06.05.2019 Views

Vergroening Warmtevoorziening Vlaamse Huishoudens

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

17_06_BBL<br />

17_06_03 versie C p. 36/150<br />

Warmtevraag Gebouwensector (residentieel + tertiair)<br />

2010 [GWh] 2030 [GWh] 2050 [GWh]<br />

volgens CLIMACT-studie - Verkenning 1 (CLIMACT, 2014)<br />

Finale warmtevraag: Ruimteverwarming + warm water 53 000 38 000 25 000<br />

Figuur 16 - Prognose evolutie finale warmtevraag voor de gebouwensector volgens de CLIMACTstudie<br />

uit 2014 (Climact, 2014)<br />

Opmerkingen en vaststellingen:<br />

• Uit de hernieuwbare energie-atlas van VITO blijkt een groot verschil tussen het theoretischtechnisch<br />

potentieel en het realistisch potentieel. Op het eerste zicht lijkt er vanuit het<br />

theoretisch-technische potentieel voldoende duurzame warmte voor de <strong>Vlaamse</strong> residentiële<br />

warmtevoorziening. We dienen hier echter voorzichtig om te springen:<br />

o Een belangrijk deel van het potentieel zal aangewend worden voor niet-residentiële<br />

toepassingen;<br />

o Het potentieel is voor sommige warmtebronnen sterk geografisch gebonden waardoor<br />

sommige plekken een overvloed en andere plekken een tekort aan potentieel kunnen<br />

ervaren. In de beschrijvende paragrafen hierna worden indicatief deze locaties<br />

tekstueel beschreven of op kaart weergegeven;<br />

o Een bepaalde warmtevrager kan meerdere potentiële duurzame warmtebronnen<br />

benutten maar de niet-weerhouden mogelijke warmtebronnen kunnen niet zomaar<br />

aangewend worden voor de overige warmtevraag. Een deel van het niet aangesloten<br />

realistische potentieel komt te vervallen naarmate warmtevragers met andere<br />

bronnen worden uitgerust. Een maatschappelijke kosten-baten analyse kan uitsluitsel<br />

brengen over de gewenste warmtebron per locatie;<br />

• Het verschil tussen het realistisch potentieel en het theoretische/ technische potentieel laat<br />

zien dat er voor tal van warmtebronnen nog aanzienlijke beleidsinspanningen geleverd moeten<br />

om dit realistische potentieel op te krikken en te valoriseren;<br />

• Het belang van meer energie-efficiëntie in het <strong>Vlaamse</strong> gebouwenpatrimonium is enorm:<br />

o Door in te zetten op efficiëntie wordt het (relatieve) aandeel van duurzame<br />

warmtebronnen in Vlaanderen verhoogd;<br />

o Tegelijkertijd verhoogt de toepasbaarheid van bepaalde duurzame warmtebronnen in<br />

Vlaanderen. Woningen met weinig warmtevraag lenen zich beter tot lagetemperatuursystemen<br />

voor de warmteafgifte, wat op zijn beurt de haalbaarheid van<br />

warmteproductiesystemen (bijvoorbeeld; lucht-water warmtepomp) verhoogd.<br />

• Het importmaximum van biomassa uit de tabel wordt niet gedragen door BBL aangezien zij dit<br />

potentieel als te hoog inschatten omdat dit volgens BBL niet in lijn is met wat duurzaam<br />

beschikbaar is 19 ;<br />

• Het bronpotentieel uit overzicht kan in praktijk niet geheel worden toegewezen aan louter de<br />

gebouwensector alleen. Ook andere sectoren (bijvoorbeeld industrie) zullen een deel van dit<br />

potentieel innemen ten koste van de beschikbaarheid voor andere sectoren;<br />

• De keuze voor bepaalde duurzame warmtebronnen kan ook een grote impact hebben op de<br />

benodigde eigen productiecapaciteit of importcapaciteit van duurzame elektriciteit,<br />

19<br />

BBL baseert zich op de studie “Forest biomass for energy in the EU: current trends, carbon balance<br />

and sustainable potential” uit 2014 door IINAS, EFI & JR; zie ook “CRUCIAL ENERGY CHOICES IN<br />

BELGIUM - AN INVESTIGATION OF THE OPTIONS, OUR ENERGY FUTURE, 3E, 2014.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!