archiefkastSchoolreglementen van weleer onder de loepSignum hier, signum daarBinnen de verschillende samenlevingen die gedurende de eeuwen tot ontwikkeling zijn gekomen, kunnen weeen aantal constanten onderscheiden. Eén daarvan is de steeds weerkerende nood aan afspraken en regels omhet samen leven gestructureerd en vlot te laten verlopen.Vanaf het ontstaan van het schrift werden deze samengevat in codexen,wetboeken. Een school vormde een aparte samenleving binnen die gemeenschappenwaar een identieke nood ontstond. Men streefde naarregels die uniformiteit creëerden en zo het werk van leerkrachten en leerlingengemakkelijker maakten, samengevat in het school- en/of internaatsreglement.Voor een historicus vormt dit een interessante bron omdat hijer enerzijds iets meer uit te weten kan komen over de gang van zakenbinnen de school, maar anderzijds geldt – zoals dit voor andere bronnengeldt – dat het ook duidelijk een document van zijn tijd is. Dit wil zeggenhet weerspiegelt ook iets van het denken en handelen van de maatschappijwaarbinnen de instelling haar oorsprong vond.Rooms-katholiek en in het FransToen monseigneur de Broglie, bisschop van Gent, in 1808 besloot eenbisschoppelijke college en kleinseminarie in Sint-Niklaas op te richten, kaderdedit in een duidelijke politiek om laïciseringsinitiatieven van de wereldlijkegezagsdragers voor een stuk te counteren. Hij stelde zich als doeljonge knapen in de geest van het katholicisme op te voeden en hen aante sporen om mogelijk voor een leven in dienst van de Kerk te kiezen. Ditbasisidee blijft ook duidelijk naar voor komen in drie negentiende-eeuwsereglementen die in het archief van onze school bewaard gebleven zijn. Heteerste reglement is een afschrift of het origineel van het allereerste reglementdat volgens de overlevering door monseigneur de Broglie zelf zouzijn uitgewerkt. Een tweede werd uitgevaardigd door monseigneur Delebecque,bisschop van Gent, voor het schooljaar 1840-1841 en dit zowelvoor het Klein Seminarie als het Sint-Jozefinstituut. In dit document werdenook regels voor leerkrachten, surveillanten en studieprefecten opgenomen.Het derde bevat naast regels over taalgebruik en stilte, de concretiseringvan hoe leerlingen zich naargelang de plaats waar ze zich bevondendienden te gedragen. Het is ongedateerd maar wel het enige van de driedat in het Nederlands is opgesteld.Strenge dagordeIn de eerste plaats merken we aan de voorgeschreven dagorde hoe leerlingenvolledig in de rooms-katholieke traditie werden ondergedompeld.Op gewone weekdagen werden ze gewekt om half zes en kregen dan vijfentwintigminuten om hun handen te wassen en hun haren te kammen.Daarna volgden het ochtendgebed en een devotiemoment, dit duurdealles samen niet langer dan een kwartier. Nadien was er studie tot aanhet ontbijt waarvoor men aan tafel ging om twintig voor acht. Om achtuur werd iedereen verwacht voor de Heilige Mis in de Sint-Antoniuskerk,waarna om half negen dan – net als vandaag – de lessen begonnen. Dedag eindigde ook ongeveer zoals hij begonnen was. Om kwart voor zeven’s avonds werd er tijd gemaakt voor geestelijke lectuur of onderricht. Omkwart na zeven werd het avondmaal genuttigd en konden de leerlingennadien nog even ontspannen. Om kwart na acht was het dan tijd voor hetavondgebed en zocht elk de warmte van zijn chambrette op.Op zon- en feestdagen verliep de dagorde lichtjes gewijzigd. Het ontbijtvolgde dan na de Heilige Mis. Nadien mochten de leerlingen ontspannentot kwart voor tien, waarna zij tijd moesten maken voor de studie van hetevangelie. Om tien uur werd het evangelie voorgelezen en uitgelegd totde klok van elf. Op die dagen werd om kwart na één ook de studie van decatechismus aangevat, gevolgd door de – voor sommigen tot de verbeeldingsprekende – ondervraging ervan. En op deze uitzonderlijke dagenwerd om kwart na drie ook tijd gemaakt voor het bidden van de vespers.Aandachtige biechtvaders en vroomheidElke maand dienden de leerlingen te biechten te gaan bij een biechtvaderdie ze zelf mochten kiezen. Wanneer van iemand de biecht werd afgenomen,mochten de andere leerlingen zeker niet teveel buiten rondlopenom de aandacht van de biechtvaders zo weinige mogelijk af te leiden. Debiechtplicht was ook van tel voor de externen, maar zij mochten dit buitende school doen. Hiervan moesten ze dan wel het bewijs voorleggen. Voorde communie werden echter alle leerlingen in het College verwacht. Alleleerlingen dienden zich hiervoor proper en net aan te dienen en niet inkorte, maar lange kledij. Respect, ingetogenheid en vroomheid vormdenoveral en altijd de sleutelwoorden. Wanneer zij het tabernakel voorbij gingen,dienden zij te knielen en ze mochten niet lachen of omkijken tijdensde eucharistie. Het was hen ook niet toegestaan andere boeken bij te hebbendan gebedenboeken, uitgezonderd de heiligenlevens. Op het boekenbezitwerd trouwens niet alleen toegezien in de kerk. Leerlingen mochtenalgemeen geen boeken in hun bezit hebben die indruisten tegende goede zeden. Alle spullen die zij meebrachten of kregen toegestuurddienden door de schooloverheid te worden gecontroleerd, om zo nefastewereldlijke invloeden buiten de muren te houden. Dezelfde regels goldentrouwens voor alle brieven en pakketten die werden verstuurd.Leerlingen controleerden elkaarWat ook blijkt uit deze reglementen is dat het toezicht op de naleving ervanniet enkel gebeurde door de superior, directeurs, leerkrachten, surveillantenof studieprefecten. Leerlingen controleerden elkaar, wat deels impliceertdat verklikking als vrij normaal werd beschouwd, en ook de ouderswerden ingeschakeld. De onderlinge controle gebeurde op verschillendemanieren. Per klas werd degene met de meeste punten voor vlijt als censor56 <strong>IC</strong> HOU <strong>juni</strong> <strong>2009</strong>
archiefkastaangesteld voor de studie. Zij noteerden wie zich niet volgens de regelsgedroeg en gaven dit door aan de leerkrachten en surveillanten.Onder deze censors bestond er ook een hiërarchie. De leerling met de bestepunten voor vlijt had een bevoorrechte positie. Hij was voor alle anderenherkenbaar door een kruis met rood lint dat hij droeg. Ook wanneer deleerlingen aan tafel gingen werd er onder hen een censor aangeduid. Ditwas een leerling die bekend stond om zijn goed gedrag. Hij alleen mochtde schotels aanraken en bediende de anderen. Hij zorgde voor orde aande tafel en noteerde wanneer iemand zich al te gulzig op zijn eten stortte.Censors per stadskwartierVoor de externen werden bovendien per stadskwartier censors aangeduiddie verslag moesten uitbrengen over hun gedrag buiten de school. Maardaar hadden ook de ouders hun rol. Elke maand moesten zij een briefjemeegeven aan hun zoon waarin stond dat hij zich thuis goed had gedragen.Extern zijn betekende in die periode ook dat je ’s morgens al aanwezigmoest zijn voor zeven uur tijdens de wintermaanden en voor zes uur inde zomerperiode. Op zon- en feestdagen was dit om half acht. Op de wegvan en naar school mochten zij geen halt houden of afwijken van hun traject.Wanneer ze thuis waren, mochten ze na zeven uur de straat niet meeropkomen wat dan eigenlijk betekende recht naar huis en niet meer buitenkomen. De externen vertrokken immers pas om zeven uur terug naar huis.Signum LinquaeEen tweede vorm van onderlinge controle gebeurde door middel van hetzogenaamde Signum Linguae en Signum Silentii. De leerlingen van hetvoorbereidend jaar en de eerste twee jaren van het middelbaar mochtenenkel Frans spreken. Vanaf de vasten mochten de leerlingen van het tweedejaar enkel Latijn spreken, net als die van het derde en vierde jaar, uitgezonderdop dinsdag, donderdag en zondag, wanneer Frans de voertaalwas. Wie Nederlands sprak of de verkeerde taal op het verkeerde moment,kreeg het Signum Linguae. Dit is een soort kaart die onderling doorgegevenwerd wanneer iemand in de fout ging. Wie ze ’s avonds om kwartvoor zeven in zijn bezit had werd bestraft. Je zou denken dat men hiermeemakkelijk kon frauderen, maar anderen in de val lokken, de kaart verliezenof een valse getuigenis afleggen werd streng bestraft.Signum SilentiiHet Signum Silentii werkte op dezelfde manier en het werd toegekendaan degenen die praatten op momenten dat absolute stilte aangewezenwas. Dit was ondermeer het geval na het belteken, bij het van de ene oefeningnaar de andere oefening gaan, laat ons zeggen de leswisseling. Maarhet kon ook om andere redenen worden toegekend, bijvoorbeeld wanneermen tijdens de wandelingen vooruit liep op de groep of over slotensprong. Het werd ook gegeven aan leerlingen die anderen bijnamen gavenof die in de bank van iemand anders keken zonder daarvoor toestemmingte hebben gevraagd. Je moest ook niet proberen om aan de bel tetrekken zonder dat je het gevraagd werd, want dan had je ook prijs, netals wanneer je een partijtje hand- of voetbal organiseerde in de studiezaal.Wanneer dit signum toevallig op het vastgestelde moment in het bezitwas van een extern moest hij zich ’s avonds voor hij om zeven uur naarhuis vertrok, melden bij de surveillant.’Apartheid’Wat zeer opvallend is, is de strikte scheiding die werd nagestreefd tussenexternen en internen. Tijdens de wandelingen liepen zij elk in hun groepen ze mochten niet praten. Daarbij komt ook dat vanaf de oprichting vanhet Sint-Jozefinstituut de wandelingen gezamenlijk waren. Vanaf dat ogenblikwerd toegezien op een duidelijke opsplitsing tussen de leerlingen vanhet pensionaat en de leerlingen van de Normaalschool en ook zij mochtengeen contact hebben met de internen-Latinisten van het Klein Seminarie.