09.12.2012 Views

Generatie IV 8. Nikolaas van der Woude, geb. - Nico van der Woude

Generatie IV 8. Nikolaas van der Woude, geb. - Nico van der Woude

Generatie IV 8. Nikolaas van der Woude, geb. - Nico van der Woude

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

In de marge is een verklaring <strong>van</strong> de drie broers opgenomen uit<br />

maart 1713, waarin zij de goede afhandeling bevestigen.<br />

Ver<strong>der</strong> worden enkele persoonlijke bezittingen <strong>van</strong> Geertje opgesomd,<br />

die een goed beeld geven <strong>van</strong> haar afkomst en voorou<strong>der</strong>s.<br />

Zo is er sprake <strong>van</strong> een zilveren on<strong>der</strong>riem, gemerkt “Romcktien<br />

Johannes, 1651”. Dat kleinood is zon<strong>der</strong> twijfel afkomstig <strong>van</strong><br />

Geertjes moe<strong>der</strong>.<br />

Ver<strong>der</strong> is er een zilveren “roocker”, gemerkt “Gertie Reins”. Zij is<br />

Geertje Mients’ grootmoe<strong>der</strong> <strong>van</strong> moe<strong>der</strong>skant. Er is ook nog een haak<br />

met kettingen, gemerkt “Hiltie Johannes, 1665”. Die zal Geertje<br />

waarschijnlijk gekregen hebben <strong>van</strong> haar tante <strong>van</strong> moe<strong>der</strong>skant.<br />

Daarna wordt het allemaal wat min<strong>der</strong> zeker, want er is sprake <strong>van</strong><br />

gegraveerde initialen. Zo is er een zilveren lepel, gemerkt<br />

“M.A.A.M”. Het meest waarschijnlijke is, dat de lepel met die<br />

initialen ooit toebehoord heeft aan Geertjes overgrootmoe<strong>der</strong>, As<br />

Metskes en haar tweede man Metske Auckes.<br />

Ver<strong>der</strong> is er de hierboven genoemde zilveren priem, gemerkt “Romck<br />

Halbesma, 1601”. Die zou afkomstig kunnen zijn <strong>van</strong> een<br />

overgrootmoe<strong>der</strong> <strong>van</strong> Geertje: Romck Geerts, die in<strong>der</strong>daad banden<br />

heeft met de familie met die naam.<br />

Ten slotte is er nog een zilveren oorijzer en een psalmboek,<br />

gemerkt “G.M.”. Dat boekje zal denkelijk <strong>van</strong> Geertje zelf geweest<br />

zijn.<br />

Ver<strong>der</strong> is er ook sprake <strong>van</strong> zilver en goud <strong>van</strong> Luitjen Botes, <strong>van</strong><br />

zijn ou<strong>der</strong>s geërfd.<br />

Luitjen blijkt overigens op deze datum in 1695 al hertrouwd te<br />

zijn. Zijn tweede vrouw, Antje Wiegers, brengt bij haar huwelijk<br />

140 cg. in. Op 24-3-1696 is Oene Pytters, ont<strong>van</strong>ger te Kollum<br />

curator over de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> Luitjen Botes en de overleden Gertie<br />

Mients. Tussen 13-10 en 31-12-1696 zou Luitjen overleden zijn (NT.<br />

13.113 nr. 352), maar op 13-6-1697 is hij curator over Gertie<br />

Claases, dochter <strong>van</strong> Claas Luitjens en Gertie Wiegers (denkelijk de<br />

zus <strong>van</strong> zijn tweede vrouw, Antie Wiegers).<br />

In de floreenkohieren <strong>van</strong> 1700 en 1708 komt Luitjen met regelmaat<br />

voor. 836 Vaak is dat als naastligger, maar hij heeft zelf ook veel<br />

bezittingen.<br />

Zon<strong>der</strong> volledig te willen zijn: hij is terug te vinden te<br />

Westergeest nummer 54, 55, 58, 81. Ook on<strong>der</strong> Oudwoude heeft Luitjen<br />

bezittingen op de nummers 88, 91 en 92. In Augsbuurt ten slotte,<br />

komt hij voor op de nummers 50, 51 en 5<strong>8.</strong><br />

In september 1702 komt Luitjen voor in de bijlagen <strong>van</strong> het Hof <strong>van</strong><br />

Friesland. 837 Hij is dan “46 of 47 jaren” oud en is huisman on<strong>der</strong><br />

Westergeest.<br />

Vóór 16 februari 1706 is Luitjen Botes overleden, want dan is Mark<br />

Sierks curator over Mient en Jeen. 838<br />

Op 23 februari 1706 is Jelle Wiegers curator over de kin<strong>der</strong>en uit<br />

het tweede huwelijk: Wieger, Frouw en Martien.<br />

Op 26 februari 1706 vindt er een inventarisatie plaats in het<br />

sterfhuis <strong>van</strong> Luitjen Botes. 839<br />

Uit de akte wordt duidelijk dat hij in zijn leven letterlijk en<br />

figuurlijk goed <strong>geb</strong>oerd heeft. Bij de goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> wijlen Gertie<br />

Mients is on<strong>der</strong> meer sprake <strong>van</strong> een part <strong>van</strong> Metske Auckes huizinge<br />

te Kollum.<br />

Bij het zilver wordt opnieuw de lepel vermeld, gemerkt “M.A.A.M.”<br />

en een zilveren lepel, gemerkt “T.J.”, “Luitjen <strong>van</strong> Jan Botes<br />

aangeerft”.<br />

Kort daarop volgen twee akten waarin de finale scheiding zijn<br />

beslag krijgt. 840<br />

Op 10 mei 1707 wordt Sibrandi Wybo, vice-secretaris <strong>van</strong><br />

Kollumerland, curator over de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> Antje en de overleden<br />

Luitjen.<br />

In 1728 zijn de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> Luitjen en Antie Wiegers, te weten<br />

Wieger, Frouck en Martjen Luitjens, eigenaars <strong>van</strong> stem 17 te

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!