gen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS<br />
<strong>gen</strong><br />
+ Dossier<br />
Nederland<br />
en de West<br />
Het kadaster<br />
en je stamboom<br />
De held<br />
Georges<br />
Romedenne<br />
Slavenhouders<br />
en geldschieters<br />
Mensen van aanzien<br />
JAARGANG 21 • NUMMER 1 • MAART 2015
Word<br />
Vriend!<br />
familiekroniek<br />
Hun leven was kamperen<br />
Op zoek naar oude kampeerfoto’s trof ik in<br />
ons familiearchief een vakantiedagboek aan<br />
uit 1949. De broers Dick J. (1923) en Mart<br />
Wassenaar (1925), Ans H. Fray (1922) en mijn<br />
schoonouders J.J.N. (Bob) Huter (1920) en<br />
G.M. (Trudy) Huter-Reijmer (1925), allen uit<br />
Leiden, hadden besloten om gezamenlijk een<br />
fietskampeertocht te gaan maken in Twente,<br />
de Achterhoek en de Veluwe. Zij hadden elkaar<br />
leren kennen in een kamp van de jongerenorganisatie<br />
‘Nieuwe Koers’. Met een bouwtekening<br />
van Carl Denig naaiden Trudy en Bob<br />
hun tentje. De anderen huurden er een. Alles<br />
moest met de fiets mee, dus: lichtgewicht en<br />
minimale bagage. Met een kampeerpaspoort<br />
konden ze op mooie kampeerterreintjes staan.<br />
Op zaterdagochtend vertrokken Trudy en<br />
Dick op de fiets naar Amsterdam om bij<br />
Carl Denig de gehuurde tenten op te halen.<br />
De anderen, die ’s mor<strong>gen</strong>s nog moesten<br />
werken, sloten zich in de middag aan. Ze<br />
scheepten in op een boot die hen ’s nachts<br />
naar Kampen bracht. Aan boord waren geen<br />
bedden, er werd geslapen in stoelen en op<br />
banken. Het budget was beperkt, maar af en<br />
toe een ‘choco’ om de dorst te lessen kon er<br />
vanaf. Als ze na een dag fietsen op de plaats<br />
van bestemming waren gekomen werden de<br />
taken verdeeld, één ging naar de bakker, de<br />
ander naar de boer voor melk en eieren of<br />
naar de slager en kruidenier. Bob maakte in<br />
Met een bouwtekening<br />
van Carl Denig naaiden<br />
Trudy en Bob hun tentje.<br />
zijn reisverslag lyrische beschrijvin<strong>gen</strong> van de<br />
prachtige natuur en de idyllische plaatsjes die<br />
ze passeerden.<br />
Na het ‘jassen van de piepers’ door de<br />
mannen werd er door de vrouwen gekookt.<br />
Om de beurt werden ‘de vaten gewassen’.<br />
Eén keer werd er ’s nachts doorgefietst en<br />
werd in Groenlo om half twee in de nacht<br />
op het marktpleintje uitgerust. Te<strong>gen</strong> de<br />
ochtend werd nabij Varsseveld op een zeiltje<br />
een slaapje gedaan. In een wiebelend bootje<br />
- in het midden staand met de fiets aan de<br />
hand - werden ze met twee tegelijk de IJssel<br />
overgeroeid.<br />
In Utrecht eindigde de fietstocht. De reis<br />
naar Leiden werd per trein gedaan - en daar<br />
aangekomen bleek helaas één fiets niet te<br />
zijn meegegaan. Bob en Trudy werden later<br />
mentoren bij de ANWB en hebben in Ommen<br />
het goed kamperen onderwezen aan gezinnen<br />
die ook deze aan<strong>gen</strong>ame manier van<br />
vakantiehouden ontdekten. Toen zij op leeftijd<br />
kwamen trokken ze er met een caravan op uit.<br />
Heel veel jaren leidden zij de landgoedkampen<br />
in het Paardenbos achter paleis Soestdijk. Het<br />
kamperen liet ze niet los. En nu, op hoge leeftijd,<br />
worden de herinnerin<strong>gen</strong> gekoesterd.<br />
Hugo Doeleman Hzn, Winterswijk<br />
In deze rubriek staan bijzondere foto’s, voorwerpen en familieverhalen centraal. Heeft u ook<br />
een bijdrage voor deze rubriek, bel 070-3150596 of stuur een e-mail naar uitgeverij@cbg.nl.<br />
<strong>gen</strong>. TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS NUMMER 2 • MEI 2014<br />
<strong>gen</strong><br />
TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS<br />
Extra!<br />
Nederlandse<br />
adel<br />
Dossier<br />
Nieuw in Eijsden:<br />
Internationaal<br />
Familiemuseum<br />
Van Coeverden<br />
Oeroud en zeer<br />
bij de tijd<br />
Leenregisters<br />
Ver terug in de tijd<br />
Onderzoek<br />
Stoplappen, merklappen<br />
en <strong>gen</strong>ealogie<br />
JAARGANG 20 19 • NUMMER 1 2 • MAART MEI 2014<br />
2014<br />
Dochter van Nederlandse barones<br />
Audrey Hepburn<br />
& Nederland<br />
Hoe verder terug in de tijd, hoe schaarser de<br />
bronnen. Wie leenmannen onder zijn voorouders<br />
heeft, zit echter goed. In dat geval is het dankzij<br />
bewaard gebleven leenregisters zelfs mogelijk om<br />
de stamboom of kwartierstaat terug te voeren tot<br />
in de Middeleeuwen. tekst Maarten van Bourgondiën<br />
2205_Gen#2Cover_def.indd 1 22-05-14 15:03<br />
Voor € 40,- per jaar krij<strong>gen</strong><br />
vrienden van het CBG:<br />
• 4 keer ons vernieuwde blad Gen.<br />
(4x80 pagina’s)<br />
• 500 gratis eenheden voor onze<br />
Digitale Studiezaal ter waarde<br />
van € 22,90<br />
• Vriendenkorting op diensten<br />
en publicaties<br />
Ga naar www.cbg.nl
colofon<br />
Gen. Tijdschrift voor familiegeschiedenis<br />
verleden tijd<br />
Geboortig uit Afrika<br />
Gen. is het kwartaalblad van het<br />
Centraal Bureau voor Genealogie en<br />
wordt vier maal per jaar toegezonden<br />
aan de Vrienden van het CBG<br />
ISSN: 2352-2712<br />
Oplage: 10.750, 21ste jaargang<br />
Redactie: Maarten van Bourgondiën,<br />
Lilian de Bruijn, Conrad Gietman (tevens<br />
eindredactie), Dimphéna Groffen;<br />
beeldredactie: Guus van Breugel;<br />
redactieassistentie: Jos Jacobs-Smeele;<br />
hoofd uitgeverij: Ruud Straatman<br />
Aan dit nummer werkten mee:<br />
(in alfabetische volgorde): Leendert Brouwer;<br />
Tijdens de pauze van onze wekelijkse ik dat wij van negers zouden afstammen. Zo<br />
repetitieavond raak ik in gesprek met medekoorlid<br />
Rob. Als blijkt dat hij in het verleden rect taalgebruik natuurlijk. Het zal net na de<br />
werd dat toen gezegd, geheel politiek incor-<br />
<strong>gen</strong>ealogisch onderzoek heeft gedaan, vraag oorlog zijn geweest. Mijn vader vertelde over<br />
ik of hij misschien een mooie familiefoto de twee donkere vrouwen die in zijn ouderlijk<br />
huis woonden toen hij een kind was, over<br />
heeft; een foto waar een verhaal aan vast zit.<br />
Jazeker heeft hij die, zegt hij, en zijn o<strong>gen</strong><br />
lichten op – voor het totaalbeeld vermeld ik<br />
hier even dat Rob Charles licht van haar, huid ‘Later pas begreep ik dat hij<br />
en o<strong>gen</strong> is. Hij buigt zich naar me toe alsof hij het over zijn grootmoeder<br />
een sprookje gaat vertellen: ‘Er was eens rond had die samen met haar<br />
het jaar 1800 een Afrikaans jongetje, dat zuster bij hen inwoonde’<br />
ontvoerd was, en naar Elmina werd gebracht,<br />
het fort aan de kust van wat nu Ghana is. Met hun haren die iedere dag werden gedaan<br />
een schip ging hij naar Suriname, werd daar en dat dat een bewerkelijk ritueel was. Heel<br />
op de slavenmarkt in Paramaribo verkocht en veel later pas begreep ik dat hij het over zijn<br />
kreeg de naam Charles. Als jongeman ging grootmoeder had die samen met haar zuster<br />
hij met zijn meester mee naar Nederland. bij hen inwoonde.’<br />
Daar trouwde hij in 1824 met een Rotterdams Zo’n tien jaar geleden kreeg Johannes<br />
meisje. Van die man heb ik een foto. Hij is Charles eindelijk een gezicht, toen Rob op<br />
mijn stamvader.’<br />
het spoor van andere nazaten kwam. Zij<br />
hadden onder andere een kopie van zijn<br />
De vol<strong>gen</strong>de koorrepetitie neemt hij de foto huwelijksakte en deze foto, <strong>gen</strong>omen toen hij<br />
mee en vervolgt zijn verhaal. ‘Als kind hoorde al een man op leeftijd was. Hij stierf in 1872.<br />
Julie-Marthe Cohen; Wim Coster; Sabine<br />
Craft-Giepmans; Claire van den Donk; George<br />
Gubbels; Eric Hennekam; Yvette Hoitink; Els<br />
Kloek; Paul Koulen; Jochem Kroes; Maarten<br />
van der Meer; Christel Monsanto; Martin<br />
Spaans Azn, Aad van der Tang; Joost Welten;<br />
Martine Zoeteman-van Pelt<br />
E-mail: uitgeverij@cbg.nl<br />
Basisontwerp en vormgeving:<br />
Marinka Reuten<br />
Tekenin<strong>gen</strong>: Claudie de Cleen,<br />
Marly Hendricks<br />
Druk: Ten Brink, Meppel<br />
Prijs voor losse nummers: € 15<br />
(Vrienden € 10) inclusief verzendkosten<br />
Commerciële advertenties in Gen.:<br />
tarieven voor het plaatsen van commerciële<br />
advertenties op aanvraag (tel. 070-3150595)<br />
Centraal Bureau voor Genealogie,<br />
Centrum voor familiegeschiedenis<br />
postadres: Postbus 11755,<br />
2502 AT Den Haag<br />
bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 22,<br />
2595 BE Den Haag<br />
070-3150500 (algemeen);<br />
070-3150510 (bestellin<strong>gen</strong>);<br />
070-3150570 (onderzoek en inlichtin<strong>gen</strong>)<br />
www.cbg.nl; e-mail: info@cbg.nl<br />
© 2015 – Centraal Bureau voor Genealogie,<br />
Den Haag<br />
Niets uit deze uitgave mag worden<br />
verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt<br />
door middel van druk, fotokopie, microfilm<br />
of op welke andere wijze ook zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming<br />
van de uitgever.<br />
Omslagfoto: Maria van Reygersberch,<br />
geportretteerd door Cornelis Jonson van<br />
Cuelen. Foto RKD – Nederlands instituut<br />
voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
De huwelijkse bijla<strong>gen</strong> uit 1824 vertellen<br />
nog meer. Bij gebrek aan een geboortebewijs<br />
werd een ‘akte van bekendheid’<br />
opgesteld. Vol<strong>gen</strong>s zijn ei<strong>gen</strong> verklaring<br />
‘en ook naar het uiterlijk aanzien’ was hij<br />
‘oud circa zesentwintig jaren’ en ‘geboortig<br />
uit Afrika, zoo hij zegt van Delmina’. De<br />
heer Buschman, zijn vroegere ei<strong>gen</strong>aar,<br />
die hem als huisknecht van Suriname naar<br />
Nederland had mee<strong>gen</strong>omen, verklaarde<br />
dat hij Charles kende vanaf het moment<br />
dat hij in Suriname aankwam ‘en alzoo ook<br />
van deszelfs vroeger lot en wegvoering in<br />
slavernij volkomen kennis en wetenschap’<br />
droeg. Eenmaal een ‘vrije neger’ liet Charles<br />
zich dopen bij de missiekerk van de hernhutters,<br />
waarbij hij de doopnaam Johannes<br />
kreeg. Het toeval wil dat ook Rob Charles<br />
zich op volwassen leeftijd heeft laten<br />
dopen, van zijn Surinaamse betovergrootvader<br />
wist hij toen nog niets.<br />
Lilian de Bruijn<br />
<strong>gen</strong>. TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS NUMMER 1 • MAART 2015<br />
TIJDSCHRIFT VOOR FAMILIEGESCHIEDENIS<br />
<strong>gen</strong><br />
JAARGANG 21 • NUMMER 1 • MAART 2015<br />
Bij dit nummer<br />
Ieder familieverleden kent verzwe<strong>gen</strong> liefdes, toegedekte schandalen<br />
en geheimen die naar de mening van de betrokkenen voor eeuwig weggestopt<br />
moesten worden. Dat laatste was niet altijd even makkelijk. In<br />
Overijssel en ver daarbuiten gonsde het rond 1860 van de geruchten over<br />
de overspelige relatie van een charismatische dominee met een jonge,<br />
diepgelovige adellijke weduwe en over het kind dat uit die verhouding<br />
zou zijn geboren. Dat kind, een zoontje, bestond inderdaad. Het werd in<br />
het diepste geheim er<strong>gen</strong>s in het zuiden van Frankrijk ter wereld<br />
gebracht. Zijn hele leven zou deze zoon wrok blijven koesteren te<strong>gen</strong><br />
zijn moeder, door wie hij was verstoten. Historicus Wim Coster spoorde<br />
zijn nazaten op en reconstrueert voor Gen. deze geheime geschiedenis<br />
– die tegelijkertijd een ne<strong>gen</strong>tiende-eeuwse zedengeschiedenis is.<br />
In dit nummer van Gen. is er meer aandacht voor verbor<strong>gen</strong> geschiedenissen.<br />
Het dossier ‘Nederland en de West’ opent met een interview van<br />
Lilian de Bruijn met de makers van een documentaire over een groep<br />
Zeeuwse emigranten in Brazilië, die rond 1860 op zoek naar een beter<br />
bestaan in diepe armoede terechtkwamen. Hoewel zij door de achterblijvers<br />
in hun land van herkomst werden vergeten, bleven zij zelf hopen<br />
dat ze op een dag zouden worden teruggevonden.<br />
Hetzelfde dossier bevat een artikel over de sterke financiële belan<strong>gen</strong><br />
van tot de Nederlandse elite behorende families in de voormalige koloniën<br />
Berbice, Demerara en Essequebo. Het verdienmodel van de op slavenarbeid<br />
gebaseerde plantage-economie lijkt in de eerste helft van de<br />
ne<strong>gen</strong>tiende eeuw nog nauwelijks tot ethische vra<strong>gen</strong> te hebben geleid.<br />
Geen wonder dat deze geschiedenis lange tijd liever werd vergeten.<br />
Ruud Straatman<br />
namens de redactie<br />
+ Dossier<br />
Nederland<br />
en de West<br />
Het kadaster<br />
en je stamboom<br />
De held<br />
Georges<br />
Romedenne<br />
Slavenhouders<br />
en geldschieters<br />
Mensen van aanzien<br />
dossier<br />
Nederland<br />
en de West<br />
ten geleide<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 27
inhoud<br />
Dossier<br />
Nederland<br />
en de West<br />
De baronesse, de<br />
dominee en het kind<br />
In 1862 werd Henri van Dedem<br />
geboren in de Franse plaats Hyères.<br />
Hij was de onwettige zoon van<br />
een baronesse en een getrouwde<br />
dominee. Hun relatie zorgde voor<br />
een schandaal in Nederland. Deze<br />
zomer ontmoette historicus Wim<br />
Coster nazaten van Henri. Dit gaf<br />
een bijzondere wending aan een<br />
tragische geschiedenis.<br />
8<br />
verder in <strong>gen</strong>.<br />
Io vivat!<br />
Jacob Swart maakte deel uit van<br />
een Leidse studentencompagnie<br />
die in 1815 naar Frankrijk trok<br />
om mee te doen aan de strijd<br />
te<strong>gen</strong> Napoleon. Op basis van het<br />
dagboek vertelt Joost Welten zijn<br />
deerniswekkende verhaal.<br />
20<br />
Braziliaanse<br />
koorts<br />
Tussen 1858 en 1862<br />
vertrokken zevenhonderd<br />
Zeeuwen naar Brazilië, op zoek<br />
naar een beter bestaan. Vergeten<br />
door het thuisfront koesterden<br />
ze het ‘Ollands’. Lilian de Bruijn<br />
interviewt Arjan van Westen en<br />
Monique Schoutsen, die een<br />
documentaire maakten over de<br />
geschiedenis van deze vergeten<br />
emigranten.<br />
28<br />
4 Nieuws<br />
17 Vernoeming<br />
18 Nostal<strong>gen</strong><br />
25 Memo<br />
26 CBG weet raad<br />
53 Vrouwen en kinderen eerst<br />
54<br />
56<br />
63<br />
64<br />
66<br />
Armoriaal<br />
Kijk op bronnen<br />
Digitaal<br />
@EricHennekam<br />
Gestorven voor<br />
België en Noorbeek<br />
70<br />
72<br />
80<br />
82<br />
Archiefwijzer<br />
Gesignaleerd<br />
Diensten en<br />
publicaties<br />
Verleden tijd<br />
2 <strong>gen</strong>.
Caribisch joods<br />
Portugese joden namen vanaf de<br />
zeventiende eeuw een prominente<br />
plaats in binnen de koloniale<br />
samenlevin<strong>gen</strong> in zowel Suriname<br />
als op Curaçao. Julie-Marthe Cohen<br />
beschrijft de geschiedenis van hun<br />
migratie vanuit Europa en hun<br />
vestiging in de West.<br />
36<br />
verder in dossier<br />
Slavenhouders<br />
en geldschieters<br />
De Nederlandse elite had grote<br />
fi nanciële belan<strong>gen</strong> in de op<br />
slavenhandel gebaseerde plantageeconomie<br />
van Berbice, Demerara en<br />
Essequebo. Ook na de overdracht van<br />
de soevereiniteit van deze koloniën<br />
aan Engeland in 1815 bleef dat lang<br />
zo. Paul Koulen analyseerde voor<br />
Gen. een recent ontdekte inventaris<br />
van Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aren<br />
en hypotheekverstrekkers.<br />
46<br />
Mensen van<br />
aanzien<br />
Tijdens de tentoonstelling ‘Adellijke<br />
familieportretten op Duivenvoorde’<br />
zijn onder andere portretten rond het<br />
zeventiende-eeuwse echtpaar Jacob<br />
van Wassenaer en Jacoba van Lyere<br />
te zien. Sabine Craft-Giepmans,<br />
samensteller van de tentoonstelling,<br />
stelt deze schilderijen alvast aan de<br />
lezers van Gen. voor.<br />
58<br />
34 Portret & verhaal:<br />
de oude <strong>gen</strong>eraal op Novo Sion<br />
42 Curaçaose bruiden:<br />
huwelijken tussen Nederlandse<br />
mannen en lokale vrouwen op<br />
Curaçao in de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw<br />
<strong>gen</strong>. 3
nieuws<br />
Vlaams Famillement in Antwerpen<br />
BRIDGING<br />
THE DISTANCE<br />
In 2016 is het vierhonderd jaar geleden<br />
dat de Nederlander Dirk Hartog voet<br />
aan wal zette op de westkust van<br />
Australië. Het begin van een doorgaande<br />
lijn van betrekkin<strong>gen</strong> tussen de beide landen.<br />
Het project Bridging the Distance wil<br />
een bijdrage leveren aan de viering van<br />
het ‘Dirk Hartog jaar’. Halverwege de<br />
twintigste eeuw emigreerden meer dan<br />
honderdduizend Nederlanders naar<br />
Australië. De meesten van hen hebben<br />
inmiddels kinderen (en kleinkinderen).<br />
Bridging the Distance daagt uit om op<br />
zoek te gaan naar de ei<strong>gen</strong> (achter)neef of<br />
-nicht aan de andere kant van de wereld.<br />
Alle nieuwe connecties zullen als dubbelinterview<br />
opgetekend worden op de<br />
website. De dertig meest memorabele<br />
dubbelportretten worden gepubliceerd in<br />
een boek dat in 2016 moet verschijnen.<br />
Heb je familie in Australië, of zou je mee<br />
willen helpen om verwanten te reconnecten?<br />
Neem dan contact op met de initiatiefnemers<br />
van Bridging the Distance.<br />
Zie bridgingthedistance.nl<br />
Op zaterdag 14 en zondag 15 maart viert Familiekunde Vlaanderen in het prachtige<br />
Felixarchief te Antwerpen zijn vijftigste verjaardag met een congres en een Dag<br />
van de Familiegeschiedenis (het Belgische ‘Famillement’). Het congres vindt op<br />
zaterdag plaats en heeft als thema ‘Belgische oorlogsvluchtelin<strong>gen</strong> naar Nederland<br />
en Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’. Hieraan werd in de vorige aflevering<br />
van Gen. ook al de nodige aandacht besteed. De zondag staat helemaal in het teken<br />
van een grote publieksmanifestatie. Iedereen met belangstelling voor <strong>gen</strong>ealogie<br />
en familiegeschiedenis is van harte welkom.<br />
Zie voor het interessante programma met lezin<strong>gen</strong> van bekende sprekers, workshops<br />
en presentaties: familiekunde-vlaanderen.be/50jaar/zondag/programma.<br />
kort<br />
DIGITALISERINGS-<br />
PROJECTEN<br />
Het Centraal Bureau voor Genealogie<br />
zoekt vrijwilligers om onze<br />
omvangrijke en unieke collectie<br />
familieadvertenties en bidprentjes<br />
nog verder te ontsluiten. Hebben<br />
we in de afgelopen jaren de periode<br />
1795 tot 1970 ontsloten, nu<br />
willen we werken aan de periode<br />
2000-2014.<br />
Het werk aan de ontsluiting van<br />
de advertenties en bidprentjes<br />
kunt u thuis doen. Wel dien je een<br />
keer naar het CBG te komen voor<br />
instructie. Heb je interesse, meld<br />
je dan aan via onze website of<br />
bel 070 315 0544 (Dave van der<br />
Wijngaard).<br />
AANGEPASTE<br />
OPENINGSTIJDEN<br />
Op Goede vrijdag, 3 april, is de<br />
studiezaal van het Centraal<br />
Bureau voor Genealogie gewoon<br />
open. Op dinsdag 5 mei en donderdag<br />
14 mei is de studiezaal<br />
gesloten vanwege Bevrijdingsdag<br />
en Hemelvaartsdag.<br />
EVERT ROELOF BIJL<br />
In juni 2011 schreef Marco Bijl<br />
voor Genealogie een artikel over<br />
zijn betovergrootvader Evert Roelof<br />
Bijl (1794-1851), die meevocht<br />
tijdens de Slag bij Waterloo. Hij<br />
kondigde toen aan een roman<br />
over zijn voorvader te zullen<br />
schrijven. Die roman is er nu, 674<br />
pagina’s dik. Het boek is te bestellen<br />
via de website van de auteur:<br />
http://home.scarlet.be<br />
TENTOONSTELLING<br />
JOODS HISTORISCH MUSEUM<br />
NOG TOT 14 JUNI<br />
De tentoonstelling over vier<br />
eeuwen joodse geschiedenis in<br />
Suriname en Curaçao is nog tot<br />
14 juni te bezichti<strong>gen</strong>. Zie ook<br />
pagina 36.<br />
ADELLIJKE<br />
FAMILIEPORTRETTEN<br />
De tentoonstelling ‘Adellijke<br />
familieportretten op Duivenvoorde’<br />
in Kasteel Duivenvoorde,<br />
Laan van Duivenvoorde 4 te<br />
Voorschoten, loopt van 18 april tot<br />
en met 24 oktober. Zie verderop in<br />
dit nummer het artikel van Sabine<br />
Craft-Giepmans.<br />
4 <strong>gen</strong>.
WIEWASWIE<br />
Dag van de familiegeschiedenis<br />
11 april 2015<br />
Uitgeverij Atlas Contact, het Nationaal<br />
Archief en het Centraal Bureau voor<br />
Genealogie organiseren op zaterdag<br />
11 april de Dag van de familiegeschiedenis. Je<br />
maakt kennis met <strong>gen</strong>ealogisch onderzoek en<br />
krijgt sessies over verschillende thema’s van<br />
Sytske Visscher (CBG), Jan Brokken, Marijke<br />
Hilhorst, Jannetje Koelewijn en Nelleke Noordervliet.<br />
Hoe gaan auteurs van een familieverhaal<br />
te werk? Wat zijn hun technieken? Hoe<br />
gaan zij om met (archief)onderzoek? Wat moet<br />
je juist wel of juist niet doen? En hoe ga je om<br />
met de grens tussen werkelijkheid en verbeelding?<br />
Locatie: Nationaal Archief/CBG, naast<br />
het Centraal Station in Den Haag. Tijdstip:<br />
12.30 – 18.00. Kosten: €75,- inclusief koffie/<br />
thee en borrel, het boek De wil en de weg van<br />
Jan Brokken én een vrijkaartje voor de tentoonstelling<br />
Blikvangers. Als deelnemer kun je vanaf<br />
11.00 uur in het Nationaal Archief terecht. Je<br />
ontvangt dan een gratis goodiebag. Boek je vóór<br />
15 maart, dan betaal je slechts €70,-.<br />
Na 15 maart is de entreeprijs €75,-.<br />
Abonnees van Historisch Nieuwsblad betalen<br />
€65,-. Aanmelden kan via:<br />
historischnieuwsblad.nl/familiegeschiedenis<br />
Nieuwe<br />
zoekhulp<br />
WatZitErin<br />
Dankzij zoekakten.nl zijn<br />
de eerste scans van Zuid-<br />
Hollandse aktes uit Family-<br />
Search aan WieWasWie gekoppeld.<br />
Het betreft de burgerlijke stand van<br />
de gemeentes onder het Historisch<br />
Archief Westland én de gemeentes<br />
Kralin<strong>gen</strong> en Zoetermeer. Aan de<br />
huwelijksaktes zijn ook scans van<br />
de huwelijksbijla<strong>gen</strong> gekoppeld.<br />
Sinds kort is het mogelijk om via Wie-<br />
WasWie gezinskaarten uit het Haags<br />
gemeentearchief<br />
te<br />
raadple<strong>gen</strong>.<br />
De collectie<br />
omvat<br />
767.215 kaarten<br />
uit de periode 1913-1939.<br />
Met de nieuwe zoekhulp WatZitErin<br />
kun je snel uitzoeken wat WieWas-<br />
Wie van een specifieke gemeente<br />
aan gegevens en scans bevat. Het<br />
zoekscherm vervangt de inhoudsopgave<br />
in Excel of PDF-formaat:<br />
wiewaswie.info/inhoud/watziterin.<br />
php. Per gevonden plaats zie je<br />
welke soorten bronnen de database<br />
bevat; welke periode deze<br />
deelcollectie bestrijkt; de hoeveelheid<br />
documenten die het betreft; of<br />
en hoeveel scans aan de collecties<br />
zijn gekoppeld; welke archiefinstelling<br />
de collectie beschikbaar stelt.<br />
KEES MULDER 1946-2015<br />
Op 2 februari 2015 overleed<br />
Kees Mulder. Hij schreef talloze<br />
publicaties over onderscheidin<strong>gen</strong><br />
en ridderordes, onder andere<br />
Honderd jaar helden: Carnegie<br />
Heldenfonds (samen met Martin<br />
Spaans) en Voor Ons en Ons Huis:<br />
Meer dan honderd jaar Huisorde<br />
van Oranje 1905-2005 (2011)<br />
(samen met Peter Christiaans).<br />
Zelf was hij Lid in de Orde van<br />
Oranje-Nassau.<br />
OOST-EUROPESE<br />
VOOROUDERS<br />
De website van The Foundation<br />
for East European Family<br />
History Studies biedt een mooi<br />
startpunt voor onderzoek naar<br />
Oost-Europese roots. Het gebied<br />
wordt breed gedefinieerd: van<br />
Noorwe<strong>gen</strong> tot Armenië en van<br />
Griekenland tot Rusland. De beste<br />
ingang is via de kaart waar men<br />
kan klikken op het gewenste land,<br />
waarna de bezoeker wordt doorgeleid<br />
naar een lijst met websites<br />
van relevante organisaties, bronnen<br />
en landkaarten. Er is ook een<br />
lijst met verwante websites. Zie<br />
feefhs.org<br />
OVERHEIDSDOCUMENTEN<br />
Via de website loep.com kun je<br />
razendsnel allerlei online documenten<br />
doorzoeken die worden<br />
gepubliceerd door gemeente,<br />
provincie of rijk. Natuurlijk ook<br />
leuk om je ei<strong>gen</strong> achternaam daar<br />
eens te googlen.<br />
RAAD EN LEENHOF<br />
VAN BRABANT<br />
Nieuw op BHIC.nl: het archief<br />
van de Raad en het Leenhof van<br />
Brabant van 1591 tot 1795. Het<br />
archief is digitaal doorzoekbaar<br />
en van veel stukken zijn scans<br />
gemaakt. Meer dan 65 duizend<br />
personen, 37.400 plaatsen en<br />
2900 resoluties zijn toegankelijk<br />
gemaakt.<br />
NIEUW HERALDISCH<br />
GENOOTSCHAP<br />
Op 18 november j.l. is de Stichting<br />
Nederlands Genootschap voor<br />
Heraldiek opgericht. Deze onafhankelijke<br />
organisatie maakt zich<br />
sterk voor het stimuleren van een<br />
verantwoorde heraldische praktijk<br />
in Nederland. Een en ander wordt<br />
gerealiseerd door de uitgave van<br />
een heraldisch tijdschrift, dat<br />
vier keer per jaar zal verschijnen,<br />
wapenregistratie, een heraldische<br />
website en een jaarlijkse<br />
heraldische dag. Iedereen die de<br />
heraldiek een warm hart toedraagt,<br />
kan vanaf € 25,- per jaar<br />
vriend worden van de stichting.<br />
Informatie en aanmeldin<strong>gen</strong> via<br />
de secretaris. Het bestuur van<br />
de Stichting Nederlands Genootschap<br />
voor Heraldiek bestaat uit:<br />
<strong>gen</strong>. 5
nieuws<br />
STAMBOOMCAFÉ<br />
Elke laatste dinsdag van de maand houdt het CBG café. Het<br />
Stamboomcafé is inmiddels een begrip onder <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>.<br />
Iedereen die geïnteresseerd is in familiegeschiedenis is van<br />
harte welkom. Na een korte lezing over een wetenswaardig onderwerp<br />
hebben de cafébezoekers volop de gele<strong>gen</strong>heid elkaar te ontmoeten,<br />
nieuwe kennissen op te doen, oude contacten aan te halen,<br />
informatie uit te wisselen, CBG-medewerkers te spreken, enzovoort.<br />
Dinsdag 31 maart demonstreert CBG-medewerker Jacques Verheijden<br />
hoe je als onderzoeker de site zoekakten.nl zo optimaal<br />
mogelijk kunt gebruiken. Dinsdag 28 april is Marijke van Faassen<br />
bij ons te gast. Zij is werkzaam bij het Huy<strong>gen</strong>sinstituut en doet<br />
onderzoek naar de Nederlandse naoorlogse emigratie naar Australië.<br />
In mei, dinsdag de 26ste, vertelt Jean Jacques Vrij over de Surinaamse<br />
Susanna Dumion (Suriname 1713-Haarlem 1818) en haar sociale<br />
omgeving. Het Stamboomcafé wordt gehouden in de Beresteynzaal<br />
van het CBG, van 16.00 tot 18.00 uur. Toegang en eerste consumptie<br />
zijn gratis. Ben je van plan te komen, meld je dan aan op<br />
stamboomcafe@cbg.nl, o.v.v. de datum.<br />
kort<br />
John Halie, voorzitter; Hans H.<br />
Duit<strong>gen</strong>ius, vice-voorzitter; Jan<br />
van der Spek, secretaris; Wibo<br />
Boswijk, penningmeester; en jhr.<br />
Frans van Rijckevorsel van Kessel.<br />
Secretariaat: Goudwespmeent 37,<br />
1218 GN Hilversum, e-mail:<br />
jimss.bv@gmail.com.<br />
KINDEREVACUATIES<br />
In het Haags Historisch Museum<br />
is van 22 april tot en met 16<br />
augustus een aangrijpende<br />
expositie te zien over de ongeveer<br />
veertigduizend kinderen die<br />
in de Hongerwinter vanuit het<br />
stedelijke westen van het land zijn<br />
geëvacueerd om te voorkomen<br />
dat ze van de honger zouden<br />
sterven. De reddingsacties vonden<br />
plaats onder zeer moeilijke<br />
omstandigheden. Zeventig jaar<br />
na de Hongerwinter wordt dit<br />
indrukwekkende verhaal opnieuw<br />
voor het voetlicht gebracht. In de<br />
tentoonstelling vertellen zeven<br />
personen over hun ervarin<strong>gen</strong>.<br />
Daaronder zijn vier Ha<strong>gen</strong>aars<br />
die als kind ‘naar de boeren’ zijn<br />
gegaan.<br />
DAGCURSUS HENNEKAM<br />
Op maandag 20 april 2015 geeft<br />
Eric Hennekam bij het CBG<br />
opnieuw een cursus ‘Geavanceerd<br />
via internet personen en archieven<br />
zoeken’. Veel <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong><br />
en andere archiefonderzoekers<br />
(historici, auteurs) gebruiken<br />
standaard bronnen op internet<br />
om informatie over hun familie en<br />
over archieven te zoeken. Maar er<br />
is veel meer te vinden door een<br />
andere zoekmethode te gebruiken.<br />
In deze ééndaagse cursus<br />
geeft Eric Hennekam stapsgewijs<br />
aan hoe je te werk kunt gaan. De<br />
cursisten krij<strong>gen</strong> elke keer korte<br />
opdrachten om online de kennis<br />
in de praktijk te bren<strong>gen</strong>. Met<br />
verrassende resultaten.<br />
De cursus duurt van 9.30 tot<br />
16.00 uur. Kosten bedra<strong>gen</strong> € 80,-<br />
per cursusdag (te voldoen na ontvangst<br />
van een factuur) – inclusief<br />
koffie en thee; exclusief lunch.<br />
Aan de cursus kunnen maximaal<br />
veertien personen deelnemen.<br />
Aanmelden is mogelijk tot uiterlijk<br />
twee weken voor de cursusdag via<br />
cursus@cbg.nl. Vermeld daarbij:<br />
6 <strong>gen</strong>.
Europäische Stammtafeln<br />
De Duitse uitgeverij Vittorio Klostermann<br />
heeft bekendgemaakt te stoppen<br />
met de uitgave van het bekende<br />
naslagwerk Europäische Stammtafeln.<br />
Het eerste deel van deze serie verscheen<br />
in 1935 onder de titel Stammtafeln<br />
zur Geschichte der europäischen<br />
Staaten en het naslagwerk groeide uit<br />
tot 29 delen met meer dan vierduizend<br />
(deel)<strong>gen</strong>ealogieën. Voor Nederlandse <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong> en historici zijn vooral van belang<br />
de vijf delen ‘Zwischen Maas und Rhein’, die <strong>gen</strong>ealogieën bevatten van vele<br />
geslachten die een grotere of kleinere rol spelen in de middeleeuwse en vroegmoderne<br />
Nederlanden. Het vijfde en laatste deel van deze subreeks verscheen in 2013.<br />
Naast alle waardering was er ook wel kritiek op het naslagwerk, vooral vanwege het<br />
ontbreken van voetnoten, de ouderwetse, wat onbeholpen vormgeving, en het af en<br />
toe overnemen van speculatieve afstammingsreeksen (vooral in de eerste delen).<br />
Maar er was vooral lof, met name voor de laatste bewerker, Detlev Schwennicke, die<br />
niet alleen recente literatuur verwerkte in zijn <strong>gen</strong>ealogieën, maar ook zelf kritisch<br />
onderzoek deed, onder meer in oorkondenboeken.<br />
[ ]<br />
WINNAAR GESCHIEDENIS ONLINE<br />
De tweejaarlijks toegekende Geschiedenis Online Prijs is dit jaar<br />
gewonnen door Historiek.net. In totaal werden er ruim twintigduizend<br />
stemmen uitgebracht op 275 door het publiek <strong>gen</strong>omineerde websites<br />
en apps. Historiek kreeg 2209 stemmen. Canon Sociaal Werk werd<br />
tweede met 1467 stemmen. Als derde eindigde Zoekakten.nl.<br />
FAMILIEVERHALEN<br />
SCHRIJVEN<br />
IN GRONINGEN<br />
Zaterdag 14 maart 2015 is er de mogelijkheid<br />
deel te nemen aan een workshop<br />
Familieverhalen bij de Groninger Archieven,<br />
Cascadeplein 4 te Gronin<strong>gen</strong>, onder<br />
leiding van schrijfster Tanny Dobbelaar en<br />
archiefmedewerkster Jona van Keulen. Op<br />
deze dag kun je zelf onderzoeken hoe je de<br />
verhalen over je familie tot leven kunt wekken.<br />
Daarbij kom je ook meer te weten over<br />
de bronnen die je kunt gebruiken om je<br />
familieverhaal meer diepte te geven. De<br />
schrijfsessies worden afgewisseld met korte<br />
lezin<strong>gen</strong>, onder meer over de compositie<br />
van een familiegeschiedenis. De workshop<br />
is niet speciaal gericht op mensen met<br />
Groninger voorouders; de nadruk ligt op<br />
schrijven en zoeken in het algemeen.<br />
Speciale kennis of vooropleiding is niet<br />
nodig. Belangrijker is je motivatie: vind je<br />
het leuk om een dag lang je ei<strong>gen</strong> familieverhaal<br />
te onderzoeken? Neem een foto<br />
mee van het familielid waar je over zou<br />
willen schrijven. Aanmelding via info@<br />
groningerarchieven.nl o.v.v. workshop<br />
14 Familieverhalen. Dit is ook het adres<br />
voor nadere informatie.<br />
‘cursus Eric Hennekam 20 april’.<br />
Gelieve bij aanmelding duidelijk je<br />
adresgegevens voor facturering te<br />
vermelden. De aanmelding is pas<br />
definitief wanneer het factuurbedrag<br />
is voldaan.<br />
NIEUWE ENGELSEN IN DE<br />
MIDDELEEUWEN<br />
De website Englands immigrants<br />
1330-1550 (englandsimmigrants.<br />
com) is een database met meer<br />
dan 64 duizend namen van mensen<br />
die zich tussen de Honderdjarige<br />
Oorlog en de Reformatie<br />
in Engeland vestigden. Onder<br />
hen bevinden zich ook meer<br />
dan tweeduizend Nederlandse<br />
emigranten.<br />
BLIKVANGERS<br />
In het Nationaal Archief bevindt<br />
zich het grootste fotoarchief<br />
van Nederland, met vijftien<br />
miljoen foto’s uit de afgelopen<br />
170 jaar. In de tentoonstelling<br />
‘Blikvangers’ is een deel van deze<br />
verrassende collectie voor het<br />
eerst te zien. Ruim 450 vintageafdrukken<br />
laten Nederland en<br />
de wereld zien door de o<strong>gen</strong> van<br />
bekende en minder bekende<br />
fotografen. Zij legden expedities<br />
en verre reizen vast, maar ook<br />
conflicten en rampen.<br />
Op de tentoonstelling zijn foto’s<br />
te zien van onder meer: Emmy<br />
Andriesse, Eva Besnyö,<br />
Henk Blansjaar, Robert Capa,<br />
Ed van der Elsken, Paul Huf,<br />
Johan van der Keuken, Aart Klein,<br />
Cas Oorthuys, Pieter Oosterhuis,<br />
Willem van de Poll, Erich Salomon<br />
en Alexandrine Tinne.<br />
LIEGEN FOTO’S?<br />
Zijn foto’s waar? Of lie<strong>gen</strong> ze er<br />
op los? Kun je ei<strong>gen</strong>lijk wel<br />
onpartijdig fotograferen? Die<br />
vra<strong>gen</strong> onderzoekt Else Kramer<br />
tijdens een gratis online cursus<br />
geïnspireerd door foto’s uit het<br />
Nationaal Archief die te zien<br />
zijn in de fototentoonstelling<br />
Blikvangers. Aan de hand van drie<br />
opdrachten ga je aan de slag met<br />
waarheid in de fotografie. Foute<br />
framing, de titel-carrousel en<br />
meer laten je ervaren hoe ingewikkeld<br />
de relatie tussen beeld<br />
en waarheid ei<strong>gen</strong>lijk is.<br />
Meedoen is gratis<br />
en aanmelden kan via<br />
www.elsekramer.nl/fotolie<strong>gen</strong>.<br />
<strong>gen</strong>. 7
levensverhaal<br />
Hendrik van Denem alias<br />
Henri van Dedem met een zoontje.<br />
Part. coll.<br />
De baronesse,<br />
de dominee<br />
en het kind<br />
Laat in de middag van woensdag 4 juni 2014 voerde ik een telefoongesprek<br />
met een mij nog onbekende man in een klein Zwitsers plaatsje, niet ver<br />
van Lausanne. Zijn achternaam klonk in het Frans als ‘Wandéédém’.<br />
Ik vertelde hem over mijn zoektocht naar Henri van Dedem. tekst Wim Coster<br />
Henri van Dedem werd op 6 december 1862<br />
geboren in de Franse plaats Hyères, gele<strong>gen</strong><br />
tussen Marseille en Saint Tropez. Zijn<br />
oorspronkelijke voornaam was Hendrik.<br />
Op de geboorteakte stond zijn achternaam vermeld<br />
als Van Denem, maar die werd in 1890 officieel<br />
gewijzigd in Van Dedem. Veel meer was er over hem<br />
lange tijd niet bekend. Anders lag het met de geschiedenis<br />
van zijn biologische ouders. Zij waren in hun<br />
woonplaats Zwolle enige tijd het gesprek van de dag,<br />
nadat zij elkaar in 1858 hadden ontmoet. Ook landelijk<br />
trok hun relatie de nodige aandacht.<br />
Schandaal<br />
Bijna een eeuw later werd hun geschiedenis uit de<br />
doeken gedaan in het boek Schandaal in Holland van<br />
Henri E. Ett. Tot groot on<strong>gen</strong>oe<strong>gen</strong> van de Amsterdamse<br />
officier van justitie mr. W. K. baron van<br />
Dedem, die in 1951 te<strong>gen</strong> de auteur een proces aanspande<br />
we<strong>gen</strong>s aantasting van de goede naam van<br />
zijn familie. Eén van de drie verhalen in dit boek ging<br />
namelijk over een affaire rond zijn oudtante, de<br />
weduwe Johanna Theodora Pruimers, geboren baronesse<br />
van Dedem, te Zwolle.<br />
Rond 1860 ging deze dame, behorend tot de lokale<br />
fine fleur en moeder van een dochtertje, een relatie<br />
aan met een dominee, getrouwd en vader van drie,<br />
later vier kinderen. Hun contacten verliepen vol<strong>gen</strong>s<br />
de verkondiger van Gods woord als die ‘van een leraar<br />
en zijn geestelijk kind’, maar daarvan was lang niet<br />
iedereen overtuigd. Vooral niet, nadat de geluiden<br />
over een binnen hun relatie geboren kind steeds luider<br />
en duidelijker begonnen te worden.<br />
Er werd over gepubliceerd in kranten, tot en met het<br />
gerenommeerde Handelsblad aan toe, in vakbladen en<br />
in brochures. Mede- en te<strong>gen</strong>standers van de baronesse<br />
en de dominee, juristen en theolo<strong>gen</strong> voorop,<br />
roerden zich, evenals enkele literatoren.<br />
Ook Multatuli klom in de pen. De bekende schrijver<br />
wilde steun en troost bieden aan zijn ‘zuster in verdorvenheid’<br />
en daarmee tegelijkertijd de verdediging<br />
op zich nemen van haar vermeende ‘onechte’ kind.<br />
Waarom, vroeg hij zich in oktober 1863 ongevraagd<br />
af, zou er voor de wet en in de praktijk van het dagelijks<br />
leven onderscheid moeten bestaan tussen de<br />
twee leden van haar ‘tweesoortig kroost’? ‘De zeden,<br />
ach de zeden,’ riep de schrijver bij wijze van antwoord<br />
uit. Helemaal van de hoed en de rand wist Multatuli<br />
8 <strong>gen</strong>.
<strong>gen</strong>. 9
niet. Zo dacht hij ten onrechte dat de baronesse in de<br />
gevan<strong>gen</strong>is zat, maar zijn open brief van twintig pagina’s<br />
was er, juist daardoor, niet minder vlammend<br />
om. Als ‘Idee 448’ zou het epistel in 1951 worden<br />
op<strong>gen</strong>omen in zijn Volledige werken. In zijn tweede<br />
brief aan de weduwe, het latere ‘Idee 449’, was de<br />
schrijver inmiddels beter op de hoogte van de feiten<br />
en tapte hij, teleurgesteld, uit een heel ander vaatje.<br />
De Multatuli-kenner Henri E. Ett schreef naar aanleiding<br />
van de heruitgave van beide brieven, eveneens in<br />
1951, het hiervoor <strong>gen</strong>oemde en goed gedocumenteerde<br />
verhaal. Met die echo’s uit de ne<strong>gen</strong>tiende<br />
eeuw waren de laatste woorden over deze geschiedenis<br />
echter nog niet geschreven.<br />
Dick van der Meulen maakte er in 2003 in zijn biografie<br />
over Multatuli melding van, ook omdat de<br />
schrijver er, onder andere in Zwolle, lezin<strong>gen</strong> over<br />
hield. In een publicatie uit 2004 over het adellijk huis<br />
Den Berg, waar de familie Van Dedem eeuwenlang<br />
woonde, kwam de affaire opnieuw, zij het kort, aan<br />
de orde. Een indrin<strong>gen</strong>de kijk bieden de archieven<br />
van de familie Van Dedem, waarvan de inventarisatie<br />
in 2010 werd afgerond; met name via de honderden<br />
brieven en de stukken omtrent verschillende testamenten.<br />
Zelf schreef ik in 2011 over de zaak in een boek rond<br />
twee eeuwen recht en wet. Het archief van de rechtbank<br />
Zwolle bevat over deze casus namelijk een dik<br />
dossier. Ook in verschillende kerkelijke archieven<br />
bevinden zich, vanwege de betrokkenheid van Johannes<br />
Gerrit van Rijn, de predikant in kwestie, tientallen<br />
proces- en andere stukken. Al met al leverde dit<br />
veel en verrassend nieuw materiaal op. Voldoende<br />
Toneelspelers uit den<br />
lande reisden naar<br />
Zwolle om met ei<strong>gen</strong><br />
o<strong>gen</strong> te kunnen zien<br />
hoe dominee Van Rijn<br />
zijn gehoor aan zich<br />
wist te binden<br />
reden voor een boek over een tragische liefde, meer<br />
dan één familiedrama én het intrigerende levensverhaal<br />
van een verworpen kind; tegelijkertijd ook een<br />
verhaal over recht, wet en zeden in de ne<strong>gen</strong>tiende<br />
eeuw.<br />
Er<strong>gen</strong>s tussen de 82 strekkende meter aan stukken in<br />
de archieven van de familie Van Dedem trof ik een<br />
klein stukje karton met daarop de tekst ‘Henri van<br />
Dedem, horticulteur chatelaine, 14 Chemin du Bouchet<br />
Genève’. Deze woorden en internet brachten mij<br />
naar het telefoonnummer dat ik belde op die woensdagmiddag<br />
in juni 2014.<br />
‘C’est mon grand-père’<br />
Enigszins aarzelend stond Eugène van Dedem (1923)<br />
mij te woord. De meeste feiten die ik hem noemde<br />
over de afstamming van Henri van Dedem waren voor<br />
hem geheel nieuw. Maar toch, al snel onderbrak hij<br />
mij met de doeltreffende woorden: ‘C’est mon grandpère.’<br />
Zijn aarzeling was verdwenen.<br />
Hij nodigde mij uit om langs te komen in Zwitserland<br />
en zo ging ik in de laatste week van augustus bij hem<br />
op bezoek. Ondertussen had ik aan de familie een<br />
korte samenvatting van mijn onderzoek gestuurd. In<br />
het huis van Eugène van Dedems nicht Danielle,<br />
dochter van zijn eveneens aanwezige oudste zus<br />
Marie (1917), en haar man werd ik ontvan<strong>gen</strong> met een<br />
heerlijke maaltijd. Ook de jongste zus, Germaine<br />
(1927), was aangeschoven. Op mijn laptop liet ik foto’s<br />
zien van het huis Den Berg in Dalfsen en van plaatsen<br />
in Zwolle, plus scans van documenten uit Zwolse<br />
archieven. Een openbaring voor de familie in Zwitserland.<br />
Na de maaltijd werd ik rondgeleid langs plaatsen<br />
waar Henri van Dedem had gewoond en gewerkt. Letterlijk<br />
en figuurlijk en passant hoorde ik dat de onduidelijkheid<br />
over zijn afkomst hem, tot zijn dood in<br />
1934, zeer veel verdriet had gedaan. Het verdriet had,<br />
met een saus aan frustratie erbij, twee <strong>gen</strong>eraties<br />
overleefd, zo leken de o<strong>gen</strong> van zijn kleinkinderen mij<br />
te bewijzen. In reactie op de informatie van mijn kant<br />
kwam er ook een stapel papieren van grootvader Henri<br />
op tafel. Ze waren van her en der in de familie, ook via<br />
nazaten uit Henri’s tweede huwelijk, bijeengebracht.<br />
Ik mocht erin bladeren en was er al snel van overtuigd<br />
dat mijn verhaal over de baronesse, de dominee en het<br />
kind een geheel nieuwe wending zou krij<strong>gen</strong>. Oók<br />
voor de Zwitserse familieleden, maar dan juist terug<br />
in de tijd.<br />
Zoals ik nader kennismaakte met de nazaten van<br />
10 <strong>gen</strong>.
Huis Den Berg te Dalfsen in het begin<br />
van de vorige eeuw. Foto C. Steenbergh,<br />
coll. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,<br />
Amersfoort.<br />
Henri van Dedem, en met zijn leven, zo leerden zíj<br />
over onbekende achtergronden van hún leven en dat<br />
van hun verre voorouders. En, in de woorden van de<br />
schrijfster Hella Haasse in haar boek Persoonsbewijs,<br />
over personages die ‘op beslissende wijze beïnvloed<br />
zijn door een samenhang van feiten en gebeurtenissen<br />
in het verleden, die zij zelf niet kennen’.<br />
Johanna Theodora en Johannes<br />
Johanna Theodora baronesse van Dedem werd geboren<br />
in 1835. In de wandeling werd ze Jeannette<br />
<strong>gen</strong>oemd, naar de Franse versie van haar naam. Toen<br />
ze zeven jaar was, verloor ze haar moeder. Het was<br />
een slag die ze moeilijk, of ei<strong>gen</strong>lijk in het geheel<br />
niet, te boven kon komen. Hoewel zij ook vrolijk kon<br />
zijn, plezier kon hebben met de meiden in de keuken,<br />
met haar zus Suzette en haar broers, en <strong>gen</strong>oot van<br />
haar tijd op de kostschool.<br />
Bijzonder gelukkig was zij, toen ze in juli 1856 trouwde<br />
met de even oude Daniel Pruimers, enig kind van<br />
de machtige en puissant rijke wijnhandelaar en<br />
investeerder Nicolaas Pruimers. Ze gin<strong>gen</strong> wonen in<br />
een groot huis op de wal bij de Nieuwe Haven in<br />
Zwolle. Pruimers had het huis nabij de Stadsgracht<br />
speciaal laten bouwen voor zijn zoon en schoondochter.<br />
Het robuuste pand stond pal naast het witgepleisterde<br />
Paleis van Justitie met zijn machtige pilaren,<br />
niet ver van de Grote Kerk in het centrum van<br />
Zwolle. Twee beeldbepalende Zwolse gebouwen, die<br />
binnen enkele jaren een grote rol zouden gaan spelen<br />
in het leven van Jeannette.<br />
In april 1858 werd haar dochtertje Margaretha geboren,<br />
maar ruim een jaar later sloeg voor Jeannette het<br />
noodlot toe. Opnieuw. Na haar moeder verloor ze, op<br />
30 juli 1859, nu ook haar jonge echt<strong>gen</strong>oot aan de<br />
tering. Steun, troost en hoop vond ze in haar geloof,<br />
dat in de loop der jaren sterker geworden leek te zijn.<br />
Voortdurend verkondigde zij dat haar moeder in de<br />
hemel vertoefde bij haar hemelse Vader en vandaar<br />
neerblikte op het aards gewoel.<br />
<strong>gen</strong>. 11
De Grote of St. Michaëlskerk in het<br />
centrum van Zwolle. Coll. Historisch<br />
Centrum Overijssel, Zwolle<br />
Een zelfbenoemd hemels gezant vond<br />
Jeannette in de dominee die haar<br />
echt<strong>gen</strong>oot in zijn laatste weken en<br />
da<strong>gen</strong> had bijgestaan: Johannes Gerrit<br />
van Rijn. Op 19 september 1858<br />
had hij voor het eerst op de preekstoel<br />
gestaan van de Grote Kerk in<br />
Zwolle. Bijna 1.85 meter lang was hij,<br />
ongeveer twintig centimeter meer dan<br />
de gemiddelde man in die tijd. Ook<br />
zijn neus was opvallend. Fors. Hij had<br />
bruin haar, dito wenkbrauwen, een<br />
ovaal gezicht, een rond voorhoofd en<br />
bruine o<strong>gen</strong>.<br />
Op 10 november 1825 was hij geboren<br />
in Utrecht. Zes da<strong>gen</strong> later was hij, na de dood van<br />
zijn moeder, halfwees. Op zijn medestudenten van de<br />
Hogeschool in Utrecht, die hij vol<strong>gen</strong>s een van hen<br />
‘in voorbeeldig leven, in kennis en in inspanning tot<br />
de studie verre overtrof’, wekte hij de indruk ‘de<br />
smaadheid van Christus met moed en zachte waardigheid<br />
te dra<strong>gen</strong>’. Na Elst, Harderwijk en Amersfoort<br />
werd hij beroepen in Zwolle, waar hij zich met<br />
zijn gezin vestigde aan De Dijk, de latere Thorbeckegracht.<br />
Doordron<strong>gen</strong> van de liefde van Christus, wilde hij<br />
ook in Zwolle ‘de moeilijke strijd met de zonde’ aangaan,<br />
in welke vorm die zich ook zou voordoen. Al<br />
snel had de nieuwe dominee een grote schare volgelin<strong>gen</strong>,<br />
met name vrouwen. Zelfs van buiten de<br />
Nederduits Hervormde Gemeente kwamen zijn toehoorders<br />
naar de Grote Kerk. Toneelspelers uit den<br />
lande reisden naar Zwolle om met ei<strong>gen</strong> o<strong>gen</strong> te kunnen<br />
zien hoe dominee Van Rijn zijn gehoor aan zich<br />
wist te binden. Ook Jeannette bevond zich regelmatig<br />
onder zijn publiek. Zij had haar ei<strong>gen</strong> vaste plaats in<br />
rij F, nummer 1, bij de ingang van de bank dus,<br />
schuin achter een van de grote pilaren in het midden<br />
van de kerk. Met uitstekend zicht op de preekstoel.<br />
Van Rijn zat aan het sterfbed van haar man Daan,<br />
toen die op zondag 31 juli 1859 om twee uur ’s nachts<br />
zijn laatste adem uitblies. Jeannette was zeer<br />
bedroefd, maar bleef kalm. ‘Zij zoekt haar troost bij<br />
de Hemelse <strong>gen</strong>eesheer en het blijkt dat Hij haar<br />
kracht schenkt en ter zijde staat,’ schreef haar broer<br />
Alexander aan hun vader. Ook op aarde had Jeannette<br />
een ‘<strong>gen</strong>eesheer’, zij het niet afkomstig uit de medische<br />
stand. De steun die ze kreeg van dominee Van<br />
Rijn was opvallend. Ook diens vrouw kwam regelmatig<br />
langs, want tussen de beide echtparen was al snel<br />
na de eerste kennismaking een hechte vriendschap<br />
ontstaan.<br />
Met Jeannettes lichamelijke gezondheid, al sinds<br />
haar jeugd een bron van zorg, ging het ondertussen<br />
minder goed. Voortdurend moest ze hoesten en had<br />
12 <strong>gen</strong>.
Wie wáár zat in de Grote Kerk was<br />
nauwkeurig bepaald. Coll. Historisch<br />
Centrum Overijssel, Zwolle<br />
‘Zij zoekt haar troost bij de<br />
Hemelse <strong>gen</strong>eesheer en het<br />
blijkt dat Hij haar kracht<br />
schenkt en ter zijde staat’<br />
ze hoofdpijn. Ze vreesde, dat ook zij leed aan de<br />
tering. In de zomer van 1860 besloot ze, op advies<br />
van haar arts, in dit geval de medicus, om samen<br />
met haar tweejarige dochtertje en een meisje voor<br />
dag en nacht naar Zandvoort te gaan, teneinde daar<br />
te kuren. Het beviel haar maar matig, getuige de<br />
brieven naar haar familie, maar ze vond troost in<br />
de zekerheid van haar geloof.<br />
Het vol<strong>gen</strong>de jaar ging zij opnieuw naar de kust.<br />
Evenals in 1860 kwam dominee Van<br />
Rijn ook nu langs. Wekenlang verbleef<br />
hij in haar nabijheid. Maar<br />
daarover schreef Jeannette niet in de<br />
brieven aan haar vader, broers en<br />
zus. Aan het thuisfront bleven de<br />
veelvuldige contacten desondanks<br />
niet onopgemerkt; bij de familie aan<br />
weerszijden, noch bij de stad<strong>gen</strong>oten.<br />
Er volgde een adempauze. Begin<br />
oktober 1862 vertrok Jeannette naar<br />
Zuid-Frankrijk om er een lange winter<br />
door te bren<strong>gen</strong>, ter bevordering<br />
van haar gezondheid, zo luidde<br />
althans de officiële reden. Haar broer<br />
Alexander reisde mee. Toen ze na een week een<br />
geschikt huis hadden gevonden, vertrok hij weer naar<br />
Nederland. Jeannette bleef achter, samen met de<br />
kleine Daniella, zoals Margaretha na de dood van<br />
haar vader was gaan heten, en een gouvernante. Een<br />
half jaar later werden ze weer opgehaald door: dominee<br />
Van Rijn.<br />
Niet lang na hun terugkomst begonnen geruchten de<br />
kop op te steken over een kind dat Jeannette in<br />
Frankrijk ter wereld zou hebben gebracht. De kleine<br />
wereld van Zwolle en omstreken en het verre Hyères<br />
hadden elkaar gevonden. Er werd nader onderzoek<br />
gedaan, niet in de laatste plaats dankzij de inspannin<strong>gen</strong><br />
van officier van justitie mr. H. Machielsen,<br />
tevens lid van de kerkenraad der Nederduits Hervormde<br />
Gemeente te Zwolle. In die dubbelrol wist hij<br />
krachten en machten te mobiliseren en een onderzoek<br />
te initiëren.<br />
Al in augustus 1863 werden, met dank aan de<br />
inspannin<strong>gen</strong> van de Nederlandse consul in Toulon,<br />
<strong>gen</strong>. 13
Het huis van het echtpaar Pruimers, op de achtergrond,<br />
naast het Paleis van Justitie. Op 31 juli 1859, drie jaar na zijn<br />
huwelijk met Jeannette van Dedem, overleed hier Daniel<br />
Pruimers. Coll. Historisch Centrum Overijssel, Zwolle<br />
getui<strong>gen</strong> en documenten gevonden, die bevestigden<br />
dat Jeannette op 6 december 1862 een kind ter<br />
wereld had gebracht. Het was afgestaan aan een<br />
pleeggezin, dat voor de opvoeding een bedrag van<br />
5500 francs had gekre<strong>gen</strong>. Van Rijn had daartoe ter<br />
plaatse de laatste zaken geregeld. Ook Zwolse<br />
bewijzen, overi<strong>gen</strong>s lang niet allemaal even overtui<strong>gen</strong>d,<br />
kwamen op tafel bij justitiële en kerkelijke<br />
gezagsdragers. Overtui<strong>gen</strong>d waren in ieder geval wel<br />
de liefdesbrieven die werden gevonden in de woning<br />
van de dominee. Hij had ze in 1862 en 1863 in een<br />
geheimschrift van cijfers en letters geschreven aan<br />
zijn ‘Nettepoesien’. De seksuele toespelin<strong>gen</strong> daarin,<br />
en ook zijn bezorgdheid over de door de zwangerschap<br />
ontstane situatie, waren desondanks<br />
gemakkelijk te ontcijferen. Het publiek kon meesmullen<br />
van allerlei sappige details, al dan niet in<br />
oprechte verontwaardiging, want in de pers werd<br />
alles op de voet gevolgd. De inkt van de processtukken<br />
en de notulen van de kerkenraadvergaderin<strong>gen</strong><br />
was nog niet droog, of het nieuws lag al op straat.<br />
Machielsen had niet slechts een dubbele, maar<br />
hoogstwaarschijnlijk een drievoudige rol, ook die<br />
van perswoordvoerder.<br />
Het resultaat was dat Jeannette werd onterfd, waar<br />
en voor zover dat juridisch mogelijk was, ontzet uit<br />
de ouderlijke macht over haar dochtertje Daniella,<br />
uitgespuugd door de gemeenschap en verstoten<br />
door haar familie en schoonfamilie. Van Rijn werd<br />
uit zijn ambt gezet. Samen vestigden de twee zich na<br />
1865 in de Zuid-Engelse badplaats St. Leonards on<br />
Sea, waar hij na 1891 moet zijn overleden en zij, als<br />
de weduwe Van Rijn, stierf op 8 maart 1911.<br />
Sans famille<br />
Kort na mijn bezoek aan Zwitserland in augustus<br />
2014 kreeg ik een dik pak fotokopieën toegestuurd,<br />
afdrukken van de papieren die ik toen vluchtig had<br />
kunnen bekijken. ‘Flitsen en flarden’, om nogmaals<br />
met Hella Haasse te spreken, uit het leven van Henri<br />
van Dedem dreven aan mij voorbij als luchtballonnen<br />
tijdens een fiësta. Het meest opvallend waren<br />
wel zijn gedichten, waarin hij zich deed kennen als<br />
een gevoelig man met uitgesproken menin<strong>gen</strong>.<br />
Vooral zijn moeder maakte hij zware verwijten.<br />
14 <strong>gen</strong>.
Het Paleis van Justitie, gele<strong>gen</strong> te<strong>gen</strong>over Schouwburg<br />
Odeon aan de Blijmarkt in Zwolle. Hier speelden zich de<br />
nodige scènes af in het drama rond de weduwe Pruimers.<br />
Coll. Historisch Centrum Overijssel, Zwolle<br />
Dankbaar was hij je<strong>gen</strong>s anderen. Hoe zou hij zonder<br />
zijn helpers en helpsters, vroeg hij zich in 1884<br />
af, ‘alleen en verlaten, beschadigd door een onwaardige<br />
vrouw, een bestaan hebben kunnen vinden en<br />
zijn ziel hebben kunnen redden?’<br />
Zonder familie was hij, werkend als tuinman, onder<br />
andere voor een baron De Rothschild, door Frankrijk<br />
getrokken. Hij trouwde er, maar binnen afzienbare<br />
tijd overleden zijn vrouw en hun tweede kind. Uiteindelijk<br />
kwam hij terecht aan de oevers van het<br />
meer van Genève. Net als Rémi in Hector Malots<br />
kinderboek uit 1878 Sans famille, in het Nederlands<br />
ten onrechte vertaald als Alleen op de wereld.<br />
Een medestander had Henri al in oktober 1863<br />
gehad in Multatuli. De schrijver had in zijn eerste<br />
brief de hoop uitgesproken dat Jeannette ook haar<br />
tweede kind, hoewel buitenechtelijk, ‘hartelijk welkom<br />
had gekust in het leven’. En dat ze het aan de<br />
borst had gelegd, ‘zodat de kleine lippen er gulzig<br />
snuivend en geholpen door medeplichtige vuistjes<br />
naar hadden kunnen zoeken.’ Die woorden zouden<br />
Henri nooit bereiken en voor hem la<strong>gen</strong> de feiten<br />
anders. Hij werd gevoed door de borsten van de min,<br />
de nourrice, in wier gezin hij opgroeide, bejubeld<br />
door zijn drie broertjes en een zusje. Zij hadden zich<br />
binnen de kortste keren aan hem gehecht en geen<br />
afstand meer willen doen van hun allerliefste, vriendelijk<br />
lachende blonde broertje met zijn blauwe<br />
o<strong>gen</strong>. Die kinderlijke aanhankelijkheid had de prijs<br />
voor de overname gedrukt, zodat de nieuwe ouders<br />
<strong>gen</strong>oe<strong>gen</strong> hadden <strong>gen</strong>omen met 5500 francs, in<br />
plaats van de tienduizend die ze eerst hadden<br />
gevraagd voor de opvoeding van hun pleegkind.<br />
Geen erkenning<br />
Nieuwe informatie over Henri kreeg ik uit Frankrijk.<br />
Een mail naar het stadsarchief van Hyères, met een<br />
korte samenvatting van het verhaal en enkele vra<strong>gen</strong>,<br />
leidde tot de spontane reactie van een historica<br />
uit de streek waar Henri opgroeide. Op ei<strong>gen</strong> initiatief<br />
had zij al verder onderzoek gedaan naar zijn<br />
pleeggezin aldaar. Zo leerde ik dat het jongste kind<br />
uit het pleeggezin, nog een baby, kort voor de komst<br />
van Henri was overleden. Hij nam dus haar plaats in<br />
aan de moederborst.<br />
<strong>gen</strong>. 15
Telegram waarin Godert Willem baron van<br />
Dedem zijn in het kuuroord Schwalbach<br />
verblijvende broer Coenraad meedeelt dat hun<br />
zwager Pruimers is overleden. Coll. Historisch<br />
Centrum Overijssel, Zwolle<br />
Van Margaretha Daniella Pruimers zijn vele<br />
foto’s bekend. De portretten van haar moeder<br />
verdwenen, evenals die van Johannes Gerrit van<br />
Rijn. Coll. Historisch Centrum Overijssel, Zwolle<br />
Internet bracht mij opnieuw dieper in zijn leven.<br />
Omstreeks 1922, zo blijkt uit een internetpublicatie<br />
over rockgardening uit 1995, wist hij een zeer bijzondere<br />
plant te kweken. Een hybride, een bastaard dus,<br />
typerend <strong>gen</strong>oeg goed gedijend op eenzame, kale en<br />
koude alpenhellin<strong>gen</strong>. Maar ook deze plant werd<br />
aanvankelijk, net als Henri zelf, niet erkend. Tot een<br />
Tsjechische botanicus de mogelijkheid van het<br />
bestaan van een dergelijke plant bevestigde, waarna<br />
deze in 1979 officieel zijn naam kreeg: de Jancaeamonda<br />
vandedemii.<br />
Een heel ander chapiter vormde het onderzoek naar<br />
de geschiedenis van Henri’s halfzus, Margaretha<br />
Daniella, die na haar huwelijk in 1885 was gaan<br />
wonen in Lausanne; in het zuiden van Zwitserland<br />
dus, waar ook Henri terecht zou komen. Na de dood<br />
van haar grootvader in 1881 had zij meer dan twee<br />
miljoen gulden geërfd. Tijdens mijn bezoek in<br />
augustus 2014 had ik ook onderzoek gedaan naar ‘de<br />
engel van Lausanne’, zoals haar bijnaam vol<strong>gen</strong>s<br />
Zwolse bronnen zou luiden. Haar afkomst en haar<br />
achternaam, Van Muyden-Pruimers, waren bekend<br />
binnen de Zwitserse familie. Eugène van Dedem<br />
noemde mij zelfs spontaan haar adres, althans de<br />
naam van haar huis, de inmiddels afgebroken kapitale<br />
villa L’Eglantine. Maar tot een positief gevoel,<br />
laat staan de associatie met een engel, had de kennis<br />
rond haar persoon bepaald niet geleid.<br />
Henri heeft zijn halfzuster, zo dicht bij hem wonend,<br />
nooit ontmoet. Toen hij haar, op aandrin<strong>gen</strong> van zijn<br />
tweede echt<strong>gen</strong>ote, een keer probeerde te bellen,<br />
leidde dat tot de reactie: ‘Pour moi, vous n‘existez pas,<br />
monsieur’: ‘Voor mij bestaat u niet, meneer.’ •<br />
Bronnen<br />
De twee brieven van Multatuli zijn op<strong>gen</strong>omen in: Multatuli<br />
Volledige werken 3 (Amsterdam 1951) 43-67. De<br />
vol<strong>gen</strong>de archieven, aanwezig in het Historisch Centrum<br />
Overijssel, zijn voor dit onderwerp in het bijzonder<br />
van belang: de archieven Van Dedem; de archieven<br />
van de Arrondissementsrechtbank en het parket van<br />
de Officier van Justitie te Zwolle, 1838-1939; het<br />
archief van het Provinciaal Kerkbestuur van Overijssel<br />
1816-1951; archieven van de Hervormde Gemeente te<br />
Zwolle 1581-1950.<br />
Wim Coster is historicus en slavist. Hij is auteur en/of<br />
samensteller van een dertigtal boeken, met name op<br />
het terrein van de regionale geschiedenis. In oktober<br />
2015 moet het boek De baronesse, de dominee en het<br />
kind (werktitel) in de winkel lig<strong>gen</strong>.<br />
16 <strong>gen</strong>.
vernoeming<br />
Vrees God<br />
‘Niet zonder betekenis en smakeloos, maar nadrukkelijk,<br />
degelijk en zinvol.’ Dat moest een voornaam vol<strong>gen</strong>s de<br />
Duitse schrijver Jakob Friedrich Ehrhart (1742-1795) zijn.<br />
Dus geen Jakob, dat vol<strong>gen</strong>s hem ‘jongste van een tweeling’<br />
betekende. ‘Hoe die naam bij mij past kan iedereen<br />
zelf bedenken als ik hem zeg dat de twee kinderen die mijn<br />
moeder heeft gebaard anderhalf jaar na elkaar ter wereld<br />
kwamen en ik ook nog eens de oudste ben’, schamperde hij.<br />
Nee, wat hem betrof was het voorbij met namen als Jakob en<br />
Friedrich. Thurecht (doegoed), Fleißmann (vlijtman), Ehregott<br />
(eer god), Tu<strong>gen</strong>dfreund (deugdvriend), Biedermann<br />
(rechtschapen man), Lasterfeind (lastervijand), Sommertochter<br />
(zomerdochter), Frühlingskind (lentekind), Treumädchen<br />
(trouw meisje) en Keuschlebin (kuislevende), dát waren pas<br />
namen waar je mee thuis kon komen.<br />
Ehrharts namen waren minder krankzinnig dan je misschien<br />
zou denken. Hij verzon ze weliswaar vooral zelf, maar dergelijke<br />
namen kwamen in zijn tijd echt voor. In Hengelo woonde<br />
begin 1800 een (naar ik aanneem in Duitsland geboren)<br />
vrouw met de prachtige voornamen Reinhertz Tu<strong>gen</strong>dholde<br />
(reinhart deugdlief). Een bekende Duitse dichter uit<br />
Ehrharts tijd was Christian Fürchtegott (vreesgod) Gellert<br />
en de theoloog Zachariae luisterde naar de voornamen<br />
Gotthilf Traugott (godhulp vertrouwgod). Zulke namen vond<br />
je vooral bij de piëtisten, die de katholieke heili<strong>gen</strong>namen<br />
sterk afkeurden en daarom zelf aan het knutselen sloe<strong>gen</strong>.<br />
Nog een paar fraaie voorbeelden: Christlieb, Glaubrecht,<br />
Tu<strong>gen</strong>dreich, Demuth en Erdmann (aardman, een letterlijke<br />
vertaling van Adam).<br />
Hoe mooi ze soms ook zijn, piëtistische namen sloe<strong>gen</strong> in<br />
Nederland nooit aan. Ik vond in de archieven wel vermeldin-<br />
<strong>gen</strong> van personen als Trouwgodt Leverecht Knot, Aardman<br />
Mulder en Godhelp Beijer, maar dat waren Duitsers die<br />
oorspronkelijk wel Traugott Leberecht, Erdmann en Gotthilf<br />
zullen hebben geheten.<br />
Toch ken ik twee voorbeelden van Nederlanders die zo’n<br />
naam kre<strong>gen</strong>. In 1785 werd in Amsterdam luthers gedoopt:<br />
Hendrik Gotvertrouw Both. Hij werd wellicht vernoemd naar<br />
een van de doopgetui<strong>gen</strong>, Gotvertrouw Holtzhuijsen (gezien<br />
De politicus Praise-God<br />
Barebone noemde zijn<br />
zoon If-Jesus-Christ-hadnot-died-for-thee-thouhadst-been-damned<br />
zijn achternaam een<br />
Duitser). Vijf jaar later<br />
kwam in het Limburgse<br />
Beek Vriesgod Theodoor<br />
Rooth ter wereld.<br />
Bij de burgerlijke stand<br />
komt hij ook voor als Vreesgod, Vrees God, Vreezegod en – in<br />
de Franse tijd – Crainsdieu.<br />
De Britse puriteinen gin<strong>gen</strong> nog een stapje verder dan de<br />
piëtisten. De namen die zij hun kinderen gaven waren niet<br />
alleen zinvol – Fear-God, Flie-fornication, From-above, Godreward,<br />
Hate-evill, Learn-wysdomme, Make-peace – maar<br />
vaak zelfs een volzin.<br />
In augustus 1611 trof men op een vuilnishoop in Londen een<br />
pasgeboren jongetje aan. Hij werd op 1 september gedoopt<br />
en kreeg daarbij de voornaam Job-rakt-out-of-the-ashes<br />
(Job uit het vuil geschraapt), een verwijzing naar het Bijbelverhaal<br />
van Job op de mesthoop. Het lijkt wel een slechte<br />
grap, maar ik vermoed dat deze naam oprecht vroom was<br />
bedoeld.<br />
De politicus Praise-God Barebone noemde zijn zoon If-<br />
Jesus-Christ-had-not-died-for-thee-thou-hadst-beendamned<br />
(Als Jezus Christus niet voor je was gestorven was<br />
je verdoemd geweest). Andere kinderen kre<strong>gen</strong> Bijbelcitaten<br />
als voornaam: Fight-the-good-fight-of-faith (1 Timoteüs<br />
6:12), Jesus-Christ-came-into-the-world-to-save (1 Timoteüs<br />
1:15), Search-the-scriptures (Johannes 5:39).<br />
De mooiste zin-naam is echter toch weer van een Duitser.<br />
Pastor Frieden Mit Gott Allein Durch Jesus Christus Rousseau<br />
(1983) kreeg van zijn vader een samenvatting van het hele<br />
evangelie als voornaam mee. Frieden, zoals hij <strong>gen</strong>oemd<br />
wordt, is dankbaar voor zijn naam en probeert ernaar te<br />
leven: ‘Ik wil met Gods hulp zoveel mogelijk mensen naar<br />
Jezus Christus leiden.’ Toch heeft hij er ook wel last van. Een<br />
politiea<strong>gen</strong>t dacht bij een controle dat hij zijn identiteitsbewijs<br />
zelf in elkaar had geknutseld. Toen hij de a<strong>gen</strong>t bezwoer<br />
dat hij toch echt Vrede Met God Alleen Door Jezus Christus<br />
heette, antwoordde die: ‘Ja, en ik ben Sinterklaas!’<br />
Maarten van der Meer<br />
is namendeskundige<br />
<strong>gen</strong>. 17 <strong>gen</strong>. 17
Dora van der Beek, Fie van Dijk en Bets van der Beek<br />
als ‘Geloof, Hoop, en Liefde’, 1912<br />
Hendrik Wijten in de rol van Judas, 1947<br />
Toneel en maskerade<br />
Toneel en maskerade boden ook vroeger vaak <strong>gen</strong>oeg aanleiding tot het maken<br />
van mooie foto’s, variërend van officiële groepsportretten tot snelle kiekjes. Dat<br />
blijkt wel uit de stortvloed foto’s van amateurtoneelspelers, operettegezelschappen<br />
en verklede studenten die wij kre<strong>gen</strong> toegezonden. Voor het juninummer hebben<br />
we een bij het seizoen passend thema: ‘Badgasten’. Stuur uw foto van vóór 1950<br />
met vermelding van uw naam, de namen van de geportretteerden (indien mogelijk)<br />
en het jaartal vóór 1 mei via WeTransfer naar uitgeverij@cbg.nl.<br />
Gräfin Mariza, door operettegezelschap Jos Mathot, 1939<br />
Hotel Parkzicht in Amsterdam, 1913<br />
18 <strong>gen</strong>.
nostalGen.<br />
Sportfondsenbad Amsterdam, 1932<br />
Michiel Boom tijdens zijn Leidse studietijd, omstreeks 1878<br />
Letterkundig Genootschap Echt, vóór 1890<br />
To van der Vooren als Shylock,<br />
(vermoedelijk) 1916<br />
Rechts Cornelia van Klaveren in<br />
de kostuumverhuurzaak van haar<br />
vader in Rotterdam, omstr. 1915<br />
Anni Jeger en Joop Ohlenbusch, 1932<br />
<strong>gen</strong>. 19
levensverhaal<br />
Een Leidse student trekt ten strijde te<strong>gen</strong> Napoleon in 1815<br />
Io vivat!<br />
In februari 1815 gebeurt iets wat niemand heeft voorzien: Napoleon keert met een kleine<br />
groep vertrouwelin<strong>gen</strong> terug uit zijn ballingsoord Elba. Met het grootste gemak reist hij<br />
door naar Parijs, waar hij andermaal als keizer de troon bestijgt. Heel Europa is in rep en<br />
roer. Voor Willem I is het een buitenkansje om de wereld te laten zien dat een Verenigd<br />
Koninkrijk der Nederlanden als buffer kan opereren te<strong>gen</strong> nieuwe Franse expansiedrift.<br />
Hij mobiliseert zijn leger, maar heeft nog meer militairen nodig. Alle kleine beetjes<br />
helpen. In Leiden melden studenten zich aan als vrijwilliger. Jacob Swart is een van hen.<br />
Zijn wederwaardigheden als soldaat legt hij vast in een dagboek. tekst Joost Welten<br />
In Leiden vormen 83 studenten een<br />
ei<strong>gen</strong> compagnie. Willem I is zo verstandig<br />
om hen niet meteen naar het<br />
front te sturen. Wanneer op zondag<br />
18 juni 1815 de strijd om de toekomst van<br />
Europa wordt uitgevochten op het slagveld<br />
van Waterloo, zijn de studenten in<br />
Leiden nog steeds aan het exerceren. Pas<br />
vier weken later, op zondag 16 juli 1815,<br />
gaan zij op pad. Hun missie is onduidelijk,<br />
nu Napoleon al versla<strong>gen</strong> is. Vermoedelijk<br />
moeten ze in Frankrijk als<br />
bezettingstroepen dienen om het gezag<br />
van de geallieerden te schra<strong>gen</strong>.<br />
Marcheren<br />
Het vertrek uit Leiden is feestelijk, met<br />
toespraken en muziek. Toch valt het<br />
afscheid van verwanten Jacob Swart<br />
zwaar. Hij woont nog in het ouderlijk<br />
huis in Leiden, de plaats waar zijn vader<br />
als rechter werkt. Is de mentale gehardheid<br />
van Jacob een bron van zorg, voor<br />
zijn fysieke gesteldheid geldt dat des te<br />
sterker. ’s Avonds in Delft noteert hij dat<br />
‘ik hinder van mijn voeten had’.<br />
De vol<strong>gen</strong>de dag komt Jacob ‘ten uiterste<br />
vermoeid’ in Rotterdam aan: ‘Mijn ransel<br />
hinderde mij zeer, omdat de huid van<br />
mijn schouder bijna door was.’ In Rotterdam<br />
gaat Jacob met zijn broer Barend en<br />
hun gastheer een eindje lopen door de<br />
stad, ‘doch daar mij de voeten te gevoelig<br />
waren om veel te wandelen, begaven wij<br />
ons spoedig weer naar het huis [van de<br />
gastheer]’, zo schrijft Jacob in zijn dagboek.<br />
De kapitein heeft in de gaten dat Jacob<br />
niet het meest robuuste lid van de compagnie<br />
is, want hij plaatst hem de vol<strong>gen</strong>de<br />
dag bij de bagagewa<strong>gen</strong> van de<br />
eenheid. Jacob hoeft tijdens de mars naar<br />
Dordrecht zijn ransel niet op de rug te<br />
dra<strong>gen</strong>, maar mag hem op de wa<strong>gen</strong> leg<strong>gen</strong>.<br />
Toch blijven de inspannin<strong>gen</strong> een<br />
maat te groot voor Jacob. De tocht van<br />
Dordrecht naar Zevenber<strong>gen</strong> wordt voor<br />
hem een martelgang: ‘Daar ik zeer veel<br />
pijn aan mijn voeten had en door het stoten<br />
met de punt van mijn sabelschede<br />
een gat in de achillespees had gekre<strong>gen</strong>,<br />
ben ik <strong>gen</strong>oodzaakt geweest onderweg op<br />
de wa<strong>gen</strong> te gaan zitten, wat maakte dat<br />
ik door en door nat en ijskoud te Zevenber<strong>gen</strong><br />
aankwam.’<br />
Ook tijdens de mars van Zevenber<strong>gen</strong> via<br />
Roosendaal naar Essen krijgt Jacob permissie<br />
om bij de bagagewa<strong>gen</strong> te lopen<br />
en af en toe ‘vanwege de pijn aan mijn<br />
voeten, op de wa<strong>gen</strong> te zitten’. Jacob mag<br />
van geluk spreken dat Napoleon al versla<strong>gen</strong><br />
is. Hij is geen partij voor ervaren<br />
soldaten. Het is een klein wonder dat hij<br />
op zaterdag 22 juli Antwerpen bereikt.<br />
Diester bier<br />
In zijn eerste week als soldaat heeft Jacob<br />
gemerkt dat zijn conditie tekortschiet.<br />
Bescheidenheid zou hem dan ook sieren.<br />
20 <strong>gen</strong>.
Uit zijn dagboek komt evenwel een ander<br />
beeld naar voren. Wanneer hij het Hollands<br />
Diep oversteekt, laat Jacob in zijn<br />
beleving de beschaafde wereld achter<br />
zich. Bij zijn gastvrouw in Zevenber<strong>gen</strong><br />
‘misten wij reeds de Hollandse pot:<br />
slechte aardappelen, harde ham en zoute<br />
vis met zuur bier maakten ons diner uit’.<br />
Roosendaal vindt hij voor Brabantse<br />
begrippen mooi, maar Essen moet het<br />
doen met de kwalificatie ‘ellendig dorp’.<br />
Napoleon keert op 20 maart 1815 onder groot enthousiasme terug in zijn paleis<br />
in Parijs, dat koning Lodewijk XVIII schielijk heeft verlaten. Ingekleurde gravure<br />
van Couché jr. en Edmé Bovinet naar een tekening van François-Joseph Heim,<br />
uitgegeven in Parijs door Joubert. Coll. Brown University, Providence<br />
De overgang naar de grote stad brengt<br />
geen verlichting. Jacob vindt Antwerpen<br />
‘een zeer ouderwetse stad’, ‘luguber en<br />
morsig’. Zijn wandeling door de stad eindigt<br />
bij de Carolus Borromeuskerk, die is<br />
ingericht als hospitaal voor Franse militairen<br />
die gewond zijn geraakt in de slag<br />
bij Waterloo. Wijselijk blijft Jacob slechts<br />
kort in dit hospitaal, omdat ‘men ons zei<br />
dat bijna alle gekwetsten rotkoortsen of<br />
besmettelijke ziekten hadden’.<br />
Op de kade langs de Schelde gaan Jacob<br />
<strong>gen</strong>. 21
en zijn kameraden ‘in een staminee een<br />
pijp roken en een potje Diester bier drinken’.<br />
Ze hebben er een prachtig uitzicht<br />
op de rivier, waar de schepen hun vlag<strong>gen</strong><br />
hebben gehesen om de gevan<strong>gen</strong>neming<br />
van Napoleon te vieren. Daags<br />
voordat de studenten uit Leiden vertrokken,<br />
is Napoleon aan boord van een<br />
Engels marineschip gestapt, maar dat<br />
nieuws heeft tijd nodig gehad om te reizen.<br />
Studenten op reis<br />
Voor soldaat is Jacob Swart niet in de<br />
wieg gelegd, zijn vaderlandslievende idealen<br />
ten spijt. In Mechelen wordt hij tot<br />
zijn geluk met alle egards ontvan<strong>gen</strong>: ‘De<br />
mensen boden ons aan om terstond onze<br />
voeten te wassen en onze vuile broeken<br />
in orde te bren<strong>gen</strong>’. Een dag later in<br />
Brussel treft Jacob het minder. Zijn overnachtingsplaats<br />
is ‘een ellendig kroegje<br />
waarin de mensen keken als oorwurmen’.<br />
Voor de studenten is het bed ‘dat<br />
krioelde van ongedierte’ onaanvaardbaar.<br />
Met een huurrijtuig laten zij zich naar<br />
een hotel vervoeren om er op ei<strong>gen</strong> kosten<br />
de nacht door te bren<strong>gen</strong>.<br />
Ondanks het geklaag<br />
neemt de zelfredzaamheid<br />
van de studenten toe<br />
Op woensdag 26 juli komen de studenten<br />
‘verschrikkelijk afgemat en door en door<br />
nat’ in Braine-le-Conte aan. ‘Daar werden<br />
wij met ons vieren in een van de<br />
gemeenste hoerkotten van heel Brabant<br />
ingekwartierd.’ Het stinkt er en het<br />
wemelt er van vlie<strong>gen</strong> en vlooien. Ditmaal<br />
is er geen hotel als alternatief beschikbaar.<br />
Toch zijn er ook lichtpuntjes.<br />
Omdat de studenten duidelijk maken dat<br />
ze er geen prijs op stellen, hebben zij<br />
‘geen familiariteiten te verduren’. Door<br />
gesprekken met elkaar te voeren, blijven<br />
de studenten ‘zeer opgemonterd en<br />
tevreden’. Voor het eerst passen ze zich<br />
aan de situatie aan en proberen ze er het<br />
beste van te maken.<br />
De vol<strong>gen</strong>de dag komt Jacob ‘door en<br />
door nat en druipstaartende’ in Ber<strong>gen</strong><br />
aan. ‘’s Avonds aten wij gezamentlijk met<br />
tien man een stuk droog commiesbrood<br />
met een glas bier, en begaven ons gezamenlijk<br />
met een Jo vivat na naar bed.’ ‘Io<br />
vivat’ is een studentenlied in het Latijn,<br />
destijds de voertaal aan de universiteit.<br />
Studenten of soldaten?<br />
Op zaterdag 29 juli 1815 bereiken de studenten<br />
de Franse grens, die zij ‘onder een<br />
luid Wilhelmus en Jo vivat’ oversteken. De<br />
vol<strong>gen</strong>de dag marcheren ze naar het<br />
hoofdkwartier van prins Frederik, de<br />
tweede zoon van koning Willem I. De<br />
kennismaking met de jeugdige commandant<br />
van de strijdkrachten valt te<strong>gen</strong>:<br />
‘Zijne Hoogheid liep vlug de gelederen<br />
door en verwaardigde zich niet één van<br />
ons aan te spreken.’<br />
Jacob Swart wordt met vijf collega’s<br />
ondergebracht ‘bij een oude, vuile, arme<br />
en grommige boerin, die met haar familie<br />
te vuil was om met een tang aangeraakt<br />
In Antwerpen bezoekt Jacob Swart de Onze-Lieve-<br />
Vrouwekerk. Hierover schrijft hij: ‘Deze is zeer schoon<br />
doch heeft ook al enorm door de Fransche geleden, daar<br />
van alle de uitmuntende schilderijen die er waren er niet<br />
een overig is.’ De Mechelse kunstenaar Hunin (1770-1851)<br />
heeft deze gravure van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal<br />
in 1813 vervaardigd. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />
22 <strong>gen</strong>.
te worden’. Ondanks het geklaag neemt<br />
de zelfredzaamheid van de studenten toe.<br />
Ze kopen rijst, suiker en melk ‘teneinde<br />
rijstebrij te koken (…). Zij smaakte ons<br />
overheerlijk.’ De bereiding van dit dessert<br />
wordt een traditie: de ene avond eten<br />
Jacob en zijn kameraden ‘lekkere rijstebrij’<br />
en een vol<strong>gen</strong>de avond ‘delicieuze<br />
rijstebrij’.<br />
Wanneer ze ’s ochtends op appèl staan,<br />
wordt hun meegedeeld ‘dat wij in alles<br />
met de andere soldaten van ons bataljon<br />
gelijkstonden, dat wij daarom ’s mor<strong>gen</strong>s<br />
om zes uur, ’s middags om twaalf uur en<br />
’s avonds wederom om zes uur met ransels<br />
en wapens ons in het dorp op het<br />
appèl en op de exercitiën moesten bevinden<br />
en dat wij op onze beurt de wacht<br />
moesten betrekken’. De verontwaardiging<br />
is groot. Jacob verklaart dat ‘wij wel<br />
beloofd hadden het vaderland in nood te<br />
helpen, maar niet om zonder noodzaak<br />
de dienst van gewoon soldaat uit te voeren’.<br />
De vol<strong>gen</strong>de dag pepert <strong>gen</strong>eraalmajoor<br />
De Eerens hun nogmaals in, ‘dat<br />
wij nu ondervinden zouden dat het makkelijker<br />
was student te zijn dan soldaatje<br />
te spelen’.<br />
De studenten voelen zich gegriefd. Professor<br />
Kemper, de rector van de Leidse<br />
universiteit, zet zich in voor een bijzondere<br />
behandeling van zijn studenten,<br />
maar aan zijn wensen wordt geen gehoor<br />
gegeven. Jacob concludeert ‘dat de brief<br />
die prof. Kemper aan [kolonel] Evers<br />
geschreven had van zeer weinig effect<br />
geweest was’. Kemper zelf speelt achteraf<br />
mooi weer. Om de eer van zijn studenten<br />
te redden, schrijft hij dat zij zich nooit<br />
hebben beklaagd over de taken die ze als<br />
soldaat uitvoerden.<br />
Johan Melchior Kemper, hoogleraar in de rechten aan en rector<br />
van de Universiteit Leiden. Portret uit 1815 door David Pièrre<br />
Giottino Humbert de Superville. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />
mandant. Daarop nemen de studenten<br />
wraak. Ze kopen zelf kaarsen en zetten<br />
die voor de ramen. In het midden van de<br />
gelagkamer plaatsen zij hun geweren in<br />
twee rotten te<strong>gen</strong> elkaar, ‘aan de bajonetten<br />
waarvan wij onze ransels hin<strong>gen</strong>, en<br />
boven op deze ransels prijkten twee grote<br />
vazen met oranje en allerhande bloemen’,<br />
zo schrijft De Kempenaar. Klinkt dit nog<br />
onschuldig, wat volgt is een staaltje studentikoze<br />
tirannie: ‘Achter deze rotten<br />
hadden wij nog twee stoelen geplaatst,<br />
waarop wij van tijd tot tijd, als er mensen<br />
voor het huis stonden, onze hospes lieten<br />
klimmen met zijn dochter, om “Oranje<br />
boven! Vive le roi de Hollande!” te roepen.’<br />
De drank vloeit rijkelijk, met voor-<br />
Studentikoze tirannie<br />
Wanneer we het dagboek van Jacob<br />
Swart vergelijken met dat van zijn vriend<br />
Jacob de Kempenaar, dan valt op dat<br />
‘onze’ Jacob de pen sober hanteert. Op 23<br />
augustus 1815 eisen zeven studenten van<br />
hun hospes vijftig kaarsen plus zeven<br />
flessen wijn om de vol<strong>gen</strong>de dag de verjaardag<br />
van koning Willem I te vieren. De<br />
hospes beklaagt zich hierover bij de comspelbaar<br />
effect. De Kempenaar stelt voor<br />
om na het zin<strong>gen</strong> van studentenliederen<br />
‘de glazen onder een verschrikkelijk<br />
geschreeuw ter aarde te werpen. Dit werd<br />
unaniem aan<strong>gen</strong>omen en ten uitvoer<br />
gebracht.’ Jacob Swart wijdt in zijn dagboek<br />
slechts één regel aan de avond:<br />
‘’s Avonds hadden wij een fraaie illuminatie<br />
met 56 kaarsen.’<br />
Buikkrampen en erger<br />
Op donderdag 14 september 1815 gaat<br />
Jacob naar Saint-Amand om voorraden in<br />
te slaan voor de compagnie. Wanneer hij<br />
er aankomt, blijkt dat ‘er nog wel drie<br />
<strong>gen</strong>. 23
uren verlopen moesten eer de beurt aan<br />
ons kwam om te foerageren’. Daarom<br />
nuttigt hij in een herberg ‘een overheerlijk<br />
ontbijt met wildbraad, kalfsvlees, lamsvlees,<br />
vruchten en delicieuze champagne’.<br />
Het is een soort gal<strong>gen</strong>maal, want daarna<br />
gaat het bergafwaarts met de gezondheid<br />
van Jacob. De vol<strong>gen</strong>de ochtend krijgt hij<br />
‘een vrij zware koorts, welke mij noodzaakte<br />
om naar bed te gaan’. Weer een dag<br />
later krijgt hij hevige buikkrampen,<br />
gevolgd door ‘een zware diarree’. ’s Nachts<br />
heeft Jacob ‘meer dan twintig maal afgang<br />
[stoelgang]’. Hij herinnert zich niet ooit zo<br />
ziek geweest te zijn. Zijn kameraden vrezen<br />
het ergste: ‘Het staat mij zeer flauw<br />
bij dat bijna al mijn medemakkers, hoe<br />
afgemat zij ook waren door het zwaar<br />
marcheren, mij kwamen zien.’<br />
Dankzij een prima verzorging in het huis<br />
van de burgemeester, verbetert de toe-<br />
De drank vloeit<br />
rijkelijk, met<br />
voorspelbaar effect<br />
In 1813 maakt Georg Scharf deze aquarel van inwoners van Antwerpen. Jacob<br />
Swart schrijft tijdens zijn bezoek aan Antwerpen op zondag 23 juli 1813: ‘Men<br />
kan aan de kleding merken dat men niet meer in Holland is. De meeste vrouwen<br />
lopen buiten, vooral wanneer zij en negligé zijn (dat wil zeg<strong>gen</strong>: informeel gekleed<br />
zijn), met zijden of wollen doeken over het hoofd, die de jonge meisjes zo elegant<br />
mogelijk over hun hoofd proberen te plooien.’ Coll. British Museum, Londen<br />
stand van Jacob daarna. ‘Gelukkig<br />
kwam ik in de namiddag door het drinken<br />
van veel gerstenat met een scheutje<br />
wijn en suiker aan het zweten, hetgeen<br />
tot ’s avonds laat aanhield, toen<br />
ik mij veel beter voelde.’<br />
Terug naar Leiden<br />
Op 25 september komt ‘het voor ons zo<br />
aan<strong>gen</strong>ame nieuws dat wij de vol<strong>gen</strong>de<br />
dag reeds de terugreis naar het vaderland<br />
zouden aanvan<strong>gen</strong>’. Jacob is net<br />
op tijd hersteld om de terugreis te aanvaarden.<br />
Op 8 oktober worden de studenten<br />
feestelijk ingehaald in Leiden.<br />
De Leidse oud-strijders koesteren<br />
daarna hun herinnerin<strong>gen</strong>. Jaarlijks<br />
organiseren ze een bijeenkomst op 16<br />
juli, de datum van hun vertrek in 1815.<br />
Jacob Swart is daar niet bij. Hij overlijdt<br />
op 29 maart 1816 in het ouderlijk<br />
huis aan de Oudevest te Leiden aan<br />
‘zinkingsziekte en zenuwachtige toevallen’<br />
(catarrhe, slijmvliesontsteking),<br />
als bijna 22-jarige kandidaat in de rechten.<br />
Heroïsch is zijn bestaan niet geweest.<br />
Toch stijgt Jacob Swart even boven zichzelf<br />
uit, in het voorjaar van 1815 wanneer<br />
het lot van Nederland ongewis is. Hij zet<br />
zijn toekomst in de waagschaal door zich<br />
als vrijwilliger te melden in de strijd<br />
te<strong>gen</strong> napoleontisch Frankrijk. Het is een<br />
nobele daad, hoe onbeholpen Jacob vervol<strong>gen</strong>s<br />
ook functioneert als soldaat. De<br />
tol die hij betaalt, is de ziekte die hij in<br />
september 1815 oploopt. De dysenterie<br />
verzwakt zijn toch al broze gestel. Of zijn<br />
overlijden een half jaar later hiermee verband<br />
houdt, is niet meer vast te stellen. •<br />
Historicus Joost Welten schrijft boeken over<br />
de Franse tijd. Dit artikel is een ingekorte<br />
versie van een hoofdstuk uit zijn net verschenen<br />
boek Antihelden. Bijzondere levens<br />
van gewone mensen uit de tijd van Napoleon<br />
(WBooks 2015)<br />
24 <strong>gen</strong>.
[<br />
memo<br />
[<br />
Monument voor<br />
een gedreven onderwijzer<br />
Onderwijzers speelden vroeger een veel belangrijkere<br />
rol in het openbare leven dan te<strong>gen</strong>woordig. Ze<br />
stonden vaak in hoog aanzien, hadden geleerd, waren<br />
nieuwsgierig en konden en wisten din<strong>gen</strong> die Jan<br />
met de pet boven zijn spreekwoordelijke hoofddeksel<br />
gin<strong>gen</strong>. Daardoor waren ze vaak vooruitstrevend, in<br />
de zin dat ze actief meewerkten om maatschappelijke<br />
veranderin<strong>gen</strong> te bewerkstelli<strong>gen</strong> en de wereld te<br />
verbeteren.<br />
Een goed voorbeeld daarvan is Klaas Janse de Vrieze<br />
(1836-1915), voor wie in Bareveld (Drenthe) een<br />
bijzonder monument staat. Klaas de Vrieze wordt in<br />
een tekst op dit monument geëerd als de man die de<br />
jongeren onderwees en de ouderen leerde. Als hij niet<br />
voor de klas stond, ging hij wel naar een verenigingszaaltje<br />
of dorpscafé om de van nature conservatieve<br />
veenkoloniale boeren er toe over te halen kunstmest<br />
te gaan gebruiken, waarmee ze veel grotere oogsten<br />
zouden kunnen binnenhalen. Dit heeft die boeren<br />
geen windeieren gelegd en het monument was hun<br />
manier om de oude onderwijzer te danken. Op een<br />
van de zijkanten van het monument is een reliëf van<br />
een ploe<strong>gen</strong>de boer te zien en op een andere zijkant<br />
een reliëf van een onderwijzer voor de klas.<br />
Klaas de Vrieze kwam uit een heus onderwijzersgeslacht.<br />
Zijn vader Jan Klaassens de Vrieze (1806-<br />
1871) was hoofdonderwijzer in Oude Pekela en zijn<br />
grootvader, die ook Klaas Janse de Vrieze (1769-1823)<br />
heette, schoolmeester te Wildervank. De fascinatie<br />
voor landbouw werd mogelijk ingegeven door de<br />
beroepen van zijn voorouders van moederszijde. Zijn<br />
moeder Wietske Roelfs Panman (1806-1840) was<br />
een dochter van landbouwer Roelf Willems Panman<br />
(1780-1848) en kleindochter van landbouwer Willem<br />
Roelfs Panman (1754-1831). In de activiteiten van<br />
Klaas de Vrieze kwamen dus twee familietradities en<br />
-beroepen bij elkaar.<br />
De idealistische en hulpvaardige onderwijzer stierf<br />
op 30 januari 1915, één dag voor zijn 79e verjaardag,<br />
heel toepasselijk in het dorp Helpman, nu een wijk<br />
van de stad Gronin<strong>gen</strong>.<br />
Ruud Straatman<br />
is hoofd collectie en uitgeverij bij het CBG<br />
<strong>gen</strong>. 25
cbg weet raad<br />
Naamloos gestrand<br />
bij Castricum<br />
Ner<strong>gen</strong>s stond<br />
vermeld hoe<br />
de weduwe en<br />
haar kinderen<br />
heetten<br />
Op 17 september 1860 strandde bij Castricum de bark Wilhelmina<br />
Frederika uit Suriname. Er waren gelukkig geen doden te<br />
betreuren, maar de gevol<strong>gen</strong> waren voor de opvarenden niettemin<br />
enorm. Onder hen bevond zich een weduwe met haar drie<br />
minderjarige kinderen. In een krantenadvertentie werd speciaal<br />
aandacht gevraagd voor haar verlies: zij was ‘weduwe sedert<br />
twee jaren van een verdienstelijk onder-officier van de koloniale<br />
landmagt’, en had zich in leven gehouden door ‘eene kleine winkelnering<br />
zooveel te besparen, dat zij (…) zich in staat meende<br />
naar het vaderland terug te keeren, met het voornemen, daar<br />
met hare bespaarde gelden een soortgelijk bedrijf voort te zetten’.<br />
Maar bij de stranding moest zij haar gespaarde kapitaal van<br />
zeshonderd gulden en haar sieraden van ongeveer driehonderd<br />
gulden als verloren beschouwen. Door middel van de advertentie<br />
werd op de lezers een drin<strong>gen</strong>d verzoek om hulp gedaan. En niet<br />
zonder succes: binnen twee weken al was er fl. 981,45 binnengekomen.<br />
Maar ner<strong>gen</strong>s stond vermeld hoe de weduwe en haar kinderen<br />
heetten. Niek Kaan van de werkgroep Oud Castricum klopte (via de mail) bij ons aan met deze vraag.<br />
In het jaarboek van de werkgroep was ruim tien jaar geleden uitgebreid geschreven over de stranding,<br />
ook vanwege de rol die plaatselijke schelpenvissers hadden gespeeld bij de redding van de<br />
opvarenden. Maar het verhaal was niet af, vond Kaan, zolang de weduwe en haar kinderen anoniem<br />
bleven.<br />
Onze zoektocht begon met de militaire stamboeken, maar zoeken zonder naam is ei<strong>gen</strong>lijk<br />
onbegonnen werk. Ook de overlijdensaktes van de burgerlijke stand van Suriname boden geen<br />
soelaas, de microfiches die wij tot onze beschikking hebben zijn<br />
nauwelijks te ontcijferen als je geen enkele hint van een naam<br />
of datum hebt. We hadden de heer Kaan al bericht gestuurd<br />
dat het ook ons helaas niet lukte om de namen te vinden, toen<br />
ik me realiseerde dat na een hulpverzoek in de krant later vaak<br />
een dankbetuiging volgde. En dat was ook hier het geval. In<br />
de Opregte Haarlemsche Courant van 2 oktober 1860 kreeg<br />
de weduwe eindelijk een naam: Cornelia van Aperen weduwe<br />
Hendrik Veltman. Daarna was het alleen nog een kwestie van<br />
de gegevens opzoeken in de gewone bronnen om ook haar drie<br />
kinderen te benoemen (Carolina, Hendrik en Johanna).<br />
De heer Kaan was zeer verheugd met onze aanvulling, waarmee<br />
hij eindelijk het verhaal kon afmaken. Na afloop meldde<br />
hij ons nog dat hij weliswaar geen portretten van de weduwe of<br />
haar kinderen had gevonden, maar wel een foto van de schoenmakerij<br />
in Breda die de weduwe met behulp van de geldcollecte<br />
had opgezet. Als dat geen ‘af’ verhaal is!<br />
Martin Spaans Azn<br />
Medewerkers van de afdeling Onderzoek en Inlichtin<strong>gen</strong> van<br />
het CBG behandelen in deze rubriek telkens een interessante<br />
<strong>gen</strong>ealogische vraag die zij kre<strong>gen</strong> voorgelegd.<br />
26 <strong>gen</strong>.
dossier<br />
Nederland<br />
en de West<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 27
interview<br />
De familie Lauret, rond 1900. Geld voor schoenen voor de kinderen was er niet. Part. coll.<br />
Vergeten emigranten uit Zeeland<br />
Braziliaanse<br />
koorts<br />
In het midden van de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw trok een grote groep Zeeuwen naar Brazilië, op<br />
zoek naar een beter bestaan. Daar aangekomen bleek er echter weinig te kloppen van de<br />
beloftes die hun voor het vertrek waren gedaan; ze kwamen terecht in nog diepere ellende<br />
dan die ze waren ontvlucht. Terug konden ze niet. Vergeten door het thuisfront koesterden<br />
ze hun Zeeuwse wortels en taal. Want ooit zouden ze worden gevonden en dan konden<br />
ze hun verhaal vertellen. Ruim anderhalve eeuw later vertellen Arjan van Westen en<br />
Monique Schoutsen dat verhaal in de vorm van een documentaire. tekst Lilian de Bruijn<br />
28 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
DOSSIER<br />
DOSSIER<br />
Monique Schoutsen en Arjan van Westen. Foto Leendert Brouwer<br />
In Zeeland heerste omstreeks 1845 honger. De<br />
graanoogst was mislukt, de aardappels waren<br />
ziek en er heerste enorme sociale ongelijkheid.<br />
En juist in die periode werden er in verschillende<br />
West-Europese landen arbeiders geronseld voor het<br />
jonge keizerrijk Brazilië. In het Land van Cadzand in<br />
West Zeeuws-Vlaanderen, op Schouwen-Duiveland<br />
en Zuid-Beveland kwamen Antwerpse ronselaars. Ze<br />
spiegelden de boeren van alles voor. Ei<strong>gen</strong> grond zouden<br />
ze in Brazilië krij<strong>gen</strong> met landbouwgewassen en<br />
vee, ieder gezin een huis, scholen, hun ei<strong>gen</strong> kerk.<br />
Het vooruitzicht van zo’n welvarend bestaan in dat<br />
verre land zorgde voor grote opwinding en heel wat<br />
gegadigden meldden zich voor een emigratiecontract.<br />
De ‘Braziliaanse koorts’ werd het <strong>gen</strong>oemd. En ook al<br />
groeide het te<strong>gen</strong>geluid, want het leek te mooi om<br />
waar te zijn, tussen 1858 en 1862 vertrokken in totaal<br />
zo’n zevenhonderd mensen met zeilschepen vanuit<br />
Antwerpen naar de verre kust.<br />
Ze kwamen terecht in Espírito Santo, een onherbergzaam<br />
gebied langs de oostkust, vol tropische bossen,<br />
wilde dieren en steile rotsen – waar de beloofde voorzienin<strong>gen</strong><br />
vrijwel afwezig bleken te zijn. Geld om<br />
terug naar huis te gaan hadden ze niet. Hulp van de<br />
Nederlandse overheid of van de Braziliaanse keizer<br />
kre<strong>gen</strong> ze niet en bij het thuisfront raakten de emigranten<br />
snel vergeten. Uiteindelijk bouwden ze een<br />
‘der komt ’n ké ’n dag<br />
da ze ons vinnen’<br />
karig bestaan op met hulp van de plaatselijke indianen<br />
en voormalige slaven, die hen leerden de grond te<br />
ontginnen en toonden hoe ze het volksvoedsel maniok<br />
moesten planten.<br />
Een gedeelte van de migranten trok in de loop van de<br />
tijd weg, de groep die bleef hield vast aan de tradities<br />
en het geloof van het thuisland: tot in de jaren dertig<br />
van de vorige eeuw werd er nog in klederdracht gelopen<br />
en thuis bleef men Zeeuws, oftewel ‘Ollands’<br />
spreken. De timmerman Piet Heule, een man van<br />
aanzien onder de eerste migranten, had het belang<br />
van het behoud van de ei<strong>gen</strong> taal min of meer gepredikt.<br />
Ooit zouden ze hun verhaal kunnen vertellen,<br />
want, zo had hij gezegd ‘der komt ’n ké ’n dag da ze<br />
ons vinnen’ (er komt een keer een dag dat ze ons vinden).<br />
In de trailer zeer ontroerend verwoord in een<br />
speciaal voor de documentaire gemaakt lied van de<br />
Zeeuwse volkszanger broeder Dieleman.<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 29
Adilon Boone en Fatima Lauret uit Panorama met portretten van hun voorouders. Still uit Braziliaanse koorts<br />
Verloren neven en nichten<br />
Ruim honderd jaar later, in de jaren zeventig van de<br />
vorige eeuw, werden de nazaten van die eerste<br />
migranten ‘herontdekt’. Het zendelin<strong>gen</strong>echtpaar Ton<br />
Roos en Margje Eshuis woonde van 1976 tot 1985 in<br />
het gebied met de dorpen Holanda en Holandinha<br />
(klein Holland), tussen families met namen als<br />
Boone, Laurett, Heule, Van Schaffel, Smoor, Louwers<br />
en Den Hollander. Sommi<strong>gen</strong> spraken nog (een vorm<br />
van) Zeeuws en uit overgeleverde verhalen wisten ze<br />
dat hun voorouders ooit uit Holland waren gekomen,<br />
maar het fijne wisten ze er niet van.<br />
In Zeeland sloeg de ‘ontdekking’ in als een bom, er<br />
werd zelfs een stichting opgericht om de ‘verloren<br />
neven en nichten’ te helpen, de stichting ZeeBra.<br />
Arjan van Westen: ‘Die mensen hadden het idee dat<br />
Het waren ook vrijwel<br />
allemaal analfabeten<br />
die vertrokken, dus zelf<br />
schreven ze niet<br />
daar in Brazilië een dorp was met alleen maar Zeeuwen.<br />
Ze gin<strong>gen</strong> geld inzamelen voor de Zeeuwen, en<br />
er werden allerlei hulpprojecten gestart maar dat kon<br />
dus helemaal niet, want wie was er een Zeeuw en wie<br />
niet. Er ontstonden zelfs ruzies onderling. Het was<br />
allemaal goed bedoeld maar vrij naïef.’<br />
Monique Schoutsen: ‘Het grappige aan Brazilië is dat<br />
er mensen vanuit de hele wereld heen zijn gegaan en<br />
dat zijn allemaal brasileiros geworden. Brazilianen. Je<br />
kunt niet meer spreken van een hele hechte Hollandse<br />
gemeenschap. Maar als ze eenmaal wat meer van<br />
hun geschiedenis weten, zijn ze wel heel trots op hun<br />
Hollandse roots. Toen dat boek uitkwam in 2008<br />
konden ze een oorkonde ophalen in het provinciehuis<br />
waarop stond dat ze Nederlands bloed hadden. Daar<br />
waren ze echt heel trots op. Nederland heeft iets<br />
mythisch.’<br />
Het boek dat in 2008 verscheen, was Op een dag zullen<br />
ze ons vinden. Een Zeeuwse geschiedenis van Brazilië,<br />
waarin Margje Eshuis en Ton Roos de geschiedenis<br />
van de emigratie optekenden en dat de basis<br />
vormde voor de documentaire Braziliaanse Koorts.<br />
Hier moet beeld bij<br />
Ik ontmoet de makers van de documentaire, historicus<br />
en journalist Arjan van Westen en vormgeefster<br />
Monique Schoutsen, op een re<strong>gen</strong>achtige ochtend bij<br />
30 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
Landschap in Espírito Santo. Voor veel Zeeuwse migranten werd het moeilijk te bebouwen land een grote deceptie. Still uit Braziliaanse koorts<br />
hen thuis. Ze wonen heel toepasselijk in het Amsterdamse<br />
oostelijk havengebied vlakbij het Lloyd Hotel,<br />
vanwaar in de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw vele duizenden emigranten<br />
naar de ‘nieuwe wereld’ vertrokken. Te<strong>gen</strong>over<br />
hun huis is winkelcentrum ‘Brazilië’ gevestigd.<br />
Wie weet ingegeven door de plek waar ze hun dagelijkse<br />
boodschappen doen, planden ze in 2012 een<br />
vakantie naar Brazilië. Na lezing van het boek over de<br />
Zeeuwse emigranten, besloten ze om tijdens hun reis<br />
een bezoek aan de Zeeuwse Brazilianen in Espírito<br />
Santo te bren<strong>gen</strong> om er eventueel iets over te schrijven.<br />
De PZC (Provinciale Zeeuwse Courant) was wel<br />
geïnteresseerd in een artikel. Van Westen is daar<br />
enige tijd verslaggever geweest – hij komt zelf van<br />
Tholen.<br />
Arjan van Westen vertelt: ‘In eerste instantie hadden<br />
we daar contact met Leonore Boone. Zij is in Garrafão<br />
bezig met het opzetten van een museum over de<br />
geschiedenis van de Zeeuwse migratie in Holanda. Ze<br />
geeft ook Zeeuwse taallessen op het plaatselijke<br />
schooltje. Ze vertelde haar verhaal, een mooi verhaal,<br />
wij tekenden het op en zouden weer verder trekken.<br />
We hadden nog wat tijd over en gin<strong>gen</strong> de heuvels in<br />
bij Holandinha en toen kwamen we Alfredo Heule<br />
te<strong>gen</strong>.’<br />
‘Die ontmoeting was zo treffend,’ vult Monique<br />
Schoutsen aan, ‘die man vertelde zo prachtig, in<br />
vloeiend Zeeuws. Dat was het moment dat we dachten:<br />
hier moet beeld bij komen, dit is te mooi om te<br />
laten gaan.’<br />
Terug in Nederland namen ze contact op met Ton<br />
Roos en Margje Eshuis. Die waren meteen enthousiast<br />
over hun plan en zegden alle medewerking toe.<br />
‘Om te beginnen hebben we de resterende oplage van<br />
hun boek opgekocht. De winst die we met de verkoop<br />
maken gaat naar de documentaire. En ze hebben ook<br />
prachtig videomateriaal gemaakt in de jaren zeventig<br />
– dat zit nu in de film.<br />
Het liefst wilden we zo snel mogelijk terug naar<br />
Espírito Santo om te filmen. De geplande opnames<br />
met historici en andere deskundi<strong>gen</strong> in Nederland<br />
konden tot later wachten, maar voor de opnames in<br />
dorpen als Holandinha en Garrafão was haast geboden.<br />
Er zijn verspreid over Espírito Santo nog zo’n<br />
twintig mensen met wie je een gesprek kunt voeren,<br />
en die zijn oud.’<br />
Van Westen: ‘Die haast is ook de reden dat we de<br />
financiering via crowdfunding hebben gedaan. We<br />
konden het ons niet permitteren om te wachten op<br />
fondsen. Subsidie aanvra<strong>gen</strong> is een lange weg, die tijd<br />
hadden we niet. Laten we eerst maar eens aantonen<br />
dat er mensen zijn die die film willen zien, dachten<br />
we. En dat is gelukt.’<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 31
De 84-jarige Alfredo Heule uit Holandinha. Zijn opa vertelde hem: ‘We moeten “Ollands” blijven praten want er komt een dag dat ze ons vinden.’ Still uit Braziliaanse koorts<br />
Geld is er van verschillende kanten gekomen. Een uitgebreide<br />
lobby op alle mogelijke plekken, van degelijke<br />
Zeeuwse dorpsraden tot hippe studenten uit de<br />
Randstad, leidde tot veel individuele giften. Maar ook<br />
erfgoedorganisaties als Dutch Culture en het Meertensinstituut<br />
steunden het project financieel.<br />
Geluidsopnames<br />
In het depot van het Meertensinstituut bleken al<br />
geruime tijd geluidsopnames van de Zeeuws sprekende<br />
Brazilianen te worden bewaard, daterend uit de<br />
jaren tachtig. De Nijmeegse cultureel antropoloog<br />
Frans Buysse – mét Zeeuws-Vlaamse roots – toog destijds<br />
derwaarts.<br />
‘Ton en Margje spraken gewoon Nederlands, dat konden<br />
ze daar min of meer verstaan omdat het wel leek<br />
op het “Ollands” dat zij spraken. Maar deze jon<strong>gen</strong><br />
sprak het dialect uit West Zeeuws-Vlaanderen, waar<br />
de meeste emigranten vandaan waren gekomen. Dat<br />
was een verademing. Zoals de mensen daar zelf zeiden:<br />
“die kon ’t goed prate”.’<br />
Het feit dat Van Westen zelf Zeeuws spreekt, bleek<br />
ook erg handig in het contact.<br />
Naar aanleiding van de geluidsopnames van het<br />
Meertensinstituut vertelt Schoutsen: ‘In Garrafão<br />
kwamen we in contact met de zoon van Isaack Lauvers,<br />
van wie we geluidsopnamen uit begin jaren<br />
tachtig hadden. Dus die zoon hoorde zijn vader spreken<br />
in het Zeeuws. Het was een heel erg ingeto<strong>gen</strong><br />
man, met een gesloten gezicht, waar je niets aan<br />
merkte. Je kon niet zien wat er in hem omging terwijl<br />
hij naar de stem van zijn vader luisterde. Wij konden<br />
niet echt met hem in contact komen – wat op zich<br />
bijzonder was, want de meeste mensen waren juist<br />
heel open. Twee weken later waren we weer in Garrafão,<br />
en juist die dag is hij van het dak gevallen. Hij<br />
was op slag dood. En toen hoorden we van zijn kinderen<br />
dat hij na ons vertrek het boek – we hadden de<br />
Braziliaanse editie bij hem achtergelaten – direct was<br />
gaan lezen en dat hij daar die laatste twee weken<br />
alleen maar mee bezig was geweest. Dat was heel<br />
aangrijpend.’<br />
Genealogisch gepuzzel<br />
Op mijn vraag of ze ook gebruik hebben gemaakt van<br />
<strong>gen</strong>ealogisch onderzoek, zegt Van Westen: ‘Jazeker,<br />
en dat was een hele ontdekking. De wereld van de<br />
<strong>gen</strong>ealogie kenden we helemaal niet en we zijn echt<br />
getroffen door de vriendelijkheid en het geduld van<br />
de mensen die we iets vroe<strong>gen</strong>. Aanvankelijk was ons<br />
idee om twee mensen van dezelfde familie te<strong>gen</strong>over<br />
elkaar te zetten, iemand in Brazilië en iemand in<br />
Nederland. We waren in contact gekomen met Maria<br />
Isabel Wanguestel, een nazaat van Reinier van Gastel<br />
32 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
In Garrafão is sinds enkele jaren een Hollandse dansgroep. De ‘Zeeuwse Brazilianen’ zijn trots op hun afkomst. Still uit Braziliaanse koorts<br />
uit Zierikzee. Zij heeft haar verhaal in het Braziliaans<br />
voor de camera verteld. Toen dachten we, een Van<br />
Gastel vinden we zo in Nederland. Dat was behoorlijk<br />
stom gedacht. Ik ben zelf gaan zoeken via Zeeuwen<br />
Gezocht en WieWasWie, en ik werd er helemaal gek<br />
van, want ik liep steeds vast en het klopte niet. Toen<br />
bleek dat hij in alle bronnen Van Gestel heette. Op<br />
een gegeven moment kreeg ik hulp van de familie<br />
Van Oorschot, die actief waren bij het Genealogisch<br />
Centrum in Middelburg. Die hebben echt het hele<br />
weekend zitten puzzelen. We kwamen terecht bij een<br />
mevrouw die een beautysalon heeft in Rotterdam –<br />
dat was de enige. Haar hebben we gevraagd voor de<br />
camera te gaan staan, ze heeft er nog andere familieleden<br />
bijgehaald, maar uiteindelijk hebben we het<br />
niet in de film gestopt. Het was te gezocht.’<br />
Familieverhalen<br />
Ik ben benieuwd of er in Zeeland, of bij families met<br />
Zeeuwse roots, familieverhalen de ronde doen over de<br />
emigratie naar Brazilië. Zijn ze die tijdens hun onderzoek<br />
te<strong>gen</strong>gekomen?<br />
‘Nee, en waarschijnlijk is het daarvoor echt te lang<br />
geleden’ aldus Schoutsen. ‘Het waren ook vrijwel<br />
allemaal analfabeten die vertrokken, dus zelf schreven<br />
ze niet en in kranten is er ook nauwelijks over<br />
gepubliceerd toen ze eenmaal waren vertrokken. De<br />
enige die daar iets over wist te vertellen was Gerard<br />
van de Velde, een oude man uit Zeeuws-Vlaanderen.<br />
Een bijzondere man, echt een amateurhistoricus met<br />
enorm veel kennis. Als hij iets hoorde over vroeger, in<br />
zijn jonge jaren, dan schreef hij het met een krijtje op<br />
zijn klomp. Hij meent zich te herinneren dat er, toen<br />
hij heel klein was, oude vrouwen waren die vertelden<br />
over die mensen die naar Brazilië zijn gegaan. Er<br />
komen nu, door onze documentaire, wel verhalen van<br />
mensen die met ei<strong>gen</strong> onderzoek bezig zijn en verwanten<br />
ontdekken. Laatst kre<strong>gen</strong> we een mailtje van<br />
iemand uit Zuid-Beveland die in contact was gekomen<br />
met een nazaat, en die was op bezoek gekomen<br />
in Nederland. Het zou mooi zijn als de film tot meer<br />
van dit soort contacten leidt.’ •<br />
Boek en film De dvd Braziliaanse koorts en het boek Op<br />
een dag zullen ze ons vinden. Een Zeeuwse geschiedenis<br />
van Brazilië zijn te bestellen op braziliaansekoorts.nl. Op<br />
deze website is ook te zien waar de film wordt getoond.<br />
Lilian de Bruijn is redacteur bij het CBG<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 33
portret & verhaal<br />
Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp in Brazilië<br />
Diderik (Dirk) van Ho<strong>gen</strong>dorp (1761-1822) raakte na<br />
de abdicatie van Napoleon Bonaparte uit de gratie<br />
in Nederland. Daarom bracht de Fransgezinde ouddiplomaat<br />
en <strong>gen</strong>eraal in het leger van de keizer de<br />
laatste vijf jaar van zijn leven door in vrijwillige ballingschap in<br />
Brazilië. Hij huurde een onderkomen met grond op de zuidoostelijke<br />
helling van de Corcovadoberg, niet ver van waar nu het grote<br />
standbeeld ‘Christus de Verlosser’ staat. De landhoeve werd ‘Novo<br />
Sion’ herdoopt, naar de voormalige hofstede van zijn familie, Sion<br />
bij Rijswijk, waar Dirk samen met zijn broer, politicus Gijsbert Karel<br />
graaf van Ho<strong>gen</strong>dorp (1762-1834), een paar onbezorgde jeugdjaren<br />
had beleefd. Van Ho<strong>gen</strong>dorp zat niet stil in zijn nieuwe wereld: hij<br />
legde een koffieplantage aan op het terrein en verbouwde sinaasappels<br />
om er een soort oranjewijn van te maken. Ook schreef hij er<br />
zijn memoires.<br />
In het bescheiden huis van Dirk hing een levensgroot portret van<br />
hemzelf als gouverneur van Hamburg. Het werd in opdracht van<br />
Napoleon geschilderd door Christoph Suhr, een thans wat obscure<br />
Duitse kunstenaar. Op het staatsieportret uit 1813 is Van Ho<strong>gen</strong>dorp<br />
in vol ornaat als bevelhebber afgebeeld. Hij poseert vol zelfvertrouwen.<br />
Met zijn rijlaarzen stevig op de grond, kijkt hij met een fiere,<br />
tikkeltje arrogante blik de toeschouwer aan en wijst hij naar een<br />
kaart van de fortificatie van Hamburg. De buste van Napoleon links<br />
was vanaf circa 1808 het officiële portret van Napoleon. Het is niet<br />
vreemd dat Dirk binnen een paar weken na aankomst in Brazilië via<br />
een brief zijn broer Willem verzocht juist dit portret te laten overkomen<br />
naar Rio. Het hielp hem vast betere tijden herinneren.<br />
Vaak wordt aan<strong>gen</strong>omen dat Van Ho<strong>gen</strong>dorp eenzaam was in<br />
zijn jaren op Novo Sion. Eenzaam, misschien. Maar hij was zelden<br />
alleen. Op het erf was hij in het gezelschap van zijn bediende Zinga<br />
Gegevens voor deze bijdrage zijn ontleend aan:<br />
J. Arago, Souvenirs d’un aveugle. Voyage autour de monde<br />
(Parijs 1868) 22-23; J.A. Sillem, Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp (1761-<br />
1822). Naar grotendeels onuitgegeven bronnen bewerkt<br />
(Amsterdam 1890) 312-346; ‘De woning van Dirk van<br />
Ho<strong>gen</strong>dorp in Brazilië (1817-1822)’, Bijdra<strong>gen</strong> tot de Taal-<br />
Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië 79 (1923)<br />
642-645; E. van Meerkerk, De gebroeders Van Ho<strong>gen</strong>dorp.<br />
Botsende idealen in de kraamkamer van het koninkrijk<br />
(Amsterdam-Antwerpen 2014) 249-256.<br />
Portret van<br />
de oude<br />
<strong>gen</strong>eraal op<br />
Novo Sion<br />
en diens vrouw en kind. En Dirk kreeg regelmatig bezoek. Sommige<br />
ontmoetin<strong>gen</strong> kwamen per toeval tot stand. Zo stuitte de Franse<br />
reiziger en schrijver Jacques Arago tijdens een wandeling op de<br />
landhoeve. Gedreven door dorst betrad hij het huisje zonder uitnodiging<br />
en zag het gigantische portret. Het moet veel indruk hebben<br />
gemaakt – Arago schreef er later uitgebreid over. Toen Van Ho<strong>gen</strong>dorp<br />
even later binnenkwam en de heren kennismaakten was zijn<br />
antwoord op Arago’s vraag van wie het portret was: ‘Dit is het portret<br />
van een vreugdeloze, belasterde <strong>gen</strong>eraal; hij was adjudant van de<br />
keizer en gouverneur in beide halfronden. [...] Hij was de eerlijke<br />
verdediger van een rijke stad en in het bewaken van zijn eer en zijn<br />
trouwe zwaard. […] Dit portret, van Napoleon gekre<strong>gen</strong> als teken van<br />
vriendschap is dat van een man die leefde om de herinnering aan de<br />
keizer te bewaren; dat is <strong>gen</strong>eraal Ho<strong>gen</strong>dorp, ik ben het!’<br />
Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp kreeg door zijn slechte gezondheid de kans<br />
niet een toekomst op te bouwen in de nieuwe wereld. Hij stierf na<br />
een beroerte op 29 oktober 1822 en werd in Brazilië begraven. Dat<br />
zijn jarenlange trouw aan de keizer werd beloond, heeft hij niet meer<br />
mee mo<strong>gen</strong> maken. Op de dag van zijn begrafenis arriveerde een<br />
brief bij de Franse consul met de mededeling dat Napoleon, een jaar<br />
ervoor overleden, Dirk honderdduizend franse francs had nagelaten.<br />
Claire van den Donk<br />
assistent-conservator Collecties en Onderzoek RKD<br />
34 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
DOSSIER<br />
Christoph Suhr, Portret van Dirk van Ho<strong>gen</strong>dorp,<br />
1813, olieverf op doek, 240 × 140 cm. Coll.<br />
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en<br />
Volkenkunde, Leiden, foto Universiteit Leiden<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 35
tentoonstelling<br />
Gezicht op Jodensavanne vanaf de Surinamerivier op<br />
ongeveer 48 kilometer ten zuiden van Paramaribo, dat in<br />
1685 werd opgericht door een groep Portugees-joodse<br />
kolonisten. Ingekleurde litho uit Pierre Jacques Benoit,<br />
Voyage à Surinam (Brussel 1839). Coll. Kenneth Boumann<br />
36 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
DOSSIER<br />
Vier eeuwen joodse geschiedenis in Suriname en Curaçao<br />
Caribisch joods<br />
Tot half juni vindt in het Joods Historisch Museum in Amsterdam<br />
de tentoonstelling Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in<br />
Suriname en Curaçao plaats. Daar wordt het verhaal verteld van de<br />
joodse gemeenschappen in de voormalige Nederlandse koloniën in<br />
West-Indië: Nederlands-Brazilië, Nieuw-Amsterdam (het latere New<br />
York), Curaçao en Suriname. tekst Julie-Marthe Cohen<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 37
De Portugees-joodse gemeenten<br />
die in Suriname en op Curaçao<br />
in de zeventiende eeuw werden<br />
gesticht, bestaan vandaag de<br />
dag nog steeds. In de bloeiperiode in de<br />
achttiende eeuw bestond zowel de Curaçaose<br />
als de Surinaamse joodse gemeenschap<br />
uit ongeveer duizend zielen. Maar<br />
in de twintigste eeuw zou het aantal<br />
joden drastisch afnemen door emigratie<br />
naar Nederland, Amerika en Israël;<br />
te<strong>gen</strong>woordig telt de joodse gemeente op<br />
zowel Curaçao als in Suriname circa honderdvijftig<br />
leden en ziet men de toekomst<br />
met zorg tegemoet. Welke factoren lig<strong>gen</strong><br />
aan die terugloop ten grondslag?<br />
Op de vlucht<br />
Het verhaal van de Portugese joden<br />
die zich in de zeventiende eeuw vanuit<br />
Amsterdam vestigden in de koloniën in<br />
de West, begint feitelijk in Spanje. In<br />
1492 vaardigde het Spaanse koningspaar<br />
Isabella en Ferdinand een edict uit dat de<br />
joden in Spanje gebood het land te verlaten<br />
of zich te bekeren tot het christendom.<br />
Een deel vluchtte voor de Inquisitie<br />
naar Portugal of naar het Middellandse<br />
Zeegebied, waar zij joodse gemeenten<br />
stichtten die tot grote bloei zouden<br />
komen. In 1497 besloot ook Portugal dat<br />
joden niet meer welkom waren: de joden<br />
werden allen gedwon<strong>gen</strong> gedoopt. De<br />
joodse bekeerlin<strong>gen</strong> in Spanje en Portugal<br />
werden nieuw-christenen <strong>gen</strong>oemd<br />
en een aanzienlijk aantal verwierf zich als<br />
kooplieden belangrijke posities.<br />
Toen rond het midden van de zestiende<br />
eeuw de druk van de Inquisitie op deze<br />
nieuw-christenen in Portugal toenam,<br />
Spaanse vertaling van Hebreeuwse<br />
gebeden vol<strong>gen</strong>s de Sefardische<br />
rite, van de gevierde Amsterdamse<br />
kalligraaf Jehuda Machabeu, die<br />
tussen 1646 en 1654 in Brazilië was<br />
en in Recife het werk voltooide op<br />
11 februari 1650. Jehuda<br />
Machabeu, Orden de oraciones<br />
d’mes […] (Recife 1650).<br />
Coll. Ets Haim – Livraria Montezinos,<br />
Amsterdam<br />
ontvluchtten velen het land. Sommi<strong>gen</strong><br />
reisden naar Brazilië, dat sinds het begin<br />
van de zestiende eeuw een Portugese<br />
kolonie was. Anderen trokken noordwaarts,<br />
naar Antwerpen en later naar<br />
Amsterdam, waar de eerste Portugese<br />
nieuw-christenen zich aan het eind van<br />
de zestiende eeuw vestigden. Wat trok<br />
deze groep – veelal kooplieden – naar<br />
Amsterdam? Vanaf het eind van de zestiende<br />
eeuw ontwikkelde de stad zich tot<br />
Na hun aankomst in Amsterdam<br />
namen de nieuw-christenen dan<br />
ook weer het geloof van hun<br />
voorouders aan en stichtten zij een<br />
Portugees-joodse gemeente<br />
centrum van de wereldhandel en voerde<br />
ze een tolerant beleid ten aanzien van<br />
religieuze minderheden. Na hun aankomst<br />
in Amsterdam namen de nieuwchristenen<br />
dan ook weer het geloof van<br />
hun voorouders aan en stichtten zij<br />
een Portugees-joodse gemeente. Hun<br />
synagoge op de Houtmarkt (het te<strong>gen</strong>woordige<br />
Waterlooplein) was al snel te<br />
klein en werd in 1675 vervan<strong>gen</strong> door<br />
de Snoge op het huidige Meester Visserplein,<br />
een majestueus gebouw dat<br />
in al zijn glorie de toenmalige welvaart<br />
en religieuze vrijheid van de Portugese<br />
joden weerspiegelt.<br />
De Portugees-joodse kooplieden van<br />
Amsterdam zouden aanzienlijk gaan<br />
bijdra<strong>gen</strong> aan de economische en culturele<br />
bloei van de Gouden Eeuw. Wat<br />
hen onderscheidde van de Nederlandse<br />
kooplieden waren hun wijdvertakte<br />
netwerken die gebaseerd waren op<br />
familierelaties. Verwantschap was een<br />
waarborg voor betrouwbaarheid, en<br />
betrouwbare handelspartners waren van<br />
cruciaal belang. Zo kwam het voor dat<br />
leden uit een en dezelfde familie ofwel<br />
nieuw-christelijk waren en woonden in<br />
Portugal en Brazilië ofwel als joden leefden<br />
in Amsterdam, op Curaçao of op de<br />
Engelse kolonie Barbados. De Sefardische<br />
joden hadden onderling een sterke<br />
band. Zij deelden etniciteit, cultuur, taal<br />
en lot met elkaar en met de Sefardische<br />
en nieuw-christelijke gemeenschappen<br />
elders.<br />
38 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
Nederlands-Brazilië<br />
In 1621 stichtte de Nederlandse Republiek<br />
de West-Indische Compagnie<br />
(WIC), die het octrooi kreeg op de handel<br />
en scheepvaart op de West-Afrikaanse<br />
kust, Noord- en Zuid-Amerika en de<br />
Cariben. Om het Spaans-Portugese handelsmonopolie<br />
in Amerika te doorbreken,<br />
deed de WIC een aanval op Brazilië, toen<br />
’s werelds belangrijkste suiker producerende<br />
land. In 1630 veroverde de compagnie<br />
het Braziliaanse noordoostelijke<br />
district Pernambuco en geleidelijk aan<br />
ook grote delen van de suikerdistricten<br />
in het achterland. Voor Portugees-joodse<br />
kooplieden uit Amsterdam had Nederlands-Brazilië<br />
grote aantrekkingskracht:<br />
joden hadden er niet alleen geloofs- en<br />
gewetensvrijheid, maar ook rechten en<br />
privileges die zij niet hadden in Amsterdam.<br />
Zo waren sommi<strong>gen</strong> werkzaam<br />
in de detailhandel of oefenden anderen<br />
ambachten uit – beroepen waar joden<br />
in Amsterdam geen toegang tot hadden.<br />
De Portugees-joodse kooplieden<br />
in Nederlands-Brazilië werden actief in<br />
de suikerhandel. Tussen 1630 en 1654<br />
exporteerden zij de helft tot twee derde<br />
van alle suiker die naar Europa ging. Ook<br />
waren zij betrokken bij de lokale handel<br />
in tot slaaf gemaakte Afrikanen, die door<br />
de WIC vanuit Afrika werden verscheept<br />
naar de Nieuwe Wereld.<br />
Na de Portugese herovering van Nederlands-Brazilië<br />
in 1654 vertrokken de<br />
meeste Portugese joden naar Amsterdam.<br />
Een deel verspreidde zich echter<br />
over het Caribisch gebied of vestigde zich<br />
in Nieuw-Amsterdam, de stad die in 1667<br />
in Engelse handen overging en toen New<br />
York ging heten. In Nieuw-Amsterdam<br />
ondervonden de joodse vluchtelin<strong>gen</strong><br />
uit Brazilië aanhoudende te<strong>gen</strong>werking<br />
van gouverneur Peter Stuyvesant. De<br />
Amsterdamse Portugese joden moesten<br />
hun geloofs<strong>gen</strong>oten zelfs te hulp komen.<br />
Zij stuurden een petitie aan de WIC<br />
waarin zij verzochten om hun toelating,<br />
hetgeen uiteindelijk ook lukte. Maar een<br />
succesvolle vestiging werd het niet. Na<br />
tien jaar vertrokken de Portugees-joodse<br />
kooplieden naar Curaçao en Suriname,<br />
waar de joodse gemeenschappen rechten<br />
en vrijheden hadden die elders ongekend<br />
waren en waar hen nieuwe economische<br />
uitdagin<strong>gen</strong> wachtten.<br />
Joden op Curaçao<br />
Nadat de Spaanse kolonie in 1634 door<br />
de WIC was veroverd, groeide Curaçao<br />
binnen enkele decennia uit tot de belangrijkste<br />
doorvoerhaven in Noord- en<br />
Zuid-Amerika en de Cariben. Dit had het<br />
eiland te danken aan zijn centrale ligging<br />
en natuurlijke haven. Van doorslaggevende<br />
betekenis voor dit succes was<br />
de handel in slaven, die bestemd waren<br />
voor de Spaanse koloniën en via Curaçao<br />
naar Spaans-Amerika werden vervoerd.<br />
De Portugees-joodse kooplieden hadden<br />
hierin overi<strong>gen</strong>s een gering aandeel.<br />
Zij waren vooral actief als verzekeraars<br />
Links: Stamboom van de familie van Jacob<br />
Levy Maduro en Judith J. Lindo. Curaçao,<br />
na 1859 CBG, coll. Maduro<br />
Rechts: Kwitantie van de vrije Mathias<br />
Paula die de Portugees-joodse Sara<br />
Rodrigues da Costa betaalde voor de<br />
vrijlating van haar slavin Maria<br />
Fransisca, Curaçao, 13 april 1801 of<br />
1804. CBG, coll. Maduro<br />
en in de smokkelhandel met de Spaanse<br />
koloniën, waar zij Europese producten en<br />
soms ook slaven verruilden te<strong>gen</strong> cacao,<br />
huiden, koffie en tabak.<br />
De bloeiende economie op Curaçao ging<br />
hand in hand met de groei van de Portugees-joodse<br />
gemeenschap. Velen hadden<br />
kleine plantages, waar producten werden<br />
verbouwd voor plaatselijk gebruik,<br />
maar de meesten woonden al snel in het<br />
handelscentrum, in de stadswijk Punda,<br />
waar de schepen hun ladin<strong>gen</strong> aan de<br />
handelskade losten. In Punda werd in<br />
1732 de statige Snoa (synagoge) ingewijd,<br />
die hetzelfde was ingericht als de Snoge<br />
van de Amsterdamse moedergemeente.<br />
Ook de organisatie van de gemeente, de<br />
rabbijnen, de rituele voorwerpen en zelfs<br />
de typische grafzerken met beeldhouwwerk<br />
met Bijbelse voorstellin<strong>gen</strong>, waren<br />
afkomstig uit Amsterdam en tonen de<br />
nauwe banden die lange tijd bleven<br />
bestaan.<br />
Aan het eind van de achttiende eeuw<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 39
leidden de Franse Revolutie in Europa<br />
en de onafhankelijkheidsoorlo<strong>gen</strong> in<br />
Amerika tot grote internationale politieke<br />
onrust en tot de economische neergang<br />
op Curaçao. Om die reden vertrokken<br />
joden naar nabijgele<strong>gen</strong> eilanden, naar<br />
Noord-Amerika en landen als Venezuela<br />
en Colombia, die hun markten openden<br />
voor handel uit Nederlandse gebieden.<br />
Het was de eerste van verschillende<br />
emigratiestromen die tot in de twintigste<br />
eeuw zouden voortduren.<br />
De uitbreiding van het handelsnetwerk<br />
in onder meer Coro in Venezuela en op<br />
het Deense eiland St. Thomas, kwam de<br />
welvaart van Curaçao weer ten goede,<br />
evenals de introductie, halverwege de<br />
ne<strong>gen</strong>tiende eeuw, van het snelle en efficiënte<br />
stoomschip. De Portugees-joodse<br />
koopman en reder Jacob Abraham Jesurun<br />
bezat meer dan honderd schepen,<br />
waarmee hij voer op Amsterdam, New<br />
York en de Deense kolonie St. Thomas.<br />
Zijn belangrijkste concurrent was Salomon<br />
Elias Levy Maduro die in 1837 het<br />
handels- en scheepvaartbedrijf S.E.L.<br />
Maduro & Sons oprichtte, dat begon met<br />
de import van allerlei soorten koopwaar<br />
en in de twintigste eeuw uitgroeide tot<br />
een zeer gerenommeerd bedrijf.<br />
De Portugees-joodse gemeente was<br />
net als op Curaçao georganiseerd<br />
naar het model van de<br />
Amsterdamse moedergemeente<br />
Het ging de joden op Curaçao weer goed.<br />
Zij behoorden tot de blanke bovenlaag<br />
van de bevolking en lieten vanaf de<br />
tweede helft van de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw<br />
voorname huizen bouwen in Scharloo,<br />
waar ze een aan<strong>gen</strong>aam leven leidden,<br />
omringd door hun personeel. Vanaf de<br />
jaren 1960 trokken echter steeds meer<br />
bewoners weg uit deze joodse stadswijk,<br />
die daarop spoedig in verval zou raken. In<br />
1969 leidde grote ontevredenheid over de<br />
sociale ongelijkheid op Curaçao tot een<br />
gewelddadige arbeidersopstand die was<br />
gericht te<strong>gen</strong> de gevestigde orde, waarbij<br />
grote delen van de stad volledig werden<br />
verwoest. De opstand leidde tot ingrijpende<br />
politieke en sociale verschuivin<strong>gen</strong><br />
op het eiland en deed de elite beseffen<br />
dat de oude, koloniale manier van leven<br />
definitief voorbij was. De situatie deed de<br />
omvang van een toch al slinkende joodse<br />
gemeenschap (vooral door het wegtrekken<br />
van jongeren die in het buitenland<br />
gin<strong>gen</strong> studeren) geen goed. Verschillende<br />
afgebrande joodse winkels in de<br />
belangrijkste winkelstraten van Punda,<br />
die lange tijd het straatbeeld hadden<br />
bepaald, werden niet meer opgebouwd,<br />
soms omdat de ei<strong>gen</strong>aren emigreerden.<br />
Toch heeft de Sefardische gemeenschap<br />
ook nu nog een prominente plaats in<br />
de Curaçaose maatschappij. De joodse<br />
gemeente Mikvé Israel-Emanuel heeft<br />
circa honderdvijftig leden en houdt wekelijks<br />
diensten in de Snoa, het symbool<br />
van een roemrijk verleden.<br />
Huwelijkscontract in het<br />
Portugees van Elias Jesurun<br />
Henriquez en Deborah<br />
Dovale. Curaçao, 1847<br />
CBG, coll. Maduro<br />
De Surinaamse joden<br />
Nadat de Engelse kolonie Suriname in<br />
1667 in Nederlandse handen was overgegaan,<br />
werd het een trekpleister voor Portugese<br />
joden uit Amsterdam. Zij kre<strong>gen</strong><br />
daar een voor die tijd enorme vrijheid: zij<br />
hadden het recht hun godsdienst openlijk<br />
te belijden en te trouwen vol<strong>gen</strong>s de<br />
joodse wet; ze hadden een ei<strong>gen</strong> systeem<br />
van rechtspraak, een burgerwacht en ze<br />
mochten zelfs meestemmen over benoemin<strong>gen</strong><br />
in het koloniaal bestuur.<br />
De Portugees-joodse kolonisten legden<br />
plantages aan langs de Surinamerivier,<br />
waar zij tot slaaf gemaakte Afrikanen<br />
suikerriet lieten verbouwen. Op het hoogtepunt<br />
van hun vestiging, in 1737, bezaten<br />
zij circa 115 plantages, waar op elke<br />
blanke gemiddeld 65 slaven werkten.<br />
Het hart van de Portugees-joodse<br />
gemeenschap was Jodensavanne, een<br />
joods dorp aan de Surinamerivier met<br />
huizen, winkels, een synagoge en<br />
begraafplaats, die het ei<strong>gen</strong>dom waren<br />
van de joodse gemeenschap. De Portugees-joodse<br />
gemeente was net als op<br />
Curaçao georganiseerd naar het model<br />
40 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
Salomon Elias Levy Maduro, oprichter van<br />
S.E.L. Maduro & Sons, postuum<br />
geportretteerd omstreeks 1885. Salomon<br />
opende in 1837 een winkel waar hij onder<br />
meer textiel, wijn en dakpannen verkocht.<br />
Het bedrijf kreeg een belangrijk aandeel in<br />
het scheepvaartverkeer en de ontwikkeling<br />
van de haven. Coll. Maduro Holding Ltd.,<br />
Curaçao<br />
van de Amsterdamse moedergemeente.<br />
De bestuurders waren vooraanstaande<br />
planters, die zelf hun opvolgers benoemden<br />
en zo hun macht behielden. Zij<br />
waren verantwoordelijk voor rust en<br />
orde, hielden toezicht op de handhaving<br />
van de joodse wet en gebruiken, en straften<br />
overtreders.<br />
Het leven op de plantages was niet zonder<br />
gevaren. De slaven leden een onmenselijk<br />
zwaar bestaan en zij die konden,<br />
vluchtten en vielen vanuit het oerwoud<br />
de plantages aan, waarbij aan beide zijden<br />
doden vielen. Niet alleen deze aanvallen<br />
vormden een serieuze bedreiging<br />
voor de plantage-economie, ook raakte<br />
in de loop van de achttiende eeuw de<br />
grond uitgeput en moesten de planters<br />
hun eens winstgevende suikerplantages<br />
ombouwen tot, zo zou blijken, verlieslijdende<br />
houtplantages. Een financiële<br />
crisis in 1772 betekende het definitieve<br />
einde: de meeste Portugees-joodse<br />
planters gin<strong>gen</strong> failliet en verruilden<br />
het plantageleven voor een leven in de<br />
stad. Daar vonden de nu verarmde Portugese<br />
joden werk in de detailhandel, in<br />
ambachten, of in administratieve banen.<br />
De plantersfamilies en hun slaven vormden<br />
een tamelijk geïsoleerde gemeenschap.<br />
Het lot van de slaven lag in handen<br />
van de plantage-ei<strong>gen</strong>aar. Ook al was<br />
de afstand tussen meester en slaaf groot,<br />
toch waren ze op elkaar aangewezen. Na<br />
hun verhuizing naar Paramaribo leefden<br />
de joden in een gemengde samenleving,<br />
zij aan zij met veelal uit Amsterdam<br />
afkomstige Asjkenazische joden, slaven<br />
en vrijgemaakte zwarten en gekleurden,<br />
die de blanken in aantal spoedig ver<br />
overtroffen. Door informele contacten,<br />
op straat, in de winkels en op het werk,<br />
nam de vermenging tussen blank en<br />
zwart gaandeweg toe, evenals het aantal<br />
kinderen dat werd geboren uit relaties<br />
tussen joodse mannen en vrije of onvrije<br />
zwarte vrouwen. Ook al waren deze<br />
mulatten kinderen niet joods (ze hadden<br />
immers geen joodse moeder), toch werden<br />
die<strong>gen</strong>en met een joodse opvoeding<br />
toegelaten tot de joodse gemeente, zij<br />
het niet als volwaardig lid. Zo mochten<br />
ze geen rituelen in de synagoge uitvoeren<br />
en moesten zij op lage bankjes zitten. Uit<br />
protest te<strong>gen</strong> deze behandeling stichtten<br />
de joodse mulatten een ei<strong>gen</strong> broederschap,<br />
die vanaf 1791 tot ongeveer 1811<br />
bestond. Dertig jaar later zouden zij pas<br />
gelijke rechten verwerven binnen de<br />
joodse gemeente. Na de afschaffing van<br />
de slavernij in 1863 werd het onderscheid<br />
tussen vrijen en onvrijen formeel opgeheven<br />
en verdween geleidelijk ook het verschil<br />
tussen blank en zwart. Terwijl het<br />
aantal gemengde relaties toenam, werden<br />
kinderen uit deze relaties veelal katholiek<br />
opgevoed en werden zij daarom geen lid<br />
van de joodse gemeente. Door het opgaan<br />
in de gemengde samenleving, maar ook<br />
door emigratie, nam het aantal leden van<br />
de joodse gemeenschap in de twintigste<br />
eeuw dramatisch af. De twee oorspronkelijke<br />
joodse gemeenten van Paramaribo –<br />
de Portugese en Hoogduitse – za<strong>gen</strong> zich<br />
in 1999 gedwon<strong>gen</strong> te fuseren. Het aantal<br />
leden van de Israëlitische Gemeente Suriname<br />
is klein en op vrijdagavond worden<br />
er weliswaar sjabbatdiensten gehouden,<br />
maar meestal zonder minjan (het vereiste<br />
aantal van tien mannen om de synagogedienst<br />
te kunnen houden).<br />
Tot slot<br />
Historisch gezien zijn er tussen Curaçao<br />
en Suriname overeenkomsten en verschillen.<br />
Beide waren gedurende enkele<br />
eeuwen een kolonie van Nederland. In<br />
beide koloniën maakten joden in de achttiende<br />
eeuw een derde tot de helft van<br />
de blanke bevolking uit en speelden zij<br />
een rol van betekenis. Op Curaçao waren<br />
de Portugese joden vooral actief in de<br />
handel en bleven zij deel uitmaken van<br />
de blanke elite. In de plantage-economie<br />
van Suriname bezaten vele Portugese<br />
joden plantages die alleen konden functioneren<br />
dankzij de zware arbeid van tot<br />
slaaf gemaakte Afrikanen. De eeuwenoude<br />
en ononderbroken relatie tussen<br />
joden en vrije of onvrije zwarten of kleurlin<strong>gen</strong>,<br />
eerst op de plantages, later in de<br />
stad, leidde tot vermenging van joden en<br />
creolen en van hun culturen, zodat een<br />
aanzienlijk deel van de Afro-Surinaamse<br />
bevolking ook joodse wortels heeft. •<br />
De tentoonstelling ‘Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in Suriname en Curaçao’<br />
duurt tot 14 juni. Bij de tentoonstelling is een boek verschenen: Julie-Marthe Cohen red.,<br />
Joden in de Cariben (Walburg Pers, Zutphen) € 34,50.<br />
De circa driehonderd tentoongestelde voorwerpen zijn afkomstig uit de Verenigde Staten,<br />
Suriname en Curaçao, België, Engeland, Israël en Nederland. Een aantal prachtige ne<strong>gen</strong>tiende-eeuwse<br />
Curaçaose joodse huwelijkscontracten, te zien op de tentoonstelling, maakt deel<br />
uit van de collectie van het Centraal Bureau voor Genealogie en is in het kader van de tentoonstelling<br />
geconserveerd.<br />
Julie-Marthe Cohen is conservator Cultuurgeschiedenis bij het Joods Historisch Museum in<br />
Amsterdam en stelde de tentoonstelling ‘Joden in de Cariben. Vier eeuwen geschiedenis in<br />
Suriname en Curaçao’ samen.<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 41
huwelijkspatronen<br />
Huwelijken tussen Nederlandse mannen<br />
en lokale vrouwen op Curaçao in de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw<br />
Curaçaose bruiden<br />
Sinds de West-Indische Compagnie het eiland in 1634 veroverde, is Curaçao woon- of<br />
tijdelijke verblijfplaats geweest voor talloze immigranten uit alle delen van de wereld,<br />
waaronder uiteraard ook Nederland. Mannen kwamen vaak alleen en stichtten een<br />
gezin met een lokale vrouw. Aan de hand van de Curaçaose huwelijksaktes uit de<br />
ne<strong>gen</strong>tiende eeuw – bij Wiewaswie zijn ze vanaf 1817 te vinden – is het mogelijk dergelijke<br />
verbintenissen in kaart te bren<strong>gen</strong>. tekst Christel Monsanto<br />
Curaçao was in de ne<strong>gen</strong>tiende<br />
eeuw een soort microkosmos.<br />
Zo’n twintigduizend mensen<br />
van uiteenlopende herkomst<br />
en stand leefden samen op 444 vierkante<br />
kilometer. Ook in de huwelijken<br />
die tussen Nederlandse mannen en<br />
lokale vrouwen werden gesloten, zien<br />
we de hetero<strong>gen</strong>e samenleving weerspiegeld.<br />
Rijk naast arm, hoog opgeleid<br />
naast ongeschoold, vrij naast onvrij,<br />
avonturiers afkomstig uit alle windstreken<br />
naast de nakomelin<strong>gen</strong> van de<br />
in Afrika tot slaaf gemaakten, joden<br />
naast katholieken en protestanten.<br />
Voormalige slavinnen als partner<br />
De te<strong>gen</strong>woordige minister-president<br />
van Curaçao, Ivar Asjes, is een nakomeling<br />
uit de verbintenis van een<br />
Nederlandse immigrant met een voormalige<br />
slavin. Zijn voorvader Cornelis<br />
Asjes (Wierin<strong>gen</strong> 1815-Curaçao 1867)<br />
trouwde een paar da<strong>gen</strong> voor zijn dood<br />
in 1867 met Justine (1824-1907), de<br />
moeder van zijn kinderen. Justine en<br />
haar kinderen waren tot aan de slavenemancipatie<br />
in 1863 ei<strong>gen</strong>dom van de<br />
muziekmeester Johan Georg Hendrik<br />
Seitz.<br />
Dit soort huwelijken vond vaker plaats.<br />
Zo trouwde Theodorus Ketelaar (Ankeveen<br />
1847-Venray 1914) in 1885 met<br />
Henriette Elizabeth Liman (Curaçao<br />
1854-Groenlo 1920). Henriette was in<br />
het jaar van haar geboorte vrijgekocht<br />
door haar oudtante Poulina Olbina<br />
Milan – van wie zij mét haar vrijheid de<br />
achternaam Liman ontving. Dat Henriette<br />
de gehusselde achternaam van<br />
haar vrijmaakster droeg, was veel meer<br />
een Surinaamse dan een Curaçaose<br />
gewoonte.<br />
Hertrouwende predikanten<br />
De vroege dood van een uit Nederland<br />
meegereisde echt<strong>gen</strong>ote kon ook tot een<br />
huwelijk met een lokale vrouw leiden.<br />
De lutherse predikant Jacob Jan Anthonyzoon<br />
Muller (Arnhem 1771-Curaçao<br />
1842) trouwde in het jaar 1800 als<br />
weduwnaar met één kind de Curaçaose<br />
Johanna Lesire de Rochemont (1783-<br />
1866) en kreeg vervol<strong>gen</strong>s vijftien kinderen<br />
met haar. Ook dominee Pieter Jan<br />
van Esch werd op Curaçao weduwnaar.<br />
Hij hertrouwde met de weduwe Catharina<br />
Striddels, wier man Willem van<br />
Uytrecht in 1795 bij de slavenopstand<br />
onder leiding van Tula was gesneuveld.<br />
Het echtpaar Van Esch verhuisde kort<br />
na hun huwelijk naar Suriname.<br />
In 1823 gin<strong>gen</strong> de protestantse gemeentes<br />
van Curaçao op in de Verenigde Protestantse<br />
Gemeente (VPG) met de Fortkerk<br />
als gebedshuis. In 1856 overleed de<br />
echt<strong>gen</strong>ote van voorganger Sybrand van<br />
Dissel (Leiden 1806-Den Haag 1878) –<br />
de auteur van Curaçao. Herinnerin<strong>gen</strong> en<br />
schetsen, in 1857 uitgegeven in Leiden.<br />
Van Dissel bleef achter met een groot<br />
gezin, het jongste kind was nog maar<br />
vier jaar oud. Hij hertrouwde drie jaar<br />
later met de op St. Maarten geboren<br />
Maria Eliza Mathilde van Raders (St.<br />
Maarten 1823-Den Haag 1907). Uit deze<br />
verbintenis werden nog twee kinderen<br />
op Curaçao geboren.<br />
Broers maken de overtocht<br />
De ambtenaar Willem Barend Mellink<br />
(Den Helder 1823-Nijme<strong>gen</strong> 1888) klom<br />
in Curaçao op tot koloniaal secretaris,<br />
wat inhield dat hij ook fungeerde als<br />
42 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
DOSSIER<br />
De in Hattem geboren Gerrit van der Horst<br />
met zijn Curaçaose vrouw Catharina<br />
Sophia Hoo<strong>gen</strong>ber<strong>gen</strong> en kinderen in<br />
1904. De Curaçaose minister van Planning,<br />
Bestuur en Dienstverlening Etienne<br />
van der Horst is een achterkleinzoon<br />
van dit echtpaar.<br />
Coll. S.C. Marugg, caribische<strong>gen</strong>ealogie.org<br />
notaris en soms als ambtenaar van de<br />
burgerlijke stand. Gedurende zijn loopbaan<br />
werd hij enige tijd op St. Maarten<br />
tewerkgesteld, waar zeker drie van de<br />
kinderen uit zijn huwelijk met Sophia<br />
van Rhyn (St. Maarten 1820-Nijme<strong>gen</strong><br />
1884) werden geboren. Zijn jongere<br />
broer Helenus Albertus Mellink (geb.<br />
Lent 1828) volgde een opleiding tot<br />
kunstschilder in Antwerpen en Düsseldorf,<br />
waar hij ook tentoonstelde. In<br />
1854 woonde hij op Curaçao en adverteerde<br />
als portrettist in de lokale krant.<br />
Uiteindelijk klom ook hij op in de ambtenarenhiërarchie<br />
en kort na zijn huwelijk<br />
in 1863 met Augusta Geertruida<br />
Muller (geb. Curaçao 1834), dochter van<br />
de uitgever en redacteur van de Curaçaosche<br />
Courant, werd hij benoemd tot<br />
districtscommissaris op St. Eustatius.<br />
Later werkte hij onder zijn broer als<br />
commies in de secretarie en uiteindelijk<br />
werd hij benoemd tot plaatsvervan<strong>gen</strong>d<br />
lid van het Hof van Justitie. Op 2 april<br />
1873 vertrok het gezin met hun vier kinderen<br />
en één neefje richting Lage Landen,<br />
om zoon August Leberecht Statius<br />
Mellink (Curaçao 1866-Meester Cornelis,<br />
Java 1891) en de zoon van een broer<br />
van Augusta bij een Nederlandse school<br />
af te leveren. Het echtpaar Mellink<br />
scheepte zich met hun andere drie kinderen<br />
op 31 oktober 1874 voor de terugreis<br />
naar Curaçao in op de brik ‘Santa<br />
Rosa’. Het schip verging echter op volle<br />
zee met alle opvarenden.<br />
De broers Hermanus (1829-Curaçao<br />
1862) en Antoine Theodoor Brusse<br />
(1833-Curaçao 1895) stamden uit<br />
Amsterdam en werkten allebei als particulier<br />
onderwijzer op het eiland. Hermanus<br />
trouwde na de dood van zijn<br />
Curaçaose vrouw weer met een Curaçaose,<br />
maar de echt<strong>gen</strong>oten overleden<br />
tijdens een pokkenepidemie. De inventaris<br />
van hun huis is bewaard gebleven<br />
in de notariële archieven.<br />
Van het gezin Scheidelaar uit Deventer<br />
vestigden zich zelfs drie kinderen op<br />
Curaçao. De broers Jan Anthonij<br />
(Deventer 1826-Curaçao 1886) en Hendrikus<br />
Jacobus Scheidelaar (geb. Deventer<br />
1829) waren beiden blik- en koperslager<br />
toen zij in het begin van de jaren<br />
vijftig op Curaçao aankwamen. Hun<br />
zuster Adriana Scheidelaar (1823<br />
Deventer-Curaçao 1891) was hen jaren<br />
eerder al voorgegaan samen met haar<br />
Duitse man, de smidsbaas Carel Josef<br />
Hildeman (1818 Emsdorf-Curaçao 1892),<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 43
Dat Henriette de gehusselde<br />
achternaam van haar vrijmaakster<br />
droeg, was veel meer een Surinaamse<br />
dan een Curaçaose gewoonte<br />
met wie zij tien kinderen kreeg. Hendrikus<br />
trouwde in 1854 met de Curaçaose<br />
Catharina Sophia Reberotte (1827-<br />
1888). Jan Anthonij huwde twee maal,<br />
beide keren met een Nederlandse partner<br />
– zijn tweede vrouw in 1873 met de<br />
handschoen, omdat zij in Nederland<br />
woonde. Op Curaçao wonen nog steeds<br />
nakomelin<strong>gen</strong> van de familie Scheidelaar.<br />
Van andere broers die de overtocht<br />
naar de West ondernamen zijn nog<br />
gedocumenteerd Coomans de Ruiter,<br />
Verhoeks en Anemaet.<br />
valle (1816-1888). Hij overleed betrekkelijk<br />
jong aan de gevol<strong>gen</strong> van een<br />
besmetting die hij tijdens een operatie<br />
in het ziekenhuis opliep.<br />
Aron Meyer Hoepelman (Amsterdam<br />
1835-Curaçao 1892) trouwde in 1873<br />
met Amelia Pinto (geb. 1848), die in<br />
1863 vrijgemaakt was uit het bezit van<br />
Raphael Pinedo. Uit deze verbintenis<br />
werden acht kinderen geboren, die na<br />
de dood van hun vader in meerderheid<br />
naar Santo Domingo vertrokken.<br />
Illustere mannen<br />
De kunstschilder Johannes Robertus<br />
Post Brants (geb. Amsterdam 1811)<br />
kwam in 1845 naar Curaçao omdat zijn<br />
echt<strong>gen</strong>ote Maria Christina Barendina<br />
Blaauw (Hazerswoude 1816-Curaçao<br />
1846) een protestantse meisjesschool<br />
op het eiland zou openen. Maria Christina<br />
was toen al zwanger, maar het kind<br />
(een zoontje) en zij stierven al snel,<br />
zodat Johannes een jaar na aankomst<br />
op het eiland alleen achterbleef. Hij<br />
voorzag in zijn onderhoud met het<br />
geven van tekenlessen aan particulieren<br />
en het schilderen van portretten. In<br />
1848 huwde Post Brants met Jeannette<br />
Magdalena Koentze (Curaçao 1827-Den<br />
Haag 1906), maar kort na de geboorte<br />
van hun dochter vertrok hij voorgoed<br />
van het eiland. De door zijn verlaten<br />
echt<strong>gen</strong>ote aangevraagde echtscheiding<br />
Joden<br />
Curaçao kende sinds 1651 een Sefardisch<br />
joodse gemeenschap. In de periode<br />
voor de gruwelen van het naziregime<br />
in Europa, vestigden zich weinig<br />
Asjkenazische joden op het eiland. De<br />
stads<strong>gen</strong>eesheer en officier van gezondheid<br />
Salomon Moses Landsberg (Den<br />
Haag 1821-Curaçao 1901) nam deze stap<br />
wel en trouwde in 1853 met de Sefardische<br />
Esther Cohen Henriquez (1825-<br />
1905). Terwijl twee van hun zonen weer<br />
met Sefardische meisjes trouwden, koos<br />
de derde ervoor zijn kinderen bij een<br />
lokale niet-joodse vrouw na haar dood<br />
te erkennen.<br />
Eerder al was Salomon Joseph de Jongh<br />
(Amsterdam 1816-Curaçao 1849), eveneens<br />
officier van gezondheid, in 1837 in<br />
het huwelijk getreden met Rebecca Delliet<br />
jaren op zich wachten, omdat zijn<br />
verblijfplaats niet bekend was. Achteraf<br />
valt te reconstrueren dat hij zich enige<br />
tijd in Puerto Rico ophield. Ten tijde<br />
van het huwelijk van zijn dochter in<br />
1872 werd ervan uitgegaan dat hij nog<br />
in leven was, zoals blijkt uit de huwelijksakte.<br />
Zijn ex was inmiddels hertrouwd.<br />
Waar Post Brants zijn latere<br />
levensjaren doorbracht en waar hij uiteindelijk<br />
overleed, is ook met behulp<br />
van het internet (nog) niet te achterhalen.<br />
Marie Frederik Frans Josef de Nerée tot<br />
Babberich (1851 Doesburg-1882 Babberich)<br />
trouwde als luitenant-ter-zee in<br />
1877 met Constance Petronella van<br />
Houten (1858 Curaçao-Den Haag 1930),<br />
een dochter van een Nederlander en een<br />
Curaçaose. Het echtpaar kreeg drie<br />
zonen, onder wie de beroemde beeldend<br />
kunstenaar Carel, en woonde later<br />
enige jaren op het familiebezit in Babberich.<br />
Constance had net als vele<br />
andere meisjes van haar stand en <strong>gen</strong>eratie,<br />
tijdens haar jeugd waarschijnlijk<br />
veel tijd doorgebracht met borduren.<br />
Daarbij had ze kennelijk ook een<br />
behoorlijke dosis talent en kunstzinnigheid.<br />
In 1928 toonde de toen zeventigjarige<br />
Constance naaldschilderijen tijdens<br />
een tentoonstelling van het werk van<br />
haar zoon Carel in Den Haag.<br />
Jan Cornelis Jandroep (Amsterdam<br />
1769-Curaçao 1847) was oorspronkelijk<br />
schipper op het Nederlandse schip ‘De<br />
lieve Moes’. Hij trouwde enkele da<strong>gen</strong><br />
voor zijn dood in 1847 met Hendrietta<br />
Pieternella Cancrijn (1798-1887), die<br />
tijdens hun relatie twaalf kinderen ter<br />
wereld had gebracht. Hun eerste kind<br />
werd geboren in 1819 en nog geen week<br />
later droeg vader Jan Cornelis het commando<br />
van zijn schip over aan de stuurman<br />
we<strong>gen</strong>s ‘onpasselijkheid’ – om de<br />
rest van zijn leven op het eiland te blijven.<br />
Hendrietta was de dochter van een<br />
vrije mulattin en een notabele koopman<br />
en Raad van het eiland: Bernardus<br />
Anthony Cancrijn (Lengerich<br />
44 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
De Curaçaose Jannetje E. T. Mount trouwde in 1849 op haar geboorte-eiland met de elf jaar<br />
oudere Teunis van Leeuwen. Hier zien we haar als weduwe in Nederland met haar kinderen en<br />
kleinkinderen. Ze overleed in 1914 in Den Haag. Coll. Judy Wasylenko<br />
1753-Curaçao 1837). Cancrijn was<br />
getrouwd met een vrouw die vroegtijdig<br />
dement was geworden – in een akte<br />
beschreef hij haar als ‘kinds’. De huishoudster,<br />
Hendrietta’s moeder, zorgde<br />
voor de zieke echt<strong>gen</strong>ote maar droeg<br />
tegelijkertijd zes kinderen van de heer<br />
des huizes, die allemaal de achternaam<br />
van hun vader kre<strong>gen</strong>. Al voor zijn dood<br />
schonk hij slaven aan zijn kinderen en<br />
bij zijn dood erfden zij niet onaanzienlijk.<br />
Ten slotte verdient Wilhelmus Martinus<br />
Koenen (geb. Den Haag 1889) een vermelding.<br />
Hij trouwde in de twintigste<br />
eeuw met Isolina Bakhuis (1894-1966).<br />
Koenen was in 1908 als soldaat op<br />
Curaçao aangekomen, maar werd al<br />
snel marechaussee en politiea<strong>gen</strong>t. In<br />
1958 publiceerde de lokale krant Amigoe<br />
een interview met hem ter gele<strong>gen</strong>heid<br />
van zijn vijftigjarige verblijf op het<br />
eiland. Zes jaar later werd Koenen heel<br />
even een plaatselijke beroemdheid toen<br />
hij als dubbelganger van de acteur<br />
Albert van Dalsum mocht figureren in<br />
de film Plantage Tamarinde.<br />
Clusters en creolisering<br />
Kinderen uit Nederlandse immigrantengezinnen<br />
huwden vaak met een persoon<br />
uit vertrouwde kring. Dat leidde<br />
op Curaçao tot talloze huwelijken tussen<br />
kinderen van de eerste <strong>gen</strong>eratie<br />
migranten; vooral de dochters van<br />
Nederlandse vaders sloten zelf ook<br />
weer een huwelijk met een Nederlander.<br />
Hierdoor ontstonden clusters van<br />
bepaalde families. Dit patroon zette<br />
zich soms tot in de vol<strong>gen</strong>de <strong>gen</strong>eraties<br />
voort. Vaak trouwde men pas op een<br />
latere of hoge leeftijd nadat alle gezamenlijke<br />
kinderen al volwassen waren.<br />
De ambtenaar van de burgerlijke stand<br />
kwam in zulke gevallen letterlijk pas<br />
aan het sterfbed in actie. Opvallend was<br />
ook dat een deel van de dochters van<br />
Nederlandse vaders nooit trouwde en in<br />
concubinaat kinderen kreeg. Dit hoeft<br />
absoluut niet te betekenen dat er wisselende<br />
partners aan te pas kwamen.<br />
Eveneens kon het gebeuren dat de traditionele<br />
keuze van doopnamen in het<br />
geding kwam. Was het in het moederland<br />
gebruikelijk de voornamen van de<br />
vorige <strong>gen</strong>eraties te herhalen, op Curaçao<br />
verwaterde dit gebruik geleidelijk.<br />
Deze aanpassin<strong>gen</strong> zijn een onderdeel<br />
van het creoliseringsproces in koloniale<br />
samenlevin<strong>gen</strong>. •<br />
Christel Monsanto is kunsthistorica en<br />
<strong>gen</strong>ealoge, zij woont op Curacao. In 2009<br />
schreef ze Roots Karibense, Caribische<br />
wortels in de CBG-reeks Voorouders van<br />
Verre.<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 45
onderzoek<br />
Nederlandse belan<strong>gen</strong> in Berbice, Demerara en Essequebo, 1815-1819<br />
Slavenhouders<br />
en geldschieters<br />
De Nederlandse elite had grote financiële belan<strong>gen</strong> in de op slavenhandel<br />
gebaseerde plantage-economie van de drie koloniën Berbice, Demerara en<br />
Essequebo. Ook na de overdracht van de soevereiniteit aan Engeland in 1815<br />
bleef dat lang zo. Dat blijkt uit een analyse van een recent ontdekte inventaris<br />
van Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aren en hypotheekverstrekkers. tekst Paul Koulen<br />
Op 12 augustus 1815, dit jaar precies twee eeuwen geleden,<br />
sloten Engeland en Nederland een verdrag om de<br />
vrije vaart en handel te reguleren voor de drie voormalige<br />
Nederlandse koloniën ten westen van Suriname:<br />
Berbice, Demerara en Essequebo. Engeland was al sinds 1795,<br />
met een korte onderbreking, in het bezit van deze drie koloniën.<br />
In een aantal andere verdra<strong>gen</strong> werd in de jaren 1814-<br />
1815 onder meer bepaald dat Nederland de soevereiniteit over<br />
deze gebieden afstond aan Engeland. In 1815 regelden Engeland<br />
en Nederland de resterende belangrijke kwesties, zoals<br />
bescherming van privé-ei<strong>gen</strong>dom en de juridische status van<br />
Engelse en Hollandse plantage-ei<strong>gen</strong>aren.<br />
Het verdrag van 1815 bepaalde onder meer dat er een overzicht<br />
moest komen van Nederlanders die nog plantages bezaten in<br />
de drie gebieden, en van Nederlandse onderdanen met hypotheken<br />
op plantages. Deze bepaling was ingegeven door de<br />
Engelse vrees dat Nederlandse hypotheekhouders hun onderpand<br />
zo snel mogelijk wilden verkopen na de overdracht van<br />
de koloniën. Zo’n gelijktijdige en plotselinge verkoop van plantages<br />
zou voor de ei<strong>gen</strong>aren een vervelende daling van prijzen<br />
kunnen veroorzaken. Het verdrag bepaalde daarnaast dat<br />
hypotheeknemers aanspraak konden maken op gunstige voorwaarden<br />
om hypotheken over te sluiten. Het overzicht van<br />
Nederlandse ei<strong>gen</strong>aren en hypotheekverstrekkers was ook<br />
bedoeld om te verifiëren of die soepele oversluitregeling nageleefd<br />
werd voor plantages die in 1815 nog gefinancierd werden<br />
door Nederlands kapitaal.<br />
De inventaris<br />
Het overzicht van 1815 (‘Lists of Dutch proprietors of plantations<br />
in Demerara, Essequibo, and Berbice; 1818-1819’) wordt<br />
onder inventarisnummer CO (Colonial Office) 111/28 bewaard<br />
in The National Archives te Londen. Indirect vormt het een<br />
bestand van bijna ne<strong>gen</strong>honderd personen die in 1818 financieel<br />
belang hadden in plantages – als ei<strong>gen</strong>aar, erf<strong>gen</strong>aam,<br />
hypotheeknemer of hypotheekhouder. Het databestand laat<br />
zien hoe koloniale bestuurlijke en zakelijke elites nauw met<br />
elkaar verweven waren en nauwe banden onderhielden met<br />
elites in Nederland. Sommige families wisten <strong>gen</strong>eraties lang<br />
hun stempel te drukken op het leven in de drie <strong>gen</strong>oemde<br />
koloniën.<br />
Uit de inventaris blijkt ook dat de vrees van Engeland voor<br />
gedwon<strong>gen</strong> verkopen ongegrond was. In het algemeen waren<br />
Nederlandse ei<strong>gen</strong>aren niet bijzonder <strong>gen</strong>eigd om hun plantages<br />
te verkopen, of de kolonie te verlaten. Hypotheekhouders<br />
maakten zich betrekkelijk weinig zor<strong>gen</strong> en haastten zich niet<br />
om hypotheken van de hand te doen. Waar problemen waren,<br />
werden die zakelijk opgelost.<br />
46 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
DOSSIER<br />
¬<br />
Jacob Hendrik Boode, koffieplanter in Demerara, met zijn<br />
echt<strong>gen</strong>ote Catherine Antoinette Martin, geportretteerd in hun<br />
huwelijksjaar 1791 door Johan Tischbein. De waarde van hun<br />
plantage La Grange werd in 1796 geschat op ƒ 781.000,- nu te<br />
vergelijken met € 6 miljoen. Coll. Museum Van Loon, Amsterdam<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 47
De Voorzigtigheyt<br />
De Bedagtzaamheyt<br />
De Wakkerheyt<br />
De Eendragt<br />
Klyn Geertruidenberg<br />
Groot Geertruidenberg<br />
De Mesopotamia<br />
Catharina<br />
De Ed. Compagnie Suyker<br />
Plantagie de Dageraat<br />
Berbice<br />
De rivieren Berbice, Demerara en<br />
Essequebo, waarnaar de gelijknamige<br />
koloniën zijn vernoemd. Met als<br />
uitvergroting de plantages van Berbice.<br />
Kaart: Guus van Breugel<br />
De Elisabeth<br />
Aurora<br />
Bruninksberg<br />
Wenard en Maria<br />
Vigilantie<br />
De Hoop<br />
Berbice<br />
Georgetown<br />
Oostermeer<br />
Helvetia<br />
De Voogelsang<br />
Georgetown<br />
De Eendragt Booven<br />
De Goede Hoop<br />
De Geertruy<br />
De Solitude<br />
Odekerk<br />
Maasstroom<br />
Clarenburgh<br />
Fort Nassau<br />
De Vriendschap<br />
De Hoop<br />
Hubersburgh<br />
Zublislust<br />
Hofwerk<br />
Slingelant<br />
Westland<br />
Fort Nassau<br />
Paramaribo<br />
Arent<br />
Du Bois Castes<br />
Pieter de Raad<br />
Lelienburgh<br />
Mon Repos<br />
Roosenburgh<br />
Zeelandia<br />
Eliesabeth<br />
Alexandria<br />
Altenklin<strong>gen</strong><br />
Martin De Vertu<br />
Hollandia<br />
Grondei<strong>gen</strong>aren<br />
Er bestond op het moment dat de inventaris werd opgesteld,<br />
geen goed overzicht van alle plantages in de drie voormalige<br />
koloniën. P.M. Netscher schatte aan het einde van de ne<strong>gen</strong>tiende<br />
eeuw in zijn Geschiedenis van de koloniën Essequebo,<br />
Demerary en Berbice dat rond 1800 in Berbice zo’n driehonderd<br />
plantages actief werden bewerkt en in Essequebo en Demerara<br />
samen nog eens vierhonderd. In totaal dus zevenhonderd productieve<br />
plantages.<br />
Uit de inventaris blijkt dat in 1818 11% of 80 plantages nog<br />
Nederlands ei<strong>gen</strong>dom waren. Het betrof 43 plantages in Berbice,<br />
13 plantages in Essequebo en 24 plantages in Demerara.<br />
Van de <strong>gen</strong>oemde 80 plantages (of delen daarvan) hadden er 46<br />
(58%) geen hypotheek en waren dus onbezwaard ei<strong>gen</strong>dom.<br />
Voor 16 van deze plantages wordt een hypotheek vermeld met<br />
een gezamenlijke schuld van bijna ƒ 1,6 miljoen, of gemiddeld<br />
ƒ 100 duizend per plantage.<br />
Hypotheken<br />
In het overzicht van 1818 zijn ook uitvoerige gegevens op<strong>gen</strong>omen<br />
van 172 verschillende hypotheken. Samen met de gegevens<br />
van de eerder <strong>gen</strong>oemde Nederlandse grondei<strong>gen</strong>aren,<br />
ontstaat een gedetailleerd beeld van ei<strong>gen</strong>domsgegevens voor<br />
80 plantages en bijzonderheden van de 172 vanuit Nederland<br />
verstrekte hypotheken. De meeste hypotheken verstrekt door<br />
Nederlandse geldschieters rustten op plantages die een niet-<br />
Nederlandse ei<strong>gen</strong>aar hadden. Ei<strong>gen</strong>dom en hypotheken tezamen<br />
tonen dat in 1818 voor meer dan één derde van de productieve<br />
plantages nog een Nederlands belang aanwezig was in de<br />
vorm van ei<strong>gen</strong>dom of in de vorm van een hypothecaire schuldvordering.<br />
Voor bijna alle hypotheken is het oorspronkelijke<br />
bedrag vermeld, het jaar waarin de hypotheek werd verstrekt en<br />
het nog uitstaande bedrag, soms aangevuld met het totaal van<br />
achterstallige rente en aflossin<strong>gen</strong>. De Conventie van 1815 was<br />
immers bedoeld om aanpassing van problematische hypothe-<br />
48 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
De Amsterdamse tekenaar Christiaan Andriessen samen met<br />
Louis Zamore van Wicky van Correvont uit Berbice, die in<br />
Amsterdam op 18 juli 1805 hoge koorts kreeg en twee da<strong>gen</strong><br />
later stierf. Andriessen tekende hem een halve dag vóór zijn<br />
dood. Louis was een zoon van Emmanuel de Correvont en een<br />
onbekende Afrikaanse vrouw. Op land- en plantagekaarten<br />
uit die tijd staan Louis en zijn zus Lisette Gabrielle vermeld als<br />
‘De Mulatte Kinderen Zamor en Gabrielle’.<br />
Coll. Stadsarchief Amsterdam<br />
ken mogelijk te maken, op gunstige voorwaarden voor hypotheeknemers,<br />
die vanwege oorlogsomstandigheden geen aflossin<strong>gen</strong><br />
of rente hadden betaald.<br />
De gegevens in de inventaris wijzen niet op doelbewust kwalijke<br />
praktijken van debiteuren, enkele notoire wanbetalers niet meegerekend.<br />
Het is juist opmerkelijk dat gemeten vanaf de oudste<br />
hypotheek in de inventaris, van 1768, er sprake was van zoveel<br />
hypotheken die vol<strong>gen</strong>s plan werden afbetaald en hypotheken<br />
die in onderling overleg werden vernieuwd. Het totale bedrag<br />
aan uitstaande hypotheken in de periode 1816-1818 bedroeg<br />
ƒ 15 miljoen.<br />
Winnaars en verliezers<br />
Uit de inventaris blijkt dat er langdurige relaties bestonden tussen<br />
elkaar opvol<strong>gen</strong>de handelshuizen en verschillende <strong>gen</strong>eraties<br />
ei<strong>gen</strong>aren en erf<strong>gen</strong>amen. Vaak hadden die relaties meer<br />
dan een zakelijk karakter. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de<br />
verhouding tussen bankier Herman Albrecht Insinger (1757–<br />
1805) uit Amsterdam en de uit Utrecht afkomstige Joseph Bourda<br />
(1736–1798), ei<strong>gen</strong>aar van de plantages Vlissen<strong>gen</strong> en Nieuwen<br />
Aanleg. Bourda stelde Insinger aan tot vereffenaar van zijn<br />
boedel en voogd over zijn minderjarige kinderen. Zo plaatste<br />
Insinger op 30 september 1800 in de Amsterdamse Courant een<br />
advertentie dat Bourda’s dochter Nancy, verwekt bij de vrije<br />
mulattin Polly, op vijftienjarige leeftijd was overleden in<br />
Amsterdam. Toen Insinger in 1805 zelf stierf, was de nalatenschap<br />
van Bourda nog verre van geregeld, omdat hij in zijn testament<br />
had bepaald dat niet Polly of hun kinderen erf<strong>gen</strong>aam<br />
waren, maar hun kleinkinderen. Tot 1865 werd er om de nalatenschap<br />
van Bourda geprocedeerd. Uiteindelijk ontei<strong>gen</strong>de de<br />
koloniale regering van Brits Guyana de plantage in 1876 en werden<br />
de achttien toen nog levende familieleden gezamenlijk uitgekocht.<br />
Na 78 jaar was de boedel vereffend. Een andere dochter<br />
van Bourda, Catharina, had al eerder vergeefs een poging<br />
ondernomen om een deel van het fortuin van haar vader in handen<br />
te krij<strong>gen</strong> en zo haar geldproblemen te verzachten. Zij was<br />
getrouwd met de schatrijke plantagehouder en rentenier Eduaard<br />
Boode. De twee raakten hun aandeel in het Boodefortuin<br />
echter kwijt door speculatieve investerin<strong>gen</strong> in buitenplaatsen<br />
in Nederland, zoals Ter Wee<strong>gen</strong> bij Sassenheim en omrin<strong>gen</strong>de<br />
landgoederen, en door een opulente levensstijl.<br />
De familie Boode had in 1798 vier plantages in bezit in Demerara<br />
en één in Essequebo met een totale geschatte waarde van<br />
ƒ 3,8 miljoen (te vergelijken met € 30 miljoen te<strong>gen</strong>woordig).<br />
Van deze zeven plantages was in 1818-1819 alleen Cornelia Ida<br />
De brief beschrijft proeven<br />
die hij samen met andere<br />
planters uitvoerde op<br />
kippen, Indianen en tot<br />
slaaf gemaakten<br />
nog in het bezit van de familie. De plantage stond toen voor<br />
twee derde gedeelte op naam van vier nakomelin<strong>gen</strong> uit het eerste<br />
huwelijk van Anna Catharina Boode met Johan Cornelis<br />
Bert, voor één zesde deel op naam van haar tweede echt<strong>gen</strong>oot<br />
Petrus Duker en ten slotte ook voor één zesde op naam van hun<br />
dochter Anna Catherina Duker. Deze laatste trouwde later met<br />
Johannes Luden, commissaris van de Nederlandsche Handel-<br />
Maatschappij en daarna van 1836 tot 1862 directeur van De<br />
Nederlandsche Bank. Luden kreeg uiteindelijk de gehele plantage<br />
in bezit na het overlijden van zijn vrouw in 1851.<br />
De kolonisten<br />
Dat investerin<strong>gen</strong> in plantages risicovol waren, is evident. Maar<br />
een ‘wild avontuur’ waren ze zeker niet. De hypotheekgevers<br />
hadden a<strong>gen</strong>ten in de koloniën; vele handelshuizen hadden<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 49
xxxxx<br />
bovendien familieleden die langere tijd in de koloniën vertoefden<br />
(bijvoorbeeld de families Van Vloten, Hartsinck en Bijsterus<br />
Heemskerk). De plantersklasse was bovendien een vrij kleine<br />
gemeenschap waarbinnen snel duidelijk werd wie wat goed<br />
deed en wie wat niet, welke producten gunstige prijzen opleverden<br />
en welke plantages goed bestuurd werden. In de meeste<br />
gevallen moesten de producten van de plantage aan de hypotheekgever<br />
gezonden worden. Hypotheekgevers hadden dus<br />
steeds een relatief goed inzicht in de waarde van hun onderpanden.<br />
Aangezien vele terugkerende kolonisten investeerden in buitenplaatsen<br />
en landgoederen in Nederland, moeten we concluderen<br />
dat een aanzienlijk economisch surplus werd gerepatrieerd.<br />
We zien ook dat enkele kolonisten erin slaagden zich te omrin<strong>gen</strong><br />
met behoorlijke luxe, of die luxe en tijd gebruikten voor<br />
exotische hobby’s – soms met kwalijke randjes. De in 1768 in<br />
het Oostfriese Jever geboren Elias Wolff is een voorbeeld van<br />
een kolonist die voornamelijk via zijn huwelijk zeer rijk werd.<br />
Hij kwam waarschijnlijk op jonge leeftijd naar Essequebo. Daar<br />
trouwde hij, 24 jaar oud, met de twee jaar jongere Sarah Barkey,<br />
dochter van Jacob Barkey en Sara Du Donjon. Via dit huwelijk<br />
verwierf hij belan<strong>gen</strong> in plantages van zijn schoonvader. De<br />
inventaris van 1818 vermeldt dat hij toen mede-ei<strong>gen</strong>aar was<br />
van De Goede Hoop en Le Retrieve. Wolff woonde inmiddels al<br />
in Deventer, waar hij een ijzergieterij had gekocht. Vanaf 1814<br />
was hij ook al ei<strong>gen</strong>aar van landgoed Vredelust bij Hoogeveen.<br />
Tot in de allerhoogste<br />
krin<strong>gen</strong> trok men<br />
voordeel uit de plantageeconomie<br />
in de West<br />
Een andere kolonist, Paulus Eggers, volgde een vaak in de drie<br />
koloniën gezien carrièrepad van ambtenaar naar plantage-ei<strong>gen</strong>aar.<br />
In dienst van de Sociëteit van Berbice, een groep Amsterdamse<br />
kooplieden die ei<strong>gen</strong>aar waren van de kolonie Berbice,<br />
reisde hij in 1788 op twintigjarige leeftijd vanuit zijn geboorteplaats<br />
Amsterdam naar Berbice, waar hij aanvankelijk als<br />
gezworen klerk (notaris) werkte en vanaf 1794 als secretaris<br />
onder Nederlands en Engels gezag. In 1805 trad hij af na een<br />
conflict met gouverneur Batenburg. Intussen was hij getrouwd<br />
met Catherina Wilhelmina Büse, weduwe van zijn voorganger<br />
als secretaris, Jacobus Broekhuizen. Na zijn ontslag bleef<br />
Eggers in Berbice als plantagehouder. Bij zijn overlijden in 1812<br />
werden zijn aanzienlijke bezittin<strong>gen</strong> in het openbaar verkocht.<br />
De boedel toont een brede belangstelling, een hoger dan gemiddelde<br />
levensstandaard, en veel artikelen, zoals een elektriseermachine,<br />
camera obscura en kamerorgel, die we niet direct<br />
associëren met het wisselvallige en vaak gewelddadige bestaan<br />
van een kolonist.<br />
We weten niet waarom Eggers een elektriseermachine gebruikte:<br />
als experiment of vermaak? Tijd<strong>gen</strong>oot en collega-kolonist<br />
Frans Johannes Van der Lott richtte zich ook op elektrische<br />
experimenten, maar vaak met Indianen en tot slaaf gemaakten<br />
als proefpersonen. Zijn elektriciteitsbron was geen machine om<br />
statische elektriciteit op te wekken zoals bij Eggers, maar een<br />
sidderaal, een tropische vissoort die bij aanraking een krachtige<br />
elektrische schok produceert. Van der Lott experimenteerde al<br />
tijdens zijn jeugd in Middelburg met elektriseermachines. Zijn<br />
plaats in de annalen van de wetenschap dankt hij aan een brief<br />
uit 1761 die een jaar later verscheen in de Verhandelin<strong>gen</strong> van de<br />
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen met als titel ‘Kort<br />
Berigt van den Congeraal, ofte Drilvisch’. De brief beschrijft<br />
proeven die hij samen met andere planters uitvoerde op kippen,<br />
Indianen en tot slaaf gemaakten. De experimenten stonden zijn<br />
aanstelling in 1803 als Beschermheer van de Indianen en Kapitein<br />
van de Burgermilitie niet in de weg. In 1795 werd hij secretaris<br />
en fiscaal van Essequebo, functies die hij vervulde tot 1801.<br />
Hij stierf in Essequebo in 1804.<br />
De inventaris uit 1818 is ook behulpzaam omdat zij iets zegt<br />
over de aanwezigheid van joden in de drie gebiedsdelen. Zij laat<br />
zien dat plantage Bloemhof dat jaar nog in het bezit was van de<br />
nazaten van Joseph de la Penha en Aron Jacob de Prado, ‘koop-<br />
Het opwekken in huiselijke kring van stroom met behulp<br />
van elektriseermachines was rond 1800 in de betere<br />
krin<strong>gen</strong> een vorm van vermaak. Deze machine dateert uit<br />
de jaren 1782-1790 en werd ontworpen door Edward Naire.<br />
Coll. Teylers Museum, Haarlem<br />
50 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
Tekening van Christiaan Andriessen waarop een van zijn<br />
leerlin<strong>gen</strong> in een ‘Spaanse Bok’ is gekneveld. Andriessen kende<br />
deze praktijken goed omdat hij nauw contacten had met de<br />
elite van Demerara en Essequebo, die zich als absentee<br />
landowners in Amsterdam ophielden of waarvan de kinderen<br />
in Nederland scholing kre<strong>gen</strong>. Coll. Stadsarchief Amsterdam<br />
lieden van de Joodsche Portugeesche natie in Amsterdam’. De<br />
familie was ook ei<strong>gen</strong>aar van de verlaten gronden Prosperiteit,<br />
Sion en Rusthof. Het bezit van deze plantages door joodse ei<strong>gen</strong>aren<br />
weerlegt de oude opvatting dat joden in Berbice, Demerara<br />
en Essequebo niet werden geduld.<br />
In het project ‘Brieven als Buit’ komen ook interessante details<br />
voor met betrekking tot enkele kolonisten die in de inventaris<br />
worden <strong>gen</strong>oemd. Bijvoorbeeld over Wernard van Vloten (1742-<br />
1784), telg uit een Utrechts geslacht dat nauw verbonden was<br />
met plantagelenin<strong>gen</strong> en via huwelijken dicht bij de bestuurlijke<br />
elite van Nederland stond. Van Vloten werkte in Essequebo als<br />
plantagedirecteur en later als schrijver en boekhouder. Verrassend<br />
is dat hij in een van zijn brieven overschakelde op Skepi,<br />
een recentelijk uitgestorven mengtaal van nazaten van kolonisten<br />
en Afrikanen, en daarmee de oudste overgeleverde Skepitekst<br />
aanleverde.<br />
Voor de meer dan honderdduizend tot slaaf gemaakte personen<br />
in de drie koloniën ligt dat anders. De informatie voor deze<br />
grootste groep is summier, omdat registratiegegevens alleen<br />
voornamen en geboorteplaats bevatten. Het was Van Vloten<br />
gegund een paar zinnetjes Skepi te leren, voor de meerderheid<br />
van Skepi-sprekers was lezen en schrijven verboden, enkele uitzonderin<strong>gen</strong><br />
daargelaten zoals de tot slaaf gemaakten op de<br />
plantage Le Resouvenir in Demerara, ei<strong>gen</strong>dom van de uit<br />
Utrecht afkomstige Hermanus Hillebertus Post (1753-1809).<br />
Deze eveneens schatrijke maar verlichte plantagehouder had<br />
een zendeling en een zwarte schoolmeester Count (Graaf) aan<br />
zijn plantage verbonden, wat hem door koloniaal bestuur en<br />
andere kolonisten niet in dank werd af<strong>gen</strong>omen.<br />
De elite in het moederland<br />
Handelshuizen komen en gaan. De firma Doekscheer en Steenber<strong>gen</strong><br />
bijvoorbeeld, had tijdens haar bestaan vijftien lenin<strong>gen</strong><br />
op plantages in Berbice, Demerara en Essequebo in de portefeuille.<br />
Toen Doekscheer in 1789 overleed, werden de lenin<strong>gen</strong><br />
over<strong>gen</strong>omen door Portielje en Molkenboer. Zo zien we dat<br />
lenin<strong>gen</strong> migreerden naar andere handelshuizen en vaak ook<br />
naar handelshuizen in andere steden. Zo domineerden in 1818<br />
de lenin<strong>gen</strong> ondergebracht bij Amsterdamse handelshuizen.<br />
Van de eerder <strong>gen</strong>oemde 172 hypotheken waren er 90 (52%) in<br />
beheer bij Amsterdamse firma’s en 46 (27%) bij firma’s uit<br />
Middelburg.<br />
Opgesplitst naar handelshuis en gemeten naar het aantal opgegeven<br />
hypotheken en omvang van de hypotheken, domineerden<br />
in 1818 zes kantoren: Bijsterus Heemskerk, Boddaert & Co.,<br />
Spoors & Sprenger, Molkenboer & Portielje, Lespinasse, en<br />
Turing & Co. Andere kantoren die een rol speelden, waren<br />
Charbon & Zn., Frijmersum & Zn., J. Heemskerk, Ketwich &<br />
Voombergh en Wed. W. Borski, Schumacher, Van Vloten &<br />
Voombergh, en Van Beest.<br />
Onder de ei<strong>gen</strong>aren van plantages en de commissarissen van de<br />
handelshuizen zien we vaak bekende familienamen, van wie er<br />
vele een plek hebben gevonden in het ‘blauwe’ of ‘rode’ boekje<br />
DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST <strong>gen</strong>. 51
De tuin en het koetshuis van Keizersgracht 524 in<br />
Amsterdam, geschilderd in 1772 door Hendrik Keun. Het<br />
pand was ei<strong>gen</strong>dom van Nicolaas Doekscheer, rechts in<br />
blauwe ‘Japonsche rok’. Van links naar rechts, neef en<br />
zakenpartner Hendrik Steenber<strong>gen</strong>, Doekscheers<br />
echt<strong>gen</strong>ote Elizabeth Groen, een dienstbode, Reinier<br />
Steenber<strong>gen</strong> (broer van Hendrik) en een tuinman.<br />
Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />
(Nederland’s Patriciaat en Nederland’s Adelsboek). Tot in de allerhoogste<br />
krin<strong>gen</strong> trok men voordeel uit de plantage-economie in<br />
de West. Isaac Jan Alexander Gogel (1765-1821), met tussenpozen<br />
a<strong>gen</strong>t en later minister van Financiën in de periode 1798-<br />
1813, en Elias Canneman (1777-1861), commissaris-<strong>gen</strong>eraal<br />
van Financiën in 1813-1814, en van 1831 tot 1853 commissaris<br />
van de Nederlandse Handelsmaatschappij, hadden uitgebreide<br />
belan<strong>gen</strong> in Berbice, Demerara en Essquebo. Johannes Goldberg,<br />
directeur-<strong>gen</strong>eraal van het ministerie van Koophandel en<br />
Koloniën in de periode 1815-1818, was nauw betrokken bij de<br />
overdracht van de koloniën aan Engeland en was hecht<br />
bevriend met een aantal van de plantage-ei<strong>gen</strong>aren en hun<br />
families.<br />
De inventaris van 1818 biedt gedetailleerde informatie met<br />
betrekking tot de relaties zoals die bestonden tussen kolonisten<br />
in Essequebo, Demerara en Berbice aan de ene kant van de oceaan,<br />
en de zakelijke en bestuurlijke elite in Nederland aan de<br />
andere kant. Indirect levert het archiefstuk, samen met biografische<br />
en <strong>gen</strong>ealogische gegevens uit andere bronnen, inzicht in<br />
de mate waarin kolonisten er in slaagden grote fortuinen te vergaren,<br />
die in Nederland werden geïnvesteerd in bijvoorbeeld<br />
ijzergieterijen, steenbakkerijen en luxe buitenverblijven.<br />
Intrigerend in het archiefstuk is de stilte omtrent kwesties die<br />
we te<strong>gen</strong>woordig beschouwen als essentiële aspecten van een<br />
investeringsklimaat. Daartoe behoren zeker de demografische<br />
gegevens voor de meerderheid van de bevolking, de tot slaaf<br />
gemaakten. De negatieve bevolkingsontwikkeling van die groep<br />
gedurende een lange periode spreekt boekdelen. Haar leefwereld<br />
is Hobbiaans: nasty, cruel and short, smerig, beestachtig en<br />
kort. Geen van de observaties en zakelijke kanttekenin<strong>gen</strong> in<br />
het archiefstuk verraadt bezorgdheid over het verdienmodel:<br />
een plantage-economie gebaseerd op slavernij.<br />
Dit is opvallend omdat Nederlandse investeerders en kolonisten<br />
in geregeld contact stonden met Engeland, waar de lobby om<br />
slavenhandel te beteugelen en slavernij af te schaffen het politieke<br />
debat beheerste en de buitenlandse politiek beïnvloedde.<br />
Zachary Macaulay bijvoorbeeld, voorvechter voor afschaffing<br />
van slavernij en slavenhandel, vergezelde in 1814 de Engelse<br />
minister van Buitenlandse Zaken naar de onderhandelin<strong>gen</strong><br />
voorafgaand aan het Congres van Wenen om medewerking van<br />
andere Europese mo<strong>gen</strong>dheden te verwerven voor afschaffing<br />
van de slavenhandel. Er was geen vergelijkbare dynamiek in het<br />
Nederland van die tijd. Een ‘partij Negerwijven’, zoals <strong>gen</strong>oemd<br />
in het archiefstuk, lijkt alleen interessant omdat er niet voor<br />
betaald is. Het Soeverein Besluit van Willem I van 15 juni 1814<br />
om slavenhandel te verbieden aan Nederlandse onderdanen,<br />
zonder openbaar of parlementair debat, typeert geen bezorgdheid<br />
over slavenhandel of slavernij in het algemeen. Willem I<br />
ambieerde het koningschap van een Verenigd Koninkrijk der<br />
Nederlanden. Engelse medewerking was hierbij onmisbaar. Het<br />
verbod van 15 juni was essentieel om die Engelse steun te verwerven.<br />
De spannin<strong>gen</strong> in het koloniale verdienmodel veroorzaakten in<br />
Demerara in 1823 een van de grootste slavenopstanden op het<br />
westelijk halfrond toen twaalfduizend tot slaaf gemaakten<br />
rebelleerden. Deze opstand, en vergelijkbaar verzet in Jamaica,<br />
waren de voorbodes van het einde van slavernij in het Engelse<br />
koloniale rijk. In 1834, bijna een <strong>gen</strong>eratie voordat Nederland<br />
hiertoe overging in 1863, schafte Engeland de slavernij af. Veel<br />
van de toen nog in Brits Guiana wonende Nederlandse plantage-ei<strong>gen</strong>aars<br />
deelden royaal in de compensatiegelden die Engeland<br />
betaalde. •<br />
De bron online<br />
Een doorzoekbare en onverkorte transcriptie van de inventaris van<br />
grondei<strong>gen</strong>aren en hypotheken zoals aanwezig in de Engelse<br />
archieven en zoals kort beschreven in dit artikel, is te vinden op<br />
http://<strong>gen</strong>-magazine.blogspot.nl. De inventaris en verklarende<br />
teksten illustreren de langlopende belan<strong>gen</strong> die vele Nederlanders<br />
en andere Europeanen in 1818 hadden in Berbice, Demerara en<br />
Essequebo.<br />
Paul Koulen studeerde politieke wetenschappen, economie en<br />
geschiedenis. Hij woonde en werkte jarenlang in Guyana, Trinidad<br />
en West-Afrika.<br />
52 <strong>gen</strong>. DOSSIER NEDERLAND EN DE WEST
vrouwen en kinderen eerst<br />
L’histoire<br />
se répète?<br />
L’histoire se répète’. Het is zo’n uitdrukking die<br />
tegelijk waar en niet waar is. Er zijn namelijk altijd<br />
parallellen te trekken met het verleden – daarom<br />
is historische kennis ook écht nuttig – maar tegelijk gaan<br />
vergelijkin<strong>gen</strong> altijd mank. Want iedere situatie is altijd<br />
weer uniek. Nu ik deze column schrijf is iedereen nog vol<br />
van de twee terroristen die in Parijs uit naam van Allah de<br />
redactie van een satirisch tijdschrift hebben uitgemoord.<br />
Erna demonstreerden miljoenen mensen overal ter wereld<br />
vóór de vrijheid van meningsuiting. Opmerkelijk was dat<br />
regeringsleiders voorop liepen. Dat gaf een gevoel van<br />
saamhorigheid, al klonken er ook kritische geluiden over<br />
de hypocrisie van die staatshoofden. Toen ik daarover las,<br />
moest ik meteen denken aan Lysbeth Philips.<br />
Ooit kwam ik de naam van Lysbeth Philips te<strong>gen</strong> in een<br />
artikel van de literatuurcriticus Reinier Bakhuizen van den<br />
Brink. Ik kende haar niet, ging op onderzoek uit en vond<br />
archivalia. Het bleek een interessante vrouw met een<br />
spannend leven. Lysbeth Philips de Bisschop (1566-1652)<br />
was getrouwd met de kleermakerszoon Rem Bisschop<br />
(1571-1625), broer van een remonstrantse theoloog. Hij<br />
dreef handel in as die hij betrok uit Koningsber<strong>gen</strong>. Op<br />
zondag 19 februari 1617 werd hun huis aan de Koningsgracht<br />
(te<strong>gen</strong>woordig Singel 138) aangevallen omdat er<br />
een remonstrantse huisdienst werd gehouden. Jon<strong>gen</strong>s<br />
gooiden met stenen en het huis werd geplunderd. Lysbeth<br />
verliet als laatste het huis, vluchtte via de achterdeur en<br />
viel flauw in de tuin van burgemeester Jacob Witsen.<br />
Toen ze bijkwam en hij vroeg wat er aan de hand was,<br />
barstte ze los: ‘Ja, mijnheer, dit zijn nou de vruchten<br />
van de preken van uw predikanten, die het volk op deze<br />
manier te<strong>gen</strong> ons ophitsen.’ Niet lang erna werd Rem<br />
Bisschop voor de schepenen ontboden, maar Lysbeth<br />
ging in zijn plaats, om te zeg<strong>gen</strong> dat ze nog liever zelf de<br />
gevan<strong>gen</strong>is in ging dan haar<br />
‘Ik kamp,<br />
ik strijd,<br />
dan lig ik onder,<br />
dan boven’<br />
onschuldige man te sturen.<br />
Toen Rem Bisschop in 1625<br />
stierf, was Lysbeth Philips<br />
ontroostbaar. Pas na enkele<br />
maanden was ze in staat haar zwager te schrijven. In<br />
die brief bekent ze dat ze niet weet waar ze het zoeken<br />
moet van verdriet: ‘Ik kamp, ik strijd, dan lig ik onder,<br />
dan boven. Als ik dan meen dat ik wat gewonnen heb,<br />
dan overvalt de droefheid me weer zo dat mij de tranen<br />
uitvloeien en mijn bed nat maken.’ Maar ze troost zich,<br />
zo vervolgt ze, door te bedenken dat haar man nu bij<br />
God is en niet meer bang hoeft te zijn dat zijn huis wordt<br />
geplunderd of dat hij op het stadhuis wordt ontboden.<br />
In 1635 liet Lysbeth twee pakhuizen bouwen naast de<br />
Westerkerk. Het ene noemde ze ‘Het slot van Koningsber<strong>gen</strong>’,<br />
het andere ‘De drie astonnen’. Vijftien jaar later<br />
zat ze op de trekschuit naar Haarlem. Het gesprek ging<br />
over een boek dat dominee Trigland net had gepubliceerd.<br />
Iemand maakte zich boos over de manier waarop<br />
Trigland de godsdiensttwisten rond 1620 beschreef en<br />
memoreerde de plundering van het huis van Rem Bisschop.<br />
Lysbeth mengde zich in het gesprek en vond een<br />
welwillend oor voor haar belevenissen van dertig jaar<br />
eerder. In haar ei<strong>gen</strong> kring werd dit een mooie anekdote.<br />
Als ze het verhaal van de trekschuit vertelde, placht ze<br />
te eindi<strong>gen</strong> met een pleidooi voor verdraagzaamheid:<br />
‘Ik verklaar u, indien die predikanten zo vervolgd zouden<br />
worden als wij, dat mijn huis voor hen open zou staan,<br />
en dat ik hen met <strong>gen</strong>e<strong>gen</strong>heid zou ontvan<strong>gen</strong>. En dat<br />
moeten jullie ook doen.’ Een soort ‘Je suis Charlie’ dus.<br />
In haar geplunderde huis is in 1940 de verzetskrant Vrij<br />
Nederland opgericht, het pakhuis bij de Westerkerk waar<br />
Lysbeth Philips haar bedrijf runde, is nu het Anne Frank<br />
Huis. L’histoire se répète? Of moet ik zeg<strong>gen</strong>: toeval<br />
bestaat niet?<br />
Els Kloek is historica. Zij schreef onder meer<br />
1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis.<br />
<strong>gen</strong>. 53
armoriaal<br />
Met ingang van dit nummer van Gen. is deze rubriek gewijd aan interessante heraldische objecten<br />
uit de verzamelin<strong>gen</strong> van het Centraal Bureau voor Genealogie. De inventarisatie daarvan staat in<br />
nauwe betrekking tot de uitbreiding van de online Heraldische Databank (heraldischedatabank.nl).<br />
Wij beloven een rijk en gevarieerd menu.<br />
Vereerd door keizer Rudolf<br />
In de zestiende eeuw was Antwerpen<br />
het belangrijkste centrum van boekdrukkunst<br />
van de Nederlanden. De stad<br />
had haar positie vooral te danken aan de<br />
reputatie van de drukkerij van Christoffel<br />
Plantijn (1520-1589).<br />
Al deze boeken moesten worden geïllustreerd.<br />
Hele families waren aan het werk<br />
om de boeken van gegraveerde platen<br />
te voorzien. Maar gravures dienden niet<br />
alleen als illustratie, ze werden bijvoorbeeld<br />
ook vervaardigd om schilderijen mee<br />
te reproduceren. Door de verspreiding van<br />
dergelijk beeldmateriaal werd de belevingswereld<br />
van de mensen in de Nieuwe<br />
Tijd veel groter.<br />
De binnen de familie<br />
doorgegeven kennis<br />
en vaardigheid<br />
kwamen voort uit<br />
het graveren van<br />
harnassen<br />
Een van de graveursfamilies was (De)<br />
Sadeler: een dynastie van Antwerpse<br />
graveurs met namen als Jan, Raphael,<br />
Aegidius (Gilles) en Marcus Christoph. De<br />
familie was oorspronkelijk afkomstig uit<br />
Aalst. De binnen de familie doorgegeven<br />
kennis en vaardigheid kwamen voort uit<br />
het graveren van harnassen, al zal – gezien<br />
hun naam – het zadelmaken tot hun oudste<br />
stiel hebben behoord.<br />
Bekendste telg is de graveur-schilder<br />
Aegidius II Sadeler (omstr. 1570 - Antwerpen<br />
1629) die na talloze succesvolle<br />
omzwervin<strong>gen</strong> in 1597 in Praag belandde.<br />
Hij mocht gravures maken van de grote<br />
schilderijencollectie van Rudolf II, keizer<br />
van het Heilige Roomse Rijk (1552-1612).<br />
Bovendien graveerde hij ook de beeltenis<br />
van de vorst met harnas en lauwerkrans<br />
– en onvermijdelijke Habsburgse lip. De<br />
hypersensitieve Rudolf was niet zo van het<br />
regeren. Hij dwaalde graag rond in zijn zelf<br />
geschapen biotoop van alchemie, rariteiten<br />
en kunst. Waarschijnlijk vonden vorst en<br />
kunstenaar elkaar in de bewondering van<br />
de objecten in Rudolfs verzameling. Het<br />
moet voor de kunstenaar ongelooflijk<br />
inspirerend zijn geweest om zo in contact<br />
te staan met een steeds verder uitdijende<br />
wereld, die hij op zijn beurt zelf weer<br />
voedde met zijn prenten.<br />
De goede verstandhouding tussen keizer<br />
en graveur mondde kennelijk uit in een<br />
vorstelijk gebaar, want het hiernaast<br />
afgebeelde wapen is vrijwel zeker aan<br />
Aegidius verleend door keizer Rudolf II en<br />
deze tekening is daar waarschijnlijk weer<br />
een afschrift van. Dat beweert tenminste<br />
een nakomeling, Abraham, die de tekening<br />
liefdevol en met een verguld randje in<br />
de familiebijbel opnam. Het bijschrift van<br />
de wapentekening luidt: ‘Het Wapen Van<br />
het Geslacht der Sadelers / Haer vereert<br />
door Kijzer Rudolphi / Deese Bijbel is door<br />
mijn Abraham de Sadeler gecocht/ Anno<br />
1643 om naer mijn Overlijden op de Linie<br />
en geslacht der Sadelers te succederen<br />
vol<strong>gen</strong>s mijn speciale dispositie.’<br />
De kwaliteit van deze tekening staat duidelijk<br />
niet in verhouding tot de talenten van<br />
de Sadelers: de gaande leeuw heeft iets<br />
weg van een witte poedel.<br />
Links bovenin hebben we voor deze<br />
gele<strong>gen</strong>heid een rond etiket onzichtbaar<br />
gemaakt. Aan de hand van het etiket<br />
vermoeden we een herkomst uit de voormalige<br />
collectie Baert de Waerde, die in de<br />
collecties van het CBG is opgegaan.<br />
Guus van Breugel<br />
is heraldicus bij het CBG<br />
54 <strong>gen</strong>.
<strong>gen</strong>. 55
kijk op bronnen<br />
Wezen en<br />
bestedelin<strong>gen</strong><br />
Het verhaal dat schuilgaat achter <strong>gen</strong>ealogische feiten doet je soms eeuwen later<br />
nog huiveren. In primaire bronnen als doop-, trouw- en begraafregisters zie je<br />
moeders die stierven in het kraambed en vaders die enkele jaren daarna overleden,<br />
waarna hun kleine kinderen als wees achterbleven. tekst Martine Zoeteman-van Pelt<br />
In zo’n geval komen secundaire bronnen<br />
als archieven van weeskamers in<br />
beeld. Daar kwamen die kinderen<br />
immers vervol<strong>gen</strong>s terecht. In een<br />
weeshuis kre<strong>gen</strong> ze een opleiding en<br />
onderdak tot ze op ei<strong>gen</strong> benen konden<br />
staan. Elke stad had wel één weeshuis,<br />
en soms zelfs meerdere. Maar hoe zat het<br />
op het platteland? Daar is veel minder<br />
over bekend.<br />
Platteland<br />
Er was slechts een beperkt aantal weeshuizen<br />
buiten de steden. Bovendien<br />
waren ze over het algemeen veel kleiner.<br />
Van de circa 145 weeshuizen in de Noordelijke<br />
Nederlanden tussen 1560 en 1795<br />
stonden er 42 op het platteland. Het<br />
merendeel daarvan bevond zich in dorpen<br />
in Holland.<br />
Op het platteland werden kinderen<br />
ondergebracht bij andere gezinnen, als<br />
zo<strong>gen</strong>aamde bestedelin<strong>gen</strong>. Nu is het<br />
begrip bestedeling vrij breed: het betreft<br />
iemand die wordt ‘uitbesteed’ in een<br />
gezin en daar kost en inwoning heeft. Het<br />
gaat dus niet uitsluitend om kinderen. Ik<br />
beperk me hier echter tot de jonge wezen.<br />
In eerste instantie zal gepoogd zijn de<br />
weeskinderen onder te bren<strong>gen</strong> bij familie;<br />
indien dit niet mogelijk was, werden<br />
zij uitbesteed. De gezinnen waarin zij<br />
werden op<strong>gen</strong>omen kre<strong>gen</strong> daarvoor een<br />
jaarlijkse vergoeding. Hierdoor is zo’n<br />
kind ook jaar na jaar te vol<strong>gen</strong> in het<br />
archief van de betreffende gemeente.<br />
Als er geen onderhandse regeling kon<br />
De bestedeling<br />
ging naar de<strong>gen</strong>e<br />
die het laagste<br />
bedrag voor<br />
de zorg vroeg<br />
worden getroffen, kwam er een openbare<br />
aanbesteding. Die vond meestal plaats in<br />
een publieke ruimte, zoals een herberg of<br />
gemeentehuis. De bestedelin<strong>gen</strong> waren<br />
daar ‘op zicht’ ook bij. Geïnteresseerden<br />
kre<strong>gen</strong> er informatie over afkomst en<br />
karaktertrekken van de bestedeling. Later<br />
maakte dit plaats voor een openbare<br />
inschrijving. Een systeem dat in sommige<br />
gemeenten een paar jaar geleden werd<br />
heruitgevonden, toen zij de zorg gin<strong>gen</strong><br />
aanbesteden, weliswaar nu geanonimiseerd<br />
via internet…<br />
De bestedeling ging naar de<strong>gen</strong>e die het<br />
laagste bedrag voor de zorg vroeg. Dit<br />
behoeft echter nuancering: zo gaf men in<br />
het Drentse Gieten weeskinderen niet<br />
zomaar mee. Na de aanbesteding overlegde<br />
de kerkenraad of ze de kinderen<br />
meegaf of niet. Van de besteding werd een<br />
contract opgesteld. Op papier bood dit de<br />
bestedeling bescherming, maar in de praktijk<br />
ging het er niet altijd goed aan toe.<br />
56 <strong>gen</strong>.
Literatuur<br />
en bronnen<br />
S. Groenveld, J.J.H. Dekker en<br />
Th.R.M. Willemse, Wezen &<br />
boefjes. Zes eeuwen zorg in<br />
wees- en kinderhuizen (Hilversum<br />
1997); A.L. Kort, Geen<br />
cent te veel: armoede en<br />
armenzorg op Zuid-Beveland,<br />
1850-1940 (Hilversum 2001);<br />
Regionaal archief Dordrecht,<br />
archief Maatschappelijk<br />
hulpbetoon, inv.nr. 58 ‘Lijsten<br />
houdende een opgave van de<br />
bestedelin<strong>gen</strong> 1959-1964’;<br />
Archief Weeskamer ’s-Gravendeel.<br />
Met dank aan Will<br />
van Velsen van de Historische<br />
Vereniging ’s-Gravendeel,<br />
voor het beschikbaar stellen<br />
van haar transcriptie.<br />
Zie: nota bene@<strong>gen</strong> voor<br />
een geannoteerde versie<br />
van dit artikel.<br />
Boeren en kinderen bij een boerderij, ongedateerde prent van J.C. Janson. In het midden<br />
een vrouw met vier kinderen, van wie zij er één in haar armen houdt. Rechts op de<br />
voorgrond een man met een kind aan de leiband. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />
Dorpswezen in de archieven<br />
Ook al was er geen weeshuis in een dorp,<br />
dan kon er toch een weeskamer zijn: een<br />
college dat zich bezighield met het beharti<strong>gen</strong><br />
van de belan<strong>gen</strong> van wezen. Om<br />
dieper op het fenomeen bestedelin<strong>gen</strong> in<br />
te gaan, is het weeskamerarchief van een<br />
dorp van de Zuid-Hollandse eilanden<br />
bestudeerd. Dat dit archief voor ’s-Gravendeel<br />
bewaard is gebleven, is zeer prettig,<br />
omdat het merendeel van de doop- en<br />
trouwboeken voor die plaats ontbreekt.<br />
De termijn van besteding varieerde. In<br />
1652 werden de twee minderjarige weeskinderen<br />
van Jan Bastiaens en Lintien<br />
Aerts een jaar lang ondergebracht. Willem<br />
Jans werd besteed bij een zekere Arij<br />
Andriesse Aerdoom en zijn zusje Maycke<br />
bij Jacob Jans Bour. Een besteding kon<br />
na een jaar verlengd worden, maar Maycke<br />
en Willem veranderden het jaar<br />
daarop beiden van gezin, overi<strong>gen</strong>s zonder<br />
dat de reden daarvan bekend is. Zij<br />
werden nu voor zes jaar uitbesteed: Willem<br />
naar Sent Cornelisse Bour en Maycke<br />
naar Barent Bartholomeusse. Lijsbeth<br />
Jacobs Ceuijsmeuijs werd voor drie<br />
jaar besteed bij de hiervoor <strong>gen</strong>oemde<br />
Arij Andriesse Aerdoom, die blijkbaar<br />
vaker bestedelin<strong>gen</strong> in huis opnam.<br />
Het was dus mogelijk dat kinderen uit<br />
één gezin uit elkaar werden gehaald en<br />
zelfs buiten het ei<strong>gen</strong> dorp terecht kwamen.<br />
Verhuizing naar een ander dorp<br />
kwam vaak voor, maar de kinderen die<br />
buiten ’s-Gravendeel werden geplaatst,<br />
vertrokken waar mogelijk wel naar familie,<br />
zoals blijkt uit een besluit van 9 april<br />
1696: ‘Cors Jansse Huijsman, wonende te<br />
Zwijndrecht, krijgt te alimenteren Aerijaentje<br />
Jans Huijsman, oud omtrent 10<br />
jaar, nagelaten kind van zijn overleden<br />
broeder Jan Jans Huijsman. Aert Jansse<br />
Huijsman, wonende te Puttershoek,<br />
krijgt te alimenteren Arijen Jansse Huijsman,<br />
oud omtrent 8 jaar, nagelaten<br />
zoontje van voornoemde Jan Jans Huijsman.’<br />
De twee jongste kinderen uit het gezin,<br />
van 7½ en 2 jaar, werden wel in ’s-Gravendeel<br />
besteed, zij het bij verschillende<br />
families. •<br />
Martine Zoeteman-van Pelt is onderzoeksmedewerker<br />
van het CBG<br />
<strong>gen</strong>. 57
iconografie<br />
Tentoonstelling over adellijke familieportretten op Duivenvoorde<br />
Mensen<br />
van aanzien<br />
Portrettencollecties veranderen van <strong>gen</strong>eratie op <strong>gen</strong>eratie. Via de mannelijke of vrouwelijke<br />
lijn worden portretten door vererving toegevoegd, andere verdwijnen juist weer. Dit<br />
was ook het geval met de portretten rond het zeventiende-eeuwse echtpaar Jacob<br />
van Wassenaer en Jacoba van Lyere. Ze zijn binnenkort samen te zien tijdens de<br />
tentoonstelling ‘Adellijke familieportretten op Duivenvoorde’. tekst Sabine Craft-Giepmans<br />
Op kasteel Duivenvoorde in Voorschoten hangt een<br />
rijke collectie familieportretten van de adellijke families<br />
die Duivenvoorde bijna acht eeuwen lang via vererving<br />
in ei<strong>gen</strong>dom hadden: Van Wassenaer (dertiende-achttiende<br />
eeuw), Steengracht (ne<strong>gen</strong>tiende eeuw) en<br />
Schimmelpenninck van der Oye (twintigste eeuw). In 1960<br />
besloot de laatste ei<strong>gen</strong>aresse het kasteel onder te bren<strong>gen</strong> in<br />
de Stichting Duivenvoorde. De geschiedenis van een aantal<br />
portretten van het echtpaar Jacob van Wassenaer (1649-1707)<br />
en Jacoba van Lyere (1651-1693), aangevuld met enkele van hun<br />
directe familieleden, is exemplarisch voor de mobiliteit van<br />
menig portret.<br />
Johan van Wassenaer<br />
De portretten van de familie Van Wassenaer waren verdeeld<br />
over hun Haagse huis, gele<strong>gen</strong> op de hoek van de Kneuterdijk<br />
en het Lange Voorhout, en het kasteel in Voorschoten. Helaas<br />
zijn er geen inventarissen met informatie over wat er in Voorschoten<br />
hing en wat in Den Haag en is het dus een beetje gissen<br />
wat waar thuis hoorde. Johan van Wassenaer (1576-1645),<br />
bouwheer van het Haagse huis, liet zich in 1643 tweemaal met<br />
zijn familie door Johannes Mijtens (1614-1670) portretteren.<br />
Omdat op een van de twee portretten het kasteel op de achtergrond<br />
is te zien, lijkt het vanzelfsprekend dat juist die variant<br />
in Den Haag werd opgehan<strong>gen</strong>. Mogelijk als een persoonlijke<br />
herinnering aan zijn buitenhuis, maar eerder als een statement<br />
voor bezoekers, die zo kre<strong>gen</strong> ingeprent dat hij<br />
Te<strong>gen</strong>woordig hangt er op het kasteel een aantal portretten van<br />
Johans kleinzoon Jacob, die trouwde met Jacoba van Lyere. De<br />
meeste hebben pas in de twintigste eeuw door aankoop of<br />
bruikleen hun plek aan de muren van Duivenvoorde gevonden.<br />
Door Jacobs huwelijk met Jacoba van Lyere kwam de heerlijkheid<br />
Catwijk in de familie. De tak Duivenvoorde zou zich in de<br />
ne<strong>gen</strong>tiende eeuw Van Wassenaer van Catwijk gaan noemen.<br />
De belangstelling voor de Van Lyeres is dan ook niet verwonderlijk.<br />
De portretten die in de loop van de vorige eeuw de collectie<br />
van Duivenvoorde aanvulden, keerden soms terug naar<br />
de plaats waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. De meeste<br />
portretten zullen echter nooit fysiek op het kasteel aanwezig<br />
zijn geweest en staan louter in relatie tot Jacob van Wassenaer<br />
58 <strong>gen</strong>.
en diens echt<strong>gen</strong>ote. Vooral W.A.A.J. baron Schimmelpenninck<br />
van der Oye (1889-1957), de een na laatste ei<strong>gen</strong>aar van het kasteel,<br />
had een grote belangstelling voor de bewonersgeschiedenis<br />
van Duivenvoorde en hij kocht in 1941 het eerste voorvaderportret<br />
uit de familie Van Lyere aan. Deze lijn werd voortgezet<br />
door de Stichting Duivenvoorde toen zij in 1963 overging tot de<br />
acquisitie van een familiegroep en werd in 2004 gecomplementeerd<br />
door de aanwinst van een prachtig portret van Jacob zelf.<br />
Jacob van Wassenaer<br />
Jacob van Wassenaer was de oudste zoon van Arent (1610-1681)<br />
en diens achternicht Anna Margaretha van Scherpenzeel (1622-<br />
1662). Er zijn van hem vele portretten bewaard gebleven, waardoor<br />
hij van kindertijd tot op latere leeftijd gevolgd kan worden.<br />
Als klein ventje staat hij afgebeeld op een groot schilderij dat<br />
Gerard van Honthorst (1590-1656) rond 1650 schilderde. Waarschijnlijk<br />
was het oorspronkelijk bestemd voor het Haagse<br />
Wassenaerhuis, maar het is in ieder geval in de vroege achttiende<br />
eeuw overgebracht naar kasteel Duivenvoorde, waar het<br />
nu deel uitmaakt van het grote decoratieprogramma van de<br />
Johan van Wassenaer van Duivenvoorde en zijn twee<br />
overleden echt<strong>gen</strong>otes Maria van Voerst en Clara de<br />
Hinojosa, geportretteerd door Johannes Mijtens in 1643.<br />
Foto RKD – Nederlands instituut voor<br />
kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
zo<strong>gen</strong>aamde Marotzaal. Jacobs vader, in harnas met oranje<br />
sjerp, was kolonel in het Staatse leger van stadhouder Frederik<br />
Hendrik. Met zijn compagnie te paard streed hij mee bij de<br />
belegering van Maastricht voordat hij in 1664 gouverneur van<br />
Willemstad werd. Hoewel zoon Jacob zich al op jonge leeftijd<br />
in de garnizoensstad bij zijn vader voegde, leidde dit niet tot<br />
een militaire carrière.<br />
In september 1668 trouwde Jacob op ne<strong>gen</strong>tienjarige leeftijd<br />
met de zestienjarige Jacoba van Lyere. Ze zullen elkaar ongetwijfeld<br />
in Den Haag hebben ontmoet. Jacoba woonde met<br />
haar moeder Maria van Reygersberch (1638-1673) ‘om de hoek’<br />
aan het Lange Voorhout 56, het huidige hotel Des Indes. In<br />
zijn huwelijksjaar kreeg Jacob van zijn vader de heerlijkheid<br />
Voorschoten, waardoor hij al op jonge leeftijd de kans kreeg<br />
om belangrijke functies te vervullen. Als heer van Voorschoten<br />
kon hij toetreden tot de Hollandse ridderschap en benoemd<br />
<strong>gen</strong>. 59
Jacob van Wassenaer in ‘japonsche rok’, door Willem van<br />
Mieris, omstreeks 1690. Foto RKD – Nederlands instituut<br />
voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
Arent van Wassenaer met zijn vrouw Anna Margaretha<br />
van Scherpenzeel en hun zoon Jacob, door Gerard van<br />
Honthorst, omstreeks 1650. Foto RKD – Nederlands<br />
instituut voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
worden tot gecommitteerde raad en lid van de Staten-Generaal.<br />
In 1674 volgde hij bovendien zijn vader op als hoogheemraad<br />
van Rijnland. Het jonge gezin zou in het Haagse Wassenaerhuis<br />
gaan wonen, terwijl vader Arent zich terugtrok op Duivenvoorde.<br />
Jacoba stierf op 42-jarige leeftijd in het kraambed na de<br />
geboorte van haar veertiende kind.<br />
Symbolische elementen<br />
De Haagse schilder Pieter Nason (1611-1689) schilderde de portretten<br />
van het jonge echtpaar. Het portret van Jacob maakt deel<br />
uit van een serie van drie met zijn broer en zus waarin zij allen<br />
gekleed zijn à la romaine. Door de toevoegin<strong>gen</strong> van gefantaseerde<br />
antieke kostuumelementen wordt Jacob als een Romeinse<br />
bevelhebber neergezet. Het gebruik van deze gefantaseerde<br />
kostuums is een portretmode die rond het midden van de<br />
zeventiende eeuw opkomt. In de vroegste voorbeelden uit de<br />
eerste helft van de zeventiende eeuw is er sprake van een zuiver<br />
rollenspel: de geportretteerde wordt verbeeld als een bepaalde<br />
bijbelse, literaire of mythologische figuur. Symbolische elementen<br />
verraden daarbij zijn of haar rol. Een pijl en boog voor<br />
Diana, de godin van de jacht, of een helm en bijl voor de god<br />
van de oorlog Mars. In de loop van de jaren 1660 verva<strong>gen</strong> de<br />
verhalen maar blijven de gefantaseerde kostuums gehandhaafd.<br />
Het Romeinse militaire kostuum past stoere jon<strong>gen</strong>s en mannen<br />
en zal bedoeld zijn om te appelleren aan succesvol leiderschap.<br />
In 1671 schilderde Nason ook het portret van Jacoba en<br />
gezamenlijk hangt het paar nu in de eetzaal van Duivenvoorde.<br />
De Van Wassenaer portretten uit deze lijn zijn verspreid geraakt<br />
maar door vererving wel in bezit van de familie gebleven.<br />
Omstreeks 1690 werd Jacob geschilderd door de Leidse fijnschilder<br />
Willem van Mieris (1662-1747). Hij zit ontspannen<br />
naast een schrijftafel met diverse attributen die verwijzen naar<br />
zijn functie als hoogheemraad van Rijnland. Hij draagt een<br />
gevoerde kamerjas, een zo<strong>gen</strong>aamde ‘japonsche rok’, een typische<br />
laat-zeventiende-eeuwse huisdracht van de betere klasse.<br />
Het is niet te achterhalen of dit stuk oorspronkelijk in het Haag-<br />
Jacob van Wassenaer draagt<br />
een ‘japonsche rok’, een typische<br />
laat-zeventiende-eeuwse<br />
huisdracht van de betere klasse<br />
60 <strong>gen</strong>.
Jacob van Wassenaer à la romaine en Jacoba van Lyere, door Pieter Nason. Het laatste portret dateert uit 1671.<br />
Foto RKD – Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
se Wassenaerhuis hing, of op Duivenvoorde. Het portret werd,<br />
vermoedelijk vanwege de specifieke artistieke en overeenkomstige<br />
financiële waarde, al in de achttiende eeuw door de familie<br />
verkocht. Dat is uitzonderlijk, daar de portrettencollectie doorgaans<br />
in de familie blijft voor het nageslacht en bij de verdeling<br />
van erfenissen vooral de andere schilderijen op de markt kwamen.<br />
Hoe dan ook, het schilderij verdween uit het zicht en<br />
maakte lang onderdeel uit van een Duitse museumcollectie. In<br />
2004 kon het voor de Stichting Duivenvoorde worden aangekocht.<br />
Een loopje met de realiteit<br />
Twee portretten die nooit op Duivenvoorde hebben gehan<strong>gen</strong>,<br />
maar wel in de familie zijn vererfd, zijn die van Jacoba’s ouders:<br />
Willem van Lyere (1620-1654) en Maria van Reygersberch<br />
(1628-1673). Willem was de puissant rijke heer van Oosterwijk.<br />
Toen begin 1654 de hoge heerlijkheden van Katwijk en ’t Sant te<br />
koop waren, kon hij ze verwerven voor 110 duizend Vlaamse<br />
ponden, equivalent van zo’n vijftien miljoen euro. Het jonge<br />
gezin, met twee kleine kinderen, vestigde zich op de hofstede<br />
Op ’t Sant. Veel geluk heeft het bezit hem niet gebracht, want<br />
binnen een jaar werd hij ziek en hij overleed op 35-jarige leeftijd.<br />
Zijn treurige echt<strong>gen</strong>ote liet ter herinnering aan hem door<br />
Rombout Verhulst (1624-1698) een monumentaal grafmonument<br />
maken in de kerk van Katwijk aan de Rijn. Willem ligt in vol<br />
ornaat in harnas en naast hem werd alvast haar ei<strong>gen</strong> beeltenis<br />
in steen geplaatst. Het zou nog bijna twintig jaar duren voordat<br />
ook zij in de grafkelder onder het monument werd gelegd.<br />
Het jonge echtpaar werd in hun huwelijksjaar 1651 door Cornelis<br />
Jonson van Ceulen (1593-1661) geschilderd. Jonson, geboren<br />
uit Vlaamse ouders in Londen, had zich ontwikkeld tot een zeer<br />
succesvol portretschilder van de Engelse aristocratie. Bij de val<br />
van koning Karel I liepen zijn opdrachten zo terug dat hij uitweek<br />
naar de Republiek om daar een nieuwe carrière te starten.<br />
Beide echtelieden schilderde hij modieus gekapt en gekleed in<br />
rijke, glanzende stoffen. Vooral in het portret van Maria van<br />
Reygersberch neemt de schilder echter een loopje met de realiteit.<br />
Haar japon heeft zulke volumineuze mouwen dat Maria<br />
nog amper haar armen zou hebben kunnen bewe<strong>gen</strong>. Deze<br />
japon is waarschijnlijk een geïdealiseerde portretmode die niet<br />
direct te plaatsen en daardoor niet dateerbaar wordt. Vooral dat<br />
laatste was interessant voor de veeleisende opdrachtgever;<br />
hierdoor raakte een portret minder snel gedateerd. Want net<br />
zoals te<strong>gen</strong>woordig was mode in de zeventiende eeuw aan<br />
snelle veranderin<strong>gen</strong> onderhevig – en tot treurnis van strenge<br />
dominees werd daar door sommi<strong>gen</strong> veel te veel aandacht aan<br />
besteed.<br />
<strong>gen</strong>. 61
Willem van Lyere, vereeuwigd door Paulus<br />
Moreelse in 1627. Dit portret werd in 1941<br />
aangekocht door W.A.A.J. baron<br />
Schimmelpenninck van der Oye.<br />
Foto RKD – Nederlands instituut voor<br />
kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
Willem van Lyere en Maria van Reygersberch, geschilderd in hun<br />
huwelijksjaar 1651 door Cornelis Jonson van Cuelen.<br />
Foto RKD – Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis, Den Haag<br />
Haar japon heeft zulke<br />
volumineuze mouwen dat Maria<br />
nog amper haar armen zou<br />
hebben kunnen bewe<strong>gen</strong><br />
Vrouwe van Katwijk<br />
De schilderijen van Jonson van Ceulen vererfden met de heerlijkheid<br />
van Katwijk in de familietak Van Wassenaer van Catwijk.<br />
Uiteindelijk belandden zij zelfs in een tentoonstelling in<br />
Rome waar ze in 1928 werden gesignaleerd als bruikleen uit een<br />
museum uit het Noord-Italiaanse Trento. Pas na grondige<br />
bestudering van de familie<strong>gen</strong>ealogie bleek dat een ongetrouwde<br />
broer en zuster Van Wassenaer in respectievelijk 1927 en<br />
1934 zijn overleden in het nabij gele<strong>gen</strong> kuuroord Merano. Zij<br />
zullen de bruikleengevers zijn geweest. En ook nu is het de<br />
familie Van Wassenaer die de portretten leent aan Duivenvoorde,<br />
waar Maria en Willem thans een plek op de overloop hebben.<br />
Na de dood van haar echt<strong>gen</strong>oot werd Maria vrouwe van Katwijk,<br />
waar ze ook ’s zomers bleef wonen. Huis Op ’t Sant werd<br />
verbouwd tot Hof te Catwijk. In een portret door Adriaan Hanneman<br />
(1604-1671), dat hij 1663 schilderde, wordt Maria geflankeerd<br />
door haar twee kinderen Jacoba en Willem (1653-1706).<br />
Beide kinderen trouwden met een Van Wassenaer. Jacoba zoals<br />
gezegd met Jacob en Willem met Jacobs zuster Geertruyd Anna<br />
(1659-1694). Het portret door Hanneman vererfde binnen de<br />
familie totdat het in de vroege twintigste eeuw te koop werd<br />
aangeboden. De toenmalige bewoner van het kasteel, baron<br />
Schimmelpenninck van der Oye, was direct geïnteresseerd om<br />
het voor Duivenvoorde te verwerven, maar kon financieel niet<br />
tot overstemming komen met de verkopende partij. Pas na zijn<br />
dood kocht het eerste bestuur van Stichting Duivenvoorde het<br />
grote doek aan. De baron slaagde er zo’n dertig jaar eerder wel<br />
in om een ander Van Lyere-portret te bemachti<strong>gen</strong>, namelijk<br />
dat van Willem van Lyere (1588-1649), de vader van de kortstondige<br />
heer van Katwijk. Dit portret schilderde Paulus<br />
Moreelse (1571-1638) in 1627, kort voor het vertrek van Willem<br />
naar Venetië. Van Lyere was daar benoemd als ambassadeur<br />
van de Republiek en in de jaren 1630 zou hij die functie in<br />
Parijs vervullen. Helaas overleed hij voordat zijn zoon in het<br />
huwelijk trad met Maria van Reygersberch. Vanuit zijn functie<br />
en achtergrond zal hij de familie Van Wassenaer ongetwijfeld<br />
hebben gekend. Op Duivenvoorde hangt hij in de buurt van zijn<br />
zoon en kleinkinderen in de eetzaal.<br />
•<br />
Tentoonstelling Alle hierboven beschreven portretten zijn van 18<br />
april tot en met 24 oktober 2015 te zien op de tentoonstelling<br />
Adellijke familieportretten op Duivenvoorde in Kasteel Duivenvoorde,<br />
Laan van Duivenvoorde 4 te Voorschoten.<br />
Sabine Craft-Giepmans is Teamhoofd Beeldende kunst tot 1750<br />
van de afdeling Collectie & Onderzoek van het RKD en medesamensteller<br />
van de tentoonstellingscatalogus Adellijke familieportretten<br />
op Kasteel Duivenvoorde (Zwolle: WBooks 2015)<br />
62 <strong>gen</strong>.
digitaal<br />
Vergeten<br />
Het recht op<br />
privacy en<br />
het recht op<br />
informatie<br />
over het<br />
verleden<br />
botsen met<br />
elkaar<br />
nen inzien. Het recht op privacy en het recht op informatie over het verleden botsen dus<br />
met elkaar. Voor papieren dossiers is er een beproefde oplossing: beperk toegang gedurende<br />
een bepaalde tijd. Voor recente gegevens wint dan het recht op privacy en voor oude<br />
gegevens wint het recht op informatie.<br />
Een nieuwe Europese richtlijn zorgt ervoor dat burgers het<br />
recht hebben om vergeten te worden. Ze kunnen zoekmachines<br />
vra<strong>gen</strong> om resultaten die niet meer relevant zijn<br />
te laten verwijderen. Je dronken selfie zal dan niet meer<br />
bovenaan komen als een potentiële werkgever op je naam<br />
zoekt. De richtlijn is in eerste instantie op zoekmachines<br />
gericht, maar bredere regelgeving is in de maak.<br />
Als <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong> zijn we gewend dat persoonsgegevens na<br />
verloop van tijd openbaar worden, ook als dat pijnlijk is voor<br />
nabestaanden. Oma wou misschien niet toegeven dat ze<br />
een ‘voorkind’ had en vader verzweeg dat hij in een psychiatrische<br />
inrichting had gezeten, maar na honderd jaar<br />
is deze informatie voor iedereen toegankelijk. Als zij een<br />
beroep hadden kunnen doen op het recht om vergeten te<br />
worden, hadden ze die dossiers vast laten verwijderen en<br />
hadden hun nakomelin<strong>gen</strong> die informatie niet meer kun-<br />
Bij digitale informatie geldt dat openbare informatie meestal ook goed vindbaar is. Mensen<br />
worden daardoor vaker geconfronteerd met ongewenste of achterhaalde informatie<br />
over zichzelf. De oplossing die de EU gekozen heeft, is een andere dan bij de papieren situatie:<br />
niet het beperken van toegang, maar de mogelijkheid om gegevens en verwijzin<strong>gen</strong><br />
naar die gegevens te laten wissen. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de informatie op<br />
termijn wel beschikbaar te maken. De privacy wint dus en toekomstige geschiedschrijvers<br />
zullen zich moeten behelpen met gecensureerde informatie.<br />
Deze ontwikkeling past binnen een bredere discussie over digitale duurzaamheid. Tot nu<br />
toe ging die vooral over toegankelijk houden van informatie ondanks verouderende<br />
informatiedragers (wie kan een 5” diskette nog gebruiken?)<br />
en bestandsformaten. Maar als we nu toestaan dat gegevens<br />
op verzoek verwijderd kunnen worden, wordt digitale<br />
informatie nog vluchtiger.<br />
Algemeen Rijksarchivaris Marens Engelhard vroeg tijdens<br />
het iBestuur congres 2015 aandacht voor deze gevol<strong>gen</strong> van<br />
het recht om vergeten te worden. Een van zijn stellin<strong>gen</strong> was:<br />
‘Vernietiging van persoonsgegevens leidt ertoe dat het verleden<br />
niet langer goed reconstrueerbaar zal zijn’. Ik hoop dat<br />
de wetgever naar hem zal luisteren. Maar die denkt vast meer<br />
aan het belang van levende (en stemmende!) mensen dan<br />
aan het belang van geschiedschrijving over de doden.<br />
Yvette Hoitink<br />
<strong>gen</strong>ealoog en IT-consultant<br />
63 <strong>gen</strong>.<br />
<strong>gen</strong>. 63
@EricHennekam<br />
Het kadaster<br />
en het frame van<br />
je stamboom<br />
De basis van <strong>gen</strong>ealogisch onderzoek is niets meer of minder dan<br />
zoeken naar namen van personen, naar data en naar plaatsen van<br />
geboorte, huwelijk en overlijden. Deze gegevens vormen het frame<br />
van elke stamboom of kwartierstaat. Alle bronnen die<br />
persoonsgegevens bevatten, lenen zich daarvoor. Een bron waar je<br />
misschien niet zo snel aan denkt, is het kadaster.<br />
Databestanden<br />
Vandaag de dag staan de gegevens van elke Nederlander in<br />
meer dan vijftienhonderd databases of bronbestanden. Ook<br />
in het verleden werden overal gegevens van personen<br />
geregistreerd. Voor het zoeken naar personen, in welke<br />
periode van de geschiedenis dan ook, probeer ik me met<br />
behulp van literatuuronderzoek te verplaatsen in de betreffende<br />
personen of de situatie waarin zij terechtkwamen. Zo<br />
kom je te weten waar informatie over wordt opgesla<strong>gen</strong>.<br />
Een hedendaags voorbeeld. Vol<strong>gen</strong>s het Systeem Woningvoorraad<br />
hebben heel wat land<strong>gen</strong>oten een ei<strong>gen</strong> huis<br />
(syswov.datawonen.nl). Een ei<strong>gen</strong> huis betekent ook een<br />
registratie bij het kadaster. En die is weer gekoppeld aan de<br />
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Deze koppeling<br />
met het GBA maakt de online kadasterdatabase (kadaster.<br />
nl), waar iedereen te<strong>gen</strong> betaling toegang toe heeft, een<br />
belangrijke bron voor het achterhalen van gegevens van<br />
nog levende personen. Het publiceren van deze gegevens is<br />
overi<strong>gen</strong>s in strijd met de privacywetgeving en niet toege-<br />
Bronnen waarbij één persoon centraal staat, bijvoorbeeld<br />
een geboorteakte, zeg<strong>gen</strong> ook iets over<br />
andere personen: ouders, familieleden, vrienden<br />
en kennissen. In het voorbeeld van een geboorteakte<br />
kan dat de persoon zijn die aangifte doet en een<br />
getuige. Indirect kunnen het huisadres, of de beroepen<br />
van de ouders in de geboorteakte iets zeg<strong>gen</strong> over de leefwereld<br />
van de betreffende persoon.<br />
Opstapje in Zweden<br />
Een Zweedse televisieomroep vroeg mij enige tijd terug<br />
onderzoek te verrichten naar een bekende Zweed met<br />
Nederlandse voorouders. De toegezonden Zweedse akten<br />
gaven aan dat hij uit een familie van handelaren kwam. Je<br />
denkt dan gelijk aan de ‘moedernegotie’ ofwel de Sonthandel.<br />
Als eerste keek ik of zijn familienaam voorkwam in de<br />
digitale index op het Nederlands Sontregister van het Nati-<br />
Zoek op verschillende<br />
manieren binnen de<br />
kadasterdatabase voor<br />
optimaal resultaat<br />
onaal Archief (gahetna.nl). In deze bron is de naam van de<br />
schipper op<strong>gen</strong>omen en kun je ook individuele reizen vol<strong>gen</strong>.<br />
Als je deze gegevens combineert met bijvoorbeeld die<br />
van de Sound Toll database (soundtoll.nl), de Deense registers<br />
(sa.dk), de Amsterdamse galjootsgeldregisters en de<br />
vonnissen ter zake van Averij grosse (stadsarchief.amsterdam.nl)<br />
en de online archivalia uit de Baltische landen met<br />
betrekking tot de Nederlandse geschiedenis (resources.<br />
huy<strong>gen</strong>s.knaw.nl/baltischelanden), kom je veel meer te<br />
weten over deze handelaren, hun familie en relaties.<br />
64 <strong>gen</strong>.
Gezicht over daken in Amsterdam, George Hendrik Breitner<br />
en Harm Botman, omstr. 1890-1910. Coll. Rijksmuseum, Amsterdam<br />
staan, maar nogal wat <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong> gebruiken deze bron om<br />
het frame van hun stamboom compleet te krij<strong>gen</strong>.<br />
Kadaster<br />
Hoe kun je nu zien wie de vorige ei<strong>gen</strong>aar van een kadastraal<br />
geregistreerd huis of stuk grond was? In de laatste<br />
leveringsakte van de huidige ei<strong>gen</strong>aar staat nu altijd een<br />
verwijzing naar de voorgaande akte <strong>gen</strong>oemd. De datum en<br />
de naam van de verkopende partij zijn dan al aanwezig.<br />
Afhankelijk van de datum van de verwijzing kan dat <strong>gen</strong>oeg<br />
zijn, maar wellicht is een stap verder terug ook noodzakelijk.<br />
De ingeschreven akten gevonden bij een door het kadaster<br />
uitgevoerd onderzoek kosten momenteel € 45 per opgegeven<br />
adres. Het opvra<strong>gen</strong> van alleen de laatste akte van een<br />
adres kost € 16,50. Met de internetzoekfunctie van het<br />
kadaster is overi<strong>gen</strong>s iets vreemds aan de hand. Dat leg ik<br />
meestal uit tijdens workshops, omdat het nogal complex is.<br />
Belangrijk voor u om te weten: zoek op verschillende manieren<br />
binnen de kadasterdatabase voor optimaal resultaat.<br />
Historisch kadaster<br />
Het historisch kadaster uit 1832 is te vinden op WatWasWaar<br />
(watwaswaar.nl). Daarnaast is er de site van het Historisch<br />
Geografisch Informatiesysteem (hisgis.nl). Hier kan je navigeren<br />
in kadastrale kaarten van verschillende provincies en<br />
plaatsen in Nederland en België uit het begin van de<br />
ne<strong>gen</strong>tiende eeuw.<br />
Via de gegevens van het kadaster kwamen nog meer relaties<br />
tussen de door mij gezochte Zweedse familie en andere<br />
families boven water. Deze hadden te maken met de notariele<br />
akten die bij verkoop van een huis of stuk grond worden<br />
en werden opgemaakt. Hoe dat werkt valt te lezen in deel 3<br />
van de broncommentaren van ING/Huy<strong>gen</strong>s. Dit deel<br />
betreft bronnen over de registratie van onroerend goed in<br />
de ne<strong>gen</strong>tiende en twintigste eeuw (resources.huy<strong>gen</strong>s.<br />
knaw.nl/broncommentaren/retro).<br />
In alle bronnen over onroerend goed zijn dus vaak de<br />
framegegevens voor een <strong>gen</strong>ealogisch onderzoek terug<br />
te vinden. •<br />
Eric Hennekam is zoek- en archiefspecialist, medisch<br />
<strong>gen</strong>ealoog en journalist voor Historisch Nieuwsblad. Hij<br />
geeft zoekcursussen en lezin<strong>gen</strong> en werkt als gastdocent.<br />
www.archieven.org; Twitter: @EricHennekam;<br />
erichennekam@gmail.com.<br />
<strong>gen</strong>. 65
herdenken<br />
De dood van Georges Romedenne in 1944<br />
Gestorven<br />
voor België<br />
en Noorbeek<br />
In het vorige nummer van Gen. schreef Ruud Straatman in zijn<br />
rubriek Memo over het monumentje in het Limburgse Noorbeek<br />
ter nagedachtenis van Georges Romedenne, die daar vlak voor<br />
de Bevrijding door de Duitsers werd gefusilleerd. Er valt over deze<br />
gebeurtenis nog heel wat meer te vertellen. tekst George Gubbels<br />
Georges Romedenne is mijn<br />
naamgever. Ik ben geboren in<br />
1952 en had Jef moeten heten, of<br />
Jan of Sjeng of Jean, naar mijn<br />
opa of vader. Maar mijn ouders gaven me<br />
de naam George, als eerbetoon aan de<br />
man die zijn leven had gegeven om dat<br />
van anderen te sparen. Ik was een jaar of<br />
ne<strong>gen</strong> toen mijn vader me meenam naar<br />
het monumentje aan de Bessemerweg en<br />
me dat vertelde. Eenmaal volwassen bleef<br />
het me bij en ik probeerde meer te weten<br />
te komen over deze man.<br />
Vol<strong>gen</strong>s het verhaal dat in Noorbeek de<br />
ronde deed, was hij een kruidenier uit<br />
Fléron, maar in Belgische archieven vond<br />
ik niets over hem. Dertig jaar lang ben ik<br />
op zoek geweest naar meer informatie,<br />
tot ik in 2014 in Olne – zeven kilometer<br />
ten zuidoosten van Fléron – stuitte op<br />
een plaquette met namen van burgerslachtoffers.<br />
Zijn naam stond erbij. In het<br />
nabij lig<strong>gen</strong>de Saint-Hadelin ontdekte ik<br />
zijn (familie)graf.<br />
Op 3 september 2014, precies zeventig<br />
jaar na de gebeurtenis, is er in Noorbeek<br />
een herdenkingstocht gehouden. We gin<strong>gen</strong><br />
naar de plek van de executie – waar<br />
het monumentje staat waarover Ruud<br />
Straatman in de vorige Gen. schreef.<br />
Maar we zijn ook naar de houtloods<br />
gegaan waar Georges Romedennes<br />
lichaam diezelfde avond door de dorpelin<strong>gen</strong><br />
werd opgebaard, en uiteindelijk<br />
naar het graf in Saint-Hadelin. Meer dan<br />
vijftig mensen waren aanwezig bij deze<br />
herdenking, die vooral door de aanwezigheid<br />
van een aantal ooggetui<strong>gen</strong> zeer<br />
aangrijpend was. Na afloop heb ik<br />
gesproken met de<strong>gen</strong>en die als kind deze<br />
gedenkwaardige dag hebben meegemaakt<br />
en deze nooit meer konden vergeten.<br />
Op basis van hun verhalen kon ik de<br />
gebeurtenissen reconstrueren.<br />
Achter in de vrachtauto<br />
De 49-jarige Georges Romedenne uit de<br />
Belgische plaats Olne, landbouwer en<br />
facteur (postbode), had op zondag 3 september<br />
1944 in Fléron de vroegmis<br />
bezocht en zag na afloop Duitse militairen<br />
op de terugtocht voor de optrekkende<br />
Amerikaanse legereenheden. Hij riep ze,<br />
in zijn handen klappend, daarop een<br />
‘Vive la Belgique!’ toe. Bij de Duitse sol-<br />
66 <strong>gen</strong>.
Medaillon met<br />
beeltenis van<br />
Georges Romedenne.<br />
Foto auteur<br />
<strong>gen</strong>. 67
Hij had kunnen vluchten, maar de<br />
Duitsers hadden hem gezegd dat ze<br />
zijn vlucht zouden vergelden met het<br />
doden van willekeurige dorpelin<strong>gen</strong><br />
daten viel dat niet in goede aarde. Ze<br />
namen hem gevan<strong>gen</strong> en hij werd in de<br />
laadbak van een vrachtwa<strong>gen</strong> mee<strong>gen</strong>omen<br />
door de Voerstreek naar Noorbeek,<br />
waar zij een verzamelplek hadden waar<br />
ze konden eten, drinken en rusten.<br />
In Noorbeek stond de vrachtwa<strong>gen</strong> enige<br />
tijd bij de kerk. Parochianen die de hoogmis<br />
van tien uur hadden bezocht, za<strong>gen</strong><br />
Georges achter in de vrachtauto zitten.<br />
Hij had kunnen vluchten, maar de Duitsers<br />
hadden hem gezegd dat ze zijn<br />
vlucht zouden vergelden met het doden<br />
van willekeurige dorpelin<strong>gen</strong>. Later die<br />
dag werd de auto op de cour (binnenplaats)<br />
van een kleine boerderij in het<br />
midden van het dorp geparkeerd. Ook<br />
daar werd hem gezegd dat als hij zou<br />
vluchten, Noorbeekse inwoners zouden<br />
worden opgepakt en geëxecuteerd.<br />
Georges heeft op de cour nog even rondgelopen<br />
en is verder, al die tijd zijn rozenkrans<br />
biddend, in de vrachtauto blijven<br />
zitten. Hij kreeg soep van de boerin, en<br />
werd aangesproken door Noorbekenaren<br />
die hem maanden te vluchten. Vanaf de<br />
cour kon hij door een voedergat in de<br />
muur, via de tuinen en weilanden erachter,<br />
ongezien ontkomen. Maar hij vertelde<br />
hen dat niet te willen doen, om represailles<br />
van de Duitsers te voorkomen.<br />
Te<strong>gen</strong> de avond haalden drie Duitsers<br />
hem op en liepen met hem het dorp uit.<br />
Buiten het dorp op een veldweg, werd hij<br />
met enkele nekschoten gefusilleerd.<br />
Inwoners van Noorbeek hebben gezien<br />
hoe hij werd afgevoerd. Een vrouw vertelde:<br />
‘Ik zie nog steeds hoe hij door twee<br />
Duitsers en een commandant het dorp<br />
uit werd gevoerd. Ik hoor ook nog steeds<br />
het klikklak van het afmarcheren en de<br />
schoten waarmee hij werd gefusilleerd.<br />
Later zag ik hoe de Duitsers, maar nu<br />
zonder Georges Romedenne, weer terug<br />
marcheerden.’<br />
Een andere getuige vertelde me dat het<br />
ongeveer een half uur duurde voordat de<br />
Duitsers – ‘dat was crapuul, SS-ers’ – in<br />
het dorp terugkwamen. Hij dacht dat ze<br />
Romedenne naar het nabije gehucht<br />
Hoogcruts hadden gebracht om hem af te<br />
voeren naar Duitsland.<br />
Toen de Duitsers weer terug waren in het<br />
dorp, waagden enkele jon<strong>gen</strong>s, onder wie<br />
Sjeng Keulders en Jean Ploumen, het om<br />
te gaan kijken. ‘Wij zijn het dorp uitgelopen<br />
en zijn iets buiten het dorp omgekeerd<br />
omdat het al donkerder begon te<br />
worden. We stikten van de angst en<br />
deden het bijna in de broek. Op de terugweg<br />
bemerkten we dat in een weiland op<br />
de hoek van de Bessemerweg de schapen<br />
heel erg onrustig rondrenden en aan het<br />
blaten waren. We zijn toen een paar<br />
meter de Bessemerweg ingelopen en<br />
za<strong>gen</strong> daar het lichaam van Georges lig<strong>gen</strong>.<br />
Hij lag op zijn buik met uitgestrekte<br />
armen en zijn hoed lag iets verder van<br />
hem af. Heel erg geschrokken zijn we<br />
toen door de verlaten Bovenstraat (iedereen<br />
was binnen, alles was dicht en iedereen<br />
was doodsbang) naar de <strong>gen</strong>darme<br />
gerend. Daar hebben we onze ontdekking<br />
verteld. In eerste instantie kre<strong>gen</strong> we te<br />
horen dat wat we gezien hadden niet<br />
waar kon zijn en dat we dat gedroomd<br />
hadden. Maar toen we standvastig bleven<br />
volhouden dat we goed gekeken hadden,<br />
heeft de <strong>gen</strong>darme de burgemeester<br />
ingelicht. Die is naar de verzamelplaats<br />
van de Duitsers gegaan.’<br />
Gevaarlijk op straat<br />
Met toestemming van de Duitse commandant<br />
werd het lichaam van Georges<br />
Romedenne op een houtkar gelegd en<br />
met zijn enige bezit – een rozenkrans en<br />
een hoed – naar een houtloods in de<br />
Bovenstraat gebracht. Vervol<strong>gen</strong>s werd in<br />
de timmerwerkplaats in de Dorpstraat in<br />
allerijl van aanwezige planken een grafkist<br />
gemaakt, die naar de loods werd<br />
gebracht. Daar werd Georges Romedenne<br />
opgebaard.<br />
In de garage van bakkerij Strijthae<strong>gen</strong><br />
hadden de Duitsers een opslagplaats. De<br />
zoon van de bakker, Miel, zag dat er<br />
spullen werden verbrand en was zo kien<br />
om te zeg<strong>gen</strong> dat er benzine in de garage<br />
stond en dat er dus geen vuur gemaakt<br />
mocht worden. Hij verwees ze naar de<br />
stookplaats achter in de tuin. Daar lukte<br />
het hem, toen de Duitsers weg waren,<br />
om Georges’ portefeuille uit het vuur te<br />
schoppen. Een gedeeltelijk verbrande<br />
pasfoto, met de letters Rome als een<br />
Bevrijdingsoptocht in Noorbeek, 1945.<br />
De stoet rijdt hier door de Dorpsstraat.<br />
Part. coll.<br />
68 <strong>gen</strong>.
Het restant van<br />
het persoonsbewijs<br />
dat door Miel<br />
Strijthae<strong>gen</strong> was<br />
gered, werd als een<br />
relikwie bewaard<br />
gedeelte van zijn achternaam op het legitimatiebewijs,<br />
was alles dat nog te zien<br />
was. Met die beperkte gegevens zocht de<br />
<strong>gen</strong>darme in de grensstreek naar iemand<br />
die daar vermist was en die voldeed aan<br />
het signalement. De circa achttienjarige<br />
zoon van Romedenne herkende kostuum,<br />
hoed, rozenkrans en legitimatiebewijs als<br />
afkomstig van zijn vader.<br />
In het memoriaal van de parochie schreef<br />
pastoor Wehrens op 3 september 1944:<br />
‘Noorbeek krijgt inkwartiering van terugtrekkende<br />
Duitschers, de meeste<br />
behooren tot de beruchte SS. Een Belg<br />
werd hedenavond reeds door hen, op den<br />
veldweg achter Kantonnier Gerards, gefusilleerd.’<br />
Op 6 september schrijft hij: ‘In alle stilte<br />
wordt de gefusilleerde Belg begraven. Na<br />
onderzoek door de politie, blijkt ’t te zijn<br />
Georg Romedenne, dien de Duitschers<br />
uit Fleront hadden meegebracht. Hij had<br />
gelachen en in zijn handen geklapt bij<br />
den terugtocht der Duitschers. Dat was<br />
“misdaad”.’ Ook schrijft hij op die dag:<br />
‘Karavanen Duitschers blijven door Noorbeek<br />
trekken, een versla<strong>gen</strong> leger. Nieuwe<br />
inkwartierin<strong>gen</strong> ook op de pastorie.<br />
De meeste jongemannen van ons dorp<br />
houden zich schuil, uit vrees voor deportatie.<br />
Vliegmachines bestoken de terugtrekkende<br />
Duitschers. Op straat is ’t<br />
thans gevaarlijk.’<br />
Memoriekruis en graf<br />
Na de oorlog lieten de weduwe en haar<br />
kinderen het natuurstenen memoriekruis<br />
op de plek van de executie plaatsen. Tot<br />
aan het overlijden van mevrouw Romedenne-Antoine<br />
werd nog ieder jaar de<br />
jaardienst van Georges in Noorbeek<br />
gehouden. De familie bezocht dan het<br />
memoriekruis aan de Bessemerweg en<br />
Het memoriekruis voor Georges<br />
Romedenne aan de Bessemerweg<br />
in Noorbeek. Foto auteur<br />
bracht vervol<strong>gen</strong>s steevast een bezoek<br />
aan de familie Strijthae<strong>gen</strong>. Het restant<br />
van het persoonsbewijs dat door Miel<br />
Strijthae<strong>gen</strong> was gered, werd als een relikwie<br />
bewaard.<br />
Op 12 februari 1952 kreeg Georges Romedenne<br />
postuum de onderscheiding Mort<br />
pour la Belgique. Daar kan gevoeglijk et<br />
Noorbeek aan worden toegevoegd. Door<br />
zijn heldendaad bleef Noorbeek, op<br />
slechts ne<strong>gen</strong> da<strong>gen</strong> voor de Bevrijding,<br />
een grote tragedie bespaard.<br />
Toen ik het familiegraf in februari 2014<br />
ontdekte, zag ik er tot mijn schrik een<br />
aankondiging bij, dat de concessie van<br />
het graf ten einde loopt. Niemand van<br />
het gezin is meer in leven en Georges’<br />
zoon en dochter hebben geen van beiden<br />
voor nageslacht gezorgd. Er wordt nu<br />
alles aan gedaan om ruiming van het<br />
graf te voorkomen. •<br />
George Gubbels is gepensioneerd<br />
bankemployé en heemkundige<br />
<strong>gen</strong>. 69
De Monumenta-handschriften van Aernout van Buchel, die in Het<br />
Utrechts Archief worden bewaard, zijn een rijke bron voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>.<br />
Dit folium (7r) toont een gebrandschilderd raam voor een telg uit het<br />
geslacht Van Amstel in de Domkerk. Coll. Het Utrechts Archief<br />
70 <strong>gen</strong>.
Gen.magazine bezoekt ieder kwartaal een archiefinstelling in het land<br />
archiefwijzer<br />
Het Utrechts Archief:<br />
midden in het digitale tijdperk<br />
Het Utrechts Archief is te<br />
vinden in twee monumentale<br />
panden in Utrecht.<br />
De studiezaal is gevestigd aan<br />
de Alexander Numankade, het<br />
publiekscentrum bevindt zich<br />
midden in het Museumkwartier<br />
van Utrecht, in de Hamburgerstraat.<br />
(Bijzondere activiteiten)<br />
‘Op de Hamburgerstraat maken<br />
onze bezoekers via innovatieve<br />
presentaties kennis met de<br />
Utrechtse geschiedenis en onze<br />
collectie. In de vaste en tijdelijke<br />
tentoonstellin<strong>gen</strong> vertonen we<br />
onder meer archiefmateriaal en<br />
historisch filmmateriaal, kunnen<br />
de bezoekers een virtuele koetsrit<br />
maken door de achttiende eeuw<br />
of zelf aan de slag gaan met de<br />
digitale collectie’, vertelt Mieke<br />
Breij, coördinator studiezaal<br />
van het Utrechts Archief. ‘Op dit<br />
moment is er een tentoonstelling<br />
over de Utrechtse judoheld Anton<br />
Geesink te zien, wiens persoonlijk<br />
archief we beheren.’<br />
(Digitalisering)<br />
‘Voorheen waren veel dooptrouw-<br />
en begraafboeken<br />
helemaal niet geïndexeerd en<br />
moesten ze pagina voor pagina<br />
worden door<strong>gen</strong>omen! De<br />
burgerlijke stand was alleen via<br />
tienjarige tafels raadpleegbaar’,<br />
zegt Breij. Dat is nu gelukkig<br />
helemaal anders. Te<strong>gen</strong>woordig<br />
zijn alle akten ook via WieWasWie.<br />
nl toegankelijk. Al sinds 1989 is er<br />
een uitgebreide gedigitaliseerde<br />
index op notarisakten over de<br />
periode 1560-1811.<br />
(Nu en straks)<br />
‘In de Archief- en Beeldbank<br />
hebben we nu ongeveer 2,5<br />
miljoen hoogwaardige digitale<br />
scans beschikbaar. Natuurlijk alle<br />
bronnen voor <strong>gen</strong>ealogisch<br />
onderzoek, maar ook de criminele<br />
sententies van 1513 tot 1811.<br />
En brieven uit de Verzameling<br />
kerkelijke historie van 1706-1739.<br />
Daarnaast zijn kadastrale akten,<br />
bouwtekenin<strong>gen</strong>, foto’s, prenten<br />
en tekenin<strong>gen</strong> gedigitaliseerd.<br />
Het Utrechts Archief digitaliseert<br />
jaarlijks vijfhonderdduizend<br />
archiefstukken; de meest<br />
gevraagde komen het eerst aan<br />
de beurt.’ Als een archiefstuk<br />
nog niet digitaal beschikbaar is,<br />
kan een gebruiker een verzoek<br />
tot digitalisering indienen. Als<br />
het stuk aan de criteria voldoet,<br />
wordt het kosteloos gescand. Alle<br />
beschikbare scans zijn in te zien<br />
via de website hetutrechtsarchief.<br />
nl – mensen hoeven daar dus niet<br />
meer speciaal voor naar Utrecht<br />
te komen.’<br />
‘We blijven bronnen digitaliseren<br />
en werken samen met het Nationaal<br />
Archief en de historische<br />
centra in de regio aan de infra-<br />
structuur voor het onderbren<strong>gen</strong><br />
van het digitaal archief in een<br />
zo<strong>gen</strong>aamd e-depot. Omdat onze<br />
klanten voor onderzoek steeds<br />
vaker gebruik maken van de website,<br />
werken we aan een nieuwe<br />
website met een digitale studiezaal<br />
waarin de interactie met de<br />
bezoekers online zal plaatsvinden.<br />
In maart 2015 presenteren we<br />
ons eerste Vele handen-project,<br />
de bevolkingsregisters van de<br />
stad Utrecht (1900-1912): ruim<br />
veertigduizend scans. We gaan<br />
de crowd vra<strong>gen</strong> niet alleen de<br />
persoonsgegevens, maar ook de<br />
adresgegevens te indexeren.’<br />
(Voer voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>)<br />
Het Utrechts Archief heeft veel<br />
andere bronnen die voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong><br />
ook heel interessant zijn. Er<br />
worden verschillende kerkelijke<br />
archieven van nationaal belang<br />
bewaard: van de middeleeuwse<br />
kloosters tot de Dordtse Synode<br />
en veel later. De archieven van<br />
de dorpsgerechten en het Hof<br />
van Utrecht bieden geweldige<br />
informatie over het dagelijks<br />
leven in een kleine gemeenschap.<br />
Wie vocht te<strong>gen</strong> wie, wie woonde<br />
naast wie en wie was getuige voor<br />
wie: allemaal namen en verwantschappen<br />
op een dienblaadje.<br />
Adresgegevens<br />
Het Utrechts Archief<br />
– studiezaal voor archiefen<br />
literatuuronderzoek<br />
Alexander Numankade 199-201<br />
3572 KW Utrecht<br />
Tel: (030) 286 66 11<br />
hetutrechtsarchief.nl<br />
Openingstijden<br />
Dinsdag: 9.00 - 17.00 uur<br />
Woensdag: 9.00 - 17.00 uur<br />
Donderdag: 9.00 - 21.00 uur<br />
Vrijdag: 9.00 - 17.00 uur<br />
Zaterdag, zondag, maandag:<br />
gesloten<br />
Het Utrechts Archief<br />
– exposities<br />
Hamburgerstraat 28<br />
3512 NS Utrecht<br />
Openingstijden:<br />
Dinsdag t/m vrijdag:<br />
10.00 - 17.00 uur<br />
Weekeinde: 12.30 - 17.00 uur<br />
Maandag: gesloten<br />
Beide panden hebben faciliteiten<br />
voor mindervaliden, zoals liften<br />
en aangepaste toiletten. Op<br />
de Hamburgerstraat is het wel<br />
raadzaam om een bezoek met<br />
een rolstoel van te voren<br />
te melden, zodat er iemand<br />
klaar staat.<br />
Dimphéna Groffen<br />
is redacteur bij het CBG<br />
<strong>gen</strong>. 71
Gesignaleerd<br />
De <strong>gen</strong>ealogische boeken die in deze rubriek worden besproken zijn<br />
te vinden in de bibliotheek van het CBG. Andere – meer algemene –<br />
werken zijn in bibliotheken en boekhandels verkrijgbaar.<br />
Algemeen<br />
Genealogisch en<br />
heraldisch congres<br />
J.T. Anema e.a. (red.)<br />
GENEALOGICA & HERALDICA.<br />
GRENZEN IN GENEALOGIE EN<br />
HERALDIEK. HANDELINGEN VAN<br />
HET XXXE INTERNATIONALE<br />
CONGRES DER GENEALOGISCHE EN<br />
HERALDISCHE WETENSCHAPPEN,<br />
GEHOUDEN TE MAASTRICHT<br />
24 – 28 SEPTEMBER 2012<br />
Werken van het Koninklijk<br />
Nederlandsch Genootschap voor<br />
Geslacht- en Wapenkunde XX<br />
(’s-Gravenhage: Stichting De<br />
Nederlandse Leeuw 2014)<br />
440 blz., ill. Prijs € 30,-.<br />
Zie knggw.nl.<br />
In september 2012 werd<br />
in Maastricht het dertigste<br />
internationale congres voor<br />
<strong>gen</strong>ealogie en heraldiek<br />
gehouden. Ditmaal was het<br />
thema grenzen in <strong>gen</strong>ealogie<br />
en heraldiek. Naast de<br />
openingsspeeches en informatie<br />
over de organisatie van het<br />
congres zijn in deze goed<br />
uitgevoerde uitgave de teksten<br />
van alle lezin<strong>gen</strong> op<strong>gen</strong>omen,<br />
de meeste in het Engels. De<br />
lezin<strong>gen</strong> werden verzorgd door<br />
een internationaal gezelschap<br />
van vooral Europese en Noord-<br />
Amerikaanse deskundi<strong>gen</strong>.<br />
Nederlandse en Belgische<br />
onderwerpen betroffen onder<br />
andere de wapenkwartierstaten<br />
in Gronin<strong>gen</strong>, de Vlaamse<br />
familie Ruysschout in Nederland<br />
en Engeland, voorvaders van<br />
Nederlandse militairen in de<br />
Franse tijd, <strong>gen</strong>etische variaties<br />
voorkomend in Vlaanderen,<br />
Brabant en Limburg, families in<br />
het Zuid-Nederlandse Heugem<br />
en Nederlandse studenten op<br />
Grand Tour. Ook de overige<br />
bijdra<strong>gen</strong> gaan vaak over families<br />
die iets met Nederland te maken<br />
hebben, zoals het artikel over de<br />
familie Durie/DeRy met Schotse,<br />
Nederlandse en Amerikaanse<br />
wortels. Verder zijn er bijdra<strong>gen</strong><br />
over onder meer Scandinavië,<br />
Rusland, Hongarije en Polen.<br />
Overige<br />
• R.W.H. Biemans e.a., De<br />
Huisorde van Oranje. Fotoatlas<br />
(Wa<strong>gen</strong>in<strong>gen</strong> 2014).<br />
• J. Hayward e.a., British battles<br />
and medals (Londen 2006).<br />
• A.H. Huussen, Poëzie<br />
als muzikale inspiratie. 10<br />
Nederlandse dichters en hun<br />
componisten (Oegstgeest 2013).<br />
• H.E. Lamur, N.H.A. Boldewijn en<br />
R. Dors, WestIndische contract<br />
arbeiders in Suriname 18631899<br />
(Paramaribo 2014). [Zie voor een<br />
recensie het dossier migranten<br />
op cbg.nl]<br />
• J. Risk e.a., Royal service, vol. II<br />
(Londen 2001).<br />
• M.P. Siddons, A dictionary of<br />
mottoes in England and Wales<br />
(Londen 2014). [zie voor een<br />
recensie het dossier heraldiek op<br />
cbg.nl.]<br />
• H. Unij, 2e Kwartierstatenboek<br />
van de NGVafdeling Kempen en<br />
Peelland (z.pl. 2013).<br />
Familienamen<br />
Bernards<br />
C.F. Teunissen<br />
BERNARDS, EEN BAKKERSFAMILIE<br />
(2e druk, Bemmel 2013)<br />
207 blz.,ill., index.<br />
Adres van de samensteller:<br />
Brouwerslaan 43,<br />
6681 EB Bemmel.<br />
E-mailadres:<br />
c.fteunissen@freeler.nl.<br />
Stamvader Thiry Bernard woonde<br />
in de tweede helft van de zestiende<br />
eeuw in Luik. Van hem<br />
zijn ne<strong>gen</strong> kinderen bekend. Zijn<br />
zoon Mathieu (geb. omstr. 1590)<br />
vestigde zich in het bij Luik gele<strong>gen</strong><br />
plaatsje Flémalle-Grande<br />
en trouwde er met Ida Kinar. Hun<br />
achterkleinzoon Thomas Bernard<br />
(1714-1803) trad in 1743 in Blerick<br />
in het huwelijk met Maria Catharina<br />
Titulaer.<br />
Zij waren de stamouders van de<br />
Nederlandse tak. In de tweede<br />
helft van de achttiende eeuw<br />
kwamen leden van deze bakkersfamilie<br />
(inmiddels Bernards<br />
<strong>gen</strong>aamd) in Mook en Middelaar<br />
terecht. Ook aangehuwde families<br />
krij<strong>gen</strong> in dit leuk vormgegeven<br />
boek de nodige aandacht,<br />
met name de familie Van de<br />
Lest uit Gennep.<br />
Dellius<br />
A. van Bemmel<br />
HET DELLIUSFONDS (1740-2012).<br />
DE NALATENSCHAP VAN<br />
PREDIKANTEN IN COTHEN, NEW<br />
YORK, HALSTEREN EN CULEMBORG<br />
Historische Reeks<br />
Kromme-Rijngebied 13<br />
(Wijk bij Duurstede: Historische<br />
Kring Tussen Rijn en Lek 2012)<br />
104 blz., ill., index. Prijs € 14,95.<br />
tussenrijnenlek.nl.<br />
Rijke predikanten zijn niet dik<br />
gezaaid en dat was vroeger ook<br />
zo! Toch lukte het Cornelis Dellius<br />
(1652-1740), een dorpspredikant<br />
uit Cothen, zo rijk te worden dat<br />
er na zijn dood een steunfonds<br />
werd gecreëerd dat nog steeds<br />
bestaat. Zijn broer Godefridus<br />
Dellius (1654-1738) vertrok naar<br />
Nieuw-Nederland in Noord-<br />
Amerika, was predikant in Albany<br />
en bemiddelde in de strijd tussen<br />
de Engelsen en de Fransen. Hij<br />
werd beloond door gouverneur<br />
Fletcher van New York met<br />
drieduizend vierkante kilometer<br />
bosland. Met diens opvolger<br />
gouverneur Bellomont kreeg<br />
Dellius het aan de stok en uiteindelijk<br />
was hij gedwon<strong>gen</strong> naar<br />
Europa terug te keren. Na zijn<br />
72 <strong>gen</strong>.
• algemeen • familienamen • heraldiek • topografie<br />
dood erfde zijn hoogbejaarde<br />
broer Cornelis Dellius zijn vermo<strong>gen</strong>.<br />
Toen Cornelis twee jaar<br />
later overleed werd zijn erfenis,<br />
na aftrek van de legaten, in een<br />
ondersteuningsfonds voor arme<br />
bloedverwanten ondergebracht.<br />
Als Stichting Boedel Dellius bestaat<br />
dit fonds nog steeds. In dit<br />
aardige boekje (tevens reisverslag)<br />
beschrijft Ad van Bemmel<br />
de geschiedenis van de predikanten-dynastie<br />
Dellius en het<br />
wel en wee van het naar deze<br />
familie <strong>gen</strong>oemde fonds. Inventarissen<br />
en bedelingslijsten (met<br />
veel namen) uit de achttiende<br />
eeuw en uit 1953 treft men in de<br />
bijla<strong>gen</strong> aan.<br />
Eweg<br />
E. Smitshuijzen<br />
FAMILIEKRONIEK. ZEVENENNE-<br />
GENTIG LENTES. TER<br />
HERINNERING AAN MARIA<br />
MAGDALENA HESTER EWEG,<br />
26 JULI 1916 - 6 FEBRUARI 2014<br />
(Amsterdam 2014) 416 blz., ill.<br />
Adres van de samensteller: Van<br />
Tuyll van Serooskerkenweg 142,<br />
1076 JT Amsterdam.<br />
Hoofdpersoon in deze familiekroniek<br />
is de chroniqueur zelf.<br />
Edo Smitshuijzen (1944) nam het<br />
initiatief tot het maken van dit<br />
boek kort nadat zijn moeder was<br />
overleden. Ofschoon het gebruikte<br />
beeldmateriaal, zoals hij<br />
zelf schrijft, van ‘kiekjes-niveau’<br />
is, mag het resultaat er zijn: een<br />
professioneel o<strong>gen</strong>de en van<br />
leeslinten voorziene uitgave,<br />
die vol<strong>gen</strong>s het nawoord ‘een<br />
kruising is tussen een fotoalbum,<br />
een <strong>gen</strong>ealogie en een egodocument<br />
van de auteur.’ Mede op<br />
grond van ei<strong>gen</strong> herinnerin<strong>gen</strong><br />
beschrijft hij eerst de families<br />
van zijn (over)grootouders<br />
(Smitshuijzen, Goedhart, Eweg<br />
en Toethuis) en vervol<strong>gen</strong>s het<br />
gezin van zijn ouders, Anton<br />
Smitshuijzen en Lenie Eweg. Dat<br />
doet hij heel gedetailleerd en<br />
indrin<strong>gen</strong>d, wat overi<strong>gen</strong>s ook<br />
geldt voor zijn ei<strong>gen</strong> levensverhaal<br />
en dat van zijn broers.<br />
In 1961 gin<strong>gen</strong> zijn ouders uit<br />
elkaar. De laatste levensjaren<br />
van Lenie Eweg waren tragisch.<br />
Twee van haar vier zoons ontvielen<br />
haar binnen een jaar. Dit<br />
indrukwekkende in memoriam<br />
besluit met recente foto’s van<br />
haar nabestaanden.<br />
Goedegebuure<br />
J. Goedegebuure en<br />
A. Goedegebuure<br />
OVER DE HEDENDAAGSE<br />
FAMILIENAMEN GOEDEGEBUURE,<br />
GOEDEGEBUUR, GOEDEGEBURE.<br />
MET PARENTEEL VAN DE<br />
STAMVADER MARINUS<br />
LEENDERTSE GOEDEGEBUERE<br />
(z.pl. 2013) 228 blz., ill., index.<br />
Correspondentieadres:<br />
jepege@versatel.nl.<br />
De typisch Zeeuwse naam<br />
Goedegebuure werd en wordt<br />
op verschillende manieren geschreven.<br />
Vol<strong>gen</strong>s de Nieuwe<br />
Cronyk van Zeeland van Mattheus<br />
Smallegange (1696) zou de<br />
naam uit Vlaanderen stammen.<br />
Dat zou kunnen want gebuur<br />
is de Vlaamse naam voor een<br />
stuk grond. Een goedgebuur zou<br />
dan de bewoner van een goed<br />
stuk grond zijn. Of betekent de<br />
naam gewoon goede buur? In de<br />
zestiende en zeventiende eeuw<br />
kwam deze naam op meerdere<br />
plaatsen in Zeeland voor, maar<br />
verwantschap tussen deze<br />
naamdragers kon niet worden<br />
aangetoond. In deze uitgave<br />
wordt ingegaan op Martinus<br />
Leendertse Goedegebuere en<br />
zijn nageslacht. Het gaat hier<br />
niet om een parenteel zoals de<br />
titel vermeldt (in een parenteel<br />
worden ook de nakomelin<strong>gen</strong> in<br />
Uitgelicht<br />
Marianka Spanjaard<br />
EEN LEKKERE SUSTER EN ANDERE<br />
HEERLIJKHEDEN. RECEPTEN VAN VIJF<br />
GENERATIES UIT ÉÉN FAMILIE 1774/1920<br />
(Walburg Pers, Zutphen 2014)<br />
In 1774 kreeg de Zutphense Louise Toe<br />
Water geb. Van der Muelen, waarschijnlijk<br />
ter gele<strong>gen</strong>heid van haar huwelijk een<br />
jaar eerder, een handgeschreven kookboek<br />
cadeau van ‘De Nieuwerwetsche<br />
sindelijke en spraaksame Keuken-Meid,<br />
in het Geldersch gekleed, niet snuyvende<br />
rookende nog sweetende, maar een aan<strong>gen</strong>ame<br />
geur van sig gevende’. Achter<br />
deze Keuken-Meid ging vermoedelijk<br />
de oudste zuster van Louise Toe Water<br />
schuil: Jacqueline van Löben Sels-Van der<br />
Muelen.<br />
Vijf <strong>gen</strong>eraties dochters en schoondochters<br />
kre<strong>gen</strong> het boek vervol<strong>gen</strong>s in<br />
bezit, en elk van hen vulde het aan met<br />
ei<strong>gen</strong> lievelingsrecepten en huismiddeltjes<br />
tot 1945, toen het boek vol was. Het<br />
werd daarna nog wel in de familie doorgegeven,<br />
als laatste aan historica Thera<br />
Wijsenbeek-Olthuis. Na haar overlijden in<br />
2010 kwam het in bezit van de auteur.<br />
Na een inleiding over de verschillende<br />
ei<strong>gen</strong>aressen en hun familieverbanden en<br />
korte informatie over tafelgewoonten en<br />
maten en gewichten vol<strong>gen</strong> de vertaalde<br />
recepten, aangevuld met relevante uitleg<br />
voor de moderne kok.<br />
Dimphéna Groffen<br />
<strong>gen</strong>. 73
vrouwelijke lijn behandeld) maar<br />
om een <strong>gen</strong>ealogie. Martinus<br />
werd in 1641 of 1642 geboren<br />
(onbekend waar) en woonde in<br />
Sint-Annaland op het eiland Tholen.<br />
Daar trouwde hij in 1663 met<br />
Maijke Jacobs (van der Daf). Zij<br />
kre<strong>gen</strong> er uitgebreid nageslacht,<br />
dat zeer honkvast bleek.<br />
Van der Horst<br />
M. van der Horst<br />
440 JAAR VAN DER HORST VAN<br />
WAGENBERG TOT DE MOERDIJK<br />
(z.pl. 2014) 237 blz., ill., index.<br />
E-mailadres van de samensteller:<br />
michel.vanderhorst@<br />
pandora.be. Prijs € 36,20<br />
(hardback).<br />
Zie boeken bestellen.nl/<br />
boek/440-jaar-hard.<br />
Ook verkrijgbaar als<br />
paperback (€ 29,95).<br />
Het eerste deel van deze familiegeschiedenis<br />
speelt zich in het<br />
West-Brabantse dorp Wa<strong>gen</strong>berg<br />
af. Stamvader Cornelis van der<br />
Horst woonde er in de eerste<br />
helft van de zeventiende eeuw,<br />
samen met zijn vrouw Jenneken<br />
Cornelissen en hun zoon<br />
Adrianus. Adrianus Cornelissen<br />
van der Horst trouwde in 1630 te<br />
Terheijden met Maria Petersen<br />
Pieren. In dit dorp werden hun<br />
kinderen geboren. Later in de<br />
zeventiende eeuw verhuisden<br />
nakomelin<strong>gen</strong> naar Zevenber<strong>gen</strong>.<br />
Het boerengeslacht breidde zich<br />
langzaam uit in West-Brabantse<br />
dorpen als Fijnaart en Heijnin<strong>gen</strong>,<br />
Standdaarbuiten, Klundert en in<br />
de twintigste eeuw ook in Ber<strong>gen</strong><br />
• algemeen • familienamen • heraldiek • topografie Lindgreen<br />
op Zoom en Vlaams-Brabant.<br />
Onderzoek in rechterlijke en notariële<br />
archieven bracht nadere<br />
informatie over de bezittin<strong>gen</strong><br />
van de familie aan het licht. De<br />
<strong>gen</strong>ealogie bevat ook gegevens<br />
over aangehuwde families zoals<br />
Ernest, Goorden, Machielse,<br />
Nicasie, Spitters en Wils.<br />
Hulsen<br />
A. Hulsen-de Keijzer<br />
GENEALOGIE EN BESCHRIJVING<br />
VAN HET GESLACHT HULSEN<br />
(’s-Gravenhage: Genealogisch<br />
Bureau drs. L.M. van der<br />
Hoeven) 96 blz., ill., index.<br />
Adres van de samenstelster:<br />
Loosduinsekade 723N,<br />
2571 CZ ’s-Gravenhage.<br />
Op onderhoudende wijze schrijft<br />
Agaath Hulsen-de Keijzer over<br />
de zoektocht die zij en haar<br />
man naar zijn voorouders ondernamen.<br />
Hij stamde af van de<br />
militair Hendrik Hulsen die in<br />
1780 te Zutphen in het huwelijk<br />
trad met Hendrika van Beest.<br />
Vermoedelijk kwam hij uit Duitsland,<br />
zoals vele andere soldaten<br />
die in het Staatse leger dienden.<br />
Onderzoek in Duitsland leverde<br />
weliswaar leuke contacten op<br />
maar geen informatie over de<br />
oorsprong van de oudst bekende<br />
voorvader. Over zijn nakomelin<strong>gen</strong><br />
wordt in het boek wel veel<br />
meegedeeld. Eerst komen de<br />
afstammelin<strong>gen</strong> van Hendriks<br />
zoon Gerrit Hulsen (1788-1857)<br />
aan de orde, de zo<strong>gen</strong>aamde<br />
Franse tak. Gerrits jongere zuster<br />
Kristina Hulsen (1795-1873) had<br />
een voorkind. Van deze Hermanus<br />
Hendrikus Hulsen (1823-<br />
1895) stamt de Nederlandse tak<br />
af. Hiertoe behoort Henk Hulsen<br />
(1935-2009), de echt<strong>gen</strong>oot van<br />
de samenstelster. Aan hem is dit<br />
boek opgedra<strong>gen</strong>.<br />
R. van Ruijven<br />
LINDGREEN – VERBORGEN<br />
VERLEDEN<br />
(’s-Gravenhage 2014) 329 blz.,<br />
ill., index. Prijs € 58,60.<br />
Adres van de samensteller:<br />
Laan van Wateringse Veld 968,<br />
2548 CR ’s-Gravenhage. E-mailadres:<br />
info.lindgreen@xs4all.nl.<br />
Rond het midden van de achttiende<br />
eeuw woonde in het<br />
Noord-Duitse Sleeswijk de meesterschoenmaker<br />
Jür<strong>gen</strong> Lindgreen.<br />
Mogelijk was hij dezelfde<br />
persoon als Jørje (Jurriaan, Jurge,<br />
Jür<strong>gen</strong>) Lindgreen die voor 1766<br />
met zijn gezin in Amsterdam<br />
opdook. In het tweede hoofdstuk<br />
van deze familiegeschiedenis<br />
worden de nakomelin<strong>gen</strong> besproken<br />
van Jür<strong>gen</strong>s kleinzoon<br />
Cornelis Johannes Lindgreen<br />
(1784-1830), die voor het merendeel<br />
in Amsterdam bleven<br />
wonen. In het hoofdstuk ‘Indische<br />
tak’ komt het nageslacht van<br />
diens jongere broer Theodorus<br />
Johannes Lindgreen (1790-1842)<br />
aan de orde. Theodorus was in<br />
de Franse tijd en de beginjaren<br />
van het Koninkrijk militair. In<br />
1820 werd hij deurwaarder in<br />
Nijme<strong>gen</strong>. Zijn zoon dr. Johannes<br />
Joachim Lindgreen (1822-1879)<br />
vertrok naar Indië en werd daar<br />
officier van gezondheid in het<br />
Koninklijk Nederlandsch-Indisch<br />
Leger. Theodorus’ kleinzoon Julius<br />
Caesar Lindgreen (1855-1923)<br />
deed zijn voornaam eer aan. Als<br />
Indisch officier ontving hij hoge<br />
onderscheidin<strong>gen</strong> voor krijgsverrichtin<strong>gen</strong>.<br />
Zijn belevenissen<br />
als krijgsgevan<strong>gen</strong>e tijdens de<br />
Lombok-expeditie (1894) zijn<br />
in een apart hoofdstuk uitvoerig<br />
beschreven. Julius’ broer<br />
Johannes Carolus Lindgreen<br />
(1857-1924) vestigde zich op<br />
het eiland Bengkalis bij Sumatra<br />
en verdiende er als rubberplanter<br />
een fortuin. Dit mooie<br />
boek is ruim geïllustreerd met<br />
familiefoto’s, waaronder veel<br />
‘Indische’. Verder bevat het<br />
fragment<strong>gen</strong>ealogieën van de<br />
families Roos, zich noemende<br />
en schrijvende Lindgreen,<br />
Moorrees, Ha<strong>gen</strong>stein, Van den<br />
Bent, Bentz van den Berg en<br />
Van Olffen.<br />
Putters<br />
M.Y.A. Lambermont<br />
KWARTIERSTAAT WILHELMUS<br />
JOHANNES HENDRICUS PUTTERS<br />
(Nieuwegein 2013) 151 blz.,<br />
ill., index. Adres van de samenstelster:<br />
Vogelaarsweide<br />
3, 3437 DD Nieuwegein.<br />
E-mailadres:<br />
rodehart@tiscali.nl.<br />
Kwartierdrager Willem Putters<br />
werd in 1913 te Utrecht<br />
geboren als zoon van treinconducteur<br />
Wilhelmus J.H. Putters<br />
(1876-1964) en Johanna Gerardina<br />
Nieuwenhoven (1879-<br />
1919). De familie Putters stamt<br />
uit Leende, waar de oudst<br />
bekende voorouders Lambert<br />
Potters en Aldegunda Cox in de<br />
zeventiende eeuw woonden.<br />
Johanna Gerardina Nieuwenhoven<br />
was een buitenechtelijke<br />
dochter van Anthonia Johanna<br />
Nieuwenhoven (1856-1937).<br />
De verwekker van haar kind<br />
zou Albert Laurent Theodore<br />
Aubin Nepveu tot Ameyde<br />
(1854-1928) zijn geweest, een<br />
Oost-Indisch ambtenaar die in<br />
deze kwartierstaat als nummer<br />
6 figureert. Of hij inderdaad<br />
de grootvader maternel van<br />
74 <strong>gen</strong>.
Willem Putters was blijft echter<br />
onduidelijk. Onder Nepveu’s<br />
voorouders komen veel leden van<br />
vooraanstaande families voor,<br />
zoals de raadpensionaris Johan<br />
van Oldenbarnevelt. Over deze en<br />
minder illustere (maar wel bewezen)<br />
voorouders van Willem Putters<br />
worden in het tweede deel<br />
van deze kwartierstaat biografische<br />
bijzonderheden gegeven.<br />
Loevestein. In dit boek wordt de<br />
rol van De la Rocque bij de val van<br />
Hulst uitgebreid beschreven aan<br />
de hand van het procesdossier.<br />
Ook over zijn gevan<strong>gen</strong>schap in<br />
Loevestein bevat het boek veel<br />
informatie, mede dankzij zijn<br />
brieven uit die periode die bewaard<br />
zijn gebleven. Als bijlage<br />
zijn <strong>gen</strong>ealogische gegevens<br />
op<strong>gen</strong>omen van verschillende families<br />
en personen met de naam<br />
De la Rocque. Helaas werd pas na<br />
het verschijnen van dit boek meer<br />
duidelijkheid verkre<strong>gen</strong> over de<br />
afkomst van Pieter de la Rocque.<br />
Hasquin, van wier dochter Lotje<br />
Hasquin hij stiefvader werd. Mede<br />
dankzij de rubriek ‘Lezers helpen<br />
lezers’ van het Algemeen Dagblad<br />
kwam samenstelster Bea Slagboom<br />
in contact met afstammelin<strong>gen</strong><br />
van Lotje Tabak-Hasquin<br />
en verkreeg zij van hen informatie<br />
en foto’s, die in dit boekje zijn<br />
op<strong>gen</strong>omen. Ook over de voorouders<br />
van Govert Slagboom en<br />
Maria Scharloo deelt zij het een<br />
en ander mee.<br />
nelia Tedingh. Hun kinderen en<br />
verdere nakomelin<strong>gen</strong> droe<strong>gen</strong><br />
de naam Teding van Berkhout. Er<br />
ontstonden verschillende takken,<br />
onder andere in Hoenlo, Arnhem<br />
en – de grootste tak – Haarlem.<br />
In veel gevallen zijn biografische<br />
bijzonderheden vermeld, zoals<br />
over de patriot Willem Hendrik<br />
Teding van Berkhout (1745-1809)<br />
en de wereldverbeteraar Nicolaas<br />
Govert Teding van Berkhout<br />
(1885-1942), die in vuile kleren<br />
Europa bereisde en geen jonkheer<br />
wilde zijn. Ook is er aandacht<br />
voor de gezinnen van vrouwelijke<br />
Tedings van Berkhout, de historische<br />
bezittin<strong>gen</strong> van de familie<br />
en de familieportretten, waarvan<br />
er in dit verzorgde boek een groot<br />
aantal zijn afgebeeld.<br />
De la Rocque<br />
J.M.G. Leune<br />
PIETER DE LA ROCQUE (1679-1760)<br />
EN DE CAPITULATIE VAN HULST IN<br />
1747<br />
(Broek op Langedijk: Uitgeverij<br />
GiGaBoek 2014) 255 blz., ill.,<br />
index. Adres van de samensteller:<br />
Azoren 12,<br />
2904 VC Capelle aan den IJssel.<br />
E-mailadres: hleune@telfort.nl.<br />
Tijdens zijn onderzoek naar de<br />
geschiedenis van Staatse forten<br />
langs de Schelde (zie onder andere<br />
Genealogie 12 (2006), afl.<br />
4, 126) raakte professor Leune<br />
geïnteresseerd in de man die in<br />
de jaren veertig van de achttiende<br />
eeuw verantwoordelijk<br />
was voor de verdediging van<br />
deze forten: luitenant-<strong>gen</strong>eraal<br />
Pieter de la Rocque (1679-1760).<br />
Toen de Fransen in 1747 Zeeuws-<br />
Vlaanderen binnenvielen werd<br />
hij als commandeur verantwoordelijk<br />
gehouden voor de inname<br />
van de stad Hulst en door de<br />
krijgsraad ter dood veroordeeld.<br />
Deze straf werd later omgezet in<br />
levenslange opsluiting in het slot<br />
slagboom@gmail.com.<br />
Teding van Berkhout<br />
H.S. van Lennep<br />
Slagboom<br />
B. Slagboom<br />
FAMILIEBOEK VAN 1610 TOT EN<br />
MET 2014<br />
(Dordrecht 2014) 124 blz., ill.<br />
Adres van de samenstelster:<br />
Frans Lebretlaan 1A, 3314 EB<br />
Dordrecht. E-mailadres:<br />
beaslagboom@gmail.com<br />
Govert Slagboom (1874-1945)<br />
en Maria Scharloo (1879-1952)<br />
trouwden in 1899 in Dubbeldam.<br />
Van hun tien kinderen bereikten<br />
er acht de volwassen leeftijd. Behalve<br />
aan deze kinderen en hun<br />
gezinnen wordt in deze uitgave<br />
aandacht besteed aan Roeland<br />
Scharloo (1877-1915), een broer<br />
van Maria Scharloo, over wie in<br />
de familie heel weinig bekend<br />
was. Hij bleek bij het Koninklijk<br />
Nederlandsch-Indisch Leger te<br />
hebben gediend. In 1907 trouwde<br />
hij te Semarang met Roos de<br />
Craij, weduwe van Nicolaas<br />
GENEALOGIE VAN DE FAMILIE<br />
TEDING VAN BERKHOUT<br />
Werken uitgegeven door het<br />
Koninklijk Nederlandsch Genootschap<br />
voor Geslacht- en Wapenkunde<br />
XXI (’s-Gravenhage 2014)<br />
220 blz., ill., index. Prijs € 21,-.<br />
Zie knggw.nl.<br />
Over de geschiedenis van de<br />
adellijke familie Teding van Berkhout<br />
bestaan vrij veel publicaties,<br />
zoals het proefschrift Om de eer<br />
van de familie van de sociaalhistoricus<br />
Cees Schmidt uit 1986.<br />
In deze nieuwe uitgave is de huidige<br />
stand van het <strong>gen</strong>ealogisch<br />
onderzoek naar de familie weergegeven.<br />
Stamvader Pieter Jansz<br />
(van) Berckhout (overleden na<br />
1566) was koopman in ijzer, rogge<br />
en kaas te Hoorn en ei<strong>gen</strong>aar<br />
van landerijen te Berkhout. Ook<br />
maakte hij deel uit van het stadsbestuur<br />
van Hoorn. Zijn zoon Jan<br />
Pietersz Berckhout (1510-1587)<br />
trouwde in eerste echt met Cor-<br />
Verseput<br />
J.P. Verseput<br />
KORNELIS PIETER VERSEPUT, VAN<br />
BOERENKNECHT TOT HERENBOER<br />
(1822-1899)<br />
([Zonnemaire] 2014) 255 blz., ill.<br />
Prijs € 21,50. Adres van de<br />
samensteller: Zuidweg 1,<br />
4316 AA Zonnemaire.<br />
E-mailadres:<br />
JPVerseput@compuserve.com.<br />
De samenleving van de nogal<br />
afgesloten Zeeuwse eilanden<br />
werd vaak beheerst door de<br />
herenboeren en hun families.<br />
Op Schouwen-Duiveland waren<br />
families als Bolle, Hocke en<br />
Moolenburgh oppermachtig.<br />
Kornelis Pieter Verseput (1822-<br />
1899), de held van dit verhaal,<br />
kwam als knecht bij boer<br />
<strong>gen</strong>. 75
• algemeen • familienamen • heraldiek • topografie<br />
Moolenburgh in Zonnemaire<br />
terecht, werd bedrijfsleider en<br />
pachtte later de boerderij. Ook<br />
werd hij lid van de gemeenteraad,<br />
wethouder en ouderling<br />
van de hervormde gemeente.<br />
In het eerste deel van het<br />
boek komt zijn leven aan bod,<br />
wordt de samenleving belicht<br />
waarvan hij deel uitmaakte<br />
en passeren enkele voorname<br />
families van Zonnemaire<br />
de revue. Het tweede deel<br />
bestaat uit stamreeksen van<br />
de families Bolle, De Glopper,<br />
Hocke, Moolenburgh, Romeijn<br />
en Verseput. Laatst<strong>gen</strong>oemde<br />
stamreeks vangt aan met Pieter<br />
Cornelisse Verseput die in<br />
de zeventiende eeuw met zijn<br />
gezin in Kerkwerve woonde.<br />
De stamreeks gaat niet verder<br />
dan Pieter Cornelis Verseput<br />
(1786-1838), de vader van de<br />
hoofdpersoon.<br />
Overige<br />
• J. van Haeften, Four <strong>gen</strong>erations<br />
of the Van Adrichem van<br />
Dorp family. A unique ensemble<br />
of Haarlem portraits (Londen<br />
2011).<br />
• W. de Haan, Het leven van Jan<br />
Bierma en Lyzabet Pieterman.<br />
Familie Bierma vanaf 1745 tot<br />
begin 1900 (Bedum 2012).<br />
• A.J.H. Westerwijk Bosdijk, Family<br />
tree of Westerwijk Bosdijk<br />
(Wassenaar 2003).<br />
• M.S. Kok, Van koning, keizer<br />
en provenier. Een kwartierstaat<br />
vanuit de families Broekhuis en<br />
Jagtenberg (Amersfoort 2011).<br />
• M. van Egmond, Covens &<br />
Mortier. Productie, organisatie en<br />
ontwikkeling van een commercieel-kartografisch<br />
uitgevershuis<br />
in Amsterdam (1685-1866)<br />
(’t Goy-Houten 2005).<br />
• E. Cremers, Céleste en Oscar.<br />
Een leven samen (Voorschoten<br />
2012).<br />
• P.M. de Ronde-Bakker, ‘Van wie<br />
ben jij er één?’ Stamboom Eerland<br />
– De Valk (Dordrecht 2012).<br />
• K. Jansen, De nazaten van Jan<br />
(Berend) Jansen en Cornelia Arisse<br />
van der Loos. Geschiedenis van<br />
de familie Jansen van 1700-1993<br />
die begint in Maasland (Waterin<strong>gen</strong><br />
2012).<br />
• R. Joghems, Het laatste schuttersstuk<br />
[J.A. Jochems] (Amsterdam<br />
2010).<br />
• A.J. van Klaveren, Thomas Kik,<br />
zijn levensverhaal. ‘Vol<strong>gen</strong>s mij<br />
heb ik het aardig gedaan’ (Heino<br />
2012).<br />
• B. Korthals, Liber amicorum Jan<br />
Kneppelhout. Advocaat in hart en<br />
nieren (Rotterdam 2011).<br />
• A.H. Huussen, Jacob van Lennep<br />
(1802-1868) en de muziek;<br />
Johannes Bernardus van Bree<br />
(1801-1857) en de opera Saffo/<br />
Sapho (1834) (Oegstgeest 2012).<br />
• P.C. de Leth, Von Lette, de<br />
Lethen, de Leth uit Lette (Etten-<br />
Leur z.j.).<br />
• E.J.C. Boutmy de Katzmann,<br />
Loeillet (’s-Gravenhage 2011).<br />
• J.B. Loman, De zestien kwartieren<br />
van Loman-Wentholt (2e<br />
uitgave, Rotterdam 1999-2011).<br />
• C.A.M. Munier, Niet te vinden ...<br />
een verslag van een <strong>gen</strong>ealogische<br />
verkenning (’s-Gravenhage<br />
2012).<br />
• H. Bosma, De Nijdams van ‘de<br />
Pauw’ en hun familie (Sneek<br />
2009).<br />
• J.P. Veldhoven, Het geslacht<br />
Olive uit Cornwall (Alphen aan<br />
den Rijn 2012).<br />
• P. Micheels, Israel J. Olman,<br />
1883-1968, componist en koordiri<strong>gen</strong>t<br />
(Amersfoort 2011).<br />
• A. van Ooik, Het is knots jon<strong>gen</strong>s<br />
gewoon Knots. Het leven van<br />
Thomas van Ooik (Soesterberg<br />
2012).<br />
• C. Verver-Poorter, ‘Gaende,<br />
staende en goet gesont’. Kleine<br />
kroniek van het grote geslacht<br />
Poorter (1500-2010) (’s-Gravenhage<br />
2011).<br />
• R. Rauwerda, Auke Rauwerda.<br />
Liever kleine baas dan grote<br />
knecht (Leeuwarden 2012).<br />
• H. Rood, Erfgoed. Herinnerin<strong>gen</strong><br />
van een zaadhandelaar (Rijswijk<br />
2012).<br />
• F.J.A.M. van der Helm, M.B.<br />
Rost van Tonnin<strong>gen</strong> (1852-1927).<br />
Het familieleven van de Lombok<strong>gen</strong>eraal<br />
(’s-Gravenhage 2012).<br />
• F. Ruesink en G. Kenbeek,<br />
Familiegeschiedenis van de geslachten<br />
Ruesink vanaf 1600 tot<br />
heden, inclusief de naamvarianten<br />
Ruessink, Rusink, Reussing,<br />
Reusink en Reussink (Dinxperlo/<br />
Hilversum 2011).<br />
• J.G. van Rijn, Kwartierstaat Van<br />
Rijn – Van Haaster (Leidschendam<br />
2012).<br />
• J. van Zandber<strong>gen</strong>, De Heeren<br />
van Santber<strong>gen</strong> [...] (Ber<strong>gen</strong> op<br />
Zoom 2011).<br />
• P. Schabort, Schabort. Familiegeskiedenis<br />
1500-2000 (Emmarentia<br />
2001).<br />
• K. Helder en L. Helder-<br />
Schenkel, Stamreeks Schinckel,<br />
Schenckel – Schinkel, Schenkel<br />
(Gronin<strong>gen</strong> 2012).<br />
• A.H. Huussen, Johan Wilhelm<br />
Schotman (1892-1976). Psychiater,<br />
dichter, filosoof, schilder,<br />
imker. Een schets van zijn leven en<br />
werk, met speciale aandacht voor<br />
zijn verblijf in China en voor zijn<br />
letterkundige bewerking van het<br />
gegeven ‘De Katwijkse Gekkenlogger’<br />
(Oegstgeest 2011).<br />
• K. Schreur, Familiegeschiedenis<br />
Schreur. Overijssel – Friesland<br />
(Drachten z.j.).<br />
• E.J.C. Boutmy de Katzmann, De<br />
Schrijver (’s-Gravenhage 2011).<br />
• N. Adema, Memories van oud-<br />
Lichtenvoordenaar W.H. Schutten<br />
(Lichtenvoorde 2011).<br />
• T.J. Sinnige, Genealogie van<br />
Hendrik Sinnige, kleermaker te<br />
Uitgeest (Heiloo 2006).<br />
• A.J. Steenber<strong>gen</strong>, Stamreeks,<br />
deel II. Hendrik Steenber<strong>gen</strong><br />
(1866-1952), landbouwer (Raalte<br />
2012).<br />
• A.J. Steenber<strong>gen</strong>, Stamreeks,<br />
deel III. Jan Steenber<strong>gen</strong> (1835-<br />
1899), landbouwer (Raalte 2013).<br />
• R.J. Blom, Suzanna Elisabeth<br />
Stei<strong>gen</strong>ga-Kouwe, leven tussen<br />
wetenschap en politiek (Naarden<br />
2012).<br />
• C.L. Taminiau, Familie Taminiau<br />
1680-1880 (Doorwerth 2010).<br />
• C.L. Taminiau, De nakomelin<strong>gen</strong><br />
van Jan Taminiau uit Zutphen<br />
(Doorwerth 2012).<br />
• De Eik van Arien. Kwartaalblad<br />
voor de familie Twigt (Baarn<br />
1995-2004).<br />
• Th. de Bruijn, Geschiedenis van<br />
ons geslacht Vahrmeijer (Oss<br />
2011).<br />
• H. Gietema-Haasdijk, De Vissers<br />
van de Noldijk. De veranderende<br />
leefomstandigheden van de families<br />
Visser en Van der Stoep op<br />
IJsselmonde tussen 1680 en 1953<br />
(Doorn 2011).<br />
• B.C.S. Barendrecht, (Deel-)<br />
kwartierstaat van Hennie Wa<strong>gen</strong>aar,<br />
geb. Rotterdam 17 juni 1950<br />
(Vlaardin<strong>gen</strong> 2011-2013) 2 dln.<br />
• M.Y.A. Lambermont, Kwartierstaat<br />
Johannes Albertus Weerdenburg<br />
(Nieuwegein 2011).<br />
• E.J.C. Boutmy de Katzmann,<br />
Westermann (’s-Gravenhage<br />
2011).<br />
• W. Wolff en I. Wolff-de Boom,<br />
Een kind gedoopt van Gerrit<br />
Wolph <strong>gen</strong>aamt Wilm. Genealogie<br />
van een Groninger familie Wolff<br />
(Haren 2008).<br />
• A.C. Zeven, Seven – Zeven –<br />
Zeeven (Kempers / Knevelbaard).<br />
Geschiedenis en <strong>gen</strong>ealogieën<br />
van twee families uit de Groninger<br />
Veenkoloniën 1650-2011. Deel 2:<br />
Correcties en aanvullin<strong>gen</strong> (Wa<strong>gen</strong>in<strong>gen</strong><br />
2011).<br />
76 <strong>gen</strong>.
Heraldiek<br />
Hollandse Vereniging<br />
voor Genealogie<br />
V.H. van Steenber<strong>gen</strong> van der Es<br />
WAPENREGISTRATIES BIJ DE<br />
HOLLANDSE VERENIGING VOOR<br />
GENEALOGIE<br />
(Zutphen 2013) niet<br />
gepagineerd, ill. Zie onsvoorgeslacht.nl/wapen.htm.<br />
In dit album zijn kopieën op<strong>gen</strong>omen<br />
uit het wapenregister van<br />
de Hollandse Vereniging voor<br />
Genealogie. Het gaat om meer<br />
dan honderd families waarvan de<br />
wapens (enkele uitzonderin<strong>gen</strong><br />
daargelaten) in 2011, 2012 en<br />
2013 zijn ontworpen. Elke registratie<br />
bevat een kleurenafbeelding<br />
en een beschrijving van het<br />
wapen, de naam van de<strong>gen</strong>e voor<br />
wie het is bestemd en <strong>gen</strong>ealogische<br />
informatie over zijn of<br />
haar familie. De meeste wapens<br />
zijn ontworpen en getekend door<br />
de heraldische kunstenaars C.<br />
Böhms, P. Bultsma-Vos en H.K.<br />
Nagtegaal. De volgorde van de<br />
wapenregistraties is chronologisch.<br />
Ze worden voorafgegaan<br />
door een alfabetische index.<br />
Topografie<br />
Amsterdam<br />
B. Wallet<br />
ZEEBURG. GESCHIEDENIS VAN<br />
EEN JOODSE BEGRAAFPLAATS<br />
1714-2014<br />
(Hilversum: Uitgeverij Verloren<br />
2014) 220 blz., ill., index.<br />
Prijs € 19,-.<br />
Zie ook: eerherstelzeeburg.nl.<br />
Aanvankelijk begroeven de<br />
Hoogduitse joden van Amsterdam<br />
hun doden op de begraafplaats<br />
van hun Portugese<br />
geloofs<strong>gen</strong>oten te Ouderkerk aan<br />
de Amstel. Dankzij een royale<br />
lening van de Portugees-joodse<br />
gemeenschap stichtten de<br />
Asjkenazische joden in 1642 te<br />
Muiderberg een ei<strong>gen</strong> begraafplaats.<br />
Door de sterke groei van<br />
de Asjkenazische gemeenschap<br />
werd in 1714 Zeeburg als tweede<br />
begraafplaats voor Hoogduitse<br />
joden in gebruik <strong>gen</strong>omen. Zeeburg,<br />
gele<strong>gen</strong> in Amsterdam-<br />
Oost, werd de grootste joodse<br />
begraafplaats van Nederland en<br />
een van de grootste in West-Europa.<br />
Was Muiderberg bestemd<br />
voor de begrafenis van de beter<br />
bemiddelden, op Zeeburg werden<br />
vooral de armen en hun kinderen<br />
Uitgelicht<br />
C. van Burik, B. Kemp en D. Verhoef<br />
(red.) C. van Burik, B. Kemp en<br />
D. Verhoef (red.)<br />
UTRECHTSE PARENTELEN VÓÓR 1650.<br />
DEEL 4<br />
(Rotterdam: Hollandse Vereniging<br />
voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’<br />
2014) 368 blz., ill., index. E-mailadres<br />
redactie: utrechtseparentelen@onsvoorgeslacht.nl<br />
Zie ook:<br />
onsvoorgeslacht.nl.<br />
Waren de voorgaande bundels in deze<br />
reeks bedoeld als l iber amicorum voor de<br />
<strong>gen</strong>ealoog Marcel S.F. Kemp (zie onder andere<br />
Genealogie 19 (2013) afl. 2, 43), met dit<br />
vierde deel wordt zijn collega-onderzoeker<br />
Nico Plomp geëerd. Plomp was een van de<br />
oprichters van de Woerdense Historische<br />
en Genealogische Vereniging, publiceerde<br />
veel op <strong>gen</strong>ealogisch gebied en was tot zijn<br />
pensioen plaatsvervan<strong>gen</strong>d directeur van<br />
het Centraal Bureau voor Genealogie.<br />
De eerste parenteel in deze bundel is<br />
van zijn hand. Hij behandelt daarin de nakomelin<strong>gen</strong><br />
van Gerrit (de) Berger, die rond<br />
het midden van de vijftiende eeuw in het<br />
Utrechtse dorp Kamerik woonde. In latere<br />
<strong>gen</strong>eraties werd binnen deze familie de<br />
naam Plomp gebruikt. In de vol<strong>gen</strong>de bijdrage<br />
staat het Utrechtse re<strong>gen</strong>tengeslacht<br />
De Goyer centraal. Marten Jan Bok geeft in<br />
dit artikel een overzicht van de nakomelin<strong>gen</strong><br />
van Hendrick Hu<strong>gen</strong>sz de Goyer, die in<br />
de tweede helft van de vijftiende eeuw in<br />
de stad Utrecht woonde. Zijn zoon Dirck de<br />
Goyer, diens tweede vrouw Alit van Rosant<br />
en hun vijftien kinderen staan afgebeeld<br />
op een memorietafel. De vondst van een<br />
foto van dit paneel, waarvan de huidige<br />
ver blijfplaats onbekend is, vormde de aanleiding<br />
tot het onderzoek naar de familie De<br />
Goyer.<br />
In 1627 legde een aantal mensen uit de<br />
omgeving van Harmelen voor een Utrechtse<br />
notaris een verklaring af over een doodslag.<br />
In de door Denis Verhoef samengestelde<br />
parenteel van Gerrit Jansz van Rijn (overl.<br />
voor 1540) komen verwanten van zowel de<br />
dader als het slachtoffer van deze doodslag<br />
voor. Deze bundel werd op 31 oktober vorig<br />
jaar tijdens een bijeenkomst op landgoed<br />
Linschoten aan Nico Plomp aangeboden.<br />
Aad van der Tang<br />
<strong>gen</strong>. 77
ter aarde besteld. Te<strong>gen</strong>woordig<br />
zet de Stichting Eerherstel Joodse<br />
Begraafplaats Zeeburg zich in<br />
voor herstel en restauratie van de<br />
voormalige armenbegraafplaats.<br />
In dit gedenkboek wordt de geschiedenis<br />
van Zeeburg uitvoerig<br />
beschreven. In het thematische<br />
deel komt de relatie tussen Muiderberg<br />
en Zeeburg aan de orde,<br />
evenals de rituele functie van<br />
Zeeburg. Het prosopografische<br />
deel bevat bijdra<strong>gen</strong> over de<br />
statistiek van driehonderd jaar<br />
Zeeburg en de begraafboeken<br />
van Zeeburg van 1834 tot 1914.<br />
Ook worden enkele personen geportretteerd<br />
die op Zeeburg zijn<br />
begraven, zoals de circusartiest<br />
Jacques Schuitenvoerder (1846-<br />
1911) en de zangeres Emilie Culp<br />
(1868-1898). Speciale aandacht<br />
is er voor de familie Verduin die<br />
sedert 1785 Zeeburg beheerde.<br />
Elburg<br />
W. van Norel<br />
JOODS LEVEN IN ELBURG.<br />
GEDENKBOEK<br />
(Elburg: Oudheidkundige<br />
Vereniging Arent thoe Boecop<br />
2014) 431 blz., ill.<br />
Zie arentthoeboecop.nl.<br />
In het Gelderse stadje Elburg<br />
bestond een vrij grote joodse<br />
gemeenschap, die in 1816 bijna<br />
ne<strong>gen</strong>tig zielen telde. In de loop<br />
van de ne<strong>gen</strong>tiende eeuw kreeg<br />
deze gemeente een ei<strong>gen</strong> synagoge.<br />
Na inleidin<strong>gen</strong> over onder<br />
meer de economische positie,<br />
het bestuur van de Joodse Gemeente,<br />
de armenzorg, de synagoge<br />
en de begraafplaats vol<strong>gen</strong><br />
twintig levensverhalen van<br />
joodse Elburgers, onder wie acht<br />
leden van de familie Vecht. Na<br />
een overzicht van de deportaties<br />
van Elburger joden in 1942 en<br />
1943 worden de verhalen verteld<br />
van een aantal joodse onderduikkinderen<br />
en van enkele<br />
destijds volwassen onderduikers.<br />
Aandacht is er ook voor Elburgers<br />
die na de oorlog door het joodse<br />
instituut Yad Vashem werden<br />
erkend als Rechtvaardi<strong>gen</strong> onder<br />
de Volkeren, en voor het Museum<br />
Sjoel Elburg, dat in 2008 zijn<br />
deuren opende. Van de vol<strong>gen</strong>de<br />
joodse families uit Elburg zijn in<br />
deze indrukwekkende uitgave<br />
<strong>gen</strong>ealogieën op<strong>gen</strong>omen: Beem,<br />
Cohen, Förster, Van Hamberg, De<br />
Hond, De Lange, Rubens, Vecht<br />
en Wolff. De eerste exemplaren<br />
van dit prachtig uitgevoerde en<br />
goed gedocumenteerde gedenkboek<br />
werden 29 oktober vorig<br />
jaar in Elburg aangeboden aan<br />
‘onderduikkind’ Victorina Roosje<br />
Klompmaker-Jacobs (1929) en<br />
Jules Schelvis (1921), overlevende<br />
van zeven concentratiekampen.<br />
Putten<br />
P. Dekker en G. van Dompseler<br />
VAN NAAM TOT NUMMER.<br />
SLACHTOFFERS VAN DE PUTTENSE<br />
RAZZIA<br />
(z.pl.: Uitgeverij Louise 2014)<br />
512 blz., ill., index. Prijs € 25,-.<br />
Na een aanslag van de illegaliteit<br />
op een Duitse militaire auto werd<br />
als represaille op 1 en 2 oktober<br />
1944 een deel van het Veluwse<br />
dorp Putten platgebrand en werden<br />
ruim zeshonderd mannen<br />
weggevoerd naar Duitse concentratiekampen.<br />
De Puttenaren<br />
kwamen vooral in Neuengamme<br />
(bij Hamburg) en de buitenkampen<br />
te Husum en Ladelund in<br />
Noord-Duitsland terecht, alsook<br />
in beruchte kampen als Ber<strong>gen</strong>-<br />
Belsen, Buchenwald en Ravensbrück.<br />
De meeste van de weggevoerden<br />
hebben deze kampen<br />
niet overleefd. Slechts 48 mannen<br />
keerden terug naar huis. Het<br />
eerste gedenkboek over de razzia<br />
van Putten verscheen in 1948<br />
onder redactie van Tj. Wouters.<br />
Sedertdien is er zoveel meer over<br />
de razzia en haar slachtoffers<br />
bekend geworden dat een nieuw<br />
gedenkboek gerechtvaardigd<br />
advertenties<br />
78 <strong>gen</strong>.
was. Het belangrijkste onderdeel<br />
van deze uitgave bestaat uit een<br />
overzicht van de razziaslachtoffers.<br />
De beknopte biografieën<br />
(vaak voorzien van een portretfoto)<br />
vol<strong>gen</strong> op een bespreking<br />
van de kampen waarin de slachtoffers<br />
overleden zijn. Ook bevat<br />
het boek biografische gegevens<br />
over de weggevoerden die na de<br />
razzia uit kamp Amersfoort zijn<br />
vrijgelaten of tijdens het transport<br />
naar Neuengamme uit de<br />
trein zijn gespron<strong>gen</strong>. Het laatste<br />
hoofdstuk gaat over de weinige<br />
Puttenaren die terugkeerden. Het<br />
degelijk uitgevoerde gedenkboek<br />
geeft een indrukwekkend beeld<br />
van dit trieste hoofdstuk uit de<br />
Nederlandse oorlogsgeschiedenis.<br />
terodanum.nl.<br />
Rotterdam<br />
J. Steenhuis (hoofdred.)<br />
ROTTERDAMS JAARBOEKJE 2014,<br />
TEVENS JAARBOEKJE VAN HET<br />
HISTORISCH GENOOTSCHAP<br />
ROTERODAMUM<br />
(Rotterdam: Stadsarchief 2014)<br />
238 blz., ill. Zie ook: www.ro<br />
Onder de Rotterdammers aan<br />
wie in deze editie van Rotterdams<br />
Jaarboekje een in memoriam<br />
is gewijd, zijn er twee die<br />
ook landelijk bekendheid <strong>gen</strong>oten:<br />
acteur en filmregisseur<br />
Kees Brusse (1925-2013) en<br />
jazzzangeres Rita Reys (1924-<br />
2013). Stadsarcheoloog dr. ing.<br />
Catharinus Hoek (1924-2013)<br />
was aanvankelijk technisch<br />
ambtenaar bij Gemeentewerken<br />
Rotterdam. In 1960 werd<br />
hij bij deze dienst vrijgemaakt<br />
voor oudheidkundig werk. Ofschoon<br />
hij geen archeologie<br />
had gestudeerd bleek hij toch<br />
over voldoende kwaliteiten te<br />
beschikken om als eerste stadsarcheoloog<br />
van Nederland het<br />
oudheidkundig onderzoek in<br />
Rotterdam en randgemeenten<br />
voortvarend aan te pakken. Hij<br />
werkte daarbij nauw samen<br />
advertenties<br />
met amateurarcheolo<strong>gen</strong>. In het<br />
kader van zijn werkzaamheden<br />
als stadsarcheoloog verrichtte<br />
Hoek veel archiefonderzoek.<br />
Een groot aantal van zijn (bronnen)publicaties<br />
verscheen in de<br />
jaarboeken en het tijdschrift van<br />
de (Zuid-)Hollandse Vereniging<br />
voor Genealogie Ons Voorgeslacht.<br />
Daaronder bevonden<br />
zich talloze repertoria op leenkamers,<br />
die hij aanvankelijk alleen,<br />
later samen met dr. Jacob<br />
Kort samenstelde. In 1999 werd<br />
hem een eredoctoraat verleend.<br />
Tijdens archeologisch onderzoek<br />
in de bouwput van de Markthal<br />
te Rotterdam werd enkele<br />
jaren geleden een geelkoperen<br />
doosje gevonden met daarin een<br />
zegelafdruk van was. Het bleek<br />
te gaan om Rotterdams oudste<br />
stadszegel. In zijn artikel gaat<br />
Guus van Breugel uitgebreid in<br />
op de achtergronden van deze<br />
sensationele vondst (zie ook<br />
Genealogie 19 (2013) afl. 4, 26).<br />
Een andere historische bijdrage<br />
in dit jaarboek is van de<br />
hand van Milja van Tielhof. Zij<br />
beschrijft de financiering van<br />
de bouw (1662-1665) van het<br />
Schielandshuis aan de Korte<br />
Hoogstraat, een van de weinige<br />
oude monumenten die Rotterdam<br />
nog heeft.<br />
Overige<br />
• H. Ohling, Die Familien der<br />
evangelischreformierten Kirchengemeinde<br />
Aurich (17711900)<br />
(Aurich 2014).<br />
• K. van der Hoek en G. Crebolder,<br />
Kadastrale atlas Gelderland<br />
1832: Barneveld, Garderen en<br />
Voorthuizen (Arnhem 2014).<br />
• M. Lindeijer, Tussen kasteel en<br />
kerk. De katholieke Gelderse adel<br />
17651827 (Aalten 2014). [Zie<br />
voor een recensie dossier adel &<br />
patriciaat op cbg.nl.]<br />
• D. De Witt, Historical tombstones<br />
and graves at St. Paul’s Hill<br />
Malacca (Malacca 2013).<br />
• T. Hokken, Diaconiearmen van<br />
Rhoon: rekenin<strong>gen</strong> (16221668).<br />
Hollandse Bronnen 8 (Rotterdam<br />
2014).<br />
• A.M. Bosters, ‘Comt in mijnen<br />
hof’. Begijnen uit Roosendaal<br />
(Voorburg 2014).<br />
• P. Borst e.a., Graven en begraven<br />
in de Dom van Utrecht (Bunnik<br />
1997).<br />
• A.M. Bosters, Vossemeer en de<br />
kaarten van Pieter Resen (1555)<br />
(Voorburg 2014).<br />
• H. Heyken, Die Familien der<br />
evangelischlutherischen Kirchengemeinde<br />
Westeraccum (1668<br />
1900) (Aurich 2014).<br />
• H. Harms, Die Familien der<br />
evangelischlutherischen Kirchengemeinde<br />
Westerende (1663<br />
1929) (Aurich 2014).<br />
Jochem Kroes en Aad van der<br />
Tang zijn medewerkers van<br />
het CBG<br />
<strong>gen</strong>. 79
diensten & publicaties<br />
Centrum voor<br />
Familiegeschiedenis<br />
Het Centraal Bureau voor<br />
Genealogie (CBG) is een centrum<br />
voor familiegeschiedenis, dat de<br />
beoefenaren van de <strong>gen</strong>ealogie<br />
behulpzaam is door het beschikbaar<br />
stellen van verzamelin<strong>gen</strong>,<br />
het uitgeven van publicaties, het<br />
verstrekken van adviezen en het<br />
verrichten van onderzoek.<br />
Vrienden van het CBG<br />
Het CBG steunt op een overheidssubsidie,<br />
op de opbrengst van<br />
geleverde diensten en producten<br />
en op de contributie van ruim<br />
tienduizend Vrienden. Vrienden<br />
ontvan<strong>gen</strong> het kwartaalblad Gen.,<br />
krij<strong>gen</strong> korting op publicaties en<br />
diensten en hebben gratis toegang<br />
tot de studiezaal van het bureau.<br />
Ook ontvan<strong>gen</strong> zij per contributieperiode<br />
van één jaar 500<br />
gratis eenheden voor de digitale<br />
studiezaal.<br />
De jaarlijkse contributie bedraagt<br />
€ 40,- (jongeren tot 21 jaar betalen<br />
slechts € 20,-). De contributie<br />
kan worden voldaan via automatische<br />
incasso of betaling van de<br />
factuur. Huis<strong>gen</strong>oten van Vrienden<br />
kunnen vrije toegang tot de<br />
studiezaal krij<strong>gen</strong> te<strong>gen</strong> betaling<br />
van een contributie van € 17,25 per<br />
jaar. Vrienden in het buitenland<br />
betalen € 57,75.<br />
ANBI-instelling<br />
Het Centraal Bureau voor Genealogie<br />
is aangemerkt als een Algemeen<br />
Nut Beo<strong>gen</strong>de Instelling.<br />
Dit houdt in dat het CBG geen<br />
belasting hoeft te betalen over<br />
ontvan<strong>gen</strong> erfenissen en schenkin<strong>gen</strong>.<br />
De<strong>gen</strong>e die het Bureau<br />
een schenking doet, kan zijn gift<br />
van de inkomsten- of vennootschapsbelasting<br />
aftrekken, binnen<br />
de daarvoor geldende regels.<br />
Mocht u een schenking willen<br />
doen, dan kunt u deze overmaken<br />
op IBAN: NL40INGB0000065260<br />
t.n.v. Stichting Centraal Bureau<br />
voor Genealogie.<br />
Studiezaal<br />
Onze studiezaal in Den Haag biedt<br />
toegang tot onze grote bibliotheek<br />
met meer dan honderdduizend<br />
banden; zowel boeken<br />
als tijdschriften. Daar zijn ook<br />
onze uitgebreide verzamelin<strong>gen</strong><br />
te raadple<strong>gen</strong>: onder meer<br />
familieadvertenties, bidprentjes<br />
en familiedossiers, de heraldische<br />
databank, microfiches<br />
met <strong>gen</strong>ealogische bronnen<br />
uit Nederland, de voormalige<br />
overzeese gebiedsdelen en het<br />
buitenland en speciale <strong>gen</strong>ealogische<br />
collecties.<br />
In de bibliotheek en de verzamelin<strong>gen</strong><br />
bevinden zich de resultaten<br />
van eerder onderzoek; raadpleging<br />
ervan voorkomt dubbel werk.<br />
De studiezaal is geopend op<br />
dinsdag van 10.00 tot 21.00 uur,<br />
woensdag t/m vrijdag van 10.00<br />
tot 17.00 uur. Zie ook onze website<br />
in verband met mogelijk gewijzigde<br />
openingstijden.<br />
Digitale studiezaal<br />
In de Digitale Studiezaal kunnen<br />
thuis gedigitaliseerde onderdelen<br />
van de CBG-collectie worden<br />
geraadpleegd. Voor Vrienden is<br />
het mogelijk om – uitsluitend via<br />
de website – te<strong>gen</strong> een aantrekkelijke<br />
korting extra eenheden<br />
aan te schaffen boven de jaarlijkse<br />
gratis eenheden waar zij recht op<br />
hebben. Eenheden kosten per 100<br />
stuks € 5,80 (Vrienden € 5,20), per<br />
200 stuks € 10,40 (Vrienden<br />
€ 9,35) en per 500 stuks € 23,15<br />
(Vrienden € 20,85).<br />
Internet cbg.nl<br />
De website van het CBG is een<br />
virtuele vraagbaak en ontmoetingsplek<br />
voor <strong>gen</strong>ealo<strong>gen</strong>. De<br />
site bevat algemene informatie,<br />
de CBG-catalogus, een online<br />
onderzoeksgids familiegeschiedenis,<br />
een forum en een registratie<br />
van lopend onderzoek – beide<br />
voor gegevensuitwisseling tussen<br />
bezoekers –, onze onderwerpsdossiers,<br />
de Familienamenbank<br />
en andere links. Voor heraldische<br />
informatie is er een speciale site:<br />
heraldischedatabank.nl<br />
Op stamboomnederland.nl vindt<br />
u digitale resultaten van eerder<br />
onderzoek.<br />
U kunt het CBG<br />
ook vol<strong>gen</strong> via<br />
Facebook (zie QRcode)<br />
en Twitter<br />
(@CBGenealogie)<br />
Onderzoek door het CBG<br />
Onderzoek in opdracht door<br />
medewerkers van het CBG is<br />
mogelijk, na goed overleg en<br />
na gemaakte afspraken over<br />
doelstelling en afbakening van het<br />
onderzoeksterrein. Het tarief voor<br />
onderzoek in opdracht bedraagt<br />
€ 18,25 per kwartier (Vrienden<br />
€ 15,25). Als starttarief wordt<br />
minimaal een half uur in rekening<br />
gebracht.<br />
Het vriendentarief geldt niet voor<br />
zakelijk gebruik, zoals onderzoek<br />
voor notariële doeleinden.<br />
Recente uitgaven<br />
NEDERLAND’S<br />
ADELSBOEK<br />
deel 98 (2013-2014)<br />
Win-Z, LXVI, 414 blz.<br />
Prijs € 64,-<br />
(Vrienden € 59,-).<br />
NEDERLAND’S<br />
PATRICIAAT<br />
deel 93 (2014) XVI,<br />
472 blz. Prijs € 58,50<br />
(Vrienden € 53,-).<br />
C.P. Mulder en<br />
M. Spaans EEN EEUW<br />
HELDEN. HET CAR-<br />
NEGIE HELDENFONDS<br />
1911-2011 (Den Haag<br />
2011), 112 blz. met dvd. Prijs<br />
€ 29,95 (Vrienden € 25,-).<br />
C.P. Mulder en<br />
P.A. Christiaans<br />
VOOR ONS EN ONS<br />
HUIS. MEER DAN<br />
HONDERD JAAR<br />
HUISORDE VAN ORANJE 1905-2005<br />
(2011) (Den Haag 2013) 456 blz.<br />
Prijs € 39,95 (Vrienden € 34,95).<br />
De prijzen op deze pagina zijn<br />
geldig tot en met 31 december<br />
2015, zijn onder voorbehoud<br />
van drukfouten en inclusief<br />
verzendkosten (tenzij anders<br />
aangegeven) en BTW. Bij bestelling<br />
uit het buitenland worden<br />
hogere verzendkosten berekend.<br />
Deze en andere publicaties zijn<br />
te bestellen via onze website<br />
(cbg.nl > uitgaven),<br />
telefonisch (070-3150510) of<br />
per post (CBG, Postbus 11755,<br />
2502 AT Den Haag).<br />
80 <strong>gen</strong>.
advertenties<br />
verhoog &<br />
warmerdam<br />
W I J M A K E N G E S C H I E D E N I S<br />
S I N D S 1 9 9 0<br />
Uw verhaal verteld...<br />
JUBILEUMBOEKEN, PREDIKAATAANVRAGEN ‘KONINKLIJK’<br />
EN ‘HOFLEVERANCIER’, BEDRIJFSVIDEO’S, BEDRIJFSARCHIEF-<br />
INVENTARISATIE, GENEALOGIEËN, PARENTEELSTATEN,<br />
KWARTIERSTATEN, STAMREEKSEN, UITGAVE VAN UW STAMBOOM<br />
[UURTARIEF € 55]<br />
Bezoek ook<br />
onze website<br />
www.venw.nl<br />
LID VAN NEDERLANDSE VERENIGING VAN HISTORISCHE ONDERZOEKSBUREAUS
verleden tijd<br />
Geboortig uit Afrika<br />
Tijdens de pauze van onze wekelijkse repetitieavond<br />
raak ik in gesprek met medekoorlid<br />
Rob. Als blijkt dat hij in het verleden <strong>gen</strong>ealogisch<br />
onderzoek heeft gedaan, vraag ik of hij<br />
misschien een mooie familiefoto heeft; een<br />
foto waar een verhaal aan vast zit. Jazeker<br />
heeft hij die, zegt hij, en zijn o<strong>gen</strong> lichten op<br />
– voor het totaalbeeld vermeld ik hier even<br />
dat Rob Charles licht van haar, huid en o<strong>gen</strong><br />
is. Hij buigt zich naar me toe alsof hij een<br />
sprookje gaat vertellen: ‘Er was eens, rond<br />
het jaar 1800, een Afrikaans jongetje dat<br />
ontvoerd was en naar Elmina werd gebracht,<br />
het fort aan de kust van wat nu Ghana is. Met<br />
een schip ging hij naar Suriname, werd daar<br />
op de slavenmarkt in Paramaribo verkocht en<br />
kreeg de naam Charles. Als jongeman ging<br />
hij met zijn meester mee naar Nederland.<br />
Daar trouwde hij in 1824 met een Rotterdams<br />
meisje. Van die man heb ik een foto. Hij is<br />
mijn stamvader.’<br />
De vol<strong>gen</strong>de koorrepetitie neemt hij de foto<br />
mee en vervolgt zijn verhaal. ‘Als kind hoorde<br />
ik dat wij van negers zouden afstammen. Zo<br />
werd dat toen gezegd, geheel politiek incorrect<br />
taalgebruik natuurlijk. Het zal net na de<br />
oorlog zijn geweest. Mijn vader vertelde over<br />
de twee donkere vrouwen die in zijn ouderlijk<br />
huis woonden toen hij een kind was, over<br />
‘Later pas begreep ik dat hij<br />
het over zijn grootmoeder<br />
had die samen met haar<br />
zuster bij hen inwoonde’<br />
hun haren die iedere dag werden gedaan<br />
en dat dat een bewerkelijk ritueel was. Heel<br />
veel later pas begreep ik dat hij het over zijn<br />
grootmoeder had die samen met haar zuster<br />
bij hen inwoonde.’<br />
Zo’n tien jaar geleden kreeg Johannes<br />
Charles eindelijk een gezicht, toen Rob op<br />
het spoor van andere nazaten kwam. Zij<br />
hadden onder andere een kopie van zijn<br />
huwelijksakte en deze foto, <strong>gen</strong>omen toen hij<br />
al een man op leeftijd was. Hij stierf in 1872.<br />
De huwelijkse bijla<strong>gen</strong> uit 1824 vertellen<br />
nog meer. Bij gebrek aan een geboortebewijs<br />
werd een ‘akte van bekendheid’<br />
opgesteld. Vol<strong>gen</strong>s zijn ei<strong>gen</strong> verklaring<br />
‘en ook naar het uiterlijk aanzien’ was hij<br />
‘oud circa zesentwintig jaren’ en ‘geboortig<br />
uit Afrika, zoo hij zegt van Delmina’. De<br />
heer Buschman, zijn vroegere ei<strong>gen</strong>aar,<br />
die hem als huisknecht van Suriname naar<br />
Nederland had mee<strong>gen</strong>omen, verklaarde<br />
dat hij Charles kende vanaf het moment<br />
dat hij in Suriname aankwam ‘en alzoo ook<br />
van deszelfs vroeger lot en wegvoering in<br />
slavernij volkomen kennis en wetenschap’<br />
droeg. Eenmaal een ‘vrije neger’ liet Charles<br />
zich dopen bij de missiekerk van de hernhutters,<br />
waarbij hij de doopnaam Johannes<br />
kreeg. Het toeval wil dat ook Rob Charles<br />
zich op volwassen leeftijd heeft laten<br />
dopen, van zijn Surinaamse betovergrootvader<br />
wist hij toen nog niets.<br />
Lilian de Bruijn