06.05.2019 Views

Vergroening Warmtevoorziening Vlaamse Huishoudens

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

17_06_BBL<br />

17_06_03 versie C p. 125/150<br />

misschien voor sommige sectoren of partijen steevast dat EPB altijd wat de feiten achterna holt. Dit is<br />

ook niet onlogisch gezien het aantal stappen en de doorlooptijd om wijzigingen binnen EPB aan te<br />

brengen.<br />

Op vlak van groene warmtetechnologieën en aanverwanten werden er door VEA binnen EPB de<br />

afgelopen jaren reeds welgekomen stappen voorwaarts gezet. Zo werd er bijvoorbeeld een rekenkader<br />

rond externe warmtelevering ontwikkeld, de eis “minimum aandeel hernieuwbare energie” werd<br />

uitgebreid naar ingrijpende energetische renovaties, de inrekening van preferente- en niet-preferente<br />

warmtegeneratoren werd aangepast met nog tal van andere kleinere en minder kleine aanpassingen.<br />

Toch blijven er nog tal van werkpunten over die in het licht van een vergroening van de<br />

warmtevoorziening en het verstrengingspad met urgentie dienen aangepakt. In die zin is het zinvol om<br />

maatregel “4.2.5 Innovatie en EPB” uit de conceptnota Warmteplan 2020 te concretiseren met<br />

volgende werkpunten:<br />

1. Het uitbreiden of aanpassen van de primaire energiefactoren en het rekenkader binnen EPB<br />

zodat:<br />

a. Bronnen als diepe geothermie of bijvoorbeeld zonnethermie aangesloten op een<br />

warmtenet kunnen worden doorgerekend;<br />

b. Daarnaast is het aanbevolen om de primaire energiefactoren te herevalueren van de<br />

energiebronnen die momenteel al zijn opgenomen. We denken hierbij aan de primaire<br />

energiefactor van biomassa die momenteel gelijk gesteld wordt met die van aardgas.<br />

Vanuit een alternatieve denkwijze zou de primaire energiefactor benaderd kunnen<br />

worden als een “primary resource depletion factor” waardoor er wel een onderscheid<br />

met fossiele brandstoffen wordt gemaakt. Als randvoorwaarde lijkt het dan wel<br />

belangrijk dat zowel de biomassa als de installatie zou voldoen aan bepaalde<br />

duurzaamheidscriteria;<br />

c. Ook de artificiële ondergrens (=0,7) van de primaire energiefactor die bij externe<br />

warmtelevering als laagste kan worden bekomen dient in vraag gesteld te worden,<br />

gezien de berekenbare prestaties op basis van wetenschappelijke principes van tal van<br />

energieconcepten beduidend gunstiger zouden kunnen uitkomen (bijvoorbeeld de<br />

berekening van een warmtenet gevoed met zuivere restwarmte);<br />

2. Werken aan een pragmatische manier om grootschaligere/ complexere warmtenetten in te<br />

rekenen. Momenteel zijn de administratieve lasten voor het rekenkader externe<br />

warmtelevering t.g.v. de EPB-regelgeving hoog. Dit is het geval zowel in de voorberekening en<br />

aanvraag als met de uiteindelijke staving. Voor een deel is dit onafwendbaar maar naarmate<br />

warmtenetten groeien en meerdere warmtebronnen en -klanten krijgen neemt ook de<br />

administratieve last gevoelig toe. Hier tegenover kunnen behoorlijke extra kosten staan voor<br />

de warmtenetontwikkelaar die de kostprijs van de EPB-verslaggeving kunnen overstijgen,<br />

afhankelijk van de omvang van de vastgoedontwikkeling;<br />

Het zou de zaken veel duidelijker en efficiënter maken om op systeemniveau een factor te<br />

bepalen (mix van bronnen + distributiesysteem) die geldig is voor alle aangesloten gebruikers.<br />

De aanpak zoals gebruikt in Nederland (een “Energiemaatregelen gebied”) kan hierbij als<br />

voorbeeld gehanteerd worden. Daarbij wordt een equivalent opwekkingsrendement bepaald<br />

als het rendement op primaire energie van de warmte- of koudelevering tot aan de<br />

perceelgrens. Daarbij wordt rekening gehouden met alle bijdragen aan energiegebruik en -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!