10.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

8378 44 5 11,5 Scherp H Hordeum378 48 4 11,5 Scherp A Avena378 45 4 11 Scherp H HordeumZone B (479,7 - 489,5 cm +NAP)Het materiaal bestaat uit sterk vergaan zandig veen. Bij de pollenbereiding bleek dat alle monsters uit deveenlaag zand bevatte (ca. 10-15 %). De pollenconcentratie is constant. Bij de bomen is een lichte afnamewaarneembaar van de Els en een lichte toename van de Berk (Betula). Aan het begin van deze zone vertonen decurven van Es (Fraxinus) en Wilg (Salix) een opvallende stijging. Dat betekent dat zij dicht in de buurt van ditvennetje hebben gestaan. De sterke afname in de pollencurven van grassen en heideachtigen geeft meer aan datde monsterplek is afgeschermd, dan dat er sprake is van een forse afname in het areaal van de heidevelden. Degrassen lijken dan ook geen of weinig relatie te hebben met de vegetatie die verantwoordelijk is voor deveenvorming is dit vennetje. De curven in het pollenconcentratiediagram van de meeste bomen, grassen, Smalleweegbree (Plantago lanceolata), en heide vertonen hetzelfde distributiepatroon. Daaruit is af te leiden dat dezesoorten niet in het veentje groeiden.De abrupte sterke afname van grassen en in mindere mate die van granen, walstro en akkeronkruiden (alleelementen van buiten het vennetje) geven aan dat er grote verschillen zijn tussen het onderliggende humeuzezand en het veen. Een verklaring daarvoor kan zijn dat het zand, en zeker het diepere monster, materiaal van eenoud oppervlak vertegenwoordigt. Aan een bodemoppervlak accumuleert meer pollen dan in een zichontwikkelend veentje, omdat in het laatste geval meer organisch materiaal mee accumuleert. Het lijkt er dus opdat de vegetatieontwikkeling zoals die plaatsvond aan het oude oppervlak (voor dat er veenvorming optrad??)veel minder traceerbaar is in het veentje. Het is niet zo verbazingwekkend want er moet een hiaat zitten tussen deperiode dat het pollen in de zandbodem is terecht gekomen en de periode dat er veenvorming is opgetreden.Daarnaast weten we niet hoeveel tijd er zit in de periode nadat het opvulmateriaal is gedeponeerd en de start vande veengroei. Het sterk humeuze karakter van het onderliggende zand maskeert dit enigszins. In de beginfase vande lokale ontwikkeling van het vennetje treffen we algensoorten aan zoals Botryococcus en Spirogyra (T. 132.)en andere Zygnemataceae. Zij wijzen op open water in het vennetje. De lokale vegetatie in het vennetje wordtbepaald door cypergrassen (Cyperaceae), met daarnaast o.a. Kleine lisdodde (Typha angustifolia). Deontwikkeling van de lokale vegetatie is primair verantwoordelijk voor het humeuze karakter van deonderliggende zandbodem. In de directe omgeving van het vennetje zal het ook wel vrij vochtig geweest wat o.a.af te leiden is uit de aanwezigheid van Wilg (Salix), Es (Fraxinus) en Gagel (Myrica gale). Andere planten uit dedirecte omgeving zijn de soorten uit vochtige graslanden zoals Asterachtigen (Asteraceae liguliflorae enAsteraceae tubiliflorae), Boterbloem (Ranunculus acris type), Ganzerik (Potentilla type), Spirea (Filipendula),Munt (Mentha type), Walstro (Galium type) en Zuring (Rumex).Opvallend is de sterke afname van het pollen van kultuurgewassen. In de tweede helft neemt het percentagegraanpollen weer wat toe, maar nu heeft het voornamelijk betrekking op Rogge. Er komen nog wel diverseakkeronkruiden voor zoals Akkerwinde (Convolvulus arvensis), Eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus),

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!