wintertellingen worden gevonden. Sindsdienbeweegt het percentage van vleermuizendie tijdens wintertellingen <strong>op</strong><strong>defensieterreinen</strong> worden gevonden rondde 17% van het landelijke totaal.Wat hebben vleermuizen te zoeken <strong>op</strong> <strong>defensieterreinen</strong>?De belangrijkste reden isdat enkele soorten met een ruime landelijkeverspreiding (watervleermuis, baardvleermuis,franjestaart, meervleermuis engewone grootoorvleermuis) voor hun overwinteringzijn aangewezen <strong>op</strong> veilige, rustige,donkere ondergrondse bebouwing. Endie is in ruime mate voorhanden bij Defensie.Op een dertigtal terreinen (vliegvelden,oefenterreinen en kazernes) zijn in totaalongeveer 225 ondergrondse bouwwerkenaanwezig, zonder militaire functie. Hieroverwinteren jaarlijks tot 3.000 vleermuizenvan maximaal 8 soorten per jaar.Waarom kiezen deze dieren <strong>defensieterreinen</strong>?Het hierboven gegeven antwoordlijkt voor de hand te liggen: veel buiten gebruikzijnde ondergrondse bebouwing.Maar het antwoord is complexer en moetook worden gevonden in het sociale gedragvan vleermuizen die ondergronds overwinteren.Voor de ruime omgeving van devoormalige vliegbasis Soesterberg (vieruurhokken, 100 vierkante kilometer) isaangetoond dat het gemak waarmeenieuwe ondergrondse objecten in gebruikworden genomen als winterverblijf samenhangtmet de sociale functies die winterverblijvenhebben in het voortplantingsseizoen,in de herfst. Binnen enkelejaren zijn daar ongeveer 35 objecten(keldertjes, ondergrondse schuilplaatsen)beschikbaar gekomen als winterverblijfvoor vleermuizen. En ze zijn, soms zelfsbinnen één jaar allemaal daadwerkelijk ingebruik genomen. Door de beschikbaarheidvan een groot aantal, zij het kleine,winterverblijven is dit deel van de Heuvelrugin 10 jaar tijd ontwikkeld tot een waartrefpunt voor watervleermuizen, van 125jaarlijkse overwinteraars in 1997 tot ruim400 anno 2011. Het aantal gebruikte winterverblijvennam in die periode toe van 7tot ruim 40.Defensieterreinen vormen geen specifiekzomerleefgebied voor vleermuizen. De terreinenonderscheiden zich daarvoor nietvan andere natuurgebieden of urbane gebieden.Door het zwaartepunt <strong>op</strong> de hogerezandgronden is de betekenis van <strong>defensieterreinen</strong>voor vleermuizen beperkt tot desoorten die bossen als leefgebied hebbenzoals franjestaart, baardvleermuizen,rosse vleermuis en de gewone grootoorvleermuis.Voor deze laatste soort vormende vliegvelden en kazerneterreinen methogere aantallen ondergrondse schuilplaatsenwel een aantrekkelijk leefgebied.Grootoorvleermuizen overwinteren bijvoorkeur <strong>op</strong> korte afstand van hun zomerleefgebieden.Als zich daar geschikte overwinteringslocatiesbevinden dan vormendeze bosgebieden een aantrekkelijk leefgebied,omdat ook winters met strengevorst kunnen worden overleefd. In de winter2010–2011 zijn 270 overwinterende gewonegrootoorvleermuizen aangetroffen <strong>op</strong><strong>defensieterreinen</strong>, vooral in winterverblijvenin of nabij bosgebieden (m.n. <strong>op</strong> DePeel, Gilze-Rijen, Soesterberg, Schaarsbergen,Apeldoorn en Woensdrecht).Vleermuizenonderzoek De VleermuiswerkgroepDefensieterreinen beoogtbescherming van en onderzoek aan vleermuizen<strong>op</strong> <strong>defensieterreinen</strong> te coördinerenen te faciliteren. Een accent ligt daarbij–historisch gezien- <strong>op</strong> wintertellingen.Sinds 2000 vinden er gelukkig ook veelvuldiginventarisaties plaats in zomerleefgebieden.Voorafgaande aan bouw- ofslo<strong>op</strong>werkzaamheden worden geregeldvleermuisonderzoeken uitgevoerd, enerzijdsom gevolgen met betrekking tot wetgeving(Ffw) vast te kunnen stellen,anderzijds om meer inzicht te krijgen in deverspreiding van vleermuizen. Tijdens dezescans en inventarisaties worden regelmatigkolonieplaatsen gevonden van gewonedwergvleermuis, laatvlieger, gewonegrootoorvleermuis en rosse vleermuis.Toekomst In de komende jaren zal dedynamiek rond <strong>defensieterreinen</strong> voortduren.Aangenomen mag worden dat de nodigehectares natuurgebied door Defensiezullen worden overgedragen aan nieuweeigenaren. De Dienst Vastgoed Defensiezal ervoor zorgen dat bij overdracht ook debeschikbare beheersinformatie en natuurgegevensvoor het toekomstige gebruik enbeheer beschikbaar komen.Fons BongersDienst Vastgoed DefensieVleermuiswerkgroep DefensieterreinenVan boven naar beneden:Een schotse hooglander. Deze grote grazer is een natuurbeheerder die <strong>op</strong> <strong>defensieterreinen</strong> wordt ingezet.Een watervleermuis heeft een onderkomen gevonden in een schakelkast.Een kolonieboom van de rosse vleermuis <strong>op</strong> de Zwaluwenberg in Hilversum.Zoogdier 22-3 pagina 10
De favoriete bioto<strong>op</strong> van Martin Melchers. Foto Joke WinkelmanEen Amsterdams portretMartin MelchersAls er iemand is die weet wat er aan zoogdieren in Amsterdam is te halen, dan is het MartinMelchers wel. Melchers is <strong>op</strong> het moment van ons gesprek nog herstellende van een heup<strong>op</strong>eratieen dus wat minder mobiel. Het interview vindt daarom plaats <strong>op</strong> de bovenste verdieping van hetnaast het Amsterdamse Centraal Station gelegen bibliotheekgebouw, vanwaar je een wijdsuitzicht hebt over zijn favoriete bioto<strong>op</strong>. Daar vertelt deze stadsecoloog <strong>op</strong> een gure meimorgenenthousiast en onafgebroken over het wel en wee van de Amsterdamse zoogdieren.Joke WinkelmanVan fysiotherapeut tot stadsecoloog“Van huis uit ben ik fysiotherapeut.Pakweg dertig jaar terug begon ik in Amsterdammet natuurinventarisaties. Ikmerkte al gauw dat niemand iets overzoogdieren wist. Kwam ik bij de GGD om tevragen of zij gegevens over zwarte rattenhadden, keken zij mij verbaasd aan. Ook degemeente kon mij aan geen enkel gegevenhelpen. Gestimuleerd door mijn zwagerheb ik toen samen met Geert Timmermanseen boekje over de verborgen dierenwereldvan Amsterdam gemaakt: ‘Haringin het IJ’, met daarin ook een hoofdstukover zoogdieren. Dat boekje werd in1991 uitgegeven en bleek een hit. Bij hetgrote publiek, maar ook bij de gemeentedie mij steeds vaker vroeg om natuurgege-Zoogdier 22-3 pagina 11