10.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

15boompollenspectrum vertoont een aantal kleine maar interessante verschillen met de spectra uit de overigemonsters. Opvallend is de aanwezigheid van de Es (Fraxinus) en Wilg (Salix). Zij groeien naast de Els op denattere gronden. De Es komt alleen in vergelijkbare waarden voor in de spectra van het veenlaagje (par. 6.1.3.1)en lijkt daar dicht bij het vennetje gestaan te hebben.De vraag is of we met een toevalligheid te maken hebben of dat er een diepere betekenis achter zit. Bij het vennetjeweten we zeker dat er een dusdanig hoog grondwaterpeil was dat er zich veen kon vormen. Het deel van hetterrein waar deze greppel is bemonsterd ligt wat lager dan de mogelijk oude oppervlakken uit de andere tweeprofielen, maar niet zo laag als de omgeving van het vennetje. Het lijkt niet zo te zijn dat het grondwaterbepalend is voor voorkomen van Essen in de omgeving van de greppel. Wat wel heel goed mogelijk is dat deinhoud van deze greppel bodemmateriaal betreft dat aan of dichtbij het oppervlak lag in de tijd dat het veentjezich vormde. In dat geval geeft de aanwezigheid van Fraxinus pollen een indicatie van de ouderdom van hetoppervlak, waarin later de greppel is gegraven. In Esprofiel I wordt alleen in de Apb pollen van de Esaangetroffen, in dezelfde concentratie als in deze greppel. De pollenconcentraties in de greppel komen het meerovereen met die van de oude cultuurlaag (sectie TS11) dan met die uit de esprofielen. Dat geeft aan dat hetmateriaal uit de greppel van onder het oude oppervlak afkomstig is.In dit monster bereikt de Beuk (Fagus sylvatica) de hoogste waarden (7%), duidelijk hoger dan in de andereonderzochte esprofielen. In het veentje komt ook onderin wat meer beukenpollen voor. De Beuk komt in pollendiagrammenuit Oost Nederland in lagere waarden voor in dan in diagrammen uit het westen en zuiden (o.a.Janssen 1972, van Geel et al. 1980/81). Kenmerkend is de toename na de Romeinse tijd. Het is dan ook redelijkacceptabel om de aanwezigheid van pollen van de Beuk in de vulling van de greppel te gebruiken om dit oppervlaktemateriaalte dateren als zijnde oppervlaktemateriaal uit een Post-Romeinse periode. Een ander opvallendverschil met alle andere onderzochte spectra uit deze opgraving is de zeer hoge waarden voor het pollen vanRogge en Schapezuring (Rumex acetosella) en de aanwezigheid van pollen van Vlas. Hiermee is duidelijkaangeven dat de vulling van de greppel afkomstig is van een oude cultuurlaag.6.4 Samenvatting/Conclusie6.4.1 DATERINGWat kunnen we zeggen over de datering op basis van de pollendata. Er zijn een drietal monsters waarin Viscumalbum (Maretak) voorkomt RAK 4,78 m +NAP, Esprofiel II 5,54 en 5,44 m +NAP. Viscum pollen komt zeersporadisch voor in Laat Holocene afzettingen. Het pollen komt met name voor in afzettingen van Atlantische ofSubboreale ouderdom (zie o.a. Spek et al, 1997). Het is heel goed mogelijk dat het materiaal wat gebruikt is omde depressie boven de Romeinse waterput op te vullen uit dezelfde laag komt als waar het andere Viscum pollenin voorkomt. Dit betreft materiaal van de onderkant van de Aa2 en Bhs van de zandkop. In de Aa2 is het oudeoppervlak door ploegaktiviteiten opgenomen en sterk vermengd met nieuw opgebracht materiaal. In dit zelfdeprofiel bevindt zich in de diepste laag (BCg) ook nog een flinke hoeveelheid kleine ‘misvormde’ pollenkorrelsvan Betula. Beide gegevens geven aanleiding om te veronderstellen dat we hier wel te maken hebben metrestanten uit zeer oude vegetaties. Toch is daar wel enige nuancering aan te brengen. Als we er van uitgaan dat inde oude bodems nog restantjes oud pollen aanwezig kunnen zijn hoeft dat nog niet te betekenen dat rest van de

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!