8arbeidsrechtbankDEELTIJDSE ARBEIDSteeds meer mensen kiezen voor een deeltijdse loopbaan. Doorgaans isdit te wijten aan het feit dat men meer tijd wil vrijmaken voor zijn gezin,hobby’s, enz. In deze bijdrage wordt dan ook stilgestaan bij wat al dan nietals deeltijdse arbeid kan worden beschouwd en wat de eventuele gevolgenhiervan kunnen zijn.BegripDeeltijdse arbeid is iedere arbeid die van kortere duuris dan de normale arbeidsduur van voltijdse werknemersin de onderneming en dit voor zover deze arbeidop regelmatige en vrijwillige wijze wordt uitgeoefend(Artikel 2 Wet van 5 maart 2002). De arbeidsduur kanper dag, per week of per maand korter zijn. Vereist isdat de deeltijdse arbeid op regelmatige tijdstippenverricht wordt. Hierdoor onderscheidt deeltijdse arbeidzich van andere vormen van arbeid die meestal voltijdsgedurende een bepaalde periode worden geleverdzoals bijvoorbeeld gelegenheidswerk, seizoensarbeiden tijdelijke arbeid (Hof van Cassatie, 31 mei 1999).Zo was het Arbeidshof van Antwerpen van oordeel datde activiteiten van een student-werknemer geen deeltijdsearbeid uitmaakten. De student volgde immersvoltijds dagonderwijs aan een universiteit, zodat zijnprestaties eerder werden beschouwd als een nevenactiviteit.De prestaties waren bovendien onregelmatig,kaderden niet in een continue arbeidsrelatie en warenbijkomstig tegenover de hoofdactiviteit, namelijk universitairestudies in dagonderwijs (ArbeidshofAntwerpen, 7 mei 1997).Ook de opeenvolging van afzonderlijke overeenkomstenwaarbij telkens voor 1 dag tussen de werkgeveren de werknemer een welomschreven in de tijdbegrensde arbeid werd afgesproken, kon niet aanzienworden als een overeenkomst voor deeltijdse arbeidmet een variabel uurrooster (Arbeidshof Antwerpen, 7mei 1999).Evenzo oordeelde het Arbeidshof van Gent dat dearbeidsovereenkomst waarbij een werknemer wordtaangeworven voor een tewerkstelling die kan variërenvan 0 tot 40 uur per week en waarbij de werknemerzich moet aanbieden telkens de werkgever erom verzoekt,niet beantwoordde aan het begrip deeltijdsearbeid, zijnde arbeid die regelmatig en vrijwillig gedurendeeen kortere periode dan de normale wordt verricht(Arbeidshof Gent, 19 mei 1989).De deeltijdse arbeidsovereenkomstIn tegenstelling tot de arbeidsovereenkomst voor voltijdsearbeid, moet de deeltijdse arbeidsovereenkomstaltijd schriftelijk worden aangegaan. Meer bepaaldmoet de arbeidsovereenkomst voor iedere werknemerafzonderlijk en schriftelijk worden vastgesteld, en dituiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer met deuitvoering van zijn overeenkomst begint.Naast de vereiste van een geschrift, dienen bovendiende overeengekomen arbeidsregeling (= wekelijksearbeidsduur) en het werkrooster (= de dagen en urenwaarop gewerkt moet worden) in de overeenkomst teworden vermeld.Indien dit niet is gebeurd, kan de werknemer de deeltijdsearbeidsregeling en het werkrooster kiezen diehem het meest gunstig lijken en die ofwel in hetarbeidsreglement bepaald zijn ofwel, bij ontstentenisvan een bepaling in het arbeidsreglement, uit elkander sociaal document blijken (artikel 11 bisArbeidsovereenkomstenwet; Arbeidshof Antwerpen, 26mei 1993).Zowel de arbeidsregeling als het werkrooster kunnenvariabel zijn. Indien de werknemer volgens een variabelwerkrooster werkt, dan is de werkgever verplicht dedagelijkse werktijden minstens 5 werkdagen vooraf terkennis te brengen aan de betrokken werknemers dooraanplakking. Deze kennisgeving kan ook gebeuren perfax, telefoon, brief, ... indien dit voorzien is in een CAOof in het arbeidsreglement.Bovendien moet vóór het begin van de werkdag eendoor de werkgever gedateerd bericht worden aangeplaktin het lokaal waar het arbeidsreglement kan wordengeraadpleegd. Dat aan te plakken bericht moethet individuele werkrooster van elke deeltijdse werknemerbepalen.Indien er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voordeeltijdse arbeid werd opgesteld of bij ontstentenisvan openbaarmaking van de werkroosters, geldt er eenvermoeden van voltijdse arbeid. Of dit vermoeden aldan niet kan weerlegd worden, is lange tijd voorwerpvan discussie geweest. Dit is onder meer te wijten aanhet feit dat de desbetreffende wetsbepaling reedstweemaal werd gewijzigd. De meerderheid van derechtspraak was evenwel van oordeel dat de werknemeronweerlegbaar vermoed wordt zijn prestaties voltijdste hebben verricht zodat hij aanspraak kanmaken op voltijds loon, ook al heeft hij slechts deeltijdsgepresteerd (Arbeidshof Antwerpen, 4 februari1997; Arbeidshof Bergen, 18 april 1996; ArbeidshofAntwerpen, 20 februari 1995; Arbeidshof Luik, 7februari 1995; Arbeidsrechtbank Brussel, 3 mei 1994).Dit werd immers ook zo bepaald in de Programmawet :“zonder dat het bewijs van het tegendeel kan wordengeleverd”. Deze bepaling werd echter opnieuw gewijzigddoor de Wet van 26 juli 1996 zodat het vermoedenopnieuw weerlegbaar werd.In het licht van de nieuwe wijziging van deProgrammawet geldt het onweerlegbaar vermoedenenkel nog socialezekerheidsrechtelijk. In geval van hetVRIJUIT/APRIL 2006
arbeidsrechtbank9ontbreken van een geschrift zal de werkgever namelijkverplicht zijn socialezekerheidsbedragen te betalen opeen voltijds loon zonder dat hij dit kan weerleggen.Terwijl arbeidsrechtelijk de werkgever voortaan hetbewijs kan leveren dat de werknemer niet voltijds heeftgewerkt zodat hij geen voltijds loon zal verschuldigdzijn.Ook het Hof van Cassatie stelt dat dit onweerlegbaarvermoeden is ingesteld ten voordele van de instellingenen ambtenaren die bevoegd zijn om zwartwerk tevoorkomen en niet ten voordele van de werknemer. Dewerknemer kan zich dus niet op dit vermoeden beroepenom voltijds loon te bekomen zonder het bewijs televeren dat hij effectief voltijdse prestaties heeft geleverd(Hof van Cassatie, 4 oktober 1999).ArbeidsduurElke deeltijdse tewerkstelling moet in principe voldoenaan twee minimumgrenzen, namelijk een minimalewekelijkse arbeidsduur en een minimumduur voor elkeprestatie. Zo mag de wekelijkse arbeidsduur niet lagerliggen dan 1/3 van de wekelijkse arbeidsduur van eenvoltijdse werknemer die in de onderneming tot dezelfdecategorie behoort. Indien echter prestaties wordenverricht die toch lager liggen dan voornoemde minimum-weekgrens,dan is de werkgever loon verschuldigdop basis van de minimumgrens (Hof vanCassatie, 31 mei 1999). Daarnaast moet de werkgeverde deeltijdse werknemer gedurende minimum drieopeenvolgende uren prestaties laten leveren. Dezeperiode kan evenwel onderbroken worden door eenkorte pauze zoals bijvoorbeeld een koffiepauze of eenpauze voor de maaltijd.Zowel op de 1/3-regel als op de minimale prestatiesvan drie uur kan worden afgeweken bij CAO of KB.FeestdagenEen voltijds werknemer heeft steeds recht op 10 wettelijkefeestdagen. Voor deeltijdse werknemers is ditechter niet altijd zo. Voor hen wordt een onderscheidgemaakt naargelang het gaat om een deeltijdse werknemermet een vast, dan wel met een variabel uurrooster.Deeltijdse werknemers met een variabel uurroosterhebben net zoals de voltijdse werknemers rechtop alle feestdagen. Op die dagen mogen zij dus niettewerkgesteld worden. Degenen die tewerkgesteld zijnmet een vast uurrooster daarentegen, hebben recht opde feestdagen die samenvallen met een dag waaropzij, krachtens hun eigen uurrooster, arbeid dienen tepresteren.OpmerkingBij het toekennen van maaltijdcheques voor deeltijdsewerknemers kan er wel een verschil in behandelingbestaan tussen twee werknemers die op wekelijksebasis nochtans dezelfde arbeidsduur presteren. Dedeeltijdse werknemer heeft immers recht op 1 maaltijdchequeper effectief gewerkte dag.Zo zullen aan de werknemer die iedere dag deeltijdspresteert, evenveel maaltijdcheques worden toegekendals aan een voltijds werknemer. De werknemerdie daarentegen volledige dagen werkt, maar niet alledagen van de week, zal het aantal maaltijdchequesontvangen in verhouding tot de dagen waarop wordtgewerkt.Sofie SCHOCKAERTVRIJUIT/APRIL 2006