■ Een stratenmaker met lage rugpijn - klinische lesV o l18dec’11bekort worden wanneer de diagnose in een vroegerstadium gesteld wordt. De kans op een recidiefwordt eveneens kleiner naarmate er eerder gestartwordt met de therapie. Het aanvragen van laboratoriumonderzoek is een belangrijke, eenvoudige engoedkope eerste stap in het diagnostische traject.Bij iedere patiënt met aanhoudende lage rugpijnvinden wij laboratorium onderzoek derhalve eenmust. Bij klachten van rugpijn en verhoogde ontstekingsparametersis een verwijzing naar een orthopedischchirurg gerechtvaardigd. De afwezigheidvan koorts sluit een spondylodiscitis niet uit!AbstractA 32 year old, otherwise healthy, road worker presentshimself at the general practitioners office. After a torsiontrauma he complains of low back pain. The low back painpersisted in despite of adequate analgesics and 5 weeks ofrest. In 90% of patients with low back pain no pathophysiologicalsubstrate is found. However this case, after referralto an orthopaedic surgeon, appeared to be a case of spondylodiscitis.Spondylodiscitis is a relative rare inflammation of a discusand the adjacent vertebrae. An early treatment can reducethe duration of treatment and the number of relapse.Easy laboratory research is a must as a primary diagnosticin low back pain. Due to a wide range of microorganismsreported to cause spondylodiscitis a needle aspiration ofthe affected disc is recommended. Spondylodiscitis must bea part of your differential diagnosis in low back pain, evenin the absence of fever.Literatuur1. RIVM. Nationaal Kompas Volksgezondheid, versie 3.22:http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/bewegingsstelsel-enbindweefsel/nek-en-rugklachten/omvang/,2010 .2. Verhaar JAN, Linden, AJ van der, Orthopedie, Leerboek,1e druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2003.3. Tulder, M van, Kroes, B, Bombardier C. Low BackPain. Best practice & Research Clinical rheumatology2002;16(5):761-75.4. Titlic M, Josipovic-Jelic Z. Spondylodiscitis. Bratisl LekListy 2008;109(8)345-475. Cottle L, Riordan T. Infectious spondylodiscitis. Journalof infection 2008;56:401-12.6. Friedman JA, Maher CO, Quast LM , McClelland RL,Ebersold MJ. Spontaneous disc space infections inadults, Surg Neurol 2002;57:81-6.7. Fraser RD, Osti OL, Vernon-Roberts B. Discitis after discography,J of Bone and Joint Surg, 1987;69-B:26-35.8. Sheehan NJ. Magnetic resonance imaging for lowback pain: indications and limitations. Postgrad Med J2010;86:374-78.9. Mellema JJ, Möller AVM, Sietsma MS, Raay JJAM van, Lagerugpijnen bij tuberculose – een ander verwekker van despondylodiscitis? Ned Tijdschr v Orth 2010;17(2):89-91.10. Grados F, Lescure FX, Senneville E, Flipo RM, SchmitJL, Fardellone P. Suggestions for managing pyogenic(non-tuberculous) discitis in adults, Joint Bone Spine2007;74:133-39.VERKORTE PRODUCTINFORMATIE PRADAXA ® : Samenstelling: 75 mg , 110 mg of 150 mg dabigatran etexilaat (als mesilaat) per capsule. Farmacotherapeutische categorie: directe trombineremmers. Farmaceutische vorm: harde capsules. Therapeutischeindicaties: 1. Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en systemische embolie bij volwassen patiënten met non-valvulair atriumfi brilleren met minimaal één risicofactor 2. Primaire preventie van veneuze trombo-embolische (VTE) aandoeningen bij volwassen patiëntendie electief een totale heupvervangende operatie (THO) of een totale knievervangende operatie (TKO) hebben ondergaan. Dosering en wijze van toediening: Capsules niet openen. Preventie van CVA of systemische embolie: 300 mg per dag, ingenomen als één capsule van150 mg tweemaal daags. Patiënten van 80 jaar en ouder: 220 mg ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal daags. Preventie VTE na electieve TKO: éénmaal daags 220 mg, ingenomen als 2 capsules van 110 mg. Behandeling binnen 1-4 uur na de operatie starten,daarna 10 dagen <strong>voor</strong>tzetten met 2 capsules éénmaal daags. Preventie VTE na electieve THO: éénmaal daags 220 mg, ingenomen als 2 capsules van 110 mg. Behandeling binnen 1-4 uur na de operatie starten met 1 capsule, daarna 28-35 dagen <strong>voor</strong>tzetten met 2 capsuleséénmaal daags. Zolang geen hemostase is vastgesteld moet het begin van de behandeling bij TKO en THO worden uitgesteld. Begint de behandeling niet op de dag van de operatie, dan moet worden gestart met éénmaal daags 2 capsules. Contra-indicaties: Overgevoeligheid<strong>voor</strong> het actieve bestanddeel of <strong>voor</strong> één van de hulpstoffen, ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), actieve, klinisch signifi cante bloedingen, orgaanlaesies met het risico op bloedingen, spontane of farmacologisch verminderde hemostase, verminderdewerking van de lever of leveraandoeningen die naar verwachting invloed hebben op de overleving, gelijktijdige behandeling met systemische ketoconazol, ciclosporine, itraconazol en tacrolimus. Bijzondere waarschuwingen en <strong>voor</strong>zorgen <strong>voor</strong> gebruik: Bij patiënten meteen verhoogde kans op bloedingen. dient een dosis van 220 mg dabigatran, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag, overwogen te worden <strong>voor</strong> de preventie van CVA of systemische embolie. Een stollingstest kan worden gebruikt om patiënten met verhoogdedabigatran concentraties te identifi ceren. Patiënten die dabigatran etexilaat gebruiken, hebben, wanneer zij een operatie of invasieve procedure ondergaan, een verhoogd risico op bloedingen. Na electieve knie- of heupoperatie is bij patiënten met een matig verminderdenierfunctie (creatinineklaring 30-50 ml/min) en ouderen (> 75 jaar) de aanbevolen dosis 150 mg per dag, ingenomen als 2 capsules van 75 mg. ALT dient standaard bepaald te worden tijdens preoperatief onderzoek. Bij patiënten met verhoogde leverenzymen > 2 maal ULN,wordt dabigatran niet aanbevolen. Er is geen ervaring bij kinderen en adolescenten. Anesthesie via een postoperatieve inwendige epidurale katheter wordt niet aanbevolen. Na het verwijderen van de katheter moet ten minste twee uur gewacht worden met de eerste toedieningvan dabigatran. Niet gebruiken tijdens zwangerschap of borstvoeding. Interacties met andere geneesmiddelen: Combinaties van dabigatran met ongefractioneerde heparines, heparines met laag moleculair gewicht, fondaparinux, desuridine, trombolytische middelen, GPIIb/IIIa receptor antagonisten, ticlopidine, prasugrel, dextran, sulfi npyrazon, rivaroxaban en vitamine K antagonisten zijn niet onderzocht en kunnen de kans op bloedingen verhogen. Bij chronisch gebruik verhoogden NSAID’s in de RE-LY-studie het risico op bloedingen met ongeveer50% bij zowel dabigatran als warfarine. Dabigatran wordt niet gemetaboliseerd door het cytochroom-P450-systeem en heeft geen effect in vitro op menselijke cytochroom-P450-enzymen. Dabigatran etexilaat is een substraat <strong>voor</strong> de effl uxtransporter P glycoproteïne. Proteaseremmersbeïnvloeden P glycoproteïne en gelijktijdige behandeling met dabigatran en deze middelen wordt daarom niet aanbevolen. Gelijktijdige toediening van P-glycoproteïne-inductoren (zoals rifampicine, sint-janskruid (Hypericum Perforatum), carbamazepine of fenytoïne)dient vermeden te worden. Preventie van CVA en systemische embolie: Nauwgezet medisch toezicht (met aandacht <strong>voor</strong> verschijnselen van bloeding of anemie) is vereist wanneer dabigatran gelijktijdig wordt toegediend met sterke P glycoproteïneremmers (zoals amiodaron,verapamil, kinidine, ketoconazol en claritromycine), in het bijzonder bij patiënten met een licht tot matig verminderde nierfunctie. Bij patiënten die tegelijk dabigatran etexilaat en verapamil krijgen, dient de dosis dabigatran te worden verlaagd naar 220 mg ingenomen als ééncapsule van 110 mg tweemaal per dag. Gelijktijdige behandeling met protonpompremmers (PPI) leek de werkzaamheid van dabigatran niet te verminderen. De toediening van ranitidine samen met dabigatran had geen klinisch relevant effect op de mate waarin dabigatranwerd geabsorbeerd. Preventie van VTE: Bij patiënten die gelijktijdig dabigatran en amiodaron, kinidine of verapamil gebruiken dient de dosering verlaagd te worden tot 150 mg dabigatran eenmaal daags. Bij patiënten met matige nierinsuffi ciëntie die gelijktijdig dabigatran enverapamil gebruiken dient een dosis van 75 mg dabigatran overwogen te worden. Bij patiënten die gelijktijdig dabigatran en claritromycine gebruiken dient nauwgezet klinisch toezicht te worden gehouden, in het bijzonder wat betreft het optreden van bloedingen, speciaal bijpatiënten met milde tot matige nierinsuffi ciëntie. Bijwerkingen: De meest gemelde bijwerkingen zijn bloedingen. Ernstige bloedingen kunnen, ongeacht waar ze in het lichaam optreden, leiden tot invaliditeit, levensbedreigend zijn of zelfs een dodelijke afl oop tot gevolg hebben.Indien ernstige bloedingen optreden moet de behandeling worden gestopt en de bron van de bloeding worden onderzocht. Er is geen antidotum <strong>voor</strong> dabigatran. Andere vaak <strong>voor</strong>komende klachten zijn buikpijn, diarree, dyspepsie, misselijkheid (minder dan 10%). Preventie vanCVA en systemische embolie: Bloedingen kwamen in totaal bij ongeveer 16,5% van de patiënten <strong>voor</strong>; ernstige bloedingen werden zelden gerapporteerd in het klinisch onderzoek (minder dan 3,5%). Dabigatran werd in de RELY studie gerelateerd aan een hogere incidentie vanmajeure gastro-intestinale bloedingen. De toediening van een protonpompremmer kan overwogen worden om een gastro-intestinale bloeding te <strong>voor</strong>komen. Preventie van VTE: Bloedingen kwamen in totaal bij ongeveer 14% van de patiënten <strong>voor</strong>; ernstige bloedingen (inclusiefwondbloedingen) werden zelden gerapporteerd (minder dan 2%). Verpakking: Pradaxa 75 mg, 110 en 150 mg worden geleverd in aluminium blisterverpakkingen van 60 stuks. Afleverstatus: U.R. Registratie: EU/1/08/442/003, EU/1/08/442/007, EU/1/08/442/011.Registratiedatum 18 maart 2008 (VTE) en 4 augustus 2011 (CVA). Vergoeding en prijzen: Preventie van VTE: Pradaxa wordt volledig vergoed binnen het GVS, Preventie van CVA en systemische embolie: vergoeding nog niet beoordeeld door VWS. Voor prijzen, zie KNMPtaxe. Voor volledige productinformatie is de 1B tekst op aanvraag beschikbaar. Boehringer Ingelheim bv., Comeniusstraat 6, 1817 MS Alkmaar. Tel. 0800-2255889. Datum herziening van de tekst: augustus 2011. Referentie: 1. Pradaxa 1B-tekst augustus 2011.11269/PRA - IB b160xh60.indd 1 09-09-11 16:42169 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 18, Nr 4, december 2011
<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>Osteointegratie van een schroefcup na 18 jaar –retrieval studieiwww.ntv-orthopaedie.nl/vanochten1804/J.H.M. van Ochten en Ton VervestDit artikel bespreekt de mate van osseo-integratie van een CSF-schroefcup op basis van een histolgische analyse van hetbotweefsel bij een retrieval van zo’n schroefcup.InleidingDe Alloclassic Conical Selftaping cement-Free(CSF) schroefcup is ontwikkeld door prof. dr. K.Zweymuller en werd in 1985 <strong>voor</strong> het eerst geïmplanteerd.De cup is vervaardigd van graad 4Protasul titanium, gezandstraald met een microstructuurvan 3–5 µm en een dikte van 1 mm. Aande onderzijde van de cup zitten twee openingen,waardoor de operateur de bodem van het geprepareerdeacetabulum kan beoordelen. De ultra–hoogmolecuulgewicht polyethyleen insert is 1,5 mmdik. De buitenzijde is bedekt met titanium, zodathet polyethyleen niet in contact komt met het bot.Deze cup articuleert met een keramisch (biolox) ofmetaal (cobalt-chroom) kopje.Vol18dec’11Patiënt en methodeEen 87–jarige vrouw presenteerde zich op de spoedeisendehulp met een pijnlijke, niet-belastbare rechter heup enbovenbeen na een val in huis. Patiënte had al 18 jaar eentotaleheupprothese aan die zijde. De prothese die patiëntehad, was een Zweymuller Alloclassic ongecementeerdesteelprothese met een CSF-schroefcup. Het röntgenonderzoektoonde een periprosthetische femurfractuur (Figuur1). De volgende dag werd een plaatosteosynthese verrichtin combinatie met cerclagedraden (Figuur 2). Op de derdepostoperatieve dag overleed patiënte als gevolg van eencardiale oorzaak en werd door de familie werd toestemminggegeven <strong>voor</strong> nader onderzoek van de schroefcup.Tijdens de obductie werd de goedgefixeerde schroefcupmet het omringende bot verwijderd.Organen en weefsels kunnen slechts zelden zonder <strong>voor</strong>bereidingonder een microscoop worden onderzocht. Alleendunne coupes van weefsel zijn doorgankelijk <strong>voor</strong> licht ofelektronen. Om dunne coupes te kunnen maken wordenweefsels eerst gefixeerd en in een snijdbaar materiaalingebed. 1Drs. J.H.M .van Ochten, AIOS orthopedie endr. A.M.J.S. Vervest, orthopedisch chirurg,Tergooiziekenhuizen Hilversum, Van Riebeeckweg 212,1213 XZ Hilversum.Corrspondentie: drs. J.H.M .van OchtenE-mail: Jhm.van.ochten@gmail.comFiguur 1. Periprosthetische femurfractuur onder totaleheupprotheseHet bot van onze patient werd gefixeerd in metamethylacrylaaten werd vervolgens met behulp van een diamantzaagin coupes van 50 μm gesneden. Om structuren<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 18, Nr 4, december 2011 ■ 170