10.07.2015 Views

ZOLarium 23 - Ziekenhuis Oost-Limburg

ZOLarium 23 - Ziekenhuis Oost-Limburg

ZOLarium 23 - Ziekenhuis Oost-Limburg

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ij ‘blue-light’MRI-beeld van hersentumor.ook bij maag-darmtumoren is er reeds veel informatieover de veiligheid van dit product. De meest voorkomendebijwerking is een tijdelijke verhoogde gevoeligheidvoor licht. Indien de patiënt na inname van 5-ALAblootgesteld wordt aan fel daglicht kunnen er huidveranderingenzoals zonnebrand optreden.De lichtovergevoeligheid is vooral aanwezig een zestaluren na inname. Rond deze periode is de patiëntin het operatiekwartier, volledig bedekt met sterieledoeken. Na 24 uren is de overgevoeligheid voor lichtverdwenen.In het ZOL wordt deze nieuwe techniek gebruiktin combinatie met andere nieuwe technieken zoals hetgelijktijdig bewaken van de verschillende hersenfunctiestijdens de ingreep (peroperatieve monitoring) enhet gebruik van neuro-navigatie technieken. Dit verhoogtuiteraard de veiligheid van operaties voor hersentumorenen leidt uiteindelijk tot betere lange termijnresultaten.5Dr. Frank Weyns, neurochirurgie


EIGEN ONDERZOEKBaarmoederhalskanker onderzochtNog steeds meer vragendan antwoordenDR. GREGG VAN DE PUTTE, gynaecoloog-oncoloog,promoveerde zopas tot doctor in de medischewetenschappen aan de medische faculteit van de universiteitvan Oslo. Met zijn thesis ‘Prognostic factors in early stagesquamous cell cervical carcinoma’ zocht hij naar defactoren die het verloop of de uitkomst van baarmoederhalskankerbepalen.Korte schets:Wereldwijd is baarmoederhalskanker de tweede meestvoorkomende kanker bij vrouwen. Door het gebrek aanscreening ligt de frequentie in de ontwikkelingslandendramatisch hoger dan in de meer ontwikkelde landen.Baarmoederhalskanker treft voornamelijk jonge vrouwen.Het is de meest frequente doodsoorzaak doorkanker bij vrouwen tussen de 20 en de 39 jaar, ook inde meer ontwikkelde landen.In deze landen wordt de ziekte in de helft van degevallen ontdekt in een vroeg stadium, doch ongeveeréén op zeven zal overlijden. Het is belangrijk om dezegroep te identificeren zodat ze agressiever kunnen behandeldworden en zodat deze agressievere behandeling kanvermeden worden in de overige zes op zeven gevallen,gezien de belangrijke neveneffecten.Factoren die het verloop of de uitkomst van eenziekte bepalen worden prognostische factoren genoemd.In deze thesis werden verschillende eiwitten, geproduceerdin de kankercellen, onderzocht op hun prognostischvermogen. De proteïnen werden gekozen opbasis van hun eventuele betekenis in het ontstaan vaneen kankercel.Vergeleken met normale cellen, delen kankercellensneller en onafhankelijk. Dit betekent dat hun celcyclus(levenscyclus, delingscyclus) versneld is en ongecontroleerd.In deze thesis werden verschillende eiwittenonderzocht die een weerspiegeling zijn van dezecyclus (BM28 en Ki-67) en zowel activatoren (CyclinA, Cyclin E and Cyclin D3) als inhibitoren van de celcyclus(p27, p21 en p16).Een ander kenmerk van kankercellen bestaat erindat ze kunnen uitzaaien. Hiervoor moeten ze kunnenloskomen van het hoofdgezwel. Belangrijke eiwitten inhet hechten van cellen zijn E-cadherin, α-, β-, and γ-6<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007catenin. Verlies van de functie van één van deze eiwittenkan de uitzaaiing bevorderen en de tumor meeragressief maken.Niet enkel het sneller en onafhankelijk vermenigvuldigenmaar ook de onsterfelijkheid is een eigenschapvan kankercellen. Normale cellen zijn geprogrammeerdom te sterven. Eiwitten die hier belangrijk zijn, wordenapoptose-(gereguleerde celdood) eiwitten genoemd. Deeiwitten Bcl-2 and Bcl-xL verhinderen celdood terwijlBax de celdood stimuleert.Al deze eiwitten werden onderzocht op hun relatietot herval of sterfte, maar bleken niet in staat om die uitkomstin het geval van vroege kankers te voorspellen.Totnogtoe is het meest gebruikte model om de uitkomstvan vroegtijdig baarmoederhalskanker te bepalengebaseerd op tumorgrootte, diepte van ingroei in debaarmoederhalswand en ingroei in de bloed- of lymfevaten.Dit model werd echter nooit onafhankelijk getest.Uit een test die in het laatste deel van deze thesis werduitgevoerd, bleek dat het model betrouwbaar is. Tegelijkwerd een eenvoudiger model voorgesteld. Dit dient eerstgetest in een onafhankelijke patiëntenpopulatie vooraleerhet betrouwbaar kan gebruikt worden.Dr. Gregg Van de Putte


Dr. Gregg Van de Putte:“Negatieve resultaten zouden evenbelangrijk moeten zijn als positieve. Maarze zijn inderdaad minder aantrekkelijk.”Uw thesis leverde heel wat negatieve resultatenop. Toch werden deze allemaal gepubliceerdin gerenommeerde medische tijdschriften. Hoeverklaart u dat?Dr. Gregg Van de Putte: Negatieve resultaten zoudeneven belangrijk moeten zijn als positieve. Maar ze zijn inderdaadminder aantrekkelijk. Een gevaar hiervan is dat er meerpositieve resultaten gepubliceerd worden en er een positiefvertekend beeld van de werkelijkheid gecreëerd wordt.Dat onze studies belangrijk werden geacht, is zekergebaseerd op de grote aantallen van patiënten, waardoorde resultaten betrouwbaar zijn, en de rechtlijnige statistischebenadering. Hierdoor stellen ze de vroeger gepubliceerdepositieve resultaten in een objectief perspectief enwordt de noodzaak van controle duidelijk gemaakt.Dr. Gregg Van de Putte.Hoe bent u tot dit onderwerp gekomen? Vanwaaruw begeestering?Dr. Gregg Van de Putte: De meest intrigerende vraagover kankercellen is hoe ze aan elke controle kunnenontsnappen en hoe ze in staat zijn om zo’n bedreigingte vormen voor het lichaam. Aan onderzoek hieroverwordt zeer veel geld besteed. Toch zijn er nog steedsmeer vragen dan antwoorden. De vraag wat het enegezwel gevaarlijker maakt dan het andere sluit hier dichtbij aan. Eén van de belangrijkste vragen die de patiëntenbezighoudt is dan ook: hoe sta ik ervoor?De bevindingen uit uw laatste studie (Riskgrouping in stage IB squamous cell cervical carcinoma.Gynecol Oncol. 2005) zijn zeer belangrijken worden verder onderzocht. Kunt u datvoor ons toelichten?Dr. Gregg Van de Putte: In deze studie werd enerzijdseen reeds gebruikt model getest en anderzijds een eigenmodel voorgesteld. Het probleem met het model vande Amerikaanse Gynaecologisch-Oncologische Groep(GOG) was dat het gebruikt werd zonder het eerstonafhankelijk te testen. Dat is gevaarlijk in die zin dathet mogelijk is dat het niet van toepassing is in een anderepatiëntenpopulatie. Het model bleek wel betrouwbaarin onze onafhankelijke populatie, maar is eerderingewikkeld. Ons eigen model is eenvoudiger en deedhet minstens even goed op ons eigen testmateriaal. DeAmerikaanse groep wil nu ons model onafhankelijk testenop hun patiëntenmateriaal.Wat heeft deze thesis u bijgebracht als mens?Dr. Gregg Van de Putte: Bij het maken van een thesismoet je veel beslissingen nemen, zonder een ideete hebben wat het beste is. Beslissen blijkt uiteindelijkbelangrijker dan wat je beslist en dat is buiten een thesisook vaak zo.Zijn er interessante anekdotes te vermelden?Dr. Gregg Van de Putte: Het meest bijzondere voormezelf was eigenlijk dat we tijdens het onderzoek inOslo woonden. Zo kon ik enkele keren door de bossenper ski naar het ziekenhuis en werd er in de winterop nagelbanden gefietst.Opmerkelijk was het volgende: hoewel ik mijn bestdeed om de negatieve resultaten als belangrijk op zichvoor te stellen, werd ik door een beoordelaar van éénvan de artikels aangespoord om “de negatieve resultatenzodanig voor te stellen dat er een klinisch nut uit zoublijken”. Gelukkig werd dit van de baan geveegd doorde editor van het tijdschrift.Grete Bollen7


HET EPONIEMENKABINETTheodor Schwann8<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007THEODOR SCHWANN is een 19e eeuwse arts dievandaag om de verkeerde reden bekend is. Zijnnaam is verbonden met de Schwannse cel (die zenuwenomkapselt) en de tumor die daaruit kan groeien (hetSchwannoma). Maar hij ontdekte veel meer. Samen metMatthias Schleiden werkte hij ook een vrij fundamenteelbiologisch concept uit, namelijk ‘de cel’ als basisstructuurvan het leven.Robert HookeDe ‘cel’ werd niet door Schwann ontdekt. Dat deedtwee eeuwen voor hem Robert Hooke (1635-1703). Inzijn ‘Micrographia’ schrijft Hooke: ‘Ik nam een schoonstuk kurk en sneed er met een vlijmscherp mes eenstukje af. Zo bleef een uiterst glad oppervlak over datna zorgvuldige bestudering onder een microscoop enigszinsporeus leek.’Dat ‘poreuze’ lijkt een groot aantal kleine hokjes tezijn. Naar Christelijke inspiratie vergelijkt Hooke die hokjesmet de cellen van kloosterbroeders. In de wereldtaalvan toen: ‘cellula’. Vandaar het woord ‘cel’.De betekenis van die cellen blijft lange tijd duister.Tot Giovanni Battista Amici en Joseph Jackson Listerzo’n 150 jaar later een achromatische lens slijpen waarmeeeen heel nieuwe wereld opengaat. Vooral onderhet microscoop.Robert BrownDe eerste belangrijke ontdekking komt van de Engelsewiskundige, botanicus en fysicus, Robert Brown. Vandaagklinkt zijn naam ondermeer nog in het eponiem: de‘Brownse beweging’. Een onaflatende, zigzaggende bewegingvan microscopisch kleine partikels in pollen en plantencellen.Maar ook Brown zelf, zat nooit stil. In het verreAustralië (toen nog Nieuw Holland genoemd) ontdektehij zo’n 1700 nieuwe, tot dan toe onbeschreven, planten.In zijn ‘Prodromus Florae Novae Hollandiae’ benoemt hij


(7 december 1810 Neuss - 11 januari 1882 Keulen)9ze niet enkel, hij onderzoekt ze ook onder de microscoop.Zo ontdekt hij in 1831 een kleine structuur in deplantencel, die hij de ‘nucleus’ of ‘kern’ noemt.Mattias SchleidenBrown publiceert zijn observaties in hetzelfde jaarwaarin een 27-jarige Duitse advocaat zich zó depressiefvoelt door zijn mislukte loopbaan, dat hij zich eenkogel door het hoofd jaagt.Gelukkig voor de wetenschap mikt hij slecht en raaktgeen enkel vitaal deel. Na zijn genezing studeert MattiasSchleiden botanie en is daarin véél succesrijker. Blijkbaarkan hij veel beter overweg met planten en microscopendan met aanklagers en pistolen.In 1838 doet hij talrijke experimenten die leidentot de theorie dat alle plantaardige weefsels uit cellenbestaan. Schleiden beweert zelfs dat nieuwe plantencellenenkel kunnen ontstaan uit de kern van oude. Hijschrijft het allemaal neer in een verhandeling die een mijlpaalwordt in de ontwikkeling van de botanie: ‘Beiträgezur Phytogenese’.Theodor SchwannOp een avond zitten Schleiden en Schwann in eenrestaurantje na te genieten van een heerlijk maal. Bijde damp van sigaren en koffie wisselen ze hun recentstebevindingen uit. Het gesprek draait (wetenschappersblijven wetenschappers), uit op wetenschap enmeer bepaald ‘de kern’. Theodor Schwann herinnertzich dat hij gelijkaardige ‘structuren’ gezien heeft in decellen van het notochord bij dieren. En op dit momentklikt een (historisch belangrijke) synaps in zijn hersenen:‘Zijn die twee fenomenen eventueel niet aan elkaargekoppeld?’De weken die volgen bestudeert Schwann alle mogelijkedierlijke weefsels en stelt vast dat ze, zoals bij planten,ook allemaal uit cellen bestaan. Zelfs de meest gedifferentieerdeweefsels (zoals nagels, tanden en pluimen),


KORTWölher, zijn ‘gistingsproces’ bespottelijk vinden, verlaathij ontmoedigd het vaderland.Professor in LeuvenMet open armen wordt hij in Leuven ontvangen. Dergelijkejonge en beloftevolle Duitse geleerde, denkt het bestuur,moet de vernieuwde Leuvense Universiteit (na België 1830)glans en uitstraling geven. Hij wordt onmiddellijk benoemdtot professor anatomie en embryologie.In de schoot van de Alma Mater ontpopt TheodorSchwann zich als een boeiend en veelzijdig lesgever. Uit‘erkenning en affectie’ organiseren zijn studenten in 1846een groot feest en overhandigen hem een mooie lithografie.Maar door gebrek aan tijd – of spelen de voormaligeDuitse nachtmerries hem nog parten? - experimenteertSchwann in Leuven niet zoveel meer. Hij legt wel nog watbiliaire fistels aan bij honden en schrijft enkele artikelsover de rol van de gal in de spijsvertering.Professor in LuikNa 10 jaar lesgeven botsen zijn liberaal-politieke enfilosofische overtuigingen met die van de Leuvense intelligentsia.Hij stapt op en aanvaardt een leerstoel in defysiologie aan de Luikse Rijksuniversiteit. Ook hier experimenteertSchwann nog weinig maar blinkt des te meeruit als lesgever. In 1868 slaat men hem tot ridder in devooraanstaande en exclusieve ‘Orde Pour le Mérite’.Late erkenningDe grootste eer overvalt hem vier jaar voor zijndood. In 1878 organiseert de universiteit van Luik eenfeestelijk congres. Niet enkel omdat hij er 40 jaar professoris. Ook omdat zijn celtheorie (via Virchow) enzijn gistingsproces (via Pasteur) ondertussen wereldwijdeerkenning gekregen hebben.Alle grote namen uit de medische wereld van toenzijn aanwezig. In de aula herkent men naast de 74 jarigeMatthias Schleiden (ondanks de kogelwonde nog altijd inleven), ook Theodor Billroth, Jean Martin Charcot, CharlesDarwin, Sir James Paget en Friedrich von Recklinghausen.Een aula vol ronkende eponiemen.Last but not least zit daar ook de man die hem heel watschatplichtig is, de grote coryfee uit die tijd, en helemaaluit het verre Duitsland gekomen, Rudolf Virchow.Dr. Johan Van Robays,anatomopathologieVervotte opent nieuw OKOP vrijdag 10 november 2006 heeft ministerInge Vervotte het nieuwe, hoogtechnologischeoperatiekwartier en de dagkliniek van het ZOLofficieel geopend. De operatiekamers worden, nazorgvuldig testen van alle apparatuur en procedures,stapsgewijze in februari in gebruik genomen.De nieuwe operatiekamers zijn het sluitstuk vanhet eerste grote investeringsproject van het ZOLsinds de fusie 10 jaar geleden. In het ZOL is dit projectgekend onder de benaming VIPA 1.De werken van VIPA 1 vingen aan in september2002. Toen werd aan de voorkant van het ziekenhuisde eerste steen ingemetseld door toenmalig ministerMieke Vogels. De werken aan de voorkant – deJ-blok - bevatten de bouw van een nieuwe inkomhalmet administratieve ruimten en cafetaria, eennieuwe pediatrie en materniteit. Deze werden indecember 2004 in gebruik genomen. De H-blok, aande achterzijde van het ziekenhuis, stond het eerstonder dak. In december 2003 werd hier reeds denieuwe spoedgevallendienst in gebruik genomen.Eind 2005 werd ook het hyperbaar zuurstofcentrumoperationeel en in 2006 volgden de centralesterilisatie en het labo anatomopathologie.Bij de financiering en de realisatie van onze projectenvormt de steun van de Vlaamse overheideen substantieel onderdeel. Maar toch diende hetZOL heel wat van het VIPA 1 project zelf te financieren.11


CONGRESStandaardisering in de interpretatievan verloskundige monitoring bevordertkwaliteit en groepsgeest12<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007ZOPAS vond in het ZOL een mini-symposium plaatsover de huidige meest geavanceerde methode vanfoetale bewaking tijdens de bevalling: de STAN-monitor.Deze monitor vormt een combinatie van de klassiekecardiotocograaf (CTG) - die al jaren is ingeburgerd in elkeverloskamer wereldwijd - én het foetale electrocardiogram(ECG). Dit symposium vond plaats in aanwezigheid vanprof. dr. Karl Rosen, de ‘vader’ van het foetale ECG.Het implementeren van het foetale ECG in de verloskundigemonitoring biedt een aantal belangrijke voordelen.1. Door middel van ST-analyse (STAN) kan een duidelijkonderscheid gemaakt worden tussen signalen vanhet foetale hart die te wijten zijn aan normale fysiologischegebeurtenissen tijdens de arbeid en bevallingen deze die het rechtstreekse gevolg zijn vanzuurstofgebrek bij de baby.2. Deze bijkomende informatie laat toe bij een groteraantal baby’s een correcte diagnose te stellen, waardoorer een daling kan bekomen worden van:a. keizersneden voor foetale noodb. baby’s, geboren in een gevorderd stadium vanzuurstofgebrekOm een optimale efficiëntie te bekomen in het gebruikvan de STAN-monitor is het evenwel noodzakelijk datde klassieke CTG-signalen uniform en gestandaardiseerdworden geïnterpreteerd. Deze gestandaardiseerde interpretatie-methodewas het centrale thema van het symposium.Het symposium, dat toegankelijk was voor vroedvrouwenen gynaecologen, telde 190 inschrijvingen.Het eerste deel van de avond bestond uit casuïstiek:hierbij werden monitor-tracés uit de verloskamer vanhet ZOL in volle zaal besproken. Zelden was er zoveelanimo en actie in het publiek van het ZOL-auditorium.Iedereen luisterde geboeid naar de voorgestelde gevallenen velen deden actief mee met de interpretatie van detracés. Wanneer op sommige ogenblikken de discussieté hoog oplaaide, trad professor Rosen op als expertter zake. Ten slotte presenteerde Johan Hellings, algemeendirecteur van het ZOL, de principes van opleidingin het ZOL en de implicaties voor tewerkstellingvan vroedkundigen op de verloskamer en de MaternalIntensive Care-afdeling (MIC).CasusIn het tweede deel van de avond besprak dr. Gyselaerseen casus van het ZOL, waarbij werd aangetoond dat hetgebruik van het foetale ECG niet enkel klinische voordelenheeft, maar ook bijkomende kennis verschaft over de(patho)fysiologie van de foetus in de (ab)normale arbeid.Deze casus werd samen met prof. Rosen uitgeschrevenin een case report, en wordt eerstdaags gepubliceerdin The Journal of Maternal - Fetal & Neonatal Medicine.Ten slotte gaf prof. Rosen zelf een uitgebreid overzichtvan de ontwikkeling, het gebruik en de voor- en nadelenvan de STAN-monitor. Hij belichtte ook de nakendevernieuwingen die de foetale monitoring in de toekomstongetwijfeld nog een stuk veiliger zullen maken.Zoals hoger reeds geciteerd is opleiding, trainingen herevaluatie noodzakelijk om de STAN-monitoroptimaal en efficiënt te kunnen gebruiken. In het ZOLwerd dit probleem opgelost door het organiseren vangezamenlijke maandelijkse monitorbesprekingen doorgynaecologen en vroedvrouwen samen. Hier wordendan uitgebreid de interessantste tracés van de voorbijemaand besproken en kan de interpretatietechniek wordengeoefend. Deze oefensessies maken deel uit van deInterne Vormingscyclus voor het ZOL-personeel. Hetvolgen ervan is een absolute voorwaarde geworden omals vroedkundige verantwoord bevallingen en pathologischezwangerschappen te begeleiden in de verloskameren de MIC-afdeling van het ZOL.


Rita Fraiponts, hoofd van de verloskamer: “De maandelijkseSTAN-vergaderingen zijn stilaan uitgegroeid tot eengezellig samenzijn van de vroedvrouwen van Verloskamer enMIC, waarbij in gemoedelijke sfeer interessante gevallen wordenbesproken. Vermits het gaat om een onderwerp, waarelke vroedvrouw dagelijks mee te maken krijgt in de praktijk,is de interesse groot en zijn er veel deelnemers. Persoonlijkvind ik ook dat, sedert het gebruik van de STAN-monitor inons verloskwartier, de alertheid van de vroedvrouwen in verbandmet foetale bewaking nog verscherpt is. De beheersingvan deze toch ingewikkelde materie geeft aan de vroedvrouweneen meerwaarde qua beroepskennis, beroepsveiligheiden beroepsfierheid. Dit bevordert zonder enige twijfel degroepsgeest in ons team. Er wordt vaak door velen met plezieruitgekeken naar de volgende STAN-vergadering.”Dr. Wilfried Gyselaers,gynaecologieWie is prof.dr. Karl RosenProf. dr. Karl Rosen is afkomstiguit Göteborg, Zweden. Hij is professorin de pediatrie en vanuit zijnpraktijkervaring op de NeonataleIntensieve Zorgen groeide zijn interessevoor neonatale en foetalebewaking. Hij doctoreerde vervolgensin de Fysiologie, en tijdensdeze research legde hij de basisvoor zijn later onderzoek naar hetfoetale ECG. Hij ontwikkelde eensysteem dat automatische foetaleECG-interpretatie toelaat, en datmakkelijk bruikbaar is in de kliniek.Deze monitor vindt vandaag zijnweg naar vele verloskamers onderde naam STAN (ST-analyse).13


IN DE KIJKERHet belang vanEEN goede geestelijke gezondheid is een belangrijkebron voor zowel individuele als maatschappelijkewelvaart. In de Europese Unie (EU) lijden jaarlijks ongeveer1 op 7 volwassenen aan een psychische stoornis en plegenongeveer 58.000 mensen zelfmoord. Ter vergelijking: erzijn jaarlijks ongeveer 50.700 verkeersdoden in de EU.België is met 7 geslaagde suïcides per dag koploper inde EU wat betreft het aantal zelfmoorden, enkel Finlandscoort hoger. Mondiaal staat België op een 12de plaats.Nochtans vermeldt minister Demotte ‘preventie’ nietals wezenlijk thema in zijn beleidsnota geestelijkegezondheidszorg (mei 2005).14<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007Recent internationaal onderzoek toont aan dat Vlaamsejongeren 3 maal meer zelfverwondend gedrag vertonendan Nederlandse jongeren en dat ze dubbel zo vaak zelfmoordplegen. Onze geestelijke gezondheid heeft ookeen belangrijke impact op onze lichamelijke gezondheid,vormt er een onlosmakelijk geheel mee. In dit opzichthebben psychische problemen ook een belangrijke negatieveimpact op lichamelijke gezondheid en vormen zevaak een bron van frustratie voor de behandelende arts.De sociale en economische kost van problemen in degeestelijke gezondheidszorg wordt begroot op 3 à 4 %van het Bruto Binnenlands Product (BBP) van de EU.Daarnaast vormen deze moeilijkheden vaak een stigmaen bron van discriminatie voor de patiënt en zijn omgevingen worden deze mensen en hun omgeving niet zeldenbedreigd in hun fundamentele rechten.We moeten erkennen dat het individueel behandelenvan elk probleem in de geestelijke gezondheidszorg bijnaniet haalbaar is en dat preventie een wezenlijk onderdeelmoet uitmaken van het beleidsplan in de geestelijkegezondheidszorg.KOPPKinderen van ouders met psychiatrische problemen(KOPP) vormen een extra kwetsbare groep op vlak vangeestelijke gezondheidszorg. Zij hebben minstens éénen niet zelden twee ouders met een gediagnosticeerdepsychiatrische stoornis. Bovendien mogen we niet vergetendat er een nog grotere groep kinderen bestaatwaarbij er belangrijke niet-gediagnosticeerde moeilijkhedenvoorkomen bij één van beide of beide ouders.Onderzoek toont aan dat kinderen van depressieve ouders50% kans hebben om zelf een depressie te ontwikkelenvoor hun 20e levensjaar (Beardslee et al., 1988). Vankinderen waarvan beide ouders een psychisch probleemhebben gehad, krijgt zelfs 66% ooit in hun leven eenpsychiatrische stoornis (Bool, Smith, Bohlmeijer & vanSambeek, 2001). In Nederland worden op grote schaaldoor GGZ-instellingen zogenaamde KOPP-groepen aangebodenmet duidelijk positief effect.Ernstige psychische problemen nemen 5 van de10 belangrijkste plaatsen in in de lijst van belangrijkstegezondheidsproblemen wereldwijd zoals opgestelddoor de WHO (lijst van de disability-adjusted life years,dit is de som van de levensjaren die verloren gaan doorvroegtijdig overlijden, years of life lost due to prematuremortality – en de levensjaren die verloren gaandoor invaliditeit, years lost due to disability). Depressieneemt op deze lijst een tweede plaats in na AIDS envoor andere ernstige problemen zoals verkeersongevallen,TBC en geweld (o.a. in oorlogsgebieden). Dekost van problemen in de geestelijke gezondheidszorgligt ontzettend hoog en bedraagt voor de EU minstens295 miljard euro per jaar.


preventieDe Belgische overheid (zowel federaal, regionaal alslokaal) investeert echter minimaal in geestelijke gezondheidszorgen zo goed als niet in preventie in de geestelijkegezondheidszorg. De nationale gezondheidsuitgavenvan België bedragen 9,5 % van ons BBP. Van dezeuitgaven wordt slechts 2,3 % besteed aan geestelijkegezondheidszorg en iets minder dan 0,4 % aan (quasienkel lichamelijke) preventie! In de beleidsnota betreffendegeestelijke gezondheidszorg van minister Demottein mei 2005 wordt preventie niet vermeld als wezenlijkthema. Dit zijn dramatische cijfers, zeker als we wetendat de behandelde psychische problemen enkel het topjevan de ijsberg vormen.We zijn ervan overtuigd dat het binnen de geestelijkegezondheidszorg mogelijk is een goed en efficiëntpreventieluik uit te bouwen. Dit kan de kosten in degezondheidszorg bovendien op lange termijn duidelijkverminderen. Preventie dient multidisciplinair te zijn.Het is ons inziens de taak van een centrum geestelijkegezondheidszorg als regionaal expertisecentrum op hetgebied van de geestelijke gezondheidszorg een zo effectiefmogelijk antwoord op de omvangrijke toenemendegeestelijke gezondheidsproblemen in het zorggebied tebieden via een evenwichtige mix van zorg/begeleiding,behandeling én preventie/promotie van de geestelijkegezondheid. Men moet hierbij oog hebben voor subsidiariteiten een getrapte structuur hanteren, ook ophet vlak van preventie.Er is toenemende wetenschappelijke evidentie (evidencebased) dat preventieprogramma’s efficiënt eneffectief zijn. Een gerandomiseerd onderzoek naar eencognitieve georiënteerde groepsinterventie voor adolescentenwaarvan de ouders depressief waren, toondeaan dat in de controlegroep de prevalentie van nieuween opnieuw optredende depressies 25% was, tegen 8%in de interventiegroep, in het eerste jaar na de interventie(Clark et al., 2001). Het betreft hier een vorm van‘geïndiceerde preventie’. Een gecontroleerd Nederlandseffectonderzoek onder deelnemers aan de gespreksgroepvoor adolescenten met een psychiatrische ouder(Beurskens & Siebes, 1998) toonde positieve effectenaan op copingstijlen, toegenomen competentie en verminderdvermijdingsgedrag.Tevens gingen de deelnemers zich gelukkiger voelenen hadden ze een minder negatief zelfbeeld (zie ook Ince,Beumer, Jonkman & Vergeer, 2004). Ook programma’swaarbij depressieve moeders samen met hun baby inbehandeling gaan tonen een positief effect (doctoraats-15


IN DE KIJKERonderzoek K. Van Doesum, Nederland), evenals tal vanandere programma’s. In de Verenigde Staten verzamelthet SAMHSA (de Substance abuse & mental health servicesadministration) modelprogramma’s die hun effectiviteithebben aangetoond.Kortom, alles toont aan dat problemen in de geestelijkegezondheidszorg een belangrijk individueel, sociaalen maatschappelijk probleem vormen dat zeer ernstigonderschat wordt door de Belgische overheden. KOPPproblematiekvormt in deze een wezenlijke invalshoek enbiedt aanknopingspunten op diverse niveaus van preventiein de geestelijke gezondheidszorg. Als wij een maatschappijwillen zijn die kansen biedt aan iedereen zullen we danook meer aandacht moeten besteden aan deze moeilijkheden.De actoren in de geestelijke gezondheidszorg moetenhierin een voortrekkersrol spelen. Wetenschappelijkeevidentie ondersteunt de effectiviteit van preventieprogramma’s.Ik ben dan ook oprecht blij en fier dat we metKOPP-OP kunnen starten. We hopen dat de overheid optermijn projecten als deze een wezenlijke en structureleplaats zal bieden in zijn beleid.Dr. Peter Emmery,kinderpsychiatrieBronnen:• Centrum ter preventie van zelfmoord• Budgetten van de verschillende Belgische overhedeninzake gezondheidszorg• Beleidsnota geestelijke gezondheidszorg, mei2005, minister Demotte• Teksten van prof. C. Hosman, RadboudUniversiteit Nijmegen en Universiteit Maastricht,adviseur van de WHO en EU inzake geestelijkegezondheidszorg• http://ec.europa.eu/health• The state of mental health in the EU• http//www.who.int/mental_health• http//www.modelprograms.samhsa.gov16<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007KOPP OP! (Kinderen van Ouders met eenPsychiatrische Problematiek Ondersteuning enPreventie) is een initiatief van de Dienst AmbulanteGeestelijke Gezondheidszorg, Similes en hetPsychiatrisch Centrum Ziekeren, met steun van hetJohnson & Johnson Fonds voor Gezondheid.Uit onderzoek is gebleken dat psychiatrische problemenbij één van de ouders een ernstige belastingvormen voor de geestelijke gezondheid van kinderen.KOPP- kinderen hebben een hoger risico op hetontwikkelen van emotionele en gedragsproblemenop korte termijn en een psychiatrische problematiekop lange termijn. KOPP OP! heeft als doelstellinghet voorkomen van deze korte en lange termijngevolgen bij deze kinderen. Het tijdig informeren,ondersteunen en begeleiden van KOPP-kinderenbiedt bescherming tegen het ontwikkelen van latereproblemen.Het project is gericht op kinderen van wie bijeen of beide ouders door een deskundige een psychiatrischziektebeeld is geconstateerd of waar depsychiatrische problematiek van de ouder meer verscholenzit. Het project is bedoeld voor kinderen (enhun ouders) van alle leeftijden bij wie nu nog geenpsychische problemen zijn gesignaleerd, maar diewel een verhoogd risico lopen op het ontwikkelenervan. Anderzijds richten we ons op hulpverlenersen intermediairen die in hun dagelijkse praktijk temaken hebben met KOPP, in de hulpverlening aanvolwassenen en kinderen (Huisartsen, CLB’s, CAW’s,CGG’s, diensten binnen bijzondere jeugdzorg, psychiatrischeziekenhuizen en PAAZ,...).KOPP OP! is bereikbaar via een meldpunt (eencentraal telefoonnummer en emailadres), waar iedereendie vragen heeft rond KOPP terecht kan; zowelkinderen, ouders als hulpverleners en intermediairen.Dit meldpunt is elke werkdag bereikbaar van 16 tot18 uur, behalve op woensdag van 13 tot 15 uur.KOPP OP!Postbus 4,3550 Heusden-zolder0472/28.99.39koppop@scarlet.be


Trends in het klachtenpatroonvan patiënten in algemene ziekenhuizenin Vlaanderen: 2001 - 2005PATIËNTEN klagen omdat hun verwachtingen niet ofonvoldoende werden ingelost. Communiceren oververwachtingen is daarom essentieel als je klachten wilvoorkomen. Vijf Vlaamse ziekenhuizen ontwikkelden in 1999een gestandaardiseerde klachtenregistratie. Via uniformeregistratie kunnen de resultaten van de klachtenregistratieimmers door ieder deelnemend ziekenhuis gebruiktworden voor benchmarking, als klachtendossier voor deopvolging van de individuele klachten èn tegelijkertijd –zonder extra tijdsinvestering – als interne rapportering,verwerking en analyse van de klachten.Voor de gemeenschappelijk te registreren items werdeen bijhorende handleiding geschreven. De deelnemendeombudsmannen en ombudsvrouwen uit de ziekenhuizenmaakten duidelijke afspraken over de rubrieken die voorde vergelijking in aanmerking komen.Ondertussen is dit registratiesysteem herwerkt omte voldoen aan de verplichtingen die door de patiëntenrechtenwetvan 22-08-2002 en door het KB van 08-07-2003 werden opgelegd aan de ziekenhuizen.19 ziekenhuizenDe samenwerking tussen de vijf ziekenhuizen was deembryonale fase van de Vlaamse Vereniging Ombudsfunctiesvan Algemene Ziekenhuizen (VVOVAZ) die ondertussenhaar pioniersfase is ontgroeid en bijna alle ombudsfunctiesin de Vlaamse ziekenhuizen vertegenwoordigt. In 2005hebben vanuit dit samenwerkingsverband 19 ziekenhuizendeelgenomen aan de gestandaardiseerde klachtenregistratie,om van elkaar te leren en om de kwaliteit vande dienstverlening te verbeteren.REGISTREREN OM TE METENOmdat we sinds 2001 op een gestandaardiseerdemanier registreren, is het mogelijk om de evolutie vande belangrijkste indicatoren in de klachtenbehandelingte vergelijken:• autonomie, onafhankelijkheid en onpartijdigheid,• laagdrempeligheid, vlotte toegankelijkheid en zichtbaarheidvan de ombudsfunctie voor de patiënt,• snelheid van de klachtafhandeling of de doorlooptijd.Commerciële bedrijven weten al veel langer dat bij klachtenprimair het leerproces voorop staat. Klachtmanagementis veel meer dan het goed ontvangen en behandelen vanklachten. Het omvat alles wat je kunt doen zowel in proactieveals in corrigerende zin om te verhinderen dateen klacht een doortrekkende negatieve werking krijgt.Klachtbehandeling vormt dan ook terecht in het benchmarkonderzoekeen prestatie-indicator. Een klacht istegelijkertijd een belangrijk middel om erachter te komenhoe het ziekenhuis nog beter kan worden afgestemd opde patiënt. Indien een ziekenhuisorganisatie klachten goedoppakt en hierdoor de kwaliteit en de patiëntgerichtheidverbetert, is er werkelijk sprake van een lerende organisatie.Klachtenmanagement heeft een positieve invloedop de cultuur van het ziekenhuis: het maakt artsen enandere ziekenhuismedewerkers tevreden omdat ze nietkeer op keer patiënten met dezelfde klacht te woordhoeven te staan.REGISTRATIE SINDS 2001In 2001 werd er in 5 ziekenhuizen geregistreerd, in2002 reeds in 10 ziekenhuizen, in 2003 werkten 13 ziekenhuizenmee, in 2004 werd er in 16 ziekenhuizen geregistreerden in 2005 deden reeds 19 Vlaamse ziekenhuizenmee met deze gestandaardiseerde registratie vanpatiëntenklachten.Sinds 2001 werden er in totaal 24.846 klachten vanpatiënten geregistreerd. Uit deze absolute cijfers kan menweinig conclusies trekken omdat ze niet in verhoudingstaan tot de omvang van de ziekenhuizen en het aantalpatiëntencontacten.Daarom werd er een klachtenratio berekend: het aantalklachten in relatie tot het totale aantal patiëntencontacten(totaal aantal opgenomen patiënten + aantal dagklinischeen poliklinische patiënten).De vijfjarige registratieperiode gaat over 19.0<strong>23</strong>.339patiëntencontacten (tabel 1).Geen explosie, wel ernstigerUit de registratie blijkt dat de invoering van de wetop de patiëntenrechten in 2002 niet heeft geleid tot degevreesde explosie van patiëntenklachten. De ernst vande patiëntenklacht, waarbij een beroep wordt gedaan opde ondersteunende en bemiddelende rol van de ombudsman,neemt wel toe.Het is logisch dat hierdoor de klachtenbemiddelingarbeidsintensiever is geworden. Vooral de klachten waarbijde patiënt schade vermoedt, vragen een langdurigeen intensieve opvolging met herhaaldelijke (bemiddelende)persoonlijke contacten met de patiënt, eventueel in17


IN DE KIJKERTabel 1Deze tabel toont de evolutie van de klachtenratio: over de vijf registratiejaren werd een gemiddeldeklachtenratio van 0,13 % berekend in de deelnemende ziekenhuizen.Hier ziet u een overzicht van de “patiëntenklaagmuur” in 2005 per ziekenhuis:18<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007overleg met de aansprakelijkheidsverzekering. De meesteziekenhuizen liggen rond dit gemiddelde van 0,13 %. Erzijn enkele uitschieters. Blijkbaar ligt de klachtgevoeligheidvan ziekenhuis 19, 2 en 11 opmerkelijk hoger danhet gemiddelde.We mogen verwachten dat deze klachtenratio in deVlaamse ziekenhuizen – door een betere organisatievan het klachtenbeleid – zal stijgen. Het resultaat vaneen degelijk klachtenbeleid in de ziekenhuizen moet optermijn leiden tot een daling van de ontevredenheid vande patiënten en tot een stijging van de zichtbare, geregistreerdeklachten.De klachtenratio is een indicator voor de laagdrempeligheiden klachtgevoeligheid van de ziekenhuisorganisatie.De specifieke organisatie voor de opvang van klachtenin elk van de registrerende ziekenhuizen komt indeze gegevens al duidelijk naar voor: de bekendheid


Grafiek 1: De verwachtingen van de patiënt bij het uiten van zijn klacht.19en de laagdrempeligheid van het aanmeldpunt is sterkmedebepalend. In de ziekenhuizen waar de ombudsmanzich duidelijk profileert, waar er ruimtelijk en inde informatie over het ziekenhuis herhaaldelijk naarverwezen wordt, is de drempel lager en ligt de klachtenratiobeduidend hoger.Uit de registraties blijkt ook dat gehospitaliseerdepatiënten opmerkelijk meer klachten uiten dan de dagklinischepatiënten. Een patiënt heeft minder reden totklagen als zijn verblijf in het ziekenhuis kort, degelijkgepland en voorbereid is. Dit is een signaal voor eenaccurate opnameplanning en afsprakenregeling voor alleplanbare ingrepen en behandelingen.Verder onderzoekkan uitwijzen of de duur van het verblijf een invloedheeft, zowel op het aantal klachten als op de aard vande klachten.Ongeveer 60 % van de klachten worden geformuleerdin een direct contact, persoonlijk of telefonisch.Hoe sterker de profilering, hoe lager de drempel vande ombudsfunctie, des te hoger is de score voor dezedirecte contacten.41 % van de klachten in 2005 in de 19 ziekenhuizenwerd op een schriftelijke manier geformuleerd. Een hoogaantal schriftelijke klachten, in verhouding tot het totaalaantal, betekent een hogere drempel voor de patiënten vraagt een meer formele afhandeling.WAT VERWACHT DE KLAGENDE PATIËNT?Via het uiten van een klacht willen de meeste patiënteneen signaal geven: de patiënt komt niet voor eenonmiddellijke individuele oplossing, maar wil zijn probleemsignaleren, vraagt dat er naar hem wordt geluisterden dat men in de organisatie de nodige maatregelentreft om dit probleem in de toekomst te voorkomen.Soms meldt men een voorval met schade zonder dezeschade te claimen maar vraagt men garanties dat eenvolgende patiënt dit niet zal overkomen.Vaak wordt er – als genoegdoening - een tussenkomstin de persoonlijke kosten of een correctie van deziekenhuisfactuur verwacht. (grafiek 1)Na verloop van tijd blijkt dat de patiënt steeds meerbelang gaat hechten aan de informerende en bemiddelenderol van de ombudsman.Uit deze gegevens wordt de vaak geuite vrees vanziekenhuisdirecties, artsen en andere beroepsbeoefe-


IN DE KIJKER 20Grafiek 2: Waarover klagen patiënten?<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007naars voor een stijging van de schadeclaims – via deombudsfunctie - niet bevestigd: de schadeclaims in deregistrerende ziekenhuizen daalden van 12 % in 2001naar 7 % in 2005.INHOUD VAN DE KLACHTPatiënten klagen in 2005 voornamelijk over de ‘corebusiness’,met name over medische (46 %), verpleegkundigeen paramedische (43 %) aspecten die samen in 89% van de klachten het onderwerp zijn.33 % van de klachten gaan over de administratieffinanciëleaspecten in de ziekenhuizen. Een administratief-financiëleklacht houdt vaak méér in dan een louteradministratieve vergissing. Het kan ook de ingangspoortzijn voor het uiten van ongenoegen over de behandeling,verzorging of organisatie. (grafiek 2)De factuur is voor de patiënt wellicht het gemakkelijksteen vaak enige drukkingsmiddel tegenover bepaaldediensten of personen. Ook is de wijze van aanrekeningen de lay-out van de factuur voor de meeste menseneen heel ingewikkelde materie: gemiddeld 10 % van deklagers willen hierover meer informatie.Wat organisatorische aspecten (20 %) betreft, scorenafsprakenregeling, opnameregeling, wachttijden en verliesvan persoonlijke voorwerpen het hoogst. Wanneereen patiënt klaagt over technische aspecten (7 %), gaatdit voornamelijk over het gebrek aan comfort, de parking,de telefonie en de aanwezige defecten. Klachtenover hotelaspecten (3 %) hebben hoofdzakelijk betrekkingop de maaltijdbedeling en de schoonmaak in hetziekenhuis.DOORLOOPTIJD IN 2005Bij de melding van een klacht wil de patiënt op dehoogte worden gehouden van de voortgang in de afhandeling,maar wenst hij ook dat de klacht binnen eenredelijke tijd wordt afgehandeld. Snelheid en duidelijkheidzijn twee objectieve criteria voor het beoordelenvan klachtafhandeling. Met duidelijkheid wordt bedoelddat de patiënt de nodige en correcte informatie krijgtover het gestelde probleem. Met snelheid wordt bedoelddat er op korte termijn een oplossing wordt gevonden.De tijd die nodig is om een klacht af te handelenof de doorlooptijd is één aspect waarop de kwaliteitvan de klachtafhandeling kan worden beoordeeld doorde patiënt.


Grafiek 3: Doorlooptijd van klachten 2005Kort op de bal spelen is belangrijk in de klachtafhandeling:hoe sneller het ongenoegen bij de patiëntwordt aangepakt, hoe minder kans er is dat de klachtescaleert en verzuurt.Meer dan 80 % van de klachten werden binnen dedrie maanden afgehandeld. (grafiek 3)VERWACHTING T.A.V. DE ARTS/VERPLEGING?Bij de analyse van de medische, verpleegkundige enparamedische klachten is er een duidelijke trend:- bij de artsen worden hoofdzakelijk problemen gemeldover:• een gebrek aan het verstrekken van noodzakelijkeinformatie omtrent de diagnose, onderzoeken enbehandeling (inhoud, alternatieven, kostprijs, risico’s,prognose)• de behandeling.Bij de verpleegkundigen/paramedici gaan de klachtenhoofdzakelijk over:• de verzorging• de stijl van communiceren• een gebrek aan persoonlijke aandacht en privacy.Men verdraagt eerder van een arts dat hij onvriendelijkis en géén tijd heeft, maar van een verpleegkundigewordt niet verdragen dat ze onvriendelijk is engéén tijd heeft. Uit deze gegevens blijkt dat de patiëntvan de arts vooral technische vaardigheden verwachten duidelijke, verstaanbare informatie over de behandeling,onderzoeken en diagnose. Bij de verpleegkundigenen paramedici wordt er – naast een degelijke verzorging– meer gefocust op persoonlijke aandacht, privacyen aspecten van communicatie. Bejegeningsaspectenvormen vaak het onderwerp van een klacht, naast deeigenlijke behandeling en verzorging. De ervaring vande ombudsdiensten in de ziekenhuizen bevestigt dat allebejegeningsaspecten en een gebrek aan directe communicatietussen patiënt en beroepsbeoefenaar samenveel meer het onderwerp van de klacht vormen dan deeigenlijke behandeling, verzorging of deskundigheid vande zorgverleners.WAT HEBBEN WE GELEERD?Wat moet je in de praktijk doen om klachten vanpatiënten te behandelen?• gelijk geven in zijn/haar emotie, zijn gevoel; de patiëntis teleurgesteld, boos, vernederd, voelt zich afhankelijkvan de beroepsbeoefenaar, voelt zich onvoldoendegerespecteerd,• excuses aanbieden voor wat niet correct gelopen is,• corrigerende maatregelen nemen.Vaak draait het bij de uiting van de klacht niet om derationele inhoud. Een klacht heeft altijd te maken metde ervaring van ongenoegen van een patiënt omdat erniet aan de gestelde verwachtingen wordt voldaan. Eendegelijke klachtenbehandeling dient dus gefocust te zijnop twee domeinen: informatie omtrent de verwachtingenèn communicatie over de ervaren dienstverlening.Mensen die regelmatig met patiënten omgaan, hebbeneen behoorlijke mate van inlevings-, aanpassings- enincasseringsvermogen nodig. Als de reactie op een klachtmet een emotionele lading beperkt blijft tot het reagerenop de inhoud van de boodschap, voelt de patiënt21


IN DE KIJKER22<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007zich vaak nog meer miskend. Belangrijk is daarom eerstbegrip te tonen voor de beleving (van de klacht) doorde patiënt. Het tonen van begrip is in een face-to-facesituatie gemakkelijker dan bij een schriftelijke klachtenbehandelingen een absolute voorwaarde voor eensuccesvolle afronding.De wijze waarop men als beroepsbeoefenaar reageert,bepaalt vaak het risico of een klacht al dan nietescaleert tot een conflict.Bij een patiëntenklacht spelen steeds twee elementen:de emotie of het ongenoegen van de patiënt en de objectieveinhoud van de klacht. Zelfs een klacht die objectiefgezien onterecht en onwaar is, blijft altijd een uiting vanongenoegen van de patiënt. Niet alleen het herkennen,maar ook het erkennen van het gevoel of de emotie, iseen essentiële voorwaarde in het professioneel afhandelenvan patiëntenklachten.Dit vraagt tijd en aandacht: om te luisteren naar depatiënt, om mee te werken aan het oplossen van hetconcrete probleem, en om eventuele verbeteringen voorte stellen ter voorkoming.De ervaring leert dat bij klachtenbehandeling:• het moeilijker wordt om een klacht naar behoren opte lossen, naarmate de partijen in aantal en omvangtoenemen,• het moeilijker wordt om tot een vergelijk te komen,wanneer er belanghebbenden zijn die niet persoonlijkbij de oplossing betrokken zijn,• de kans om via consensus een oplossing te vindendes te kleiner wordt, naarmate de crisissituatie groteris: het inlassen van een time-out kan zinvol zijn,• synchrone dialoog in dezelfde ruimte altijd betereoplossingen geeft dan de minder directe communicatiekanalen,• onbeantwoorde of onvoldoende ‘au sérieux’ genomenklachten van patiënten op termijn veel geld kunnenkosten.Bij de behandeling van patiëntenklachten is het als ombudsmanaangewezen om een gezond evenwicht te vinden tussenhet patiëntenperspectief (patiëntenrechten) en het organisatieperspectief(lerend vermogen van de organisatie).Het is de kunst om via bemiddeling het ongenoegenvan de patiënt weg te nemen en op basis van de klachtinformatie te verzamelen die relevant kan zijn om hetzorgproces in het ziekenhuis te optimaliseren.BESLUITKlachten ontstaan door een veelheid van factoren:(veronderstelde) fouten, ongecorrigeerde verwachtingenvan patiënten, misverstanden, niet nakomen vangemaakte afspraken, interpretatieverschillen over patiëntenrechten,tarieven, bejegening of organisatie van depatiëntenzorg.Voor patiënten kunnen klachten er toe leiden dathun ziekte, behandeling of verzorging nog ingrijpenderen meer belastend wordt. Voor artsen, verpleegkundigen,paramedici en voor het ziekenhuis kunnen patiëntenklachtenleiden tot emotionele belasting, conflicten,imagoschade en extra (claim)kosten. Het krijgen van eenklacht is voor beroepsbeoefenaars soms zeer ingrijpenden kan zelfs hun verdere carrière beïnvloeden.Voldoende reden dus om klachten van patiënten opeen zorgvuldige manier af te handelen in een open klimaat.Dit kan alleen door in het ziekenhuis een klimaatte creëren, waarin de vertaling van klachten naar kwaliteitwordt beloond en het veilig is, ook voor degene dieeen fout maakt, om klachten met elkaar te bespreken.De zorgverlener ervaart de klacht dan meer vanuit hetperspectief van kwaliteitsverbetering, hetgeen de angstvoor klachten en onvrede doet verminderen.Uit meerdere onderzoeken blijkt dat een open klimaatrondom ‘alles wat misgaat’, onzekerheid, defensiefgedrag en escalatie voorkomt. Deze openheid betreftzowel de patiënt, die zonder angst voor repercussieszijn onvrede kan uiten, als de beroepsbeoefenaar, die ookzonder dreiging van straf en sancties mogelijke foutenof complicaties kan bespreken. Een open reactie is voorpatiënten bepalend voor de mate waarin zij uiteindelijk(on)tevreden zijn over de zorg en over de afhandelingvan een klacht.Doelstelling van de klachtenbehandeling moet zijn datzowel de klagende patiënt als de aangeklaagde beroepsbeoefenaarzich met respect behandeld weten en dateen klacht wordt gezien als een stimulans om te komentot een betere patiëntenzorg.Iemand die luistert naar patiëntenklachten doet hetzelfdeals vroeger de Indianen deden.Zij legden hun oor tegen de grond te luisteren omhet gedreun van hoeven in de verte te kunnen horen.De herrie of de stilte gaf hun waardevolle informatieover wat er moest gebeuren, en er was niemand bij deIndianen die eraan had durven denken om deze informatiebronte negeren.Jean Dreezen, ombudsman


KORTNieuwegeneesherenDr. Joris Penders,klinische biologie<strong>23</strong>Dr. Ruth Alen,oncologie-radiotherapieDr. Mieke Wirix,ophtalmologie


IN DE KIJKERNieuwigheden in hetVÓÓR de 18de eeuw kon de urine alleen maarbeoordeeld worden op basis van uitzicht, geuren smaak. De ziekten diabetes mellitus (suikerziekte)en diabetes insipidus (onvermogen omde urine te concentreren ten gevolge van onvoldoendeantidiuretisch hormooneffect) verwijzenbijvoorbeeld naar een diagnosestelling op basisvan smaak. ‘Diabetes’ is het Griekse woord voorvloed en verwijst naar een dagelijks zeer grooturinedebiet. ‘Mellitus’ is het Latijnse woord voorzoet en verwijst naar een grote hoeveelheid suikerin de urine. Sterk verdunde urine bevat danweer weinig afvalstoffen en wordt smaakloos (inhet Latijn ‘insipidus’). Het waren de ‘piskijkers’die deze kunst van de uroscopie beoefenden.is er de discussie vanaf welk percentage dysmorfe rodebloedcellen van glomerulaire hematurie mag gesprokenworden. Voor een betrouwbaar onderzoek is ook versheidvan het urinestaal (onderzoek binnen het uur naurinelozing) een absolute noodzaak.Sinds april 2006 verloopt het urinesedimentonderzoekgeautomatiseerd door het gebruik van een flowcytometer(UF-100TM van Sysmex Corporation) incombinatie met een automatische Dipstickreader(URISYS 2400 van Roche Diagnostics), en met resultatenbewakingdoor een software expertprogrammawaarvan de instellingen kunnen aangepast worden.24Gelukkig werd vanaf de 18-19de eeuw scheikundigeen microscopische analyse van urine mogelijk. Maar declinicus wil steeds meer. Hij wenst niet alleen snelle maarook maximale informatie. Bij vaststelling van eiwit in deurine (proteïnurie) en/of rode bloedcellen in de urine(hematurie) wenst hij hierover niet alleen kwantitatievemaar ook kwalitatieve informatie: wat is de identiteitvan het eiwit?, is de hematurie afkomstig van de nierenzelf (glomerulaire hematurie) of van de afvoerwegen?De klinisch bioloog moet deze informatie trachten televeren tegen een zo laag mogelijke arbeidskost in combinatiemet een zo hoog mogelijke precisie.Daarom werd in het ZOL het urine-onderzoek inbelangrijke mate geautomatiseerd. De analyses verlopensneller, de arbeidskost per analyse neemt af, en deresultaten zijn minder onderzoekersafhankelijk. Dit doetde precisie toenemen.Flowcytometer UF-100<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007Geautomatiseerd morfologisch urine-onderzoekmet behulp van flowcytometer, automatischeDipstickreader en een expertprogrammaVóór april 2006 gebeurde in ons ziekenhuis het morfologischonderzoek van bijvoorbeeld de rode bloedcellenin urine door middel van een microscopische studievan het urinesediment. Met zulk onderzoek kan men eenonderscheid maken tussen dysmorfe rode bloedcellen,en rode bloedcellen met een normale vorm. Wanneerde rode bloedcellen overwegend dysmorf zijn, is ditsuggestief voor glomerulaire hematurie. Het resultaatis echter sterk onderzoekersafhankelijk, en bovendienAutomatische dipstickreader Urysis 2400


urine-onderzoekDe flowcytometer verricht per uur ongeveer 100analyses en maakt daarbij gebruik van een monstervolumevan 0,8 ml niet-gecentrifugeerde urine.Na mengen en opzuigen vanuit de monsterbuis wordeneerst de impedantieveranderingen gemeten. De impedantiegeeft ons informatie over het volume van departikels in de urine die de meetcel passeert. In functievan hun volume vertragen deze partikels de elektrischestroom, hetgeen als een positieve spanningsstootwordt geregistreerd.Bovendien worden aan de urine 2 fluorescerendekleurstoffen toegevoegd: carbocyanine dat niet-specifiekbindt aan de celmembranen, kernmembranenen mitochondriën, én phenanthridine dat aan RNA enDNA bindt.Na kleuring wordt het urinestaal bestraald met Argonlaserlicht (golflengte van 488 nm). De urinepartikels (cellen,cilinders, kristallen, bacteriën) veroorzaken voorwaartselichtverstrooiing (forward light scatter). Deaanwezige fluorescerende stoffen veroorzaken bovendienfluorescentie, dat een andere golflengte heeft. Eenspeciale spiegel zal beide lichtemissies van mekaar scheiden:de forward light-scatter geeft informatie over degrootte of lengte van de partikels, en de fluorescentiedaarentegen over de celinhoud (kern en cytoplasma).Beide lichtemissies worden via lichtgevoelige detectorenin een elektrisch signaal omgezet.25De verschillende elektrische signalen worden versterkt,en door een microprocessor verwerkt.De resultaten worden weergegeven in scattergrams(combinatie van fluorescentie- en forward scatterparameters),histograms (distributie van rode en witte bloedcellenvolgens grootte) én een resultatenveld.Het labo zal in principe enkel de interpretatie vandeze gegevens aan de clinici doorgeven: aantal rodebloedcellen, witte bloedcellen, epitheelcellen, cilindersen bacteriën per microliter.Wanneer met de flowcytometer per microliter meerdan 25 rode of witte bloedcellen worden geteld, is ersprake van significante hematurie respectievelijk leucocyturie.Deze grenswaarden komen overeen met devroegere grenswaarden van 8 cellen/HPF (high powerfield; d.b. microscopische vergroting factor 400).Voorbeelden van signalen- weergave van de flowtijd ofsignaalbreedte (width; uitgedruktin ch; ch staat voor channel) opde verticale as- weergave van de signaalintensiteitop de horizontale as (stippellijn).


IN DE KIJKER26<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007Een ander urinestaal van minstens 1,6 ml niet-gecentrifugeerdeurine wordt onderzocht door een automatischedipstickreader waarvan het werkingsprincipeberust op een automatisch en kwantitatief aflezen vande kleurreacties op een teststrook door middel vanreflectometrie. Zo bevinden zich op deze teststrookafleespunten voor leucocyten esterase, nitriet, eiwit,glucose, ketonen, urobilinogeen, bilirubine, hemoglobine/myoglobine,en pH. De intensiteit van de kleurreactiewordt gemeten door het lichtpercentage dat door hetoppervlak van de dipstick wordt teruggekaatst (reflectie).Hoe meer van een bepaalde stof aanwezig, des temeer kleurreactie en hoe lager de reflectie. De reflectieis dus omgekeerd evenredig met de concentratievan de opgespoorde stof. Voordelen van deze automatischedipstickreader zijn de gestandaardiseerde (vaste)meettijden, de verminderde kans op staalverwisseling,en extra controle van de flowcytometerresultaten (zokunnen bijvoorbeeld gisten, celdebris, calciumoxalaatkristallenin het scattergram als kleine rode bloedcellenin de urine aanzien worden).Een expert softwareprogramma bekijkt/vergelijktde resultaten van de flowcytometrie en de automatischedipstickreader, en haalt er de ‘problematische’urines uit die met klassieke microscopie zullen gecontroleerdworden.Voorbeelden van problematische urines zijn:- discordantie tussen de resultaten van de flowcytometeren de automatische dipstickreader- detectie van pathogene cilinders door de flowcytometer- detectie van een te hoog aantal hyaliene cilindersdoor de flowcytometer- zeer hoog cellenaantal geteld door de flowcytometer


- geen duidelijke scheiding van celpopulaties in het scattergram,bijvoorbeeld ten gevolge van sterke bacteriëlecontaminatieIdentificatie van pathologische proteïnurieEen proteïnurie van meer dan 150 mg/dag of meerdan 20 mg/dl in een ochtendurinestaal is pathologisch.Door identificatie van het abnormaal eiwitverlies, kande clinicus meer te weten komen over de onderliggendeaandoening.Wanneer een gewone elektroferese op de urine wordtaangevraagd, zal na aanrijking van het staal (100x) eenelektroferese uitgevoerd worden op dezelfde agarosegelals voor de serumstalen. Dit laat achteraf een nauwkeurigerdensitometrisch onderzoek toe van de verschillendeeiwitfracties in de urine.Aanvullend onderzoek van de proteïnurie door eenelectroferese zonder voorafgaandelijke aanrijking vande urine op een speciale agarosegel is ook mogelijk(Sebia-techniek). Deze agarosegel is gevoeliger voorlagere eiwitconcentraties.Immunofixatie door middel van het gebruik van antiseralaat tezelfdertijd identificatie van specifieke eiwitten(merkers) en monoclonale pieken toe.Dit onderzoek zal uitgevoerd worden wanneer:1) een monoclonale band wordt vastgesteld in serumen/of urine,2) expliciet het opsporen van lichte ketens in de urinewordt aangevraagd,3) een differentiatie van hematurie wordt gevraagd,en4) een typering van de proteinurie wordt gevraagd.In de twee laatste gevallen wordt bovendien door middelvan een nefelometrische bepalingstechniek (Immagevan Beckman) een kwantitatieve bepaling van de urinaireeiwitten uitgevoerd.Door identificatie van de urinaire eiwitten kan deaard van de onderliggende nierschade ingeschat wordenof een duidelijker beeld van een paraproteïnemiebekomen worden.De resultaten kunnen grofweg als volgt ingedeeldworden:1) glomerulaire proteïnurie die bij minimale glomerulaireschade selectief is (bijna uitsluitend verlies vanalbumine en transferrine) en bij meer ernstige glomerulaireschade niet-selectief is (dan ook verlies vanimmuunglobulines; IgA, IgG en IgM als merkers)2) tubulaire proteïnurie (overwegend laag-moleculaireeiwitten: α1-microglobuline, retinol binding protein,β2-microglobuline als merkers),3) postrenale proteïnurie (α2-macroglobuline als merker)4) prerenale proteïnurie (een exces aan een bepaald typeeiwit in de bloedbaan dat doorheen de glomerulairefilter passeert zoals lichte ketens van immuunglobulines).5) Uiteraard zijn mengbeelden mogelijk. Zo kan bijvoorbeeldbij een paraproteïnemie met excessieveglomerulaire filtratie van paraproteïnes glomerulaireen/of tubulaire schade ontstaan.Onderscheid tussen glomerulaire en niet-glomerulairehematurieWanneer een arts bloed in de urine vaststelt, is hetniet altijd meteen duidelijk of het bloed afkomstig is vande nierhaarvaatjes dan wel van het urinewegafvoersysteem.Bij twijfel wordt klassiek teruggegrepen naar fasecontrastmicroscopiewaarbij niet alleen gezocht wordtnaar rode bloedcelcilinders maar ook naar acanthocyten(urinaire gekartelde rode bloedcellen met typische‘blebs’vorming). De vaststelling van rode bloedcelcilindersen/of meer dan 5% acanthocyten van het totalerode bloedcellenaantal is zeer specifiek (respectievelijk97% en 98%) voor glomerulaire hematurie maar helaasweinig gevoelig (respectievelijk slechts 24% en 52%).Bovendien is dit onderzoek zeer arbeidsintensief engevoelig voor fouten. Anderzijds kunnen rode bloedcellenin een oud urinestaal van vorm veranderen en verkeerdelijkals acanthocyten geïnterpreteerd worden.Dysmorphic red cells27


IN DE KIJKERTussen de gestippelde verticale lijnen zijn er 50 channels28<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007Een nieuwigheid in het urine-onderzoek is dat nu bijgecombineerde hematurie én proteinurie (albuminuriemeer dan 100 mg/l) op basis van de ratio van het urinairalfa-2-macroglobuline/albumine kan uitgemaaktworden of de rode bloedcellen van glomerulaire oorsprongzijn dan wel afkomstig zijn van een bloedend letselergens in het urinaire afvoersysteem.Het eiwit alfa-2-macroglobuline heeft een groot moleculairgewicht (720 kD) en kan niet doorheen de wandvan de nierhaarvaatjes passeren, ook niet wanneer dezemild tot matig ernstig ontstoken zijn. Het veel kleinerealbumine (moleculair gewicht 69 kD) daarentegen kanzelfs doorheen perfect intacte nierhaarvaatjes passeren(bij een gezond persoon ca. 30 mg/dag). Bij de meesteontstekingen van de nierhaarvaatjes (‘glomerulonefritis’)ontstaan lekken in de glomerulaire filter die in min ofmeerdere mate albumine doorlaten, maar nog steeds teklein zijn om het vrij grote alfa-2-macroglobuline door telaten. Bij glomerulonefritis zal dus de urinaire concentratievan albumine duidelijk toenemen ten opzichte van hetmoeilijk filtreerbare alfa-2-macroglobuline. Dit onderscheidkan het best meetbaar uitgedrukt worden door bepalingvan de verhouding of ratio van alfa-2-macroglobuline totalbumine in de urine. Een ratio kleiner of gelijk aan 0,02is indicatief voor glomerulaire beschadiging.Daarom zal bij gecombineerde hematurie en proteinurieeen ratio van het urinair alfa-2-macroglobuline/albuminegehalte van meer dan 0,02 in principe op eenbloedend letsel in het urinair afvoersysteem wijzen. Inzeer zeldzame gevallen kan een ratio alfa-2-macroglobuline/albuminevan meer dan 0,02 toch op een aantastingvan de nierhaarvaatjes berusten. Het gaat dan om eenzeer ernstige ontsteking met dusdanig grote lekken datook het zeer grote eiwit α2-macroglobuline afgefilterdwordt. In die gevallen wordt bijna altijd ook een achteruitgangvan de nierwerking vastgesteld.Bij geïsoleerde hematurie (d.b. in afwezigheid van significanteproteïnurie/albuminurie) is de urinaire ratioalfa-2-macroglobuline/albumine niet bruikbaar. Het klassiekefase-contrastmicroscopisch onderzoek heeft dande voorkeur op de flowcytometerresultaten omwille vanzijn hogere specificiteit (97%). Nochtans zijn bij gebruikvan de Kitasatocriteria de flowcytometerresultaten ookvrij specifiek (83%) en dus bruikbaar. Wanneer de meerderheidvan rode bloedcellen microcytair (klein) zijn(d.b. meer dan 80% kleiner dan 83 channels; 20 chan-


nels komen overeen met 1 micrometer), dan kan dehematurie als glomerulair gekwalificeerd worden. Hetmicrocytair karakter van rode bloedcellen van glomerulaireoorsprong is het gevolg van hun passage doorheende wand van de nierhaarvaatjes en/of inwerkingvan osmotische krachten tijdens hun passage doorheende niertubuli (de kleine afvoerbuisjes). Wanneer minstens80% van de rode bloedcellen een volume hebbenvan minstens 84 channels, kan de hematurie als niet-glomerulair(postrenaal) gekwalificeerd worden.Bij echt glomerulaire hematurie verwacht men verkleinde(microcytaire) rode bloedcellen met een kleinespreiding qua grootte (eerder spitse piek op het histogram).Wanneer het om een oud urinestaal gaat waarbijeen groot aantal rode bloedcellen begint te degraderen,dan varieert hun grootte in sterke mate (brede piek ophet histogram; non-classified). Het resultaat is dan ookniet betrouwbaar. Vandaar dat de UF-100 flowcytometernooit een classificatie als micro- of normocytair zalaangeven bij een té brede spreiding van de rode bloedceldiameter(zie histogram) of een té beperkt aantal nietgelyseerde (niet intacte) rode bloedcellen. Bij iet-glomerulaire(of postrenale) hematurie zijn de rode bloedcel-Dr. Luc Verresen,nefrologieDr. Guido Vandereycken,klinische biologieDr. Joris Penders,klinische biologieDr. Guy Coppens,klinische biologie29


BELEIDNieuwe voorzitter zet traditievan goed bestuur voort in het ZOL30<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007HET afscheid van Jo Vandeurzen als voorzitter en zijnopvolging door dr. Mieke Dezeure werd door de raadvan beheer van het ZOL aangegrepen om bestuurlijkopnieuw een belangrijke stap voorwaarts te zetten.Aanbevelingen van de recente “Hospital Governancecode”werden hierbij gebruikt als leidraad voor goedbestuur van ziekenhuizen. Deze principes zullen dekomende maanden verder geconcretiseerd worden metde vernieuwde raad van beheer. Op deze wijze wordt eenstevig fundament gelegd om de traditie van goed bestuurin het ZOL voort te zetten.Bestuursveranderingen in het ZOLHet <strong>Ziekenhuis</strong> <strong>Oost</strong>-<strong>Limburg</strong> is een fusieziekenhuis(1996) en een autonome vereniging die bestuurd wordtdoor een raad van beheer van tien beheerders. Vijf vandeze beheerders worden aangeduid door de openbarepartner, zijnde het OCMW van Genk en vijf van dezebeheerders worden aangeduid door de private partners,zijnde de vzw A. Dumont en de vzw St.-Barbara.Begin januari 2007 werden de nieuwe raden vangemeente en OCMW van de stad Genk geïnstalleerd.De nieuwe OCMW-raad heeft toen ook zijn nieuwebeheerders voor het ZOL aangeduid. Na elf jaar voorzitterschapin het ZOL heeft Jo Vandeurzen ervoorgekozen zich niet meer kandidaat te stellen. Op 15 januari,werd dr. Mieke Dezeure tijdens de raad van beheerverkozen tot nieuwe voorzitter.Jo Vandeurzen was destijds de drijvende kracht achterde fusie van het André Dumontziekenhuis (Waterschei),het Sint-Barbaraziekenhuis (Lanaken) en het Sint-Jansziekenhuis (Genk). De beginjaren van het ZOLwaren moeilijk, organisatorisch zowel als financieel. JoVandeurzen: “De eerste jaren van de fusie waren nietgemakkelijk en moest er vaak dag en nacht voor het ziekenhuisgewerkt worden. Maar naarmate je een goededirectie en management hebt en de zaken financieel stabiliseren,moet je hen als voorzitter meer ruimte gevenen afstand nemen.”Onder het voorzitterschap van Jo Vandeurzen is hetZOL uitgegroeid tot een dynamisch ziekenhuis dat kanbeschikken over goed uitgebouwde medische diensten,een sterk patiëntgerichte zorgcultuur en een uitstekendemedische en een bouwkundige infrastructuur die nog involle vernieuwing is. Het <strong>Ziekenhuis</strong> <strong>Oost</strong>-<strong>Limburg</strong> teltintussen meer dan 2.500 medewerkers en 200 artsen.Er wordt geïnvesteerd in de uitbouw van netwerken ensamenwerkingsverbanden met tal van partners. Er is eengezonde financiële situatie, een goed management en eris heel wat dynamiek in de organisatie. Jo Vandeurzen:“Het is evenwel tijd voor verjonging en voor vernieuwingop het bestuursniveau. Ik kan vertrekken met eengerust hart.”Als inspirator van innovatie in de gezondheidszorgwerkte Jo Vandeurzen in zijn laatste jaar als voorzitterhard aan de wijziging van de ziekenhuisstructurenvoor de opstart van ‘hospital governance’. Grote ondernemingenbesteden de laatste jaren veel aandacht aangoed bestuur. De code Lippens en code Buysse gevenhierbij concrete richtlijnen. Maar goed bestuur krijgtook in toenemende mate aandacht in de ziekenhuissectoren mede in functie van de aanbevelingen van“Hospital Governance” (Centrum voor <strong>Ziekenhuis</strong>- enVerplegingswetenschappen van de KULeuven – Prof.Vleugels) werden een aantal aanpassingen in het ZOLdoorgevoerd. Een ziekenhuis heeft immers een belangrijkemaatschappelijke opdracht en werkt met gemeenschapsmiddelen.ZOL is daarmee één van de eersteopenbare ziekenhuizen die ruimte maakt voor dergelijkevernieuwing.Verschillende aspecten dienen onderscheiden teworden:- Er wordt een belangrijke vernieuwing doorgevoerdin de samenstelling van de raad van beheer, zonderde continuïteit van de ziekenhuiswerking te hypothekeren.Naast de bestuursvernieuwing vanuit hetOCMW, met drie nieuwe vertegenwoordigers en denieuwe voorzitter zullen er ook drie nieuwe, adviserendebestuurders voorgesteld worden aan de algemenevergadering van 29 januari as.- Twee nieuwe comités worden opgericht om de raadvan bestuur te adviseren en bij te staan:• een auditcomité, o.l.v. nieuwe en onafhankelijke bestuurders,dat toeziet op de consistentie van de bedrijfsprocessen.Om dit auditcomité te ondersteunen wordter ook een auditdienst opgericht. Daarnaast is er opdit vlak ook nog de bedrijfsrevisor in kader van deziekenhuiswet.


Als grote uitdaging ziet de nieuwevoorzitter: “Het traject van de patiënt nogbeter organiseren en kwaliteitsvoller makenin goede afstemming met alle actoren.”Dr. Mieke Dezeure.• een zorgstrategisch comité dat adviseert over de zorgstrategievan het ziekenhuis op de lange termijn. Ditis van groot belang in het perspectief van de snel ontwikkelendegezondheidszorg en ook hier wordt eenbelangrijke externe input verwacht.- Heel wat artsen vervullen een sleutelrol in het ziekenhuis.Zij worden vandaag reeds voluit betrokkenbij het management van het ZOL. Er zijn 10 artsenlid van het managementcomité, waaronder ook devoorzitter van de medische raad, die nu tevens lidwordt van het zorgstrategisch comité.Vanaf 15 januari wordt Jo Vandeurzen, als voorzittervan de raad van beheer, opgevolgd door dr. MiekeDezeure. Dr. Dezeure is 45 jaar, huisarts in Genk envolgde ook een opleiding in ziekenhuisbeleid. Zij vervingBoud Reggers op 31 maart 2004 als lid van de Raad vanBeheer en ze heeft daardoor in deze context reeds bijnadrie jaar bestuurservaring in het ZOL. Met de nieuwedynamiek in de raad van beheer en een enthousiastedirectie is ze goed gewapend om de voorzittersfunctieop te nemen.Vermits de beleidsplannen voor 2007 met de inhoudelijkeziekenhuisopties en het budget 2007 met de financiëlevertaling ervan reeds goedgekeurd zijn, zullen dekomende maanden volop gebruikt worden om verderin te werken. Voorzitter is evenwel geen voltijdse functie,dr. Dezeure zal daarom haar huisartsenpraktijk ookniet opgeven. Dr. Dezeure: “Jo Vandeurzen heeft onseen goed georganiseerd ziekenhuis gegeven, met sterkemedische diensten, gemotiveerde en professionelemedewerkers en met een zorgstrategisch plan dat involle realisatie is. Ik ben mij ten volle bewust van hetfeit dat ik nog heel wat ervaring zal moeten opbouwen,maar ik ben goed omringd, zowel op directieniveau alsop het niveau van de raad van beheer.”Als grote uitdagingen ziet de nieuwe voorzitter: “hettraject van de patiënt nog beter organiseren en kwaliteitsvollermaken in goede afstemming met alle actoren,het ZOL een goede positionering geven in de trend vantoenemende netwerking en schaalvergroting, de toegankelijkheidvan de zorg blijven bewaken en de lopendeen nog geplande infrastructuurwerken realiseren binnende vastgelegde financiële context. Tevens zal erhard gewerkt moeten worden om het openbaar karaktervan het ziekenhuis te blijven verzekeren; heel watoverheidsregelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tothet personeelsbeleid, is immers niet aangepast aan despecifieke noden en verwachtingen.”De nieuwe raad van beheerziet eruit als volgt:effectieve beheerders: 10- voor het OCMW-Genk: dr. Mieke Dezeure, voorzitter van de raad van beheer,Ria Grondelaers, Eddy Quintiens, Gianni Cacciatore, Thieu Arits- voor de VZW Andre Dumont: Louis Gaethofs, Hendrik Wetsels, Jozef Schreurs- voor de VZW Sint Barbara: Koen Torfs, Cyriel Vanden Driesadviserende beheerders: 7Pierre Romain, Rik Eraly, Johan Hellings, bestuurder- directeur en voorzittervan het directiecomité, een nog aan te duiden afgevaardigde van de UZ KULeuven,3 nieuwe adviserende beheerders worden, op voordracht van de raad van beheervoorgesteld door de algemene vergadering van 29 januari: dr. Bart van Daele,Geert Vermote en Fonny Anthonissen.Dit betekent dat er vanaf februari 7 nieuwe personen participeren aan het beheervan het ZOL. Zowel voor de uittredende voorzitter als de voormalige beheerderswordt er een afscheidsviering met huldiging gepland in de maand maart.31


IN DE WACHTKAMERDeel 2: BorstcorrectiesWanneer een boezem32<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007IN de vorige uitgave van het <strong>ZOLarium</strong> kon u lezen watde eventuele behandelingsmogelijkheden zijn om eenboezem te vergroten. Lijnrecht daartegenover staan opzijn minst evenveel patiënten die echter het omgekeerdewensen, namelijk een borstverkleining.De oorzaken van een zware boezem kunnen zeerdivers zijn. Reeds op vrij jonge leeftijd kan er een overontwikkelingzijn van het borstklierweefsel. Dit resulteertin een grote, zware boezem. Het doormaken vanéén of meerdere zwangerschappen kan ook zo zijn sporennalaten. Vaak is de boezem na de zwangerschap nietalleen zwaarder dan voordien, bovendien zal deze ookwat meer ‘doorhangen’. Tot slot zijn er nog de menopauzaleveranderingen die hun invloed hebben op hetborstvolume. Deze leiden vaak tot een verminderingvan het borstklierweefsel maar anderzijds zal de hoeveelheidvetweefsel vaak toenemen met een zware,wat afhangende borst als resultaat.Een zware boezem kan lichamelijke klachten veroorzakenzoals rug-, nek- en halspijnen, pijn in de borstenzelf en irritatie van de huid in de plooi onder deborsten etc. Ook psychologische klachten komen veelvoor. Vrouwen met een ‘maatje meer’ ter hoogte vande boezem zijn immers vaak sociaal geremd omwille vanschaamtegevoelens. Dit is voornamelijk het geval bij dejonge werkende vrouw maar ook bij de alsmaar actieveresenioren. Voor al deze vrouwen kan een borstverkleiningof borstreductie een mogelijke oplossing zijn.Het is echter niet zo dat elke vrouw met rugpijn, pijnvrijzal zijn na een borstverkleining. De huisarts kan vaakreeds op voorhand, aan de hand van een goed klinischonderzoek, uitmaken of deze pijnen niet te wijten zijnaan onderliggende rug-/discus-problematiek. Is dit niethet geval en zijn er inderdaad zware borsten aanwezig,dan is een borstverkleining vaak curatief. Soms moetna een dergelijke ingreep verder onderzoek gebeurenals de pijnen blijven bestaan.Wat is een zware boezem? Cupmaten en borstomtrekkenzijn, in tegenstelling tot wat er in de samenlevinggedacht wordt, geen goede maatstaven hiervoor. Neemals voorbeeld een vrouw met een borstomtrek 80 eneen cupmaat C: dit zal een zware boezem zijn voor eenvrouw van 1.50 meter die 40 kg weegt. Een vrouw van1.80 meter en 70 kg zal van deze maten ongetwijfeld minderlast ondervinden. Veel hangt af van de wijze waaropde vrouw gebouwd is. Is er disharmonie als de boezemvergeleken wordt met de rest van het lichaam?Disharmonie en mogelijke lichamelijke klachten zijnvaak een subjectief en moeilijk aan te tonen gegeven.Vermits (voorlopig) een gedeeltelijke terugbetaling mogelijkis voor deze ingreep, moet een goedkeuring gege-


zwaar wordt om dragen...ven worden door de adviserende geneesheer van demutualiteit. Deze geneesheer zal zijn goedkeuring al danniet verlenen op basis van de metingen van de plastischchirurg, de aanwezige disharmonie en de (subjectieve)klachten van de patiënte. Soms zal de vrouw uitgenodigdworden om zich bij hem aan te bieden. Indien ergeen goedkeuring gegeven wordt, kan de vrouw nogsteeds de ingreep laten uitvoeren, maar zal zij de volledigekostprijs zelf moeten dragen.Zodra de patiënte een goedkeuring van de mutualiteitheeft verkregen of beslist om de ingreep zelf tevergoeden, kan een operatiedatum worden vastgelegd.Tegelijkertijd zal de gekozen techniek uitgelegd wordenmet al zijn voor- en nadelen. Voor dergelijke ingrepen,moet er (net als voor de meeste andere plastische ingrepen)een informed consent getekend worden, naar analogiemet onze buurlanden.TechniekAfhankelijk van de grootte van de borsten zijn erdiverse technieken mogelijk om een goede verkleiningte verkrijgen. Bij alle technieken zal er gestart wordenmet een aftekening op de borst (Fig. 1). Deze tekeningengeven de chirurg de mogelijkheid om een goedeplanning te maken over de ligging en grootte van deuiteindelijke littekens. Het is immers niet mogelijk omde borsten te verkleinen zonder littekens.door het gebruik van een andere techniek. Bij dezetechniek zal het verticale litteken echter onmiddellijkpostoperatief vele fronsen vertonen (Fig. 3). Na verloopvan een zestal weken zullen deze echter volledigverdwijnen. De eerste weken zullen de borsten zichook vrij hoog op de borstkas bevinden, doch gedurendede volgende 6 weken zal door middel van dezwaartekracht de borst zijn natuurlijke vorm herwinnen(Fig. 4).Welke techniek het veiligste is en het best bij depatiënte wordt op voorhand besproken.- Welke techniek ook gekozen wordt, in beide gevallenzal de chirurg net voor de ingreep enkele aftekeningenkomen maken op de borsten. Er wordt nogmaalsbevestigd tot welke cupmaat er liefst moet verkleindworden en wat mogelijk is in elke klinische presentatie.Daarna wordt de patiënte door een anesthesistin slaap gebracht zodat zij pijnvrij de ingreep kanondergaan. De duur van de ingreep hang af van degekozen techniek, maar varieert tussen de 1 en 2,5uur.33- Indien er enkel een liposuctie van de borst wordtuitgevoerd, kan er met minimale littekens gewerktworden. Dit resulteert echter in een ‘lege borst’met een tepel en tepelhof die afhangen en veel telaag gepositioneerd zijn.- In de meeste gevallen zal er een litteken zijn rondhet tepelhof en vervolgens een verticaal litteken vanonderaan het tepelhof tot aan de plooi onder de borst.Bij forse verkleiningen, zal er steeds een bijkomendlitteken zijn in de plooi onder de borst (horizontaallitteken). Afhankelijk van de oorspronkelijke grootteen de gewenste verkleining zal dit litteken lang ofkort zijn (Fig. 2).- Wanneer er kleinere volumes moeten weggenomenworden en de patiënte heeft een goede huidkwaliteit,kan dit horizontale litteken vermeden wordenFig. 1: Aftekeningen op de borst voor de ingreepNa de ingreep wordt de patiënte wakker met eenstevig verband. Na een korte tijd in de ontwaakruimtewordt zij naar haar kamer teruggebracht waar zij een


IN DE WACHTKAMERFig. 2: Borstverkleining met een verticaal en horizontaal littekenFig. 3: Borstverkleining met een verticaal litteken34<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007nacht zal doorbrengen. Meestal wordt er tijdens deingreep een buisje (drain) geplaatst in elke borst, om watsijpelend bloed op te vangen. De volgende dag wordt hetverband verwijderd en de wonden verzorgd. Indien erniet te veel vocht in de drains werd opgevangen, wordendeze ook verwijderd en kan de patiënte het ziekenhuisverlaten. Omdat het op voorhand vaak moeilijk is omde juiste postoperatieve maat te kunnen voorspellen,wordt er aangeraden om een 2 à 3-tal sportbh’s (verschillendematen) mee te brengen die aangepast kunnenworden na het verwijderen van het verband. Deze bhmoet gedurende een zestal weken dag en nacht gedragenworden, en nadien tot een drietal maand postoperatiefoverdag. De wonden zelf worden tot een tweetalweken na de ingreep thuis ontsmet en afgedekt door dethuisverpleegkundige. Na twee weken wordt de patiënteopnieuw op de consultatie gezien door de plastischchirurg. De wonden zullen geïnspecteerd worden en dehechtingen worden verwijderd. Een volgende consult zalmeestal een drietal maand na de ingreep gepland worden,gevolgd door een jaarlijkse controle.Fig. 4 : Het normale postoperatieve helingsenuitzakkingproces van een borstreductie.Mogelijke complicatiesEen borstverkleining is een heelkundige ingreepwaarbij alle ‘klassieke’ heelkundige complicaties kunnenoptreden; bloedingen, ontstekingen, slechte littekenhelingetc...Er zijn echter ook enkele specifieke complicaties;- de tepel: tijdens de ingreep worden de tepel en hettepelhof niet losgesneden en verplaatst, maar verschovenmet hun specifieke bloedvaten en zenuwen.Deze verschuiving kan resulteren in een verminderd


of volledig verlies van de gevoeligheid van de tepel. Inde meeste gevallen wordt er wat gevoeligheid herwonnen.Om een goede bevloeiing van de tepel enhet tepelhof te behouden, is het niet mogelijk om eenborst oneindig te verkleinen en zelfs indien zorgvuldigwordt gewerkt om een goede bevloeiing van detepel en het tepelhof te behouden, kan deze somsgedeeltelijk en in zeer uitzonderlijke gevallen geheelafsterven.- asymmetrie: bij geen enkele vrouw zijn de twee borstenidentiek, en ook na de ingreep zal dit niet zozijn. Er wordt steeds gepoogd om zo symmetrischmogelijk te werken en ook voor de ingreep zal nognagevraagd worden of er een borst groter is daneen andere of niet. Op deze wijze kan er dan rekeninggehouden worden met de volumes die moetenverwijderd worden, zodat er een zo symmetrischmogelijk resultaat verkregen wordt.- borstvoeding: in principe is het nog steeds mogelijkom borstvoeding te geven na een borstverkleinendeingreep. Er zijn echter diverse gevallen beschreven,waar dit niet meer mogelijk was en we raden danook aan om een borstverkleinende ingreep enkelte overwegen, wanneer er geen borstvoeding meervooropgesteld wordt. Daarnaast is het zo dat na elkezwangerschap het borstvolume nog zal veranderenen dit het postoperatieve resultaat op lange termijnkan beïnvloeden.Verdere evolutieDe eerste twee weken na de ingreep wordt er aangeradenom niet te veel huishoudelijke taken op te nemen.Indien noodzakelijk, dan eerder het licht huishoudelijkwerk. Het wordt ontraden om taken of oefeningen uit tevoeren waarbij grote armbewegingen nodig zijn of waarbijde borstspieren sterk aangespannen worden (bv. tillenvan zware voorwerpen, stofzuigen, etc...). Na 2 wekenkan het normale huishoudelijke werk hernomen wordenmits het dragen van de stevige sportbh. Sporten als lopenen fietsen kunnen hernomen worden maar met zwaarderesporten als tennis, squash, golf en zwemmen wordtbest 3 maanden gewacht. Er mag gerekend worden opeen werkonderbreking van vier tot zes weken.De littekenheling is als elders op het lichaam. De eersteweken zijn de littekentjes rood en goed zichtbaar,maar over verloop van enkele maanden zullen deze meeren meer ontkleuren. Indien de evolutie van de littekensniet perfect is, kan er op tijd gestart worden met littekencrèmeen/of silicone drukpleisters. Bovendien kunnendeze littekens vrij goed verborgen worden en zul-len ze verbeteren in de tijd. Mocht het zijn dat er nogeen overblijvend littekenprobleem is na volledige uitheling,kan dit zonder problemen onder lokale verdovingverwijderd worden. Er moet echter voldoende geduldgeoefend worden alvorens het definitieve resultaat kanbeoordeeld worden.Sommige patiënten zijn voornamelijk ongerust overde mogelijke lange termijn gevolgen van de ingreep op deborst. Vóór de operatie zal duidelijk gevraagdworden of er ooit één of andere borstpathologieis geweest bij de patiënte zelf of in defamilie. Er zal ook voorgesteld worden omeen radiologisch onderzoek en echografie vande borst te laten uitvoeren. Het is immers zodat zich littekenweefsel vormt in de borst, watnadien verwarrend kan zijn bij verder borstonderzoek.Een preoperatieve mammografieen echografie kunnen zo zorgen voor eenreferentiepunt. Al het weefsel dat tijdens deingreep wordt verwijderd zal opgestuurd worden vooranatomepathologisch onderzoek en indien tijdens deingreep een verdachte zone wordt ontdekt, zal dit nogeens apart worden opgestuurd. Er zijn wereldwijd belangrijkestudies gebeurd om na te kijken of borstchirurgieeen invloed heeft op de ontwikkeling van borstkanker. Aldeze studies zijn negatief gebleken. Daarentegen wordter af en toe, door het microscopisch onderzoek van hetweggenomen borstweefsel, een klein borstgezwel ontdekt,dat voordien met radiologisch onderzoeken nietzichtbaar was. Op deze wijze kan dan zeer vroegtijdig metaangepaste therapie gestart worden. Daarnaast is het zodat borstgezwellen ontstaan vanuit het borstklierweefsel.Door een borstverkleining zal er dan ook minderborstklierweefsel aanwezig zijn waarop er procentueelgezien dan ook een verminderd risico is op de ontwikkelingvan een borstkanker op lange termijn.Tot slot, indien er grote ongerustheid is over de mogelijkelittekens, die onvermijdelijk zijn bij deze procedures,moeten de voor- en nadelen van deze proceduregoed afgewogen worden. Er moet eventueel zelfs afgezienworden van de operatie indien de patiënte het ergerzou vinden om littekens op de borst te hebben dan eente grote of afhangende borst.Dr. Nicolas Verhelle endr. Bert Van den Hof,plastische heelkundeDisharmonie enmogelijke lichamelijkeklachten zijn vaakeen subjectief enmoeilijk aan te tonengegeven.35


DE DISSECTIEKAMERIs de dood erfelijk?36<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007NA wat aandringen wist ik Manuela te verleiden naareen congres met de aanlokkelijke titel: ‘Postmodernedood.’ Omdat Eros en Thanatos niet zo bijster ver uiteenliggen, was dit dé gedroomde gelegenheid om die eensflink dooreen te mengen. Uitgerekend naar de lichtstadaller lichtsteden, Parijs. Enerzijds met haar ‘MoulinRouge’ en anderzijds het wereldberoemde kerkhof ‘PèreLachaise’.Dolle koeienOndanks het vroege uur was ik op de TGV al nietmeer te houden. Manuela wel. Menig vurige blik ketsteaf op haar torenhoge firewall van ochtendhumeur. Toenlanger aandringen geen zin meer had, wierp ik maareen blik door het treinraam waar huizen en bomenwaanzinnig snel voorbijraasden. Zelfs koeien scheerdener aan snelheden van meer dan 200 kilometer peruur voorbij.Dolle koeien, Creutzfeldt-Jakob, aftakeling en dementiefulmineerden in het hoge woord: ‘Dood’. En meteenschoot me een kanjer van een openingszin te binnen.‘Hoe zou jij het liefst willen sterven, Manuela?’‘Watte? ...’ wreef ze haar ogen uit.Ik herhaalde mijn vraag.Een geeuw onderdrukkend: ‘Hoe bedoel je?‘Eensklaps, met wat speling of tergend langzaam?’Min of meer wakker: ‘Is er dan keuze?’‘Doe alsof.’‘Euh..., tja... als het eens zover is, ... zo snel mogelijk.Zeker niet zoals mijn vader. De laatste maanden wareneen gruwel. Voor hem en voor ons. Zielig! Je kunt hetje niet voorstellen hoe de kanker van de alvleesklierhem tot het bot uitgemergeld heeft. Maar erger danzijn lichamelijke aftakeling was de totale afgang van hetbeeld dat we van hem hadden. De laatste dagen lag hijzowaar als een verschrompeld plantje op de divan. Jegunt toch niemand zo’n ... afgang? Nee, geef mij maarde korte pijn, de plotse dood. Een fataal accident, eenhartinfarct ...’Heerlijk hoe Manuela’s firewall als de muur van Jerichoineenstortte. ‘Il n’y a pas de forteresse inattaquable, iln’y a que des forteresses mal attaqués.’De wereldstadDe inkomhal van het Parijse Congrescentrum waséén schittering van glas en marmer. Onder het futuristischkoepeldak vingerden bezoekers van allerlei slag enkleur verse gebakjes (in de vorm van doodskisten metslappe pudding ertussen) naar binnen. Ook Manuela hadtrek. Smullend en koffieslurpend liepen we tussen diversestandjes van neringdoende firma’s die via balpennenof zuurtjes hun producten aanprezen. Wiens snoepjesmen eet, diens woord men spreekt.Onder het uithangbord ‘Design for Eternity’ maaktenjonge begrafenisondernemers er geen geheim vandat de oude gecapitonneerde mahoniekist, waarin hunovergrootv e ‘Gravioli’, een samentrekking van: ‘graf’ en‘ravioli’. Leuk ideetje van Hans Weyers en Klaas Bormsen, niet onbelangrijk in onze postmoderne tijd, milieuvriendelijk.Volledig organisch afbreekbaar.Voor de overledenen die zich na een kil en verregendbestaan liever in een warme oven lieten schuiven hadMAXIMALdesign.be een futuristische crematiekist ontworpen.Het ding heette ‘Soul Ash Solace’ en was geperstuit gerecycleerd papier-maché. Volgens de verkoper nietenkel hoogst ontvlambaar maar ook in prijs onklopbaar.Op het deksel was de gekruisigde Christus vervangendoor een roestvrijstalen urne. Samen met de kist gingdie vuurbestendige schotel de vlammenzee in en werddaardoor ‘op zeer persoonlijke wijze gepatineerd’. Aldusnog de verkoper.Even uitzoomenDe hoogste tijd dus om in de bar iets fris te drinken.Manuela bestelde een Ice tea terwijl ik het hieldbij een dubbele Calvados (zonder ijs). Toen de Calvamijn amandelen gepasseerd was hoorde ik tussen hetgeroezemoes door, een dieptreurig lied. Het intriesteafscheidslied uit Purcell’s opera Dido en Aeneas: ‘WhemI am laid in earth’.Ik werd er steenkoud van.Want ooit zal mijn gebeente in die aarde liggen. Stil,verrot en vergeten onder zompige zoden. Zonder muziek.Zonder woorden. Zonder blik op Manuela. Zoals elkgebeente.


Bejubelde sterfscènesDido’s zwanenzang was zó mooi dat ik er als eenmot naar de vlam toe aangetrokken werd. Als promotievoor hun schimmeldodend geneesmiddel (Lamisil®) had de firma Novartis een CD gecompileerd met detitel: ‘bejubelde sterfscènes’. Gratis mee te nemen. In hunmercantiele strategie wikkelden ze er geen doekjes om:‘Want die schimmel moet dood.’ Naast het ‘Whem I amlaid in earth’, stond op track 7 het onsterfelijke ‘a cenarteco’ uit Mozarts Don Giovanni en verder nog een paararia’s die in kerk of crematorium geen enkele traanklieronberoerd konden laten.ZelfdodingNa de schrille beltoon haastte iedereen zich naarde ochtendsessie die volledig in het teken stond vanhet begrip ‘euthanasie’. De eerste spreker beweerdedat men er niet vroeg genoeg aan kon beginnen terwijlde tweede er de nadruk op legde die ‘hoogstpersoonlijkedood’ zolang mogelijk uit te stellen. Eventueel tot diesamenviel met de natuurlijke, wat in de zaal de nodigehilariteit opwekte.De derde arts, tevens Jezuïet, vroeg zich af of zelfdoding-want daar kwam het volgens hem finaal op neer- wel Gods bedoeling was? In het oude en nieuwe testamentwas daar immers geen enkel gebenedijd woordaan gewijd. In zijn conclusie gaf hij dan ook een paar tipsom zich tegen dergelijk sluipend gif van erfenisjagers enandere geldwolven te wapenen.Canard à l’orangeHet middagmaal was in één woord succulent. Op entop culinair verfijnd zoals men dit van een Parijse ‘HauteCuisine’ mag verwachten. Terwijl een uit de lucht geschoteneend op haar rug in het braadvet lag te sudderen,schonken de kelners onophoudend roemers vol met een‘grand cru’ van een eerste klas Frans wijnkasteel.Na het uitgebreide kaasdessert trok Manuela me meenaar een standje waar een juwelier diamanten destilleerdeuit de as van overledenen. Verrast was ik niet.‘Anything goes’, was immers het motto van de postmodernekunstenaar. Diamanten zijn trouwens, chemischgezien, een zuivere kristallisatie van koolstof.‘Vereeuwigd worden in zo’n hoogkaraats halssnoer,mademoiselle’, keek de Franse edelsmid over zijn knijpbrilletjeheen, ‘is de meest pure vorm van reïncarnatie.En,’ voegde hij er loensend in Manuela’s decolleté aantoe: ‘een loepzuivere belegging, bestendiger dan vlees... euh, ...goud.’Zeulen met asIets verder mengde een slecht geschoren kunstschilderplakken roet door olieverf. Met dit goedje borsteldehij iets op een linnen doek wat eigenlijk op niets trok,maar wel heel postmodern oogde. ‘Is geen roet maaras’, verbeterde Manuela me. ‘Zo krijgen die stoffelijkeresten een nieuw leven. Een nieuw soort energie. Voelje het dan niet?’Nee, ik voelde niks en snapte er alsmaar minder van.Ik zag enkel postmodern geklooi met menselijke overblijfselen.Stoffelijke resten die, of ze nu door olieverfgemengd werden of in diamanten gekristalliseerd, blijkbaarvogelvrij verklaard waren.Zo had een Schotse vrouw onlangs nog het hoopjeas van haar man (een verwoed jager) laten verwerkentot munitie. Ze vulde er 275 patronen mee en liet diedoor de dorpspastoor inzegenen. Na de ‘plechtige wijding’verdeelde ze de hagel onder de leden van de plaatselijkeschuttersgilde die daarmee een weekendje opjacht trok. De schietpartij draaide uit op de dood van71 patrijzen, <strong>23</strong> fazanten, 7 eenden en 1 vos.Professor Mori BundusDe namiddagsessie was volledig gewijd aan het begrip‘Postmoderne Dood’. Bij wijze van inleiding vroeg demoderator zich af of ‘de dood’ eigenlijk wel bestond.Of die, anders in vraag gesteld, misschien niet veelleer37


DE DISSECTIEKAMEREcologisch verantwoordDe Gravioli (een samentrekkingvan graf en ravioli), eenorganisch afbreekbare sarcofaagvan Weyers en Borms.38<strong>ZOLarium</strong>januari - februari - maart 2007een soort ‘menselijk concept’ was? Zonder het antwoorddaarop af te wachten overhandigde hij de microfoon aande wereldberoemde autoriteit op het vlak van ‘heengaanen sterven’, professor Mori Bundus.Met trillende vingers nam de 92-jarige professor demicrofoon ter hand en gooide meteen de vraag in hetauditorium: ‘Is de dood erfelijk?’Stomverbaasd reageerde niemand. Geen kuchje inbomvolle zaal.‘Dat die wel degelijk erfelijk is, zal ik u meteen bewijzen.Graag de eerste dia, graag.’Volgde een gereutel en gesputter uit een oeroud diaapparaatwaarbij de bedienster (een lieftallige Françaisedie meer vertrouwd was met blitse Powerpoint presentaties)het schaamrood op de wangen kreeg. Toenzowat iedereen achterom zat te staren naar wat komenzou, katapulteerde het gedateerde toestel de eerste diarichting plafond. Knarsend en tandwieltjes vernielenddaarna de tweede en de derde, zodat een spetterendvuurwerk ontstond van driedimensionaal rondknallendelichtplaatjes. Het inmiddels roodgloeiend aangelopenapparaat gaf uiteindelijk de geest in een doffe plof,gevolgd door een rookpluim.De erfelijkheid van de doodKalm en berustend vroeg de 92-jarige professor heelvriendelijk of er ergens een zwart schoolbord en eenstukje wit krijt beschikbaar was. Zo snel als het haarhoge hakken toelieten tippelde de blozende Françaisekaarsrecht de trappen af en drukte op een knop.Traag zoemde het fluoscherm naar boven en verscheendaarachter een witglimmend bord. Even fronsteMori Bundus zijn wenkbrauwen maar nam dan kordaatde zwarte vilstift ter hand en tekende op het wittevlak een aantal vierkantjes en bolletjes (respectievelijkstaande voor man en vrouw), en verbond die horizontaalen verticaal met elkaar (respectievelijk voor huwelijken kinderen).‘Ziehier de stamboom van de Habsburgse keizer KarelV, en diens afstammelingen.’Het vierkantje van keizer Karel V kleurde hij onmiddellijkzwart. ‘Dood.’ Daarna het bolletje van diens vrouw,Elisabeth. ‘Ook dood.’ Daarna hun eerstgeboren zoon,de latere koning van Spanje, Filips II. ‘Ook al een tijdjedood.’ En zo daalde hij, generatie na generatie, en bolletjeen vierkantje zwartkleurend, de hele Habsburgsestamboom af. ‘Allemaal dood.’Iedereen zat op het puntje van zijn stoel.‘En zo kom ik tot de kern van mijn betoog,’ greepMori Bundus de microfoon als een laatste strohalm vast:‘De dood is een autosomaal dominante kwaal met eenoverervingpatroon van 100% penetratie in elke volgendegeneratie. Niemand ontkomt eraan. Geen Keizer,koning, meid of boerenknecht.’De stilte was te hakken.‘Maar er is hoop, grote hoop,’ keek de hoogbejaardeprofessor met twinkelende oogjes de zaal in. ‘Nu onsgenoom volledig in kaart gebracht is, moeten we dat énedodelijke gen zien te vinden. Zo snel mogelijk. Koste wathet kost. Én het uitschakelen! Want anders rest mij, enjullie straks ook, geen lang leven meer.’Daarop veerde het auditorium als één man recht en gafde éminence grise van ‘heengaan en sterven’, een staandeovatie. Luid klappend in de handen keek ik Manuela aanen vroeg of ze geen zin had in een avondje uit in Parijs.Eerst een aperitiefje in de Moulin Rouge en ... tja, nadienin een prinsheerlijk bed? In het ‘Ritz’ bijvoorbeeld ...waar prinses Diana ....Maar ze wapperde met ons duo-ticket TGV retour,dat over een uur verstreek.Dr. Johan Van Robays


BILLBOARDProgrammaWetenschappelijke Raad- Wanneer zuigelingen ontroostbaar huilen(donderdag 15 februari 2007). Aula ZOL,20.30 uur. Rubriek 2-20 NE.- Acute traumatologie in de huisartsenpraktijk(donderdag 15 maart 2007). Aula ZOL,20.30 uur. Rubriek 2-20 NE.- Het ge(mis)bruik van het medische attest(donderdag 24 mei 2007). Aula ZOL, 20.30uur. Rubriek 6-20 NE.- Evidence based medicine richtlijnen omtrentdiagnostiek en behandeling van lage rugpijn.Welke zijn de chirurgische en interventionelebehandelingsmogelijkheden. (donderdag24 mei 2007). Aula ZOL, 20 uur. Rubriek2-30 NE.- Rationeel antibioticagebruik in de ambulantepraktijk. (donderdag 21 juni 2007).Aula ZOL, 20.30 uur. Rubriek 6-20 NE.Meer info: www.zol.beCONGRESSEN• Thorazol: Congres Thoraxcentrum 2007, vrijdag2 maart 2007 in Landcommanderij AldenBiesen. Meer info: PM.secretariaat@zol.be ofop www.zol.be• Epsoma: Multidisciplinaritis: wie helpt?’ Overde psychosociale zorg in een algemeen ziekenhuis,op 27 april 2007 in LandcommanderijAlden Biesen.Info: E-mail: Marie-Louise.Heymans@zol.beof op www.zol.bePOSTERTitle: Inappropriate Mode Switch in IECD!|sdue to Far-Field R Sensing. Analysis usingthe saved IECG’sAuthors: Philip De Vusser , Ch. VanKerrebroekAccepted for: Cardiorhythm 2007, 2-4 February2007, Hong KongBackground: Little has been published on Far-Field R signals in ICD!sMethods: We screened device-saved IECG!s tolook for the presence of Far-Fieled R signals. Ina total of 20 patients we retrieved 72 IECG!s.Only 5 IECG!s (6,4%) documented ventricularpaced events.We defined Far-Field R any signal on the atrialchannel with peak to peak amplitude of at least0,2mV with onset falling within –50ms and +100ms from the Ventricular Event Marker.Results: In 75% of the IECG!S Far-Field R was documented,all after ventricular sense. The mean Far-Field R amplitude was 0,61 mV with a STDDEV of0,39mV. Ventric. event to Far-Field R onset variedfrom –50 to + 90 ms. Only 6 IECG!s showed a positiveFar-Field R onset. Far-Field R signal durationvaried from 40 to 140 ms. 26% of the Far-FieldR signals have been seen at least intermittentlyby the device. In 9 (4 patients) of these 14 situationsthis led to inappropriate mode switches.Programming the Far-R suppression algorithm!§ON!.. with appropriate duration resolved theinappropriate mode switches.Conclusions: 1. In 75% of the IECG!s Far-FieldR was documented. Only 26% of these were atleast intermittently seen by the device. In 17%of the situations inappropriate mode switcheswere documented.2. Programming the Far-R suppression algorithm!§ON!.. with an appropriate duration eliminatedinappropriate mode switches.39


<strong>Ziekenhuis</strong> <strong>Oost</strong>-<strong>Limburg</strong>Schiepse Bos 6B-3600 GenkTel. redactie: 089/32.17.62E-mail: zolarium@zol.be

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!