5het meeste lijkt op de te determineren pollenkorrel is onderstreept. Zie o.a.: Beug (1961), Faegri et al. (1989),Grohne (1957), Küster (1988), Moore et al. (1991), Punt (1976) en Punt et al. (1980 - 1995).- Ambrosia type: omvat soorten uit de geslachten Ambrosia, Iva en Xanthium- Arnoseris minima type: Dit is een groep pollenkorrels binnen de Asteraceae liguliflorae. Voornamelijk onder–scheiden door het kleine formaat (< 30µ). Arnoseris minima.- Caltha palustris type omvat o.a Caltha palustris, Aquilegia vulgaris en Myosurus minimus.- Calystegia type: omvat C. pulchra, C. sepium, C. silvatica en C. soldanella- Centaurea nigra type: omvat C. nigra en C. nemoralis- Cerastium fontanum type: omvat vele Cerastium soorten, Moenchia erecta, Myosoton aquaticum en veleStellaria soorten.- Cerealia type: omvat pollenkorrels van grassen _40 µ, met een porediameter _ 4 µ, een annulusdiameter dieminstens 2x zo groot is als de porediameter en een duidelijke begrenzing tussen de annulus en het overige deelvan de exine. Indien de wandstruktuur ook goed waarneembaar is, is een opsplitsing mogelijk in Avena type,Hordeum type, Secale cereale en Triticum type. In deze studie zijn deze typen afzonderlijk weer gegeven. Deovergebleven graanpollenkorrels zijn op basis van de vorm niet met zekerheid toe te schrijven aan Secale, maarzij hebben wel de zelfde wandstruktuur als Secale. Het is daarom zeer aannemelijk dat deze kategorie ook Secalebetreft.- Cirsium type: een vormengroep die af te splitsen is van de Asteraceae tubiliflorae, omvat o.a. Cirsium soorten- Convolvulus arvensis type: omvat C. arvensis, C. cantabrica en C. lineatus- Dryopteris type omvat een grote diversiteit aan monoleet psilate sporen uit o.a. de geslachten Dryopteris enThelypteris.- Fumaria officinalis type: diverse Fumaria soorten en ondersoorten- Galium type: omvat Asperula, Galium, Rubia en Sherardia- Gentiana pneumonanthe type omvat G. cruciata, G. lutea, G. pneumonanthe en G. purpurea- Glyceria type: pollen van grassen >37µ met wijde pore en dunne annulus. Hieronder vallen Glyceria soorten- Humulus/Cannabis: omvat Cannabis sativa en Humulus lupulus. Dit type is bij de cultuurgewassen geplaatst.- Knautia arvensis type: omvat K. arvensis en K. dipsacifolia- Medicago lupulina type: een opsplitsing van het Trifolium type, Medicago lupulina- Mentha type: omvat o.a. Lycopus, Mentha en Origanum- Polygonum aviculare groep: P. arenastrum, P. avicularia, P. boreala, P. patulum en P. rurivagum- Polygonum persicaria type: omvat P. hydropiper, P. lapathifolium, P. minus, P. mite en P. persicaria.- Potentilla type; diverse Potentilla soorten- Ranunculus acris groep: omvat o.a. R. acris, R. bulbosus, R. nemorosus, R. repens en R. sardous- Rhinanthus type: omvat pollen uit een aantal geslachten o.a. Rhinanthus, Veronica en Pedicularis- Rumex acetosa groep: omvat R. acetosa en R. thyrsiflorus- Rumex aquaticus groep; omvat R. aquaticus en R. hydrolapathum- Sparganium erectum type: diverse ondersoorten van S. erectum- Spergularia type: omvat o.a. Spergularia soorten, maar is een wat onduidelijke groep
6- Trifolium type: omvat o.a. soorten uit de geslachten Trifolium, Medicago en Vicia- Urtica dioica type: omvat U. dioica, en U. urens6.3 ResultatenBij de presentatie van pollendata maakt men gebruik van van zg. pollendiagrammen. In deze diagrammen wordende onderlinge verhoudingen van de pollentypen in percentages weegegeven. Als berekeningsbasis gebruikt meneen pollensom. Er zijn hier drie verschillende pollensommen gebruikt. De eerste (_AP + _NAP) omvat alle voorkomendepollentypen met uitzondering van waterplanten, sporenplanten, algen en Typen. Deze twee groepen zijntegen elkaar uitgezet in het eerste deel van de diagrammen. In dit eerste hoofddiagram wordt dus de verhoudingweer gegeven tussen het totaal aan bomen en struiken en het totaal aan kruiden in de monsters. In dit diagram isop eenvoudige wijze de openheid van het landschap af te lezen (bij een _AP _80% gaat men er meestal al van uitdat er geen gesloten bosvegetatie meer is). De tweede pollensom omvat dezelfde pollentypen als hier voorgenoemd, inclusief Sphagnum. In het tweede hoofddiagram zijn nu de pollentypen, verdeeld over een zestalgroepen, tegen elkaar uitgezet. In dit diagram is overzichtelijk gemaakt wat de verhouding is tussen debelangrijkste groepen van pollentypen. De derde pollensom (_AP) omvat alleen bomen en struiken, en deze isgebruikt om de percentages van de individuele pollentypen mee te berekenen.6.3.1 SECTIE RAT97 8-189Uit deze sectie is alleen het materiaal uit gootje B (5,06 - 4,76 m +NAP) geanalyseerd. In de gehele sectie zijn deverschillen in de verhouding _AP : _NAP niet zo groot. Dit is een aanwijzing dat de meer regionale vegetatieweinig aan verandering onderhevig is geweest gedurende de periode die deze sectie omvat. Het aandeelboompollen is nog vrij aanzienlijk (30 - 40%). Dit geeft aan dat er sprake is van enige boomgroei in deomgeving van dit monsterpunt. De belangrijkste boomsoort is Els (Alnus). De overige bomen vertonen lagewaarden. De meeste variatie is te vinden binnen het niet-boompollen. De zonering van dit diagram is dan ookvoornamelijk gebaseerd op de meer lokale palynologische data. Zij valt samen met de zonering die gebaseerd isop de lithostratigrafie (figuur 6.1 pollenpercentage diagram en figuur 6.2 pollenconcentratie diagram).Zone A (