Demerara en<br />

Essequebo. Ook na de overdracht van<br />

de soevereiniteit van deze koloniën<br />

aan Engeland in 1815 bleef dat lang<br />

zo. Paul Koulen analyseerde voor<br />

Gen. een recent ontdekte inventaris<br />

van Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aren<br />

en hypotheekverstrekkers.<br />

46<br />

Mensen van<br />

aanzien<br />

Tijdens de tentoonstelling ‘Adellijke<br />

familieportretten op Duivenvoorde’<br />

zijn onder andere portretten rond het<br />

zeventiende-eeuwse echtpaar Jacob<br />

van Wassenaer en Jacoba van Lyere<br />

te zien. Sabine Craft-Giepmans,<br />

samensteller van de tentoonstelling,<br />

stelt deze schilderijen alvast aan de<br />

lezers van Gen. voor.<br />

58<br />

34 Portret & verhaal:<br />

de oude <strong>gen</strong>eraal op Novo Sion<br />

42 Curaçaose bruiden:<br />

huwelijken tussen Nederlandse<br />

mannen en lokale vrouwen op<br />

Curaçao in de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw<br />

<strong>gen</strong>. 3


nieuws<br />

Vlaams Famillement in Antwerpen<br />

BRIDGING<br />

THE DISTANCE<br />

In 2016 is het vierhonderd jaar geleden<br />

dat de Nederlander Dirk Hartog voet<br />

aan wal zette op de westkust van<br />

Australië. Het begin van een doorgaande<br />

lijn van betrekkin<strong>gen</strong> tussen de beide landen.<br />

Het project Bridging the Distance wil<br />

een bijdrage leveren aan de viering van<br />

het ‘Dirk Hartog jaar’. Halverwege de<br />

twintigste eeuw emigreerden meer dan<br />

honderdduizend Nederlanders naar<br />

Australië. De meesten van hen hebben<br />

inmiddels kinderen (en kleinkinderen).<br />

Bridging the Distance daagt uit om op<br />

zoek te gaan naar de ei<strong>gen</strong> (achter)neef of<br />

-nicht aan de andere kant van de wereld.<br />

Alle nieuwe connecties zullen als dubbelinterview<br />

opgetekend worden op de<br />

website. De dertig meest memorabele<br />

dubbelportretten worden gepubliceerd in<br />

een boek dat in 2016 moet verschijnen.<br />

Heb je familie in Australië, of zou je mee<br />

willen helpen om verwanten te reconnecten?<br />

Neem dan contact op met de initiatiefnemers<br />

van Bridging the Distance.<br />

Zie bridgingthedistance.nl<br />

Op zaterdag 14 en zondag 15 maart viert Familiekunde Vlaanderen in het prachtige<br />

Felixarchief te Antwerpen zijn vijftigste verjaardag met een congres en een Dag<br />

van de Familiegeschiedenis (het Belgische ‘Famillement’). Het congres vindt op<br />

zaterdag plaats en heeft als thema ‘Belgische oorlogsvluchtelin<strong>gen</strong> naar Nederland<br />

en Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’. Hieraan werd in de vorige aflevering<br />

van Gen. ook al de nodige aandacht besteed. De zondag staat helemaal in het teken<br />

van een grote publieksmanifestatie. Iedereen met belangstelling voor <strong>gen</strong>ealogie<br />

en familiegeschiedenis is van harte welkom.<br />

Zie voor het interessante programma met lezin<strong>gen</strong> van bekende sprekers, workshops<br />

en presentaties: familiekunde-vlaanderen.be/50jaar/zondag/programma.<br />

kort<br />

DIGITALISERINGS-<br />

PROJECTEN<br />

Het Centraal Bureau voor Genealogie<br />

zoekt vrijwilligers om onze<br />

omvangrijke en unieke collectie<br />

familieadvertenties en bidprentjes<br />

nog verder te ontsluiten. Hebben<br />

we in de afgelopen jaren de periode<br />

1795 tot 1970 ontsloten, nu<br />

willen we werken aan de periode<br />

2000-2014.<br />

Het werk aan de ontsluiting van<br />

de advertenties en bidprentjes<br />

kunt u thuis doen. Wel dien je een<br />

keer naar het CBG te komen voor<br />

instructie. Heb je interesse, meld<br />

je dan aan via onze website of<br />

bel 070 315 0544 (Dave van der<br />

Wijngaard).<br />

AANGEPASTE<br />

OPENINGSTIJDEN<br />

Op Goede vrijdag, 3 april, is de<br />

studiezaal van het Centraal<br />

Bureau voor Genealogie gewoon<br />

open. Op dinsdag 5 mei en donderdag<br />

14 mei is de studiezaal<br />

gesloten vanwege Bevrijdingsdag<br />

en Hemelvaartsdag.<br />

EVERT ROELOF BIJL<br />

In juni 2011 schreef Marco Bijl<br />

voor Genealogie een artikel over<br />

zijn betovergrootvader Evert Roelof<br />

Bijl (1794-1851), die meevocht<br />

tijdens de Slag bij Waterloo. Hij<br />

kondigde toen aan een roman<br />

over zijn voorvader te zullen<br />

schrijven. Die roman is er nu, 674<br />

pagina’s dik. Het boek is te bestellen<br />

via de website van de auteur:<br />

http://home.scarlet.be<br />

TENTOONSTELLING<br />

JOODS HISTORISCH MUSEUM<br />

NOG TOT 14 JUNI<br />

De tentoonstelling over vier<br />

eeuwen joodse geschiedenis in<br />

Suriname en Curaçao is nog tot<br />

14 juni te bezichti<strong>gen</strong>. Zie ook<br />

pagina 36.<br />

ADELLIJKE<br />

FAMILIEPORTRETTEN<br />

De tentoonstelling ‘Adellijke<br />

familieportretten op Duivenvoorde’<br />

in Kasteel Duivenvoorde,<br />

Laan van Duivenvoorde 4 te<br />

Voorschoten, loopt van 18 april tot<br />

en met 24 oktober. Zie verderop in<br />

dit nummer het artikel van Sabine<br />

Craft-Giepmans.<br />

4 <strong>gen</strong>.


WIEWASWIE<br />

Dag van de familiegeschiedenis<br />

11 april 2015<br />

Uitgeverij Atlas Contact, het Nationaal<br />

Archief en het Centraal Bureau voor<br />

Genealogie organiseren op zaterdag<br />

11 april de Dag van de familiegeschiedenis. Je<br />

maakt kennis met <strong>gen</strong>ealogisch onderzoek en<br />

krijgt sessies over verschillende thema’s van<br />

Sytske Visscher (CBG), Jan Brokken, Marijke<br />

Hilhorst, Jannetje Koelewijn en Nelleke Noordervliet.<br />

Hoe gaan auteurs van een familieverhaal<br />

te werk? Wat zijn hun technieken? Hoe<br />

gaan zij om met (archief)onderzoek? Wat moet<br />

je juist wel of juist niet doen? En hoe ga je om<br />

met de grens tussen werkelijkheid en verbeelding?<br />

Locatie: Nationaal Archief/CBG, naast<br />

het Centraal Station in Den Haag. Tijdstip:<br />

12.30 – 18.00. Kosten: €75,- inclusief koffie/<br />

thee en borrel, het boek De wil en de weg van<br />

Jan Brokken én een vrijkaartje voor de tentoonstelling<br />

Blikvangers. Als deelnemer kun je vanaf<br />

11.00 uur in het Nationaal Archief terecht. Je<br />

ontvangt dan een gratis goodiebag. Boek je vóór<br />

15 maart, dan betaal je slechts €70,-.<br />

Na 15 maart is de entreeprijs €75,-.<br />

Abonnees van Historisch Nieuwsblad betalen<br />

€65,-. Aanmelden kan via:<br />

historischnieuwsblad.nl/familiegeschiedenis<br />

Nieuwe<br />

zoekhulp<br />

WatZitErin<br />

Dankzij zoekakten.nl zijn<br />

de eerste scans van Zuid-<br />

Hollandse aktes uit Family-<br />

Search aan WieWasWie gekoppeld.<br />

Het betreft de burgerlijke stand van<br />

de gemeentes onder het Historisch<br />

Archief Westland én de gemeentes<br />

Kralin<strong>gen</strong> en Zoetermeer. Aan de<br />

huwelijksaktes zijn ook scans van<br />

de huwelijksbijla<strong>gen</strong> gekoppeld.<br />

Sinds kort is het mogelijk om via Wie-<br />

WasWie gezinskaarten uit het Haags<br />

gemeentearchief<br />

te<br />

raadple<strong>gen</strong>.<br />

De collectie<br />

omvat<br />

767.215 kaarten<br />

uit de periode 1913-1939.<br />

Met de nieuwe zoekhulp WatZitErin<br />

kun je snel uitzoeken wat WieWas-<br />

Wie van een specifieke gemeente<br />

aan gegevens en scans bevat. Het<br />

zoekscherm vervangt de inhoudsopgave<br />

in Excel of PDF-formaat:<br />

wiewaswie.info/inhoud/watziterin.<br />

php. Per gevonden plaats zie je<br />

welke soorten bronnen de database<br />

bevat; welke periode deze<br />

deelcollectie bestrijkt; de hoeveelheid<br />

documenten die het betreft; of<br />

en hoeveel scans aan de collecties<br />

zijn gekoppeld; welke archiefinstelling<br />

de collectie beschikbaar stelt.<br />

KEES MULDER 1946-2015<br />

Op 2 februari 2015 overleed<br />

Kees Mulder. Hij schreef talloze<br />

publicaties over onderscheidin<strong>gen</strong><br />

en ridderordes, onder andere<br />

Honderd jaar helden: Carnegie<br />

Heldenfonds (samen met Martin<br />

Spaans) en Voor Ons en Ons Huis:<br />

Meer dan honderd jaar Huisorde<br />

van Oranje 1905-2005 (2011)<br />

(samen met Peter Christiaans).<br />

Zelf was hij Lid in de Orde van<br />

Oranje-Nassau.<br />

OOST-EUROPESE<br />

VOOROUDERS<br />

De website van The Foundation<br />

for East European Family<br />

History Studies biedt een mooi<br />

startpunt voor onderzoek naar<br />

Oost-Europese roots. Het gebied<br />

wordt breed gedefinieerd: van<br />

Noorwe<strong>gen</strong> tot Armenië en van<br />

Griekenland tot Rusland. De beste<br />

ingang is via de kaart waar men<br />

kan klikken op het gewenste land,<br />

waarna de bezoeker wordt doorgeleid<br />

naar een lijst met websites<br />

van relevante organisaties, bronnen<br />

en landkaarten. Er is ook een<br />

lijst met verwante websites. Zie<br />

feefhs.org<br />

OVERHEIDSDOCUMENTEN<br />

Via de website loep.com kun je<br />

razendsnel allerlei online documenten<br />

doorzoeken die worden<br />

gepubliceerd door gemeente,<br />

provincie of rijk. Natuurlijk ook<br />

leuk om je ei<strong>gen</strong> achternaam daar<br />

eens te googlen.<br />

RAAD EN LEENHOF<br />

VAN BRABANT<br />

Nieuw op BHIC.nl: het archief<br />

van de Raad en het Leenhof van<br />

Brabant van 1591 tot 1795. Het<br />

archief is digitaal doorzoekbaar<br />

en van veel stukken zijn scans<br />

gemaakt. Meer dan 65 duizend<br />

personen, 37.400 plaatsen en<br />

2900 resoluties zijn toegankelijk<br />

gemaakt.<br />

NIEUW HERALDISCH<br />

GENOOTSCHAP<br />

Op 18 november j.l. is de Stichting<br />

Nederlands Genootschap voor<br />

Heraldiek opgericht. Deze onafhankelijke<br />

organisatie maakt zich<br />

sterk voor het stimuleren van een<br />

verantwoorde heraldische praktijk<br />

in Nederland. Een en ander wordt<br />

gerealiseerd door de uitgave van<br />

een heraldisch tijdschrift, dat<br />

vier keer per jaar zal verschijnen,<br />

wapenregistratie, een heraldische<br />

website en een jaarlijkse<br />

heraldische dag. Iedereen die de<br />

heraldiek een warm hart toedraagt,<br />

kan vanaf € 25,- per jaar<br />

vriend worden van de stichting.<br />

Informatie en aanmeldin<strong>gen</strong> via<br />

de secretaris. Het bestuur van<br />

de Stichting Nederlands Genootschap<br />

voor Heraldiek bestaat uit:<br />

<strong>gen</strong>. 5


nieuws<br />

STAMBOOMCAFÉ<br />

Elke laatste dinsdag van de maand houdt het CBG café. Het<br />

Stamboomcafé is inmiddels een begrip onder <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>.<br />

Iedereen die geïnteresseerd is in familiegeschiedenis is van<br />

harte welkom. Na een korte lezing over een wetenswaardig onderwerp<br />

hebben de cafébezoekers volop de gele<strong>gen</strong>heid elkaar te ontmoeten,<br />

nieuwe kennissen op te doen, oude contacten aan te halen,<br />

informatie uit te wisselen, CBG-medewerkers te spreken, enzovoort.<br />

Dinsdag 31 maart demonstreert CBG-medewerker Jacques Verheijden<br />

hoe je als onderzoeker de site zoekakten.nl zo optimaal<br />

mogelijk kunt gebruiken. Dinsdag 28 april is Marijke van Faassen<br />

bij ons te gast. Zij is werkzaam bij het Huy<strong>gen</strong>sinstituut en doet<br />

onderzoek naar de Nederlandse naoorlogse emigratie naar Australië.<br />

In mei, dinsdag de 26ste, vertelt Jean Jacques Vrij over de Surinaamse<br />

Susanna Dumion (Suriname 1713-Haarlem 1818) en haar sociale<br />

omgeving. Het Stamboomcafé wordt gehouden in de Beresteynzaal<br />

van het CBG, van 16.00 tot 18.00 uur. Toegang en eerste consumptie<br />

zijn gratis. Ben je van plan te komen, meld je dan aan op<br />

stamboomcafe@cbg.nl, o.v.v. de datum.<br />

kort<br />

John Halie, voorzitter; Hans H.<br />

Duit<strong>gen</strong>ius, vice-voorzitter; Jan<br />

van der Spek, secretaris; Wibo<br />

Boswijk, penningmeester; en jhr.<br />

Frans van Rijckevorsel van Kessel.<br />

Secretariaat: Goudwespmeent 37,<br />

1218 GN Hilversum, e-mail:<br />

jimss.bv@gmail.com.<br />

KINDEREVACUATIES<br />

In het Haags Historisch Museum<br />

is van 22 april tot en met 16<br />

augustus een aangrijpende<br />

expositie te zien over de ongeveer<br />

veertigduizend kinderen die<br />

in de Hongerwinter vanuit het<br />

stedelijke westen van het land zijn<br />

geëvacueerd om te voorkomen<br />

dat ze van de honger zouden<br />

sterven. De reddingsacties vonden<br />

plaats onder zeer moeilijke<br />

omstandigheden. Zeventig jaar<br />

na de Hongerwinter wordt dit<br />

indrukwekkende verhaal opnieuw<br />

voor het voetlicht gebracht. In de<br />

tentoonstelling vertellen zeven<br />

personen over hun ervarin<strong>gen</strong>.<br />

Daaronder zijn vier Ha<strong>gen</strong>aars<br />

die als kind ‘naar de boeren’ zijn<br />

gegaan.<br />

DAGCURSUS HENNEKAM<br />

Op maandag 20 april 2015 geeft<br />

Eric Hennekam bij het CBG<br />

opnieuw een cursus ‘Geavanceerd<br />

via internet personen en archieven<br />

zoeken’. Veel <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong><br />

en andere archiefonderzoekers<br />

(historici, auteurs) gebruiken<br />

standaard bronnen op internet<br />

om informatie over hun familie en<br />

over archieven te zoeken. Maar er<br />

is veel meer te vinden door een<br />

andere zoekmethode te gebruiken.<br />

In deze ééndaagse cursus<br />

geeft Eric Hennekam stapsgewijs<br />

aan hoe je te werk kunt gaan. De<br />

cursisten krij<strong>gen</strong> elke keer korte<br />

opdrachten om online de kennis<br />

in de praktijk te bren<strong>gen</strong>. Met<br />

verrassende resultaten.<br />

De cursus duurt van 9.30 tot<br />

16.00 uur. Kosten bedra<strong>gen</strong> € 80,-<br />

per cursusdag (te voldoen na ontvangst<br />

van een factuur) – inclusief<br />

koffie en thee; exclusief lunch.<br />

Aan de cursus kunnen maximaal<br />

veertien personen deelnemen.<br />

Aanmelden is mogelijk tot uiterlijk<br />

twee weken voor de cursusdag via<br />

cursus@cbg.nl. Vermeld daarbij:<br />

6 <strong>gen</strong>.


Europäische Stammtafeln<br />

De Duitse uitgeverij Vittorio Klostermann<br />

heeft bekendgemaakt te stoppen<br />

met de uitgave van het bekende<br />

naslagwerk Europäische Stammtafeln.<br />

Het eerste deel van deze serie verscheen<br />

in 1935 onder de titel Stammtafeln<br />

zur Geschichte der europäischen<br />

Staaten en het naslagwerk groeide uit<br />

tot 29 delen met meer dan vierduizend<br />

(deel)<strong>gen</strong>ealogieën. Voor Nederlandse <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong> en historici zijn vooral van belang<br />

de vijf delen ‘Zwischen Maas und Rhein’, die <strong>gen</strong>ealogieën bevatten van vele<br />

geslachten die een grotere of kleinere rol spelen in de middeleeuwse en vroegmoderne<br />

Nederlanden. Het vijfde en laatste deel van deze subreeks verscheen in 2013.<br />

Naast alle waardering was er ook wel kritiek op het naslagwerk, vooral vanwege het<br />

ontbreken van voetnoten, de ouderwetse, wat onbeholpen vormgeving, en het af en<br />

toe overnemen van speculatieve afstammingsreeksen (vooral in de eerste delen).<br />

Maar er was vooral lof, met name voor de laatste bewerker, Detlev Schwennicke, die<br />

niet alleen recente literatuur verwerkte in zijn <strong>gen</strong>ealogieën, maar ook zelf kritisch<br />

onderzoek deed, onder meer in oorkondenboeken.<br />

[ ]<br />

WINNAAR GESCHIEDENIS ONLINE<br />

De tweejaarlijks toegekende Geschiedenis Online Prijs is dit jaar<br />

gewonnen door Historiek.net. In totaal werden er ruim twintigduizend<br />

stemmen uitgebracht op 275 door het publiek <strong>gen</strong>omineerde websites<br />

en apps. Historiek kreeg 2209 stemmen. Canon Sociaal Werk werd<br />

tweede met 1467 stemmen. Als derde eindigde Zoekakten.nl.<br />

FAMILIEVERHALEN<br />

SCHRIJVEN<br />

IN GRONINGEN<br />

Zaterdag 14 maart 2015 is er de mogelijkheid<br />

deel te nemen aan een workshop<br />

Familieverhalen bij de Groninger Archieven,<br />

Cascadeplein 4 te Gronin<strong>gen</strong>, onder<br />

leiding van schrijfster Tanny Dobbelaar en<br />

archiefmedewerkster Jona van Keulen. Op<br />

deze dag kun je zelf onderzoeken hoe je de<br />

verhalen over je familie tot leven kunt wekken.<br />

Daarbij kom je ook meer te weten over<br />

de bronnen die je kunt gebruiken om je<br />

familieverhaal meer diepte te geven. De<br />

schrijfsessies worden afgewisseld met korte<br />

lezin<strong>gen</strong>, onder meer over de compositie<br />

van een familiegeschiedenis. De workshop<br />

is niet speciaal gericht op mensen met<br />

Groninger voorouders; de nadruk ligt op<br />

schrijven en zoeken in het algemeen.<br />

Speciale kennis of vooropleiding is niet<br />

nodig. Belangrijker is je motivatie: vind je<br />

het leuk om een dag lang je ei<strong>gen</strong> familieverhaal<br />

te onderzoeken? Neem een foto<br />

mee van het familielid waar je over zou<br />

willen schrijven. Aanmelding via info@<br />

groningerarchieven.nl o.v.v. workshop<br />

14 Familieverhalen. Dit is ook het adres<br />

voor nadere informatie.<br />

‘cursus Eric Hennekam 20 april’.<br />

Gelieve bij aanmelding duidelijk je<br />

adresgegevens voor facturering te<br />

vermelden. De aanmelding is pas<br />

definitief wanneer het factuurbedrag<br />

is voldaan.<br />

NIEUWE ENGELSEN IN DE<br />

MIDDELEEUWEN<br />

De website Englands immigrants<br />

1330-1550 (englandsimmigrants.<br />

com) is een database met meer<br />

dan 64 duizend namen van mensen<br />

die zich tussen de Honderdjarige<br />

Oorlog en de Reformatie<br />

in Engeland vestigden. Onder<br />

hen bevinden zich ook meer<br />

dan tweeduizend Nederlandse<br />

emigranten.<br />

BLIKVANGERS<br />

In het Nationaal Archief bevindt<br />

zich het grootste fotoarchief<br />

van Nederland, met vijftien<br />

miljoen foto’s uit de afgelopen<br />

170 jaar. In de tentoonstelling<br />

‘Blikvangers’ is een deel van deze<br />

verrassende collectie voor het<br />

eerst te zien. Ruim 450 vintageafdrukken<br />

laten Nederland en<br />

de wereld zien door de o<strong>gen</strong> van<br />

bekende en minder bekende<br />

fotografen. Zij legden expedities<br />

en verre reizen vast, maar ook<br />

conflicten en rampen.<br />

Op de tentoonstelling zijn foto’s<br />

te zien van onder meer: Emmy<br />

Andriesse, Eva Besnyö,<br />

Henk Blansjaar, Robert Capa,<br />

Ed van der Elsken, Paul Huf,<br />

Johan van der Keuken, Aart Klein,<br />

Cas Oorthuys, Pieter Oosterhuis,<br />

Willem van de Poll, Erich Salomon<br />

en Alexandrine Tinne.<br />

LIEGEN FOTO’S?<br />

Zijn foto’s waar? Of lie<strong>gen</strong> ze er<br />

op los? Kun je ei<strong>gen</strong>lijk wel<br />

onpartijdig fotograferen? Die<br />

vra<strong>gen</strong> onderzoekt Else Kramer<br />

tijdens een gratis online cursus<br />

geïnspireerd door foto’s uit het<br />

Nationaal Archief die te zien<br />

zijn in de fototentoonstelling<br />

Blikvangers. Aan de hand van drie<br />

opdrachten ga je aan de slag met<br />

waarheid in de fotografie. Foute<br />

framing, de titel-carrousel en<br />

meer laten je ervaren hoe ingewikkeld<br />

de relatie tussen beeld<br />

en waarheid ei<strong>gen</strong>lijk is.<br />

Meedoen is gratis<br />

en aanmelden kan via<br />

www.elsekramer.nl/fotolie<strong>gen</strong>.<br />

<strong>gen</strong>. 7


levensverhaal<br />

Hendrik van Denem alias<br />

Henri van Dedem met een zoontje.<br />

Part. coll.<br />

De baronesse,<br />

de dominee<br />

en het kind<br />

Laat in de middag van woensdag 4 juni 2014 voerde ik een telefoongesprek<br />

met een mij nog onbekende man in een klein Zwitsers plaatsje, niet ver<br />

van Lausanne. Zijn achternaam klonk in het Frans als ‘Wandéédém’.<br />

Ik vertelde hem over mijn zoektocht naar Henri van Dedem. tekst Wim Coster<br />

Henri van Dedem werd op 6 december 1862<br />

geboren in de Franse plaats Hyères, gele<strong>gen</strong><br />

tussen Marseille en Saint Tropez. Zijn<br />

oorspronkelijke voornaam was Hendrik.<br />

Op de geboorteakte stond zijn achternaam vermeld<br />

als Van Denem, maar die werd in 1890 officieel<br />

gewijzigd in Van Dedem. Veel meer was er over hem<br />

lange tijd niet bekend. Anders lag het met de geschiedenis<br />

van zijn biologische ouders. Zij waren in hun<br />

woonplaats Zwolle enige tijd het gesprek van de dag,<br />

nadat zij elkaar in 1858 hadden ontmoet. Ook landelijk<br />

trok hun relatie de nodige aandacht.<br />

Schandaal<br />

Bijna een eeuw later werd hun geschiedenis uit de<br />

doeken gedaan in het boek Schandaal in Holland van<br />

Henri E. Ett. Tot groot on<strong>gen</strong>oe<strong>gen</strong> van de Amsterdamse<br />

officier van justitie mr. W. K. baron van<br />

Dedem, die in 1951 te<strong>gen</strong> de auteur een proces aanspande<br />

we<strong>gen</strong>s aantasting van de goede naam van<br />

zijn familie. Eén van de drie verhalen in dit boek ging<br />

namelijk over een affaire rond zijn oudtante, de<br />

weduwe Johanna Theodora Pruimers, geboren baronesse<br />

van Dedem, te Zwolle.<br />

Rond 1860 ging deze dame, behorend tot de lokale<br />

fine fleur en moeder van een dochtertje, een relatie<br />

aan met een dominee, getrouwd en vader van drie,<br />

later vier kinderen. Hun contacten verliepen vol<strong>gen</strong>s<br />

de verkondiger van Gods woord als die ‘van een leraar<br />

en zijn geestelijk kind’, maar daarvan was lang niet<br />

iedereen overtuigd. Vooral niet, nadat de geluiden<br />

over een binnen hun relatie geboren kind steeds luider<br />

en duidelijker begonnen te worden.<br />

Er werd over gepubliceerd in kranten, tot en met het<br />

gerenommeerde Handelsblad aan toe, in vakbladen en<br />

in brochures. Mede- en te<strong>gen</strong>standers van de baronesse<br />

en de dominee, juristen en theolo<strong>gen</strong> voorop,<br />

roerden zich, evenals enkele literatoren.<br />

Ook Multatuli klom in de pen. De bekende schrijver<br />

wilde steun en troost bieden aan zijn ‘zuster in verdorvenheid’<br />

en daarmee tegelijkertijd de verdediging<br />

op zich nemen van haar vermeende ‘onechte’ kind.<br />

Waarom, vroeg hij zich in oktober 1863 ongevraagd<br />

af, zou er voor de wet en in de praktijk van het dagelijks<br />

leven onderscheid moeten bestaan tussen de<br />

twee leden van haar ‘tweesoortig kroost’? ‘De zeden,<br />

ach de zeden,’ riep de schrijver bij wijze van antwoord<br />

uit. Helemaal van de hoed en de rand wist Multatuli<br />

8 <strong>gen</strong>.


<strong>gen</strong>. 9


niet. Zo dacht hij ten onrechte dat de baronesse in de<br />

gevan<strong>gen</strong>is zat, maar zijn open brief van twintig pagina’s<br />

was er, juist daardoor, niet minder vlammend<br />

om. Als ‘Idee 448’ zou het epistel in 1951 worden<br />

op<strong>gen</strong>omen in zijn Volledige werken. In zijn tweede<br />

brief aan de weduwe, het latere ‘Idee 449’, was de<br />

schrijver inmiddels beter op de hoogte van de feiten<br />

en tapte hij, teleurgesteld, uit een heel ander vaatje.<br />

De Multatuli-kenner Henri E. Ett schreef naar aanleiding<br />

van de heruitgave van beide brieven, eveneens in<br />

1951, het hiervoor <strong>gen</strong>oemde en goed gedocumenteerde<br />

verhaal. Met die echo’s uit de ne<strong>gen</strong>tiende<br />

eeuw waren de laatste woorden over deze geschiedenis<br />

echter nog niet geschreven.<br />

Dick van der Meulen maakte er in 2003 in zijn biografie<br />

over Multatuli melding van, ook omdat de<br />

schrijver er, onder andere in Zwolle, lezin<strong>gen</strong> over<br />

hield. In een publicatie uit 2004 over het adellijk huis<br />

Den Berg, waar de familie Van Dedem eeuwenlang<br />

woonde, kwam de affaire opnieuw, zij het kort, aan<br />

de orde. Een indrin<strong>gen</strong>de kijk bieden de archieven<br />

van de familie Van Dedem, waarvan de inventarisatie<br />

in 2010 werd afgerond; met name via de honderden<br />

brieven en de stukken omtrent verschillende testamenten.<br />

Zelf schreef ik in 2011 over de zaak in een boek rond<br />

twee eeuwen recht en wet. Het archief van de rechtbank<br />

Zwolle bevat over deze casus namelijk een dik<br />

dossier. Ook in verschillende kerkelijke archieven<br />

bevinden zich, vanwege de betrokkenheid van Johannes<br />

Gerrit van Rijn, de predikant in kwestie, tientallen<br />

proces- en andere stukken. Al met al leverde dit<br />

veel en verrassend nieuw materiaal op. Voldoende<br />

Toneelspelers uit den<br />

lande reisden naar<br />

Zwolle om met ei<strong>gen</strong><br />

o<strong>gen</strong> te kunnen zien<br />

hoe dominee Van Rijn<br />

zijn gehoor aan zich<br />

wist te binden<br />

reden voor een boek over een tragische liefde, meer<br />

dan één familiedrama én het intrigerende levensverhaal<br />

van een verworpen kind; tegelijkertijd ook een<br />

verhaal over recht, wet en zeden in de ne<strong>gen</strong>tiende<br />

eeuw.<br />

Er<strong>gen</strong>s tussen de 82 strekkende meter aan stukken in<br />

de archieven van de familie Van Dedem trof ik een<br />

klein stukje karton met daarop de tekst ‘Henri van<br />

Dedem, horticulteur chatelaine, 14 Chemin du Bouchet<br />

Genève’. Deze woorden en internet brachten mij<br />

naar het telefoonnummer dat ik belde op die woensdagmiddag<br />

in juni 2014.<br />

‘C’est mon grand-père’<br />

Enigszins aarzelend stond Eugène van Dedem (1923)<br />

mij te woord. De meeste feiten die ik hem noemde<br />

over de afstamming van Henri van Dedem waren voor<br />

hem geheel nieuw. Maar toch, al snel onderbrak hij<br />

mij met de doeltreffende woorden: ‘C’est mon grandpère.’<br />

Zijn aarzeling was verdwenen.<br />

Hij nodigde mij uit om langs te komen in Zwitserland<br />

en zo ging ik in de laatste week van augustus bij hem<br />

op bezoek. Ondertussen had ik aan de familie een<br />

korte samenvatting van mijn onderzoek gestuurd. In<br />

het huis van Eugène van Dedems nicht Danielle,<br />

dochter van zijn eveneens aanwezige oudste zus<br />

Marie (1917), en haar man werd ik ontvan<strong>gen</strong> met een<br />

heerlijke maaltijd. Ook de jongste zus, Germaine<br />

(1927), was aangeschoven. Op mijn laptop liet ik foto’s<br />

zien van het huis Den Berg in Dalfsen en van plaatsen<br />

in Zwolle, plus scans van documenten uit Zwolse<br />

archieven. Een openbaring voor de familie in Zwitserland.<br />

Na de maaltijd werd ik rondgeleid langs plaatsen<br />

waar Henri van Dedem had gewoond en gewerkt. Letterlijk<br />

en figuurlijk en passant hoorde ik dat de onduidelijkheid<br />

over zijn afkomst hem, tot zijn dood in<br />

1934, zeer veel verdriet had gedaan. Het verdriet had,<br />

met een saus aan frustratie erbij, twee <strong>gen</strong>eraties<br />

overleefd, zo leken de o<strong>gen</strong> van zijn kleinkinderen mij<br />

te bewijzen. In reactie op de informatie van mijn kant<br />

kwam er ook een stapel papieren van grootvader Henri<br />

op tafel. Ze waren van her en der in de familie, ook via<br />

nazaten uit Henri’s tweede huwelijk, bijeengebracht.<br />

Ik mocht erin bladeren en was er al snel van overtuigd<br />

dat mijn verhaal over de baronesse, de dominee en het<br />

kind een geheel nieuwe wending zou krij<strong>gen</strong>. Oók<br />

voor de Zwitserse familieleden, maar dan juist terug<br />

in de tijd.<br />

Zoals ik nader kennismaakte met de nazaten van<br />

10 <strong>gen</strong>.


Huis Den Berg te Dalfsen in het begin<br />

van de vorige eeuw. Foto C. Steenbergh,<br />

coll. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,<br />

Amersfoort.<br />

Henri van Dedem, en met zijn leven, zo leerden zíj<br />

over onbekende achtergronden van hún leven en dat<br />

van hun verre voorouders. En, in de woorden van de<br />

schrijfster Hella Haasse in haar boek Persoonsbewijs,<br />

over personages die ‘op beslissende wijze beïnvloed<br />

zijn door een samenhang van feiten en gebeurtenissen<br />

in het verleden, die zij zelf niet kennen’.<br />

Johanna Theodora en Johannes<br />

Johanna Theodora baronesse van Dedem werd geboren<br />

in 1835. In de wandeling werd ze Jeannette<br />

<strong>gen</strong>oemd, naar de Franse versie van haar naam. Toen<br />

ze zeven jaar was, verloor ze haar moeder. Het was<br />

een slag die ze moeilijk, of ei<strong>gen</strong>lijk in het geheel<br />

niet, te boven kon komen. Hoewel zij ook vrolijk kon<br />

zijn, plezier kon hebben met de meiden in de keuken,<br />

met haar zus Suzette en haar broers, en <strong>gen</strong>oot van<br />

haar tijd op de kostschool.<br />

Bijzonder gelukkig was zij, toen ze in juli 1856 trouwde<br />

met de even oude Daniel Pruimers, enig kind van<br />

de machtige en puissant rijke wijnhandelaar en<br />

investeerder Nicolaas Pruimers. Ze gin<strong>gen</strong> wonen in<br />

een groot huis op de wal bij de Nieuwe Haven in<br />

Zwolle. Pruimers had het huis nabij de Stadsgracht<br />

speciaal laten bouwen voor zijn zoon en schoondochter.<br />

Het robuuste pand stond pal naast het witgepleisterde<br />

Paleis van Justitie met zijn machtige pilaren,<br />

niet ver van de Grote Kerk in het centrum van<br />

Zwolle. Twee beeldbepalende Zwolse gebouwen, die<br />

binnen enkele jaren een grote rol zouden gaan spelen<br />

in het leven van Jeannette.<br />

In april 1858 werd haar dochtertje Margaretha geboren,<br />

maar ruim een jaar later sloeg voor Jeannette het<br />

noodlot toe. Opnieuw. Na haar moeder verloor ze, op<br />

30 juli 1859, nu ook haar jonge echt<strong>gen</strong>oot aan de<br />

tering. Steun, troost en hoop vond ze in haar geloof,<br />

dat in de loop der jaren sterker geworden leek te zijn.<br />

Voortdurend verkondigde zij dat haar moeder in de<br />

hemel vertoefde bij haar hemelse Vader en vandaar<br />

neerblikte op het aards gewoel.<br />

<strong>gen</strong>. 11


De Grote of St. Michaëlskerk in het<br />

centrum van Zwolle. Coll. Historisch<br />

Centrum Overijssel, Zwolle<br />

Een zelfbenoemd hemels gezant vond<br />

Jeannette in de dominee die haar<br />

echt<strong>gen</strong>oot in zijn laatste weken en<br />

da<strong>gen</strong> had bijgestaan: Johannes Gerrit<br />

van Rijn. Op 19 september 1858<br />

had hij voor het eerst op de preekstoel<br />

gestaan van de Grote Kerk in<br />

Zwolle. Bijna 1.85 meter lang was hij,<br />

ongeveer twintig centimeter meer dan<br />

de gemiddelde man in die tijd. Ook<br />

zijn neus was opvallend. Fors. Hij had<br />

bruin haar, dito wenkbrauwen, een<br />

ovaal gezicht, een rond voorhoofd en<br />

bruine o<strong>gen</strong>.<br />

Op 10 november 1825 was hij geboren<br />

in Utrecht. Zes da<strong>gen</strong> later was hij, na de dood van<br />

zijn moeder, halfwees. Op zijn medestudenten van de<br />

Hogeschool in Utrecht, die hij vol<strong>gen</strong>s een van hen<br />

‘in voorbeeldig leven, in kennis en in inspanning tot<br />

de studie verre overtrof’, wekte hij de indruk ‘de<br />

smaadheid van Christus met moed en zachte waardigheid<br />

te dra<strong>gen</strong>’. Na Elst, Harderwijk en Amersfoort<br />

werd hij beroepen in Zwolle, waar hij zich met<br />

zijn gezin vestigde aan De Dijk, de latere Thorbeckegracht.<br />

Doordron<strong>gen</strong> van de liefde van Christus, wilde hij<br />

ook in Zwolle ‘de moeilijke strijd met de zonde’ aangaan,<br />

in welke vorm die zich ook zou voordoen. Al<br />

snel had de nieuwe dominee een grote schare volgelin<strong>gen</strong>,<br />

met name vrouwen. Zelfs van buiten de<br />

Nederduits Hervormde Gemeente kwamen zijn toehoorders<br />

naar de Grote Kerk. Toneelspelers uit den<br />

lande reisden naar Zwolle om met ei<strong>gen</strong> o<strong>gen</strong> te kunnen<br />

zien hoe dominee Van Rijn zijn gehoor aan zich<br />

wist te binden. Ook Jeannette bevond zich regelmatig<br />

onder zijn publiek. Zij had haar ei<strong>gen</strong> vaste plaats in<br />

rij F, nummer 1, bij de ingang van de bank dus,<br />

schuin achter een van de grote pilaren in het midden<br />

van de kerk. Met uitstekend zicht op de preekstoel.<br />

Van Rijn zat aan het sterfbed van haar man Daan,<br />

toen die op zondag 31 juli 1859 om twee uur ’s nachts<br />

zijn laatste adem uitblies. Jeannette was zeer<br />

bedroefd, maar bleef kalm. ‘Zij zoekt haar troost bij<br />

de Hemelse <strong>gen</strong>eesheer en het blijkt dat Hij haar<br />

kracht schenkt en ter zijde staat,’ schreef haar broer<br />

Alexander aan hun vader. Ook op aarde had Jeannette<br />

een ‘<strong>gen</strong>eesheer’, zij het niet afkomstig uit de medische<br />

stand. De steun die ze kreeg van dominee Van<br />

Rijn was opvallend. Ook diens vrouw kwam regelmatig<br />

langs, want tussen de beide echtparen was al snel<br />

na de eerste kennismaking een hechte vriendschap<br />

ontstaan.<br />

Met Jeannettes lichamelijke gezondheid, al sinds<br />

haar jeugd een bron van zorg, ging het ondertussen<br />

minder goed. Voortdurend moest ze hoesten en had<br />

12 <strong>gen</strong>.


Wie wáár zat in de Grote Kerk was<br />

nauwkeurig bepaald. Coll. Historisch<br />

Centrum Overijssel, Zwolle<br />

‘Zij zoekt haar troost bij de<br />

Hemelse <strong>gen</strong>eesheer en het<br />

blijkt dat Hij haar kracht<br />

schenkt en ter zijde staat’<br />

ze hoofdpijn. Ze vreesde, dat ook zij leed aan de<br />

tering. In de zomer van 1860 besloot ze, op advies<br />

van haar arts, in dit geval de medicus, om samen<br />

met haar tweejarige dochtertje en een meisje voor<br />

dag en nacht naar Zandvoort te gaan, teneinde daar<br />

te kuren. Het beviel haar maar matig, getuige de<br />

brieven naar haar familie, maar ze vond troost in<br />

de zekerheid van haar geloof.<br />

Het vol<strong>gen</strong>de jaar ging zij opnieuw naar de kust.<br />

Evenals in 1860 kwam dominee Van<br />

Rijn ook nu langs. Wekenlang verbleef<br />

hij in haar nabijheid. Maar<br />

daarover schreef Jeannette niet in de<br />

brieven aan haar vader, broers en<br />

zus. Aan het thuisfront bleven de<br />

veelvuldige contacten desondanks<br />

niet onopgemerkt; bij de familie aan<br />

weerszijden, noch bij de stad<strong>gen</strong>oten.<br />

Er volgde een adempauze. Begin<br />

oktober 1862 vertrok Jeannette naar<br />

Zuid-Frankrijk om er een lange winter<br />

door te bren<strong>gen</strong>, ter bevordering<br />

van haar gezondheid, zo luidde<br />

althans de officiële reden. Haar broer<br />

Alexander reisde mee. Toen ze na een week een<br />

geschikt huis hadden gevonden, vertrok hij weer naar<br />

Nederland. Jeannette bleef achter, samen met de<br />

kleine Daniella, zoals Margaretha na de dood van<br />

haar vader was gaan heten, en een gouvernante. Een<br />

half jaar later werden ze weer opgehaald door: dominee<br />

Van Rijn.<br />

Niet lang na hun terugkomst begonnen geruchten de<br />

kop op te steken over een kind dat Jeannette in<br />

Frankrijk ter wereld zou hebben gebracht. De kleine<br />

wereld van Zwolle en omstreken en het verre Hyères<br />

hadden elkaar gevonden. Er werd nader onderzoek<br />

gedaan, niet in de laatste plaats dankzij de inspannin<strong>gen</strong><br />

van officier van justitie mr. H. Machielsen,<br />

tevens lid van de kerkenraad der Nederduits Hervormde<br />

Gemeente te Zwolle. In die dubbelrol wist hij<br />

krachten en machten te mobiliseren en een onderzoek<br />

te initiëren.<br />

Al in augustus 1863 werden, met dank aan de<br />

inspannin<strong>gen</strong> van de Nederlandse consul in Toulon,<br />

<strong>gen</strong>. 13


Het huis van het echtpaar Pruimers, op de achtergrond,<br />

naast het Paleis van Justitie. Op 31 juli 1859, drie jaar na zijn<br />

huwelijk met Jeannette van Dedem, overleed hier Daniel<br />

Pruimers. Coll. Historisch Centrum Overijssel, Zwolle<br />

getui<strong>gen</strong> en documenten gevonden, die bevestigden<br />

dat Jeannette op 6 december 1862 een kind ter<br />

wereld had gebracht. Het was afgestaan aan een<br />

pleeggezin, dat voor de opvoeding een bedrag van<br />

5500 francs had gekre<strong>gen</strong>. Van Rijn had daartoe ter<br />

plaatse de laatste zaken geregeld. Ook Zwolse<br />

bewijzen, overi<strong>gen</strong>s lang niet allemaal even overtui<strong>gen</strong>d,<br />

kwamen op tafel bij justitiële en kerkelijke<br />

gezagsdragers. Overtui<strong>gen</strong>d waren in ieder geval wel<br />

de liefdesbrieven die werden gevonden in de woning<br />

van de dominee. Hij had ze in 1862 en 1863 in een<br />

geheimschrift van cijfers en letters geschreven aan<br />

zijn ‘Nettepoesien’. De seksuele toespelin<strong>gen</strong> daarin,<br />

en ook zijn bezorgdheid over de door de zwangerschap<br />

ontstane situatie, waren desondanks<br />

gemakkelijk te ontcijferen. Het publiek kon meesmullen<br />

van allerlei sappige details, al dan niet in<br />

oprechte verontwaardiging, want in de pers werd<br />

alles op de voet gevolgd. De inkt van de processtukken<br />

en de notulen van de kerkenraadvergaderin<strong>gen</strong><br />

was nog niet droog, of het nieuws lag al op straat.<br />

Machielsen had niet slechts een dubbele, maar<br />

hoogstwaarschijnlijk een drievoudige rol, ook die<br />

van perswoordvoerder.<br />

Het resultaat was dat Jeannette werd onterfd, waar<br />

en voor zover dat juridisch mogelijk was, ontzet uit<br />

de ouderlijke macht over haar dochtertje Daniella,<br />

uitgespuugd door de gemeenschap en verstoten<br />

door haar familie en schoonfamilie. Van Rijn werd<br />

uit zijn ambt gezet. Samen vestigden de twee zich na<br />

1865 in de Zuid-Engelse badplaats St. Leonards on<br />

Sea, waar hij na 1891 moet zijn overleden en zij, als<br />

de weduwe Van Rijn, stierf op 8 maart 1911.<br />

Sans famille<br />

Kort na mijn bezoek aan Zwitserland in augustus<br />

2014 kreeg ik een dik pak fotokopieën toegestuurd,<br />

afdrukken van de papieren die ik toen vluchtig had<br />

kunnen bekijken. ‘Flitsen en flarden’, om nogmaals<br />

met Hella Haasse te spreken, uit het leven van Henri<br />

van Dedem dreven aan mij voorbij als luchtballonnen<br />

tijdens een fiësta. Het meest opvallend waren<br />

wel zijn gedichten, waarin hij zich deed kennen als<br />

een gevoelig man met uitgesproken menin<strong>gen</strong>.<br />

Vooral zijn moeder maakte hij zware verwijten.<br />

14 <strong>gen</strong>.


Het Paleis van Justitie, gele<strong>gen</strong> te<strong>gen</strong>over Schouwburg<br />

Odeon aan de Blijmarkt in Zwolle. Hier speelden zich de<br />

nodige scènes af in het drama rond de weduwe Pruimers.<br />

Coll. Historisch Centrum Overijssel, Zwolle<br />

Dankbaar was hij je<strong>gen</strong>s anderen. Hoe zou hij zonder<br />

zijn helpers en helpsters, vroeg hij zich in 1884<br />

af, ‘alleen en verlaten, beschadigd door een onwaardige<br />

vrouw, een bestaan hebben kunnen vinden en<br />

zijn ziel hebben kunnen redden?’<br />

Zonder familie was hij, werkend als tuinman, onder<br />

andere voor een baron De Rothschild, door Frankrijk<br />

getrokken. Hij trouwde er, maar binnen afzienbare<br />

tijd overleden zijn vrouw en hun tweede kind. Uiteindelijk<br />

kwam hij terecht aan de oevers van het<br />

meer van Genève. Net als Rémi in Hector Malots<br />

kinderboek uit 1878 Sans famille, in het Nederlands<br />

ten onrechte vertaald als Alleen op de wereld.<br />

Een medestander had Henri al in oktober 1863<br />

gehad in Multatuli. De schrijver had in zijn eerste<br />

brief de hoop uitgesproken dat Jeannette ook haar<br />

tweede kind, hoewel buitenechtelijk, ‘hartelijk welkom<br />

had gekust in het leven’. En dat ze het aan de<br />

borst had gelegd, ‘zodat de kleine lippen er gulzig<br />

snuivend en geholpen door medeplichtige vuistjes<br />

naar hadden kunnen zoeken.’ Die woorden zouden<br />

Henri nooit bereiken en voor hem la<strong>gen</strong> de feiten<br />

anders. Hij werd gevoed door de borsten van de min,<br />

de nourrice, in wier gezin hij opgroeide, bejubeld<br />

door zijn drie broertjes en een zusje. Zij hadden zich<br />

binnen de kortste keren aan hem gehecht en geen<br />

afstand meer willen doen van hun allerliefste, vriendelijk<br />

lachende blonde broertje met zijn blauwe<br />

o<strong>gen</strong>. Die kinderlijke aanhankelijkheid had de prijs<br />

voor de overname gedrukt, zodat de nieuwe ouders<br />

<strong>gen</strong>oe<strong>gen</strong> hadden <strong>gen</strong>omen met 5500 francs, in<br />

plaats van de tienduizend die ze eerst hadden<br />

gevraagd voor de opvoeding van hun pleegkind.<br />

Geen erkenning<br />

Nieuwe informatie over Henri kreeg ik uit Frankrijk.<br />

Een mail naar het stadsarchief van Hyères, met een<br />

korte samenvatting van het verhaal en enkele vra<strong>gen</strong>,<br />

leidde tot de spontane reactie van een historica<br />

uit de streek waar Henri opgroeide. Op ei<strong>gen</strong> initiatief<br />

had zij al verder onderzoek gedaan naar zijn<br />

pleeggezin aldaar. Zo leerde ik dat het jongste kind<br />

uit het pleeggezin, nog een baby, kort voor de komst<br />

van Henri was overleden. Hij nam dus haar plaats in<br />

aan de moederborst.<br />

<strong>gen</strong>. 15


Telegram waarin Godert Willem baron van<br />

Dedem zijn in het kuuroord Schwalbach<br />

verblijvende broer Coenraad meedeelt dat hun<br />

zwager Pruimers is overleden. Coll. Historisch<br />

Centrum Overijssel, Zwolle<br />

Van Margaretha Daniella Pruimers zijn vele<br />

foto’s bekend. De portretten van haar moeder<br />

verdwenen, evenals die van Johannes Gerrit van<br />

Rijn. Coll. Historisch Centrum Overijssel, Zwolle<br />

Internet bracht mij opnieuw dieper in zijn leven.<br />

Omstreeks 1922, zo blijkt uit een internetpublicatie<br />

over rockgardening uit 1995, wist hij een zeer bijzondere<br />

plant te kweken. Een hybride, een bastaard dus,<br />

typerend <strong>gen</strong>oeg goed gedijend op eenzame, kale en<br />

koude alpenhellin<strong>gen</strong>. Maar ook deze plant werd<br />

aanvankelijk, net als Henri zelf, niet erkend. Tot een<br />

Tsjechische botanicus de mogelijkheid van het<br />

bestaan van een dergelijke plant bevestigde, waarna<br />

deze in 1979 officieel zijn naam kreeg: de Jancaeamonda<br />

vandedemii.<br />

Een heel ander chapiter vormde het onderzoek naar<br />

de geschiedenis van Henri’s halfzus, Margaretha<br />

Daniella, die na haar huwelijk in 1885 was gaan<br />

wonen in Lausanne; in het zuiden van Zwitserland<br />

dus, waar ook Henri terecht zou komen. Na de dood<br />

van haar grootvader in 1881 had zij meer dan twee<br />

miljoen gulden geërfd. Tijdens mijn bezoek in<br />

augustus 2014 had ik ook onderzoek gedaan naar ‘de<br />

engel van Lausanne’, zoals haar bijnaam vol<strong>gen</strong>s<br />

Zwolse bronnen zou luiden. Haar afkomst en haar<br />

achternaam, Van Muyden-Pruimers, waren bekend<br />

binnen de Zwitserse familie. Eugène van Dedem<br />

noemde mij zelfs spontaan haar adres, althans de<br />

naam van haar huis, de inmiddels afgebroken kapitale<br />

villa L’Eglantine. Maar tot een positief gevoel,<br />

laat staan de associatie met een engel, had de kennis<br />

rond haar persoon bepaald niet geleid.<br />

Henri heeft zijn halfzuster, zo dicht bij hem wonend,<br />

nooit ontmoet. Toen hij haar, op aandrin<strong>gen</strong> van zijn<br />

tweede echt<strong>gen</strong>ote, een keer probeerde te bellen,<br />

leidde dat tot de reactie: ‘Pour moi, vous n‘existez pas,<br />

monsieur’: ‘Voor mij bestaat u niet, meneer.’ •<br />

Bronnen<br />

De twee brieven van Multatuli zijn op<strong>gen</strong>omen in: Multatuli<br />

Volledige werken 3 (Amsterdam 1951) 43-67. De<br />

vol<strong>gen</strong>de archieven, aanwezig in het Historisch Centrum<br />

Overijssel, zijn voor dit onderwerp in het bijzonder<br />

van belang: de archieven Van Dedem; de archieven<br />

van de Arrondissementsrechtbank en het parket van<br />

de Officier van Justitie te Zwolle, 1838-1939; het<br />

archief van het Provinciaal Kerkbestuur van Overijssel<br />

1816-1951; archieven van de Hervormde Gemeente te<br />

Zwolle 1581-1950.<br />

Wim Coster is historicus en slavist. Hij is auteur en/of<br />

samensteller van een dertigtal boeken, met name op<br />

het terrein van de regionale geschiedenis. In oktober<br />

2015 moet het boek De baronesse, de dominee en het<br />

kind (werktitel) in de winkel lig<strong>gen</strong>.<br />

16 <strong>gen</strong>.


vernoeming<br />

Vrees God<br />

‘Niet zonder betekenis en smakeloos, maar nadrukkelijk,<br />

degelijk en zinvol.’ Dat moest een voornaam vol<strong>gen</strong>s de<br />

Duitse schrijver Jakob Friedrich Ehrhart (1742-1795) zijn.<br />

Dus geen Jakob, dat vol<strong>gen</strong>s hem ‘jongste van een tweeling’<br />

betekende. ‘Hoe die naam bij mij past kan iedereen<br />

zelf bedenken als ik hem zeg dat de twee kinderen die mijn<br />

moeder heeft gebaard anderhalf jaar na elkaar ter wereld<br />

kwamen en ik ook nog eens de oudste ben’, schamperde hij.<br />

Nee, wat hem betrof was het voorbij met namen als Jakob en<br />

Friedrich. Thurecht (doegoed), Fleißmann (vlijtman), Ehregott<br />

(eer god), Tu<strong>gen</strong>dfreund (deugdvriend), Biedermann<br />

(rechtschapen man), Lasterfeind (lastervijand), Sommertochter<br />

(zomerdochter), Frühlingskind (lentekind), Treumädchen<br />

(trouw meisje) en Keuschlebin (kuislevende), dát waren pas<br />

namen waar je mee thuis kon komen.<br />

Ehrharts namen waren minder krankzinnig dan je misschien<br />

zou denken. Hij verzon ze weliswaar vooral zelf, maar dergelijke<br />

namen kwamen in zijn tijd echt voor. In Hengelo woonde<br />

begin 1800 een (naar ik aanneem in Duitsland geboren)<br />

vrouw met de prachtige voornamen Reinhertz Tu<strong>gen</strong>dholde<br />

(reinhart deugdlief). Een bekende Duitse dichter uit<br />

Ehrharts tijd was Christian Fürchtegott (vreesgod) Gellert<br />

en de theoloog Zachariae luisterde naar de voornamen<br />

Gotthilf Traugott (godhulp vertrouwgod). Zulke namen vond<br />

je vooral bij de piëtisten, die de katholieke heili<strong>gen</strong>namen<br />

sterk afkeurden en daarom zelf aan het knutselen sloe<strong>gen</strong>.<br />

Nog een paar fraaie voorbeelden: Christlieb, Glaubrecht,<br />

Tu<strong>gen</strong>dreich, Demuth en Erdmann (aardman, een letterlijke<br />

vertaling van Adam).<br />

Hoe mooi ze soms ook zijn, piëtistische namen sloe<strong>gen</strong> in<br />

Nederland nooit aan. Ik vond in de archieven wel vermeldin-<br />

<strong>gen</strong> van personen als Trouwgodt Leverecht Knot, Aardman<br />

Mulder en Godhelp Beijer, maar dat waren Duitsers die<br />

oorspronkelijk wel Traugott Leberecht, Erdmann en Gotthilf<br />

zullen hebben geheten.<br />

Toch ken ik twee voorbeelden van Nederlanders die zo’n<br />

naam kre<strong>gen</strong>. In 1785 werd in Amsterdam luthers gedoopt:<br />

Hendrik Gotvertrouw Both. Hij werd wellicht vernoemd naar<br />

een van de doopgetui<strong>gen</strong>, Gotvertrouw Holtzhuijsen (gezien<br />

De politicus Praise-God<br />

Barebone noemde zijn<br />

zoon If-Jesus-Christ-hadnot-died-for-thee-thouhadst-been-damned<br />

zijn achternaam een<br />

Duitser). Vijf jaar later<br />

kwam in het Limburgse<br />

Beek Vriesgod Theodoor<br />

Rooth ter wereld.<br />

Bij de burgerlijke stand<br />

komt hij ook voor als Vreesgod, Vrees God, Vreezegod en – in<br />

de Franse tijd – Crainsdieu.<br />

De Britse puriteinen gin<strong>gen</strong> nog een stapje verder dan de<br />

piëtisten. De namen die zij hun kinderen gaven waren niet<br />

alleen zinvol – Fear-God, Flie-fornication, From-above, Godreward,<br />

Hate-evill, Learn-wysdomme, Make-peace – maar<br />

vaak zelfs een volzin.<br />

In augustus 1611 trof men op een vuilnishoop in Londen een<br />

pasgeboren jongetje aan. Hij werd op 1 september gedoopt<br />

en kreeg daarbij de voornaam Job-rakt-out-of-the-ashes<br />

(Job uit het vuil geschraapt), een verwijzing naar het Bijbelverhaal<br />

van Job op de mesthoop. Het lijkt wel een slechte<br />

grap, maar ik vermoed dat deze naam oprecht vroom was<br />

bedoeld.<br />

De politicus Praise-God Barebone noemde zijn zoon If-<br />

Jesus-Christ-had-not-died-for-thee-thou-hadst-beendamned<br />

(Als Jezus Christus niet voor je was gestorven was<br />

je verdoemd geweest). Andere kinderen kre<strong>gen</strong> Bijbelcitaten<br />

als voornaam: Fight-the-good-fight-of-faith (1 Timoteüs<br />

6:12), Jesus-Christ-came-into-the-world-to-save (1 Timoteüs<br />

1:15), Search-the-scriptures (Johannes 5:39).<br />

De mooiste zin-naam is echter toch weer van een Duitser.<br />

Pastor Frieden Mit Gott Allein Durch Jesus Christus Rousseau<br />

(1983) kreeg van zijn vader een samenvatting van het hele<br />

evangelie als voornaam mee. Frieden, zoals hij <strong>gen</strong>oemd<br />

wordt, is dankbaar voor zijn naam en probeert ernaar te<br />

leven: ‘Ik wil met Gods hulp zoveel mogelijk mensen naar<br />

Jezus Christus leiden.’ Toch heeft hij er ook wel last van. Een<br />

politiea<strong>gen</strong>t dacht bij een controle dat hij zijn identiteitsbewijs<br />

zelf in elkaar had geknutseld. Toen hij de a<strong>gen</strong>t bezwoer<br />

dat hij toch echt Vrede Met God Alleen Door Jezus Christus<br />

heette, antwoordde die: ‘Ja, en ik ben Sinterklaas!’<br />

Maarten van der Meer<br />

is namendeskundige<br />

<strong>gen</strong>. 17 <strong>gen</strong>. 17


Dora van der Beek, Fie van Dijk en Bets van der Beek<br />

als ‘Geloof, Hoop, en Liefde’, 1912<br />

Hendrik Wijten in de rol van Judas, 1947<br />

Toneel en maskerade<br />

Toneel en maskerade boden ook vroeger vaak <strong>gen</strong>oeg aanleiding tot het maken<br />

van mooie foto’s, variërend van officiële groepsportretten tot snelle kiekjes. Dat<br />

blijkt wel uit de stortvloed foto’s van amateurtoneelspelers, operettegezelschappen<br />

en verklede studenten die wij kre<strong>gen</strong> toegezonden. Voor het juninummer hebben<br />

we een bij het seizoen passend thema: ‘Badgasten’. Stuur uw foto van vóór 1950<br />

met vermelding van uw naam, de namen van de geportretteerden (indien mogelijk)<br />

en het jaartal vóór 1 mei via WeTransfer naar uitgeverij@cbg.nl.<br />

Gräfin Mariza, door operettegezelschap Jos Mathot, 1939<br />

Hotel Parkzicht in Amsterdam, 1913<br />

18 <strong>gen</strong>.


nostalGen.<br />

Sportfondsenbad Amsterdam, 1932<br />

Michiel Boom tijdens zijn Leidse studietijd, omstreeks 1878<br />

Letterkundig Genootschap Echt, vóór 1890<br />

To van der Vooren als Shylock,<br />

(vermoedelijk) 1916<br />

Rechts Cornelia van Klaveren in<br />

de kostuumverhuurzaak van haar<br />

vader in Rotterdam, omstr. 1915<br />

Anni Jeger en Joop Ohlenbusch, 1932<br />

<strong>gen</strong>. 19


levensverhaal<br />

Een Leidse student trekt ten strijde te<strong>gen</strong> Napoleon in 1815<br />

Io vivat!<br />

In februari 1815 gebeurt iets wat niemand heeft voorzien: Napoleon keert met een kleine<br />

groep vertrouwelin<strong>gen</strong> terug uit zijn ballingsoord Elba. Met het grootste gemak reist hij<br />

door naar Parijs, waar hij andermaal als keizer de troon bestijgt. Heel Europa is in rep en<br />

roer. Voor Willem I is het een buitenkansje om de wereld te laten zien dat een Verenigd<br />

Koninkrijk der Nederlanden als buffer kan opereren te<strong>gen</strong> nieuwe Franse expansiedrift.<br />

Hij mobiliseert zijn leger, maar heeft nog meer militairen nodig. Alle kleine beetjes<br />

helpen. In Leiden melden studenten zich aan als vrijwilliger. Jacob Swart is een van hen.<br />

Zijn wederwaardigheden als soldaat legt hij vast in een dagboek. tekst Joost Welten<br />

In Leiden vormen 83 studenten een<br />

ei<strong>gen</strong> compagnie. Willem I is zo verstandig<br />

om hen niet meteen naar het<br />

front te sturen. Wanneer op zondag<br />

18 juni 1815 de strijd om de toekomst van<br />

Europa wordt uitgevochten op het slagveld<br />

van Waterloo, zijn de studenten in<br />

Leiden nog steeds aan het exerceren. Pas<br />

vier weken later, op zondag 16 juli 1815,<br />

gaan zij op pad. Hun missie is onduidelijk,<br />

nu Napoleon al versla<strong>gen</strong> is. Vermoedelijk<br />

moeten ze in Frankrijk als<br />

bezettingstroepen dienen om het gezag<br />

van de geallieerden te schra<strong>gen</strong>.<br />

Marcheren<br />

Het vertrek uit Leiden is feestelijk, met<br />

toespraken en muziek. Toch valt het<br />

afscheid van verwanten Jacob Swart<br />

zwaar. Hij woont nog in het ouderlijk<br />

huis in Leiden, de plaats waar zijn vader<br />

als rechter werkt. Is de mentale gehardheid<br />

van Jacob een bron van zorg, voor<br />

zijn fysieke gesteldheid geldt dat des te<br />

sterker. ’s Avonds in Delft noteert hij dat<br />

‘ik hinder van mijn voeten had’.<br />

De vol<strong>gen</strong>de dag komt Jacob ‘ten uiterste<br />

vermoeid’ in Rotterdam aan: ‘Mijn ransel<br />

hinderde mij zeer, omdat de huid van<br />

mijn schouder bijna door was.’ In Rotterdam<br />

gaat Jacob met zijn broer Barend en<br />

hun gastheer een eindje lopen door de<br />

stad, ‘doch daar mij de voeten te gevoelig<br />

waren om veel te wandelen, begaven wij<br />

ons spoedig weer naar het huis [van de<br />

gastheer]’, zo schrijft Jacob in zijn dagboek.<br />

De kapitein heeft in de gaten dat Jacob<br />

niet het meest robuuste lid van de compagnie<br />

is, want hij plaatst hem de vol<strong>gen</strong>de<br />

dag bij de bagagewa<strong>gen</strong> van de<br />

eenheid. Jacob hoeft tijdens de mars naar<br />

Dordrecht zijn ransel niet op de rug te<br />

dra<strong>gen</strong>, maar mag hem op de wa<strong>gen</strong> leg<strong>gen</strong>.<br />

Toch blijven de inspannin<strong>gen</strong> een<br />

maat te groot voor Jacob. De tocht van<br />

Dordrecht naar Zevenber<strong>gen</strong> wordt voor<br />

hem een martelgang: ‘Daar ik zeer veel<br />

pijn aan mijn voeten had en door het stoten<br />

met de punt van mijn sabelschede<br />

een gat in de achillespees had gekre<strong>gen</strong>,<br />

ben ik <strong>gen</strong>oodzaakt geweest onderweg op<br />

de wa<strong>gen</strong> te gaan zitten, wat maakte dat<br />

ik door en door nat en ijskoud te Zevenber<strong>gen</strong><br />

aankwam.’<br />

Ook tijdens de mars van Zevenber<strong>gen</strong> via<br />

Roosendaal naar Essen krijgt Jacob permissie<br />

om bij de bagagewa<strong>gen</strong> te lopen<br />

en af en toe ‘vanwege de pijn aan mijn<br />

voeten, op de wa<strong>gen</strong> te zitten’. Jacob mag<br />

van geluk spreken dat Napoleon al versla<strong>gen</strong><br />

is. Hij is geen partij voor ervaren<br />

soldaten. Het is een klein wonder dat hij<br />

op zaterdag 22 juli Antwerpen bereikt.<br />

Diester bier<br />

In zijn eerste week als soldaat heeft Jacob<br />

gemerkt dat zijn conditie tekortschiet.<br />

Bescheidenheid zou hem dan ook sieren.<br />

20 <strong>gen</strong>.


Uit zijn dagboek komt evenwel een ander<br />

beeld naar voren. Wanneer hij het Hollands<br />

Diep oversteekt, laat Jacob in zijn<br />

beleving de beschaafde wereld achter<br />

zich. Bij zijn gastvrouw in Zevenber<strong>gen</strong><br />

‘misten wij reeds de Hollandse pot:<br />

slechte aardappelen, harde ham en zoute<br />

vis met zuur bier maakten ons diner uit’.<br />

Roosendaal vindt hij voor Brabantse<br />

begrippen mooi, maar Essen moet het<br />

doen met de kwalificatie ‘ellendig dorp’.<br />

Napoleon keert op 20 maart 1815 onder groot enthousiasme terug in zijn paleis<br />

in Parijs, dat koning Lodewijk XVIII schielijk heeft verlaten. Ingekleurde gravure<br />

van Couché jr. en Edmé Bovinet naar een tekening van François-Joseph Heim,<br />

uitgegeven in Parijs door Joubert. Coll. Brown University, Providence<br />

De overgang naar de grote stad brengt<br />

geen verlichting. Jacob vindt Antwerpen<br />

‘een zeer ouderwetse stad’, ‘luguber en<br />

morsig’. Zijn wandeling door de stad eindigt<br />

bij de Carolus Borromeuskerk, die is<br />

ingericht als hospitaal voor Franse militairen<br />

die gewond zijn geraakt in de slag<br />

bij Waterloo. Wijselijk blijft Jacob slechts<br />

kort in dit hospitaal, omdat ‘men ons zei<br />

dat bijna alle gekwetsten rotkoortsen of<br />

besmettelijke ziekten hadden’.<br />

Op de kade langs de Schelde gaan Jacob<br />

<strong>gen</strong>. 21


en zijn kameraden ‘in een staminee een<br />

pijp roken en een potje Diester bier drinken’.<br />

Ze hebben er een prachtig uitzicht<br />

op de rivier, waar de schepen hun vlag<strong>gen</strong><br />

hebben gehesen om de gevan<strong>gen</strong>neming<br />

van Napoleon te vieren. Daags<br />

voordat de studenten uit Leiden vertrokken,<br />

is Napoleon aan boord van een<br />

Engels marineschip gestapt, maar dat<br />

nieuws heeft tijd nodig gehad om te reizen.<br />

Studenten op reis<br />

Voor soldaat is Jacob Swart niet in de<br />

wieg gelegd, zijn vaderlandslievende idealen<br />

ten spijt. In Mechelen wordt hij tot<br />

zijn geluk met alle egards ontvan<strong>gen</strong>: ‘De<br />

mensen boden ons aan om terstond onze<br />

voeten te wassen en onze vuile broeken<br />

in orde te bren<strong>gen</strong>’. Een dag later in<br />

Brussel treft Jacob het minder. Zijn overnachtingsplaats<br />

is ‘een ellendig kroegje<br />

waarin de mensen keken als oorwurmen’.<br />

Voor de studenten is het bed ‘dat<br />

krioelde van ongedierte’ onaanvaardbaar.<br />

Met een huurrijtuig laten zij zich naar<br />

een hotel vervoeren om er op ei<strong>gen</strong> kosten<br />

de nacht door te bren<strong>gen</strong>.<br />

Ondanks het geklaag<br />

neemt de zelfredzaamheid<br />

van de studenten toe<br />

Op woensdag 26 juli komen de studenten<br />

‘verschrikkelijk afgemat en door en door<br />

nat’ in Braine-le-Conte aan. ‘Daar werden<br />

wij met ons vieren in een van de<br />

gemeenste hoerkotten van heel Brabant<br />

ingekwartierd.’ Het stinkt er en het<br />

wemelt er van vlie<strong>gen</strong> en vlooien. Ditmaal<br />

is er geen hotel als alternatief beschikbaar.<br />

Toch zijn er ook lichtpuntjes.<br />

Omdat de studenten duidelijk maken dat<br />

ze er geen prijs op stellen, hebben zij<br />

‘geen familiariteiten te verduren’. Door<br />

gesprekken met elkaar te voeren, blijven<br />

de studenten ‘zeer opgemonterd en<br />

tevreden’. Voor het eerst passen ze zich<br />

aan de situatie aan en proberen ze er het<br />

beste van te maken.<br />

De vol<strong>gen</strong>de dag komt Jacob ‘door en<br />

door nat en druipstaartende’ in Ber<strong>gen</strong><br />

aan. ‘’s Avonds aten wij gezamentlijk met<br />

tien man een stuk droog commiesbrood<br />

met een glas bier, en begaven ons gezamenlijk<br />

met een Jo vivat na naar bed.’ ‘Io<br />

vivat’ is een studentenlied in het Latijn,<br />

destijds de voertaal aan de universiteit.<br />

Studenten of soldaten?<br />

Op zaterdag 29 juli 1815 bereiken de studenten<br />

de Franse grens, die zij ‘onder een<br />

luid Wilhelmus en Jo vivat’ oversteken. De<br />

vol<strong>gen</strong>de dag marcheren ze naar het<br />

hoofdkwartier van prins Frederik, de<br />

tweede zoon van koning Willem I. De<br />

kennismaking met de jeugdige commandant<br />

van de strijdkrachten valt te<strong>gen</strong>:<br />

‘Zijne Hoogheid liep vlug de gelederen<br />

door en verwaardigde zich niet één van<br />

ons aan te spreken.’<br />

Jacob Swart wordt met vijf collega’s<br />

ondergebracht ‘bij een oude, vuile, arme<br />

en grommige boerin, die met haar familie<br />

te vuil was om met een tang aangeraakt<br />

In Antwerpen bezoekt Jacob Swart de Onze-Lieve-<br />

Vrouwekerk. Hierover schrijft hij: ‘Deze is zeer schoon<br />

doch heeft ook al enorm door de Fransche geleden, daar<br />

van alle de uitmuntende schilderijen die er waren er niet<br />

een overig is.’ De Mechelse kunstenaar Hunin (1770-1851)<br />

heeft deze gravure van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />

in 1813 vervaardigd. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />

22 <strong>gen</strong>.


te worden’. Ondanks het geklaag neemt<br />

de zelfredzaamheid van de studenten toe.<br />

Ze kopen rijst, suiker en melk ‘teneinde<br />

rijstebrij te koken (…). Zij smaakte ons<br />

overheerlijk.’ De bereiding van dit dessert<br />

wordt een traditie: de ene avond eten<br />

Jacob en zijn kameraden ‘lekkere rijstebrij’<br />

en een vol<strong>gen</strong>de avond ‘delicieuze<br />

rijstebrij’.<br />

Wanneer ze ’s ochtends op appèl staan,<br />

wordt hun meegedeeld ‘dat wij in alles<br />

met de andere soldaten van ons bataljon<br />

gelijkstonden, dat wij daarom ’s mor<strong>gen</strong>s<br />

om zes uur, ’s middags om twaalf uur en<br />

’s avonds wederom om zes uur met ransels<br />

en wapens ons in het dorp op het<br />

appèl en op de exercitiën moesten bevinden<br />

en dat wij op onze beurt de wacht<br />

moesten betrekken’. De verontwaardiging<br />

is groot. Jacob verklaart dat ‘wij wel<br />

beloofd hadden het vaderland in nood te<br />

helpen, maar niet om zonder noodzaak<br />

de dienst van gewoon soldaat uit te voeren’.<br />

De vol<strong>gen</strong>de dag pepert <strong>gen</strong>eraalmajoor<br />

De Eerens hun nogmaals in, ‘dat<br />

wij nu ondervinden zouden dat het makkelijker<br />

was student te zijn dan soldaatje<br />

te spelen’.<br />

De studenten voelen zich gegriefd. Professor<br />

Kemper, de rector van de Leidse<br />

universiteit, zet zich in voor een bijzondere<br />

behandeling van zijn studenten,<br />

maar aan zijn wensen wordt geen gehoor<br />

gegeven. Jacob concludeert ‘dat de brief<br />

die prof. Kemper aan [kolonel] Evers<br />

geschreven had van zeer weinig effect<br />

geweest was’. Kemper zelf speelt achteraf<br />

mooi weer. Om de eer van zijn studenten<br />

te redden, schrijft hij dat zij zich nooit<br />

hebben beklaagd over de taken die ze als<br />

soldaat uitvoerden.<br />

Johan Melchior Kemper, hoogleraar in de rechten aan en rector<br />

van de Universiteit Leiden. Portret uit 1815 door David Pièrre<br />

Giottino Humbert de Superville. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />

mandant. Daarop nemen de studenten<br />

wraak. Ze kopen zelf kaarsen en zetten<br />

die voor de ramen. In het midden van de<br />

gelagkamer plaatsen zij hun geweren in<br />

twee rotten te<strong>gen</strong> elkaar, ‘aan de bajonetten<br />

waarvan wij onze ransels hin<strong>gen</strong>, en<br />

boven op deze ransels prijkten twee grote<br />

vazen met oranje en allerhande bloemen’,<br />

zo schrijft De Kempenaar. Klinkt dit nog<br />

onschuldig, wat volgt is een staaltje studentikoze<br />

tirannie: ‘Achter deze rotten<br />

hadden wij nog twee stoelen geplaatst,<br />

waarop wij van tijd tot tijd, als er mensen<br />

voor het huis stonden, onze hospes lieten<br />

klimmen met zijn dochter, om “Oranje<br />

boven! Vive le roi de Hollande!” te roepen.’<br />

De drank vloeit rijkelijk, met voor-<br />

Studentikoze tirannie<br />

Wanneer we het dagboek van Jacob<br />

Swart vergelijken met dat van zijn vriend<br />

Jacob de Kempenaar, dan valt op dat<br />

‘onze’ Jacob de pen sober hanteert. Op 23<br />

augustus 1815 eisen zeven studenten van<br />

hun hospes vijftig kaarsen plus zeven<br />

flessen wijn om de vol<strong>gen</strong>de dag de verjaardag<br />

van koning Willem I te vieren. De<br />

hospes beklaagt zich hierover bij de comspelbaar<br />

effect. De Kempenaar stelt voor<br />

om na het zin<strong>gen</strong> van studentenliederen<br />

‘de glazen onder een verschrikkelijk<br />

geschreeuw ter aarde te werpen. Dit werd<br />

unaniem aan<strong>gen</strong>omen en ten uitvoer<br />

gebracht.’ Jacob Swart wijdt in zijn dagboek<br />

slechts één regel aan de avond:<br />

‘’s Avonds hadden wij een fraaie illuminatie<br />

met 56 kaarsen.’<br />

Buikkrampen en erger<br />

Op donderdag 14 september 1815 gaat<br />

Jacob naar Saint-Amand om voorraden in<br />

te slaan voor de compagnie. Wanneer hij<br />

er aankomt, blijkt dat ‘er nog wel drie<br />

<strong>gen</strong>. 23


uren verlopen moesten eer de beurt aan<br />

ons kwam om te foerageren’. Daarom<br />

nuttigt hij in een herberg ‘een overheerlijk<br />

ontbijt met wildbraad, kalfsvlees, lamsvlees,<br />

vruchten en delicieuze champagne’.<br />

Het is een soort gal<strong>gen</strong>maal, want daarna<br />

gaat het bergafwaarts met de gezondheid<br />

van Jacob. De vol<strong>gen</strong>de ochtend krijgt hij<br />

‘een vrij zware koorts, welke mij noodzaakte<br />

om naar bed te gaan’. Weer een dag<br />

later krijgt hij hevige buikkrampen,<br />

gevolgd door ‘een zware diarree’. ’s Nachts<br />

heeft Jacob ‘meer dan twintig maal afgang<br />

[stoelgang]’. Hij herinnert zich niet ooit zo<br />

ziek geweest te zijn. Zijn kameraden vrezen<br />

het ergste: ‘Het staat mij zeer flauw<br />

bij dat bijna al mijn medemakkers, hoe<br />

afgemat zij ook waren door het zwaar<br />

marcheren, mij kwamen zien.’<br />

Dankzij een prima verzorging in het huis<br />

van de burgemeester, verbetert de toe-<br />

De drank vloeit<br />

rijkelijk, met<br />

voorspelbaar effect<br />

In 1813 maakt Georg Scharf deze aquarel van inwoners van Antwerpen. Jacob<br />

Swart schrijft tijdens zijn bezoek aan Antwerpen op zondag 23 juli 1813: ‘Men<br />

kan aan de kleding merken dat men niet meer in Holland is. De meeste vrouwen<br />

lopen buiten, vooral wanneer zij en negligé zijn (dat wil zeg<strong>gen</strong>: informeel gekleed<br />

zijn), met zijden of wollen doeken over het hoofd, die de jonge meisjes zo elegant<br />

mogelijk over hun hoofd proberen te plooien.’ Coll. British Museum, Londen<br />

stand van Jacob daarna. ‘Gelukkig<br />

kwam ik in de namiddag door het drinken<br />

van veel gerstenat met een scheutje<br />

wijn en suiker aan het zweten, hetgeen<br />

tot ’s avonds laat aanhield, toen<br />

ik mij veel beter voelde.’<br />

Terug naar Leiden<br />

Op 25 september komt ‘het voor ons zo<br />

aan<strong>gen</strong>ame nieuws dat wij de vol<strong>gen</strong>de<br />

dag reeds de terugreis naar het vaderland<br />

zouden aanvan<strong>gen</strong>’. Jacob is net<br />

op tijd hersteld om de terugreis te aanvaarden.<br />

Op 8 oktober worden de studenten<br />

feestelijk ingehaald in Leiden.<br />

De Leidse oud-strijders koesteren<br />

daarna hun herinnerin<strong>gen</strong>. Jaarlijks<br />

organiseren ze een bijeenkomst op 16<br />

juli, de datum van hun vertrek in 1815.<br />

Jacob Swart is daar niet bij. Hij overlijdt<br />

op 29 maart 1816 in het ouderlijk<br />

huis aan de Oudevest te Leiden aan<br />

‘zinkingsziekte en zenuwachtige toevallen’<br />

(catarrhe, slijmvliesontsteking),<br />

als bijna 22-jarige kandidaat in de rechten.<br />

Heroïsch is zijn bestaan niet geweest.<br />

Toch stijgt Jacob Swart even boven zichzelf<br />

uit, in het voorjaar van 1815 wanneer<br />

het lot van Nederland ongewis is. Hij zet<br />

zijn toekomst in de waagschaal door zich<br />

als vrijwilliger te melden in de strijd<br />

te<strong>gen</strong> napoleontisch Frankrijk. Het is een<br />

nobele daad, hoe onbeholpen Jacob vervol<strong>gen</strong>s<br />

ook functioneert als soldaat. De<br />

tol die hij betaalt, is de ziekte die hij in<br />

september 1815 oploopt. De dysenterie<br />

verzwakt zijn toch al broze gestel. Of zijn<br />

overlijden een half jaar later hiermee verband<br />

houdt, is niet meer vast te stellen. •<br />

Historicus Joost Welten schrijft boeken over<br />

de Franse tijd. Dit artikel is een ingekorte<br />

versie van een hoofdstuk uit zijn net verschenen<br />

boek Antihelden. Bijzondere levens<br />

van gewone mensen uit de tijd van Napoleon<br />

(WBooks 2015)<br />

24 <strong>gen</strong>.


[<br />

memo<br />

[<br />

Monument voor<br />

een gedreven onderwijzer<br />

Onderwijzers speelden vroeger een veel belangrijkere<br />

rol in het openbare leven dan te<strong>gen</strong>woordig. Ze<br />

stonden vaak in hoog aanzien, hadden geleerd, waren<br />

nieuwsgierig en konden en wisten din<strong>gen</strong> die Jan<br />

met de pet boven zijn spreekwoordelijke hoofddeksel<br />

gin<strong>gen</strong>. Daardoor waren ze vaak vooruitstrevend, in<br />

de zin dat ze actief meewerkten om maatschappelijke<br />

veranderin<strong>gen</strong> te bewerkstelli<strong>gen</strong> en de wereld te<br />

verbeteren.<br />

Een goed voorbeeld daarvan is Klaas Janse de Vrieze<br />

(1836-1915), voor wie in Bareveld (Drenthe) een<br />

bijzonder monument staat. Klaas de Vrieze wordt in<br />

een tekst op dit monument geëerd als de man die de<br />

jongeren onderwees en de ouderen leerde. Als hij niet<br />

voor de klas stond, ging hij wel naar een verenigingszaaltje<br />

of dorpscafé om de van nature conservatieve<br />

veenkoloniale boeren er toe over te halen kunstmest<br />

te gaan gebruiken, waarmee ze veel grotere oogsten<br />

zouden kunnen binnenhalen. Dit heeft die boeren<br />

geen windeieren gelegd en het monument was hun<br />

manier om de oude onderwijzer te danken. Op een<br />

van de zijkanten van het monument is een reliëf van<br />

een ploe<strong>gen</strong>de boer te zien en op een andere zijkant<br />

een reliëf van een onderwijzer voor de klas.<br />

Klaas de Vrieze kwam uit een heus onderwijzersgeslacht.<br />

Zijn vader Jan Klaassens de Vrieze (1806-<br />

1871) was hoofdonderwijzer in Oude Pekela en zijn<br />

grootvader, die ook Klaas Janse de Vrieze (1769-1823)<br />

heette, schoolmeester te Wildervank. De fascinatie<br />

voor landbouw werd mogelijk ingegeven door de<br />

beroepen van zijn voorouders van moederszijde. Zijn<br />

moeder Wietske Roelfs Panman (1806-1840) was<br />

een dochter van landbouwer Roelf Willems Panman<br />

(1780-1848) en kleindochter van landbouwer Willem<br />

Roelfs Panman (1754-1831). In de activiteiten van<br />

Klaas de Vrieze kwamen dus twee familietradities en<br />

-beroepen bij elkaar.<br />

De idealistische en hulpvaardige onderwijzer stierf<br />

op 30 januari 1915, één dag voor zijn 79e verjaardag,<br />

heel toepasselijk in het dorp Helpman, nu een wijk<br />

van de stad Gronin<strong>gen</strong>.<br />

Ruud Straatman<br />

is hoofd collectie en uitgeverij bij het CBG<br />

<strong>gen</strong>. 25


cbg weet raad<br />

Naamloos gestrand<br />

bij Castricum<br />

Ner<strong>gen</strong>s stond<br />

vermeld hoe<br />

de weduwe en<br />

haar kinderen<br />

heetten<br />

Op 17 september 1860 strandde bij Castricum de bark Wilhelmina<br />

Frederika uit Suriname. Er waren gelukkig geen doden te<br />

betreuren, maar de gevol<strong>gen</strong> waren voor de opvarenden niettemin<br />

enorm. Onder hen bevond zich een weduwe met haar drie<br />

minderjarige kinderen. In een krantenadvertentie werd speciaal<br />

aandacht gevraagd voor haar verlies: zij was ‘weduwe sedert<br />

twee jaren van een verdienstelijk onder-officier van de koloniale<br />

landmagt’, en had zich in leven gehouden door ‘eene kleine winkelnering<br />

zooveel te besparen, dat zij (…) zich in staat meende<br />

naar het vaderland terug te keeren, met het voornemen, daar<br />

met hare bespaarde gelden een soortgelijk bedrijf voort te zetten’.<br />

Maar bij de stranding moest zij haar gespaarde kapitaal van<br />

zeshonderd gulden en haar sieraden van ongeveer driehonderd<br />

gulden als verloren beschouwen. Door middel van de advertentie<br />

werd op de lezers een drin<strong>gen</strong>d verzoek om hulp gedaan. En niet<br />

zonder succes: binnen twee weken al was er fl. 981,45 binnengekomen.<br />

Maar ner<strong>gen</strong>s stond vermeld hoe de weduwe en haar kinderen<br />

heetten. Niek Kaan van de werkgroep Oud Castricum klopte (via de mail) bij ons aan met deze vraag.<br />

In het jaarboek van de werkgroep was ruim tien jaar geleden uitgebreid geschreven over de stranding,<br />

ook vanwege de rol die plaatselijke schelpenvissers hadden gespeeld bij de redding van de<br />

opvarenden. Maar het verhaal was niet af, vond Kaan, zolang de weduwe en haar kinderen anoniem<br />

bleven.<br />

Onze zoektocht begon met de militaire stamboeken, maar zoeken zonder naam is ei<strong>gen</strong>lijk<br />

onbegonnen werk. Ook de overlijdensaktes van de burgerlijke stand van Suriname boden geen<br />

soelaas, de microfiches die wij tot onze beschikking hebben zijn<br />

nauwelijks te ontcijferen als je geen enkele hint van een naam<br />

of datum hebt. We hadden de heer Kaan al bericht gestuurd<br />

dat het ook ons helaas niet lukte om de namen te vinden, toen<br />

ik me realiseerde dat na een hulpverzoek in de krant later vaak<br />

een dankbetuiging volgde. En dat was ook hier het geval. In<br />

de Opregte Haarlemsche Courant van 2 oktober 1860 kreeg<br />

de weduwe eindelijk een naam: Cornelia van Aperen weduwe<br />

Hendrik Veltman. Daarna was het alleen nog een kwestie van<br />

de gegevens opzoeken in de gewone bronnen om ook haar drie<br />

kinderen te benoemen (Carolina, Hendrik en Johanna).<br />

De heer Kaan was zeer verheugd met onze aanvulling, waarmee<br />

hij eindelijk het verhaal kon afmaken. Na afloop meldde<br />

hij ons nog dat hij weliswaar geen portretten van de weduwe of<br />

haar kinderen had gevonden, maar wel een foto van de schoenmakerij<br />

in Breda die de weduwe met behulp van de geldcollecte<br />

had opgezet. Als dat geen ‘af’ verhaal is!<br />

Martin Spaans Azn<br />

Medewerkers van de afdeling Onderzoek en Inlichtin<strong>gen</strong> van<br />

het CBG behandelen in deze rubriek telkens een interessante<br />

<strong>gen</strong>ealogische vraag die zij kre<strong>gen</strong> voorgelegd.<br />

26 <strong>gen</strong>.


dossier<br />

Nederland<br />

en de West<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 27


interview<br />

De familie Lauret, rond 1900. Geld voor schoenen voor de kinderen was er niet. Part. coll.<br />

Vergeten emigranten uit Zeeland<br />

Braziliaanse<br />

koorts<br />

In het midden van de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw trok een grote groep Zeeuwen naar Brazilië, op<br />

zoek naar een beter bestaan. Daar aangekomen bleek er echter weinig te kloppen van de<br />

beloftes die hun voor het vertrek waren gedaan; ze kwamen terecht in nog diepere ellende<br />

dan die ze waren ontvlucht. Terug konden ze niet. Vergeten door het thuisfront koesterden<br />

ze hun Zeeuwse wortels en taal. Want ooit zouden ze worden gevonden en dan konden<br />

ze hun verhaal vertellen. Ruim anderhalve eeuw later vertellen Arjan van Westen en<br />

Monique Schoutsen dat verhaal in de vorm van een documentaire. tekst Lilian de Bruijn<br />

28 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


DOSSIER<br />

DOSSIER<br />

Monique Schoutsen en Arjan van Westen. Foto Leendert Brouwer<br />

In Zeeland heerste omstreeks 1845 honger. De<br />

graanoogst was mislukt, de aardappels waren<br />

ziek en er heerste enorme sociale ongelijkheid.<br />

En juist in die periode werden er in verschillende<br />

West-Europese landen arbeiders geronseld voor het<br />

jonge keizerrijk Brazilië. In het Land van Cadzand in<br />

West Zeeuws-Vlaanderen, op Schouwen-Duiveland<br />

en Zuid-Beveland kwamen Antwerpse ronselaars. Ze<br />

spiegelden de boeren van alles voor. Ei<strong>gen</strong> grond zouden<br />

ze in Brazilië krij<strong>gen</strong> met landbouwgewassen en<br />

vee, ieder gezin een huis, scholen, hun ei<strong>gen</strong> kerk.<br />

Het vooruitzicht van zo’n welvarend bestaan in dat<br />

verre land zorgde voor grote opwinding en heel wat<br />

gegadigden meldden zich voor een emigratiecontract.<br />

De ‘Braziliaanse koorts’ werd het <strong>gen</strong>oemd. En ook al<br />

groeide het te<strong>gen</strong>geluid, want het leek te mooi om<br />

waar te zijn, tussen 1858 en 1862 vertrokken in totaal<br />

zo’n zevenhonderd mensen met zeilschepen vanuit<br />

Antwerpen naar de verre kust.<br />

Ze kwamen terecht in Espírito Santo, een onherbergzaam<br />

gebied langs de oostkust, vol tropische bossen,<br />

wilde dieren en steile rotsen – waar de beloofde voorzienin<strong>gen</strong><br />

vrijwel afwezig bleken te zijn. Geld om<br />

terug naar huis te gaan hadden ze niet. Hulp van de<br />

Nederlandse overheid of van de Braziliaanse keizer<br />

kre<strong>gen</strong> ze niet en bij het thuisfront raakten de emigranten<br />

snel vergeten. Uiteindelijk bouwden ze een<br />

‘der komt ’n ké ’n dag<br />

da ze ons vinnen’<br />

karig bestaan op met hulp van de plaatselijke indianen<br />

en voormalige slaven, die hen leerden de grond te<br />

ontginnen en toonden hoe ze het volksvoedsel maniok<br />

moesten planten.<br />

Een gedeelte van de migranten trok in de loop van de<br />

tijd weg, de groep die bleef hield vast aan de tradities<br />

en het geloof van het thuisland: tot in de jaren dertig<br />

van de vorige eeuw werd er nog in klederdracht gelopen<br />

en thuis bleef men Zeeuws, oftewel ‘Ollands’<br />

spreken. De timmerman Piet Heule, een man van<br />

aanzien onder de eerste migranten, had het belang<br />

van het behoud van de ei<strong>gen</strong> taal min of meer gepredikt.<br />

Ooit zouden ze hun verhaal kunnen vertellen,<br />

want, zo had hij gezegd ‘der komt ’n ké ’n dag da ze<br />

ons vinnen’ (er komt een keer een dag dat ze ons vinden).<br />

In de trailer zeer ontroerend verwoord in een<br />

speciaal voor de documentaire gemaakt lied van de<br />

Zeeuwse volkszanger broeder Dieleman.<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 29


Adilon Boone en Fatima Lauret uit Panorama met portretten van hun voorouders. Still uit Braziliaanse koorts<br />

Verloren neven en nichten<br />

Ruim honderd jaar later, in de jaren zeventig van de<br />

vorige eeuw, werden de nazaten van die eerste<br />

migranten ‘herontdekt’. Het zendelin<strong>gen</strong>echtpaar Ton<br />

Roos en Margje Eshuis woonde van 1976 tot 1985 in<br />

het gebied met de dorpen Holanda en Holandinha<br />

(klein Holland), tussen families met namen als<br />

Boone, Laurett, Heule, Van Schaffel, Smoor, Louwers<br />

en Den Hollander. Sommi<strong>gen</strong> spraken nog (een vorm<br />

van) Zeeuws en uit overgeleverde verhalen wisten ze<br />

dat hun voorouders ooit uit Holland waren gekomen,<br />

maar het fijne wisten ze er niet van.<br />

In Zeeland sloeg de ‘ontdekking’ in als een bom, er<br />

werd zelfs een stichting opgericht om de ‘verloren<br />

neven en nichten’ te helpen, de stichting ZeeBra.<br />

Arjan van Westen: ‘Die mensen hadden het idee dat<br />

Het waren ook vrijwel<br />

allemaal analfabeten<br />

die vertrokken, dus zelf<br />

schreven ze niet<br />

daar in Brazilië een dorp was met alleen maar Zeeuwen.<br />

Ze gin<strong>gen</strong> geld inzamelen voor de Zeeuwen, en<br />

er werden allerlei hulpprojecten gestart maar dat kon<br />

dus helemaal niet, want wie was er een Zeeuw en wie<br />

niet. Er ontstonden zelfs ruzies onderling. Het was<br />

allemaal goed bedoeld maar vrij naïef.’<br />

Monique Schoutsen: ‘Het grappige aan Brazilië is dat<br />

er mensen vanuit de hele wereld heen zijn gegaan en<br />

dat zijn allemaal brasileiros geworden. Brazilianen. Je<br />

kunt niet meer spreken van een hele hechte Hollandse<br />

gemeenschap. Maar als ze eenmaal wat meer van<br />

hun geschiedenis weten, zijn ze wel heel trots op hun<br />

Hollandse roots. Toen dat boek uitkwam in 2008<br />

konden ze een oorkonde ophalen in het provinciehuis<br />

waarop stond dat ze Nederlands bloed hadden. Daar<br />

waren ze echt heel trots op. Nederland heeft iets<br />

mythisch.’<br />

Het boek dat in 2008 verscheen, was Op een dag zullen<br />

ze ons vinden. Een Zeeuwse geschiedenis van Brazilië,<br />

waarin Margje Eshuis en Ton Roos de geschiedenis<br />

van de emigratie optekenden en dat de basis<br />

vormde voor de documentaire Braziliaanse Koorts.<br />

Hier moet beeld bij<br />

Ik ontmoet de makers van de documentaire, historicus<br />

en journalist Arjan van Westen en vormgeefster<br />

Monique Schoutsen, op een re<strong>gen</strong>achtige ochtend bij<br />

30 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


Landschap in Espírito Santo. Voor veel Zeeuwse migranten werd het moeilijk te bebouwen land een grote deceptie. Still uit Braziliaanse koorts<br />

hen thuis. Ze wonen heel toepasselijk in het Amsterdamse<br />

oostelijk havengebied vlakbij het Lloyd Hotel,<br />

vanwaar in de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw vele duizenden emigranten<br />

naar de ‘nieuwe wereld’ vertrokken. Te<strong>gen</strong>over<br />

hun huis is winkelcentrum ‘Brazilië’ gevestigd.<br />

Wie weet ingegeven door de plek waar ze hun dagelijkse<br />

boodschappen doen, planden ze in 2012 een<br />

vakantie naar Brazilië. Na lezing van het boek over de<br />

Zeeuwse emigranten, besloten ze om tijdens hun reis<br />

een bezoek aan de Zeeuwse Brazilianen in Espírito<br />

Santo te bren<strong>gen</strong> om er eventueel iets over te schrijven.<br />

De PZC (Provinciale Zeeuwse Courant) was wel<br />

geïnteresseerd in een artikel. Van Westen is daar<br />

enige tijd verslaggever geweest – hij komt zelf van<br />

Tholen.<br />

Arjan van Westen vertelt: ‘In eerste instantie hadden<br />

we daar contact met Leonore Boone. Zij is in Garrafão<br />

bezig met het opzetten van een museum over de<br />

geschiedenis van de Zeeuwse migratie in Holanda. Ze<br />

geeft ook Zeeuwse taallessen op het plaatselijke<br />

schooltje. Ze vertelde haar verhaal, een mooi verhaal,<br />

wij tekenden het op en zouden weer verder trekken.<br />

We hadden nog wat tijd over en gin<strong>gen</strong> de heuvels in<br />

bij Holandinha en toen kwamen we Alfredo Heule<br />

te<strong>gen</strong>.’<br />

‘Die ontmoeting was zo treffend,’ vult Monique<br />

Schoutsen aan, ‘die man vertelde zo prachtig, in<br />

vloeiend Zeeuws. Dat was het moment dat we dachten:<br />

hier moet beeld bij komen, dit is te mooi om te<br />

laten gaan.’<br />

Terug in Nederland namen ze contact op met Ton<br />

Roos en Margje Eshuis. Die waren meteen enthousiast<br />

over hun plan en zegden alle medewerking toe.<br />

‘Om te beginnen hebben we de resterende oplage van<br />

hun boek opgekocht. De winst die we met de verkoop<br />

maken gaat naar de documentaire. En ze hebben ook<br />

prachtig videomateriaal gemaakt in de jaren zeventig<br />

– dat zit nu in de film.<br />

Het liefst wilden we zo snel mogelijk terug naar<br />

Espírito Santo om te filmen. De geplande opnames<br />

met historici en andere deskundi<strong>gen</strong> in Nederland<br />

konden tot later wachten, maar voor de opnames in<br />

dorpen als Holandinha en Garrafão was haast geboden.<br />

Er zijn verspreid over Espírito Santo nog zo’n<br />

twintig mensen met wie je een gesprek kunt voeren,<br />

en die zijn oud.’<br />

Van Westen: ‘Die haast is ook de reden dat we de<br />

financiering via crowdfunding hebben gedaan. We<br />

konden het ons niet permitteren om te wachten op<br />

fondsen. Subsidie aanvra<strong>gen</strong> is een lange weg, die tijd<br />

hadden we niet. Laten we eerst maar eens aantonen<br />

dat er mensen zijn die die film willen zien, dachten<br />

we. En dat is gelukt.’<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 31


De 84-jarige Alfredo Heule uit Holandinha. Zijn opa vertelde hem: ‘We moeten “Ollands” blijven praten want er komt een dag dat ze ons vinden.’ Still uit Braziliaanse koorts<br />

Geld is er van verschillende kanten gekomen. Een uitgebreide<br />

lobby op alle mogelijke plekken, van degelijke<br />

Zeeuwse dorpsraden tot hippe studenten uit de<br />

Randstad, leidde tot veel individuele giften. Maar ook<br />

erfgoedorganisaties als Dutch Culture en het Meertensinstituut<br />

steunden het project financieel.<br />

Geluidsopnames<br />

In het depot van het Meertensinstituut bleken al<br />

geruime tijd geluidsopnames van de Zeeuws sprekende<br />

Brazilianen te worden bewaard, daterend uit de<br />

jaren tachtig. De Nijmeegse cultureel antropoloog<br />

Frans Buysse – mét Zeeuws-Vlaamse roots – toog destijds<br />

derwaarts.<br />

‘Ton en Margje spraken gewoon Nederlands, dat konden<br />

ze daar min of meer verstaan omdat het wel leek<br />

op het “Ollands” dat zij spraken. Maar deze jon<strong>gen</strong><br />

sprak het dialect uit West Zeeuws-Vlaanderen, waar<br />

de meeste emigranten vandaan waren gekomen. Dat<br />

was een verademing. Zoals de mensen daar zelf zeiden:<br />

“die kon ’t goed prate”.’<br />

Het feit dat Van Westen zelf Zeeuws spreekt, bleek<br />

ook erg handig in het contact.<br />

Naar aanleiding van de geluidsopnames van het<br />

Meertensinstituut vertelt Schoutsen: ‘In Garrafão<br />

kwamen we in contact met de zoon van Isaack Lauvers,<br />

van wie we geluidsopnamen uit begin jaren<br />

tachtig hadden. Dus die zoon hoorde zijn vader spreken<br />

in het Zeeuws. Het was een heel erg ingeto<strong>gen</strong><br />

man, met een gesloten gezicht, waar je niets aan<br />

merkte. Je kon niet zien wat er in hem omging terwijl<br />

hij naar de stem van zijn vader luisterde. Wij konden<br />

niet echt met hem in contact komen – wat op zich<br />

bijzonder was, want de meeste mensen waren juist<br />

heel open. Twee weken later waren we weer in Garrafão,<br />

en juist die dag is hij van het dak gevallen. Hij<br />

was op slag dood. En toen hoorden we van zijn kinderen<br />

dat hij na ons vertrek het boek – we hadden de<br />

Braziliaanse editie bij hem achtergelaten – direct was<br />

gaan lezen en dat hij daar die laatste twee weken<br />

alleen maar mee bezig was geweest. Dat was heel<br />

aangrijpend.’<br />

Genealogisch gepuzzel<br />

Op mijn vraag of ze ook gebruik hebben gemaakt van<br />

<strong>gen</strong>ealogisch onderzoek, zegt Van Westen: ‘Jazeker,<br />

en dat was een hele ontdekking. De wereld van de<br />

<strong>gen</strong>ealogie kenden we helemaal niet en we zijn echt<br />

getroffen door de vriendelijkheid en het geduld van<br />

de mensen die we iets vroe<strong>gen</strong>. Aanvankelijk was ons<br />

idee om twee mensen van dezelfde familie te<strong>gen</strong>over<br />

elkaar te zetten, iemand in Brazilië en iemand in<br />

Nederland. We waren in contact gekomen met Maria<br />

Isabel Wanguestel, een nazaat van Reinier van Gastel<br />

32 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


In Garrafão is sinds enkele jaren een Hollandse dansgroep. De ‘Zeeuwse Brazilianen’ zijn trots op hun afkomst. Still uit Braziliaanse koorts<br />

uit Zierikzee. Zij heeft haar verhaal in het Braziliaans<br />

voor de camera verteld. Toen dachten we, een Van<br />

Gastel vinden we zo in Nederland. Dat was behoorlijk<br />

stom gedacht. Ik ben zelf gaan zoeken via Zeeuwen<br />

Gezocht en WieWasWie, en ik werd er helemaal gek<br />

van, want ik liep steeds vast en het klopte niet. Toen<br />

bleek dat hij in alle bronnen Van Gestel heette. Op<br />

een gegeven moment kreeg ik hulp van de familie<br />

Van Oorschot, die actief waren bij het Genealogisch<br />

Centrum in Middelburg. Die hebben echt het hele<br />

weekend zitten puzzelen. We kwamen terecht bij een<br />

mevrouw die een beautysalon heeft in Rotterdam –<br />

dat was de enige. Haar hebben we gevraagd voor de<br />

camera te gaan staan, ze heeft er nog andere familieleden<br />

bijgehaald, maar uiteindelijk hebben we het<br />

niet in de film gestopt. Het was te gezocht.’<br />

Familieverhalen<br />

Ik ben benieuwd of er in Zeeland, of bij families met<br />

Zeeuwse roots, familieverhalen de ronde doen over de<br />

emigratie naar Brazilië. Zijn ze die tijdens hun onderzoek<br />

te<strong>gen</strong>gekomen?<br />

‘Nee, en waarschijnlijk is het daarvoor echt te lang<br />

geleden’ aldus Schoutsen. ‘Het waren ook vrijwel<br />

allemaal analfabeten die vertrokken, dus zelf schreven<br />

ze niet en in kranten is er ook nauwelijks over<br />

gepubliceerd toen ze eenmaal waren vertrokken. De<br />

enige die daar iets over wist te vertellen was Gerard<br />

van de Velde, een oude man uit Zeeuws-Vlaanderen.<br />

Een bijzondere man, echt een amateurhistoricus met<br />

enorm veel kennis. Als hij iets hoorde over vroeger, in<br />

zijn jonge jaren, dan schreef hij het met een krijtje op<br />

zijn klomp. Hij meent zich te herinneren dat er, toen<br />

hij heel klein was, oude vrouwen waren die vertelden<br />

over die mensen die naar Brazilië zijn gegaan. Er<br />

komen nu, door onze documentaire, wel verhalen van<br />

mensen die met ei<strong>gen</strong> onderzoek bezig zijn en verwanten<br />

ontdekken. Laatst kre<strong>gen</strong> we een mailtje van<br />

iemand uit Zuid-Beveland die in contact was gekomen<br />

met een nazaat, en die was op bezoek gekomen<br />

in Nederland. Het zou mooi zijn als de film tot meer<br />

van dit soort contacten leidt.’ •<br />

Boek en film De dvd Braziliaanse koorts en het boek Op<br />

een dag zullen ze ons vinden. Een Zeeuwse geschiedenis<br />

van Brazilië zijn te bestellen op braziliaansekoorts.nl. Op<br />

deze website is ook te zien waar de film wordt getoond.<br />

Lilian de Bruijn is redacteur bij het CBG<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 33


portret & verhaal<br />

Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp in Brazilië<br />

Diderik (Dirk) van Ho<strong>gen</strong>dorp (1761-1822) raakte na<br />

de abdicatie van Napoleon Bonaparte uit de gratie<br />

in Nederland. Daarom bracht de Fransgezinde ouddiplomaat<br />

en <strong>gen</strong>eraal in het leger van de keizer de<br />

laatste vijf jaar van zijn leven door in vrijwillige ballingschap in<br />

Brazilië. Hij huurde een onderkomen met grond op de zuidoostelijke<br />

helling van de Corcovadoberg, niet ver van waar nu het grote<br />

standbeeld ‘Christus de Verlosser’ staat. De landhoeve werd ‘Novo<br />

Sion’ herdoopt, naar de voormalige hofstede van zijn familie, Sion<br />

bij Rijswijk, waar Dirk samen met zijn broer, politicus Gijsbert Karel<br />

graaf van Ho<strong>gen</strong>dorp (1762-1834), een paar onbezorgde jeugdjaren<br />

had beleefd. Van Ho<strong>gen</strong>dorp zat niet stil in zijn nieuwe wereld: hij<br />

legde een koffieplantage aan op het terrein en verbouwde sinaasappels<br />

om er een soort oranjewijn van te maken. Ook schreef hij er<br />

zijn memoires.<br />

In het bescheiden huis van Dirk hing een levensgroot portret van<br />

hemzelf als gouverneur van Hamburg. Het werd in opdracht van<br />

Napoleon geschilderd door Christoph Suhr, een thans wat obscure<br />

Duitse kunstenaar. Op het staatsieportret uit 1813 is Van Ho<strong>gen</strong>dorp<br />

in vol ornaat als bevelhebber afgebeeld. Hij poseert vol zelfvertrouwen.<br />

Met zijn rijlaarzen stevig op de grond, kijkt hij met een fiere,<br />

tikkeltje arrogante blik de toeschouwer aan en wijst hij naar een<br />

kaart van de fortificatie van Hamburg. De buste van Napoleon links<br />

was vanaf circa 1808 het officiële portret van Napoleon. Het is niet<br />

vreemd dat Dirk binnen een paar weken na aankomst in Brazilië via<br />

een brief zijn broer Willem verzocht juist dit portret te laten overkomen<br />

naar Rio. Het hielp hem vast betere tijden herinneren.<br />

Vaak wordt aan<strong>gen</strong>omen dat Van Ho<strong>gen</strong>dorp eenzaam was in<br />

zijn jaren op Novo Sion. Eenzaam, misschien. Maar hij was zelden<br />

alleen. Op het erf was hij in het gezelschap van zijn bediende Zinga<br />

Gegevens voor deze bijdrage zijn ontleend aan:<br />

J. Arago, Souvenirs d’un aveugle. Voyage autour de monde<br />

(Parijs 1868) 22-23; J.A. Sillem, Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp (1761-<br />

1822). Naar grotendeels onuitgegeven bronnen bewerkt<br />

(Amsterdam 1890) 312-346; ‘De woning van Dirk van<br />

Ho<strong>gen</strong>dorp in Brazilië (1817-1822)’, Bijdra<strong>gen</strong> tot de Taal-<br />

Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië 79 (1923)<br />

642-645; E. van Meerkerk, De gebroeders Van Ho<strong>gen</strong>dorp.<br />

Botsende idealen in de kraamkamer van het koninkrijk<br />

(Amsterdam-Antwerpen 2014) 249-256.<br />

Portret van<br />

de oude<br />

<strong>gen</strong>eraal op<br />

Novo Sion<br />

en diens vrouw en kind. En Dirk kreeg regelmatig bezoek. Sommige<br />

ontmoetin<strong>gen</strong> kwamen per toeval tot stand. Zo stuitte de Franse<br />

reiziger en schrijver Jacques Arago tijdens een wandeling op de<br />

landhoeve. Gedreven door dorst betrad hij het huisje zonder uitnodiging<br />

en zag het gigantische portret. Het moet veel indruk hebben<br />

gemaakt – Arago schreef er later uitgebreid over. Toen Van Ho<strong>gen</strong>dorp<br />

even later binnenkwam en de heren kennismaakten was zijn<br />

antwoord op Arago’s vraag van wie het portret was: ‘Dit is het portret<br />

van een vreugdeloze, belasterde <strong>gen</strong>eraal; hij was adjudant van de<br />

keizer en gouverneur in beide halfronden. [...] Hij was de eerlijke<br />

verdediger van een rijke stad en in het bewaken van zijn eer en zijn<br />

trouwe zwaard. […] Dit portret, van Napoleon gekre<strong>gen</strong> als teken van<br />

vriendschap is dat van een man die leefde om de herinnering aan de<br />

keizer te bewaren; dat is <strong>gen</strong>eraal Ho<strong>gen</strong>dorp, ik ben het!’<br />

Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp kreeg door zijn slechte gezondheid de kans<br />

niet een toekomst op te bouwen in de nieuwe wereld. Hij stierf na<br />

een beroerte op 29 oktober 1822 en werd in Brazilië begraven. Dat<br />

zijn jarenlange trouw aan de keizer werd beloond, heeft hij niet meer<br />

mee mo<strong>gen</strong> maken. Op de dag van zijn begrafenis arriveerde een<br />

brief bij de Franse consul met de mededeling dat Napoleon, een jaar<br />

ervoor overleden, Dirk honderdduizend franse francs had nagelaten.<br />

Claire van den Donk<br />

assistent-conservator Collecties en Onderzoek RKD<br />

34 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


DOSSIER<br />

Christoph Suhr, Portret van Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp,<br />

1813, olieverf op doek, 240 × 140 cm. Coll.<br />

Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en<br />

Volkenkunde, Leiden, foto Universiteit Leiden<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 35


tentoonstelling<br />

Gezicht op Jodensavanne vanaf de Surinamerivier op<br />

ongeveer 48 kilometer ten zuiden van Paramaribo, dat in<br />

1685 werd opgericht door een groep Portugees-joodse<br />

kolonisten. Ingekleurde litho uit Pierre Jacques Benoit,<br />

Voyage à Surinam (Brussel 1839). Coll. Kenneth Boumann<br />

36 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


DOSSIER<br />

Vier eeuwen joodse geschiedenis in Suriname en Curaçao<br />

Caribisch joods<br />

Tot half juni vindt in het Joods Historisch Museum in Amsterdam<br />

de tentoonstelling Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in<br />

Suriname en Curaçao plaats. Daar wordt het verhaal verteld van de<br />

joodse gemeenschappen in de voormalige Nederlandse koloniën in<br />

West-Indië: Nederlands-Brazilië, Nieuw-Amsterdam (het latere New<br />

York), Curaçao en Suriname. tekst Julie-Marthe Cohen<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 37


De Portugees-joodse gemeenten<br />

die in Suriname en op Curaçao<br />

in de zeventiende eeuw werden<br />

gesticht, bestaan vandaag de<br />

dag nog steeds. In de bloeiperiode in de<br />

achttiende eeuw bestond zowel de Curaçaose<br />

als de Surinaamse joodse gemeenschap<br />

uit ongeveer duizend zielen. Maar<br />

in de twintigste eeuw zou het aantal<br />

joden drastisch afnemen door emigratie<br />

naar Nederland, Amerika en Israël;<br />

te<strong>gen</strong>woordig telt de joodse gemeente op<br />

zowel Curaçao als in Suriname circa honderdvijftig<br />

leden en ziet men de toekomst<br />

met zorg tegemoet. Welke factoren lig<strong>gen</strong><br />

aan die terugloop ten grondslag?<br />

Op de vlucht<br />

Het verhaal van de Portugese joden<br />

die zich in de zeventiende eeuw vanuit<br />

Amsterdam vestigden in de koloniën in<br />

de West, begint feitelijk in Spanje. In<br />

1492 vaardigde het Spaanse koningspaar<br />

Isabella en Ferdinand een edict uit dat de<br />

joden in Spanje gebood het land te verlaten<br />

of zich te bekeren tot het christendom.<br />

Een deel vluchtte voor de Inquisitie<br />

naar Portugal of naar het Middellandse<br />

Zeegebied, waar zij joodse gemeenten<br />

stichtten die tot grote bloei zouden<br />

komen. In 1497 besloot ook Portugal dat<br />

joden niet meer welkom waren: de joden<br />

werden allen gedwon<strong>gen</strong> gedoopt. De<br />

joodse bekeerlin<strong>gen</strong> in Spanje en Portugal<br />

werden nieuw-christenen <strong>gen</strong>oemd<br />

en een aanzienlijk aantal verwierf zich als<br />

kooplieden belangrijke posities.<br />

Toen rond het midden van de zestiende<br />

eeuw de druk van de Inquisitie op deze<br />

nieuw-christenen in Portugal toenam,<br />

Spaanse vertaling van Hebreeuwse<br />

gebeden vol<strong>gen</strong>s de Sefardische<br />

rite, van de gevierde Amsterdamse<br />

kalligraaf Jehuda Machabeu, die<br />

tussen 1646 en 1654 in Brazilië was<br />

en in Recife het werk voltooide op<br />

11 februari 1650. Jehuda<br />

Machabeu, Orden de oraciones<br />

d’mes […] (Recife 1650).<br />

Coll. Ets Haim – Livraria Montezinos,<br />

Amsterdam<br />

ontvluchtten velen het land. Sommi<strong>gen</strong><br />

reisden naar Brazilië, dat sinds het begin<br />

van de zestiende eeuw een Portugese<br />

kolonie was. Anderen trokken noordwaarts,<br />

naar Antwerpen en later naar<br />

Amsterdam, waar de eerste Portugese<br />

nieuw-christenen zich aan het eind van<br />

de zestiende eeuw vestigden. Wat trok<br />

deze groep – veelal kooplieden – naar<br />

Amsterdam? Vanaf het eind van de zestiende<br />

eeuw ontwikkelde de stad zich tot<br />

Na hun aankomst in Amsterdam<br />

namen de nieuw-christenen dan<br />

ook weer het geloof van hun<br />

voorouders aan en stichtten zij een<br />

Portugees-joodse gemeente<br />

centrum van de wereldhandel en voerde<br />

ze een tolerant beleid ten aanzien van<br />

religieuze minderheden. Na hun aankomst<br />

in Amsterdam namen de nieuwchristenen<br />

dan ook weer het geloof van<br />

hun voorouders aan en stichtten zij<br />

een Portugees-joodse gemeente. Hun<br />

synagoge op de Houtmarkt (het te<strong>gen</strong>woordige<br />

Waterlooplein) was al snel te<br />

klein en werd in 1675 vervan<strong>gen</strong> door<br />

de Snoge op het huidige Meester Visserplein,<br />

een majestueus gebouw dat<br />

in al zijn glorie de toenmalige welvaart<br />

en religieuze vrijheid van de Portugese<br />

joden weerspiegelt.<br />

De Portugees-joodse kooplieden van<br />

Amsterdam zouden aanzienlijk gaan<br />

bijdra<strong>gen</strong> aan de economische en culturele<br />

bloei van de Gouden Eeuw. Wat<br />

hen onderscheidde van de Nederlandse<br />

kooplieden waren hun wijdvertakte<br />

netwerken die gebaseerd waren op<br />

familierelaties. Verwantschap was een<br />

waarborg voor betrouwbaarheid, en<br />

betrouwbare handelspartners waren van<br />

cruciaal belang. Zo kwam het voor dat<br />

leden uit een en dezelfde familie ofwel<br />

nieuw-christelijk waren en woonden in<br />

Portugal en Brazilië ofwel als joden leefden<br />

in Amsterdam, op Curaçao of op de<br />

Engelse kolonie Barbados. De Sefardische<br />

joden hadden onderling een sterke<br />

band. Zij deelden etniciteit, cultuur, taal<br />

en lot met elkaar en met de Sefardische<br />

en nieuw-christelijke gemeenschappen<br />

elders.<br />

38 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


Nederlands-Brazilië<br />

In 1621 stichtte de Nederlandse Republiek<br />

de West-Indische Compagnie<br />

(WIC), die het octrooi kreeg op de handel<br />

en scheepvaart op de West-Afrikaanse<br />

kust, Noord- en Zuid-Amerika en de<br />

Cariben. Om het Spaans-Portugese handelsmonopolie<br />

in Amerika te doorbreken,<br />

deed de WIC een aanval op Brazilië, toen<br />

’s werelds belangrijkste suiker producerende<br />

land. In 1630 veroverde de compagnie<br />

het Braziliaanse noordoostelijke<br />

district Pernambuco en geleidelijk aan<br />

ook grote delen van de suikerdistricten<br />

in het achterland. Voor Portugees-joodse<br />

kooplieden uit Amsterdam had Nederlands-Brazilië<br />

grote aantrekkingskracht:<br />

joden hadden er niet alleen geloofs- en<br />

gewetensvrijheid, maar ook rechten en<br />

privileges die zij niet hadden in Amsterdam.<br />

Zo waren sommi<strong>gen</strong> werkzaam<br />

in de detailhandel of oefenden anderen<br />

ambachten uit – beroepen waar joden<br />

in Amsterdam geen toegang tot hadden.<br />

De Portugees-joodse kooplieden<br />

in Nederlands-Brazilië werden actief in<br />

de suikerhandel. Tussen 1630 en 1654<br />

exporteerden zij de helft tot twee derde<br />

van alle suiker die naar Europa ging. Ook<br />

waren zij betrokken bij de lokale handel<br />

in tot slaaf gemaakte Afrikanen, die door<br />

de WIC vanuit Afrika werden verscheept<br />

naar de Nieuwe Wereld.<br />

Na de Portugese herovering van Nederlands-Brazilië<br />

in 1654 vertrokken de<br />

meeste Portugese joden naar Amsterdam.<br />

Een deel verspreidde zich echter<br />

over het Caribisch gebied of vestigde zich<br />

in Nieuw-Amsterdam, de stad die in 1667<br />

in Engelse handen overging en toen New<br />

York ging heten. In Nieuw-Amsterdam<br />

ondervonden de joodse vluchtelin<strong>gen</strong><br />

uit Brazilië aanhoudende te<strong>gen</strong>werking<br />

van gouverneur Peter Stuyvesant. De<br />

Amsterdamse Portugese joden moesten<br />

hun geloofs<strong>gen</strong>oten zelfs te hulp komen.<br />

Zij stuurden een petitie aan de WIC<br />

waarin zij verzochten om hun toelating,<br />

hetgeen uiteindelijk ook lukte. Maar een<br />

succesvolle vestiging werd het niet. Na<br />

tien jaar vertrokken de Portugees-joodse<br />

kooplieden naar Curaçao en Suriname,<br />

waar de joodse gemeenschappen rechten<br />

en vrijheden hadden die elders ongekend<br />

waren en waar hen nieuwe economische<br />

uitdagin<strong>gen</strong> wachtten.<br />

Joden op Curaçao<br />

Nadat de Spaanse kolonie in 1634 door<br />

de WIC was veroverd, groeide Curaçao<br />

binnen enkele decennia uit tot de belangrijkste<br />

doorvoerhaven in Noord- en<br />

Zuid-Amerika en de Cariben. Dit had het<br />

eiland te danken aan zijn centrale ligging<br />

en natuurlijke haven. Van doorslaggevende<br />

betekenis voor dit succes was<br />

de handel in slaven, die bestemd waren<br />

voor de Spaanse koloniën en via Curaçao<br />

naar Spaans-Amerika werden vervoerd.<br />

De Portugees-joodse kooplieden hadden<br />

hierin overi<strong>gen</strong>s een gering aandeel.<br />

Zij waren vooral actief als verzekeraars<br />

Links: Stamboom van de familie van Jacob<br />

Levy Maduro en Judith J. Lindo. Curaçao,<br />

na 1859 CBG, coll. Maduro<br />

Rechts: Kwitantie van de vrije Mathias<br />

Paula die de Portugees-joodse Sara<br />

Rodrigues da Costa betaalde voor de<br />

vrijlating van haar slavin Maria<br />

Fransisca, Curaçao, 13 april 1801 of<br />

1804. CBG, coll. Maduro<br />

en in de smokkelhandel met de Spaanse<br />

koloniën, waar zij Europese producten en<br />

soms ook slaven verruilden te<strong>gen</strong> cacao,<br />

huiden, koffie en tabak.<br />

De bloeiende economie op Curaçao ging<br />

hand in hand met de groei van de Portugees-joodse<br />

gemeenschap. Velen hadden<br />

kleine plantages, waar producten werden<br />

verbouwd voor plaatselijk gebruik,<br />

maar de meesten woonden al snel in het<br />

handelscentrum, in de stadswijk Punda,<br />

waar de schepen hun ladin<strong>gen</strong> aan de<br />

handelskade losten. In Punda werd in<br />

1732 de statige Snoa (synagoge) ingewijd,<br />

die hetzelfde was ingericht als de Snoge<br />

van de Amsterdamse moedergemeente.<br />

Ook de organisatie van de gemeente, de<br />

rabbijnen, de rituele voorwerpen en zelfs<br />

de typische grafzerken met beeldhouwwerk<br />

met Bijbelse voorstellin<strong>gen</strong>, waren<br />

afkomstig uit Amsterdam en tonen de<br />

nauwe banden die lange tijd bleven<br />

bestaan.<br />

Aan het eind van de achttiende eeuw<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 39


leidden de Franse Revolutie in Europa<br />

en de onafhankelijkheidsoorlo<strong>gen</strong> in<br />

Amerika tot grote internationale politieke<br />

onrust en tot de economische neergang<br />

op Curaçao. Om die reden vertrokken<br />

joden naar nabijgele<strong>gen</strong> eilanden, naar<br />

Noord-Amerika en landen als Venezuela<br />

en Colombia, die hun markten openden<br />

voor handel uit Nederlandse gebieden.<br />

Het was de eerste van verschillende<br />

emigratiestromen die tot in de twintigste<br />

eeuw zouden voortduren.<br />

De uitbreiding van het handelsnetwerk<br />

in onder meer Coro in Venezuela en op<br />

het Deense eiland St. Thomas, kwam de<br />

welvaart van Curaçao weer ten goede,<br />

evenals de introductie, halverwege de<br />

ne<strong>gen</strong>tiende eeuw, van het snelle en efficiënte<br />

stoomschip. De Portugees-joodse<br />

koopman en reder Jacob Abraham Jesurun<br />

bezat meer dan honderd schepen,<br />

waarmee hij voer op Amsterdam, New<br />

York en de Deense kolonie St. Thomas.<br />

Zijn belangrijkste concurrent was Salomon<br />

Elias Levy Maduro die in 1837 het<br />

handels- en scheepvaartbedrijf S.E.L.<br />

Maduro & Sons oprichtte, dat begon met<br />

de import van allerlei soorten koopwaar<br />

en in de twintigste eeuw uitgroeide tot<br />

een zeer gerenommeerd bedrijf.<br />

De Portugees-joodse gemeente was<br />

net als op Curaçao georganiseerd<br />

naar het model van de<br />

Amsterdamse moedergemeente<br />

Het ging de joden op Curaçao weer goed.<br />

Zij behoorden tot de blanke bovenlaag<br />

van de bevolking en lieten vanaf de<br />

tweede helft van de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw<br />

voorname huizen bouwen in Scharloo,<br />

waar ze een aan<strong>gen</strong>aam leven leidden,<br />

omringd door hun personeel. Vanaf de<br />

jaren 1960 trokken echter steeds meer<br />

bewoners weg uit deze joodse stadswijk,<br />

die daarop spoedig in verval zou raken. In<br />

1969 leidde grote ontevredenheid over de<br />

sociale ongelijkheid op Curaçao tot een<br />

gewelddadige arbeidersopstand die was<br />

gericht te<strong>gen</strong> de gevestigde orde, waarbij<br />

grote delen van de stad volledig werden<br />

verwoest. De opstand leidde tot ingrijpende<br />

politieke en sociale verschuivin<strong>gen</strong><br />

op het eiland en deed de elite beseffen<br />

dat de oude, koloniale manier van leven<br />

definitief voorbij was. De situatie deed de<br />

omvang van een toch al slinkende joodse<br />

gemeenschap (vooral door het wegtrekken<br />

van jongeren die in het buitenland<br />

gin<strong>gen</strong> studeren) geen goed. Verschillende<br />

afgebrande joodse winkels in de<br />

belangrijkste winkelstraten van Punda,<br />

die lange tijd het straatbeeld hadden<br />

bepaald, werden niet meer opgebouwd,<br />

soms omdat de ei<strong>gen</strong>aren emigreerden.<br />

Toch heeft de Sefardische gemeenschap<br />

ook nu nog een prominente plaats in<br />

de Curaçaose maatschappij. De joodse<br />

gemeente Mikvé Israel-Emanuel heeft<br />

circa honderdvijftig leden en houdt wekelijks<br />

diensten in de Snoa, het symbool<br />

van een roemrijk verleden.<br />

Huwelijkscontract in het<br />

Portugees van Elias Jesurun<br />

Henriquez en Deborah<br />

Dovale. Curaçao, 1847<br />

CBG, coll. Maduro<br />

De Surinaamse joden<br />

Nadat de Engelse kolonie Suriname in<br />

1667 in Nederlandse handen was overgegaan,<br />

werd het een trekpleister voor Portugese<br />

joden uit Amsterdam. Zij kre<strong>gen</strong><br />

daar een voor die tijd enorme vrijheid: zij<br />

hadden het recht hun godsdienst openlijk<br />

te belijden en te trouwen vol<strong>gen</strong>s de<br />

joodse wet; ze hadden een ei<strong>gen</strong> systeem<br />

van rechtspraak, een burgerwacht en ze<br />

mochten zelfs meestemmen over benoemin<strong>gen</strong><br />

in het koloniaal bestuur.<br />

De Portugees-joodse kolonisten legden<br />

plantages aan langs de Surinamerivier,<br />

waar zij tot slaaf gemaakte Afrikanen<br />

suikerriet lieten verbouwen. Op het hoogtepunt<br />

van hun vestiging, in 1737, bezaten<br />

zij circa 115 plantages, waar op elke<br />

blanke gemiddeld 65 slaven werkten.<br />

Het hart van de Portugees-joodse<br />

gemeenschap was Jodensavanne, een<br />

joods dorp aan de Surinamerivier met<br />

huizen, winkels, een synagoge en<br />

begraafplaats, die het ei<strong>gen</strong>dom waren<br />

van de joodse gemeenschap. De Portugees-joodse<br />

gemeente was net als op<br />

Curaçao georganiseerd naar het model<br />

40 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


Salomon Elias Levy Maduro, oprichter van<br />

S.E.L. Maduro & Sons, postuum<br />

geportretteerd omstreeks 1885. Salomon<br />

opende in 1837 een winkel waar hij onder<br />

meer textiel, wijn en dakpannen verkocht.<br />

Het bedrijf kreeg een belangrijk aandeel in<br />

het scheepvaartverkeer en de ontwikkeling<br />

van de haven. Coll. Maduro Holding Ltd.,<br />

Curaçao<br />

van de Amsterdamse moedergemeente.<br />

De bestuurders waren vooraanstaande<br />

planters, die zelf hun opvolgers benoemden<br />

en zo hun macht behielden. Zij<br />

waren verantwoordelijk voor rust en<br />

orde, hielden toezicht op de handhaving<br />

van de joodse wet en gebruiken, en straften<br />

overtreders.<br />

Het leven op de plantages was niet zonder<br />

gevaren. De slaven leden een onmenselijk<br />

zwaar bestaan en zij die konden,<br />

vluchtten en vielen vanuit het oerwoud<br />

de plantages aan, waarbij aan beide zijden<br />

doden vielen. Niet alleen deze aanvallen<br />

vormden een serieuze bedreiging<br />

voor de plantage-economie, ook raakte<br />

in de loop van de achttiende eeuw de<br />

grond uitgeput en moesten de planters<br />

hun eens winstgevende suikerplantages<br />

ombouwen tot, zo zou blijken, verlieslijdende<br />

houtplantages. Een financiële<br />

crisis in 1772 betekende het definitieve<br />

einde: de meeste Portugees-joodse<br />

planters gin<strong>gen</strong> failliet en verruilden<br />

het plantageleven voor een leven in de<br />

stad. Daar vonden de nu verarmde Portugese<br />

joden werk in de detailhandel, in<br />

ambachten, of in administratieve banen.<br />

De plantersfamilies en hun slaven vormden<br />

een tamelijk geïsoleerde gemeenschap.<br />

Het lot van de slaven lag in handen<br />

van de plantage-ei<strong>gen</strong>aar. Ook al was<br />

de afstand tussen meester en slaaf groot,<br />

toch waren ze op elkaar aangewezen. Na<br />

hun verhuizing naar Paramaribo leefden<br />

de joden in een gemengde samenleving,<br />

zij aan zij met veelal uit Amsterdam<br />

afkomstige Asjkenazische joden, slaven<br />

en vrijgemaakte zwarten en gekleurden,<br />

die de blanken in aantal spoedig ver<br />

overtroffen. Door informele contacten,<br />

op straat, in de winkels en op het werk,<br />

nam de vermenging tussen blank en<br />

zwart gaandeweg toe, evenals het aantal<br />

kinderen dat werd geboren uit relaties<br />

tussen joodse mannen en vrije of onvrije<br />

zwarte vrouwen. Ook al waren deze<br />

mulatten kinderen niet joods (ze hadden<br />

immers geen joodse moeder), toch werden<br />

die<strong>gen</strong>en met een joodse opvoeding<br />

toegelaten tot de joodse gemeente, zij<br />

het niet als volwaardig lid. Zo mochten<br />

ze geen rituelen in de synagoge uitvoeren<br />

en moesten zij op lage bankjes zitten. Uit<br />

protest te<strong>gen</strong> deze behandeling stichtten<br />

de joodse mulatten een ei<strong>gen</strong> broederschap,<br />

die vanaf 1791 tot ongeveer 1811<br />

bestond. Dertig jaar later zouden zij pas<br />

gelijke rechten verwerven binnen de<br />

joodse gemeente. Na de afschaffing van<br />

de slavernij in 1863 werd het onderscheid<br />

tussen vrijen en onvrijen formeel opgeheven<br />

en verdween geleidelijk ook het verschil<br />

tussen blank en zwart. Terwijl het<br />

aantal gemengde relaties toenam, werden<br />

kinderen uit deze relaties veelal katholiek<br />

opgevoed en werden zij daarom geen lid<br />

van de joodse gemeente. Door het opgaan<br />

in de gemengde samenleving, maar ook<br />

door emigratie, nam het aantal leden van<br />

de joodse gemeenschap in de twintigste<br />

eeuw dramatisch af. De twee oorspronkelijke<br />

joodse gemeenten van Paramaribo –<br />

de Portugese en Hoogduitse – za<strong>gen</strong> zich<br />

in 1999 gedwon<strong>gen</strong> te fuseren. Het aantal<br />

leden van de Israëlitische Gemeente Suriname<br />

is klein en op vrijdagavond worden<br />

er weliswaar sjabbatdiensten gehouden,<br />

maar meestal zonder minjan (het vereiste<br />

aantal van tien mannen om de synagogedienst<br />

te kunnen houden).<br />

Tot slot<br />

Historisch gezien zijn er tussen Curaçao<br />

en Suriname overeenkomsten en verschillen.<br />

Beide waren gedurende enkele<br />

eeuwen een kolonie van Nederland. In<br />

beide koloniën maakten joden in de achttiende<br />

eeuw een derde tot de helft van<br />

de blanke bevolking uit en speelden zij<br />

een rol van betekenis. Op Curaçao waren<br />

de Portugese joden vooral actief in de<br />

handel en bleven zij deel uitmaken van<br />

de blanke elite. In de plantage-economie<br />

van Suriname bezaten vele Portugese<br />

joden plantages die alleen konden functioneren<br />

dankzij de zware arbeid van tot<br />

slaaf gemaakte Afrikanen. De eeuwenoude<br />

en ononderbroken relatie tussen<br />

joden en vrije of onvrije zwarten of kleurlin<strong>gen</strong>,<br />

eerst op de plantages, later in de<br />

stad, leidde tot vermenging van joden en<br />

creolen en van hun culturen, zodat een<br />

aanzienlijk deel van de Afro-Surinaamse<br />

bevolking ook joodse wortels heeft. •<br />

De tentoonstelling ‘Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in Suriname en Curaçao’<br />

duurt tot 14 juni. Bij de tentoonstelling is een boek verschenen: Julie-Marthe Cohen red.,<br />

Joden in de Cariben (Walburg Pers, Zutphen) € 34,50.<br />

De circa driehonderd tentoongestelde voorwerpen zijn afkomstig uit de Verenigde Staten,<br />

Suriname en Curaçao, België, Engeland, Israël en Nederland. Een aantal prachtige ne<strong>gen</strong>tiende-eeuwse<br />

Curaçaose joodse huwelijkscontracten, te zien op de tentoonstelling, maakt deel<br />

uit van de collectie van het Centraal Bureau voor Genealogie en is in het kader van de tentoonstelling<br />

geconserveerd.<br />

Julie-Marthe Cohen is conservator Cultuurgeschiedenis bij het Joods Historisch Museum in<br />

Amsterdam en stelde de tentoonstelling ‘Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in<br />

Suriname en Curaçao’ samen.<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 41


huwelijkspatronen<br />

Huwelijken tussen Nederlandse mannen<br />

en lokale vrouwen op Curaçao in de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw<br />

Curaçaose bruiden<br />

Sinds de West-Indische Compagnie het eiland in 1634 veroverde, is Curaçao woon- of<br />

tijdelijke verblijfplaats geweest voor talloze immigranten uit alle delen van de wereld,<br />

waaronder uiteraard ook Nederland. Mannen kwamen vaak alleen en stichtten een<br />

gezin met een lokale vrouw. Aan de hand van de Curaçaose huwelijksaktes uit de<br />

ne<strong>gen</strong>tiende eeuw – bij Wiewaswie zijn ze vanaf 1817 te vinden – is het mogelijk dergelijke<br />

verbintenissen in kaart te bren<strong>gen</strong>. tekst Christel Monsanto<br />

Curaçao was in de ne<strong>gen</strong>tiende<br />

eeuw een soort microkosmos.<br />

Zo’n twintigduizend mensen<br />

van uiteenlopende herkomst<br />

en stand leefden samen op 444 vierkante<br />

kilometer. Ook in de huwelijken<br />

die tussen Nederlandse mannen en<br />

lokale vrouwen werden gesloten, zien<br />

we de hetero<strong>gen</strong>e samenleving weerspiegeld.<br />

Rijk naast arm, hoog opgeleid<br />

naast ongeschoold, vrij naast onvrij,<br />

avonturiers afkomstig uit alle windstreken<br />

naast de nakomelin<strong>gen</strong> van de<br />

in Afrika tot slaaf gemaakten, joden<br />

naast katholieken en protestanten.<br />

Voormalige slavinnen als partner<br />

De te<strong>gen</strong>woordige minister-president<br />

van Curaçao, Ivar Asjes, is een nakomeling<br />

uit de verbintenis van een<br />

Nederlandse immigrant met een voormalige<br />

slavin. Zijn voorvader Cornelis<br />

Asjes (Wierin<strong>gen</strong> 1815-Curaçao 1867)<br />

trouwde een paar da<strong>gen</strong> voor zijn dood<br />

in 1867 met Justine (1824-1907), de<br />

moeder van zijn kinderen. Justine en<br />

haar kinderen waren tot aan de slavenemancipatie<br />

in 1863 ei<strong>gen</strong>dom van de<br />

muziekmeester Johan Georg Hendrik<br />

Seitz.<br />

Dit soort huwelijken vond vaker plaats.<br />

Zo trouwde Theodorus Ketelaar (Ankeveen<br />

1847-Venray 1914) in 1885 met<br />

Henriette Elizabeth Liman (Curaçao<br />

1854-Groenlo 1920). Henriette was in<br />

het jaar van haar geboorte vrijgekocht<br />

door haar oudtante Poulina Olbina<br />

Milan – van wie zij mét haar vrijheid de<br />

achternaam Liman ontving. Dat Henriette<br />

de gehusselde achternaam van<br />

haar vrijmaakster droeg, was veel meer<br />

een Surinaamse dan een Curaçaose<br />

gewoonte.<br />

Hertrouwende predikanten<br />

De vroege dood van een uit Nederland<br />

meegereisde echt<strong>gen</strong>ote kon ook tot een<br />

huwelijk met een lokale vrouw leiden.<br />

De lutherse predikant Jacob Jan Anthonyzoon<br />

Muller (Arnhem 1771-Curaçao<br />

1842) trouwde in het jaar 1800 als<br />

weduwnaar met één kind de Curaçaose<br />

Johanna Lesire de Rochemont (1783-<br />

1866) en kreeg vervol<strong>gen</strong>s vijftien kinderen<br />

met haar. Ook dominee Pieter Jan<br />

van Esch werd op Curaçao weduwnaar.<br />

Hij hertrouwde met de weduwe Catharina<br />

Striddels, wier man Willem van<br />

Uytrecht in 1795 bij de slavenopstand<br />

onder leiding van Tula was gesneuveld.<br />

Het echtpaar Van Esch verhuisde kort<br />

na hun huwelijk naar Suriname.<br />

In 1823 gin<strong>gen</strong> de protestantse gemeentes<br />

van Curaçao op in de Verenigde Protestantse<br />

Gemeente (VPG) met de Fortkerk<br />

als gebedshuis. In 1856 overleed de<br />

echt<strong>gen</strong>ote van voorganger Sybrand van<br />

Dissel (Leiden 1806-Den Haag 1878) –<br />

de auteur van Curaçao. Herinnerin<strong>gen</strong> en<br />

schetsen, in 1857 uitgegeven in Leiden.<br />

Van Dissel bleef achter met een groot<br />

gezin, het jongste kind was nog maar<br />

vier jaar oud. Hij hertrouwde drie jaar<br />

later met de op St. Maarten geboren<br />

Maria Eliza Mathilde van Raders (St.<br />

Maarten 1823-Den Haag 1907). Uit deze<br />

verbintenis werden nog twee kinderen<br />

op Curaçao geboren.<br />

Broers maken de overtocht<br />

De ambtenaar Willem Barend Mellink<br />

(Den Helder 1823-Nijme<strong>gen</strong> 1888) klom<br />

in Curaçao op tot koloniaal secretaris,<br />

wat inhield dat hij ook fungeerde als<br />

42 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


DOSSIER<br />

De in Hattem geboren Gerrit van der Horst<br />

met zijn Curaçaose vrouw Catharina<br />

Sophia Hoo<strong>gen</strong>ber<strong>gen</strong> en kinderen in<br />

1904. De Curaçaose minister van Planning,<br />

Bestuur en Dienstverlening Etienne<br />

van der Horst is een achterkleinzoon<br />

van dit echtpaar.<br />

Coll. S.C. Marugg, caribische<strong>gen</strong>ealogie.org<br />

notaris en soms als ambtenaar van de<br />

burgerlijke stand. Gedurende zijn loopbaan<br />

werd hij enige tijd op St. Maarten<br />

tewerkgesteld, waar zeker drie van de<br />

kinderen uit zijn huwelijk met Sophia<br />

van Rhyn (St. Maarten 1820-Nijme<strong>gen</strong><br />

1884) werden geboren. Zijn jongere<br />

broer Helenus Albertus Mellink (geb.<br />

Lent 1828) volgde een opleiding tot<br />

kunstschilder in Antwerpen en Düsseldorf,<br />

waar hij ook tentoonstelde. In<br />

1854 woonde hij op Curaçao en adverteerde<br />

als portrettist in de lokale krant.<br />

Uiteindelijk klom ook hij op in de ambtenarenhiërarchie<br />

en kort na zijn huwelijk<br />

in 1863 met Augusta Geertruida<br />

Muller (geb. Curaçao 1834), dochter van<br />

de uitgever en redacteur van de Curaçaosche<br />

Courant, werd hij benoemd tot<br />

districtscommissaris op St. Eustatius.<br />

Later werkte hij onder zijn broer als<br />

commies in de secretarie en uiteindelijk<br />

werd hij benoemd tot plaatsvervan<strong>gen</strong>d<br />

lid van het Hof van Justitie. Op 2 april<br />

1873 vertrok het gezin met hun vier kinderen<br />

en één neefje richting Lage Landen,<br />

om zoon August Leberecht Statius<br />

Mellink (Curaçao 1866-Meester Cornelis,<br />

Java 1891) en de zoon van een broer<br />

van Augusta bij een Nederlandse school<br />

af te leveren. Het echtpaar Mellink<br />

scheepte zich met hun andere drie kinderen<br />

op 31 oktober 1874 voor de terugreis<br />

naar Curaçao in op de brik ‘Santa<br />

Rosa’. Het schip verging echter op volle<br />

zee met alle opvarenden.<br />

De broers Hermanus (1829-Curaçao<br />

1862) en Antoine Theodoor Brusse<br />

(1833-Curaçao 1895) stamden uit<br />

Amsterdam en werkten allebei als particulier<br />

onderwijzer op het eiland. Hermanus<br />

trouwde na de dood van zijn<br />

Curaçaose vrouw weer met een Curaçaose,<br />

maar de echt<strong>gen</strong>oten overleden<br />

tijdens een pokkenepidemie. De inventaris<br />

van hun huis is bewaard gebleven<br />

in de notariële archieven.<br />

Van het gezin Scheidelaar uit Deventer<br />

vestigden zich zelfs drie kinderen op<br />

Curaçao. De broers Jan Anthonij<br />

(Deventer 1826-Curaçao 1886) en Hendrikus<br />

Jacobus Scheidelaar (geb. Deventer<br />

1829) waren beiden blik- en koperslager<br />

toen zij in het begin van de jaren<br />

vijftig op Curaçao aankwamen. Hun<br />

zuster Adriana Scheidelaar (1823<br />

Deventer-Curaçao 1891) was hen jaren<br />

eerder al voorgegaan samen met haar<br />

Duitse man, de smidsbaas Carel Josef<br />

Hildeman (1818 Emsdorf-Curaçao 1892),<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 43


Dat Henriette de gehusselde<br />

achternaam van haar vrijmaakster<br />

droeg, was veel meer een Surinaamse<br />

dan een Curaçaose gewoonte<br />

met wie zij tien kinderen kreeg. Hendrikus<br />

trouwde in 1854 met de Curaçaose<br />

Catharina Sophia Reberotte (1827-<br />

1888). Jan Anthonij huwde twee maal,<br />

beide keren met een Nederlandse partner<br />

– zijn tweede vrouw in 1873 met de<br />

handschoen, omdat zij in Nederland<br />

woonde. Op Curaçao wonen nog steeds<br />

nakomelin<strong>gen</strong> van de familie Scheidelaar.<br />

Van andere broers die de overtocht<br />

naar de West ondernamen zijn nog<br />

gedocumenteerd Coomans de Ruiter,<br />

Verhoeks en Anemaet.<br />

valle (1816-1888). Hij overleed betrekkelijk<br />

jong aan de gevol<strong>gen</strong> van een<br />

besmetting die hij tijdens een operatie<br />

in het ziekenhuis opliep.<br />

Aron Meyer Hoepelman (Amsterdam<br />

1835-Curaçao 1892) trouwde in 1873<br />

met Amelia Pinto (geb. 1848), die in<br />

1863 vrijgemaakt was uit het bezit van<br />

Raphael Pinedo. Uit deze verbintenis<br />

werden acht kinderen geboren, die na<br />

de dood van hun vader in meerderheid<br />

naar Santo Domingo vertrokken.<br />

Illustere mannen<br />

De kunstschilder Johannes Robertus<br />

Post Brants (geb. Amsterdam 1811)<br />

kwam in 1845 naar Curaçao omdat zijn<br />

echt<strong>gen</strong>ote Maria Christina Barendina<br />

Blaauw (Hazerswoude 1816-Curaçao<br />

1846) een protestantse meisjesschool<br />

op het eiland zou openen. Maria Christina<br />

was toen al zwanger, maar het kind<br />

(een zoontje) en zij stierven al snel,<br />

zodat Johannes een jaar na aankomst<br />

op het eiland alleen achterbleef. Hij<br />

voorzag in zijn onderhoud met het<br />

geven van tekenlessen aan particulieren<br />

en het schilderen van portretten. In<br />

1848 huwde Post Brants met Jeannette<br />

Magdalena Koentze (Curaçao 1827-Den<br />

Haag 1906), maar kort na de geboorte<br />

van hun dochter vertrok hij voorgoed<br />

van het eiland. De door zijn verlaten<br />

echt<strong>gen</strong>ote aangevraagde echtscheiding<br />

Joden<br />

Curaçao kende sinds 1651 een Sefardisch<br />

joodse gemeenschap. In de periode<br />

voor de gruwelen van het naziregime<br />

in Europa, vestigden zich weinig<br />

Asjkenazische joden op het eiland. De<br />

stads<strong>gen</strong>eesheer en officier van gezondheid<br />

Salomon Moses Landsberg (Den<br />

Haag 1821-Curaçao 1901) nam deze stap<br />

wel en trouwde in 1853 met de Sefardische<br />

Esther Cohen Henriquez (1825-<br />

1905). Terwijl twee van hun zonen weer<br />

met Sefardische meisjes trouwden, koos<br />

de derde ervoor zijn kinderen bij een<br />

lokale niet-joodse vrouw na haar dood<br />

te erkennen.<br />

Eerder al was Salomon Joseph de Jongh<br />

(Amsterdam 1816-Curaçao 1849), eveneens<br />

officier van gezondheid, in 1837 in<br />

het huwelijk getreden met Rebecca Delliet<br />

jaren op zich wachten, omdat zijn<br />

verblijfplaats niet bekend was. Achteraf<br />

valt te reconstrueren dat hij zich enige<br />

tijd in Puerto Rico ophield. Ten tijde<br />

van het huwelijk van zijn dochter in<br />

1872 werd ervan uitgegaan dat hij nog<br />

in leven was, zoals blijkt uit de huwelijksakte.<br />

Zijn ex was inmiddels hertrouwd.<br />

Waar Post Brants zijn latere<br />

levensjaren doorbracht en waar hij uiteindelijk<br />

overleed, is ook met behulp<br />

van het internet (nog) niet te achterhalen.<br />

Marie Frederik Frans Josef de Nerée tot<br />

Babberich (1851 Doesburg-1882 Babberich)<br />

trouwde als luitenant-ter-zee in<br />

1877 met Constance Petronella van<br />

Houten (1858 Curaçao-Den Haag 1930),<br />

een dochter van een Nederlander en een<br />

Curaçaose. Het echtpaar kreeg drie<br />

zonen, onder wie de beroemde beeldend<br />

kunstenaar Carel, en woonde later<br />

enige jaren op het familiebezit in Babberich.<br />

Constance had net als vele<br />

andere meisjes van haar stand en <strong>gen</strong>eratie,<br />

tijdens haar jeugd waarschijnlijk<br />

veel tijd doorgebracht met borduren.<br />

Daarbij had ze kennelijk ook een<br />

behoorlijke dosis talent en kunstzinnigheid.<br />

In 1928 toonde de toen zeventigjarige<br />

Constance naaldschilderijen tijdens<br />

een tentoonstelling van het werk van<br />

haar zoon Carel in Den Haag.<br />

Jan Cornelis Jandroep (Amsterdam<br />

1769-Curaçao 1847) was oorspronkelijk<br />

schipper op het Nederlandse schip ‘De<br />

lieve Moes’. Hij trouwde enkele da<strong>gen</strong><br />

voor zijn dood in 1847 met Hendrietta<br />

Pieternella Cancrijn (1798-1887), die<br />

tijdens hun relatie twaalf kinderen ter<br />

wereld had gebracht. Hun eerste kind<br />

werd geboren in 1819 en nog geen week<br />

later droeg vader Jan Cornelis het commando<br />

van zijn schip over aan de stuurman<br />

we<strong>gen</strong>s ‘onpasselijkheid’ – om de<br />

rest van zijn leven op het eiland te blijven.<br />

Hendrietta was de dochter van een<br />

vrije mulattin en een notabele koopman<br />

en Raad van het eiland: Bernardus<br />

Anthony Cancrijn (Lengerich<br />

44 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


De Curaçaose Jannetje E. T. Mount trouwde in 1849 op haar geboorte-eiland met de elf jaar<br />

oudere Teunis van Leeuwen. Hier zien we haar als weduwe in Nederland met haar kinderen en<br />

kleinkinderen. Ze overleed in 1914 in Den Haag. Coll. Judy Wasylenko<br />

1753-Curaçao 1837). Cancrijn was<br />

getrouwd met een vrouw die vroegtijdig<br />

dement was geworden – in een akte<br />

beschreef hij haar als ‘kinds’. De huishoudster,<br />

Hendrietta’s moeder, zorgde<br />

voor de zieke echt<strong>gen</strong>ote maar droeg<br />

tegelijkertijd zes kinderen van de heer<br />

des huizes, die allemaal de achternaam<br />

van hun vader kre<strong>gen</strong>. Al voor zijn dood<br />

schonk hij slaven aan zijn kinderen en<br />

bij zijn dood erfden zij niet onaanzienlijk.<br />

Ten slotte verdient Wilhelmus Martinus<br />

Koenen (geb. Den Haag 1889) een vermelding.<br />

Hij trouwde in de twintigste<br />

eeuw met Isolina Bakhuis (1894-1966).<br />

Koenen was in 1908 als soldaat op<br />

Curaçao aangekomen, maar werd al<br />

snel marechaussee en politiea<strong>gen</strong>t. In<br />

1958 publiceerde de lokale krant Amigoe<br />

een interview met hem ter gele<strong>gen</strong>heid<br />

van zijn vijftigjarige verblijf op het<br />

eiland. Zes jaar later werd Koenen heel<br />

even een plaatselijke beroemdheid toen<br />

hij als dubbelganger van de acteur<br />

Albert van Dalsum mocht figureren in<br />

de film Plantage Tamarinde.<br />

Clusters en creolisering<br />

Kinderen uit Nederlandse immigrantengezinnen<br />

huwden vaak met een persoon<br />

uit vertrouwde kring. Dat leidde<br />

op Curaçao tot talloze huwelijken tussen<br />

kinderen van de eerste <strong>gen</strong>eratie<br />

migranten; vooral de dochters van<br />

Nederlandse vaders sloten zelf ook<br />

weer een huwelijk met een Nederlander.<br />

Hierdoor ontstonden clusters van<br />

bepaalde families. Dit patroon zette<br />

zich soms tot in de vol<strong>gen</strong>de <strong>gen</strong>eraties<br />

voort. Vaak trouwde men pas op een<br />

latere of hoge leeftijd nadat alle gezamenlijke<br />

kinderen al volwassen waren.<br />

De ambtenaar van de burgerlijke stand<br />

kwam in zulke gevallen letterlijk pas<br />

aan het sterfbed in actie. Opvallend was<br />

ook dat een deel van de dochters van<br />

Nederlandse vaders nooit trouwde en in<br />

concubinaat kinderen kreeg. Dit hoeft<br />

absoluut niet te betekenen dat er wisselende<br />

partners aan te pas kwamen.<br />

Eveneens kon het gebeuren dat de traditionele<br />

keuze van doopnamen in het<br />

geding kwam. Was het in het moederland<br />

gebruikelijk de voornamen van de<br />

vorige <strong>gen</strong>eraties te herhalen, op Curaçao<br />

verwaterde dit gebruik geleidelijk.<br />

Deze aanpassin<strong>gen</strong> zijn een onderdeel<br />

van het creoliseringsproces in koloniale<br />

samenlevin<strong>gen</strong>. •<br />

Christel Monsanto is kunsthistorica en<br />

<strong>gen</strong>ealoge, zij woont op Curacao. In 2009<br />

schreef ze Roots Karibense, Caribische<br />

wortels in de CBG-reeks Voorouders van<br />

Verre.<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 45


onderzoek<br />

Nederlandse belan<strong>gen</strong> in Berbice, Demerara en Essequebo, 1815-1819<br />

Slavenhouders<br />

en geldschieters<br />

De Nederlandse elite had grote financiële belan<strong>gen</strong> in de op slavenhandel<br />

gebaseerde plantage-economie van de drie koloniën Berbice, Demerara en<br />

Essequebo. Ook na de overdracht van de soevereiniteit aan Engeland in 1815<br />

bleef dat lang zo. Dat blijkt uit een analyse van een recent ontdekte inventaris<br />

van Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aren en hypotheekverstrekkers. tekst Paul Koulen<br />

Op 12 augustus 1815, dit jaar precies twee eeuwen geleden,<br />

sloten Engeland en Nederland een verdrag om de<br />

vrije vaart en handel te reguleren voor de drie voormalige<br />

Nederlandse koloniën ten westen van Suriname:<br />

Berbice, Demerara en Essequebo. Engeland was al sinds 1795,<br />

met een korte onderbreking, in het bezit van deze drie koloniën.<br />

In een aantal andere verdra<strong>gen</strong> werd in de jaren 1814-<br />

1815 onder meer bepaald dat Nederland de soevereiniteit over<br />

deze gebieden afstond aan Engeland. In 1815 regelden Engeland<br />

en Nederland de resterende belangrijke kwesties, zoals<br />

bescherming van privé-ei<strong>gen</strong>dom en de juridische status van<br />

Engelse en Hollandse plantage-ei<strong>gen</strong>aren.<br />

Het verdrag van 1815 bepaalde onder meer dat er een overzicht<br />

moest komen van Nederlanders die nog plantages bezaten in<br />

de drie gebieden, en van Nederlandse onderdanen met hypotheken<br />

op plantages. Deze bepaling was ingegeven door de<br />

Engelse vrees dat Nederlandse hypotheekhouders hun onderpand<br />

zo snel mogelijk wilden verkopen na de overdracht van<br />

de koloniën. Zo’n gelijktijdige en plotselinge verkoop van plantages<br />

zou voor de ei<strong>gen</strong>aren een vervelende daling van prijzen<br />

kunnen veroorzaken. Het verdrag bepaalde daarnaast dat<br />

hypotheeknemers aanspraak konden maken op gunstige voorwaarden<br />

om hypotheken over te sluiten. Het overzicht van<br />

Nederlandse ei<strong>gen</strong>aren en hypotheekverstrekkers was ook<br />

bedoeld om te verifiëren of die soepele oversluitregeling nageleefd<br />

werd voor plantages die in 1815 nog gefinancierd werden<br />

door Nederlands kapitaal.<br />

De inventaris<br />

Het overzicht van 1815 (‘Lists of Dutch proprietors of plantations<br />

in Demerara, Essequibo, and Berbice; 1818-1819’) wordt<br />

onder inventarisnummer CO (Colonial Office) 111/28 bewaard<br />

in The National Archives te Londen. Indirect vormt het een<br />

bestand van bijna ne<strong>gen</strong>honderd personen die in 1818 financieel<br />

belang hadden in plantages – als ei<strong>gen</strong>aar, erf<strong>gen</strong>aam,<br />

hypotheeknemer of hypotheekhouder. Het databestand laat<br />

zien hoe koloniale bestuurlijke en zakelijke elites nauw met<br />

elkaar verweven waren en nauwe banden onderhielden met<br />

elites in Nederland. Sommige families wisten <strong>gen</strong>eraties lang<br />

hun stempel te drukken op het leven in de drie <strong>gen</strong>oemde<br />

koloniën.<br />

Uit de inventaris blijkt ook dat de vrees van Engeland voor<br />

gedwon<strong>gen</strong> verkopen ongegrond was. In het algemeen waren<br />

Nederlandse ei<strong>gen</strong>aren niet bijzonder <strong>gen</strong>eigd om hun plantages<br />

te verkopen, of de kolonie te verlaten. Hypotheekhouders<br />

maakten zich betrekkelijk weinig zor<strong>gen</strong> en haastten zich niet<br />

om hypotheken van de hand te doen. Waar problemen waren,<br />

werden die zakelijk opgelost.<br />

46 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


DOSSIER<br />

¬<br />

Jacob Hendrik Boode, koffieplanter in Demerara, met zijn<br />

echt<strong>gen</strong>ote Catherine Antoinette Martin, geportretteerd in hun<br />

huwelijksjaar 1791 door Johan Tischbein. De waarde van hun<br />

plantage La Grange werd in 1796 geschat op ƒ 781.000,- nu te<br />

vergelijken met € 6 miljoen. Coll. Museum Van Loon, Amsterdam<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 47


De Voorzigtigheyt<br />

De Bedagtzaamheyt<br />

De Wakkerheyt<br />

De Eendragt<br />

Klyn Geertruidenberg<br />

Groot Geertruidenberg<br />

De Mesopotamia<br />

Catharina<br />

De Ed. Compagnie Suyker<br />

Plantagie de Dageraat<br />

Berbice<br />

De rivieren Berbice, Demerara en<br />

Essequebo, waarnaar de gelijknamige<br />

koloniën zijn vernoemd. Met als<br />

uitvergroting de plantages van Berbice.<br />

Kaart: Guus van Breugel<br />

De Elisabeth<br />

Aurora<br />

Bruninksberg<br />

Wenard en Maria<br />

Vigilantie<br />

De Hoop<br />

Berbice<br />

Georgetown<br />

Oostermeer<br />

Helvetia<br />

De Voogelsang<br />

Georgetown<br />

De Eendragt Booven<br />

De Goede Hoop<br />

De Geertruy<br />

De Solitude<br />

Odekerk<br />

Maasstroom<br />

Clarenburgh<br />

Fort Nassau<br />

De Vriendschap<br />

De Hoop<br />

Hubersburgh<br />

Zublislust<br />

Hofwerk<br />

Slingelant<br />

Westland<br />

Fort Nassau<br />

Paramaribo<br />

Arent<br />

Du Bois Castes<br />

Pieter de Raad<br />

Lelienburgh<br />

Mon Repos<br />

Roosenburgh<br />

Zeelandia<br />

Eliesabeth<br />

Alexandria<br />

Altenklin<strong>gen</strong><br />

Martin De Vertu<br />

Hollandia<br />

Grondei<strong>gen</strong>aren<br />

Er bestond op het moment dat de inventaris werd opgesteld,<br />

geen goed overzicht van alle plantages in de drie voormalige<br />

koloniën. P.M. Netscher schatte aan het einde van de ne<strong>gen</strong>tiende<br />

eeuw in zijn Geschiedenis van de koloniën Essequebo,<br />

Demerary en Berbice dat rond 1800 in Berbice zo’n driehonderd<br />

plantages actief werden bewerkt en in Essequebo en Demerara<br />

samen nog eens vierhonderd. In totaal dus zevenhonderd productieve<br />

plantages.<br />

Uit de inventaris blijkt dat in 1818 11% of 80 plantages nog<br />

Nederlands ei<strong>gen</strong>dom waren. Het betrof 43 plantages in Berbice,<br />

13 plantages in Essequebo en 24 plantages in Demerara.<br />

Van de <strong>gen</strong>oemde 80 plantages (of delen daarvan) hadden er 46<br />

(58%) geen hypotheek en waren dus onbezwaard ei<strong>gen</strong>dom.<br />

Voor 16 van deze plantages wordt een hypotheek vermeld met<br />

een gezamenlijke schuld van bijna ƒ 1,6 miljoen, of gemiddeld<br />

ƒ 100 duizend per plantage.<br />

Hypotheken<br />

In het overzicht van 1818 zijn ook uitvoerige gegevens op<strong>gen</strong>omen<br />

van 172 verschillende hypotheken. Samen met de gegevens<br />

van de eerder <strong>gen</strong>oemde Nederlandse grondei<strong>gen</strong>aren,<br />

ontstaat een gedetailleerd beeld van ei<strong>gen</strong>domsgegevens voor<br />

80 plantages en bijzonderheden van de 172 vanuit Nederland<br />

verstrekte hypotheken. De meeste hypotheken verstrekt door<br />

Nederlandse geldschieters rustten op plantages die een niet-<br />

Nederlandse ei<strong>gen</strong>aar hadden. Ei<strong>gen</strong>dom en hypotheken tezamen<br />

tonen dat in 1818 voor meer dan één derde van de productieve<br />

plantages nog een Nederlands belang aanwezig was in de<br />

vorm van ei<strong>gen</strong>dom of in de vorm van een hypothecaire schuldvordering.<br />

Voor bijna alle hypotheken is het oorspronkelijke<br />

bedrag vermeld, het jaar waarin de hypotheek werd verstrekt en<br />

het nog uitstaande bedrag, soms aangevuld met het totaal van<br />

achterstallige rente en aflossin<strong>gen</strong>. De Conventie van 1815 was<br />

immers bedoeld om aanpassing van problematische hypothe-<br />

48 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


De Amsterdamse tekenaar Christiaan Andriessen samen met<br />

Louis Zamore van Wicky van Correvont uit Berbice, die in<br />

Amsterdam op 18 juli 1805 hoge koorts kreeg en twee da<strong>gen</strong><br />

later stierf. Andriessen tekende hem een halve dag vóór zijn<br />

dood. Louis was een zoon van Emmanuel de Correvont en een<br />

onbekende Afrikaanse vrouw. Op land- en plantagekaarten<br />

uit die tijd staan Louis en zijn zus Lisette Gabrielle vermeld als<br />

‘De Mulatte Kinderen Zamor en Gabrielle’.<br />

Coll. Stadsarchief Amsterdam<br />

ken mogelijk te maken, op gunstige voorwaarden voor hypotheeknemers,<br />

die vanwege oorlogsomstandigheden geen aflossin<strong>gen</strong><br />

of rente hadden betaald.<br />

De gegevens in de inventaris wijzen niet op doelbewust kwalijke<br />

praktijken van debiteuren, enkele notoire wanbetalers niet meegerekend.<br />

Het is juist opmerkelijk dat gemeten vanaf de oudste<br />

hypotheek in de inventaris, van 1768, er sprake was van zoveel<br />

hypotheken die vol<strong>gen</strong>s plan werden afbetaald en hypotheken<br />

die in onderling overleg werden vernieuwd. Het totale bedrag<br />

aan uitstaande hypotheken in de periode 1816-1818 bedroeg<br />

ƒ 15 miljoen.<br />

Winnaars en verliezers<br />

Uit de inventaris blijkt dat er langdurige relaties bestonden tussen<br />

elkaar opvol<strong>gen</strong>de handelshuizen en verschillende <strong>gen</strong>eraties<br />

ei<strong>gen</strong>aren en erf<strong>gen</strong>amen. Vaak hadden die relaties meer<br />

dan een zakelijk karakter. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de<br />

verhouding tussen bankier Herman Albrecht Insinger (1757–<br />

1805) uit Amsterdam en de uit Utrecht afkomstige Joseph Bourda<br />

(1736–1798), ei<strong>gen</strong>aar van de plantages Vlissen<strong>gen</strong> en Nieuwen<br />

Aanleg. Bourda stelde Insinger aan tot vereffenaar van zijn<br />

boedel en voogd over zijn minderjarige kinderen. Zo plaatste<br />

Insinger op 30 september 1800 in de Amsterdamse Courant een<br />

advertentie dat Bourda’s dochter Nancy, verwekt bij de vrije<br />

mulattin Polly, op vijftienjarige leeftijd was overleden in<br />

Amsterdam. Toen Insinger in 1805 zelf stierf, was de nalatenschap<br />

van Bourda nog verre van geregeld, omdat hij in zijn testament<br />

had bepaald dat niet Polly of hun kinderen erf<strong>gen</strong>aam<br />

waren, maar hun kleinkinderen. Tot 1865 werd er om de nalatenschap<br />

van Bourda geprocedeerd. Uiteindelijk ontei<strong>gen</strong>de de<br />

koloniale regering van Brits Guyana de plantage in 1876 en werden<br />

de achttien toen nog levende familieleden gezamenlijk uitgekocht.<br />

Na 78 jaar was de boedel vereffend. Een andere dochter<br />

van Bourda, Catharina, had al eerder vergeefs een poging<br />

ondernomen om een deel van het fortuin van haar vader in handen<br />

te krij<strong>gen</strong> en zo haar geldproblemen te verzachten. Zij was<br />

getrouwd met de schatrijke plantagehouder en rentenier Eduaard<br />

Boode. De twee raakten hun aandeel in het Boodefortuin<br />

echter kwijt door speculatieve investerin<strong>gen</strong> in buitenplaatsen<br />

in Nederland, zoals Ter Wee<strong>gen</strong> bij Sassenheim en omrin<strong>gen</strong>de<br />

landgoederen, en door een opulente levensstijl.<br />

De familie Boode had in 1798 vier plantages in bezit in Demerara<br />

en één in Essequebo met een totale geschatte waarde van<br />

ƒ 3,8 miljoen (te vergelijken met € 30 miljoen te<strong>gen</strong>woordig).<br />

Van deze zeven plantages was in 1818-1819 alleen Cornelia Ida<br />

De brief beschrijft proeven<br />

die hij samen met andere<br />

planters uitvoerde op<br />

kippen, Indianen en tot<br />

slaaf gemaakten<br />

nog in het bezit van de familie. De plantage stond toen voor<br />

twee derde gedeelte op naam van vier nakomelin<strong>gen</strong> uit het eerste<br />

huwelijk van Anna Catharina Boode met Johan Cornelis<br />

Bert, voor één zesde deel op naam van haar tweede echt<strong>gen</strong>oot<br />

Petrus Duker en ten slotte ook voor één zesde op naam van hun<br />

dochter Anna Catherina Duker. Deze laatste trouwde later met<br />

Johannes Luden, commissaris van de Nederlandsche Handel-<br />

Maatschappij en daarna van 1836 tot 1862 directeur van De<br />

Nederlandsche Bank. Luden kreeg uiteindelijk de gehele plantage<br />

in bezit na het overlijden van zijn vrouw in 1851.<br />

De kolonisten<br />

Dat investerin<strong>gen</strong> in plantages risicovol waren, is evident. Maar<br />

een ‘wild avontuur’ waren ze zeker niet. De hypotheekgevers<br />

hadden a<strong>gen</strong>ten in de koloniën; vele handelshuizen hadden<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 49


xxxxx<br />

bovendien familieleden die langere tijd in de koloniën vertoefden<br />

(bijvoorbeeld de families Van Vloten, Hartsinck en Bijsterus<br />

Heemskerk). De plantersklasse was bovendien een vrij kleine<br />

gemeenschap waarbinnen snel duidelijk werd wie wat goed<br />

deed en wie wat niet, welke producten gunstige prijzen opleverden<br />

en welke plantages goed bestuurd werden. In de meeste<br />

gevallen moesten de producten van de plantage aan de hypotheekgever<br />

gezonden worden. Hypotheekgevers hadden dus<br />

steeds een relatief goed inzicht in de waarde van hun onderpanden.<br />

Aangezien vele terugkerende kolonisten investeerden in buitenplaatsen<br />

en landgoederen in Nederland, moeten we concluderen<br />

dat een aanzienlijk economisch surplus werd gerepatrieerd.<br />

We zien ook dat enkele kolonisten erin slaagden zich te omrin<strong>gen</strong><br />

met behoorlijke luxe, of die luxe en tijd gebruikten voor<br />

exotische hobby’s – soms met kwalijke randjes. De in 1768 in<br />

het Oostfriese Jever geboren Elias Wolff is een voorbeeld van<br />

een kolonist die voornamelijk via zijn huwelijk zeer rijk werd.<br />

Hij kwam waarschijnlijk op jonge leeftijd naar Essequebo. Daar<br />

trouwde hij, 24 jaar oud, met de twee jaar jongere Sarah Barkey,<br />

dochter van Jacob Barkey en Sara Du Donjon. Via dit huwelijk<br />

verwierf hij belan<strong>gen</strong> in plantages van zijn schoonvader. De<br />

inventaris van 1818 vermeldt dat hij toen mede-ei<strong>gen</strong>aar was<br />

van De Goede Hoop en Le Retrieve. Wolff woonde inmiddels al<br />

in Deventer, waar hij een ijzergieterij had gekocht. Vanaf 1814<br />

was hij ook al ei<strong>gen</strong>aar van landgoed Vredelust bij Hoogeveen.<br />

Tot in de allerhoogste<br />

krin<strong>gen</strong> trok men<br />

voordeel uit de plantageeconomie<br />

in de West<br />

Een andere kolonist, Paulus Eggers, volgde een vaak in de drie<br />

koloniën gezien carrièrepad van ambtenaar naar plantage-ei<strong>gen</strong>aar.<br />

In dienst van de Sociëteit van Berbice, een groep Amsterdamse<br />

kooplieden die ei<strong>gen</strong>aar waren van de kolonie Berbice,<br />

reisde hij in 1788 op twintigjarige leeftijd vanuit zijn geboorteplaats<br />

Amsterdam naar Berbice, waar hij aanvankelijk als<br />

gezworen klerk (notaris) werkte en vanaf 1794 als secretaris<br />

onder Nederlands en Engels gezag. In 1805 trad hij af na een<br />

conflict met gouverneur Batenburg. Intussen was hij getrouwd<br />

met Catherina Wilhelmina Büse, weduwe van zijn voorganger<br />

als secretaris, Jacobus Broekhuizen. Na zijn ontslag bleef<br />

Eggers in Berbice als plantagehouder. Bij zijn overlijden in 1812<br />

werden zijn aanzienlijke bezittin<strong>gen</strong> in het openbaar verkocht.<br />

De boedel toont een brede belangstelling, een hoger dan gemiddelde<br />

levensstandaard, en veel artikelen, zoals een elektriseermachine,<br />

camera obscura en kamerorgel, die we niet direct<br />

associëren met het wisselvallige en vaak gewelddadige bestaan<br />

van een kolonist.<br />

We weten niet waarom Eggers een elektriseermachine gebruikte:<br />

als experiment of vermaak? Tijd<strong>gen</strong>oot en collega-kolonist<br />

Frans Johannes Van der Lott richtte zich ook op elektrische<br />

experimenten, maar vaak met Indianen en tot slaaf gemaakten<br />

als proefpersonen. Zijn elektriciteitsbron was geen machine om<br />

statische elektriciteit op te wekken zoals bij Eggers, maar een<br />

sidderaal, een tropische vissoort die bij aanraking een krachtige<br />

elektrische schok produceert. Van der Lott experimenteerde al<br />

tijdens zijn jeugd in Middelburg met elektriseermachines. Zijn<br />

plaats in de annalen van de wetenschap dankt hij aan een brief<br />

uit 1761 die een jaar later verscheen in de Verhandelin<strong>gen</strong> van de<br />

Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen met als titel ‘Kort<br />

Berigt van den Congeraal, ofte Drilvisch’. De brief beschrijft<br />

proeven die hij samen met andere planters uitvoerde op kippen,<br />

Indianen en tot slaaf gemaakten. De experimenten stonden zijn<br />

aanstelling in 1803 als Beschermheer van de Indianen en Kapitein<br />

van de Burgermilitie niet in de weg. In 1795 werd hij secretaris<br />

en fiscaal van Essequebo, functies die hij vervulde tot 1801.<br />

Hij stierf in Essequebo in 1804.<br />

De inventaris uit 1818 is ook behulpzaam omdat zij iets zegt<br />

over de aanwezigheid van joden in de drie gebiedsdelen. Zij laat<br />

zien dat plantage Bloemhof dat jaar nog in het bezit was van de<br />

nazaten van Joseph de la Penha en Aron Jacob de Prado, ‘koop-<br />

Het opwekken in huiselijke kring van stroom met behulp<br />

van elektriseermachines was rond 1800 in de betere<br />

krin<strong>gen</strong> een vorm van vermaak. Deze machine dateert uit<br />

de jaren 1782-1790 en werd ontworpen door Edward Naire.<br />

Coll. Teylers Museum, Haarlem<br />

50 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


Tekening van Christiaan Andriessen waarop een van zijn<br />

leerlin<strong>gen</strong> in een ‘Spaanse Bok’ is gekneveld. Andriessen kende<br />

deze praktijken goed omdat hij nauw contacten had met de<br />

elite van Demerara en Essequebo, die zich als absentee<br />

landowners in Amsterdam ophielden of waarvan de kinderen<br />

in Nederland scholing kre<strong>gen</strong>. Coll. Stadsarchief Amsterdam<br />

lieden van de Joodsche Portugeesche natie in Amsterdam’. De<br />

familie was ook ei<strong>gen</strong>aar van de verlaten gronden Prosperiteit,<br />

Sion en Rusthof. Het bezit van deze plantages door joodse ei<strong>gen</strong>aren<br />

weerlegt de oude opvatting dat joden in Berbice, Demerara<br />

en Essequebo niet werden geduld.<br />

In het project ‘Brieven als Buit’ komen ook interessante details<br />

voor met betrekking tot enkele kolonisten die in de inventaris<br />

worden <strong>gen</strong>oemd. Bijvoorbeeld over Wernard van Vloten (1742-<br />

1784), telg uit een Utrechts geslacht dat nauw verbonden was<br />

met plantagelenin<strong>gen</strong> en via huwelijken dicht bij de bestuurlijke<br />

elite van Nederland stond. Van Vloten werkte in Essequebo als<br />

plantagedirecteur en later als schrijver en boekhouder. Verrassend<br />

is dat hij in een van zijn brieven overschakelde op Skepi,<br />

een recentelijk uitgestorven mengtaal van nazaten van kolonisten<br />

en Afrikanen, en daarmee de oudste overgeleverde Skepitekst<br />

aanleverde.<br />

Voor de meer dan honderdduizend tot slaaf gemaakte personen<br />

in de drie koloniën ligt dat anders. De informatie voor deze<br />

grootste groep is summier, omdat registratiegegevens alleen<br />

voornamen en geboorteplaats bevatten. Het was Van Vloten<br />

gegund een paar zinnetjes Skepi te leren, voor de meerderheid<br />

van Skepi-sprekers was lezen en schrijven verboden, enkele uitzonderin<strong>gen</strong><br />

daargelaten zoals de tot slaaf gemaakten op de<br />

plantage Le Resouvenir in Demerara, ei<strong>gen</strong>dom van de uit<br />

Utrecht afkomstige Hermanus Hillebertus Post (1753-1809).<br />

Deze eveneens schatrijke maar verlichte plantagehouder had<br />

een zendeling en een zwarte schoolmeester Count (Graaf) aan<br />

zijn plantage verbonden, wat hem door koloniaal bestuur en<br />

andere kolonisten niet in dank werd af<strong>gen</strong>omen.<br />

De elite in het moederland<br />

Handelshuizen komen en gaan. De firma Doekscheer en Steenber<strong>gen</strong><br />

bijvoorbeeld, had tijdens haar bestaan vijftien lenin<strong>gen</strong><br />

op plantages in Berbice, Demerara en Essequebo in de portefeuille.<br />

Toen Doekscheer in 1789 overleed, werden de lenin<strong>gen</strong><br />

over<strong>gen</strong>omen door Portielje en Molkenboer. Zo zien we dat<br />

lenin<strong>gen</strong> migreerden naar andere handelshuizen en vaak ook<br />

naar handelshuizen in andere steden. Zo domineerden in 1818<br />

de lenin<strong>gen</strong> ondergebracht bij Amsterdamse handelshuizen.<br />

Van de eerder <strong>gen</strong>oemde 172 hypotheken waren er 90 (52%) in<br />

beheer bij Amsterdamse firma’s en 46 (27%) bij firma’s uit<br />

Middelburg.<br />

Opgesplitst naar handelshuis en gemeten naar het aantal opgegeven<br />

hypotheken en omvang van de hypotheken, domineerden<br />

in 1818 zes kantoren: Bijsterus Heemskerk, Boddaert & Co.,<br />

Spoors & Sprenger, Molkenboer & Portielje, Lespinasse, en<br />

Turing & Co. Andere kantoren die een rol speelden, waren<br />

Charbon & Zn., Frijmersum & Zn., J. Heemskerk, Ketwich &<br />

Voombergh en Wed. W. Borski, Schumacher, Van Vloten &<br />

Voombergh, en Van Beest.<br />

Onder de ei<strong>gen</strong>aren van plantages en de commissarissen van de<br />

handelshuizen zien we vaak bekende familienamen, van wie er<br />

vele een plek hebben gevonden in het ‘blauwe’ of ‘rode’ boekje<br />

DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 51


De tuin en het koetshuis van Keizersgracht 524 in<br />

Amsterdam, geschilderd in 1772 door Hendrik Keun. Het<br />

pand was ei<strong>gen</strong>dom van Nicolaas Doekscheer, rechts in<br />

blauwe ‘Japonsche rok’. Van links naar rechts, neef en<br />

zakenpartner Hendrik Steenber<strong>gen</strong>, Doekscheers<br />

echt<strong>gen</strong>ote Elizabeth Groen, een dienstbode, Reinier<br />

Steenber<strong>gen</strong> (broer van Hendrik) en een tuinman.<br />

Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />

(Nederland’s Patriciaat en Nederland’s Adelsboek). Tot in de allerhoogste<br />

krin<strong>gen</strong> trok men voordeel uit de plantage-economie in<br />

de West. Isaac Jan Alexander Gogel (1765-1821), met tussenpozen<br />

a<strong>gen</strong>t en later minister van Financiën in de periode 1798-<br />

1813, en Elias Canneman (1777-1861), commissaris-<strong>gen</strong>eraal<br />

van Financiën in 1813-1814, en van 1831 tot 1853 commissaris<br />

van de Nederlandse Handelsmaatschappij, hadden uitgebreide<br />

belan<strong>gen</strong> in Berbice, Demerara en Essquebo. Johannes Goldberg,<br />

directeur-<strong>gen</strong>eraal van het ministerie van Koophandel en<br />

Koloniën in de periode 1815-1818, was nauw betrokken bij de<br />

overdracht van de koloniën aan Engeland en was hecht<br />

bevriend met een aantal van de plantage-ei<strong>gen</strong>aren en hun<br />

families.<br />

De inventaris van 1818 biedt gedetailleerde informatie met<br />

betrekking tot de relaties zoals die bestonden tussen kolonisten<br />

in Essequebo, Demerara en Berbice aan de ene kant van de oceaan,<br />

en de zakelijke en bestuurlijke elite in Nederland aan de<br />

andere kant. Indirect levert het archiefstuk, samen met biografische<br />

en <strong>gen</strong>ealogische gegevens uit andere bronnen, inzicht in<br />

de mate waarin kolonisten er in slaagden grote fortuinen te vergaren,<br />

die in Nederland werden geïnvesteerd in bijvoorbeeld<br />

ijzergieterijen, steenbakkerijen en luxe buitenverblijven.<br />

Intrigerend in het archiefstuk is de stilte omtrent kwesties die<br />

we te<strong>gen</strong>woordig beschouwen als essentiële aspecten van een<br />

investeringsklimaat. Daartoe behoren zeker de demografische<br />

gegevens voor de meerderheid van de bevolking, de tot slaaf<br />

gemaakten. De negatieve bevolkingsontwikkeling van die groep<br />

gedurende een lange periode spreekt boekdelen. Haar leefwereld<br />

is Hobbiaans: nasty, cruel and short, smerig, beestachtig en<br />

kort. Geen van de observaties en zakelijke kanttekenin<strong>gen</strong> in<br />

het archiefstuk verraadt bezorgdheid over het verdienmodel:<br />

een plantage-economie gebaseerd op slavernij.<br />

Dit is opvallend omdat Nederlandse investeerders en kolonisten<br />

in geregeld contact stonden met Engeland, waar de lobby om<br />

slavenhandel te beteugelen en slavernij af te schaffen het politieke<br />

debat beheerste en de buitenlandse politiek beïnvloedde.<br />

Zachary Macaulay bijvoorbeeld, voorvechter voor afschaffing<br />

van slavernij en slavenhandel, vergezelde in 1814 de Engelse<br />

minister van Buitenlandse Zaken naar de onderhandelin<strong>gen</strong><br />

voorafgaand aan het Congres van Wenen om medewerking van<br />

andere Europese mo<strong>gen</strong>dheden te verwerven voor afschaffing<br />

van de slavenhandel. Er was geen vergelijkbare dynamiek in het<br />

Nederland van die tijd. Een ‘partij Negerwijven’, zoals <strong>gen</strong>oemd<br />

in het archiefstuk, lijkt alleen interessant omdat er niet voor<br />

betaald is. Het Soeverein Besluit van Willem I van 15 juni 1814<br />

om slavenhandel te verbieden aan Nederlandse onderdanen,<br />

zonder openbaar of parlementair debat, typeert geen bezorgdheid<br />

over slavenhandel of slavernij in het algemeen. Willem I<br />

ambieerde het koningschap van een Verenigd Koninkrijk der<br />

Nederlanden. Engelse medewerking was hierbij onmisbaar. Het<br />

verbod van 15 juni was essentieel om die Engelse steun te verwerven.<br />

De spannin<strong>gen</strong> in het koloniale verdienmodel veroorzaakten in<br />

Demerara in 1823 een van de grootste slavenopstanden op het<br />

westelijk halfrond toen twaalfduizend tot slaaf gemaakten<br />

rebelleerden. Deze opstand, en vergelijkbaar verzet in Jamaica,<br />

waren de voorbodes van het einde van slavernij in het Engelse<br />

koloniale rijk. In 1834, bijna een <strong>gen</strong>eratie voordat Nederland<br />

hiertoe overging in 1863, schafte Engeland de slavernij af. Veel<br />

van de toen nog in Brits Guiana wonende Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aars<br />

deelden royaal in de compensatiegelden die Engeland<br />

betaalde. •<br />

De bron online<br />

Een doorzoekbare en onverkorte transcriptie van de inventaris van<br />

grondei<strong>gen</strong>aren en hypotheken zoals aanwezig in de Engelse<br />

archieven en zoals kort beschreven in dit artikel, is te vinden op<br />

http://<strong>gen</strong>-magazine.blogspot.nl. De inventaris en verklarende<br />

teksten illustreren de langlopende belan<strong>gen</strong> die vele Nederlanders<br />

en andere Europeanen in 1818 hadden in Berbice, Demerara en<br />

Essequebo.<br />

Paul Koulen studeerde politieke wetenschappen, economie en<br />

geschiedenis. Hij woonde en werkte jarenlang in Guyana, Trinidad<br />

en West-Afrika.<br />

52 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST


vrouwen en kinderen eerst<br />

L’histoire<br />

se répète?<br />

L’histoire se répète’. Het is zo’n uitdrukking die<br />

tegelijk waar en niet waar is. Er zijn namelijk altijd<br />

parallellen te trekken met het verleden – daarom<br />

is historische kennis ook écht nuttig – maar tegelijk gaan<br />

vergelijkin<strong>gen</strong> altijd mank. Want iedere situatie is altijd<br />

weer uniek. Nu ik deze column schrijf is iedereen nog vol<br />

van de twee terroristen die in Parijs uit naam van Allah de<br />

redactie van een satirisch tijdschrift hebben uitgemoord.<br />

Erna demonstreerden miljoenen mensen overal ter wereld<br />

vóór de vrijheid van meningsuiting. Opmerkelijk was dat<br />

regeringsleiders voorop liepen. Dat gaf een gevoel van<br />

saamhorigheid, al klonken er ook kritische geluiden over<br />

de hypocrisie van die staatshoofden. Toen ik daarover las,<br />

moest ik meteen denken aan Lysbeth Philips.<br />

Ooit kwam ik de naam van Lysbeth Philips te<strong>gen</strong> in een<br />

artikel van de literatuurcriticus Reinier Bakhuizen van den<br />

Brink. Ik kende haar niet, ging op onderzoek uit en vond<br />

archivalia. Het bleek een interessante vrouw met een<br />

spannend leven. Lysbeth Philips de Bisschop (1566-1652)<br />

was getrouwd met de kleermakerszoon Rem Bisschop<br />

(1571-1625), broer van een remonstrantse theoloog. Hij<br />

dreef handel in as die hij betrok uit Koningsber<strong>gen</strong>. Op<br />

zondag 19 februari 1617 werd hun huis aan de Koningsgracht<br />

(te<strong>gen</strong>woordig Singel 138) aangevallen omdat er<br />

een remonstrantse huisdienst werd gehouden. Jon<strong>gen</strong>s<br />

gooiden met stenen en het huis werd geplunderd. Lysbeth<br />

verliet als laatste het huis, vluchtte via de achterdeur en<br />

viel flauw in de tuin van burgemeester Jacob Witsen.<br />

Toen ze bijkwam en hij vroeg wat er aan de hand was,<br />

barstte ze los: ‘Ja, mijnheer, dit zijn nou de vruchten<br />

van de preken van uw predikanten, die het volk op deze<br />

manier te<strong>gen</strong> ons ophitsen.’ Niet lang erna werd Rem<br />

Bisschop voor de schepenen ontboden, maar Lysbeth<br />

ging in zijn plaats, om te zeg<strong>gen</strong> dat ze nog liever zelf de<br />

gevan<strong>gen</strong>is in ging dan haar<br />

‘Ik kamp,<br />

ik strijd,<br />

dan lig ik onder,<br />

dan boven’<br />

onschuldige man te sturen.<br />

Toen Rem Bisschop in 1625<br />

stierf, was Lysbeth Philips<br />

ontroostbaar. Pas na enkele<br />

maanden was ze in staat haar zwager te schrijven. In<br />

die brief bekent ze dat ze niet weet waar ze het zoeken<br />

moet van verdriet: ‘Ik kamp, ik strijd, dan lig ik onder,<br />

dan boven. Als ik dan meen dat ik wat gewonnen heb,<br />

dan overvalt de droefheid me weer zo dat mij de tranen<br />

uitvloeien en mijn bed nat maken.’ Maar ze troost zich,<br />

zo vervolgt ze, door te bedenken dat haar man nu bij<br />

God is en niet meer bang hoeft te zijn dat zijn huis wordt<br />

geplunderd of dat hij op het stadhuis wordt ontboden.<br />

In 1635 liet Lysbeth twee pakhuizen bouwen naast de<br />

Westerkerk. Het ene noemde ze ‘Het slot van Koningsber<strong>gen</strong>’,<br />

het andere ‘De drie astonnen’. Vijftien jaar later<br />

zat ze op de trekschuit naar Haarlem. Het gesprek ging<br />

over een boek dat dominee Trigland net had gepubliceerd.<br />

Iemand maakte zich boos over de manier waarop<br />

Trigland de godsdiensttwisten rond 1620 beschreef en<br />

memoreerde de plundering van het huis van Rem Bisschop.<br />

Lysbeth mengde zich in het gesprek en vond een<br />

welwillend oor voor haar belevenissen van dertig jaar<br />

eerder. In haar ei<strong>gen</strong> kring werd dit een mooie anekdote.<br />

Als ze het verhaal van de trekschuit vertelde, placht ze<br />

te eindi<strong>gen</strong> met een pleidooi voor verdraagzaamheid:<br />

‘Ik verklaar u, indien die predikanten zo vervolgd zouden<br />

worden als wij, dat mijn huis voor hen open zou staan,<br />

en dat ik hen met <strong>gen</strong>e<strong>gen</strong>heid zou ontvan<strong>gen</strong>. En dat<br />

moeten jullie ook doen.’ Een soort ‘Je suis Charlie’ dus.<br />

In haar geplunderde huis is in 1940 de verzetskrant Vrij<br />

Nederland opgericht, het pakhuis bij de Westerkerk waar<br />

Lysbeth Philips haar bedrijf runde, is nu het Anne Frank<br />

Huis. L’histoire se répète? Of moet ik zeg<strong>gen</strong>: toeval<br />

bestaat niet?<br />

Els Kloek is historica. Zij schreef onder meer<br />

1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis.<br />

<strong>gen</strong>. 53


armoriaal<br />

Met ingang van dit nummer van Gen. is deze rubriek gewijd aan interessante heraldische objecten<br />

uit de verzamelin<strong>gen</strong> van het Centraal Bureau voor Genealogie. De inventarisatie daarvan staat in<br />

nauwe betrekking tot de uitbreiding van de online Heraldische Databank (heraldischedatabank.nl).<br />

Wij beloven een rijk en gevarieerd menu.<br />

Vereerd door keizer Rudolf<br />

In de zestiende eeuw was Antwerpen<br />

het belangrijkste centrum van boekdrukkunst<br />

van de Nederlanden. De stad<br />

had haar positie vooral te danken aan de<br />

reputatie van de drukkerij van Christoffel<br />

Plantijn (1520-1589).<br />

Al deze boeken moesten worden geïllustreerd.<br />

Hele families waren aan het werk<br />

om de boeken van gegraveerde platen<br />

te voorzien. Maar gravures dienden niet<br />

alleen als illustratie, ze werden bijvoorbeeld<br />

ook vervaardigd om schilderijen mee<br />

te reproduceren. Door de verspreiding van<br />

dergelijk beeldmateriaal werd de belevingswereld<br />

van de mensen in de Nieuwe<br />

Tijd veel groter.<br />

De binnen de familie<br />

doorgegeven kennis<br />

en vaardigheid<br />

kwamen voort uit<br />

het graveren van<br />

harnassen<br />

Een van de graveursfamilies was (De)<br />

Sadeler: een dynastie van Antwerpse<br />

graveurs met namen als Jan, Raphael,<br />

Aegidius (Gilles) en Marcus Christoph. De<br />

familie was oorspronkelijk afkomstig uit<br />

Aalst. De binnen de familie doorgegeven<br />

kennis en vaardigheid kwamen voort uit<br />

het graveren van harnassen, al zal – gezien<br />

hun naam – het zadelmaken tot hun oudste<br />

stiel hebben behoord.<br />

Bekendste telg is de graveur-schilder<br />

Aegidius II Sadeler (omstr. 1570 - Antwerpen<br />

1629) die na talloze succesvolle<br />

omzwervin<strong>gen</strong> in 1597 in Praag belandde.<br />

Hij mocht gravures maken van de grote<br />

schilderijencollectie van Rudolf II, keizer<br />

van het Heilige Roomse Rijk (1552-1612).<br />

Bovendien graveerde hij ook de beeltenis<br />

van de vorst met harnas en lauwerkrans<br />

– en onvermijdelijke Habsburgse lip. De<br />

hypersensitieve Rudolf was niet zo van het<br />

regeren. Hij dwaalde graag rond in zijn zelf<br />

geschapen biotoop van alchemie, rariteiten<br />

en kunst. Waarschijnlijk vonden vorst en<br />

kunstenaar elkaar in de bewondering van<br />

de objecten in Rudolfs verzameling. Het<br />

moet voor de kunstenaar ongelooflijk<br />

inspirerend zijn geweest om zo in contact<br />

te staan met een steeds verder uitdijende<br />

wereld, die hij op zijn beurt zelf weer<br />

voedde met zijn prenten.<br />

De goede verstandhouding tussen keizer<br />

en graveur mondde kennelijk uit in een<br />

vorstelijk gebaar, want het hiernaast<br />

afgebeelde wapen is vrijwel zeker aan<br />

Aegidius verleend door keizer Rudolf II en<br />

deze tekening is daar waarschijnlijk weer<br />

een afschrift van. Dat beweert tenminste<br />

een nakomeling, Abraham, die de tekening<br />

liefdevol en met een verguld randje in<br />

de familiebijbel opnam. Het bijschrift van<br />

de wapentekening luidt: ‘Het Wapen Van<br />

het Geslacht der Sadelers / Haer vereert<br />

door Kijzer Rudolphi / Deese Bijbel is door<br />

mijn Abraham de Sadeler gecocht/ Anno<br />

1643 om naer mijn Overlijden op de Linie<br />

en geslacht der Sadelers te succederen<br />

vol<strong>gen</strong>s mijn speciale dispositie.’<br />

De kwaliteit van deze tekening staat duidelijk<br />

niet in verhouding tot de talenten van<br />

de Sadelers: de gaande leeuw heeft iets<br />

weg van een witte poedel.<br />

Links bovenin hebben we voor deze<br />

gele<strong>gen</strong>heid een rond etiket onzichtbaar<br />

gemaakt. Aan de hand van het etiket<br />

vermoeden we een herkomst uit de voormalige<br />

collectie Baert de Waerde, die in de<br />

collecties van het CBG is opgegaan.<br />

Guus van Breugel<br />

is heraldicus bij het CBG<br />

54 <strong>gen</strong>.


<strong>gen</strong>. 55


kijk op bronnen<br />

Wezen en<br />

bestedelin<strong>gen</strong><br />

Het verhaal dat schuilgaat achter <strong>gen</strong>ealogische feiten doet je soms eeuwen later<br />

nog huiveren. In primaire bronnen als doop-, trouw- en begraafregisters zie je<br />

moeders die stierven in het kraambed en vaders die enkele jaren daarna overleden,<br />

waarna hun kleine kinderen als wees achterbleven. tekst Martine Zoeteman-van Pelt<br />

In zo’n geval komen secundaire bronnen<br />

als archieven van weeskamers in<br />

beeld. Daar kwamen die kinderen<br />

immers vervol<strong>gen</strong>s terecht. In een<br />

weeshuis kre<strong>gen</strong> ze een opleiding en<br />

onderdak tot ze op ei<strong>gen</strong> benen konden<br />

staan. Elke stad had wel één weeshuis,<br />

en soms zelfs meerdere. Maar hoe zat het<br />

op het platteland? Daar is veel minder<br />

over bekend.<br />

Platteland<br />

Er was slechts een beperkt aantal weeshuizen<br />

buiten de steden. Bovendien<br />

waren ze over het algemeen veel kleiner.<br />

Van de circa 145 weeshuizen in de Noordelijke<br />

Nederlanden tussen 1560 en 1795<br />

stonden er 42 op het platteland. Het<br />

merendeel daarvan bevond zich in dorpen<br />

in Holland.<br />

Op het platteland werden kinderen<br />

ondergebracht bij andere gezinnen, als<br />

zo<strong>gen</strong>aamde bestedelin<strong>gen</strong>. Nu is het<br />

begrip bestedeling vrij breed: het betreft<br />

iemand die wordt ‘uitbesteed’ in een<br />

gezin en daar kost en inwoning heeft. Het<br />

gaat dus niet uitsluitend om kinderen. Ik<br />

beperk me hier echter tot de jonge wezen.<br />

In eerste instantie zal gepoogd zijn de<br />

weeskinderen onder te bren<strong>gen</strong> bij familie;<br />

indien dit niet mogelijk was, werden<br />

zij uitbesteed. De gezinnen waarin zij<br />

werden op<strong>gen</strong>omen kre<strong>gen</strong> daarvoor een<br />

jaarlijkse vergoeding. Hierdoor is zo’n<br />

kind ook jaar na jaar te vol<strong>gen</strong> in het<br />

archief van de betreffende gemeente.<br />

Als er geen onderhandse regeling kon<br />

De bestedeling<br />

ging naar de<strong>gen</strong>e<br />

die het laagste<br />

bedrag voor<br />

de zorg vroeg<br />

worden getroffen, kwam er een openbare<br />

aanbesteding. Die vond meestal plaats in<br />

een publieke ruimte, zoals een herberg of<br />

gemeentehuis. De bestedelin<strong>gen</strong> waren<br />

daar ‘op zicht’ ook bij. Geïnteresseerden<br />

kre<strong>gen</strong> er informatie over afkomst en<br />

karaktertrekken van de bestedeling. Later<br />

maakte dit plaats voor een openbare<br />

inschrijving. Een systeem dat in sommige<br />

gemeenten een paar jaar geleden werd<br />

heruitgevonden, toen zij de zorg gin<strong>gen</strong><br />

aanbesteden, weliswaar nu geanonimiseerd<br />

via internet…<br />

De bestedeling ging naar de<strong>gen</strong>e die het<br />

laagste bedrag voor de zorg vroeg. Dit<br />

behoeft echter nuancering: zo gaf men in<br />

het Drentse Gieten weeskinderen niet<br />

zomaar mee. Na de aanbesteding overlegde<br />

de kerkenraad of ze de kinderen<br />

meegaf of niet. Van de besteding werd een<br />

contract opgesteld. Op papier bood dit de<br />

bestedeling bescherming, maar in de praktijk<br />

ging het er niet altijd goed aan toe.<br />

56 <strong>gen</strong>.


Literatuur<br />

en bronnen<br />

S. Groenveld, J.J.H. Dekker en<br />

Th.R.M. Willemse, Wezen &<br />

boefjes. Zes eeuwen zorg in<br />

wees- en kinderhuizen (Hilversum<br />

1997); A.L. Kort, Geen<br />

cent te veel: armoede en<br />

armenzorg op Zuid-Beveland,<br />

1850-1940 (Hilversum 2001);<br />

Regionaal archief Dordrecht,<br />

archief Maatschappelijk<br />

hulpbetoon, inv.nr. 58 ‘Lijsten<br />

houdende een opgave van de<br />

bestedelin<strong>gen</strong> 1959-1964’;<br />

Archief Weeskamer ’s-Gravendeel.<br />

Met dank aan Will<br />

van Velsen van de Historische<br />

Vereniging ’s-Gravendeel,<br />

voor het beschikbaar stellen<br />

van haar transcriptie.<br />

Zie: nota bene@<strong>gen</strong> voor<br />

een geannoteerde versie<br />

van dit artikel.<br />

Boeren en kinderen bij een boerderij, ongedateerde prent van J.C. Janson. In het midden<br />

een vrouw met vier kinderen, van wie zij er één in haar armen houdt. Rechts op de<br />

voorgrond een man met een kind aan de leiband. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />

Dorpswezen in de archieven<br />

Ook al was er geen weeshuis in een dorp,<br />

dan kon er toch een weeskamer zijn: een<br />

college dat zich bezighield met het beharti<strong>gen</strong><br />

van de belan<strong>gen</strong> van wezen. Om<br />

dieper op het fenomeen bestedelin<strong>gen</strong> in<br />

te gaan, is het weeskamerarchief van een<br />

dorp van de Zuid-Hollandse eilanden<br />

bestudeerd. Dat dit archief voor ’s-Gravendeel<br />

bewaard is gebleven, is zeer prettig,<br />

omdat het merendeel van de doop- en<br />

trouwboeken voor die plaats ontbreekt.<br />

De termijn van besteding varieerde. In<br />

1652 werden de twee minderjarige weeskinderen<br />

van Jan Bastiaens en Lintien<br />

Aerts een jaar lang ondergebracht. Willem<br />

Jans werd besteed bij een zekere Arij<br />

Andriesse Aerdoom en zijn zusje Maycke<br />

bij Jacob Jans Bour. Een besteding kon<br />

na een jaar verlengd worden, maar Maycke<br />

en Willem veranderden het jaar<br />

daarop beiden van gezin, overi<strong>gen</strong>s zonder<br />

dat de reden daarvan bekend is. Zij<br />

werden nu voor zes jaar uitbesteed: Willem<br />

naar Sent Cornelisse Bour en Maycke<br />

naar Barent Bartholomeusse. Lijsbeth<br />

Jacobs Ceuijsmeuijs werd voor drie<br />

jaar besteed bij de hiervoor <strong>gen</strong>oemde<br />

Arij Andriesse Aerdoom, die blijkbaar<br />

vaker bestedelin<strong>gen</strong> in huis opnam.<br />

Het was dus mogelijk dat kinderen uit<br />

één gezin uit elkaar werden gehaald en<br />

zelfs buiten het ei<strong>gen</strong> dorp terecht kwamen.<br />

Verhuizing naar een ander dorp<br />

kwam vaak voor, maar de kinderen die<br />

buiten ’s-Gravendeel werden geplaatst,<br />

vertrokken waar mogelijk wel naar familie,<br />

zoals blijkt uit een besluit van 9 april<br />

1696: ‘Cors Jansse Huijsman, wonende te<br />

Zwijndrecht, krijgt te alimenteren Aerijaentje<br />

Jans Huijsman, oud omtrent 10<br />

jaar, nagelaten kind van zijn overleden<br />

broeder Jan Jans Huijsman. Aert Jansse<br />

Huijsman, wonende te Puttershoek,<br />

krijgt te alimenteren Arijen Jansse Huijsman,<br />

oud omtrent 8 jaar, nagelaten<br />

zoontje van voornoemde Jan Jans Huijsman.’<br />

De twee jongste kinderen uit het gezin,<br />

van 7½ en 2 jaar, werden wel in ’s-Gravendeel<br />

besteed, zij het bij verschillende<br />

families. •<br />

Martine Zoeteman-van Pelt is onderzoeksmedewerker<br />

van het CBG<br />

<strong>gen</strong>. 57


iconografie<br />

Tentoonstelling over adellijke familieportretten op Duivenvoorde<br />

Mensen<br />

van aanzien<br />

Portrettencollecties veranderen van <strong>gen</strong>eratie op <strong>gen</strong>eratie. Via de mannelijke of vrouwelijke<br />

lijn worden portretten door vererving toegevoegd, andere verdwijnen juist weer. Dit<br />

was ook het geval met de portretten rond het zeventiende-eeuwse echtpaar Jacob<br />

van Wassenaer en Jacoba van Lyere. Ze zijn binnenkort samen te zien tijdens de<br />

tentoonstelling ‘Adellijke familieportretten op Duivenvoorde’. tekst Sabine Craft-Giepmans<br />

Op kasteel Duivenvoorde in Voorschoten hangt een<br />

rijke collectie familieportretten van de adellijke families<br />

die Duivenvoorde bijna acht eeuwen lang via vererving<br />

in ei<strong>gen</strong>dom hadden: Van Wassenaer (dertiende-achttiende<br />

eeuw), Steengracht (ne<strong>gen</strong>tiende eeuw) en<br />

Schimmelpenninck van der Oye (twintigste eeuw). In 1960<br />

besloot de laatste ei<strong>gen</strong>aresse het kasteel onder te bren<strong>gen</strong> in<br />

de Stichting Duivenvoorde. De geschiedenis van een aantal<br />

portretten van het echtpaar Jacob van Wassenaer (1649-1707)<br />

en Jacoba van Lyere (1651-1693), aangevuld met enkele van hun<br />

directe familieleden, is exemplarisch voor de mobiliteit van<br />

menig portret.<br />

Johan van Wassenaer<br />

De portretten van de familie Van Wassenaer waren verdeeld<br />

over hun Haagse huis, gele<strong>gen</strong> op de hoek van de Kneuterdijk<br />

en het Lange Voorhout, en het kasteel in Voorschoten. Helaas<br />

zijn er geen inventarissen met informatie over wat er in Voorschoten<br />

hing en wat in Den Haag en is het dus een beetje gissen<br />

wat waar thuis hoorde. Johan van Wassenaer (1576-1645),<br />

bouwheer van het Haagse huis, liet zich in 1643 tweemaal met<br />

zijn familie door Johannes Mijtens (1614-1670) portretteren.<br />

Omdat op een van de twee portretten het kasteel op de achtergrond<br />

is te zien, lijkt het vanzelfsprekend dat juist die variant<br />

in Den Haag werd opgehan<strong>gen</strong>. Mogelijk als een persoonlijke<br />

herinnering aan zijn buitenhuis, maar eerder als een statement<br />

voor bezoekers, die zo kre<strong>gen</strong> ingeprent dat hij<br />

Te<strong>gen</strong>woordig hangt er op het kasteel een aantal portretten van<br />

Johans kleinzoon Jacob, die trouwde met Jacoba van Lyere. De<br />

meeste hebben pas in de twintigste eeuw door aankoop of<br />

bruikleen hun plek aan de muren van Duivenvoorde gevonden.<br />

Door Jacobs huwelijk met Jacoba van Lyere kwam de heerlijkheid<br />

Catwijk in de familie. De tak Duivenvoorde zou zich in de<br />

ne<strong>gen</strong>tiende eeuw Van Wassenaer van Catwijk gaan noemen.<br />

De belangstelling voor de Van Lyeres is dan ook niet verwonderlijk.<br />

De portretten die in de loop van de vorige eeuw de collectie<br />

van Duivenvoorde aanvulden, keerden soms terug naar<br />

de plaats waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. De meeste<br />

portretten zullen echter nooit fysiek op het kasteel aanwezig<br />

zijn geweest en staan louter in relatie tot Jacob van Wassenaer<br />

58 <strong>gen</strong>.


en diens echt<strong>gen</strong>ote. Vooral W.A.A.J. baron Schimmelpenninck<br />

van der Oye (1889-1957), de een na laatste ei<strong>gen</strong>aar van het kasteel,<br />

had een grote belangstelling voor de bewonersgeschiedenis<br />

van Duivenvoorde en hij kocht in 1941 het eerste voorvaderportret<br />

uit de familie Van Lyere aan. Deze lijn werd voortgezet<br />

door de Stichting Duivenvoorde toen zij in 1963 overging tot de<br />

acquisitie van een familiegroep en werd in 2004 gecomplementeerd<br />

door de aanwinst van een prachtig portret van Jacob zelf.<br />

Jacob van Wassenaer<br />

Jacob van Wassenaer was de oudste zoon van Arent (1610-1681)<br />

en diens achternicht Anna Margaretha van Scherpenzeel (1622-<br />

1662). Er zijn van hem vele portretten bewaard gebleven, waardoor<br />

hij van kindertijd tot op latere leeftijd gevolgd kan worden.<br />

Als klein ventje staat hij afgebeeld op een groot schilderij dat<br />

Gerard van Honthorst (1590-1656) rond 1650 schilderde. Waarschijnlijk<br />

was het oorspronkelijk bestemd voor het Haagse<br />

Wassenaerhuis, maar het is in ieder geval in de vroege achttiende<br />

eeuw overgebracht naar kasteel Duivenvoorde, waar het<br />

nu deel uitmaakt van het grote decoratieprogramma van de<br />

Johan van Wassenaer van Duivenvoorde en zijn twee<br />

overleden echt<strong>gen</strong>otes Maria van Voerst en Clara de<br />

Hinojosa, geportretteerd door Johannes Mijtens in 1643.<br />

Foto RKD – Nederlands instituut voor<br />

kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

zo<strong>gen</strong>aamde Marotzaal. Jacobs vader, in harnas met oranje<br />

sjerp, was kolonel in het Staatse leger van stadhouder Frederik<br />

Hendrik. Met zijn compagnie te paard streed hij mee bij de<br />

belegering van Maastricht voordat hij in 1664 gouverneur van<br />

Willemstad werd. Hoewel zoon Jacob zich al op jonge leeftijd<br />

in de garnizoensstad bij zijn vader voegde, leidde dit niet tot<br />

een militaire carrière.<br />

In september 1668 trouwde Jacob op ne<strong>gen</strong>tienjarige leeftijd<br />

met de zestienjarige Jacoba van Lyere. Ze zullen elkaar ongetwijfeld<br />

in Den Haag hebben ontmoet. Jacoba woonde met<br />

haar moeder Maria van Reygersberch (1638-1673) ‘om de hoek’<br />

aan het Lange Voorhout 56, het huidige hotel Des Indes. In<br />

zijn huwelijksjaar kreeg Jacob van zijn vader de heerlijkheid<br />

Voorschoten, waardoor hij al op jonge leeftijd de kans kreeg<br />

om belangrijke functies te vervullen. Als heer van Voorschoten<br />

kon hij toetreden tot de Hollandse ridderschap en benoemd<br />

<strong>gen</strong>. 59


Jacob van Wassenaer in ‘japonsche rok’, door Willem van<br />

Mieris, omstreeks 1690. Foto RKD – Nederlands instituut<br />

voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

Arent van Wassenaer met zijn vrouw Anna Margaretha<br />

van Scherpenzeel en hun zoon Jacob, door Gerard van<br />

Honthorst, omstreeks 1650. Foto RKD – Nederlands<br />

instituut voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

worden tot gecommitteerde raad en lid van de Staten-Generaal.<br />

In 1674 volgde hij bovendien zijn vader op als hoogheemraad<br />

van Rijnland. Het jonge gezin zou in het Haagse Wassenaerhuis<br />

gaan wonen, terwijl vader Arent zich terugtrok op Duivenvoorde.<br />

Jacoba stierf op 42-jarige leeftijd in het kraambed na de<br />

geboorte van haar veertiende kind.<br />

Symbolische elementen<br />

De Haagse schilder Pieter Nason (1611-1689) schilderde de portretten<br />

van het jonge echtpaar. Het portret van Jacob maakt deel<br />

uit van een serie van drie met zijn broer en zus waarin zij allen<br />

gekleed zijn à la romaine. Door de toevoegin<strong>gen</strong> van gefantaseerde<br />

antieke kostuumelementen wordt Jacob als een Romeinse<br />

bevelhebber neergezet. Het gebruik van deze gefantaseerde<br />

kostuums is een portretmode die rond het midden van de<br />

zeventiende eeuw opkomt. In de vroegste voorbeelden uit de<br />

eerste helft van de zeventiende eeuw is er sprake van een zuiver<br />

rollenspel: de geportretteerde wordt verbeeld als een bepaalde<br />

bijbelse, literaire of mythologische figuur. Symbolische elementen<br />

verraden daarbij zijn of haar rol. Een pijl en boog voor<br />

Diana, de godin van de jacht, of een helm en bijl voor de god<br />

van de oorlog Mars. In de loop van de jaren 1660 verva<strong>gen</strong> de<br />

verhalen maar blijven de gefantaseerde kostuums gehandhaafd.<br />

Het Romeinse militaire kostuum past stoere jon<strong>gen</strong>s en mannen<br />

en zal bedoeld zijn om te appelleren aan succesvol leiderschap.<br />

In 1671 schilderde Nason ook het portret van Jacoba en<br />

gezamenlijk hangt het paar nu in de eetzaal van Duivenvoorde.<br />

De Van Wassenaer portretten uit deze lijn zijn verspreid geraakt<br />

maar door vererving wel in bezit van de familie gebleven.<br />

Omstreeks 1690 werd Jacob geschilderd door de Leidse fijnschilder<br />

Willem van Mieris (1662-1747). Hij zit ontspannen<br />

naast een schrijftafel met diverse attributen die verwijzen naar<br />

zijn functie als hoogheemraad van Rijnland. Hij draagt een<br />

gevoerde kamerjas, een zo<strong>gen</strong>aamde ‘japonsche rok’, een typische<br />

laat-zeventiende-eeuwse huisdracht van de betere klasse.<br />

Het is niet te achterhalen of dit stuk oorspronkelijk in het Haag-<br />

Jacob van Wassenaer draagt<br />

een ‘japonsche rok’, een typische<br />

laat-zeventiende-eeuwse<br />

huisdracht van de betere klasse<br />

60 <strong>gen</strong>.


Jacob van Wassenaer à la romaine en Jacoba van Lyere, door Pieter Nason. Het laatste portret dateert uit 1671.<br />

Foto RKD – Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

se Wassenaerhuis hing, of op Duivenvoorde. Het portret werd,<br />

vermoedelijk vanwege de specifieke artistieke en overeenkomstige<br />

financiële waarde, al in de achttiende eeuw door de familie<br />

verkocht. Dat is uitzonderlijk, daar de portrettencollectie doorgaans<br />

in de familie blijft voor het nageslacht en bij de verdeling<br />

van erfenissen vooral de andere schilderijen op de markt kwamen.<br />

Hoe dan ook, het schilderij verdween uit het zicht en<br />

maakte lang onderdeel uit van een Duitse museumcollectie. In<br />

2004 kon het voor de Stichting Duivenvoorde worden aangekocht.<br />

Een loopje met de realiteit<br />

Twee portretten die nooit op Duivenvoorde hebben gehan<strong>gen</strong>,<br />

maar wel in de familie zijn vererfd, zijn die van Jacoba’s ouders:<br />

Willem van Lyere (1620-1654) en Maria van Reygersberch<br />

(1628-1673). Willem was de puissant rijke heer van Oosterwijk.<br />

Toen begin 1654 de hoge heerlijkheden van Katwijk en ’t Sant te<br />

koop waren, kon hij ze verwerven voor 110 duizend Vlaamse<br />

ponden, equivalent van zo’n vijftien miljoen euro. Het jonge<br />

gezin, met twee kleine kinderen, vestigde zich op de hofstede<br />

Op ’t Sant. Veel geluk heeft het bezit hem niet gebracht, want<br />

binnen een jaar werd hij ziek en hij overleed op 35-jarige leeftijd.<br />

Zijn treurige echt<strong>gen</strong>ote liet ter herinnering aan hem door<br />

Rombout Verhulst (1624-1698) een monumentaal grafmonument<br />

maken in de kerk van Katwijk aan de Rijn. Willem ligt in vol<br />

ornaat in harnas en naast hem werd alvast haar ei<strong>gen</strong> beeltenis<br />

in steen geplaatst. Het zou nog bijna twintig jaar duren voordat<br />

ook zij in de grafkelder onder het monument werd gelegd.<br />

Het jonge echtpaar werd in hun huwelijksjaar 1651 door Cornelis<br />

Jonson van Ceulen (1593-1661) geschilderd. Jonson, geboren<br />

uit Vlaamse ouders in Londen, had zich ontwikkeld tot een zeer<br />

succesvol portretschilder van de Engelse aristocratie. Bij de val<br />

van koning Karel I liepen zijn opdrachten zo terug dat hij uitweek<br />

naar de Republiek om daar een nieuwe carrière te starten.<br />

Beide echtelieden schilderde hij modieus gekapt en gekleed in<br />

rijke, glanzende stoffen. Vooral in het portret van Maria van<br />

Reygersberch neemt de schilder echter een loopje met de realiteit.<br />

Haar japon heeft zulke volumineuze mouwen dat Maria<br />

nog amper haar armen zou hebben kunnen bewe<strong>gen</strong>. Deze<br />

japon is waarschijnlijk een geïdealiseerde portretmode die niet<br />

direct te plaatsen en daardoor niet dateerbaar wordt. Vooral dat<br />

laatste was interessant voor de veeleisende opdrachtgever;<br />

hierdoor raakte een portret minder snel gedateerd. Want net<br />

zoals te<strong>gen</strong>woordig was mode in de zeventiende eeuw aan<br />

snelle veranderin<strong>gen</strong> onderhevig – en tot treurnis van strenge<br />

dominees werd daar door sommi<strong>gen</strong> veel te veel aandacht aan<br />

besteed.<br />

<strong>gen</strong>. 61


Willem van Lyere, vereeuwigd door Paulus<br />

Moreelse in 1627. Dit portret werd in 1941<br />

aangekocht door W.A.A.J. baron<br />

Schimmelpenninck van der Oye.<br />

Foto RKD – Nederlands instituut voor<br />

kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

Willem van Lyere en Maria van Reygersberch, geschilderd in hun<br />

huwelijksjaar 1651 door Cornelis Jonson van Cuelen.<br />

Foto RKD – Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />

Haar japon heeft zulke<br />

volumineuze mouwen dat Maria<br />

nog amper haar armen zou<br />

hebben kunnen bewe<strong>gen</strong><br />

Vrouwe van Katwijk<br />

De schilderijen van Jonson van Ceulen vererfden met de heerlijkheid<br />

van Katwijk in de familietak Van Wassenaer van Catwijk.<br />

Uiteindelijk belandden zij zelfs in een tentoonstelling in<br />

Rome waar ze in 1928 werden gesignaleerd als bruikleen uit een<br />

museum uit het Noord-Italiaanse Trento. Pas na grondige<br />

bestudering van de familie<strong>gen</strong>ealogie bleek dat een ongetrouwde<br />

broer en zuster Van Wassenaer in respectievelijk 1927 en<br />

1934 zijn overleden in het nabij gele<strong>gen</strong> kuuroord Merano. Zij<br />

zullen de bruikleengevers zijn geweest. En ook nu is het de<br />

familie Van Wassenaer die de portretten leent aan Duivenvoorde,<br />

waar Maria en Willem thans een plek op de overloop hebben.<br />

Na de dood van haar echt<strong>gen</strong>oot werd Maria vrouwe van Katwijk,<br />

waar ze ook ’s zomers bleef wonen. Huis Op ’t Sant werd<br />

verbouwd tot Hof te Catwijk. In een portret door Adriaan Hanneman<br />

(1604-1671), dat hij 1663 schilderde, wordt Maria geflankeerd<br />

door haar twee kinderen Jacoba en Willem (1653-1706).<br />

Beide kinderen trouwden met een Van Wassenaer. Jacoba zoals<br />

gezegd met Jacob en Willem met Jacobs zuster Geertruyd Anna<br />

(1659-1694). Het portret door Hanneman vererfde binnen de<br />

familie totdat het in de vroege twintigste eeuw te koop werd<br />

aangeboden. De toenmalige bewoner van het kasteel, baron<br />

Schimmelpenninck van der Oye, was direct geïnteresseerd om<br />

het voor Duivenvoorde te verwerven, maar kon financieel niet<br />

tot overstemming komen met de verkopende partij. Pas na zijn<br />

dood kocht het eerste bestuur van Stichting Duivenvoorde het<br />

grote doek aan. De baron slaagde er zo’n dertig jaar eerder wel<br />

in om een ander Van Lyere-portret te bemachti<strong>gen</strong>, namelijk<br />

dat van Willem van Lyere (1588-1649), de vader van de kortstondige<br />

heer van Katwijk. Dit portret schilderde Paulus<br />

Moreelse (1571-1638) in 1627, kort voor het vertrek van Willem<br />

naar Venetië. Van Lyere was daar benoemd als ambassadeur<br />

van de Republiek en in de jaren 1630 zou hij die functie in<br />

Parijs vervullen. Helaas overleed hij voordat zijn zoon in het<br />

huwelijk trad met Maria van Reygersberch. Vanuit zijn functie<br />

en achtergrond zal hij de familie Van Wassenaer ongetwijfeld<br />

hebben gekend. Op Duivenvoorde hangt hij in de buurt van zijn<br />

zoon en kleinkinderen in de eetzaal.<br />

•<br />

Tentoonstelling Alle hierboven beschreven portretten zijn van 18<br />

april tot en met 24 oktober 2015 te zien op de tentoonstelling<br />

Adellijke familieportretten op Duivenvoorde in Kasteel Duivenvoorde,<br />

Laan van Duivenvoorde 4 te Voorschoten.<br />

Sabine Craft-Giepmans is Teamhoofd Beeldende kunst tot 1750<br />

van de afdeling Collectie & Onderzoek van het RKD en medesamensteller<br />

van de tentoonstellingscatalogus Adellijke familieportretten<br />

op Kasteel Duivenvoorde (Zwolle: WBooks 2015)<br />

62 <strong>gen</strong>.


digitaal<br />

Vergeten<br />

Het recht op<br />

privacy en<br />

het recht op<br />

informatie<br />

over het<br />

verleden<br />

botsen met<br />

elkaar<br />

nen inzien. Het recht op privacy en het recht op informatie over het verleden botsen dus<br />

met elkaar. Voor papieren dossiers is er een beproefde oplossing: beperk toegang gedurende<br />

een bepaalde tijd. Voor recente gegevens wint dan het recht op privacy en voor oude<br />

gegevens wint het recht op informatie.<br />

Een nieuwe Europese richtlijn zorgt ervoor dat burgers het<br />

recht hebben om vergeten te worden. Ze kunnen zoekmachines<br />

vra<strong>gen</strong> om resultaten die niet meer relevant zijn<br />

te laten verwijderen. Je dronken selfie zal dan niet meer<br />

bovenaan komen als een potentiële werkgever op je naam<br />

zoekt. De richtlijn is in eerste instantie op zoekmachines<br />

gericht, maar bredere regelgeving is in de maak.<br />

Als <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong> zijn we gewend dat persoonsgegevens na<br />

verloop van tijd openbaar worden, ook als dat pijnlijk is voor<br />

nabestaanden. Oma wou misschien niet toegeven dat ze<br />

een ‘voorkind’ had en vader verzweeg dat hij in een psychiatrische<br />

inrichting had gezeten, maar na honderd jaar<br />

is deze informatie voor iedereen toegankelijk. Als zij een<br />

beroep hadden kunnen doen op het recht om vergeten te<br />

worden, hadden ze die dossiers vast laten verwijderen en<br />

hadden hun nakomelin<strong>gen</strong> die informatie niet meer kun-<br />

Bij digitale informatie geldt dat openbare informatie meestal ook goed vindbaar is. Mensen<br />

worden daardoor vaker geconfronteerd met ongewenste of achterhaalde informatie<br />

over zichzelf. De oplossing die de EU gekozen heeft, is een andere dan bij de papieren situatie:<br />

niet het beperken van toegang, maar de mogelijkheid om gegevens en verwijzin<strong>gen</strong><br />

naar die gegevens te laten wissen. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de informatie op<br />

termijn wel beschikbaar te maken. De privacy wint dus en toekomstige geschiedschrijvers<br />

zullen zich moeten behelpen met gecensureerde informatie.<br />

Deze ontwikkeling past binnen een bredere discussie over digitale duurzaamheid. Tot nu<br />

toe ging die vooral over toegankelijk houden van informatie ondanks verouderende<br />

informatiedragers (wie kan een 5” diskette nog gebruiken?)<br />

en bestandsformaten. Maar als we nu toestaan dat gegevens<br />

op verzoek verwijderd kunnen worden, wordt digitale<br />

informatie nog vluchtiger.<br />

Algemeen Rijksarchivaris Marens Engelhard vroeg tijdens<br />

het iBestuur congres 2015 aandacht voor deze gevol<strong>gen</strong> van<br />

het recht om vergeten te worden. Een van zijn stellin<strong>gen</strong> was:<br />

‘Vernietiging van persoonsgegevens leidt ertoe dat het verleden<br />

niet langer goed reconstrueerbaar zal zijn’. Ik hoop dat<br />

de wetgever naar hem zal luisteren. Maar die denkt vast meer<br />

aan het belang van levende (en stemmende!) mensen dan<br />

aan het belang van geschiedschrijving over de doden.<br />

Yvette Hoitink<br />

<strong>gen</strong>ealoog en IT-consultant<br />

63 <strong>gen</strong>.<br />

<strong>gen</strong>. 63


@EricHennekam<br />

Het kadaster<br />

en het frame van<br />

je stamboom<br />

De basis van <strong>gen</strong>ealogisch onderzoek is niets meer of minder dan<br />

zoeken naar namen van personen, naar data en naar plaatsen van<br />

geboorte, huwelijk en overlijden. Deze gegevens vormen het frame<br />

van elke stamboom of kwartierstaat. Alle bronnen die<br />

persoonsgegevens bevatten, lenen zich daarvoor. Een bron waar je<br />

misschien niet zo snel aan denkt, is het kadaster.<br />

Databestanden<br />

Vandaag de dag staan de gegevens van elke Nederlander in<br />

meer dan vijftienhonderd databases of bronbestanden. Ook<br />

in het verleden werden overal gegevens van personen<br />

geregistreerd. Voor het zoeken naar personen, in welke<br />

periode van de geschiedenis dan ook, probeer ik me met<br />

behulp van literatuuronderzoek te verplaatsen in de betreffende<br />

personen of de situatie waarin zij terechtkwamen. Zo<br />

kom je te weten waar informatie over wordt opgesla<strong>gen</strong>.<br />

Een hedendaags voorbeeld. Vol<strong>gen</strong>s het Systeem Woningvoorraad<br />

hebben heel wat land<strong>gen</strong>oten een ei<strong>gen</strong> huis<br />

(syswov.datawonen.nl). Een ei<strong>gen</strong> huis betekent ook een<br />

registratie bij het kadaster. En die is weer gekoppeld aan de<br />

Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Deze koppeling<br />

met het GBA maakt de online kadasterdatabase (kadaster.<br />

nl), waar iedereen te<strong>gen</strong> betaling toegang toe heeft, een<br />

belangrijke bron voor het achterhalen van gegevens van<br />

nog levende personen. Het publiceren van deze gegevens is<br />

overi<strong>gen</strong>s in strijd met de privacywetgeving en niet toege-<br />

Bronnen waarbij één persoon centraal staat, bijvoorbeeld<br />

een geboorteakte, zeg<strong>gen</strong> ook iets over<br />

andere personen: ouders, familieleden, vrienden<br />

en kennissen. In het voorbeeld van een geboorteakte<br />

kan dat de persoon zijn die aangifte doet en een<br />

getuige. Indirect kunnen het huisadres, of de beroepen<br />

van de ouders in de geboorteakte iets zeg<strong>gen</strong> over de leefwereld<br />

van de betreffende persoon.<br />

Opstapje in Zweden<br />

Een Zweedse televisieomroep vroeg mij enige tijd terug<br />

onderzoek te verrichten naar een bekende Zweed met<br />

Nederlandse voorouders. De toegezonden Zweedse akten<br />

gaven aan dat hij uit een familie van handelaren kwam. Je<br />

denkt dan gelijk aan de ‘moedernegotie’ ofwel de Sonthandel.<br />

Als eerste keek ik of zijn familienaam voorkwam in de<br />

digitale index op het Nederlands Sontregister van het Nati-<br />

Zoek op verschillende<br />

manieren binnen de<br />

kadasterdatabase voor<br />

optimaal resultaat<br />

onaal Archief (gahetna.nl). In deze bron is de naam van de<br />

schipper op<strong>gen</strong>omen en kun je ook individuele reizen vol<strong>gen</strong>.<br />

Als je deze gegevens combineert met bijvoorbeeld die<br />

van de Sound Toll database (soundtoll.nl), de Deense registers<br />

(sa.dk), de Amsterdamse galjootsgeldregisters en de<br />

vonnissen ter zake van Averij grosse (stadsarchief.amsterdam.nl)<br />

en de online archivalia uit de Baltische landen met<br />

betrekking tot de Nederlandse geschiedenis (resources.<br />

huy<strong>gen</strong>s.knaw.nl/baltischelanden), kom je veel meer te<br />

weten over deze handelaren, hun familie en relaties.<br />

64 <strong>gen</strong>.


Gezicht over daken in Amsterdam, George Hendrik Breitner<br />

en Harm Botman, omstr. 1890-1910. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />

staan, maar nogal wat <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong> gebruiken deze bron om<br />

het frame van hun stamboom compleet te krij<strong>gen</strong>.<br />

Kadaster<br />

Hoe kun je nu zien wie de vorige ei<strong>gen</strong>aar van een kadastraal<br />

geregistreerd huis of stuk grond was? In de laatste<br />

leveringsakte van de huidige ei<strong>gen</strong>aar staat nu altijd een<br />

verwijzing naar de voorgaande akte <strong>gen</strong>oemd. De datum en<br />

de naam van de verkopende partij zijn dan al aanwezig.<br />

Afhankelijk van de datum van de verwijzing kan dat <strong>gen</strong>oeg<br />

zijn, maar wellicht is een stap verder terug ook noodzakelijk.<br />

De ingeschreven akten gevonden bij een door het kadaster<br />

uitgevoerd onderzoek kosten momenteel € 45 per opgegeven<br />

adres. Het opvra<strong>gen</strong> van alleen de laatste akte van een<br />

adres kost € 16,50. Met de internetzoekfunctie van het<br />

kadaster is overi<strong>gen</strong>s iets vreemds aan de hand. Dat leg ik<br />

meestal uit tijdens workshops, omdat het nogal complex is.<br />

Belangrijk voor u om te weten: zoek op verschillende manieren<br />

binnen de kadasterdatabase voor optimaal resultaat.<br />

Historisch kadaster<br />

Het historisch kadaster uit 1832 is te vinden op WatWasWaar<br />

(watwaswaar.nl). Daarnaast is er de site van het Historisch<br />

Geografisch Informatiesysteem (hisgis.nl). Hier kan je navigeren<br />

in kadastrale kaarten van verschillende provincies en<br />

plaatsen in Nederland en België uit het begin van de<br />

ne<strong>gen</strong>tiende eeuw.<br />

Via de gegevens van het kadaster kwamen nog meer relaties<br />

tussen de door mij gezochte Zweedse familie en andere<br />

families boven water. Deze hadden te maken met de notariele<br />

akten die bij verkoop van een huis of stuk grond worden<br />

en werden opgemaakt. Hoe dat werkt valt te lezen in deel 3<br />

van de broncommentaren van ING/Huy<strong>gen</strong>s. Dit deel<br />

betreft bronnen over de registratie van onroerend goed in<br />

de ne<strong>gen</strong>tiende en twintigste eeuw (resources.huy<strong>gen</strong>s.<br />

knaw.nl/broncommentaren/retro).<br />

In alle bronnen over onroerend goed zijn dus vaak de<br />

framegegevens voor een <strong>gen</strong>ealogisch onderzoek terug<br />

te vinden. •<br />

Eric Hennekam is zoek- en archiefspecialist, medisch<br />

<strong>gen</strong>ealoog en journalist voor Historisch Nieuwsblad. Hij<br />

geeft zoekcursussen en lezin<strong>gen</strong> en werkt als gastdocent.<br />

www.archieven.org; Twitter: @EricHennekam;<br />

erichennekam@gmail.com.<br />

<strong>gen</strong>. 65


herdenken<br />

De dood van Georges Romedenne in 1944<br />

Gestorven<br />

voor België<br />

en Noorbeek<br />

In het vorige nummer van Gen. schreef Ruud Straatman in zijn<br />

rubriek Memo over het monumentje in het Limburgse Noorbeek<br />

ter nagedachtenis van Georges Romedenne, die daar vlak voor<br />

de Bevrijding door de Duitsers werd gefusilleerd. Er valt over deze<br />

gebeurtenis nog heel wat meer te vertellen. tekst George Gubbels<br />

Georges Romedenne is mijn<br />

naamgever. Ik ben geboren in<br />

1952 en had Jef moeten heten, of<br />

Jan of Sjeng of Jean, naar mijn<br />

opa of vader. Maar mijn ouders gaven me<br />

de naam George, als eerbetoon aan de<br />

man die zijn leven had gegeven om dat<br />

van anderen te sparen. Ik was een jaar of<br />

ne<strong>gen</strong> toen mijn vader me meenam naar<br />

het monumentje aan de Bessemerweg en<br />

me dat vertelde. Eenmaal volwassen bleef<br />

het me bij en ik probeerde meer te weten<br />

te komen over deze man.<br />

Vol<strong>gen</strong>s het verhaal dat in Noorbeek de<br />

ronde deed, was hij een kruidenier uit<br />

Fléron, maar in Belgische archieven vond<br />

ik niets over hem. Dertig jaar lang ben ik<br />

op zoek geweest naar meer informatie,<br />

tot ik in 2014 in Olne – zeven kilometer<br />

ten zuidoosten van Fléron – stuitte op<br />

een plaquette met namen van burgerslachtoffers.<br />

Zijn naam stond erbij. In het<br />

nabij lig<strong>gen</strong>de Saint-Hadelin ontdekte ik<br />

zijn (familie)graf.<br />

Op 3 september 2014, precies zeventig<br />

jaar na de gebeurtenis, is er in Noorbeek<br />

een herdenkingstocht gehouden. We gin<strong>gen</strong><br />

naar de plek van de executie – waar<br />

het monumentje staat waarover Ruud<br />

Straatman in de vorige Gen. schreef.<br />

Maar we zijn ook naar de houtloods<br />

gegaan waar Georges Romedennes<br />

lichaam diezelfde avond door de dorpelin<strong>gen</strong><br />

werd opgebaard, en uiteindelijk<br />

naar het graf in Saint-Hadelin. Meer dan<br />

vijftig mensen waren aanwezig bij deze<br />

herdenking, die vooral door de aanwezigheid<br />

van een aantal ooggetui<strong>gen</strong> zeer<br />

aangrijpend was. Na afloop heb ik<br />

gesproken met de<strong>gen</strong>en die als kind deze<br />

gedenkwaardige dag hebben meegemaakt<br />

en deze nooit meer konden vergeten.<br />

Op basis van hun verhalen kon ik de<br />

gebeurtenissen reconstrueren.<br />

Achter in de vrachtauto<br />

De 49-jarige Georges Romedenne uit de<br />

Belgische plaats Olne, landbouwer en<br />

facteur (postbode), had op zondag 3 september<br />

1944 in Fléron de vroegmis<br />

bezocht en zag na afloop Duitse militairen<br />

op de terugtocht voor de optrekkende<br />

Amerikaanse legereenheden. Hij riep ze,<br />

in zijn handen klappend, daarop een<br />

‘Vive la Belgique!’ toe. Bij de Duitse sol-<br />

66 <strong>gen</strong>.


Medaillon met<br />

beeltenis van<br />

Georges Romedenne.<br />

Foto auteur<br />

<strong>gen</strong>. 67


Hij had kunnen vluchten, maar de<br />

Duitsers hadden hem gezegd dat ze<br />

zijn vlucht zouden vergelden met het<br />

doden van willekeurige dorpelin<strong>gen</strong><br />

daten viel dat niet in goede aarde. Ze<br />

namen hem gevan<strong>gen</strong> en hij werd in de<br />

laadbak van een vrachtwa<strong>gen</strong> mee<strong>gen</strong>omen<br />

door de Voerstreek naar Noorbeek,<br />

waar zij een verzamelplek hadden waar<br />

ze konden eten, drinken en rusten.<br />

In Noorbeek stond de vrachtwa<strong>gen</strong> enige<br />

tijd bij de kerk. Parochianen die de hoogmis<br />

van tien uur hadden bezocht, za<strong>gen</strong><br />

Georges achter in de vrachtauto zitten.<br />

Hij had kunnen vluchten, maar de Duitsers<br />

hadden hem gezegd dat ze zijn<br />

vlucht zouden vergelden met het doden<br />

van willekeurige dorpelin<strong>gen</strong>. Later die<br />

dag werd de auto op de cour (binnenplaats)<br />

van een kleine boerderij in het<br />

midden van het dorp geparkeerd. Ook<br />

daar werd hem gezegd dat als hij zou<br />

vluchten, Noorbeekse inwoners zouden<br />

worden opgepakt en geëxecuteerd.<br />

Georges heeft op de cour nog even rondgelopen<br />

en is verder, al die tijd zijn rozenkrans<br />

biddend, in de vrachtauto blijven<br />

zitten. Hij kreeg soep van de boerin, en<br />

werd aangesproken door Noorbekenaren<br />

die hem maanden te vluchten. Vanaf de<br />

cour kon hij door een voedergat in de<br />

muur, via de tuinen en weilanden erachter,<br />

ongezien ontkomen. Maar hij vertelde<br />

hen dat niet te willen doen, om represailles<br />

van de Duitsers te voorkomen.<br />

Te<strong>gen</strong> de avond haalden drie Duitsers<br />

hem op en liepen met hem het dorp uit.<br />

Buiten het dorp op een veldweg, werd hij<br />

met enkele nekschoten gefusilleerd.<br />

Inwoners van Noorbeek hebben gezien<br />

hoe hij werd afgevoerd. Een vrouw vertelde:<br />

‘Ik zie nog steeds hoe hij door twee<br />

Duitsers en een commandant het dorp<br />

uit werd gevoerd. Ik hoor ook nog steeds<br />

het klikklak van het afmarcheren en de<br />

schoten waarmee hij werd gefusilleerd.<br />

Later zag ik hoe de Duitsers, maar nu<br />

zonder Georges Romedenne, weer terug<br />

marcheerden.’<br />

Een andere getuige vertelde me dat het<br />

ongeveer een half uur duurde voordat de<br />

Duitsers – ‘dat was crapuul, SS-ers’ – in<br />

het dorp terugkwamen. Hij dacht dat ze<br />

Romedenne naar het nabije gehucht<br />

Hoogcruts hadden gebracht om hem af te<br />

voeren naar Duitsland.<br />

Toen de Duitsers weer terug waren in het<br />

dorp, waagden enkele jon<strong>gen</strong>s, onder wie<br />

Sjeng Keulders en Jean Ploumen, het om<br />

te gaan kijken. ‘Wij zijn het dorp uitgelopen<br />

en zijn iets buiten het dorp omgekeerd<br />

omdat het al donkerder begon te<br />

worden. We stikten van de angst en<br />

deden het bijna in de broek. Op de terugweg<br />

bemerkten we dat in een weiland op<br />

de hoek van de Bessemerweg de schapen<br />

heel erg onrustig rondrenden en aan het<br />

blaten waren. We zijn toen een paar<br />

meter de Bessemerweg ingelopen en<br />

za<strong>gen</strong> daar het lichaam van Georges lig<strong>gen</strong>.<br />

Hij lag op zijn buik met uitgestrekte<br />

armen en zijn hoed lag iets verder van<br />

hem af. Heel erg geschrokken zijn we<br />

toen door de verlaten Bovenstraat (iedereen<br />

was binnen, alles was dicht en iedereen<br />

was doodsbang) naar de <strong>gen</strong>darme<br />

gerend. Daar hebben we onze ontdekking<br />

verteld. In eerste instantie kre<strong>gen</strong> we te<br />

horen dat wat we gezien hadden niet<br />

waar kon zijn en dat we dat gedroomd<br />

hadden. Maar toen we standvastig bleven<br />

volhouden dat we goed gekeken hadden,<br />

heeft de <strong>gen</strong>darme de burgemeester<br />

ingelicht. Die is naar de verzamelplaats<br />

van de Duitsers gegaan.’<br />

Gevaarlijk op straat<br />

Met toestemming van de Duitse commandant<br />

werd het lichaam van Georges<br />

Romedenne op een houtkar gelegd en<br />

met zijn enige bezit – een rozenkrans en<br />

een hoed – naar een houtloods in de<br />

Bovenstraat gebracht. Vervol<strong>gen</strong>s werd in<br />

de timmerwerkplaats in de Dorpstraat in<br />

allerijl van aanwezige planken een grafkist<br />

gemaakt, die naar de loods werd<br />

gebracht. Daar werd Georges Romedenne<br />

opgebaard.<br />

In de garage van bakkerij Strijthae<strong>gen</strong><br />

hadden de Duitsers een opslagplaats. De<br />

zoon van de bakker, Miel, zag dat er<br />

spullen werden verbrand en was zo kien<br />

om te zeg<strong>gen</strong> dat er benzine in de garage<br />

stond en dat er dus geen vuur gemaakt<br />

mocht worden. Hij verwees ze naar de<br />

stookplaats achter in de tuin. Daar lukte<br />

het hem, toen de Duitsers weg waren,<br />

om Georges’ portefeuille uit het vuur te<br />

schoppen. Een gedeeltelijk verbrande<br />

pasfoto, met de letters Rome als een<br />

Bevrijdingsoptocht in Noorbeek, 1945.<br />

De stoet rijdt hier door de Dorpsstraat.<br />

Part. coll.<br />

68 <strong>gen</strong>.


Het restant van<br />

het persoonsbewijs<br />

dat door Miel<br />

Strijthae<strong>gen</strong> was<br />

gered, werd als een<br />

relikwie bewaard<br />

gedeelte van zijn achternaam op het legitimatiebewijs,<br />

was alles dat nog te zien<br />

was. Met die beperkte gegevens zocht de<br />

<strong>gen</strong>darme in de grensstreek naar iemand<br />

die daar vermist was en die voldeed aan<br />

het signalement. De circa achttienjarige<br />

zoon van Romedenne herkende kostuum,<br />

hoed, rozenkrans en legitimatiebewijs als<br />

afkomstig van zijn vader.<br />

In het memoriaal van de parochie schreef<br />

pastoor Wehrens op 3 september 1944:<br />

‘Noorbeek krijgt inkwartiering van terugtrekkende<br />

Duitschers, de meeste<br />

behooren tot de beruchte SS. Een Belg<br />

werd hedenavond reeds door hen, op den<br />

veldweg achter Kantonnier Gerards, gefusilleerd.’<br />

Op 6 september schrijft hij: ‘In alle stilte<br />

wordt de gefusilleerde Belg begraven. Na<br />

onderzoek door de politie, blijkt ’t te zijn<br />

Georg Romedenne, dien de Duitschers<br />

uit Fleront hadden meegebracht. Hij had<br />

gelachen en in zijn handen geklapt bij<br />

den terugtocht der Duitschers. Dat was<br />

“misdaad”.’ Ook schrijft hij op die dag:<br />

‘Karavanen Duitschers blijven door Noorbeek<br />

trekken, een versla<strong>gen</strong> leger. Nieuwe<br />

inkwartierin<strong>gen</strong> ook op de pastorie.<br />

De meeste jongemannen van ons dorp<br />

houden zich schuil, uit vrees voor deportatie.<br />

Vliegmachines bestoken de terugtrekkende<br />

Duitschers. Op straat is ’t<br />

thans gevaarlijk.’<br />

Memoriekruis en graf<br />

Na de oorlog lieten de weduwe en haar<br />

kinderen het natuurstenen memoriekruis<br />

op de plek van de executie plaatsen. Tot<br />

aan het overlijden van mevrouw Romedenne-Antoine<br />

werd nog ieder jaar de<br />

jaardienst van Georges in Noorbeek<br />

gehouden. De familie bezocht dan het<br />

memoriekruis aan de Bessemerweg en<br />

Het memoriekruis voor Georges<br />

Romedenne aan de Bessemerweg<br />

in Noorbeek. Foto auteur<br />

bracht vervol<strong>gen</strong>s steevast een bezoek<br />

aan de familie Strijthae<strong>gen</strong>. Het restant<br />

van het persoonsbewijs dat door Miel<br />

Strijthae<strong>gen</strong> was gered, werd als een relikwie<br />

bewaard.<br />

Op 12 februari 1952 kreeg Georges Romedenne<br />

postuum de onderscheiding Mort<br />

pour la Belgique. Daar kan gevoeglijk et<br />

Noorbeek aan worden toegevoegd. Door<br />

zijn heldendaad bleef Noorbeek, op<br />

slechts ne<strong>gen</strong> da<strong>gen</strong> voor de Bevrijding,<br />

een grote tragedie bespaard.<br />

Toen ik het familiegraf in februari 2014<br />

ontdekte, zag ik er tot mijn schrik een<br />

aankondiging bij, dat de concessie van<br />

het graf ten einde loopt. Niemand van<br />

het gezin is meer in leven en Georges’<br />

zoon en dochter hebben geen van beiden<br />

voor nageslacht gezorgd. Er wordt nu<br />

alles aan gedaan om ruiming van het<br />

graf te voorkomen. •<br />

George Gubbels is gepensioneerd<br />

bankemployé en heemkundige<br />

<strong>gen</strong>. 69


De Monumenta-handschriften van Aernout van Buchel, die in Het<br />

Utrechts Archief worden bewaard, zijn een rijke bron voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>.<br />

Dit folium (7r) toont een gebrandschilderd raam voor een telg uit het<br />

geslacht Van Amstel in de Domkerk. Coll. Het Utrechts Archief<br />

70 <strong>gen</strong>.


Gen.magazine bezoekt ieder kwartaal een archiefinstelling in het land<br />

archiefwijzer<br />

Het Utrechts Archief:<br />

midden in het digitale tijdperk<br />

Het Utrechts Archief is te<br />

vinden in twee monumentale<br />

panden in Utrecht.<br />

De studiezaal is gevestigd aan<br />

de Alexander Numankade, het<br />

publiekscentrum bevindt zich<br />

midden in het Museumkwartier<br />

van Utrecht, in de Hamburgerstraat.<br />

(Bijzondere activiteiten)<br />

‘Op de Hamburgerstraat maken<br />

onze bezoekers via innovatieve<br />

presentaties kennis met de<br />

Utrechtse geschiedenis en onze<br />

collectie. In de vaste en tijdelijke<br />

tentoonstellin<strong>gen</strong> vertonen we<br />

onder meer archiefmateriaal en<br />

historisch filmmateriaal, kunnen<br />

de bezoekers een virtuele koetsrit<br />

maken door de achttiende eeuw<br />

of zelf aan de slag gaan met de<br />

digitale collectie’, vertelt Mieke<br />

Breij, coördinator studiezaal<br />

van het Utrechts Archief. ‘Op dit<br />

moment is er een tentoonstelling<br />

over de Utrechtse judoheld Anton<br />

Geesink te zien, wiens persoonlijk<br />

archief we beheren.’<br />

(Digitalisering)<br />

‘Voorheen waren veel dooptrouw-<br />

en begraafboeken<br />

helemaal niet geïndexeerd en<br />

moesten ze pagina voor pagina<br />

worden door<strong>gen</strong>omen! De<br />

burgerlijke stand was alleen via<br />

tienjarige tafels raadpleegbaar’,<br />

zegt Breij. Dat is nu gelukkig<br />

helemaal anders. Te<strong>gen</strong>woordig<br />

zijn alle akten ook via WieWasWie.<br />

nl toegankelijk. Al sinds 1989 is er<br />

een uitgebreide gedigitaliseerde<br />

index op notarisakten over de<br />

periode 1560-1811.<br />

(Nu en straks)<br />

‘In de Archief- en Beeldbank<br />

hebben we nu ongeveer 2,5<br />

miljoen hoogwaardige digitale<br />

scans beschikbaar. Natuurlijk alle<br />

bronnen voor <strong>gen</strong>ealogisch<br />

onderzoek, maar ook de criminele<br />

sententies van 1513 tot 1811.<br />

En brieven uit de Verzameling<br />

kerkelijke historie van 1706-1739.<br />

Daarnaast zijn kadastrale akten,<br />

bouwtekenin<strong>gen</strong>, foto’s, prenten<br />

en tekenin<strong>gen</strong> gedigitaliseerd.<br />

Het Utrechts Archief digitaliseert<br />

jaarlijks vijfhonderdduizend<br />

archiefstukken; de meest<br />

gevraagde komen het eerst aan<br />

de beurt.’ Als een archiefstuk<br />

nog niet digitaal beschikbaar is,<br />

kan een gebruiker een verzoek<br />

tot digitalisering indienen. Als<br />

het stuk aan de criteria voldoet,<br />

wordt het kosteloos gescand. Alle<br />

beschikbare scans zijn in te zien<br />

via de website hetutrechtsarchief.<br />

nl – mensen hoeven daar dus niet<br />

meer speciaal voor naar Utrecht<br />

te komen.’<br />

‘We blijven bronnen digitaliseren<br />

en werken samen met het Nationaal<br />

Archief en de historische<br />

centra in de regio aan de infra-<br />

structuur voor het onderbren<strong>gen</strong><br />

van het digitaal archief in een<br />

zo<strong>gen</strong>aamd e-depot. Omdat onze<br />

klanten voor onderzoek steeds<br />

vaker gebruik maken van de website,<br />

werken we aan een nieuwe<br />

website met een digitale studiezaal<br />

waarin de interactie met de<br />

bezoekers online zal plaatsvinden.<br />

In maart 2015 presenteren we<br />

ons eerste Vele handen-project,<br />

de bevolkingsregisters van de<br />

stad Utrecht (1900-1912): ruim<br />

veertigduizend scans. We gaan<br />

de crowd vra<strong>gen</strong> niet alleen de<br />

persoonsgegevens, maar ook de<br />

adresgegevens te indexeren.’<br />

(Voer voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>)<br />

Het Utrechts Archief heeft veel<br />

andere bronnen die voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong><br />

ook heel interessant zijn. Er<br />

worden verschillende kerkelijke<br />

archieven van nationaal belang<br />

bewaard: van de middeleeuwse<br />

kloosters tot de Dordtse Synode<br />

en veel later. De archieven van<br />

de dorpsgerechten en het Hof<br />

van Utrecht bieden geweldige<br />

informatie over het dagelijks<br />

leven in een kleine gemeenschap.<br />

Wie vocht te<strong>gen</strong> wie, wie woonde<br />

naast wie en wie was getuige voor<br />

wie: allemaal namen en verwantschappen<br />

op een dienblaadje.<br />

Adresgegevens<br />

Het Utrechts Archief<br />

– studiezaal voor archiefen<br />

literatuuronderzoek<br />

Alexander Numankade 199-201<br />

3572 KW Utrecht<br />

Tel: (030) 286 66 11<br />

hetutrechtsarchief.nl<br />

Openingstijden<br />

Dinsdag: 9.00 - 17.00 uur<br />

Woensdag: 9.00 - 17.00 uur<br />

Donderdag: 9.00 - 21.00 uur<br />

Vrijdag: 9.00 - 17.00 uur<br />

Zaterdag, zondag, maandag:<br />

gesloten<br />

Het Utrechts Archief<br />

– exposities<br />

Hamburgerstraat 28<br />

3512 NS Utrecht<br />

Openingstijden:<br />

Dinsdag t/m vrijdag:<br />

10.00 - 17.00 uur<br />

Weekeinde: 12.30 - 17.00 uur<br />

Maandag: gesloten<br />

Beide panden hebben faciliteiten<br />

voor mindervaliden, zoals liften<br />

en aangepaste toiletten. Op<br />

de Hamburgerstraat is het wel<br />

raadzaam om een bezoek met<br />

een rolstoel van te voren<br />

te melden, zodat er iemand<br />

klaar staat.<br />

Dimphéna Groffen<br />

is redacteur bij het CBG<br />

<strong>gen</strong>. 71


Gesignaleerd<br />

De <strong>gen</strong>ealogische boeken die in deze rubriek worden besproken zijn<br />

te vinden in de bibliotheek van het CBG. Andere – meer algemene –<br />

werken zijn in bibliotheken en boekhandels verkrijgbaar.<br />

Algemeen<br />

Genealogisch en<br />

heraldisch congres<br />

J.T. Anema e.a. (red.)<br />

GENEALOGICA & HERALDICA.<br />

GRENZEN IN GENEALOGIE EN<br />

HERALDIEK. HANDELINGEN VAN<br />

HET XXXE INTERNATIONALE<br />

CONGRES DER GENEALOGISCHE EN<br />

HERALDISCHE WETENSCHAPPEN,<br />

GEHOUDEN TE MAASTRICHT<br />

24 – 28 SEPTEMBER 2012<br />

Werken van het Koninklijk<br />

Nederlandsch Genootschap voor<br />

Geslacht- en Wapenkunde XX<br />

(’s-Gravenhage: Stichting De<br />

Nederlandse Leeuw 2014)<br />

440 blz., ill. Prijs € 30,-.<br />

Zie knggw.nl.<br />

In september 2012 werd<br />

in Maastricht het dertigste<br />

internationale congres voor<br />

<strong>gen</strong>ealogie en heraldiek<br />

gehouden. Ditmaal was het<br />

thema grenzen in <strong>gen</strong>ealogie<br />

en heraldiek. Naast de<br />

openingsspeeches en informatie<br />

over de organisatie van het<br />

congres zijn in deze goed<br />

uitgevoerde uitgave de teksten<br />

van alle lezin<strong>gen</strong> op<strong>gen</strong>omen,<br />

de meeste in het Engels. De<br />

lezin<strong>gen</strong> werden verzorgd door<br />

een internationaal gezelschap<br />

van vooral Europese en Noord-<br />

Amerikaanse deskundi<strong>gen</strong>.<br />

Nederlandse en Belgische<br />

onderwerpen betroffen onder<br />

andere de wapenkwartierstaten<br />

in Gronin<strong>gen</strong>, de Vlaamse<br />

familie Ruysschout in Nederland<br />

en Engeland, voorvaders van<br />

Nederlandse militairen in de<br />

Franse tijd, <strong>gen</strong>etische variaties<br />

voorkomend in Vlaanderen,<br />

Brabant en Limburg, families in<br />

het Zuid-Nederlandse Heugem<br />

en Nederlandse studenten op<br />

Grand Tour. Ook de overige<br />

bijdra<strong>gen</strong> gaan vaak over families<br />

die iets met Nederland te maken<br />

hebben, zoals het artikel over de<br />

familie Durie/DeRy met Schotse,<br />

Nederlandse en Amerikaanse<br />

wortels. Verder zijn er bijdra<strong>gen</strong><br />

over onder meer Scandinavië,<br />

Rusland, Hongarije en Polen.<br />

Overige<br />

• R.W.H. Biemans e.a., De<br />

Huisorde van Oranje. Foto­atlas<br />

(Wa<strong>gen</strong>in<strong>gen</strong> 2014).<br />

• J. Hayward e.a., British battles<br />

and medals (Londen 2006).<br />

• A.H. Huussen, Poëzie<br />

als muzikale inspiratie. 10<br />

Nederlandse dichters en hun<br />

componisten (Oegstgeest 2013).<br />

• H.E. Lamur, N.H.A. Boldewijn en<br />

R. Dors, West­Indische contract<br />

arbeiders in Suriname 1863­1899<br />

(Paramaribo 2014). [Zie voor een<br />

recensie het dossier migranten<br />

op cbg.nl]<br />

• J. Risk e.a., Royal service, vol. II<br />

(Londen 2001).<br />

• M.P. Siddons, A dictionary of<br />

mottoes in England and Wales<br />

(Londen 2014). [zie voor een<br />

recensie het dossier heraldiek op<br />

cbg.nl.]<br />

• H. Unij, 2e Kwartierstatenboek<br />

van de NGV­afdeling Kempen en<br />

Peelland (z.pl. 2013).<br />

Familienamen<br />

Bernards<br />

C.F. Teunissen<br />

BERNARDS, EEN BAKKERSFAMILIE<br />

(2e druk, Bemmel 2013)<br />

207 blz.,ill., index.<br />

Adres van de samensteller:<br />

Brouwerslaan 43,<br />

6681 EB Bemmel.<br />

E-mailadres:<br />

c.fteunissen@freeler.nl.<br />

Stamvader Thiry Bernard woonde<br />

in de tweede helft van de zestiende<br />

eeuw in Luik. Van hem<br />

zijn ne<strong>gen</strong> kinderen bekend. Zijn<br />

zoon Mathieu (geb. omstr. 1590)<br />

vestigde zich in het bij Luik gele<strong>gen</strong><br />

plaatsje Flémalle-Grande<br />

en trouwde er met Ida Kinar. Hun<br />

achterkleinzoon Thomas Bernard<br />

(1714-1803) trad in 1743 in Blerick<br />

in het huwelijk met Maria Catharina<br />

Titulaer.<br />

Zij waren de stamouders van de<br />

Nederlandse tak. In de tweede<br />

helft van de achttiende eeuw<br />

kwamen leden van deze bakkersfamilie<br />

(inmiddels Bernards<br />

<strong>gen</strong>aamd) in Mook en Middelaar<br />

terecht. Ook aangehuwde families<br />

krij<strong>gen</strong> in dit leuk vormgegeven<br />

boek de nodige aandacht,<br />

met name de familie Van de<br />

Lest uit Gennep.<br />

Dellius<br />

A. van Bemmel<br />

HET DELLIUSFONDS (1740-2012).<br />

DE NALATENSCHAP VAN<br />

PREDIKANTEN IN COTHEN, NEW<br />

YORK, HALSTEREN EN CULEMBORG<br />

Historische Reeks<br />

Kromme-Rijngebied 13<br />

(Wijk bij Duurstede: Historische<br />

Kring Tussen Rijn en Lek 2012)<br />

104 blz., ill., index. Prijs € 14,95.<br />

tussenrijnenlek.nl.<br />

Rijke predikanten zijn niet dik<br />

gezaaid en dat was vroeger ook<br />

zo! Toch lukte het Cornelis Dellius<br />

(1652-1740), een dorpspredikant<br />

uit Cothen, zo rijk te worden dat<br />

er na zijn dood een steunfonds<br />

werd gecreëerd dat nog steeds<br />

bestaat. Zijn broer Godefridus<br />

Dellius (1654-1738) vertrok naar<br />

Nieuw-Nederland in Noord-<br />

Amerika, was predikant in Albany<br />

en bemiddelde in de strijd tussen<br />

de Engelsen en de Fransen. Hij<br />

werd beloond door gouverneur<br />

Fletcher van New York met<br />

drieduizend vierkante kilometer<br />

bosland. Met diens opvolger<br />

gouverneur Bellomont kreeg<br />

Dellius het aan de stok en uiteindelijk<br />

was hij gedwon<strong>gen</strong> naar<br />

Europa terug te keren. Na zijn<br />

72 <strong>gen</strong>.


• algemeen • familienamen • heraldiek • topografie<br />

dood erfde zijn hoogbejaarde<br />

broer Cornelis Dellius zijn vermo<strong>gen</strong>.<br />

Toen Cornelis twee jaar<br />

later overleed werd zijn erfenis,<br />

na aftrek van de legaten, in een<br />

ondersteuningsfonds voor arme<br />

bloedverwanten ondergebracht.<br />

Als Stichting Boedel Dellius bestaat<br />

dit fonds nog steeds. In dit<br />

aardige boekje (tevens reisverslag)<br />

beschrijft Ad van Bemmel<br />

de geschiedenis van de predikanten-dynastie<br />

Dellius en het<br />

wel en wee van het naar deze<br />

familie <strong>gen</strong>oemde fonds. Inventarissen<br />

en bedelingslijsten (met<br />

veel namen) uit de achttiende<br />

eeuw en uit 1953 treft men in de<br />

bijla<strong>gen</strong> aan.<br />

Eweg<br />

E. Smitshuijzen<br />

FAMILIEKRONIEK. ZEVENENNE-<br />

GENTIG LENTES. TER<br />

HERINNERING AAN MARIA<br />

MAGDALENA HESTER EWEG,<br />

26 JULI 1916 - 6 FEBRUARI 2014<br />

(Amsterdam 2014) 416 blz., ill.<br />

Adres van de samensteller: Van<br />

Tuyll van Serooskerkenweg 142,<br />

1076 JT Amsterdam.<br />

Hoofdpersoon in deze familiekroniek<br />

is de chroniqueur zelf.<br />

Edo Smitshuijzen (1944) nam het<br />

initiatief tot het maken van dit<br />

boek kort nadat zijn moeder was<br />

overleden. Ofschoon het gebruikte<br />

beeldmateriaal, zoals hij<br />

zelf schrijft, van ‘kiekjes-niveau’<br />

is, mag het resultaat er zijn: een<br />

professioneel o<strong>gen</strong>de en van<br />

leeslinten voorziene uitgave,<br />

die vol<strong>gen</strong>s het nawoord ‘een<br />

kruising is tussen een fotoalbum,<br />

een <strong>gen</strong>ealogie en een egodocument<br />

van de auteur.’ Mede op<br />

grond van ei<strong>gen</strong> herinnerin<strong>gen</strong><br />

beschrijft hij eerst de families<br />

van zijn (over)grootouders<br />

(Smitshuijzen, Goedhart, Eweg<br />

en Toethuis) en vervol<strong>gen</strong>s het<br />

gezin van zijn ouders, Anton<br />

Smitshuijzen en Lenie Eweg. Dat<br />

doet hij heel gedetailleerd en<br />

indrin<strong>gen</strong>d, wat overi<strong>gen</strong>s ook<br />

geldt voor zijn ei<strong>gen</strong> levensverhaal<br />

en dat van zijn broers.<br />

In 1961 gin<strong>gen</strong> zijn ouders uit<br />

elkaar. De laatste levensjaren<br />

van Lenie Eweg waren tragisch.<br />

Twee van haar vier zoons ontvielen<br />

haar binnen een jaar. Dit<br />

indrukwekkende in memoriam<br />

besluit met recente foto’s van<br />

haar nabestaanden.<br />

Goedegebuure<br />

J. Goedegebuure en<br />

A. Goedegebuure<br />

OVER DE HEDENDAAGSE<br />

FAMILIENAMEN GOEDEGEBUURE,<br />

GOEDEGEBUUR, GOEDEGEBURE.<br />

MET PARENTEEL VAN DE<br />

STAMVADER MARINUS<br />

LEENDERTSE GOEDEGEBUERE<br />

(z.pl. 2013) 228 blz., ill., index.<br />

Correspondentieadres:<br />

jepege@versatel.nl.<br />

De typisch Zeeuwse naam<br />

Goedegebuure werd en wordt<br />

op verschillende manieren geschreven.<br />

Vol<strong>gen</strong>s de Nieuwe<br />

Cronyk van Zeeland van Mattheus<br />

Smallegange (1696) zou de<br />

naam uit Vlaanderen stammen.<br />

Dat zou kunnen want gebuur<br />

is de Vlaamse naam voor een<br />

stuk grond. Een goedgebuur zou<br />

dan de bewoner van een goed<br />

stuk grond zijn. Of betekent de<br />

naam gewoon goede buur? In de<br />

zestiende en zeventiende eeuw<br />

kwam deze naam op meerdere<br />

plaatsen in Zeeland voor, maar<br />

verwantschap tussen deze<br />

naamdragers kon niet worden<br />

aangetoond. In deze uitgave<br />

wordt ingegaan op Martinus<br />

Leendertse Goedegebuere en<br />

zijn nageslacht. Het gaat hier<br />

niet om een parenteel zoals de<br />

titel vermeldt (in een parenteel<br />

worden ook de nakomelin<strong>gen</strong> in<br />

Uitgelicht<br />

Marianka Spanjaard<br />

EEN LEKKERE SUSTER EN ANDERE<br />

HEERLIJKHEDEN. RECEPTEN VAN VIJF<br />

GENERATIES UIT ÉÉN FAMILIE 1774/1920<br />

(Walburg Pers, Zutphen 2014)<br />

In 1774 kreeg de Zutphense Louise Toe<br />

Water geb. Van der Muelen, waarschijnlijk<br />

ter gele<strong>gen</strong>heid van haar huwelijk een<br />

jaar eerder, een handgeschreven kookboek<br />

cadeau van ‘De Nieuwerwetsche<br />

sindelijke en spraaksame Keuken-Meid,<br />

in het Geldersch gekleed, niet snuyvende<br />

rookende nog sweetende, maar een aan<strong>gen</strong>ame<br />

geur van sig gevende’. Achter<br />

deze Keuken-Meid ging vermoedelijk<br />

de oudste zuster van Louise Toe Water<br />

schuil: Jacqueline van Löben Sels-Van der<br />

Muelen.<br />

Vijf <strong>gen</strong>eraties dochters en schoondochters<br />

kre<strong>gen</strong> het boek vervol<strong>gen</strong>s in<br />

bezit, en elk van hen vulde het aan met<br />

ei<strong>gen</strong> lievelingsrecepten en huismiddeltjes<br />

tot 1945, toen het boek vol was. Het<br />

werd daarna nog wel in de familie doorgegeven,<br />

als laatste aan historica Thera<br />

Wijsenbeek-Olthuis. Na haar overlijden in<br />

2010 kwam het in bezit van de auteur.<br />

Na een inleiding over de verschillende<br />

ei<strong>gen</strong>aressen en hun familieverbanden en<br />

korte informatie over tafelgewoonten en<br />

maten en gewichten vol<strong>gen</strong> de vertaalde<br />

recepten, aangevuld met relevante uitleg<br />

voor de moderne kok.<br />

Dimphéna Groffen<br />

<strong>gen</strong>. 73


vrouwelijke lijn behandeld) maar<br />

om een <strong>gen</strong>ealogie. Martinus<br />

werd in 1641 of 1642 geboren<br />

(onbekend waar) en woonde in<br />

Sint-Annaland op het eiland Tholen.<br />

Daar trouwde hij in 1663 met<br />

Maijke Jacobs (van der Daf). Zij<br />

kre<strong>gen</strong> er uitgebreid nageslacht,<br />

dat zeer honkvast bleek.<br />

Van der Horst<br />

M. van der Horst<br />

440 JAAR VAN DER HORST VAN<br />

WAGENBERG TOT DE MOERDIJK<br />

(z.pl. 2014) 237 blz., ill., index.<br />

E-mailadres van de samensteller:<br />

michel.vanderhorst@<br />

pandora.be. Prijs € 36,20<br />

(hardback).<br />

Zie boeken bestellen.nl/<br />

boek/440-jaar-hard.<br />

Ook verkrijgbaar als<br />

paperback (€ 29,95).<br />

Het eerste deel van deze familiegeschiedenis<br />

speelt zich in het<br />

West-Brabantse dorp Wa<strong>gen</strong>berg<br />

af. Stamvader Cornelis van der<br />

Horst woonde er in de eerste<br />

helft van de zeventiende eeuw,<br />

samen met zijn vrouw Jenneken<br />

Cornelissen en hun zoon<br />

Adrianus. Adrianus Cornelissen<br />

van der Horst trouwde in 1630 te<br />

Terheijden met Maria Petersen<br />

Pieren. In dit dorp werden hun<br />

kinderen geboren. Later in de<br />

zeventiende eeuw verhuisden<br />

nakomelin<strong>gen</strong> naar Zevenber<strong>gen</strong>.<br />

Het boerengeslacht breidde zich<br />

langzaam uit in West-Brabantse<br />

dorpen als Fijnaart en Heijnin<strong>gen</strong>,<br />

Standdaarbuiten, Klundert en in<br />

de twintigste eeuw ook in Ber<strong>gen</strong><br />

• algemeen • familienamen • heraldiek • topografie Lindgreen<br />

op Zoom en Vlaams-Brabant.<br />

Onderzoek in rechterlijke en notariële<br />

archieven bracht nadere<br />

informatie over de bezittin<strong>gen</strong><br />

van de familie aan het licht. De<br />

<strong>gen</strong>ealogie bevat ook gegevens<br />

over aangehuwde families zoals<br />

Ernest, Goorden, Machielse,<br />

Nicasie, Spitters en Wils.<br />

Hulsen<br />

A. Hulsen-de Keijzer<br />

GENEALOGIE EN BESCHRIJVING<br />

VAN HET GESLACHT HULSEN<br />

(’s-Gravenhage: Genealogisch<br />

Bureau drs. L.M. van der<br />

Hoeven) 96 blz., ill., index.<br />

Adres van de samenstelster:<br />

Loosduinsekade 723N,<br />

2571 CZ ’s-Gravenhage.<br />

Op onderhoudende wijze schrijft<br />

Agaath Hulsen-de Keijzer over<br />

de zoektocht die zij en haar<br />

man naar zijn voorouders ondernamen.<br />

Hij stamde af van de<br />

militair Hendrik Hulsen die in<br />

1780 te Zutphen in het huwelijk<br />

trad met Hendrika van Beest.<br />

Vermoedelijk kwam hij uit Duitsland,<br />

zoals vele andere soldaten<br />

die in het Staatse leger dienden.<br />

Onderzoek in Duitsland leverde<br />

weliswaar leuke contacten op<br />

maar geen informatie over de<br />

oorsprong van de oudst bekende<br />

voorvader. Over zijn nakomelin<strong>gen</strong><br />

wordt in het boek wel veel<br />

meegedeeld. Eerst komen de<br />

afstammelin<strong>gen</strong> van Hendriks<br />

zoon Gerrit Hulsen (1788-1857)<br />

aan de orde, de zo<strong>gen</strong>aamde<br />

Franse tak. Gerrits jongere zuster<br />

Kristina Hulsen (1795-1873) had<br />

een voorkind. Van deze Hermanus<br />

Hendrikus Hulsen (1823-<br />

1895) stamt de Nederlandse tak<br />

af. Hiertoe behoort Henk Hulsen<br />

(1935-2009), de echt<strong>gen</strong>oot van<br />

de samenstelster. Aan hem is dit<br />

boek opgedra<strong>gen</strong>.<br />

R. van Ruijven<br />

LINDGREEN – VERBORGEN<br />

VERLEDEN<br />

(’s-Gravenhage 2014) 329 blz.,<br />

ill., index. Prijs € 58,60.<br />

Adres van de samensteller:<br />

Laan van Wateringse Veld 968,<br />

2548 CR ’s-Gravenhage. E-mailadres:<br />

info.lindgreen@xs4all.nl.<br />

Rond het midden van de achttiende<br />

eeuw woonde in het<br />

Noord-Duitse Sleeswijk de meesterschoenmaker<br />

Jür<strong>gen</strong> Lindgreen.<br />

Mogelijk was hij dezelfde<br />

persoon als Jørje (Jurriaan, Jurge,<br />

Jür<strong>gen</strong>) Lindgreen die voor 1766<br />

met zijn gezin in Amsterdam<br />

opdook. In het tweede hoofdstuk<br />

van deze familiegeschiedenis<br />

worden de nakomelin<strong>gen</strong> besproken<br />

van Jür<strong>gen</strong>s kleinzoon<br />

Cornelis Johannes Lindgreen<br />

(1784-1830), die voor het merendeel<br />

in Amsterdam bleven<br />

wonen. In het hoofdstuk ‘Indische<br />

tak’ komt het nageslacht van<br />

diens jongere broer Theodorus<br />

Johannes Lindgreen (1790-1842)<br />

aan de orde. Theodorus was in<br />

de Franse tijd en de beginjaren<br />

van het Koninkrijk militair. In<br />

1820 werd hij deurwaarder in<br />

Nijme<strong>gen</strong>. Zijn zoon dr. Johannes<br />

Joachim Lindgreen (1822-1879)<br />

vertrok naar Indië en werd daar<br />

officier van gezondheid in het<br />

Koninklijk Nederlandsch-Indisch<br />

Leger. Theodorus’ kleinzoon Julius<br />

Caesar Lindgreen (1855-1923)<br />

deed zijn voornaam eer aan. Als<br />

Indisch officier ontving hij hoge<br />

onderscheidin<strong>gen</strong> voor krijgsverrichtin<strong>gen</strong>.<br />

Zijn belevenissen<br />

als krijgsgevan<strong>gen</strong>e tijdens de<br />

Lombok-expeditie (1894) zijn<br />

in een apart hoofdstuk uitvoerig<br />

beschreven. Julius’ broer<br />

Johannes Carolus Lindgreen<br />

(1857-1924) vestigde zich op<br />

het eiland Bengkalis bij Sumatra<br />

en verdiende er als rubberplanter<br />

een fortuin. Dit mooie<br />

boek is ruim geïllustreerd met<br />

familiefoto’s, waaronder veel<br />

‘Indische’. Verder bevat het<br />

fragment<strong>gen</strong>ealogieën van de<br />

families Roos, zich noemende<br />

en schrijvende Lindgreen,<br />

Moorrees, Ha<strong>gen</strong>stein, Van den<br />

Bent, Bentz van den Berg en<br />

Van Olffen.<br />

Putters<br />

M.Y.A. Lambermont<br />

KWARTIERSTAAT WILHELMUS<br />

JOHANNES HENDRICUS PUTTERS<br />

(Nieuwegein 2013) 151 blz.,<br />

ill., index. Adres van de samenstelster:<br />

Vogelaarsweide<br />

3, 3437 DD Nieuwegein.<br />

E-mailadres:<br />

rodehart@tiscali.nl.<br />

Kwartierdrager Willem Putters<br />

werd in 1913 te Utrecht<br />

geboren als zoon van treinconducteur<br />

Wilhelmus J.H. Putters<br />

(1876-1964) en Johanna Gerardina<br />

Nieuwenhoven (1879-<br />

1919). De familie Putters stamt<br />

uit Leende, waar de oudst<br />

bekende voorouders Lambert<br />

Potters en Aldegunda Cox in de<br />

zeventiende eeuw woonden.<br />

Johanna Gerardina Nieuwenhoven<br />

was een buitenechtelijke<br />

dochter van Anthonia Johanna<br />

Nieuwenhoven (1856-1937).<br />

De verwekker van haar kind<br />

zou Albert Laurent Theodore<br />

Aubin Nepveu tot Ameyde<br />

(1854-1928) zijn geweest, een<br />

Oost-Indisch ambtenaar die in<br />

deze kwartierstaat als nummer<br />

6 figureert. Of hij inderdaad<br />

de grootvader maternel van<br />

74 <strong>gen</strong>.


Willem Putters was blijft echter<br />

onduidelijk. Onder Nepveu’s<br />

voorouders komen veel leden van<br />

vooraanstaande families voor,<br />

zoals de raadpensionaris Johan<br />

van Oldenbarnevelt. Over deze en<br />

minder illustere (maar wel bewezen)<br />

voorouders van Willem Putters<br />

worden in het tweede deel<br />

van deze kwartierstaat biografische<br />

bijzonderheden gegeven.<br />

Loevestein. In dit boek wordt de<br />

rol van De la Rocque bij de val van<br />

Hulst uitgebreid beschreven aan<br />

de hand van het procesdossier.<br />

Ook over zijn gevan<strong>gen</strong>schap in<br />

Loevestein bevat het boek veel<br />

informatie, mede dankzij zijn<br />

brieven uit die periode die bewaard<br />

zijn gebleven. Als bijlage<br />

zijn <strong>gen</strong>ealogische gegevens<br />

op<strong>gen</strong>omen van verschillende families<br />

en personen met de naam<br />

De la Rocque. Helaas werd pas na<br />

het verschijnen van dit boek meer<br />

duidelijkheid verkre<strong>gen</strong> over de<br />

afkomst van Pieter de la Rocque.<br />

Hasquin, van wier dochter Lotje<br />

Hasquin hij stiefvader werd. Mede<br />

dankzij de rubriek ‘Lezers helpen<br />

lezers’ van het Algemeen Dagblad<br />

kwam samenstelster Bea Slagboom<br />

in contact met afstammelin<strong>gen</strong><br />

van Lotje Tabak-Hasquin<br />

en verkreeg zij van hen informatie<br />

en foto’s, die in dit boekje zijn<br />

op<strong>gen</strong>omen. Ook over de voorouders<br />

van Govert Slagboom en<br />

Maria Scharloo deelt zij het een<br />

en ander mee.<br />

nelia Tedingh. Hun kinderen en<br />

verdere nakomelin<strong>gen</strong> droe<strong>gen</strong><br />

de naam Teding van Berkhout. Er<br />

ontstonden verschillende takken,<br />

onder andere in Hoenlo, Arnhem<br />

en – de grootste tak – Haarlem.<br />

In veel gevallen zijn biografische<br />

bijzonderheden vermeld, zoals<br />

over de patriot Willem Hendrik<br />

Teding van Berkhout (1745-1809)<br />

en de wereldverbeteraar Nicolaas<br />

Govert Teding van Berkhout<br />

(1885-1942), die in vuile kleren<br />

Europa bereisde en geen jonkheer<br />

wilde zijn. Ook is er aandacht<br />

voor de gezinnen van vrouwelijke<br />

Tedings van Berkhout, de historische<br />

bezittin<strong>gen</strong> van de familie<br />

en de familieportretten, waarvan<br />

er in dit verzorgde boek een groot<br />

aantal zijn afgebeeld.<br />

De la Rocque<br />

J.M.G. Leune<br />

PIETER DE LA ROCQUE (1679-1760)<br />

EN DE CAPITULATIE VAN HULST IN<br />

1747<br />

(Broek op Langedijk: Uitgeverij<br />

GiGaBoek 2014) 255 blz., ill.,<br />

index. Adres van de samensteller:<br />

Azoren 12,<br />

2904 VC Capelle aan den IJssel.<br />

E-mailadres: hleune@telfort.nl.<br />

Tijdens zijn onderzoek naar de<br />

geschiedenis van Staatse forten<br />

langs de Schelde (zie onder andere<br />

Genealogie 12 (2006), afl.<br />

4, 126) raakte professor Leune<br />

geïnteresseerd in de man die in<br />

de jaren veertig van de achttiende<br />

eeuw verantwoordelijk<br />

was voor de verdediging van<br />

deze forten: luitenant-<strong>gen</strong>eraal<br />

Pieter de la Rocque (1679-1760).<br />

Toen de Fransen in 1747 Zeeuws-<br />

Vlaanderen binnenvielen werd<br />

hij als commandeur verantwoordelijk<br />

gehouden voor de inname<br />

van de stad Hulst en door de<br />

krijgsraad ter dood veroordeeld.<br />

Deze straf werd later omgezet in<br />

levenslange opsluiting in het slot<br />

slagboom@gmail.com.<br />

Teding van Berkhout<br />

H.S. van Lennep<br />

Slagboom<br />

B. Slagboom<br />

FAMILIEBOEK VAN 1610 TOT EN<br />

MET 2014<br />

(Dordrecht 2014) 124 blz., ill.<br />

Adres van de samenstelster:<br />

Frans Lebretlaan 1A, 3314 EB<br />

Dordrecht. E-mailadres:<br />

beaslagboom@gmail.com<br />

Govert Slagboom (1874-1945)<br />

en Maria Scharloo (1879-1952)<br />

trouwden in 1899 in Dubbeldam.<br />

Van hun tien kinderen bereikten<br />

er acht de volwassen leeftijd. Behalve<br />

aan deze kinderen en hun<br />

gezinnen wordt in deze uitgave<br />

aandacht besteed aan Roeland<br />

Scharloo (1877-1915), een broer<br />

van Maria Scharloo, over wie in<br />

de familie heel weinig bekend<br />

was. Hij bleek bij het Koninklijk<br />

Nederlandsch-Indisch Leger te<br />

hebben gediend. In 1907 trouwde<br />

hij te Semarang met Roos de<br />

Craij, weduwe van Nicolaas<br />

GENEALOGIE VAN DE FAMILIE<br />

TEDING VAN BERKHOUT<br />

Werken uitgegeven door het<br />

Koninklijk Nederlandsch Genootschap<br />

voor Geslacht- en Wapenkunde<br />

XXI (’s-Gravenhage 2014)<br />

220 blz., ill., index. Prijs € 21,-.<br />

Zie knggw.nl.<br />

Over de geschiedenis van de<br />

adellijke familie Teding van Berkhout<br />

bestaan vrij veel publicaties,<br />

zoals het proefschrift Om de eer<br />

van de familie van de sociaalhistoricus<br />

Cees Schmidt uit 1986.<br />

In deze nieuwe uitgave is de huidige<br />

stand van het <strong>gen</strong>ealogisch<br />

onderzoek naar de familie weergegeven.<br />

Stamvader Pieter Jansz<br />

(van) Berckhout (overleden na<br />

1566) was koopman in ijzer, rogge<br />

en kaas te Hoorn en ei<strong>gen</strong>aar<br />

van landerijen te Berkhout. Ook<br />

maakte hij deel uit van het stadsbestuur<br />

van Hoorn. Zijn zoon Jan<br />

Pietersz Berckhout (1510-1587)<br />

trouwde in eerste echt met Cor-<br />

Verseput<br />

J.P. Verseput<br />

KORNELIS PIETER VERSEPUT, VAN<br />

BOERENKNECHT TOT HERENBOER<br />

(1822-1899)<br />

([Zonnemaire] 2014) 255 blz., ill.<br />

Prijs € 21,50. Adres van de<br />

samensteller: Zuidweg 1,<br />

4316 AA Zonnemaire.<br />

E-mailadres:<br />

JPVerseput@compuserve.com.<br />

De samenleving van de nogal<br />

afgesloten Zeeuwse eilanden<br />

werd vaak beheerst door de<br />

herenboeren en hun families.<br />

Op Schouwen-Duiveland waren<br />

families als Bolle, Hocke en<br />

Moolenburgh oppermachtig.<br />

Kornelis Pieter Verseput (1822-<br />

1899), de held van dit verhaal,<br />

kwam als knecht bij boer<br />

<strong>gen</strong>. 75


• algemeen • familienamen • heraldiek • topografie<br />

Moolenburgh in Zonnemaire<br />

terecht, werd bedrijfsleider en<br />

pachtte later de boerderij. Ook<br />

werd hij lid van de gemeenteraad,<br />

wethouder en ouderling<br />

van de hervormde gemeente.<br />

In het eerste deel van het<br />

boek komt zijn leven aan bod,<br />

wordt de samenleving belicht<br />

waarvan hij deel uitmaakte<br />

en passeren enkele voorname<br />

families van Zonnemaire<br />

de revue. Het tweede deel<br />

bestaat uit stamreeksen van<br />

de families Bolle, De Glopper,<br />

Hocke, Moolenburgh, Romeijn<br />

en Verseput. Laatst<strong>gen</strong>oemde<br />

stamreeks vangt aan met Pieter<br />

Cornelisse Verseput die in<br />

de zeventiende eeuw met zijn<br />

gezin in Kerkwerve woonde.<br />

De stamreeks gaat niet verder<br />

dan Pieter Cornelis Verseput<br />

(1786-1838), de vader van de<br />

hoofdpersoon.<br />

Overige<br />

• J. van Haeften, Four <strong>gen</strong>erations<br />

of the Van Adrichem van<br />

Dorp family. A unique ensemble<br />

of Haarlem portraits (Londen<br />

2011).<br />

• W. de Haan, Het leven van Jan<br />

Bierma en Lyzabet Pieterman.<br />

Familie Bierma vanaf 1745 tot<br />

begin 1900 (Bedum 2012).<br />

• A.J.H. Westerwijk Bosdijk, Family<br />

tree of Westerwijk Bosdijk<br />

(Wassenaar 2003).<br />

• M.S. Kok, Van koning, keizer<br />

en provenier. Een kwartierstaat<br />

vanuit de families Broekhuis en<br />

Jagtenberg (Amersfoort 2011).<br />

• M. van Egmond, Covens &<br />

Mortier. Productie, organisatie en<br />

ontwikkeling van een commercieel-kartografisch<br />

uitgevershuis<br />

in Amsterdam (1685-1866)<br />

(’t Goy-Houten 2005).<br />

• E. Cremers, Céleste en Oscar.<br />

Een leven samen (Voorschoten<br />

2012).<br />

• P.M. de Ronde-Bakker, ‘Van wie<br />

ben jij er één?’ Stamboom Eerland<br />

– De Valk (Dordrecht 2012).<br />

• K. Jansen, De nazaten van Jan<br />

(Berend) Jansen en Cornelia Arisse<br />

van der Loos. Geschiedenis van<br />

de familie Jansen van 1700-1993<br />

die begint in Maasland (Waterin<strong>gen</strong><br />

2012).<br />

• R. Joghems, Het laatste schuttersstuk<br />

[J.A. Jochems] (Amsterdam<br />

2010).<br />

• A.J. van Klaveren, Thomas Kik,<br />

zijn levensverhaal. ‘Vol<strong>gen</strong>s mij<br />

heb ik het aardig gedaan’ (Heino<br />

2012).<br />

• B. Korthals, Liber amicorum Jan<br />

Kneppelhout. Advocaat in hart en<br />

nieren (Rotterdam 2011).<br />

• A.H. Huussen, Jacob van Lennep<br />

(1802-1868) en de muziek;<br />

Johannes Bernardus van Bree<br />

(1801-1857) en de opera Saffo/<br />

Sapho (1834) (Oegstgeest 2012).<br />

• P.C. de Leth, Von Lette, de<br />

Lethen, de Leth uit Lette (Etten-<br />

Leur z.j.).<br />

• E.J.C. Boutmy de Katzmann,<br />

Loeillet (’s-Gravenhage 2011).<br />

• J.B. Loman, De zestien kwartieren<br />

van Loman-Wentholt (2e<br />

uitgave, Rotterdam 1999-2011).<br />

• C.A.M. Munier, Niet te vinden ...<br />

een verslag van een <strong>gen</strong>ealogische<br />

verkenning (’s-Gravenhage<br />

2012).<br />

• H. Bosma, De Nijdams van ‘de<br />

Pauw’ en hun familie (Sneek<br />

2009).<br />

• J.P. Veldhoven, Het geslacht<br />

Olive uit Cornwall (Alphen aan<br />

den Rijn 2012).<br />

• P. Micheels, Israel J. Olman,<br />

1883-1968, componist en koordiri<strong>gen</strong>t<br />

(Amersfoort 2011).<br />

• A. van Ooik, Het is knots jon<strong>gen</strong>s<br />

gewoon Knots. Het leven van<br />

Thomas van Ooik (Soesterberg<br />

2012).<br />

• C. Verver-Poorter, ‘Gaende,<br />

staende en goet gesont’. Kleine<br />

kroniek van het grote geslacht<br />

Poorter (1500-2010) (’s-Gravenhage<br />

2011).<br />

• R. Rauwerda, Auke Rauwerda.<br />

Liever kleine baas dan grote<br />

knecht (Leeuwarden 2012).<br />

• H. Rood, Erfgoed. Herinnerin<strong>gen</strong><br />

van een zaadhandelaar (Rijswijk<br />

2012).<br />

• F.J.A.M. van der Helm, M.B.<br />

Rost van Tonnin<strong>gen</strong> (1852-1927).<br />

Het familieleven van de Lombok<strong>gen</strong>eraal<br />

(’s-Gravenhage 2012).<br />

• F. Ruesink en G. Kenbeek,<br />

Familiegeschiedenis van de geslachten<br />

Ruesink vanaf 1600 tot<br />

heden, inclusief de naamvarianten<br />

Ruessink, Rusink, Reussing,<br />

Reusink en Reussink (Dinxperlo/<br />

Hilversum 2011).<br />

• J.G. van Rijn, Kwartierstaat Van<br />

Rijn – Van Haaster (Leidschendam<br />

2012).<br />

• J. van Zandber<strong>gen</strong>, De Heeren<br />

van Santber<strong>gen</strong> [...] (Ber<strong>gen</strong> op<br />

Zoom 2011).<br />

• P. Schabort, Schabort. Familiegeskiedenis<br />

1500-2000 (Emmarentia<br />

2001).<br />

• K. Helder en L. Helder-<br />

Schenkel, Stamreeks Schinckel,<br />

Schenckel – Schinkel, Schenkel<br />

(Gronin<strong>gen</strong> 2012).<br />

• A.H. Huussen, Johan Wilhelm<br />

Schotman (1892-1976). Psychiater,<br />

dichter, filosoof, schilder,<br />

imker. Een schets van zijn leven en<br />

werk, met speciale aandacht voor<br />

zijn verblijf in China en voor zijn<br />

letterkundige bewerking van het<br />

gegeven ‘De Katwijkse Gekkenlogger’<br />

(Oegstgeest 2011).<br />

• K. Schreur, Familiegeschiedenis<br />

Schreur. Overijssel – Friesland<br />

(Drachten z.j.).<br />

• E.J.C. Boutmy de Katzmann, De<br />

Schrijver (’s-Gravenhage 2011).<br />

• N. Adema, Memories van oud-<br />

Lichtenvoordenaar W.H. Schutten<br />

(Lichtenvoorde 2011).<br />

• T.J. Sinnige, Genealogie van<br />

Hendrik Sinnige, kleermaker te<br />

Uitgeest (Heiloo 2006).<br />

• A.J. Steenber<strong>gen</strong>, Stamreeks,<br />

deel II. Hendrik Steenber<strong>gen</strong><br />

(1866-1952), landbouwer (Raalte<br />

2012).<br />

• A.J. Steenber<strong>gen</strong>, Stamreeks,<br />

deel III. Jan Steenber<strong>gen</strong> (1835-<br />

1899), landbouwer (Raalte 2013).<br />

• R.J. Blom, Suzanna Elisabeth<br />

Stei<strong>gen</strong>ga-Kouwe, leven tussen<br />

wetenschap en politiek (Naarden<br />

2012).<br />

• C.L. Taminiau, Familie Taminiau<br />

1680-1880 (Doorwerth 2010).<br />

• C.L. Taminiau, De nakomelin<strong>gen</strong><br />

van Jan Taminiau uit Zutphen<br />

(Doorwerth 2012).<br />

• De Eik van Arien. Kwartaalblad<br />

voor de familie Twigt (Baarn<br />

1995-2004).<br />

• Th. de Bruijn, Geschiedenis van<br />

ons geslacht Vahrmeijer (Oss<br />

2011).<br />

• H. Gietema-Haasdijk, De Vissers<br />

van de Noldijk. De veranderende<br />

leefomstandigheden van de families<br />

Visser en Van der Stoep op<br />

IJsselmonde tussen 1680 en 1953<br />

(Doorn 2011).<br />

• B.C.S. Barendrecht, (Deel-)<br />

kwartierstaat van Hennie Wa<strong>gen</strong>aar,<br />

geb. Rotterdam 17 juni 1950<br />

(Vlaardin<strong>gen</strong> 2011-2013) 2 dln.<br />

• M.Y.A. Lambermont, Kwartierstaat<br />

Johannes Albertus Weerdenburg<br />

(Nieuwegein 2011).<br />

• E.J.C. Boutmy de Katzmann,<br />

Westermann (’s-Gravenhage<br />

2011).<br />

• W. Wolff en I. Wolff-de Boom,<br />

Een kind gedoopt van Gerrit<br />

Wolph <strong>gen</strong>aamt Wilm. Genealogie<br />

van een Groninger familie Wolff<br />

(Haren 2008).<br />

• A.C. Zeven, Seven – Zeven –<br />

Zeeven (Kempers / Knevelbaard).<br />

Geschiedenis en <strong>gen</strong>ealogieën<br />

van twee families uit de Groninger<br />

Veenkoloniën 1650-2011. Deel 2:<br />

Correcties en aanvullin<strong>gen</strong> (Wa<strong>gen</strong>in<strong>gen</strong><br />

2011).<br />

76 <strong>gen</strong>.


Heraldiek<br />

Hollandse Vereniging<br />

voor Genealogie<br />

V.H. van Steenber<strong>gen</strong> van der Es<br />

WAPENREGISTRATIES BIJ DE<br />

HOLLANDSE VERENIGING VOOR<br />

GENEALOGIE<br />

(Zutphen 2013) niet<br />

gepagineerd, ill. Zie onsvoorgeslacht.nl/wapen.htm.<br />

In dit album zijn kopieën op<strong>gen</strong>omen<br />

uit het wapenregister van<br />

de Hollandse Vereniging voor<br />

Genealogie. Het gaat om meer<br />

dan honderd families waarvan de<br />

wapens (enkele uitzonderin<strong>gen</strong><br />

daargelaten) in 2011, 2012 en<br />

2013 zijn ontworpen. Elke registratie<br />

bevat een kleurenafbeelding<br />

en een beschrijving van het<br />

wapen, de naam van de<strong>gen</strong>e voor<br />

wie het is bestemd en <strong>gen</strong>ealogische<br />

informatie over zijn of<br />

haar familie. De meeste wapens<br />

zijn ontworpen en getekend door<br />

de heraldische kunstenaars C.<br />

Böhms, P. Bultsma-Vos en H.K.<br />

Nagtegaal. De volgorde van de<br />

wapenregistraties is chronologisch.<br />

Ze worden voorafgegaan<br />

door een alfabetische index.<br />

Topografie<br />

Amsterdam<br />

B. Wallet<br />

ZEEBURG. GESCHIEDENIS VAN<br />

EEN JOODSE BEGRAAFPLAATS<br />

1714-2014<br />

(Hilversum: Uitgeverij Verloren<br />

2014) 220 blz., ill., index.<br />

Prijs € 19,-.<br />

Zie ook: eerherstelzeeburg.nl.<br />

Aanvankelijk begroeven de<br />

Hoogduitse joden van Amsterdam<br />

hun doden op de begraafplaats<br />

van hun Portugese<br />

geloofs<strong>gen</strong>oten te Ouderkerk aan<br />

de Amstel. Dankzij een royale<br />

lening van de Portugees-joodse<br />

gemeenschap stichtten de<br />

Asjkenazische joden in 1642 te<br />

Muiderberg een ei<strong>gen</strong> begraafplaats.<br />

Door de sterke groei van<br />

de Asjkenazische gemeenschap<br />

werd in 1714 Zeeburg als tweede<br />

begraafplaats voor Hoogduitse<br />

joden in gebruik <strong>gen</strong>omen. Zeeburg,<br />

gele<strong>gen</strong> in Amsterdam-<br />

Oost, werd de grootste joodse<br />

begraafplaats van Nederland en<br />

een van de grootste in West-Europa.<br />

Was Muiderberg bestemd<br />

voor de begrafenis van de beter<br />

bemiddelden, op Zeeburg werden<br />

vooral de armen en hun kinderen<br />

Uitgelicht<br />

C. van Burik, B. Kemp en D. Verhoef<br />

(red.) C. van Burik, B. Kemp en<br />

D. Verhoef (red.)<br />

UTRECHTSE PARENTELEN VÓÓR 1650.<br />

DEEL 4<br />

(Rotterdam: Hollandse Vereniging<br />

voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’<br />

2014) 368 blz., ill., index. E-mailadres<br />

redactie: utrechtseparentelen@onsvoorgeslacht.nl<br />

Zie ook:<br />

onsvoorgeslacht.nl.<br />

Waren de voorgaande bundels in deze<br />

reeks bedoeld als l iber amicorum voor de<br />

<strong>gen</strong>ealoog Marcel S.F. Kemp (zie onder andere<br />

Genealogie 19 (2013) afl. 2, 43), met dit<br />

vierde deel wordt zijn collega-onderzoeker<br />

Nico Plomp geëerd. Plomp was een van de<br />

oprichters van de Woerdense Historische<br />

en Genealogische Vereniging, publiceerde<br />

veel op <strong>gen</strong>ealogisch gebied en was tot zijn<br />

pensioen plaatsvervan<strong>gen</strong>d directeur van<br />

het Centraal Bureau voor Genealogie.<br />

De eerste parenteel in deze bundel is<br />

van zijn hand. Hij behandelt daarin de nakomelin<strong>gen</strong><br />

van Gerrit (de) Berger, die rond<br />

het midden van de vijftiende eeuw in het<br />

Utrechtse dorp Kamerik woonde. In latere<br />

<strong>gen</strong>eraties werd binnen deze familie de<br />

naam Plomp gebruikt. In de vol<strong>gen</strong>de bijdrage<br />

staat het Utrechtse re<strong>gen</strong>tengeslacht<br />

De Goyer centraal. Marten Jan Bok geeft in<br />

dit artikel een overzicht van de nakomelin<strong>gen</strong><br />

van Hendrick Hu<strong>gen</strong>sz de Goyer, die in<br />

de tweede helft van de vijftiende eeuw in<br />

de stad Utrecht woonde. Zijn zoon Dirck de<br />

Goyer, diens tweede vrouw Alit van Rosant<br />

en hun vijftien kinderen staan afgebeeld<br />

op een memorietafel. De vondst van een<br />

foto van dit paneel, waarvan de huidige<br />

ver blijfplaats onbekend is, vormde de aanleiding<br />

tot het onderzoek naar de familie De<br />

Goyer.<br />

In 1627 legde een aantal mensen uit de<br />

omgeving van Harmelen voor een Utrechtse<br />

notaris een verklaring af over een doodslag.<br />

In de door Denis Verhoef samengestelde<br />

parenteel van Gerrit Jansz van Rijn (overl.<br />

voor 1540) komen verwanten van zowel de<br />

dader als het slachtoffer van deze doodslag<br />

voor. Deze bundel werd op 31 oktober vorig<br />

jaar tijdens een bijeenkomst op landgoed<br />

Linschoten aan Nico Plomp aangeboden.<br />

Aad van der Tang<br />

<strong>gen</strong>. 77


ter aarde besteld. Te<strong>gen</strong>woordig<br />

zet de Stichting Eerherstel Joodse<br />

Begraafplaats Zeeburg zich in<br />

voor herstel en restauratie van de<br />

voormalige armenbegraafplaats.<br />

In dit gedenkboek wordt de geschiedenis<br />

van Zeeburg uitvoerig<br />

beschreven. In het thematische<br />

deel komt de relatie tussen Muiderberg<br />

en Zeeburg aan de orde,<br />

evenals de rituele functie van<br />

Zeeburg. Het prosopografische<br />

deel bevat bijdra<strong>gen</strong> over de<br />

statistiek van driehonderd jaar<br />

Zeeburg en de begraafboeken<br />

van Zeeburg van 1834 tot 1914.<br />

Ook worden enkele personen geportretteerd<br />

die op Zeeburg zijn<br />

begraven, zoals de circusartiest<br />

Jacques Schuitenvoerder (1846-<br />

1911) en de zangeres Emilie Culp<br />

(1868-1898). Speciale aandacht<br />

is er voor de familie Verduin die<br />

sedert 1785 Zeeburg beheerde.<br />

Elburg<br />

W. van Norel<br />

JOODS LEVEN IN ELBURG.<br />

GEDENKBOEK<br />

(Elburg: Oudheidkundige<br />

Vereniging Arent thoe Boecop<br />

2014) 431 blz., ill.<br />

Zie arentthoeboecop.nl.<br />

In het Gelderse stadje Elburg<br />

bestond een vrij grote joodse<br />

gemeenschap, die in 1816 bijna<br />

ne<strong>gen</strong>tig zielen telde. In de loop<br />

van de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw kreeg<br />

deze gemeente een ei<strong>gen</strong> synagoge.<br />

Na inleidin<strong>gen</strong> over onder<br />

meer de economische positie,<br />

het bestuur van de Joodse Gemeente,<br />

de armenzorg, de synagoge<br />

en de begraafplaats vol<strong>gen</strong><br />

twintig levensverhalen van<br />

joodse Elburgers, onder wie acht<br />

leden van de familie Vecht. Na<br />

een overzicht van de deportaties<br />

van Elburger joden in 1942 en<br />

1943 worden de verhalen verteld<br />

van een aantal joodse onderduikkinderen<br />

en van enkele<br />

destijds volwassen onderduikers.<br />

Aandacht is er ook voor Elburgers<br />

die na de oorlog door het joodse<br />

instituut Yad Vashem werden<br />

erkend als Rechtvaardi<strong>gen</strong> onder<br />

de Volkeren, en voor het Museum<br />

Sjoel Elburg, dat in 2008 zijn<br />

deuren opende. Van de vol<strong>gen</strong>de<br />

joodse families uit Elburg zijn in<br />

deze indrukwekkende uitgave<br />

<strong>gen</strong>ealogieën op<strong>gen</strong>omen: Beem,<br />

Cohen, Förster, Van Hamberg, De<br />

Hond, De Lange, Rubens, Vecht<br />

en Wolff. De eerste exemplaren<br />

van dit prachtig uitgevoerde en<br />

goed gedocumenteerde gedenkboek<br />

werden 29 oktober vorig<br />

jaar in Elburg aangeboden aan<br />

‘onderduikkind’ Victorina Roosje<br />

Klompmaker-Jacobs (1929) en<br />

Jules Schelvis (1921), overlevende<br />

van zeven concentratiekampen.<br />

Putten<br />

P. Dekker en G. van Dompseler<br />

VAN NAAM TOT NUMMER.<br />

SLACHTOFFERS VAN DE PUTTENSE<br />

RAZZIA<br />

(z.pl.: Uitgeverij Louise 2014)<br />

512 blz., ill., index. Prijs € 25,-.<br />

Na een aanslag van de illegaliteit<br />

op een Duitse militaire auto werd<br />

als represaille op 1 en 2 oktober<br />

1944 een deel van het Veluwse<br />

dorp Putten platgebrand en werden<br />

ruim zeshonderd mannen<br />

weggevoerd naar Duitse concentratiekampen.<br />

De Puttenaren<br />

kwamen vooral in Neuengamme<br />

(bij Hamburg) en de buitenkampen<br />

te Husum en Ladelund in<br />

Noord-Duitsland terecht, alsook<br />

in beruchte kampen als Ber<strong>gen</strong>-<br />

Belsen, Buchenwald en Ravensbrück.<br />

De meeste van de weggevoerden<br />

hebben deze kampen<br />

niet overleefd. Slechts 48 mannen<br />

keerden terug naar huis. Het<br />

eerste gedenkboek over de razzia<br />

van Putten verscheen in 1948<br />

onder redactie van Tj. Wouters.<br />

Sedertdien is er zoveel meer over<br />

de razzia en haar slachtoffers<br />

bekend geworden dat een nieuw<br />

gedenkboek gerechtvaardigd<br />

advertenties<br />

78 <strong>gen</strong>.


was. Het belangrijkste onderdeel<br />

van deze uitgave bestaat uit een<br />

overzicht van de razziaslachtoffers.<br />

De beknopte biografieën<br />

(vaak voorzien van een portretfoto)<br />

vol<strong>gen</strong> op een bespreking<br />

van de kampen waarin de slachtoffers<br />

overleden zijn. Ook bevat<br />

het boek biografische gegevens<br />

over de weggevoerden die na de<br />

razzia uit kamp Amersfoort zijn<br />

vrijgelaten of tijdens het transport<br />

naar Neuengamme uit de<br />

trein zijn gespron<strong>gen</strong>. Het laatste<br />

hoofdstuk gaat over de weinige<br />

Puttenaren die terugkeerden. Het<br />

degelijk uitgevoerde gedenkboek<br />

geeft een indrukwekkend beeld<br />

van dit trieste hoofdstuk uit de<br />

Nederlandse oorlogsgeschiedenis.<br />

terodanum.nl.<br />

Rotterdam<br />

J. Steenhuis (hoofdred.)<br />

ROTTERDAMS JAARBOEKJE 2014,<br />

TEVENS JAARBOEKJE VAN HET<br />

HISTORISCH GENOOTSCHAP<br />

ROTERODAMUM<br />

(Rotterdam: Stadsarchief 2014)<br />

238 blz., ill. Zie ook: www.ro<br />

Onder de Rotterdammers aan<br />

wie in deze editie van Rotterdams<br />

Jaarboekje een in memoriam<br />

is gewijd, zijn er twee die<br />

ook landelijk bekendheid <strong>gen</strong>oten:<br />

acteur en filmregisseur<br />

Kees Brusse (1925-2013) en<br />

jazzzangeres Rita Reys (1924-<br />

2013). Stadsarcheoloog dr. ing.<br />

Catharinus Hoek (1924-2013)<br />

was aanvankelijk technisch<br />

ambtenaar bij Gemeentewerken<br />

Rotterdam. In 1960 werd<br />

hij bij deze dienst vrijgemaakt<br />

voor oudheidkundig werk. Ofschoon<br />

hij geen archeologie<br />

had gestudeerd bleek hij toch<br />

over voldoende kwaliteiten te<br />

beschikken om als eerste stadsarcheoloog<br />

van Nederland het<br />

oudheidkundig onderzoek in<br />

Rotterdam en randgemeenten<br />

voortvarend aan te pakken. Hij<br />

werkte daarbij nauw samen<br />

advertenties<br />

met amateurarcheolo<strong>gen</strong>. In het<br />

kader van zijn werkzaamheden<br />

als stadsarcheoloog verrichtte<br />

Hoek veel archiefonderzoek.<br />

Een groot aantal van zijn (bronnen)publicaties<br />

verscheen in de<br />

jaarboeken en het tijdschrift van<br />

de (Zuid-)Hollandse Vereniging<br />

voor Genealogie Ons Voorgeslacht.<br />

Daaronder bevonden<br />

zich talloze repertoria op leenkamers,<br />

die hij aanvankelijk alleen,<br />

later samen met dr. Jacob<br />

Kort samenstelde. In 1999 werd<br />

hem een eredoctoraat verleend.<br />

Tijdens archeologisch onderzoek<br />

in de bouwput van de Markthal<br />

te Rotterdam werd enkele<br />

jaren geleden een geelkoperen<br />

doosje gevonden met daarin een<br />

zegelafdruk van was. Het bleek<br />

te gaan om Rotterdams oudste<br />

stadszegel. In zijn artikel gaat<br />

Guus van Breugel uitgebreid in<br />

op de achtergronden van deze<br />

sensationele vondst (zie ook<br />

Genealogie 19 (2013) afl. 4, 26).<br />

Een andere historische bijdrage<br />

in dit jaarboek is van de<br />

hand van Milja van Tielhof. Zij<br />

beschrijft de financiering van<br />

de bouw (1662-1665) van het<br />

Schielandshuis aan de Korte<br />

Hoogstraat, een van de weinige<br />

oude monumenten die Rotterdam<br />

nog heeft.<br />

Overige<br />

• H. Ohling, Die Familien der<br />

evangelisch­reformierten Kirchengemeinde<br />

Aurich (1771­1900)<br />

(Aurich 2014).<br />

• K. van der Hoek en G. Crebolder,<br />

Kadastrale atlas Gelderland<br />

1832: Barneveld, Garderen en<br />

Voorthuizen (Arnhem 2014).<br />

• M. Lindeijer, Tussen kasteel en<br />

kerk. De katholieke Gelderse adel<br />

1765­1827 (Aalten 2014). [Zie<br />

voor een recensie dossier adel &<br />

patriciaat op cbg.nl.]<br />

• D. De Witt, Historical tombstones<br />

and graves at St. Paul’s Hill<br />

Malacca (Malacca 2013).<br />

• T. Hokken, Diaconie­armen van<br />

Rhoon: rekenin<strong>gen</strong> (1622­1668).<br />

Hollandse Bronnen 8 (Rotterdam<br />

2014).<br />

• A.M. Bosters, ‘Comt in mijnen<br />

hof’. Begijnen uit Roosendaal<br />

(Voorburg 2014).<br />

• P. Borst e.a., Graven en begraven<br />

in de Dom van Utrecht (Bunnik<br />

1997).<br />

• A.M. Bosters, Vossemeer en de<br />

kaarten van Pieter Resen (1555)<br />

(Voorburg 2014).<br />

• H. Heyken, Die Familien der<br />

evangelisch­lutherischen Kirchengemeinde<br />

Westeraccum (1668­<br />

1900) (Aurich 2014).<br />

• H. Harms, Die Familien der<br />

evangelisch­lutherischen Kirchengemeinde<br />

Westerende (1663­<br />

1929) (Aurich 2014).<br />

Jochem Kroes en Aad van der<br />

Tang zijn medewerkers van<br />

het CBG<br />

<strong>gen</strong>. 79


diensten & publicaties<br />

Centrum voor<br />

Familiegeschiedenis<br />

Het Centraal Bureau voor<br />

Genealogie (CBG) is een centrum<br />

voor familiegeschiedenis, dat de<br />

beoefenaren van de <strong>gen</strong>ealogie<br />

behulpzaam is door het beschikbaar<br />

stellen van verzamelin<strong>gen</strong>,<br />

het uitgeven van publicaties, het<br />

verstrekken van adviezen en het<br />

verrichten van onderzoek.<br />

Vrienden van het CBG<br />

Het CBG steunt op een overheidssubsidie,<br />

op de opbrengst van<br />

geleverde diensten en producten<br />

en op de contributie van ruim<br />

tienduizend Vrienden. Vrienden<br />

ontvan<strong>gen</strong> het kwartaalblad Gen.,<br />

krij<strong>gen</strong> korting op publicaties en<br />

diensten en hebben gratis toegang<br />

tot de studiezaal van het bureau.<br />

Ook ontvan<strong>gen</strong> zij per contributieperiode<br />

van één jaar 500<br />

gratis eenheden voor de digitale<br />

studiezaal.<br />

De jaarlijkse contributie bedraagt<br />

€ 40,- (jongeren tot 21 jaar betalen<br />

slechts € 20,-). De contributie<br />

kan worden voldaan via automatische<br />

incasso of betaling van de<br />

factuur. Huis<strong>gen</strong>oten van Vrienden<br />

kunnen vrije toegang tot de<br />

studiezaal krij<strong>gen</strong> te<strong>gen</strong> betaling<br />

van een contributie van € 17,25 per<br />

jaar. Vrienden in het buitenland<br />

betalen € 57,75.<br />

ANBI-instelling<br />

Het Centraal Bureau voor Genealogie<br />

is aangemerkt als een Algemeen<br />

Nut Beo<strong>gen</strong>de Instelling.<br />

Dit houdt in dat het CBG geen<br />

belasting hoeft te betalen over<br />

ontvan<strong>gen</strong> erfenissen en schenkin<strong>gen</strong>.<br />

De<strong>gen</strong>e die het Bureau<br />

een schenking doet, kan zijn gift<br />

van de inkomsten- of vennootschapsbelasting<br />

aftrekken, binnen<br />

de daarvoor geldende regels.<br />

Mocht u een schenking willen<br />

doen, dan kunt u deze overmaken<br />

op IBAN: NL40INGB0000065260<br />

t.n.v. Stichting Centraal Bureau<br />

voor Genealogie.<br />

Studiezaal<br />

Onze studiezaal in Den Haag biedt<br />

toegang tot onze grote bibliotheek<br />

met meer dan honderdduizend<br />

banden; zowel boeken<br />

als tijdschriften. Daar zijn ook<br />

onze uitgebreide verzamelin<strong>gen</strong><br />

te raadple<strong>gen</strong>: onder meer<br />

familieadvertenties, bidprentjes<br />

en familiedossiers, de heraldische<br />

databank, microfiches<br />

met <strong>gen</strong>ealogische bronnen<br />

uit Nederland, de voormalige<br />

overzeese gebiedsdelen en het<br />

buitenland en speciale <strong>gen</strong>ealogische<br />

collecties.<br />

In de bibliotheek en de verzamelin<strong>gen</strong><br />

bevinden zich de resultaten<br />

van eerder onderzoek; raadpleging<br />

ervan voorkomt dubbel werk.<br />

De studiezaal is geopend op<br />

dinsdag van 10.00 tot 21.00 uur,<br />

woensdag t/m vrijdag van 10.00<br />

tot 17.00 uur. Zie ook onze website<br />

in verband met mogelijk gewijzigde<br />

openingstijden.<br />

Digitale studiezaal<br />

In de Digitale Studiezaal kunnen<br />

thuis gedigitaliseerde onderdelen<br />

van de CBG-collectie worden<br />

geraadpleegd. Voor Vrienden is<br />

het mogelijk om – uitsluitend via<br />

de website – te<strong>gen</strong> een aantrekkelijke<br />

korting extra eenheden<br />

aan te schaffen boven de jaarlijkse<br />

gratis eenheden waar zij recht op<br />

hebben. Eenheden kosten per 100<br />

stuks € 5,80 (Vrienden € 5,20), per<br />

200 stuks € 10,40 (Vrienden<br />

€ 9,35) en per 500 stuks € 23,15<br />

(Vrienden € 20,85).<br />

Internet cbg.nl<br />

De website van het CBG is een<br />

virtuele vraagbaak en ontmoetingsplek<br />

voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>. De<br />

site bevat algemene informatie,<br />

de CBG-catalogus, een online<br />

onderzoeksgids familiegeschiedenis,<br />

een forum en een registratie<br />

van lopend onderzoek – beide<br />

voor gegevensuitwisseling tussen<br />

bezoekers –, onze onderwerpsdossiers,<br />

de Familienamenbank<br />

en andere links. Voor heraldische<br />

informatie is er een speciale site:<br />

heraldischedatabank.nl<br />

Op stamboomnederland.nl vindt<br />

u digitale resultaten van eerder<br />

onderzoek.<br />

U kunt het CBG<br />

ook vol<strong>gen</strong> via<br />

Facebook (zie QRcode)<br />

en Twitter<br />

(@CBGenealogie)<br />

Onderzoek door het CBG<br />

Onderzoek in opdracht door<br />

medewerkers van het CBG is<br />

mogelijk, na goed overleg en<br />

na gemaakte afspraken over<br />

doelstelling en afbakening van het<br />

onderzoeksterrein. Het tarief voor<br />

onderzoek in opdracht bedraagt<br />

€ 18,25 per kwartier (Vrienden<br />

€ 15,25). Als starttarief wordt<br />

minimaal een half uur in rekening<br />

gebracht.<br />

Het vriendentarief geldt niet voor<br />

zakelijk gebruik, zoals onderzoek<br />

voor notariële doeleinden.<br />

Recente uitgaven<br />

NEDERLAND’S<br />

ADELSBOEK<br />

deel 98 (2013-2014)<br />

Win-Z, LXVI, 414 blz.<br />

Prijs € 64,-<br />

(Vrienden € 59,-).<br />

NEDERLAND’S<br />

PATRICIAAT<br />

deel 93 (2014) XVI,<br />

472 blz. Prijs € 58,50<br />

(Vrienden € 53,-).<br />

C.P. Mulder en<br />

M. Spaans EEN EEUW<br />

HELDEN. HET CAR-<br />

NEGIE HELDENFONDS<br />

1911-2011 (Den Haag<br />

2011), 112 blz. met dvd. Prijs<br />

€ 29,95 (Vrienden € 25,-).<br />

C.P. Mulder en<br />

P.A. Christiaans<br />

VOOR ONS EN ONS<br />

HUIS. MEER DAN<br />

HONDERD JAAR<br />

HUISORDE VAN ORANJE 1905-2005<br />

(2011) (Den Haag 2013) 456 blz.<br />

Prijs € 39,95 (Vrienden € 34,95).<br />

De prijzen op deze pagina zijn<br />

geldig tot en met 31 december<br />

2015, zijn onder voorbehoud<br />

van drukfouten en inclusief<br />

verzendkosten (tenzij anders<br />

aangegeven) en BTW. Bij bestelling<br />

uit het buitenland worden<br />

hogere verzendkosten berekend.<br />

Deze en andere publicaties zijn<br />

te bestellen via onze website<br />

(cbg.nl > uitgaven),<br />

telefonisch (070-3150510) of<br />

per post (CBG, Postbus 11755,<br />

2502 AT Den Haag).<br />

80 <strong>gen</strong>.


advertenties<br />

verhoog &<br />

warmerdam<br />

W I J M A K E N G E S C H I E D E N I S<br />

S I N D S 1 9 9 0<br />

Uw verhaal verteld...<br />

JUBILEUMBOEKEN, PREDIKAATAANVRAGEN ‘KONINKLIJK’<br />

EN ‘HOFLEVERANCIER’, BEDRIJFSVIDEO’S, BEDRIJFSARCHIEF-<br />

INVENTARISATIE, GENEALOGIEËN, PARENTEELSTATEN,<br />

KWARTIERSTATEN, STAMREEKSEN, UITGAVE VAN UW STAMBOOM<br />

[UURTARIEF € 55]<br />

Bezoek ook<br />

onze website<br />

www.venw.nl<br />

LID VAN NEDERLANDSE VERENIGING VAN HISTORISCHE ONDERZOEKSBUREAUS


verleden tijd<br />

Geboortig uit Afrika<br />

Tijdens de pauze van onze wekelijkse repetitieavond<br />

raak ik in gesprek met medekoorlid<br />

Rob. Als blijkt dat hij in het verleden <strong>gen</strong>ealogisch<br />

onderzoek heeft gedaan, vraag ik of hij<br />

misschien een mooie familiefoto heeft; een<br />

foto waar een verhaal aan vast zit. Jazeker<br />

heeft hij die, zegt hij, en zijn o<strong>gen</strong> lichten op<br />

– voor het totaalbeeld vermeld ik hier even<br />

dat Rob Charles licht van haar, huid en o<strong>gen</strong><br />

is. Hij buigt zich naar me toe alsof hij een<br />

sprookje gaat vertellen: ‘Er was eens, rond<br />

het jaar 1800, een Afrikaans jongetje dat<br />

ontvoerd was en naar Elmina werd gebracht,<br />

het fort aan de kust van wat nu Ghana is. Met<br />

een schip ging hij naar Suriname, werd daar<br />

op de slavenmarkt in Paramaribo verkocht en<br />

kreeg de naam Charles. Als jongeman ging<br />

hij met zijn meester mee naar Nederland.<br />

Daar trouwde hij in 1824 met een Rotterdams<br />

meisje. Van die man heb ik een foto. Hij is<br />

mijn stamvader.’<br />

De vol<strong>gen</strong>de koorrepetitie neemt hij de foto<br />

mee en vervolgt zijn verhaal. ‘Als kind hoorde<br />

ik dat wij van negers zouden afstammen. Zo<br />

werd dat toen gezegd, geheel politiek incorrect<br />

taalgebruik natuurlijk. Het zal net na de<br />

oorlog zijn geweest. Mijn vader vertelde over<br />

de twee donkere vrouwen die in zijn ouderlijk<br />

huis woonden toen hij een kind was, over<br />

‘Later pas begreep ik dat hij<br />

het over zijn grootmoeder<br />

had die samen met haar<br />

zuster bij hen inwoonde’<br />

hun haren die iedere dag werden gedaan<br />

en dat dat een bewerkelijk ritueel was. Heel<br />

veel later pas begreep ik dat hij het over zijn<br />

grootmoeder had die samen met haar zuster<br />

bij hen inwoonde.’<br />

Zo’n tien jaar geleden kreeg Johannes<br />

Charles eindelijk een gezicht, toen Rob op<br />

het spoor van andere nazaten kwam. Zij<br />

hadden onder andere een kopie van zijn<br />

huwelijksakte en deze foto, <strong>gen</strong>omen toen hij<br />

al een man op leeftijd was. Hij stierf in 1872.<br />

De huwelijkse bijla<strong>gen</strong> uit 1824 vertellen<br />

nog meer. Bij gebrek aan een geboortebewijs<br />

werd een ‘akte van bekendheid’<br />

opgesteld. Vol<strong>gen</strong>s zijn ei<strong>gen</strong> verklaring<br />

‘en ook naar het uiterlijk aanzien’ was hij<br />

‘oud circa zesentwintig jaren’ en ‘geboortig<br />

uit Afrika, zoo hij zegt van Delmina’. De<br />

heer Buschman, zijn vroegere ei<strong>gen</strong>aar,<br />

die hem als huisknecht van Suriname naar<br />

Nederland had mee<strong>gen</strong>omen, verklaarde<br />

dat hij Charles kende vanaf het moment<br />

dat hij in Suriname aankwam ‘en alzoo ook<br />

van deszelfs vroeger lot en wegvoering in<br />

slavernij volkomen kennis en wetenschap’<br />

droeg. Eenmaal een ‘vrije neger’ liet Charles<br />

zich dopen bij de missiekerk van de hernhutters,<br />

waarbij hij de doopnaam Johannes<br />

kreeg. Het toeval wil dat ook Rob Charles<br />

zich op volwassen leeftijd heeft laten<br />

dopen, van zijn Surinaamse betovergrootvader<br />

wist hij toen nog niets.<br />

Lilian de Bruijn

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!