09.07.2015 Views

jaargang 4 nr. 2 juni 1993 - Zoogdierwinkel

jaargang 4 nr. 2 juni 1993 - Zoogdierwinkel

jaargang 4 nr. 2 juni 1993 - Zoogdierwinkel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

KNOT – Knowledge Transfer and Future CooperationWorkshop May 23-24, 2012, Uppsala, SwedenList of participantsGöran HOLMSwedish Geotechnical Institutegoran.holm@swedgeo.seJenny LINDBERGLuleå University of Technologyjenny.lindberg@ltu.seJérôme LEBRUNJens ANDERSENESITCdirection@esitc-caen.frUNI EXETERJ.C.Andersen@exeter.ac.ukJohan Van CLEEMPUTPort of AntwerpenJohan.VanCleemput@haven.Antwerpen.beJosef MACSIKLTU/Ecoloopjosef.macsik@ecoloop.seKatarzyna HlebowiczStanislawskaPort of Gdyniak.hlebowicz@port.gdynia.plKristina LUNDBERGLuleå University of Technologykristina.lundb erg@ltu.seLennart LARSSONSwedish Geotechnical Institutelennart.larsson@swedgeo.seLucile SAUSSAYEESITCecr.geotech@esitc-caen.fr


ZOOGDIER ( 4) 93/2 3Hondsdolheid in Noord-AntwerpenWoensdagmorgen 31 lnaart <strong>1993</strong> hooIik i11 hef radionieuws meedelen datgeval van hondsdolheid werd vasfgesteldte Berendrecht, in fret noordenvan de provincÎe Antwerpen aal1 degrens mef Nederland". Een kort bericht,zonder veel uitleg of details, nwar ongefwijfeldhebben enkele miljoenel1 Vla- Àmitlgen hef gehoord. Het was immers ~(:één val1 de hoofdptmtel1 in het ochtel1dbulletin.Ik haast me l1aar de kral1tenwinkelen koop een vîjftal dagbladen.Jawel: in twee ervan vind ik een al1nbericht.De recwte, opmerkelîjke 1/îfbreidil1g~vnn de vossenpopulafie in grote delenvan Vlaanderen is de laatste paarde voedingsboderH geweest voor dewildste fantasieën. Vossel1 metgOl1se karrevrachfen door de aangevoerdCI'I uitgezet wordm ene uit bNederland, de andere uit de Ardenl1enof uil' Duitsland). Tegelijk dal1rmeenlle plagen Val1 Egypte worde11 binnengehaald,het "biologisch evenwicht" zou verbrokmworde/!, alle phtinwee en jachtwild alsSneerHlJ voor de zon zou verdwijnen, el1 dehondsdolheid catastrofale proporties ZOII aannemen.De vroegere pal1iekzaaiende berichtgevÎngover hondsdolheid, in lut gel1re van"zij die gaan sterven, bijten U", of "cmdoodsbedreiging il1 OplllarS" heeft zijn effectimllzers niet gemist. VOSSel1 en hondsdolfreid:twee hm1den op één buik.In eel1 eerste reactie op dit persberichtovervalt lnij dan em immens gevoel vanuerslagenheîd. Net nu de Nationale CmnpagneBescherming Roofdierel1 vÎa hetVlaams Zoogdierkundig Overleg een notaarm de bevoegde 11ZÎ/1ister heeff overgemaakffel' beschennÎl'lg van (vosse/1)burchto1. NetDok aan de vooravond van de opening vrm __rIeen groots opgezette, reizende tentoonsfellingvan de StiChtÎJlg Omer Waffez (de overkoepelendemilieuverel1iging in de Vlaamse Ardennen)over de vos eI1 de m1dere roofdieren.Amper ook weken na de bîjdrage in .hef televisienieuws aDer het grote succes val.de Belgische Î 11 de strijd tegende hOl1dsdolhÎed in (daadwerkelijk) besmettegebied bezuiden Samber e/1 Maas. ~Met éál bericht dreigt alles op de hel- .pi ~lil1g geplaatst te Zijl1, 1neer zelfs: ge- ~'woon Va/1 tafel geveegd te worden. ~1..:"-.'11-Dit kan I1Îet. Daar nlOet meer achter zitten.Na de nodige telefoons el1 andere contl1cte/1wordt een m1der verflaai duidelijk. Er Îshelemààl geen hondsdolheid vastgesteld. Hetwige wat waar blijkt te zijl?, is dat iernandeen levende vos heelt gezien die kalendevlekken il1 zijn pels vertoonde e/1 watkwijlde. Kalende vleklce'1 hebben niets methO/1dsdolheid te }l1(l!a,1 1 kwijlen lam verschifle/1deoorzake/1 hebben. Elke hOl1deliefhebberweet dat. Misschien is het dier "ge­WOol1/1 vergiftigd. Dat hO/1dsdolheid meerdal1 hO/1derd ki/ometer van de besmetti/1gszomplots ZOlt opduiken, is bovendien uÎter5tol1waarschijnlîjk, zeker /'lU de vaccinafîecampagnede besmettingshaarden fotsteeds kleinere eUanden heeft teruggedrongen.Gaat het om een buiten proportiegeraakte val1 een goedl11enendewaarnemer, of is de ganse zaak georchestreerdonI de vosen op een cruciaalin een slecht dag licht teplaatsen? Het dat de waar/u/ner eenjachtwachter blîjkf te zijn, is volgens sommigeneen rumwijzing voor heflaatste scwarÎo. Anderen menen te wetendat men alleen de bedoeling had het aantalloslopende hondm te doen verminderm. Decafébal7s, die enkele dagen na de eerste l11eldi/1gdoor ee/1 "schuimbekkende vos werd aangevallen", zal zijn OJ/Eet ongetwijfeld zie/1toel1C1l1e/'1 hebben na deze heldhaftige avol1ftlre/1waarmee hij uitgebreid de pers haalde.Wat er ook van zijl veel kwaad is 011hen'oepelijkgeschied. Ook al kreeg ik de gelegenheid,via radioprogramma's en kranteninterviews,ew en allder sterk te relativeren en tecorl'igerel1. Wetenschappelijke eerlijkheidnoopt je er ec/tier foeI hef opduiken van eel1dergelijk 1r000ldsdolheidsgeval, alleCl1 ]!laar alsuiterst onwaarschijnlijk voor te stel/en, maarniet 100% uit te sluiten. Hef zo/./ bijvoorbeeld/1ief de eerste l1/aal zijn dat IJlen bewusfem krmg van een aan hondsdolheidgesforvm dier benoorden de Sanlber-Mnasgrensbrengt.en Se/1safÎereacties kunnen we mlsdepest, argwaan en een kritische indeste meer gewenst. Hondsdolluid,of vossenlintwormen blijkeninl1ners gretig aanvaard voer voor de pers.JUJ'YWCIJryVJ'l'H"V


ZOOGDIER ( 4) 93/2 4De eerste beverratten zijn waargenonlen in augustus1984. Toen werden er enkele tientallen stuks door hetDierenbevrijdingsfront bij kwekers gestolen en op verschillendeplaatsen in de Brabantse Biesbosch losgelaten.In de jaren daarna bleek dat de beverrat zich goedwist te handhaven en zich langzaanl uitbreidde. Ookde afgelopen winter heeft hij overleefd. Inmiddels zijner plannen OITI deze exoot te bestrijden, nlaar dit vormteen risico voor bevers.aangenonlen nlag worden dat er ookjongen geboren zijn.In 1984 zijn door het Dierenbevrijdingsfront enkeletientallen beverratten in de Biesbosch losgelaten.Foto Pieter EIbersDe nleesten van de in 1984 losgelatenbeverraten Myocastor coypus werdenweer snel gevangen. Dit ging vrij een~voudig, onldat het grootste deel vande dieren de landbouwpolders introken daar gemakkelijk was op te sporen.Dat niet alle dieren waren gedood,bleek toen na de strenge winter van1984~ 1985 nog steeds meldingen binnenkwamen.Bij de toen gevangenwijfjes waren zwangere dieren, zodatLangzalne groeiTussen 1985 en 1989 werd maar sporadischiets van de beverratten gemerkt,maar echt weg waren ze niet. In 1989zijn weer beverratten uitgezet, mogelijkdoor een fokker, in verband nletde sterk gedaalde waarde van de pels.Ook deze dieren werden voornamelijkin de landbouwpoJders gezien,waar ze vooral van de suikerbieten ende n1ais aten. Door jagers en nluskusrattenvangerswerd een deel van dedieren gedood op verzoek van Staatsbosbeheer.De bestrijding moestzorgvuldig gebeuren, omdat in 1988de eerste bevers waren uitgezet. Ookin 1990 waren er weer enkele meldingenvan beverratten; de nleesten werdengezien tijdens de observatîe vanbevers. Voor zover bekend werden erin 1990 geen beverratten gedood.In januari 1991 zijn vier pasgeborenjongen gevonden en gedood in eensimpel open nestje in een rietruigte inhet zuidwesten van de Biesboseh. Enkelenlaanden later is wat noordelijkervan deze plek een volwassen exenlplaargedood door een l11uskusrattenvanger.Op verschillende andereplaatsen zijn sporen gevonden en hetligt voor de hand er vanuit te gaan datin 1991 op 111eer dan een plek jongenzijn geboren.


ZOOGDIER (4) 93/2Eerste bestrijdingDe winter van 1991-1992 was vrijwelijsvrij en in het voorjaar van 1992 werdensteeds vaker beveratten bespeurd.Omdat toen de indruk bestond dat heton1 kleine aantallen ging, werd doorStaatsbosbeheer aan de plaatselijken1uskusrattenvanger verzocht on1, alshet niet teveel n10eite kostte deze dierenmee te vangen. In 1992 ving mengericht acht beveratten, terwijl driejonge dieren in een n1uskusrattenfuikverdronken. Het spreekt vanzelf dathet wegvangen van beverratten in eengebied waar ondertussen ook 35 beverszwenlmen kennis van zaken vereist.Winter met ijsOndertussen was wel duidelijk dat debeverrat vaste voet in de Biesboschhad gekregen. Ook uit de DordtscheBiesbosch kwanlen twee nleldingen.De vraag was nu hoe de beverrattenzouden reageren op het dichtvriezenvan de Biesboseh. Op 28 december1992 begon het licht te vriezen en op 2en 3 januari <strong>1993</strong> vroor het 's nachtsongeveer 10 graden. Al de kleine krekenvroren dicht en op 4 januari werdeen moerasgebiedje bezocht waar regelmatigbeverratten werden bespeurd.Hierin bleken zich twee beverrattenop te houden, die in het rietsimpele slaap nest jes hadden gebouwd.Omdat er geen open watermeer was nl0esten de beverratten levenvan hard bevroren rietwortels afkOinstigvan losgespoelde rietpollen.De twee dieren (een paartje) werdengedood. Het wijfje bleek zwanger tezijn van zeven bijna voldragenjongen.Op 8 januari werd een beverrat geschotendie zwanger bleek te zijn vanvijf jongen. De in de winter geborenjongen zullen tijdens vorst weinigkans maken. Duidelijk is dat beverrattenzich in vergelijking met muskusrattenen bevers slechter kunnen verwerentegen vorst, n1aar dat ze eenkorte vorstperiode wel overleven.Snel ingrijpen gewenstAannemelijk lijkt dat als geen bestrijdinghad plaatsgevonden er in <strong>1993</strong>een vaste populatie van enkele tientallenbeverratten in de Biesbosch zouleven. Omdat er na de winter van1992-<strong>1993</strong> nog op verschillende plaatsenbeverratten bespeurd zijn, is teverwachten dat als er geen bestrijdingMuskusrattenvanger met beverrat (links) en muskusrat.Het verschil in grootte is aanzienlijk.Foto Jacques van der Neutplaatsvindt de populatie weer snel zalgroeien, Mogelijk dat een echt strengewinter de beverratten geheel kan latenverdwijnen, n1aar gelet op de ervaringenna de vorige strenge winters lnoeter toch op worden gerekend, dat ditniet zal gebeuren.Voor Staatsbosbeheer lijkt Inij diteen ongewenste ontwikkeling. Het isbekend dat deze exoten flinke schadeaan landbouwgewassen kunnen veroorzaken.Als de beverratten bestredenmoeten worden geeft dat echtergrote risico's voor de bevers. MochtlTIen besluiten de beverratten in deBiesbosch te bestrijden, dan kan dithet beste zo snel lTIogelijk gebeuren.Bestrijding van beverratten hoort niettot de taak van de muskusrattenbestrijding,zodat eerst moet worden beslotenwie de bestrijding op zichneemt. In verband nlet de aanwezigheidvan de groeiende beverpopulatiezal dit zeer zorgvuldig en met eengoede kennis van zaken n10eten geschieden.--rl


ZOOGDIER ( 4) 6De infrastructuur in Nederland vormt een fljn111azignetwerk. SInalle, secundaire wegen n1et weinig verkeersteken zoogdieren nog wel over, nlaar veel dieren(vooral egels) verworden daardoor tot verkeersslachtoffer.De grote en drukke verkeerswegen zijn voor veeldieren een barrière, die ze zelfs niet meer kunnenoversteken (van Apeldoorn & Kalkhoven, 1991). Sindsenkele jaren worden er viaducten en tunnels voor dierenaangelegd, waardoor ze deze wegen beter kunnenkruisen. Wildviaducten blijken door veel dieren teworden gebruikt (Bekker, 1991). Dit artikel verhaaltover een onderzoek naar het gebruik van zoogdiertunnelsin de provincie Utrecht.Ingang van de tunnel onder de A28 bij Amersfoort.Foto Hans HollanderFaunapassage Hollandse RadingDe tunnel bij I-Iollandse Rading is eerderdoor Vink & Alleijn (1992) onderzocht.Zij constateerden dat konijnen,vossen en katten de tunnel gebruikten.Tijdens het onderhavige onderzoekzijn sporen gevonden van vos,bunzing en huiskat (tabel 1). Ookheeft zeer waarschijnlijk één rossewoelmuis de tocht door de tunnel genlaakt.Dit wordt geconcludeerd aande hand van diverse terugvangstenvan het dier aan de westzijde van deweg, terwijl het aan de oostzijde voorhet eerst gemerkt was. In theorie iseen tocht recht over het asfalt mogelijk,nlaar gezien de lokale omstandighedenl1iet waarschijnlijk (Hol1allder~<strong>1993</strong>). Ook zijn er in de sporenbuizenin de tunnel eenmaal sporen van 111uizenaangetroffen. Hieruit blijkt datdieren de tunnel in ieder geval binnendurven lopen.Faunapassage Kolonel van Rooyel1wegIn het zand aan de beide uiteindenvan de tunnel werden sporen aangetroffenvan vijf soorten zoogdieren(tabel 1). Sporen van vos en bunzingwaren het lueest aanwezig. Opge~ll1erkt nl0et worden dat het onderzoekbij deze tunnel veel luinder in-


tensief was dan dat bij de tunnel bijHollandse Rading. Dit heeft als nadeeldat, wanneer er verschillende dagentussen twee bezoeken lagen, desporen vaag waren en niet nader opsoort konden worden gedetermineerd(marter spec. en zoogdier spec.). Bijeen eerder onderzoek werd vastgestelddat de tunnel ook door vos enkonijn gebruikt werd, maar met eenveel lagere frequentie (Both, 1989).Het gebruik van de tunnel door muizenis hier niet aangetoond, wat medeverband houdt met de lagere onderzoeksinspanning.Viaduct Zeist-WestOm de relatieve effectiviteit van debeide tunnels aan te kunnen geven,worden de resultaten met die van eenonderzoek aan een viaduct bij Zeist­West (Kalkhoven, 1990) vergeleken.Hier is in 1990 in een 60 meter breedviaduct een anderhalve meter bredestrook zand aangebracht, waarin gedurendetwee tijdvakken van zes weken(in de periode juli tot oktober)sporen zijn geregistreerd. Het aantalcontrole-dagen op de drie lokaties wasverschillend: 21 (Kolonel vanRooyenweg), 39 (Hollandse Rading)en 97 (Zeist). Daarom is het aantalIn de tunnels zijn ook sporen van muizen gevonden.Bosmuis.Foto Dick Kleeswaarnemingen gestandaardiseerd op30 dagen (één maand).Verschillen in gebruikHet viaduct bij Zeist is door veel n1eersoorten gebruikt dan de twee onderzochtetunnels. Naast de soorten in detabel zijn dat hermelijn, ree, egel, haasen "ratten". Ook de totale frequentiewaarmee het viaduct wordt gebruikt isveel hoger. Dit is niet verwonderlijk,gezien de grotere breedte van de pasTabel 1. Sporenwaarnemingen (30 onderzoeksdagen)bij de twee onderzochte faunapassages (Hollander,<strong>1993</strong>) en een viaduct bij Zeist-West (zie Kalkhoven,1990).soort Holi. Rading Kol. v. Rooyenweg Viaduct ZeÎst-Waant. p,mnd. aant p.mnd, aant. p.mnd,muis sp. 0.8 45 13.9konijn 2 2.9 81 25,1wezel 2 2.9 29 8.7bunzing 0.8 5 7.1 28 8.7marter sp. 1vos 2 1.5 5 7.1 21 6,5huiskat 1 0.8 2 2.9zoogdier sp. - 1totaal 5 3,9 18 25.7 334 103.3


Vossen maken regelmatig gebruik van defaunapassages.Foto Johan de Meestersage. Het is opvallend dat de vos en debunzing de tunnels bij de Kolonel vanRooyenweg en bij Zeist vrîjwel evenvaak gebruiken. Voor deze soortenlijkt de aanleg van een tunnel een geschiktemaatregel.De faunapassage bij HollandseRading werd nlÎnder frequent en doorminder soorten gebruikt dan die bij deKolonel van Rooyenweg. De onderzoeksintensiteitbij Hollandse Radinglag daarentegen veel hoger. Hieruitvolgt dat elk object uniek is en dat deresultaten van één onderzoek aan éénfaunapassage niet zonder n1eer betrekkinghebben op andere passages,al dan niet van hetzelfde type. Factorendie het gebruik en de gebruiksfrequentiebepalen zijn technische factoren,de inpassing van de tunnel in deomgeving en verstoring door demens.Technische factorenDe technische verschillen tussen detunnels (lengte, hoogte en doorzicht)kunnen een verklaring vormen voorde verschillen in de frequentie waarmeeze worden gebruikt. De tunnel bijHollandse Rading is langer (55 meter)dan die bij Amersfoort (lengte 50 lneter).Het verschil in lengte valt mee enlijkt dus geen verklarende factor. Detunnel bij Hollandse Rading is smaller(doorsnede 40 cln) dan die bij Amersfoort(doorsnede 60 cln). Een brederetunnel zou aantrekkelijker kunnenzijn voor zoogdieren. Derckx (1986)vindt echter dat tunnels van 30 en 50centitneter doorsnede frequent doordas, bunzing, haas, konijn en vos wordengebruikt De inloophoogte lijktdus ook geen beperkende factor. Ookhet doorzicht kan een rol spelen. In detunnel bij Hollandse Rading zit eenknik, de andere zijde is niet te zien. Detunnel bij Amersfoort loopt rechtdoor,de andere zijde is wel te zien.Volgens van Nierop (1988) zou eentunnel met een knik aantrekkelijkerzijn, waarbij doorzicht wordt voorkomenen de kans op verstoring wordtbeperkt. Dit komt niet overeen met deresultaten van dit onderzoek.Inpassing in de OlngevingBij de aanleg van faunavoorzieningenis een goede kennis van het gebiedeen vereiste. Aanleg van faunavoorzieningenop plaatsen waar (oude) migratie-routesvan dieren lopen, is aante bevelen. Geleiding via lijnvormigelandschapselementen of aansluitendebeplanting is van belang voor allezoogdieren (Hunt et al., 1987). Detunnel moet als het ware een verbindingvormen tussen leefgebieden aanbeide zijden van de weg. Het feit dat


ZOOGDIER (4)bij de ingang van de tunnel bij Amersfoortin 1992 vaker sporen zijn aangetroffendan in 1989, onderbouwt dezestelling; de vegetatie rond de beide ingangenheeft zich sinds 1989 verderontwikkeld.VerstoringHet feit dat de tunnel bij HollandseRading zo weinig gebruikt wordt, lijktvooral een oorzaak te vinden in verstoring.Het perron voor de trein naarHilversun1 ligt op nog geen 15 lnetervan de westelijke toegang van de tunnel.Regelmatig komen er l11ensen inhet tussenliggende gras- en bosperceel.Aan de oostkant ligt een recreatiegebied,dat toegankelijk is vanafeen verzorgingsplaats langs de A27.Eén pad loopt direct langs de oostelijkeingang. Hier dient de n1enselijkeverstoring te wordt verhinderd. Devele hekken in de omgeving vonnen aleen barrière voor de grotere zoogdieren,zodat echter venneden wordendat er nog meer hekken in de omgevingverschijnen. Het verdient aanbevelingte onderzoeken of het aantalhekwerken niet vern1inderd kan WOfdenof dat er nlaatregelen getroffenkunnen worden (bijvoorbeeld hetaanbrengen van poortjes), zodat dehekken geen barrière meer vormen.Het zeer frequente tunnelbezoekdoor de onderzoeker (tot twee ll1aalper dag) heeft lnogelijk ook bijgedragenaan de verstoring.SamenvattingDe voorwaarden voor het gebruik vanfaunapassages door zoogdieren liggenvooral in een goede inpassing in deomgeving en het voorkomen vanmenselijke verstoring. De tunnelmoet als het ware een aaneengeslotenverbinding vorn1en tussen de vegetatieaan beide zijden van de voorziening.Wanneer aan deze voorwaardenvoldaan is, zullen aanwezige groterezoogdieren frequent gebruik n1akenvan de tunnel. Muizen lijken incidenteelgebruik te nlaken van de onderzochtetypen tunnels. Voor dezegroep zullen lengte, doorsnede endoorzicht mogelijk meer bepalendzijn dan voor grotere zoogdieren.Bij de aanleg en de keuze van de lokatievan faunapassages is voornamelijklnet de grotere zoogdieren rekeninggehouden. Oorspronkelijk werdendeze tunnels dassentunnels genoemden specifiek aangelegd voordassen, lTIaar het is inn1iddels duidelijkdat deze voorzieningen niet alleen(en in dit geval geheel niet) door dassenworden gebruikt. DaarOlTI is deaanduiding zoogdiertunnels, of nogalgelTIener, faunapassages te prefereren.--rlLiteratuurApeldoorn, R. van & J. Kalkhoven, 1991.De relatie tussen zoogdieren en infra*structuur~ de effecten van habitat-frag*mentatie en verstoring. Intern rapport.Rijksinstituut voor Natuurbeheer,Leersum.Apeldoorn, R. van, M. el Daem, K. HawkHley, M. Kozakiewicz, G. Merriam, W.Nieuwenhuizen & J. Wegner, in prep.Footprints of small mammals 1. A fïeldmethod of sampling data for differentspecies (aangeboden aan Mammalia).Bekker, H" 1991. Ecoducten worden gebruikt.Zoogdier 2(2):20- 23.Both, C., 1989. Een tunnel voor zoogdieren.Onderzoek naar tunnelgebruik enverkeersslachtoffers van de A28 bijAmersfoort. Amoeba 63(8):132-135.Derckx, H., 1986. Ervaringen met dassellvoorzienîngenbij Rijksweg 73, tracéTeerschdijk-Maasbrug. Lutra 29:67-75.Hollander, H., ]989. Pootafdrukken vanmuizen. Een nieuwe inventarisatiemethode?Intern rapport. Rijksinstituutvoor Natuurbeheer, Leersum.Hollander, H., <strong>1993</strong>. Evaluatie mitigerendemaatregelen ten behoeve vanzoogdieren in de provincie Utrecht.Rapport SBW Advies & Onderzoek.Hunt, A., H.l. Dickens & RJ. Whelan,1987. Movement of mammals throughtunnels under railway lines. AustralianZoologist 24:89-93.Kalkhoven, J.T.R., 1990. Onderzoek naarde ecologische betekenis van het viaductonder Rijksweg A28 ten westenvan Zeist. Intern rapport. Rijksinstituutvoor Natuurbeheer, Leersum.Nierop, A. van, 1988. Wildpassages. StichtingNatuur en Milieu, Utrecht.Vink, H. & F. Al/eijn, 1992. Dassen in hetGooi. Een regionaal naluurbeschermingsprobleem.Zoogdier 3(3):4-8.


ZOOGDIER ( 4) 93/2dieren-onderzoek, tenzij juist speciaalinformatie gewenst is over populatieschommelingenbij veldnluizen. Ookandere woelmuissoorten konlen geregeldvoor in ransuilebraakballen.zijn in Zuid-Nederland al in relatiefweinig braakballen van ransuilenschedel resten van de zeldzanle ondergrondsewoelmuizen te vinden.Ook de velduil eet voornamelijkwoelmuizen. Anders dan bij de ransuildropt de velduil zijn braakballenvaak verspreid over een groot open gebied;deze zijn dus vaak lastig te verzatnelen.De braakballen van kerkuil en bosuilzijn verreweg het meest geschiktom een groot aantal soorten kleinezoogdieren vast te stellen. Bij de kerkuilis het een groot voordeel, dat debraakballen meestal met genlak ingrote hoeveelheden te verzamelenzijn. Ze liggen Î1nmers vaak op plaatsenwaar de uilen vertoeven: op eenkerkzolder, in een schuur of een in andergebouw. Bij het verzanlelen vandeze braakballen is het wel belangrijkom er rekening 111ee te houden datdeze uilen snel verstoord kunnenworden.De kerkuil heeft een gevarieerdmenu; hierdoor is het mogelijk onl alin relatief weinig braakballen veelsoorten kleine zoogdieren aan te treffen.Hetzelfde geldt ook voor de bosuil.In tegenstelling tot wat vaak wordtbeweerd eten bosuilen, afhankelijkvan de vindplaats, wel degelijk vaakgrote hoeveelheden spitsmuizen.Braakballen van steenuilen bevattenvaak veel insekten en weinig restenvan kleine zoogdieren. Braakballenvan dagroofvogels zij 11 ook nauwelijksgeschikt OIndat hun maagsap zosterk is dat de botjes en schedelrestensterk worden aangetast en daardoorniet lneer op namn zijn te brengen.'Vat kom je tegen?Zelfs in een kleine partij braakballenvan de kerkuil kun je tel11ninste tienverschillende soorten kleine zoogdierenaantreffen. Tot het stapelvoeclselvan de kerkuil behoort zowel de gewoneals tweekleurige bosspitsnluis(afhankelijk van de vindplaats), dehuisspitsnluis en de veldinuis en S0l11Sook de aardnluis. In kleinere aantallen,maar zeer regelnlatig, zijn schedelrestenvan bosnluis, dwergnluis enhuisInuis aan te treffen. Zo nu en danBraakballen van kerkui I op een zolder.Jeroen van der Kooykom je een schedel van een dwergspitsmuis(goed zoeken), rosse woelnluis,woelrat of dwergmuis tegen, enmet wat geluk een waterspitslTIuis.In Zuid-Nederland is de kans vrijgroot on1 een ondergrondse woelmuiste vinden, terwijl in Zeeland~ Hollanden Friesland de noordse woelmuisplaatselijk geen onbekende is inbraakballen.Heel zelden komen er onverwachtevondsten uit de braakballen te voorschijn~zoals schedelresten van vleermuizen.Uit een artikel over predatieop vleennuizen (Bekker & Mostert,1992) blijkt dat vooral de grotere soorten~zoals laatvlieger en rosse vleernluis,geregeld worden gegrepen dooruilen. Deze soorten kOll1en ook vrijvroeg in de avond uit hun verblijfplaatsentevoorschijn. Als je speciaalresten van vleermuizen zoekt inbraakballen zal het je niet 111akkelijkvergaan; het blijft een toevalstreffer.Gemiddeld wordt er in braakballennlaar één vleermuis op ruitn 5000prooidieren aangetroffen.Vondsten van overige zoogdiersoortenin braakballen zijn schedelrestenvan bijvoorbeeld eekhoorn,hanlster en nlo1. Deze wat forserezoogdiersoorten worden het meest inbraakballen van de bosuil aangetroffen.Onderzoek met braakballenZonder ervaring kan het detenninerenvan schedelresten van kleinezoogdieren in het begin lastig zijn,lnaaf het prettige is dat je de schedelskunt bewaren en je ze kan laten controlerendoor Îelnand nlet Ineer erva-


ZOOGDIER (4) 93/2ring. De fanlilies spitsmuizen, woell11uizenen ware muizen zijn eenvoudigvan elkaar te onderscheiden. Hetnader op soort brengen geeft bij demeeste soorten spitsilluizen en warelTIuizen meestal maar weinig problemen.Moeilijker is het herkennen vanwoelmuizen, en het onderscheidenvan (nauw) verwante soorten zoals gewoneen tweekleurige bosspitsmuis,en de huis- en veldspitslTIuis.H et is in het begin aan te raden eenbinoculair te gebruiken bij het detern1inerenvan schedelresten; hierdoorkunje allerlei subtiele kenmerken aande kiezen veel duidelijker zien, waardoorje sneller leert hoe je de soortenkunt onderscheiden.Het is van groot belang on1 de gevondenbraakballen in een plastic zakdroog te bewaren en te voorzien vannotities over de vindplaats (nletamersfoort-coördinaten), de soortpredator, datum, en het aantal braakballen.Onldat braakballen broedplaatsenkunnen zijn van 1110tten ishet aan te raden de zak met braakballeneven in het vriesvak te zetten. Eenhalfuur is voldoende OlTI van de nlottenaf te zijn.Braakballen geven naast de soortensamenstellingook infornlatîe overaantallen. Gedurende ruim veertienjaar onderzoek nlet lnloopvallen inNederland heb ik bijvoorbeeld nauwelijksdertig waterspitsnluizen kunnenvangen. Een globale schatting vanhetgeen ik aan waterspitslTIuizen inbraakballen over dezelfde periodeheb aangetroffen leert 111ij dat ik meerdan 280 schedelresten ben tegengekomen.Dat betekent dat je door nliddelvan braakballen-onderzoek veel snellergegevens over aantallen en groveverspreidingspatronen kunt verkrijgen.Daar staat als nadeel tegenoverdat je niet de precieze vindplaats vande waterspitsmuis kunt achterhalenen dus geen biotoopvoorkeur kunt bepalen.Een onderzoek met braakballenwordt interessant voor l11onitoring alsje van een bepaalde vindplaats gedurendelTIeerdere jaren elk seizoen eenbepaalde hoeveelheid braakballenverzamelt en uitpluist. Hierdoor benje op den duur in staat schOl11melil1-gen in populaties van kleine zoogdierenvast te stellen. Aan de methodiekekant van deze nunlerieke infornlatiezitten nog wel wat haken en ogen. In12het kader van een nieuw project olnzoogdieren te monitoren wordt n10-nlenteel hard gewerkt aan een gestandaardiseerdemethode.Ook minder frequente herhalingenvan een braakballen-onderzoek vandezelfde vindplaats kan al boeiendeinformatie opleveren. Zo geeft eeneenn1aal aangetroffen noordse woel-111Uis in een partij nog geen zekerheidover de vraag of de soort werkelijk inde nabije omgeving voorkomt. Het isimlTIerS nl0gelijk dat de uil zich overeen niet onaanzienlijke afstand verplaatst)alvorens de braakbal uit tespuwen. Pas wanneer herhaaldelijk enover een langere periode schedelrestenvan noordse woelmuizen in debraakballen van dezelfde vindplaatsopduîken~ kun je er zeker van zijn dater een populatie noordse woelmuizenin de nabije omgeving van de roestplaatsaanwezig moet zijn.Enige resultatenBraakballenonderzoek heeft, ondankshet feit dat de verspreiding vande l11eeste zoogdieren in Nederlandtot in detail bekend lij kt te zijn, ook recentelijknog geregeld voor verrassingengezorgd. Zo werden in 1989 onverwachttientallen schedelresten vanveldspitsmuizen aangetroffen inbraakballen van een kerkuil in de OITIgevingvan Gramsbergen (Overijssel),terwijl de soort daarvoor recentelijkalleen nog in Zeeuwsch-Vlaanderenwas aangetroffen.De huisspitslTIuis heeft de afgelopendecennia niet alleen haar areaal inNederland uitgebreid (Broekhuizenet al., 1992), ook de aantallen van dezesoort zijn sterk toegenolTIen in kerlcuilebraakballenin de 111eeste delen vanNederland. Tot halverwege de jarenzeventig maakte de huisspitslTIuis noggeen 10 procent uit van het gen1iddeldekerkuîlenmenu. Alleen tijdenswinters in jaren n1et weinig veldnluizenliep dit percentage S0111S op tot20% of nleer (De Bruijn, 1979). In delaatste vijf jaar is het gem iddelde percentageopgelopen tot meer dan 25%(gebaseerd op meer dan 20.000 prooidieren).Ook komt het op steeds meervindplaatsen voor dat het percentagehuisspitslTIuizen ruinl de vijftig procentoverschrijdt. Dit komt vooralvoor in Zuid-Nederland, tnaar ook inandere delen van het land (Mostert,1985~ andere nog niet gepubliceerde


waar de soort tot in de jaren zeventignog lTIaar nauwelijks voorkwaITI, wordennu op veel roestplaatsen tientallenschedelresten van huisspitsmuizengeplozen (zelfs in braakballen va<strong>nr</strong>ansuilen).Vaak blijkt een eenmalige braakbalvondstvan een onverwachte zoogdiersoortin een bepaald gebied nietop zichzelf te staan. Pas na vele jarenonderzoek wordt de soort vaak uiteindelijkook door Iniddel van vangstenmet inloopvallen vastgesteld. Zo werdde ondergrondse woelmuis op Zuid­Beveland reeds in 1954 in schedelrestenvan braakballen aangetroffen, terwijlhet vOOrk0l11en pas in 1989 doornliddel van vangsten kon worden aangetoond.Lange tijd werd er van uitgegaandat de ransuilen op Beveland deondergrondse woelmuizen inZeeuwsch-Vlaanderen benlachtigden.Een achteraf gezien nogal ver gezochteverklaring; ransuilen op Beve-Het pluizen van braakballen is secuur werk.Foto Rogier Langeland zullen naar alle waarschijnlijkheidniet de moeite nemen steeds deWesterschelde over te vliegen alvorenste gaan jagen.Noordse woelmuizen werden voorhet eerst in 1990 in de LoosdrechtsePlassen gevangen, terwijl de soort alsinds de jaren vijftig meerdere malenin braakballen uit deze OlTIgeving wasaangetroffen (onder meer Mostert,1990).Ook het onderzoek naar de tweenauw verwante soorten bosspitsnluizen,de gewone en de tweekleurigebosspitsn1uis, is voor het overgrotedeel gebaseerd op braakballenonderzoek.Het onderscheiden van bosspitsmuizenop grond van schedelrestenis pas halverwege de jaren tachtigop gang gekomen en heeft dus nogeen grote achterstand in vergelijkingmet de meeste andere kleine zoogdie-


ZOOGDIER ( 4) 93/2Dat de huisspitsmuÎs zijn areaal naar het westen toeheeft uitgebreid, blijkt ondermeer uit braakbalonderzoeleFoto Bas Weetinkren. Omdat de bosspitsnluizen veelvuldigworden aangetroffen in braakballenvan kerkuil en bosuil, was hetmogelijk in slechts anderhalf jaarl1leer dan 10.000 schedels van bosspitsmuizente verzanlelen en te determineren,afkomstig van honderdenpartîjen verspreid over het land.Hierdoor was het I1logelijk om verspreidingskaartenvan beide soortenop te nemen in de verspreidingsatlasvan de Nederlandse zoogdieren(Broekhuizen et al, 1992).Tot slotHet braakballenonderzoek blijkt ooknu nog vaak belangrijke aanvullendeinfonnatie op te leveren over de verspreidingvan kleine zoogdiersoorten.Met name grotere partijen braakballenvan kerkuil en bosuil zijn geschikton1 gegevens aan te ontlenen vanwegehun gevarieerde menu. Daarom Îs hetbelangrijk on1 dit onderzoek naast hetonderzoek n1et inloopvallen voort tezetten. De kerkuil komt de laatste jarenweer plaatselijk voor in het noordenen westen van het land; 111 et namehier kan het uitpluizen van braakballennog interessante aanvullingen opleveren.14Het onderzoek wint sterk aanwaarde wanneer periodiek (bijvoorbeeldeen keer per seizoen) van dezelfdevindplaats een bepaalde hoeveelheidbraakballen wordt verzameld(met minimaal enkele honderdenprooidieren). Hierdoor is het opden duur 1110gelij k om verschillen inpo])ulatiedichtheclen op te merken.Om verstoring van de uilen zoveelmogelijk te voorkon1en strekt het totaanbeveling contact op te nemen metcle regionale Kerkuilenwerkgroep. Ledenvan die groep kunnen eventueelde ballen verzan1elen, zoals in Noorcl­Holland gebeurt.Ook is het belangrijk om de schec1elrestenvan kleine zoogdieren, diebuiten het bekende verspreidings~areaal in braakballen zijn gevonclen~te bewaren en te laten controleren.Dit geldt ook voor schedelresten vanbeide soorten bosspitsmuizen. ~LiteratuurBekker, l.P. & K. Mostert, 1991. Predatieop vleermuizen in Nederland. Lutra34:1-26.Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar,C. Smeenk & l.B.M. Thissen, 1992. At~las van de Nederlandse zoogdieren.Stichting Uitgeverîj Koninklîjke NederlandseNatuurhistorische Vereniging,Je druk.Bruijn, O. de, 1979. Voedseloecologie vande kerkuil TVlo a/ba in Nederland. Li-1110sa 52(3/4):91-154.Husson, A.M., 1962. I-Iet determinerenvan schedelresten van zoogdieren inbraakballen van uilen. Zoölogische Bijdragen5')-63.Mostert, K., 1985. Wat is er met cle huisspitsmuisaan de hand? De BOSIllUis,themanummerbraakballen,23(1):31~38.Mostert, K., 1990. Aanvullingen op devroegere verspreîdingsgegevens vankleine zoogdieren in Nederland aan dehand van braakbalanalyses. Lutra33:59-68.Schreuder, A., 1931. Onderscheiding derresten van muisachtigen (Muridae) inuîleballen. De Levende Natuur36:171-182.Schreuder, A., 1945. Verspreîding en voorgeschiedenisder niet algemeene Nederlandschemuizen. Zoölogische Mededelingen25:239-284.


Een van de laatste plaatsen waar in Spanje de bruinebeer nog voorkolnt wordt bedreigd door de aanleg vaneen dan1 in de rivier de Carrion. Het betreft hier deCantabrische populatie in het noordwesten van hetIberisch schiereiland.De Valle de Pineda zal onder water komen te staan.Foto !sabe! BermejoDe Cantabrische populatie van debruine beer UrslIs arctos wordt recentelijkgeschat op 82-130 exemplaren(Colectivo Ecologista Palentino, 1986en Verstrael, 1988). Deze populatie isopgedeeld in twee van elkaar gescheÎdendeelpopulaties. Rond 1950 washet slecht gesteld n1et de Cantabrischebruine beer als gevolg van eenhoge jachtdruk. Nadat enkele reservatenwaren Îngesteld en in 1973 debruine beer in Spanje officieel werdbeschermd, herstelde de populatiezich. Verslechtering en fragmentatievan het biotoop, verstoring als gevolgvan illegale jacht) slecht bosbeheer enhet afstappen van het traditioneleagrarische systeelTI betekenen echtereen toenemende bedreiging van debruine beer. Verstrael (1988) zegt:"De perspectieven in Cantabrië zijnniet slecht, n1its het hoofd kan


Foto Johan de Meesterworden geboden aan enkele wezenlijkebedreigingen, vooral het toeriSI11een de industrialisatie". De aanlegvan de dalTI betekent echter eennieuwe ernstige bedreiging voor debruine beer aldaar.Negatieve effectenFuentas Carrionas (het gebied waarinde dam is gepland) is de kern van dekleine, oostelijke deelpopulatie vande bruine beer in Cantabrië (geschatop 13-20 bruine beren). Deze populatieis vanwege haar geringe grootte extrakwetsbaar door genetische isolatie.Val1e de Pineda is een belangrijke corridorvoor deze populatie. De dam zalprecies een van de belangrijkste looproutes van de bruine beer kruisen(Purroy, 1988). Daarbij wordt de valleiin de winter door vrouwelijke berenmet hun jongen gebruikt Oln voedselte zoeken en te overwinteren. Het onderwater zetten van deze vallei leidttot een verdere fragmentatie van hetterritorium van de bruine beer. Aldusbetekent het hoogstwaarschijnlijk heteinde van deze oostelijke Cantabrischedeelpopulatie.Tevens zullen de overlast bij de aanlegvan de dam (nieuwe toegangswegenen dus een verdere ontsluiting) ende veranderingen in landgebruik rondde dam (toerisITIe en sportactiviteiten,


ZOOGDIER ( 4) 93/217veranderingen in agrarisch gebruikdoor het vruchtbaarder worden vanhet land) de negatieve effecten van dedan1 versterken.Andere dierenHet gebied is niet alleen belangrijtvoor de bruine beer. Ook de popuiaties van veel andere soorten zoogdîeren zullen negatiefworden beïnvloedIn totaal werden 32 soorten zoogdieren in het gebied aangetroffen, waaronder vele zeldzame of bedreigdezoogdieren zoals de Pyreneese desI11an, sneeuwn1uîs, wolf, wilde kat ergems. Behalve voor zoogdieren is hegebied ook voor vogels, amfibieën erreptielen van belang. Zo heeft de In·ternational Council for Bird Preserva·tion het gebied aangewezen als eenIBA (ln1portant Bird Area).ProtestVele natuur- en milieuorganisaties enwetenschappers hebben inmiddels denegatieve effecten van de aanleg vande dam onderstreept. De laatste in derij was de Raad van Europa die zicherg bezorgd toonde (Dendaletche,1992). De Spaanse overheid lijkt echtermoeilijk te overtuigen.Om volgens de Spaanse wetgevingals direct belanghebbend te wordenbeschouwd (wat het recht geeft juridischprotest aan te tekenen) hebbenSpaanse natuur- en luilieuorganisatiesland aangekocht. Om de onteigel1ingsprocedurete belnoeilijken verkopenze delen van het land voor eensymbolisch bedrag. Dit land wordtechter alleen verkocht indien het loutervoor natuurbeschermingsdoeleindenwordt gebruikt en, indien het projectniet doorgaat, het land wordt teruggegevenaan de oude eigenaren.-rlLiteratuurColectivo Ecologista Palentino, 1986. Informesobre las alegaciones del embalsede Vîdrieros (Palencîa).Dendaletche~ C., 1992. Evaluation du ProgrammeOurs Espagnol (Cantabria, Asturias,Castilla-Léon, Galicia) dans Iecadre de la Convention de Berne. CounseilJ'Europe.PUtTO)', J., 1988. Informe sobre la influenciadel protectado embalse de Pineda(Vidrieros, Palencia) en el Oso pardo(Ursus arc/os) Canlabrico. Universidadde Leon, departemento de biologia ani~mal.Verstrael, T.J., 1988. De verspreiding vande bruine beer Ursus arctos in Europa.Lutra 31 :44-61.


ZOOGDIER (4) 93/2 18AldoVoûteDwergvleermuis.Vleermuizen bezitten een echolocatiesysteem, waarlueeze hun weg door de ruiInte vinden. De ItaliaanSpallanzani toonde reeds aan het einde van de l8eeeuw aan, dat vleermuizen in verduisterde proefruüntenwaarin draden met belletjes waren gespannen, instaat zijn on1 zeer behendig tussen de dunste dradendoor te vliegen. Dat er onder bepaalde, meestal onnatuurlijkeon1standigheden, wel eens iets fout kan gaanmet het oriëntatiesysteelTI, bewijst onderstaande gebeurtenis.Reeds eerder had ik de indruk, datvleenlluizen het slachtoffer kondenworden van draden, die zij onder ex~perilllentele omstandigheden welkunnen waarnernen. Dit lijkt lnetnanle te gelden voor draden die gespannenzijn op plaatsen, waar ze inhet dagelijks leven normaal gesprokenniet voorkolnen (Voûte, ]989;Verheggen & Kapteyn, 1989). Uit incidentelewaarnemingen bleek dat watervleernlllÎzentijdens het foeragerenboven water in botsing kunnen komenmet door vissers uitgespannennylondraden. Deze draden wordenover het hoofd gezien, onldat ze eenonnatuurlijk obstakel vonnen in eenoverigens geheel natuurlijk n1ilieu.Het ongelukOp 15 nlaart <strong>1993</strong> werd ik door de eigenaressevan een villa te Baarn opge~beId. Zij vertelde dat ze tot twee keertoe vleernluizen had gevonden, die inhaar zwembad waren verdronken. In-Foto Johan de Meesterspektie ter plaatse bracht het volgendeaan het licht.Het tamelijk grote zwenlbad (circa8x14 n1eter), dat al jaren geleden in detUÎn was aangelegd, had voorzover bekendnooit eerder problemen n1etvleermuizen opgeleverd. In het voorjaarvan 1992 ontstonden moeilijkhedenlnet eenden, die het zwenlbad alseen deel van hun leefgebied annexeerdenen zodoende het water vervuilden.Voor deze eenden vorn1de deonnatuurlijke situatie van het zwen1-bad nlet zijn steile iets naar binnenhellende rand, die circa 20 centinleterboven water uitstak, geen beletsel.Toen de eenden dit voorjaar (<strong>1993</strong>)weer verschenen, greep de eigenaressein. Zij spande een tiental dunnenylondraden (diameter cÎrca 0,3 111îlli-111eter) dwars en diagonaal boven hetwater. De meeste draden hingen tussende 5 en de 10 centin1eter boven hetwater, sommige hingen gedeeltelijk inhet water. De eenden hielden het voorgezien. Onbedoeld werden echter enkelevleermuizen het slachtoffer. Op15 maart 1992, de dag waarop ik werdgewaarschuwd, was het weer raak.Toen werden vijf dieren opgevist,waarvan er één nog levenstekenenvertoonde. Een eerder slachtoffer washelaas al met het huisvuil afgevoerd.De vijf dieren werden te drogen gelegd,111et als gevolg dat het nog levendeexenlplaar opkrabbelde en dewieken nam. De overige vier kreeg ikin handen. Het waren dwergvleermuizenPipistrel1ll1s pipistrel1l1s; drievrouwtjes en één n1annetje.


Een ongeval ter leringDe oplossing van deze verdrinkingsgevallenlag voor de hand. De vermoedelijkpas sinds kort uit de winterslaapontwaakte~ en daardoor wellicht dorstigedwergvleermuizen waren vanhet zwemwater komen drinl


ZOOGDIER (4) 93/2 20Wilde konijnen zijn heel algeIneen. Bovendien kaneenieder op eenvoudige wijze konijnen kweken. Weinigenvinden het dan ook bijzondere dieren n1aar dit isin het verleden wel eens anders geweest. Er was eentijd dat het konijn in hoog aanzien stond en door edelelieden werd geprezen. Hoe de teloorgang van het konijnengeslachtzich voltrok, kunnen we het beste begrijpenaan de hand van zijn verspreidingsgeschiedeniS.Het klassieke konijnIn 1588 schreef de Nederlandse geschiedkundigeHadrianus Junius inzijn 'Batavia' dat de naanl van devolksstaln der Kanninefaten, die tentijde van de ROlneÎnse overheersingwestelijk Nederland bewoonde, infeite 'konijnevatters~ betekende. Ditverhaal duikt tot in deze eeuw opTwee dames aan de konijnenjacht. Rechts wordt eenfret in een pijp losge/sten. Queen Mary's Psalter, vroeg14e eeuw Engeland.in menig Nederlands geschiedenisboekje.De 16de-eeuwse geschiedschrijverwas echter grondig fout. Erkwamen nog geen konijnen Olyctolaguscun;culus voor in Nederland tentijde van de Romeinen. Deze dierenverschenen voor het eerst in de LageLanden in de late nliddeleeuwen.Konijnen kwamen na de IJstijdenenkel voor in Noord-Afrika en op hetIberisch schiereiland. Zij moeten in


ZOOGDIER ( 4) 93/221het laatste gebied zo talrijk zijn geweestdat de Feniciërs, die vóór onzetijdsrekening dit land verkenden, hetde naanl i-schepan-im, het land van deklipdassen, gaven. Zij verwarden devoor hen onbekende konijnen met dein hun thuisland (het Nabije Oosten)levende klipdassen, die zij schepannoenlden. Later werd de naam van hetthuisland der langoren tot Hispaniaverbasterd. Het is van hieruit dat deverspreiding van het konijn begon.Toen de Romeinen bij het beginvan onze tijdsrekening het Iberischschiereiland inpalmden, ontdektenook zij het konijn. Ze bedachten hetlllet de naam cuniculus. Uit dit woordontstonden de tern1en co/mil en COI1-nin in het Oud-Frans, wat op zijnbeurt vervornld werd tot konUn in hetNederlands. In het Middel-Engelskwam men tot CU/1Î/1 of coney, in hetHoog-Duits tot KanÎnchen. Daar deoorsprong van de vele regionale namenduidelijk uit de Latijnse stamspruit, heeft zeer lang de opvatting geheerstdat het de Romeinen waren diehet dier in West-Europa hebben verspreid.Hiervoor bestaan echter geenbewijzen. ALs archeologen bij ons Romeinsevindplaatsen onderzoeken,zoals de grote nederzettingen te Tongerenof Nijnlegen, vinden zij nooitkonijnebotjes terug. Hoogstens treffenzij een recent dier aan dat zich inde archeologische afzettingen heeftingegraven.Tussen Ron1einen en konijnen washet trouwens geen liefde op het eerstezicht. Het is zelfs twijfelachtig of deRonleinen veel konijnevlees geconsu-Archeologische vindplaatsen van konijnebeenderenin Vlaanderen.Tekening lAPIlleerd hebben. Vermeldingen van cuniculizijn zeldzaaln in Romeinse teksten.De enige notitie aangaande konijneconsun1ptievindt Blen bij Pliniusde Oudere (23-79 na Chr.). Hij schrijftin zijn 'Historia Naturalis' dat bij deIberiërs, in het huidige Spanje, de foetussenof pasgeboren konijnejongenals een bijzonder gerecht werden beschouwden dat de (rijke) Romeinendeze Illode overnamen. De voorliefdevan het decadente Ron1e voor culinaireextravaganties is wijd en zijd bekend.De ongetwijfeld smakelijkebrokjes vLees werden als laurices aangeduid.Of de ROllleinen graag volwassenkonijnen aten weten we echterniet. Dieren die onder de aarde leefdenwerden in die tijd weL eens gerangschiktbij de schepsels der onderwerelden misschien was het konijnwel des duivels~ net zoals de rat en deslang.Pas geboren konijnen werden als een bijzonder gerechtbeschouwd.Foto Jaap Mulder


ZOOGDIER ( 4) 93/2Tegel met tinglazuur ! 13e eeuw) uit de vloer van deabdij Ter Duinen (Kokszijde) met de voorstelling vaneen konijn.Alhoewel we er geen bewijzen voorhebben, is de lllogelijkheid natuurlijknooit uitgesloten dat een of andereprefect, afkomstig uit lberia en verlekkerdop laurices, wat konijnen metzich meenam op zijn reis naar hetnoorden. Er zijn gekkere dingen gebeurd.Het is mogelijk dat het konijnin de Romeinse periode voor het eerstten noorden van de Pyreneeën voorkwam,bijvoorbeeld in Zuid-Frankrijk,maar de introductiegolf in onzegewesten moet toch in een andere periodegezocht worden. Het is trouwensveelbetekenend dat de langoorin Italië zelf~ wat toch het thuislandvan de Latijnse cultuur was~ nooit stevigevoet aan de grond heeft gekregen.Het konijn was voor de Romeinenwellicht n1eer een gril dan een alledaagsgegeven.Het kloosterkollijnVolgens een aantal historici zou hetkonijn in West-Europa verspreid geraaktzijn vîa de kloosters. Zij stellendat reeds in de vroege middeleeuwendoor de monniken vanuit Zuid­Frankrijk tamnle konijnen zijn ingevoerdwaarmee nlen hier ten landeverder kweekte. De bewijsvoeringdaarvoor is in feite terug te brengentot enkele tekstvermeldingen. De22oudste vindt lnen bij Gregorius, bisschopvan Tours (538-594), die de gewoontevan somnlige monniken laaktom de vaste<strong>nr</strong>egels te Oluzeilen doorpasgeboren konijnen te eten. Het excuuswas dat deze diertjes pas uit hetbaarn1oedervocht kwalnen en dus waterdierenwaren, gelijk te stellen metvis. Het lijdt geen twijfel dat de monnikenhun inspiratie voor deze gangvan zaken bij de Romeinse lauriceshaalden. Of de bewijsvoering uit tekstenkan hardmaken dat de abdijen dehoofdverantwoordelijken zijn voor deintrede van het konijn in onze fauna,is niet zeker. Het eten van foetussenzal wel echt gebeurd zijn, Inaar hetlijkt ons nleer een plaatselijke gril daneen wijd verbreid economisch gegeven.Het konijntjes-eten kan er wel opwijzen dat de nl0nniken in die tijd eengroot aantal tuoederdieren in stenenof houten onlsluitingen hielden zodatzij de jongen konden vergaren zonderde moederdieren te moeten doden.Op deze wijze, zegt men, zouden bijons voor het eerst konijnen tot huÎsdierenzijn gemaakt.Bij archeologische opgravingen inonze abdijen vindt men inderdaadS0111S wel eens een konijnebeentje,maar frequent zijn dergelijke ontdekkingenniet. Het oudste archeologischekonijn in Vlaanderen is afkomstiguit het keukenafval van de abdijTer Duinen te Koksijde (West-Vlaanderen).Ongelukkig is de datering vrijvaag: 12e-13e eeuw. Uit dezelfde abdijMkomt een 13e-eeuwse vloertege1 waarop 111isschien een konijn staat afgebeeld.Andere vondsten stalnmen uiteen jongere periode. Konijnebeenderenuit het refuge-huis van de abdijvan Helniksem (Antwerpen) in deAntwerpse binnenstad worden in de14de tot 15e eeuw gedateerd. Vondstenuit de Sint-Salvatorsabdij teEnalue (Oost-Vlaanderen) en deBeaulieu-abdij te Petegem (Oost­Vlaanderen) stammen uit het beginvan de 16e eeuw. De archeologischegegevens blijven dus voorlopig beperkt,maar situeren de intocht vanhet kloosterkonijn aan het eind van demiddeleeuwen.Naar nlen zegt zouden uit de kloostersontsnapte konijnen de eerste populatiesvan bij ons in het wild levendedieren hebben gesticht. In 1245had Margaretha van Vlaanderen aande abdij Ter Duinen toestemming ge-


ZOOGDIER (4) 93/2geven de duinen te beplanten tegende dreigende verzanding. Konijnenworden in de tekst niet genoenld maarvolgens historici gaat het hier toch omeen aanwijzing dat wilde konijnentoen reeds in groten getale in deVlaamse duinen voorkwamen en datze de vegetatie daar grondig haddenafgeknabbeld. Of deze duinkonijnenoorspronkelijk uit de abdijen afkomstigwaren, is echter lnoeilijk aan te tonen.Het nobele konijnDe introductie via de kloosters blijktniet het volledige verhaal te zijn. Wezijn van mening dat een belangrij kdeel der eerste Vlaanlse konijnen inadellijke kringen vertoefde. De oudstetot nu toe gekende vennelding vanhet dier in ons land dateert uit 1255.De baljuwsrekeningen van Veurne(West-Vlaanderen) vermelden in datjaar de levering van enkele tientallendieren aan het hof van de graaf vanVlaanderen te Rijsel. De topklassevan de toenmalige nlaatschappij wasdus in konijnen geïnteresseerd en tekstonderzoekleert dat ze de dierenzorgvuldig kweekte in warandes.Een warande betekent, in het gevalvan konijnen, een niet te groot jachtareaal0111geven door grachten of om~heiningen. In s0l11mige van deze wildparkenwaren specifieke voorzieningenvoor het houden van konijnen ingericht.Op een droog gedeelte binnenhet omsloten gebied werd niet zeldeneen meer dan manshoge terp opgerichtwaarin gangen van hout of steenwaren ingebouwd, speciaal om de dierente laten nestelen. Dergelijkekunstn1atige heuvels noelnde menwel eens konijnenl0ttes naar analogievan de kasteelmottes, de kunstmatigeaarden heuvels waarop de adel zijndonjons plantte. De gracht of diep gefundeerdestenen muur rond de warandewas niet enkel bedoeld om delangoren binnen te houden, maar ookom roofdieren buiten te houden. Vossenen bunzingen hadden În1mersI1laar al te vlug ontdekt dat de nieuwkomerszeer eetbaar waren. In de omsluitingenwerden cle konijnen tevensbijgevoederd, voor hen een reden temeer om het paradijselijke oord niette verlaten.Vanaf het eind van de 13e eeuw komende konijnewarandes volop in de11lode. In Nederland, meer specifiekMet de vret op konijnenjacht.in Holland, stan1t de vroegste vermeldingvan een dergelijk wildpark uit1297. In een oorkonde geeft graaf Jan Izijn vrouw het vruchtgebruik van allerleigoederen en vermeldt hij ondermeerzijn waranden, voorzien vanherten en konijnen. In 14de-eeuwsecontexten uit het kasteel van Laat'ne(Oost Vlanderen) en de motte vanLonderzeel (Brabant) verzameldenwe heel wat konijnebotjes. Waarschijnlijkbeschikten de eigenaars vanbeide versterkingen over een warande.Teksten en archeologischevondsten kunnen de oorsprong vanhet warandekonijn dus ten vroegste inde tweede helft van de 13e eeuw plaatsen.Samen met de kloostergegevensdateert dit de intrede van het konijn inde Lage Landen În de late lniddeleeuwen.Warandes waren niet de enigeplaatsen waar de konijnenoren bovende grond kwamen. Ook de duinenwerden als kweekplaats gebruikt. Deduinengordels langsheen de Noordzeekustwerden beschouwd als woestegronden en vielen onder het beheervan landvorsten zoals de graven vanVlaanderen of van Holland. Het jachtrechtbinnen deze gebieden werd vaakaan de heren van de aangrenzendekleinere heerlijkheden geschonken ofin leen gegeven. Deze adellijke liedenmoeten al vlug konijnen in deze territoriahebben uitgezet. Dat was geenslechte keuze, want duinen zijn eenFoto Jaap Mulder


ZOOGDIER ( 4) 93/2bijzonder geschikt biotoop voor konijnen.Duinen zijn droog en grazig,en boden1 en reliëf zijn ideaal voor devorn1ing van de uitgestrekte gangenstelselswaarÎn een konijnenkolonieleeft. Misschien waren ook de duinkonijnen,waarmee de abdij Ter Duinenuit Koksijde zo'n last had, wel door degraaf uitgezet?In tegenstelling tot het kloosterkonijnwaren de duin- en warandekonij~nen geen huisdieren. Hun gedrag tenopzichte van wilde soortgenoten veranderdeniet en de n1ens voerde geenselectie uit bij de kweek. De dierenwerden dan ook allenninst tan1. Integendeelzelfs, wanneer men uit warandeof duin zijn konijnen wou terugvangen,kWaIuen de minst schuwedieren wellicht eerst aan de beurt. Dewegvangst betekende dus een instandhoudenvan het wilde gedragspatroon.De jacht op het konijnHet houden van konijnen in warandesof duingebieden was één zaak. Maarop bepaalde 1TIOmenten wilde lnen dekonijnen vangen en dat was een anderpaar n10Llwen. Al vlug kwam men totde bevinding dat dit het best kon geschiedenn1et behulp van een natuurlijkevijand van het konijn, de bunzing.Van deze rovers is er al vroeg eenaantal tot huisdier gedomesticeerd enzo ontstond de fret. Men ging als volgtte werk. Het gangenstelsel van de konijnenwerd afgesloten door nettenvoor de uitgangen van de pijpen tespannen. Daarna liet men de frettenin de konij nepijpen los. De konijnen,die een dodelijke angst hebben voorde fretten, renden naar buiten waar zijin de netten terecht kwan1en. Ontsnaptedieren werden soms door afgerichtehonden achtervolgd en gegrepen.De fretten waren meestal gen1uilkorfdofhun tanden werden afgevijld,zodat ze de prooi niet echt kondenbijten. Deze n1ethode van vangenhad belangrijke voordelen. De gevangendieren waren niet geschonden enkonden levend worden geselecteerd.De mannetjes (rijders of ramlnelaars)en de fijn gebouwde wijfjes (moeren)werden gedood. De grote n10eren ende jongen liet men terug los want zijInoesten de productiviteit binnen depopulatie op peil houden en de toekomstigejachtopbrengst verzekeren.Het jagen met fretten vereist enige24vakkennis en werd dan ook uitgevoerddoor gespecialiseerde fretters ofcon (jn-jagh ers, in dienst van de heer.Veel van deze lui waren er niet nodig.De graaf van Holland had er in 1331slechts twee in dienst. Waarschijnlijktrokken die binnen een bepaalde tijdsrondevan kweekplek naar kweekplek0111 hun lnoordend beroep uit te voeren.Soms werd het afvangen van dedieren echter door de dames van hethof uitgevoerd. Op deze nlanier kondenzij delen in de geneugten van dejacht, zonder te raken aan de machoprivilegesvan de nobele n1iddeleeuwseman: de jacht op het grootwild.Dit geeft tevens aan dat de konijnendoor de adel niet in onze strekenzijn ingevoerd als jachtprooi.Het waarom van het konijnWaarom de rijke middeleeuwers konijnenbegonnen te kweken wordt onsinziens aangeduid in de laat 13eeeuwse Terrier, de staat van inkonlstenvan de gronden van de bisschop vanKatnerijk (nu Frans-Vlaanderen)waarin de belastingen werden gesOl11-n1eerd, die geïnd waren bij de kopersen de verkopers van dierenhuiden.Konijnen worden imlners ook in dezecontext van bonthandel genoemd endat lijkt ons geen toeval. Konijnebontwas een gegeerd produkt in de nliddeleeuwen.Het werd reeds vroeg vanuitSpanje, Portugal en Sicilië in onzegewesten ingevoerd en men gebruiktehet vooral Oin jassen en kapmantels tevervaardigen. Deze kledingstukkenvindt nlen zelfs venneld in testat11entenof dienden meegebracht bij het intredenin een klooster. Het is dus nietzo verwonderlijk dat de rijkere middeleeuwerbij ons deze producten opeen bepaald lnon1ent liever zelfkweekte dan ze te n10eten invoeren.Het aanleggen van warandes, deuitzettingen in de duinen, het aanstellenvan de fretters, het kan allen1aalpassen in een kapitalistische refleksvan de middeleeuwse grootgrondbezitter:de bonthandel. Dit zou ook verklarenwaaron1 zulke grote populatieskonijnen werden onderhouden. Son1-mige warandes brachten 1000 konijnenper hectare op, zeggen de middeleeuwsebronnen. De eilanden Texelen Vlieland alleen leverden tegen hetn1idden van de 14e eeuw 5000 vellenper jaar. Zelfs als we rekening houdennlet de typisch middeleeuwse neiging


tot overdrijven, weten we toch dat deschrijvers bedoelden dat er veel konijnenwaren lzeer veel zelfs. De pelsdierkweekmoet goed gerendeerdhebben in de Nederlanden. DeSpaanse vellen 111 et hun schaarse,korte beharing en hun vale kleur werdenin kwaliteit weldra voorbijgestreefddoor de vellen uit Engeland ende Lage Landen. Door het koudereklimaat was de pels van de dieren bijons veel dikker. In de BourgondischeNederlanden blijkt Middelburg (Zeeland)een belangrijke doorvoerhavenvoor konijnebont te zijn geweest enDordrecht een centrum voor de bewerkingvan konijnevellen. De kweek,de vangst en de handel in konijnenwas dus in de eerste plaats een nijverheid.De jacht op konijnen werd danook reeds zeer vroeg geprofessionaliseerd,onder andere door het aanstellenvan de fretters. Het is ook niet verwonderlijkdat volgens het jachtrechtin middeleeuws Brabant het houdenvan fretten voor de gewone 111an verbodenwas.Konijn met pruimenVolgens sOlnmigen zou de introductievan het konijn om culinaire redenenzijn gebeurd. Konijnevlees, en dan inhet bijzonder dat van jonge dieren,zou nlen wegens zijn fijne smaak gedurendede middeleeuwen in onzeHet nobel konijn verworden tot een kotkonijn.Foto Pieter EIbersstreken als een uitgelezen exotisch gerechtbeschouwd hebben. De middeleeuwsegastronolnie stond of vielmet het bereiden van eigenaardigheden.Men was er fier op iets te kunnenbereiden dat anderen niet haddenkunnen bemachtigen. In deze optiekwas het eten van het pelsdier, de Cl/ni·cu/us, ooit misschien wel een hoogstandje.Het valt ons echter nloeilijkde bonthandel louter als een nevenverschijnselte beschouwen van dekweek van konijnen als keukeningrediënt.Dat anderzijds de konijnen, dieenkel door de adel konden worden gekweekt,om die reden ook in de edelekeuken populair werden, is niet zoverrassend.Taillevant, de Franse hoflcok, geeftmeer dan 25 bereidingswijzen in zijnberoemde 14de-eeuwse kookboek 'LeViandier'. Hendrik IV van Engelandkreeg op zijn kroningsfeest in 1399 conyngesin (JJJ'ip (konijnen in stroop)voorgeschoteld. De gewone man zagechter geen konijn op zijn bord. Wevinden het dier niet terug in de archieve<strong>nr</strong>ond markt en handel uit de middeleeuwenen enkel bij opgravingenvan kloosters of kastelen treft n1en debotjes aan. Los van hun verschijningop dure banketten weten we dus nietwat er gebeurde met het vlees van de


ZOOGDIER (4) 93/2tienduizenden konijnen die elkjaar inonze duinen en warandes het levenlieten voor hun pels. At de adel ze allelnaaizelf op? Waarom trachtte ll1enhet overschot niet op de ll1arkt tegooien? Op deze vragen hebben wevoorlopig geen antwoord.Het wilde konijn, een gesel des volksEn de boer, hij ploegde voort. De gewonelnan had weinig te maken metwat de adel În zijn warandes, zijn keukensen zijn pelsfactorijen uitspookte.Maar de konijnen bleven niet waar zemoesten blijven. Naast de schaarsedieren die uit de abdijen konden weglopen,vonnden vooral de uit warandesof duingebieden ontsnapte konijnenin het wild levende populaties. Zegingen de boer op en zorgden al vlugvoor enorme schade op het platteland.De eerste klachten waarin men de dierenl11et naam noemt komen uit Kust­Vlaanderen en betreffen kaalvraat vande velden (Oudenaarspolder, ] 398),ondergraving van de zeedijken met alsgevolg dijkbreuk (Knokke, 1403) enondergraving van de muren van de abdijTer Duinen met als gevolg instortingsgevaar(Koksijde, 1411). De geschiedenisvan het konijn is dus vergelijkbaarmet die van de muskusrat.Beiden zijn ingevoerd omwilie van depelskweek, ontsnapten uit de kwekerijen,werden algemene leden vanonze dierenwereld en zorgen vooroverlast.De boeren mochten zich niet verdedigentegen het langoor-gevaar. Dekonijnen waren door de adellijke privilegesbeschenncl en boetes op hetdoden van de dieren waren buitenn1aats.Zo werd Goeyke Stuyck vanHerlaar (Graafschap Brabant) in 1417bedacht n1et een boete van 4 guldenomdat hij medeplichtig was aan hetdoden van konijn, gestolen van devrouwe van het leen. Deze som kwamovereen met de prijs van een maaltijdvoor 45 personen in een herberg. Dergelijkesituaties waren na verloop vantijd echter niet langer houdbaar. Hetvolk 1110rde en om zich populair te111aken stond Anthonis, hertog vanBrabant, in 1406 het volk toe om buitende warandes konijnen te pakken.Het kweken van fretten werd hen echterpas ] 39 jaar later toegestaan.Het kotkonijnMet het verdwijnen van de feodaliteit26was het uit met de privileges van hetkonijn. De warandes raakten in onbruik,overal liepen ontsnapte diere<strong>nr</strong>ond en de pelshandel werd gaandeweggedomineerd door edeler pelsdierenzoals de nerts, de sabelmarterof de zilvervos. In de post-n1iddeleeuwseperiode raakte het konijn inalle lagen van de bevolking verspreid.Tussen het etensafval uit de post-middeleeuwsestad vinden archeologenkonijnebotjes terug, terwijl deze in demiddeleeuwse stad niet voorkwamen.Waarschijnlijk gaat het hier on1 inhokken gekweekte dieren. Waar deoorsprong van deze kotkonijnen ligt isniet goed geweten, alhoewel een verbandmet de dieren uit de kloostersmogelijk is. De Duitser Co<strong>nr</strong>ad Gesner(1550) stelt dat hij de gewoontevan het houden van konijnen in langekisten n1et gaatjes enkel uit Engelandkent. Dit is onjuist. Levinus Len1niusuit Zeeland schrijft in zijn 'De occultisnaturae miraculis' (1559) dat wilde konijnenveel gezonder zijn dan deexen1plaren die in opsluiting wordenvetgemest. De lnodale burger speeldedus wellicht reeds met zijn konijnenin de 16de-eeuwse Nederlanden. Zobelandde het dier, dat eens in de warandevan het kasteel leefde, in eenn1et spaanderplaten sanlengetÏn1-ll1erd, benepen hok. Maar het konijnklaagt niet. Nob/esse ob/igl?o ......"LiteratuurAugustijn, B., 1979, Grafelijke maatregelentegen de beschadiging van duinen,dijken en polders door konUnen, op heteind van cle 14de eeuw. Het Brugs 0\11-melancl 1979 (4):345-348.Bungeneers, 1., A. Ervynck & W. VanN eer. Archeologisch onderzoek in hetvoormalige bisschoppelijk paleis. In: W.Aerts, Het bisschoppelijk paleis Antwerpen:Provincie Antwerpen. (indruk).Clebert, J-P., 1971. Bestiaire fabuleux. EditionsAlbin Michel, Parijs.Delort, R., 1984. Les animaux ont une histoire.Seuil, Parijs.De Wilde, M. & A. Ervynck, (eds). 'DeBurcht' te Londerzeel. Bewoningsgeschiedenisvan een motte en een bakstenenkasteel. Archeologie in Vlaanderen.Monografie 1. (in druk).Ervynck, A. & D. Van Damme, 1988. Archeozoölogischonderzoek op het Kasteelvan Laarne; hoezo? Castellum(Lacune) V (1): 10-17.Ervynck, A. & W. Van Neer, 1992. Een blikin een keuken van de Sint-Salvatorsabdijte Ename (1450-1550 AD). In: ProgrammaboekOpenluchtspektakel 'Don


Quichot Een rit naar het verleden" Oudenaarde.Ervynck, A. & W. Van Neer. Het dierlijkbotmateriaal. In: K. De Groote, Het afvalvan de Rijke Klaren. Archeologischnoodonderzoek in de voormalige abdijvan Beaulieu te Petegem Archeologie ÎnVlaanderen II. (in druk).Gautier, A., 1984. Enkele dierresten uit deAbdij Ter Duinen te Koksijde (ca. 1175 -ca. 1250, ca. 1250 - 1318, 1593 - ]601A.D.). De Duinen 13-14,61-63.KeIler, 0.,1909. Die Antike Tierwelt. VerlagWilhelm Engelmann, Leipzig.Rentenaar, R., 1978. De vroegste geschiedenisvan het konijn in Holland en Zeeland.Holland Regionaal-historischT~idschrift 10 0):2-16.Smit, J.P.W.A., 1911. Het Brabants jachtrechtvóór de regering van Karel denStouten. C.L. Van Langenhuysen, Amsterdam.Spierings, M., 1979. De konijnewaranclevan Herlaar. Brabants Heem 31 (1).Van Damme, D. & A. Ervynck, 1988. Medievalrerrets and rabbits in the castIe ofLaarne (East-Flanders, Belgîum): acontribution to the history of a predatorand its prey. HelinÎum XXVIII(2):278-284.Veeckman, J., S. Denissen, L. Geyskens,A. Ervynck & W. Van Neer, 1992. Demateriële leeCwereld van onze voorouders.Opgravingen aan de Zwartzusterstraat.In: Veeckman, J. (ed.), Blik in deDe stap van de waranden naar de duinen werd al vroeggenomen. In de 14e eeuw kwamen de eerste klachtenuit Kust-Vlaanderen.Foto Dick Kleesbodem. Recent stadsarcheologisch onderzoekin Antwerpen. Stad Antwerpen,Antwerpen.Zadora Rio, E" 1986. Parcs à gibier et garennesà lapins: Contribution à uneétude archéologique des territoires dechasse dans Ie paysage médiéval. Hommeset Terres du Nord 1986(2-3): 133-139.


ZOOGDIER (4) 93/2 28Zeezoogdieren in de Zeeuwse delta in 1992Het gaat goed met de gewonezeehond in Zeeland. Vooralin de Westerschelde werdenlneer zeehonden waargenolnendan in voorgaande jaren.In de zomer werden zes zeehondentegelijk gezien, liggendop een zandplaat. Ook ishier vrijwel zeker tenlninsteéén jonge zeehond geboren,Olndat op 20 juli bij Borsseleeen huiler van ongeveer 10dagen oud werd aangetroffen~die onmogelijk van de Wadden,de Engelse Wash of vande Oostersehelde afkomstigkan zijn. Van een tweede huiler,gevonden bij Vlissingen,is de herkomst lninder zeker.Beide dieren werden in Pieterburengrootgebracht enuitgezet in de Waddenzee.Dat geldt ook voor een ziekevolwassen zeehond die teVrouwenpolder werd gevonden.In de Oosterscheldeworden regelmatig vijf á zeszeehonden gezien. In de onlgevingvan de Roggenplaat inde Oostersehelde verblijvenlnet zekerheid nog drie vande in 1989 teruggezette vijfzeehonden. In de Grevelingenleven drie á vier zeehonden,die zich door de heleGrevelingen verplaatsen. Inde Voordelta wordt het aantalzeehonden, dat daar perma-Het gaat goed met de zeehond inZeeland. Foto Martijn de Jongenent verblij ft, geschat op drieá vier. San1envattend kan gesteldworden dat in 1992 inhet Deltagebied 15 tot 19 zeehondenverbleven. Eén volwassenzeehond werd doodaangetroffen În de Westerschelde.Bij Vlissingen werd een ongeveervier nlaanden oudegrijze zeehond ziek aangetroffen,die na een verblijf inPîeterburen bij Terschellingis uitgezet.Van de overige zeezoogdierenwerd een dode bruinvisgevonden in de R00l11potbij Wissen kerke, en werdenin de Voordelta twee groepenniet nader gedetermineerdedolfijnen gezien: in Inaartvier voor de Brouwersdam enin decem ber ongeveer twin tigstuks op vijf lnijl uit de kustvan Schouwen.Opmerkelijk is een vondstvan de spitssnuitdolfijn bijBorssele~ de tiende of elfdebekende stranding van dezesoort in Nederland. Het dodedier is voor sectie overgebrachtnaar het Nationaal NatuurhistorischMuseum teLeiden. De doodsoorzaakwas naar alle waarschijnlijkheideen ernstige darnlînfektie.Het betrof een vrouwelijkexen1plaar dat ouder was danvijf jaar, met een lengte van4,35 n1eter en een gewicht vanongeveer 800 kilo. Deze dolfijnsoortleeft verspreid overde hele wereld in diepe zeeën,en leeft vooral van inktvissendie op grote diepte wordengevangen.P.C. Ren1ijnseConsulentschap NBLFZeelandZoogdieren inde middeleeuwenm•NederlandSon1S treft men in publicatieswaarin n1en dat niet zou verwachtengegevens aan overde fauna van ons land invroeghistorische tijden. Innlîjn bezit is een exemplaarvan de handelsuitgave vanhet proefschrift van dr. PloranceE.J.M. Baudet, die in1904 promoveerde op "De


ZOOGDIER (4) 93/229maaltijd en de keuken in deMiddeleeuwen" (Uitgegevendoor W. Sijthoff in Leiden).Aan het door Baudet verza­J11elde materiaal lag een on1-vangrijke archîefstudie tengrondslag. In het hoofdstuk"De spijzen en de dranken"worden de vissoorten, het gevogelteen de zoogdieren genoenlddie in de middeleeuwen,vermoedelijk ten delebij de welgestelden, op tafelkwamen. Ik beperk me hiertot de zoogdiersoorten, dietoen in de vrije natuur vanons land werden aangetroffen.Dat waren haas, konijn,wild zwijn, edelhert en zelfsbruine beer. Het wild werd tervoorkOlningvan bederfzonodigbewaard door het in tezouten. Op enkele plaatsenstaat vernleld waar d ie zoogdierenin de lniddeleeuwen inons land leefden. KonijnenHet p]atfornl VerantwoordPaunabeleid roept de politiekepartijen op in hun verkiezingsprogranlnla1994-1998 de volgende passageop te nenlen: "In het wildlevende zoogdieren en vogelszUn bezit van de gemeenschapwerden gehouden in 'coninenwaranden'Dergelijke konijnenbergenwerden gemelduit Deventer en bij het oudekasteel te Vorden.De zeezoogdieren die În demiddeleeuwen veel langs dekust voorkwalnen, waren zeehonden bruinvis (meerzwijn).In de 14e eeuw werdenzij onder meer gevangentussen 'Mase en Zyp'(Zeeuwse Delta). Reewild enedelherten leefden op de Veluwe,in de streek tussen ArnheInen Nîjl11egen en bij Hoekelonl(Veluwe). Wilde zwijnenkwalnen voor in Brabanten Gelderland (Steenderen,Warnsveld). Er zijn aanwijzingendat ook de bruine beerdaar leefde en het vlees ervanwerd gegeten.DL A. ScheygrondVan Itersonlaan 7GoudaVerantwoord Faunabeleiden worden wettelUk beschermd.Jacht op deze dieren is alleenaanvaardbaar bU ernstigeschade indien andere middelenter voorkoming van schadehebben gefaald". Het Platformdoet een beroep op alle natuur-en dierenbeschermers,Ook voor eekhoorns bestaat nu opvang.Foto Mike WestonStichting EekhoomopvangIn Utrecht is sinds kort deSticllting Eekhoornopvangopgericht. Deze stichtingstelt zich ten doeljonge, ziekeen gewonde eekhoorns op tevangen en te verzorgen. Alseen dier weer is opgeknapt,wordt het verplaatst naar eenspeciale uitwenkooi in hetbos. Daar worden de eekhoornsaan de lnens ontwenden weer vrijgelaten. Ze wordenvervolgens nog enige tijdop die plek bijgevoerd.Stichting Eekhoorn OpvangPostbus 110413505 BA Utrechtdie lid van een partij zijn, tebevorderen dat zo'n passagein het verkiezingsprogranl111awordt opgenonlen.Platfornl VerantwoordFaunabeleidAnlsteldijk 621074 HZ Alnsterdam


ZOOGDIER (4) 93/230CITES-lijst bescherlndediersoortenAlle beschermde diersoortenop aarde zijn door de CITES(Convent ion on InternationalTrade in Endangered Species)opgeno111en in een alfabetischelijst. Onlangs verscheeneen volledig bijgewerkteNederlandse versievan deze lijst in een Nederlandsevertaling. Hij bevatalle soorten die vallen onderde Wet Beschermde Uitheen1seDiersoorten, de Vogelwet~de Na1uurbescher-111 ingswet en de Jachtwet. Delijst is bedoeld als hulpn1iddelvoor controlerende dienstenen voor handelaren in diersoorten.Piet van der ReestMinisterie van Landbouw, Natuurbeheer& Visserij, <strong>1993</strong>.CITES alfabetische lijst van beschermdediersoorten. 's-Gravenhage.De lijst is te bestellenbij het CITES-bureau van het ministerievan LNV, Den Haag.wordt geconcludeerd dat destand van de woelrat op veelplaatsen terugloopt, dat deAmerikaanse nerts erg gevoeligis voor de vangmiddelenen dat de opgegeven getallendoorgaans een onderschattingzijn van de werkelijke gegevens.Piet van der ReestNiewold, FJ.J., 1992. Onbedoeldebijvangsten bij de bestrijdingvan muskusratten Ondatrazibethicus. RIN-rapport 92-12,Arnhem, 51 pp. + bijlagen. Hetrapport is te bestellen door overmakingvan f15,50 (BF 280) opgiro 948540 van IBN-DLO Wageningenonder vermelding vanhet rapportnummer.Folder me over debruinvisOnlangs bracht het Inforn1atie-en Kenniscentnln1 voornatuur een folder uit over debruinvis. Hierin wordt eenbeknopt overzicht gegevenvan herkenning, voorkomen,leefwijze, achteruitgang enbescherming van deze walvissoort.De folder is zeer informatieCvoorzien van ill ustraties,en bedoeld om zoveel1110gelijk waarnemingen vanzwemmende, gevangen of gestremdeexemplaren te verZH-De bruinvisBijvangsten bijbestrijdingmuskusrattenTeneinde de effectiviteit vande vangn1ethoden voor n1USkusrattente evalueren werdonder dertien vangers een enquetegehouden. Uit de gegevens,gepubliceerd in eenIBN-rapport, blijkt onder anderedat naast de n1L1skusratcirca dertïg andere soorten inde vallen terecht kon1en. Frequentwerden onder anderewoelrat, bruine rat, nerts enbunzing aangetroffen. Hetsterftepercentage ligt voor degevangen zoogdieren op circa100 %. Uit de waarnen1ÎngenInformatie- en KennisCentrumNatuur, Bos, Landschap en Fauna


ZOOGDIER ( 4) 93/231melen. Hij kan verder een roispelen bij natuur- en milieueducatie.De folder werd samengestelddoor C. Smeenken M.l. Addink.Piet van der ReestDe bruinvisfolder is te verkrijgenbij het Informatie- en KenniscentrumNBLF, Postbus 30 6700 AAWageningen.Vogelslachtoffers in hetwegverkeerOnder deze titel bracht VogelbeschermingNederlandeen alarmerend rapport uitover verkeersslachtofrerslangs autosnelwegen. Hetrapport bevat een beschrijvingvan slachtoffers in verledenen heden. In het bijzonderwordt ingegaan op dekerkuil. Gesteld wordt dat hetaantal verkeersslachtoffers,in het bijzonder onder roofvogels,is toegenomen. Alsvoornaamste oorzaak voordeze toename wordt genoemdhet feit dat de foerageermogelijkhedenvoor muizeneters,als gevolg van hetgeëxtensiveerde beheer, zijntoegenomen. Om de sterftetegen te gaan wordt voorgesteldi<strong>nr</strong>ichting en beheer opknelpunten te veranderen,bijvoorbeeld door beplantingaan te brengen, of een muizenvrije zone aan te leggen.Het rapport is op 12 mei <strong>1993</strong>overhandigd aan Rijkswaterstaat.Piet van der ReestVan den Tempel, R., <strong>1993</strong>. Vogelslachtoffersin het wegverkeer.Technisch rapport Vogelbescherming<strong>nr</strong>. 11. Het rapport iste bestellen door overmaking vanf20 (SF 360} op giro 75775 vanVogelbescherming Nederlandonder vermelding van het rapportnummer.Kritisch Faunabeheer gezamenlijkeen boekje uitgegevenover dit dier. Jaap Mulder,de auteur van het boekje,probeert met behulp van wetenschappelijkverantwoordeinformatie meer begrip voordeze soort te kweken. Na informatieover wa.ar vossenvoorkomen, hoe zijn voorkomenis vast te stellen en wetenswaardighedenzoals leeftijdof voortplanting, gaat deauteur vooral in op de ecologievan de vos en de invloeddie dit roofdier op zijn prooipopulatiesheeft. Vossen isvoor leken en kenners een a[-~ J S De R.OO[,IuJSr ~L. KLAAR 1 iALLEEN \Hl !'R..1\Of


ZOOGDIER ( 4) 93/2Onverwachte bever(s)in LimburgVan decel11ber ] 992 tot maart<strong>1993</strong> verbleef er onverwachtseen bever langs de Bleîjenbeekbij Afferden in N oord­Limburg. Hierover werd in devorige Zoogdier reeds kortbericht. De bever zelf werdniet gezien, 111aar de ontuiskenbarevraatsporen sprakenvoor zich. Het aantal geveldeen ontschilde bomen wasechter vrij gering. Bredesleepsporen naar twee voorhet wild aangelegde 111 aÏsveldjeswezen erop dat hetdier veel In aïs at. Het diersliep overdag in een leger ondereen omgevallen bOOI11,dat met n1a5sstengels was bekleed.Volgens C. Cornelissen,voorzitter van het waterschapHet Maasterras, kwamde bever uit het naburigeDuitse gebied, alwaar in 1992door zijn Duitse collega's beversporenwerden aangetroffen.De precieze herkol11stblijft onopgehelderd, maarhet vennoeden bestaat dathet dier uit een dierenparkjeontsnapt is.Op 19 april <strong>1993</strong> werd erlangs de Maas in RoermondVraatsporen van bever bij Blijenbeek,maart <strong>1993</strong>.Foto Gerard Müskenseen bever doodgereden. Hetbleek te gaan 0111 een Europesebever Cas/or fIber. Hetwas een vrouwtje van bijna 17kg, dat nog niet drachtig wasgeweest. Tegelijkertijd werdener geen verse vraatsporenmeer aangetroffen bij de Bleijenbeek.De BleijenbeekstroOl11t na 3 km in de Maasop 60 km ten noorden vanRoermond. Dit zijn geenonoverbrugbare afstandenvoor bevers. Vooral tweejarigebevers kunnen tijdenshun dispersie tot 100 kmafleggen (Nicht 1965). Het isdus niet uitgesloten dat de beversvan Bleijenbeek en Roermondéén en hetzelfde dierbetreffen.De zwarte vacht van de beverin Roern10nd sluit uit dathet dier uit de Biesbosch afkomstigis, waar mon1enteelongeveer 35 bevers zitten(Broekhuizen et al. 1992).Een andere lTIogelijke herkomstis de Eifel. Tussen 1981en 1989 werden daar 12zwarte bevers uitgezet, afkonlstigvan een beverfarm in32Polen. Mon1enteel liggen ervolgens R. Schulte 10 burchtenmet (optinlÎstisch geschat)50-60 bevers. Enkeledaarvan zitten in de Rur(Roer), die 80 knl verderop bijRoermond in de Maas uitl11ondt.In 1990 werd al eenzwerver aangetroffen in hetBelgische gedeelte van deRur (Huijser & Nolet 1991).Als het dier in Roermondinderdaad uit de Eifel afkomstigis, dan gaat het voorlopig0111 een incidenteel geval. Opde lange ternlijn zal er echtervia de Roer en Maas een verbindingkunnen ontstaan tussenbevers uit de Biesboschen bevers uit de EifeL Dezedieren behoren tot twee verschillendegeografische vormen(respectievelijk C.l a/bieusen C. f osteuropaeus).Bart No/et, IBN-DLO, Postbus9201, 6800 HE ArnhemLiteratuurBroekhuizen, S., B. Hoekstra,V. van Laar, C. Smeenk &J.B.M. Thissen, 1992. Atlasvan de Nederlandse Zoogdieren,3e druk. KNNV, Utrecht.Huijser, M.P. & RA. Nokt, 1991.Eerste waarneming van eenbever Castorf;ber in België na1848. Lutra 34:43-44.Nicht, M., 1965. Wanderungendes Elbebibers, Castorfiber a/­Melis und ihre Ursachen. Säugetierk.Mitt. 15 :40-42.De .2l'!;ze zeehondin ~ederland:een aanvullingIn het decen1ber-nulnmervan Zoogdier publiceerdenVan Bree, Vedder en 't Hart(1992) een aantal prehistorischevondsten van de grijzezeehond Halic/1Oerus glypUS.Deze lijst is echter niet volledig.Daaron1 volgt hier nogeen aantal andere vondstenwaarvan vijf al eerder gepubliceerdwerden.In een jacht- en viskamp bijBergschenhoek (Zuid-Holland)uit de nieuwe steentijd,5900 voor heden, werden bijopgravingen (Bloemers,Louwe Kooijl11ans, Sarfatij,


ZOOGDIER (4) 93/2331981, pag. 45) één nliddenhandsbeenen vier teenkootjesvan de grijze zeehond gevonden~waarschijnlijk vanéén dier. In een nederzettingbij Zeewijk (Noord-Holland)circa 4100 voor heden, werdeen middenvoetsbeen vaneen volwassen dier gevonden(Zeiler, 1988a). In de nederzettingvan Kolhorn (Noord­HOlland), circa 4140 voor heden~werden een fragmentvan een spaakbeen van eenvolwassen dier, een middenhandsbeenvan een volwassendier en een fraglnent vaneen bovenbeen lnet snijsporenvan een jong dier gevonden(Zeiler, 1988b).In de Reigeterp bij Pingjunl(Friesland) werden bij opgravingenhet eerste teenkootjevan de vijfde teen van de achterpootvan een volwassengrijze zeehond gevonden(Clason, 1988). Het stuk dateertwaarschijnlijk uit devroege middeleeuwen. Bijopgravingen in Wijnaldum(Friesland) werden in 1991 inde terp Tjitslna een hielbeenen sprongbeen aangetroffen,vermoedelijk van hetzelfdedier (mededeling W. Prum­Inel). De precieze dateringvan deze vondsten is nog nietbekend, maar ligt ergens tussende 2e en 11 eeuw naChristus (Prummel, 1991).Bij AlInenunl (Friesland)werden in septenlber ] 992 deschedel en linker onderkaakhelftvan een oude nlannelijkegrijze zeehond gevon-Voor onze jaartelling was de grijzezeehond een algemene diersoortlangs onze kusten.Foto Martijn de Jongeden, benevens de linker- e<strong>nr</strong>echter onderkaakhelft vaneen veel jonger dier. Devondst werd gedaan door Dr.G.J. de Langen bij het inspecterenvan een terp rest waarvande toplaag verwijderd wasbij werkzaamheden aan hettalud van een weg. De dateringis onbekend. In het beginvan deze eeuw werd de terpBurnlanÎa 1 van Ferwerd(Friesland) afgegraven. In detwintiger en dertiger jarenverzalnelde Ir. G.G. Reitsnlahier beenderen voor de LandbouwHogeschool in Wageningen(Inondelinge mededelingE. Knol), waarbij derechter onderkaak van eengrijze zeehond (<strong>nr</strong>. 860,9-7-1928). De onderkaak isniet gedateerd, maar moet bijde opbouw van de terp daarinterecht zijn gekomen voordatO1nstreeks 1000 voor Christusdijken de ophoging van terpenoverbodig n1aakten.A.T Clasol1 & J. T. Zeiler} Biologisch-Archaeologisch Instituut,Poststraat 6, 9712 ERGroningenLiteratuurBloemers, J.H.F., L.P. LouweKooijmans en H. Sarfatij,1981. Verleden Land. MeulenhofInformatief BV, Amsterdam.Bree, P. van, L. Vedder & L. 'tHart, 1992. Terug van wegge-weest. De grijze zeehond inNederland. Zoogdier(3)4:11-15.Clason, A.T., 1988. De grijze zeehond,Halichoerus gl)'pUS. In:M. Bienna, A.T. Clason, E.Kramer & GJ. de Langen(eds.). Terpen en wierden inhet Fries Groningse Kustgebied.Wolters Noordhoff/Forsten~Groningen.Prummel, W., 1991. Resten vandieren uit de terpen Wijnaldumen Oosterbeintum. Vanellus44(6): 149-153.Zeiler, J. T., 1988a. Zoogdieren,vogels, vissen en amfibieën.In. D.A. Gerrets, E.E. B. Bulten& J .M. Pasveer (red.). DeLaat-Neolitische vindplaatsZeewijk. pp. 26-28.Zeiler, J.T., 1988b. Archaeozoölogischonderzoek van deLaat-Neolithische vindplaatsKolhom (NH), Paleo-Aktueel1 :25-30.Toch nogmopsvleermuizenZoals door Jan Piet Bekker inZoogdier (2) 91/3 beschreven,werden er bij Sluis inZeeuws-Vlaanderen sinds1981 overwinterende InopsvleermuizenBarbastelIa barbastel/usgevonden. In de keldersvan een voorn1alig jongenspensionaatwerden jaarlijkstwee tot vijf dieren waargenomen.Dit was de enigebekende winterslaapplaatsbuiten Zuid-Limburg. Hetbetreffende gebouw zou ech~ter gesloopt worden, wat detoekomst voor dieren zeeronzeker maakte. Zonlerwaarnemingenvan de mopsvleermuiszijn in Nederland nogveel zeldzalner: daarvan zijner slechts drie bekend (Lina,1987).In 1992 werd in het Herî<strong>nr</strong>îchtingsgebied'KustZeeuws-Vlaanderen' eenvleellnuisinventarisatie uitgevoerdll1et als doel adviezente geven voor een vI eermuisvriendelijkei<strong>nr</strong>ichtingvan dit gebied (Reinhold &Twisk, 1992). Hierbinnen valtook de genleente Sluis. Tijdenséén van de laatste avondenvan deze inventarisatie,op 16 september, werd ten


ZOOGDIER (4) 93/234(waarneming Rudy Vantorre).Pogingen om medewerkersvan NBLF er toe te ~bewegen deze strohaltn aante grijpen en te proberen hetkelder-restant te behoudenten behoeve van de 1110pSvleermuishebben (nog) gee<strong>nr</strong>esultaat gehad.Jeroen Reil1hold en PeterTwisk JJgnatiusstraat 137-C,4817 KE BredaMopsvleermuÎs.Tekening Peter Twiskwesten van Sluis een mops·vleermuis ontdekt in een vervallenschuurtje. Het dierhing aan een hanebalk in een15 cm brede ruimte tussenmuur en plafond. Diezelfdeavond is geprobeerd te bepalenwaar dit dier ging jagen,echter zonder resultaat. Voorzover bekend jaagt deze soortvooral boven water. De nabijgelegen Dalnse vaart werddoor zoveel (water-, dwerge<strong>nr</strong>uige dwerg-) vleernl11Îzenals jachtgebied gebruikt dathet vrijwel ondoenlijk was demoeilijk aan het geluid te herkennenmopsvleennuis hiertussen uit te halen.Deze waarneming maakthet waarschijnlijk dat de dierendie jaarlijks bij Sluis overwinterdenook in de zomer inhet gebied aanwezig zijn. Beschermingsll1aatregelenzijndringend gewenst. Dilelnlnadaarbij is dat er bijzonderweinig bekend is over de ecologievan de mopsvleennuis.Het is dus ook niet duidelijkwelke maatregelen genonl enkunnen worden. Overigens isde sloop van het jongenspensionaat(nog) niet voltooid,en zijn in het resterende deelvan de kelder de afgelopenwinter wederom twee mopsvleennuizengevondenLiteratuurBekker, l.P., 1991. Laatste winterverblijfmopsvleermuis inNederland ? Zoogc! ier2(3):19-22.Lina, P.B.C., 1987. Het voorkomenvan de mopsvleermuÎsBarbastelIa barbastellus in Nederland.Lutra, 30: 19-31.Reinhold, 1.0., & P. Twisk, 1992.Vleermuizen in het heri<strong>nr</strong>ichtingsgebiedKust Zeeuws­Vlaanderen. Rapport NBLF­Zeeland.Opnieuw grotehoefijzerneusVorig Jaar schreven we overeen grote hoefijzerneus diewe tot onze verbazing op 25januari 1992 in het fort Rhijnauwenbij Bunnik (Utrecht)ontmoetten (Voûte & Bruijn,1992). We stelden toen datéén exemplaar van deze zeldzamesoort nog geen lente invleermuisland betekent enbesloten met de hoop uit tespreken het dier ooit nog eensterug te zien. Aan die wens isinn1iddels voldaan.Tijdens de jaarlijkse inventarisatievan het fort Rhijnallwenop 17 januari <strong>1993</strong> stondenwe weer oog in oog lneteen exemplaar van de grotehoefijzerneus Rhinolophusferrumequinum. Telniddenvan 244 andere vleennuizen(baardvleermuis, watervleernluis,franjestaart, grootoorvleermuisen dwergvleern1llÎs)hing daar ~onze' hoefijzerneus.Hoewel dit niet valtte bewijzen, gaan we ervan uitdat dit hetzelfde dier is als in1992. De hoefijzerneus hingweer in het rustigste, Ineestafgelegen en vleernluisrij ksteVoor de tweede keer hing er eengrote hoefijzerneus in fort Rhijnauwen.Foto Zomer BrU/jl7deel van het fort. Weliswaarhing hij niet op exact dezelfdeplek, maar wel op een vergelijkbarelokatie.Kenners zullen aan de terplaatsegelnaakte foto kunnenzien dat de opwindingvan de vinders niet helemaalaan het dier voorbij is gegaan.Het niet geheel geruisloze fotograferenwerkte kennelijkals wekprikkel voor dit buitengewoongevoelige dier.Toen hij zich aan zijn achterpotenbegon op te trekken,hebben wij ons direkt verwijderd.Naar onze nlening 1110genwe na deze tweede ontmoetingmet een slag om de annbeweren dat de grote hoefijzerneusnog steeds (ofweer)tot onze inheemse zoogdierfaunamag worden gerekend.Hopelijk zien we henl/haarvolgend jaar, liefst ll1et partners,weer terug in het fort,dat zich onder de hoede vande heer Barneveld, beheerdervan Staatsbosbeheer, ontwikkeldtot een natuurreservaatvan formaat.A Ido M. Voûte & ZomerBru{jn, Vleermuis WerkgroepNederland Provincie Utrecht,Van LUndenlaan 8, 3768 MGSoestLiteratuurVoûte~ A.M. & Z. Bruijn, 1992.Grote hoefijzerneus gesignaleerd.Zoogdier 3(1):27-28.


ZOOGDIER (4) 93/2In Vlaanderen werd de beschermingzonerondom een dassenburchtteruggebracht van 50 tot 25meter.Foto Pieter EibersDe Vlaamse regering heeft op28 april het jachtopeningsbesluitvoor de seizoenen<strong>1993</strong>-1998 getroffen. HetVlaams ZoogdierkundigOverleg, de koepel van dezoogdierkundige verenigingenen wetenschappers inVlaanderen, zijn ontgoocheldover deze besluiten die doorMinister De Batselier werdengen0l11en.De jacht 111et lood hagelwordt voortaan verboden inOntgoochelende VlaamsejachtopeningsbesluitenRAM SAR-gebieden, alhoeweleen totaal verbod op hetgebruik van loodhagel veelbeter zou zijn. Een halvemaatregel kan een aanzet zijnin de afbouw van het gebruikvan loodhagel, maar in depraktijk zal er niet veel van temerken zijn. Loodhagel is nadeligvoor in ondiepe waterplassenfoeragerende watervogels.Watervogels nenlenkleine steentjes op oln in demaag voedsel te Inalen. Ookde loodkorrels worden zo opgenonlen,wat leidt tot loodvergiftiging.Voor veel roofdieren,die zich onder anderevoeden lnet de vaak reeds gestorvenvogels, leidt dit tot ac­CU111ulatie ",van gifstoffen.Loodvergifitiging veroorzaaktproblemen nlet dezuurstofopnmne in het bloeden tast het zenuwstelsel aan,waardoor verlatnming en I1?­dien de dood optreedt. Enkeleen totaal verbod kan positiefresultaat opleveren. Vanaf 1februari <strong>1993</strong> is in Nederlandhet gebruik van loodhagel bijde jacht totaal verboden. Eenvoorbeeld dat navolging verdientWat betreft de beschertningvan de das vindt hetVZO de beslissing van de Batselieraln de beschenllingszonesrond de burchten terug tebrengen van 50 nleter naar 25lneter zeer bedroevend enondeskundig. De das is inBelgië nog altijd één van demeest bedreigde zoogdiersoorten.Een beschenningszonerond de burcht van eenluttele 25 lneter haaIt weiniguit. Het ergste is dat de beschern1ings111aatregelvan vorîgjaarvoor de helft wordt tenietgedaan.Ook de beschern1ing vanvossenburchten werd doorhet VZO bepleit. Imlners,vossen gebruiken dassen-


ZOOGDIER (4) 93/2burchten, en het behoud vantijdelijk (door vossen) verlatenburchten is essentieel on1111igratie en eventuele areaaluitbreidingin Vlaanderennlogelijk te maken. Zelfs voorspecialisten is het vaak 111oeilijkon1 de burchten van vosen das te onderscheiden. lagerszullen dus vaak dassenburchtenuitgraven, zogezegdom de vos te vernietigen.Dassen zijn daarenbovenzeer storingsgevoelig. Hetkan voldoende zijn als ielnandoverdag op of nabij deburcht heeft gelopen, zij deeerstvolgende nacht uren laterdan normaal of zelfs helemaalniet naar buiten kOlTIen.Vooral het feit dat vossen, enin ll1indere nlate dassen, concurrentenzijn voor de jagerswordt gebruikt als argulTIentom de soorten te bejagen. Iedereen,ook de jagers, is het erevenwel over eens dat hetjachtbelang het natuurbehoudsbelangniet nlag schaden.llnnlers, en dat is ook devisie van de Ininister, jachtkan enkel als beheersmaatregelgebruikt worden en nietals louter vrijetijdsbesteding.Bij de 'bouwjacht' bestaat erdaadwerkelijk een reëel gevaarvoor het schaden van hetnatuurbehoudsbelang. HetVZO stelt dan ook dat eenvolledige beschenning van deburchten en hun omgeving,van zowel das als vos, noodzakelijkis on1 de das te zinvolte beschermen.Dat de parforcejacht (ookwel chasse à courre genoenld)werd afgeschaft is een goedezaak. Het is de enige positievemaatregel die door de IninÎsterwerd genonlen. De parforcejachtis een barbaarse vornlvan jacht, waarbij herten meteen 111eute honden wordenopgejaagd en gedood. Dezevornl van jagen was niet alleenethisch ol1veran~woord,111 aar brengt eveneens eenaanzienlijke verstoring van derust in natuurgebieden enbossen teweeg.Johan Vandewalle"om en FaunawetHet Nederlandse kabinetheeft in april <strong>1993</strong> overeenstelnn1ingbereikt over deFlora en Faunawet. Dezenieuwe wet vervangt Vogelwet,Jachtwet, Nuttige Dierenwet,Wet Bedreigde Uitheen1seDiersoorten en hetonderdeel over soortsbescherminguit de Natuurbeschermingswet.Beschermdeinheelnse plantesoorten zullenbij algelnene maatregelvan bestuur worden aangewezen.Onder de beschenndeinheemse dieren gaan in principealle in Nederland voorkonlendezoogdieren, am ftbieën,reptielen en vissen behorenen alle van nature op36De nieuwe Flora en Faunawet rekentde bruine rat tot de schadelijkesoorten. Foto Mike Westonhet grondgebied van de EGvoorkoITIende vogels. Eenuitzondering wordt gemaaktvoor schadelijke soorten alszwarte rat, bruine rat en huismuis.Ook de vissen die vallenonder de Visserijwet (endat is de nleerderheid) zijnuitgezonderd van beschernlÎng.De wet n10et nog behandeldworden door deRaad van State en zal 1110gelijkaan het eind van dit jaarvan kracht worden.Piet van der Reest


ZOOGDIER (4) 93/2 37.IIIIIIBIIiB.NIEUWSJachtnotaInjanuari van dit jaar is de de- Jacht op hazen: schadebestrijdingfinitieve versie van de Nota of plezierjacht?Jacht en Wildbeheer versche-Foto Jan van Dierennen. Op het concept ervanheeft de VZZ uitgebreid conl- zoogdieren (ook exoten)nlentaar geleverd; een deel Inoeten in principe be~ervan werd als een gezalnen- schennd zijn; voor zover belijkstuk van tien natuurbe- strijding nodig is, moeten deschermingsorganisaties uit- soort en de te gebruiken begebracht.Van al dit commen~ strijdingsnlethoden specifiektaar, waar toch ongeveer een in de wet genoemd worden.nliljoen Nederlanders achter Nu is een aantal soorten minstaat (de leden van de tien or- of 111eer 'vogelvr{j' Olndat zeganisaties), heeft staatssecre- niet in een wet genoemd wortarisGabor zich heel weinig den. Ook het vreemde onderaangetrokken.De tendens scheid tussen 'wikf (de soorvande nota, on1 het klassieke ten uit dejachtwet) en de ove­)jachtbedrijf' niet aan te tas- rige fauna Inoet verdwijnen.ten, bleef ongewijzigd. Op- - In al1e natuurgebieden en innieuw heeft de VZZ samen de ecologische hoofdstrucnletde negen andere organi- tuur moet het uitgangspuntsaties, maar ook apart, een zijn: ~geel1 jacht, tenzij ...'.reaktie opgesteld, nu gericht - Buiten de natuurgebiedenaan de Vaste KaJnercomnlis- dient het voorkOlnen en besievoor Landbouw en Na- strijden van schade de leituurbeheer,die de nota dit draad voor de jacht te zijn,jaar moet behandelen. niet uitsluitend het genot vanDe hoofdpunten van het de jacht.aparte VZZ-cOlnmentaar zijn - Roofdierbestrijding is ongedevolgende:wenst en volkomen vergelijk­- Jacht Inoet beschouwd wor- baar nlet roofvogelbestrijdenals een instnunent, een ding, wat al heel lang verbon1ethodevoor natuurbeheer, den is.en niet als een zelfstandig - Afschieten van (zogedoel.naamde) verwilderde katten- Alle in het wild levende is uit natuurbeschennîngsoogpuntniet nodig en dus ongewenst;uit onderzoek is geblekendat katten in de natuurweinig 'schade' doen en bovendienmeestal een baasjehebben. Ook is te voorziendat de (beschermde) wildekat ons land (Zuid-Lin1burg)binnenkort zal bereiken, endie lijkt sterk op een cypersehuiskat.- Zogenaan1de aardhonden(teckels, terriers) zouden uitoogpunt van dierenleed nietmeer gebruikt lnogen wordenbij de jacht op vossen in holen;er vindt ondergrondsvaak een gruwelijke en langdurigestrijd plaats. Bovendienkan de beschernlde dasin zo'n hol zitten.- Wilde zwijnen zouden inméér gebieden n10gen voorkon1endan de twee waar zenu getolereerd worden, bijvoorbeeldin natuurontwikkelingsgebiedenin uiterwaardenen dergelijke.Het gezamenlijke kOInn1entaaren het aparte VZZkon11nentaarzijn te uitgebreidvoor publikatie inZoogdier, Jnaar kunnen kosteloosworden aangevraagdop het VZZ-bureau.Jaap Mulder


ZOOGDIER ( 4) 93/2Nieuwe samenstellingbestuur VZZOp de AL V <strong>1993</strong> heeft een bestuurswisseling plaatsgevonden.Afgetreden zijn: IngeHoogenbool11, Jan Piet Bekker, Joep van de Laar en Ma- ..rijke Drees. Toegetreden Zijn:Dennis Wansink (penningmeester).,Fans Smulders enM.anfred Weisz (secretaris).Jaap Mulder stelde zich herkiesbaaren is in het bestuurgebleven. tiet bestuur bestaatnu uit:.. Sinl Broekhuizen(voorzitter)Elterse Hof 246721 ZZ Bennekom08389-16402 (NL).. Manfred Weisz (seer.)Groenburgwal 3e1011 HR Amsterdam020-6201465 (NL).. Dennis Wansink(penningmeester)Annastraat 36821 EK Arnhenl085-439346 (NL).. Reinîer Akkermans(redaktie Zoogd~er)Wilhelminalaan 476042 EL Roermond04750-24281 (NL).. Jan Buijs(waarnemer VLEN)Marterlaan 12a6705 CL Wageningen08370-24087 (NL)• tierwig LeirsOude Tereistraat 282650 Edegem03~4582088 (B).. Rogier LangeBergeend 193435 VK Nieuwegein03402-39460 (NL).. Jaap MulderHamnlerweg 677731 AL On11nen05291-55383 (NL).. Chris Sn1eenk(redaktie Lutra)Roodborststraat 162333 VP Leiden071-175066 (NL)• Fons Sn1uldersSparrenlaan 94 .5553 CZ Valkenswaard04902-12328 (NL)Algemene Ledenvergadering199}Op 17 april is in Utrecht deAlgemene Ledenvergadering(AL V) gehouden. De ochtendwas gereserveerd voorhet huishoudelijk gedeelte.Duidelijk werd dat de VZZ ineen aantal opzichten een veranderingdoormaakt.Verstevigen financiele positieHet aantal leden is de afgelopenjaren gegroeid, n1aar ofdeze groei doorzet is devraag, want n1et de jongstecontributieverhoging behoortde VZZ tot de duurderenatuur- en milieu-organisatiesin Nederland. Een verderegroei van het aantal ledenen abonnees is echterwenselijk. Voor de uitgavevan Lutra en Zoogdier sall1enis nan1elijk een groot deel vanhet jaarlijkse verenigingsbudgetnodig 1waardoor andereactiviteiten in het gedrang koll1en.De ontwikkeling vanhet aantal leden en abonneeszal voor het bestuur de ko~l11ende jaren een belangrijkpunt van aandacht zijn. Ookzal worden nagegaan in hoeverreeen publicatiefondsvoor beide tijdschriften kanworden opgericht en opwelke wijze een reservekapitaalkan worden gevormd.Aandacht voor beschernlÎngDe VZZ draagt zowel dezoogdierstudie als de zoogdierbeschermingin haarvaandel. Naast de studiekrijgt de laatste jaren ook debescherming van zoogdierensteeds n1eer aandacht. In dezoogdierbeschern1îng verschijtde VZZ van anderezoogdierclubs. Die richtenhun energie vaak op één ofenkele zoogdiersoorten envragen daar maatschappelijkeaandacht voor, bijvoorbeeldde stichting Otterstation ende Vereniging Das en Boom.De zoogdierbescherming van38de VZZ zoekt het Il1eer in debreedte en richt zich opaspecten op het grensvlak tussenwetenschap~ beleid en bescherming.Als voorbeeldkunnen worden genoemd devertegenwoordiging in deJachtraad, het meedenkenover monitoring van n1aatregelenbij de uitvoering vanhet natuurbeleid en het adviserenvan de Commissie voorde Milieu-effectrapportageals het gaat om gebieden dievoor zoogdieren belangrijkzijn. Op deze wijze vullen deversch illende zoogd ierorganisatieselkaar goed aan.Toename van projectenEen derde belangrijke veranderingdie binnen de verenigingplaatsvindt, is een toenemendeaandacht van het bestuurvoor het werven en begeleidenvan betaalde projectenin opdracht van derden,zoals Rijkswaterstaat en LNV.In 1992 werd maar liefst aaneen viertal projecten gewerkt:een inventarisatie van denoordse woelmuis in de provincieNoord-Holland, eenzoogd ierprol11otieproject,een flora- en faunaproject enZoogdieren en Wetlandshetgeen uitmondde in eenthemadag en een n1anifestover dat onderwerp. In ] 993start een vierjarig onderzoeknaar het versnipperen vanleefgebieden van de egel. Ookloopt er een aantal subsidieaanvragenvoor andereprojecten. Met de toenan1evan het aantal gesubsidieerdeprojecten is ook het totale bestedingspatroonvan de VZZingrijpend gestegen.Uitvoeren beleidsplanOp de Bijzondere AL V die op28 novell1ber 1992 werd gehoudenwerd het beleidsplanvan de VZZ voor de kOJnendejaren vastgesteld. Het be


ZOOGDIER ( 4) 93/239leidsplan geeft richting aan deactiviteiten van de verenigingin de komende jaren. Een belangrijkaandachtspunt uithet beleidsplan is het vergrotenvan het draagvlak voorzoogdierbeschern1Îng en hetbevorderen van de samenwerkingtussen de verschil­Jende zoogdiergroepen.Zoeken naar samenwerkingDe veranderingen zoals hierbovengeschetst doen de behoefteaan een zekere professionaliteitop het secretariaatNoordse Woelmuis.Foto D/ek Kleestoenemen. Om deze behoeftete kunnen vervullen en daarmeeeen verdere groei van devereniging mogelijk te makenontbreken de financiële middelen.Voor het bestuur ligt erdan ook de uitdaging on1 insamenwerking met anderenatuur- en milieuorganisatiesde mogelijkheden van een gezamenlijksecretariaat te on-derzoeken. Dit sluit aan bij dewens om de onderlinge samenwerkingtussen de verschillende zoogdierorganîsatieste verstevigen.Na het huishoudelijk gedeeltewerden door Jaap Mulderen Jeroen Reinhold kortepresentaties gehouden, respectievelijkover het uitzettenvan dassen op het landgoedHeerde nabij Olnmenen over de aktiviteiten van develdwerkgroep in 1992.Manfred Weiszsecretaris VZZWetenschappelijke vergaderingenDe VZZ organiseert dit jaartwee wetenschappelijke vergaderingen.Zaterdag 25 september:"Genetische variatie en hetbehoud van kleine populatiesin de natuur en in gevangenschap".Deze studiedag is zowe]interessant voor belangstellendendenals voor degenendie beroepsll1atig nlet ditonderwerp te nlaken hebben.(zie progral11ma)Zaterdag 11 december: "Zoogdieren langs de waterkant".Deze dag is gewijd aanhet toepassen van wetenschappelijkekennis op hetbeheer van natuurgebieden,111 et als thenla ~~zoogdierenlangs de waterkant". In veellandi<strong>nr</strong>ichtingsprojectenworden sloten en oevers heringericht.Hoe kan daarbij zooptimaal l1l0gelijk aan zoogdierenworden gedacht? Deresultaten van deze dag zullenmogelijk een eerste aanzetzijn voor een vervolg op


ZOOGDIER ( 4) 93/2 40Themadag genetische variatieWetenschappelijke vergadering van de VZZ op 25 september <strong>1993</strong> in deBestuurderszaal van Artis, Plantage Kerklaan 58-40, Amsterdam met alsonderwerp: Beheer van kleine populaties en het belang van genetische variatie.Programma:9.30: ontvangst10.00:10.1;:opening door dagvoorzitter Marius den BoerProf. Kuke Bijlsma: 'Kleine aantaDen en genetische variatie,wat is het belangt11.00: Lu€: Waoters: 'Isolatie bij eekhoompopulatiesen genetische variatie.'11.4;:koffie12.00: Jan de Ruiter: 'Populatiestruktuur en genetische variatie:een voorbeeld bij apen.'12.4;:14.00:14.4;:lunchHelga De Bois: 'Genetische variatie bij dierentuin-Okapi's.'Bert de Boer: 'Behoud van genetische variatieen de rol van dierentuinen.'15.30: sluiting, thee.Schriftelijk aanmelden bij het bureau van de VZZ, Emmalaan 41, 3581 HP Utrecht.Toegang gratis voor leden, niet leden flO of HF 180. Toegang uitsluitend op vertoon vanspeciale toegangskaarten.de succesvolle themadagZoogdieren en Wetlands.In een van de volgende Zoogdierenzult u lneer over hetprogramma vernemen.Ook in 1994 zal een aantalwetenschappelijke vergaderingenworden georganiseerd.Gedacht wordt aan'Zeezoogdieren' (milieu, ecologieen beschermingsbeleid)en aan 'Zoogdieren in Europaen hun bescherming'. Heeft uandere suggesties? Geef zedoor aan de secretaris.Manfred Wei sz0l?~P. voorvnJwiDigersDe activiteiten van de verenigingnemen toe, maar helaasblijven sonllnige noodzakelijkewerkzaamheden liggen.I-Iet bestuur zoekt daaronlonder de leden van de verenigingenthousiaste mensen dieactief aan de groei van de verenigingwillen bijdragen.Vrijwilliger publiciteit en voorlichting(M/V)De afgelopen jaren is binnende vereniging het voorlichtingsmateriaalgegroeid. Datis echter nog niet cOlnpleet enbovendien ontbreekt hetoverzicht, zodat het niet opti­Inaal wordt benut. Het is belangrijkom dat overzicht teverkrijgen en zonodig aanvullendlnateriaal te zoeken ofsamen te stellen, zoals folders.Zeer geregeld wordt deVZZ benaderd Oln zich te


6.;UUU.IIILI\.\. ï) 7,) I L41presenteren door middel vaneen stand bij diverse n1anifestatiesin de regio's. Tot op hedenwordt daar nauwelijks gehooraan gegeven. Het is echtereen zeer goede gelegenheidvoor de VZZ on1 zichaan veel (potentieie) zoogdierliefl1ebberste presente-ÇTDP!VZZ ZEI U ...NOG NCO'TVAN GE:..HOORr>!Gezocht wordt naar lnensendie mee willen helpen hetvoorlichtingsn1ateriaal van deVZZ te verbeteren en naarInensen die zo nu en dan eendag willen besteden aln deVZZ te presenteren op lnanifestaties.Vrijwiliger secretariaat (M/V)Op het secretariaat van deVZZ in Utrecht werkt Ida vanDam sinds eenjaar als vrijwilligster1 dag per week aan deledenadministratie. De verenigingprofiteert sterk vanhaar inzet. Een deel van desecretariaatswerkzaamhedenblijft echter liggen, zoals hettijdig reageren op somlnigebrieven, het bijhouden vantijdschriften en documentatiearchief.De VZZ zoekt éénof twee personen die enkeleuren per week in salnenwerkingn1et de secretaris op hetsecretariaat willen werken.Voor l1leer informatie envoor aann1elden kan contactworden opgenon1en n1et devoorzitter, de secretaris of depenninglneester.Manfred WeiszSecretaris VZZVZZBoommarterwerkgroepOp 2 oktober <strong>1993</strong> organiseertde Werkgroep Boomn1arterNederland een inventarisatievan de boomn1arter in de binnendui<strong>nr</strong>andvan Noord-Holland.Wil je meedoen? neemdan contact op met het secretariaatvan de werkgroep: Zadehnakersstraat58, 6921 JRDuiven. Tel. 08367-64335(NL).Peter van LeerPluisdag VWGZaterdag 27 november <strong>1993</strong>organiseert de Veldwerk-groep van de VZZ te Amersfoort-Schothorsteen braakballenpluisdag.Jong en oud,ervaren en onervaren pluizerskunnen op deze dag naar hartelustde spannende wereldvan uil en muis bloot leggen.Behalve het zoeken naar enhet op naam brengen vann1uizeschedels, wordt aan geinteresseerdenook duidelijkgemaakt hoe je woeln1uizen,n1uizen en spitS111Uizen aanhand van hun bekken beenderenop naam kan brengen enkan sexen. Deze keer zullende braakballen uit Tsjechië afkomstigzijn. Extra n1ateriaaluit Noorwegen wordt verwacht.De dag begint oln10.00 uur en eindigt on1 17.00uur. Voor koffie en theewordt gezorgd, boterhanlmengraag zelf meebrengen.Aann1elden door overmakingvan f5 of BF 90 voorVZZ-Ieden en jeugdbonders(niet-leden no of BF 180) opgiro 2050298 van VeldwerkgroepVZZ te Grootebroekonder vennelding van pluisdagoktober. Voor verdere informatie: Jeroen van derKooij, Doornenkan1pseweg8, 6866 BG Heelsun1. telefoon08373-17937 (NL).Jeroen van der Kooîj


ZOOGDIER (4) 93/2 42


Nationale Campagne BeschermingRoofdieren (NCBR)• NCBR Postbus 98, 2180 Ekeren 1,03-6530655 of 03-7713827 (B),Vereniging Voor Zoogdierkunde enZoogdierbeschermlng (VZZ)• VZZ-Bureau en ledenadministratie: Emmalaan41, 3581 HP Utrecht. 030-544642(NL).• VZZ-België: H. Leirs, Oude Tereistraat 28,2650 Edegem. 03-4582088 (B),• Veldwerkgroep Nederland: H, Hollander,Asterstraat 163, 6708 DM Wageningen.08370-17725 (NL),EIVeldwerkgroep België (tevens materiaaldepot):J. Vandewalle, Grensstraat 133,2950 Kapellen. 03-6641 726 (B).• Materiaaldepot veldwerkgroep : F. vander Vliet Spaarndammershaat 660, 1013TJ Amsterdam. 020-6828216 (NL).• Werkgroep Zeezoogdieren (WZZ): M, Addink,RMNH, Postbus 951 7, 2300 RA Leiden.071-143844 (NL) ,• Werkgroep Marterachtigen: A.H. Swaan,Torresstraat 33 lIL 1056 RR Amsterdam,020-6832420/6642453 (NL)... Werkgroep Boommarter Nederland VZZ:D,J.C. Klees, Zadelmakersstraat 58, 6921 JEDuiven, 08367-64335 (NL) ,• Redactie Lutra: C. Smeenk, RMNH, Postbus9517, 2300 RA Leiden. 071 143844 (NL).Vlaams Zoogdierkundig Overleg (VZO).. J. Vandewalle. Grensstraat 133, 2950 Kapellen.03-6641 726 (B).Vleermuiswerkgroep Nederland (VLENIsvo).. W. Bongers, Postbus 8080, 6700 DD Wageningen.08370-10324 (NL).Zoogdier, tijdschrift voorzoogdierbescherming en zoogdierkunde• R. W, Akkermans, Wilhelminalaan 47, 6042EL Roermond. 04750-24281 (NL) ,• D. CrieL Zottegemstraat 2, 9688 Schorisse,055-456610 (B).Aanwijzingen voor auteurs.. De tekst dient in de voorkeurspelling te zijngesteld, Alleen hoofdletters gebruikenwaar dit grammaticaal verplicht is, DusNederlandse p1anten- en dierennamenmet een kleine letter beginnen, Gebruikde naamgeving zoals gehanteerd in deAtlas van de Nederlandse Zoogdieren,• Gebruik van chapeaus toegestaan. Probeerde tekst met behulp van korte tussenleopjeste structureren, Gegevens auteur(adres, instelling) en oproepen aan heteind van het artikel plaatsen.• Bij artikelen hoort een belenopte literatuurlijst.Literatuurverwijzingen op alfabetischevolgorde. Elk item op een nieuwe regelbeginnen. Bijvoorbeeld:Akkermans, R.W. & D, CrieL 1986, Roofdierenin België en Nederland. SKF, 's Graveland1 NCBR Gavere.WJ.R. de, 1989. De rosse woelmuisClethrionomys glareolus op Terschelling,Lutra 32:53-60,In de tekst wordt dit: (Ak:kermans & CrieL1989) of Wijs, 1989).ti Aanleveren van kopij uitsluitend op diskette(geen 1,2 Mb) leesbaar op eenMSDOS machîne en liefst in Wordperfect.Meezenden van een printuitdraai gewenst.., Voor de opmaak zie gelijlcsoortige artilcelenin Zoogdier. Hoofdkop en tussenkopjesvet. Latijnse namen en andere woorden.die cursief gedrukt moeten worden, onderstrepen.Nieuwe alinea's inspringenmet één tab,e dat het artikel interessant is voor delezer. Vermijd vaktermen envreemde woorden. Dus beter sterftemortaliteit Gebruîk geen afkortingen,• De redactie behoudt zich het recht voor debinnengekomen artikelen te redigeren enaan te passen aan het lezerspubliel( vanZoogdier,• Het copyright van foto's, illustraties en artikelenblijft bij de betrokken fotograaf, tekenaarof auteur. Overname alleen naverkregen toestemming.


Vereniging tot behoud van de rode eekhoornSierlijk springt de rode eekhoorn van boom tot boom. U kent zevast nog wel. Maar wilt u dat ook uw kinderen en kleinkinderenkunnen genieten van hun magnifieke sprongen, dan helpt enkel hetsteunen van onze Vereniging. Uw geld zorgt dat wij wonderenkunnen doen, bijvoorbeeld het i<strong>nr</strong>ithting van eekhoornassiels of hetstichten van speciale eekhoor<strong>nr</strong>eservaten met hoge bomen. Steunonze vereniging met een donatie van minimaal HF 4;0 of f2; en ukrijgt het verenigingsblad Zoogdier een jaar lang gratis.Zoogdier meer dan alleen eekhoornsNeem een abonnement op Zoogdier. Zoogdier is het meestinformatieve zoogdierenblad in de Benelux en ve:î'sthijnt vier keerper jaar. Je kunt je abonneren door de kaart in te vuOen of doorovermaking van HF 4;0 op rekening 000 - 1486269 - ~; of [2; oppostbank 2 O~ 727 ten name van Penningmeester VZZ te Utretht.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!